EUR-Lex Access to European Union law
This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 61977CC0116
Opinion of Mr Advocate General Reischl delivered on 20 June 1978. # G. R. Amylum NV and Tunnel Refineries Limited v Council and Commission of the European Communities. # Isoglucose - Direct action. # Joined cases 116 and 124/77.
Conclusie van advocaat-generaal Reischl van 20 juni 1978.
G. R. Amylum NV en Tunnel Refineries Limited tegen Raad en Commissie van de Europese Gemeenschappen.
Isoglucose - Rechtstreeks beroep.
Gevoegde zaken 116 en 124/77.
Conclusie van advocaat-generaal Reischl van 20 juni 1978.
G. R. Amylum NV en Tunnel Refineries Limited tegen Raad en Commissie van de Europese Gemeenschappen.
Isoglucose - Rechtstreeks beroep.
Gevoegde zaken 116 en 124/77.
Jurisprudentie 1979 -03497
ECLI identifier: ECLI:EU:C:1978:134
CONCLUSIE VAN DE ADVOCAAT-GENERAAL G. REISCHL
VAN 20 JUNI 1978 ( 1 )
Mijnbeer de President,
mijne beren Rechters,
Voor de feiten in de onderhavige zaken, waarin het eveneens gaat om de nieuwe zetmeelzoetstof isoglucose en de desbetreffende regeling — te weten verordening nr. 1111/77 (PB L 134 van 28 mei 1977, blz. 4) waarbij een produktieheffing werd ingevoerd — kan ik verwijzen naar mijn inleidende uiteenzetting in de prejudiciële zaken 103, 125 en 145/77.
Verzoeksters hebben sinds enige tijd isoglucose in produktie genomen, althans aanzienlijk geïnvesteerd in de oprichting of uitbreiding van produktie-installaties. Naar hun mening worden zij door de nieuw ingevoerde produktieheffing op isoglucose dermate overbelast dat de vervaardiging hiervan onrendabel wordt en moet worden gestaakt respectievelijk niet kan worden gestart. Aangezien de gemeenschapsregeling volgens hen in verschillende opzichten een genoegzaam gekwalificeerde schending oplevert van hogere rechtsregels, gegeven ter bescherming van particulieren, en er derhalve sprake is van een onrechtmatige daad van de gemeenschapsoverheid, is deze verplicht de daardoor veroorzaakte en alsnog te veroorzaken schade te vergoeden.
De respectieve verzoeksters vorderen:
in de zaak 116/77, dat de gemeenschapsinstellingen aansprakelijk worden verklaard voor de vaststelling van de verordeningen nr. 1111/77 (PB L 134 van 1977, blz. 4) en nr. 1468/77 (PB L 162 van 1977, blz. 7) en worden veroordeeld tot vergoeding van de daardoor veroorzaakte schade, voorlopig begroot op BF 777 miljoen,
in de zaak 124/77, dat de Raad en de Commissie worden veroordeeld tot vergoeding van de schade, geleden als gevolg van de regeling inzake de produktieheffing en met name omvattende de kosten van afschrijving en omschakeling van de bedrijfsinstallaties voor de isoglucoseproduktie alsmede de verliezen bij de isoglucoseproduktie in het seizoen 1977/78,
in de zaak 143/77, dat de gemeenschapsinstellingen aansprakelijk worden verklaard gelijk in de zaak 116/77 en dat de Gemeenschap wordt veroordeeld tot vergoeding van de door de regeling veroorzaakte schade, voorlopig begroot op Fl 154268000.
De gemeenschapsinstellingen concluderen tot niet-ontvankelijk-althans ongegrondverklaring van de vorderingen in de zaken 116 en 124/77 en tot ongegrondverklaring van de vordering in de zaak 143/77.
Ik wil hier nog vermelden dat verzoekster Scholten-Honig bovendien in een andere zaak (153/77) schadevergoeding vordert voor het vervallen van de produktierestitutie voor isoglucose, waarbij zij zich beroept op de verordeningen nrs. 1862/76 (PB L 206 van 1976, blz. 3) en 2158/76 (PB L 241 van 1976, blz. 21). Die zaak is met de onderhavige niet gevoegd; de problemen in die zaak zullen derhalve niet thans doch eventueel in een afzonderlijke conclusie worden besproken.
I — |
Overeenkomstig de conclusies van verweerders zal ik eerst de ontvankelijkheid van de vorderingen bezien. Hierover behoef ik na mijn uiteenzetting in de prejudiciële zaken 103, 125 en 145/77 niet lang uit te weiden.
|
II — |
Waar nu de ontvankelijkheid van de beroepen niet op beslissende bezwaren stuit, is over de gegrondheid het volgende op te merken. De eerste voorwaarde bij een actie uit hoofde van aansprakelijkheid wegens een overheidsdaad is dat het een onrechtmatige daad is. Bij normatieve handelingen van economisch beleid — zoals de invoering van een produktieheffing op isoglucose stellig is — dient voorts sprake te zijn van een voldoende gekwalificeerde schending van een ter bescherming van particulieren gegeven hogere rechtsregel (zaak 5/71, Schöppenstedt, arrest van 2 december 1971, Jurisprudentie 1971, blz. 975). Verzoeksters hebben te dezen grotendeels gelijke argumenten aangevoerd als in de prejudiciële zaken 103 en 145/77 betreffende de geldigheid van verordening nr. 1111/77. Voor zover zij in de aansprakelijkheidsprocedures nog nadere aspecten hebben belicht, heb ik die eveneens reeds besproken in de prejudiciële zaken. Ik meen dan ook al deze argumenten niet wederom te hoeven behandelen en mij samenvattend te kunnen beperken tot de bevinding dat in geen der besproken opzichten — schending van de doelstellingen van artikel 39 EEG-Verdrag, schending van het evenredigheidsbeginsel, schending van het discriminatieverbod, schending van het recht op bedrijfsuitoefening, miskenning van het rechtszekerheidsbeginsel, schending van het gerechtvaardigd vertrouwen, en misbruik van bevoegdheid — twijfel kan rijzen aan de geldigheid en rechtmatigheid van de heffingsregeling voor isoglucose. In dit verband is dit voldoende. Inzonderheid behoeft ook niet meer te worden ingegaan op het door verweerders tevens opgeworpen probleem of alle aangevoerde rechtsnormen — met name de doelstellingen van artikel 39 en het evenredigheidsbeginsel — wel als hogere beschermende rechtsregels in de zin van bovengenoemde jurisprudentie zijn te beschouwen. Mijns inziens blijft er dan ook een andere mogelijkheid dan de beroepen in volle omvang ongegrond te verklaren. |
III — |
Samenvattend concludeer ik tot verwerping van de door Amylum, Tunnel Refineries en Scholten-Honig ingestelde aansprakelijkheidsberoepen, met verwijzing van verzoeksters in de kosten overeenkomstig artikel 69 Reglement procesvoering. |
( 1 ) Vertaald uit het Duits.