Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 61976CJ0021

Arrest van het Hof van 30 november 1976.
Handelskwekerij G. J. Bier BV tegen Mines de potasse d'Alsace SA.
Verzoek om een prejudiciële beslissing: Gerechtshof 's-Gravenhage - Nederland.
EEG-Executieverdrag - Artikel 5, 3.
Zaak 21-76.

Jurisprudentie 1976 -01735

ECLI identifier: ECLI:EU:C:1976:166

61976J0021

ARREST VAN HET HOF VAN 30 NOVEMBER 1976. - HANDELSKWEKERIJ G. J. BIER B. V. TEGEN MINES DE POTASSE D'ALSACE S. A. - (VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING, INGEDIEND DOOR HET GERECHTSHOF TE'S - GRAVENHAGE). - ZAAK NO. 21/76.

Jurisprudentie 1976 bladzijde 01735
Griekse bijz. uitgave bladzijde 00613
Portugese bijz. uitgave bladzijde 00677
Spaanse bijz. uitgave bladzijde 00557
Zweedse bijz. uitgave bladzijde 00209
Finse bijz. uitgave bladzijde 00219


Samenvatting
Partijen
Onderwerp
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum

Trefwoorden


VERDRAG VAN 27 SEPTEMBER 1968 - LUCHT- EN WATERVERVUILING - INTERNATIONAAL GEDING - ONRECHTMATIGE DAAD - BEVOEGDE RECHTER - BIJZONDERE BEVOEGDHEDEN - PLAATS WAAR HET SCHADEBRENGENDE FEIT ZICH HEEFT VOORGEDAAN - PLAATS VAN DE VEROORZAKENDE GEBEURTENIS EN PLAATS WAAR DE SCHADE IS INGETREDEN - CRITERIA VAN BETEKENIS VOOR DE RECHTERLIJKE BEVOEGDHEID - KEUZEMOGELIJKHEID VAN VERZOEKER

( VERDRAG VAN 27 SEPTEMBER 1968 , ARTIKEL 5 , SUB 3 )

Samenvatting


INGEVAL DE PLAATS WAAR ZICH EEN FEIT HEEFT VOORGEDAAN DAT EEN AANSPRAKELIJKHEID UIT ONRECHTMATIGE DAAD MEEBRENGEN , EN DE PLAATS WAAR DOOR DIT FEIT SCHADE IS ONTSTAAN , NIET SAMENVALLEN , MOET DE UITDRUKKING ' ' PLAATS WAAR HET SCHADEBRENGENDE FEIT ZICH HEEFT VOORGEDAAN ' ' IN ARTIKEL 5 , SUB 3 ), VAN HET VERDRAG VAN 27 SEPTEMBER 1968 BETREFFENDE DE RECHTERLIJKE BEVOEGHEID EN DE TENUITVOERLEGGING VAN BESLISSINGEN IN BURGERLIJKE EN HANDELSZAKEN , ALDUS WORDEN VERSTAAN DAT ZOWEL DE PLAATS WAAR DE SCHADE IS INGETREDEN , ALS DE PLAATS VAN DE VEROORZAKENDE GEBEURTENIS IS BEDOELD . HIERUIT VOLGT DAT DE VERWEERDER TER KEUZE VAN DE VERZOEKER KAN WORDEN OPGEROEPEN VOOR DE RECHTER HETZIJ VAN DE PLAATS WAAR DE SCHADE IS INGETREDEN , HETZIJ VAN DE PLAATS VAN DE VEROORZAKENDE GEBEURTENIS DIE AAN DE SCHADE TEN GRONDSLAG LIGT .

Partijen


IN DE ZAAK 21-76 ,

BETREFFENDE EEN VERZOEK AAN HET HOF KRACHTENS ARTIKEL 1 VAN HET PROTOCOL VAN 3 JUNI 1971 BETREFFENDE DE UITLEGGING DOOR HET HOF VAN JUSTITIE VAN HET VERDRAG VAN 27 SEPTEMBER 1968 BETREFFENDE DE RECHTERLIJKE BEVOEGDHEID EN DE TENUITVOERLEGGING VAN BESLISSINGEN IN BURGERLIJKE EN HANDELSZAKEN , VAN HET GERECHTSHOF TE ' S-GRAVENHAGE , IN HET ALDAAR AANHANGIG GEDING TUSSEN

HANDELSKWEKERIJ G . J . BIER BV , GEVESTIGD TE NIEUWERKERK AAN DE IJSSEL ,

EN

STICHTING REINWATER , GEVESTIGD TE AMSTERDAM ,

ENERZIJDS

EN

SOCIETE ANONYME MINES DE POTASSE D ' ALSACE , SA , GEVESTIGD TE MULHOUSE ,

ANDERZIJDS

Onderwerp


OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING INZAKE DE UITLEGGING VAN HET BEGRIP ' ' PLAATS WAAR HET SCHADEBRENGENDE FEIT ZICH HEEFT VOORGEDAAN ' ' , IN DE ZIN VAN ARTIKEL 5 , SUB 3 ), VAN HET VERDRAG VAN 27 SEPTEMBER 1968 ,

Overwegingen van het arrest


1 OVERWEGENDE DAT HET GERECHTSHOF TE ' S-GRAVENHAGE BIJ ARREST VAN 27 FEBRUARI 1976 , INGEKOMEN TER GRIFFIE VAN HET HOF OP 2 MAART 1976 , KRACHTENS HET PROTOCOL VAN 3 JUNI 1971 BETREFFENDE DE UITLEGGING VAN HET VERDRAG VAN 27 SEPTEMBER 1968 BETREFFENDE DE RECHTERLIJKE BEVOEGDHEID EN DE TENUITVOERLEGGING VAN BESLISSINGEN IN BURGERLIJKE EN HANDELSZAKEN ( HIERNA TE NOEMEN ' ' VERDRAG ' ' ), EEN VRAAG HEEFT GESTELD OVER DE UITLEGGING VAN ARTIKEL 5 , SUB 3 , VAN HET VERDRAG ;

2 DAT BLIJKENS HET VERWIJZINGSARREST HET IN HOGER BEROEP VOOR HET GERECHTSHOF DIENENDE GEDING IN DEZE STAND BETREKKING HEEFT OP DE BEVOEGDHEID VAN DE ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE ROTTERDAM , EN IN HET ALGEMEEN VAN DE NEDERLANDSE RECHTER , OM KENNIS TE NEMEN VAN EEN VORDERING , WELKE DOOR EEN KWEKERIJ , GEVESTIGD IN HET RESSORT VAN DE RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG , EN DOOR DE STICHTING REINWATER , WELKE TEN DOEL HEEFT DE VERBETERING VAN DE WATERKWALITEIT IN HET STROOMGEBIED VAN DE RIJN TE BEVORDEREN , IS INGESTELD TEGEN DE MINES DE POTASSE D ' ALSACE SA TE MULHOUSE ( FRANKRIJK ) TERZAKE VAN DE VERVUILING VAN HET RIJNWATER DOOR DE LOZING IN DEZE RIVIER VAN AFVALZOUTEN , AFKOMSTIG VAN HET BEDRIJF VAN GEINTIMEERDE ;

3 DAT BLIJKENS HET DOSSIER DE KWEKERIJ VAN EERSTGENOEMDE APPELLANTE VOOR DE BEVLOEIING IS AANGEWEZEN OP RIJNWATER WAARVAN HET HOGE ZOUTGEHALTE , NAAR ZIJ ZEGT , SCHADE TOEBRENGT AAN HAAR GEWASSEN EN HAAR NOODZAAKT TER BEPERKING VAN DIE SCHADE KOSTBARE MAATREGELEN TE TREFFEN ;

4 DAT VOLGENS APPELLANTEN DE ABNORMALE VERZILTING VAN DE RIJN IN HOOFDZAAK TE WIJTEN IS AAN DE MASSALE ZOUTLOZINGEN DOOR DE MINES DE POTASSE D ' ALSACE EN DAT ZIJ ZEGGEN DESWEGE EEN SCHADEACTIE TEGEN DEZE ONDERNEMING TE HEBBEN WILLEN INSTELLEN ;

5 DAT DE RECHTBANK TE ROTTERDAM ZICH BIJ VONNIS VAN 12 MEI 1975 ONBEVOEGD HEEFT VERKLAARD VAN DEZE VORDERING KENNIS TE NEMEN , DAARBIJ OVERWEGENDE DAT INGEVOLGE ARTIKEL 5 , SUB 3 , VAN HET VERDRAG DE VORDERING NIET BEHOORT TOT KENNISNEMING VAN DEZE RECHTBANK DOCH VAN DE FRANSE RECHTER DIE TER PLAATSE VAN DIE LOZING BEVOEGD IS ;

6 DAT BIER EN REINWATER VAN DIT VONNIS IN HOGER BEROEP ZIJN GEKOMEN BIJ HET GERECHTSHOF TE ' S-GRAVENHAGE DAT DAAROP HET HOF DE VOLGENDE VRAAG HEEFT VOORGELEGD :

' ' DIENT DE ZINSNEDE , DE PLAATS WAAR HET SCHADEBRENGENDE FEIT ZICH HEEFT VOORGEDAAN ' ' IN ARTIKEL 5 ONDER 3 VAN GENOEMD VERDRAG TE WORDEN UITGELEGD IN DE ZIN DAT DAARMEDE WORDT BEDOELD : ' ' DE PLAATS WAAR HET SCHADEFEIT ZICH HEEFT VOORGEDAAN ( DE SCHADE IS INGETREDEN OF OPGETREDEN ) ' ' DAN WEL : ' ' DE PLAATS WAAR HET FEIT DAT DE SCHADE TOT GEVOLG HAD IS GEPLEEGD ( WAAR DE HANDELING IS VERRICHT OF NAGELATEN ) ' ' ?

' ' ;

7 OVERWEGENDE DAT LUIDENS ARTIKEL 5 VAN HET VERDRAG ' ' DE VERWEERDER DIE WOONPLAATS HEEFT OP HET GRONDGEBIED VAN EEN VERDRAGSLUITENDE STAAT , IN EEN ANDERE VERDRAGSLUITENDE STAAT KAN WORDEN OPGEROEPEN : . . . 3 . TEN AANZIEN VAN VERBINTENISSEN UIT ONRECHTMATIGE DAAD : VOOR HET GERECHT VAN DE PLAATS WAAR HET SCHADEBRENGENDE FEIT ZICH HEEFT VOORGEDAAN ' ' ;

8 DAT DEZE BEPALING MOET WORDEN GELEZEN IN HET KADER VAN DE BEVOEGDHEIDSREGELING IN TITEL II VAN HET VERDRAG ;

9 DAT DEZE REGELING UITGAAT VAN EEN ALGEMENE ATTRIBUTIE VAN BEVOEGDHEID , OP GROND VAN ARTIKEL 2 , AAN DE RECHTER VAN DE STAAT VAN DE WOONPLAATS VAN DE VERWEERDER ;

10 DAT ARTIKEL 5 ECHTER VOORZIET IN EEN AANTAL BIJZONDERE BEVOEGDHEDEN , TER KEUZE VAN DE VERZOEKER ;

11 DAT DEZE KEUZEMOGELIJKHEID IS GEGEVEN TER WILLE VAN EEN NUTTIGE PROCESINRICHTING IN WELBEPAALDE GEVALLEN WAARIN EEN BIJZONDER NAUW VERBAND BESTAAT TUSSEN EEN VORDERING EN DE RECHTER DIE KAN WORDEN GEROEPEN DAARVAN KENNIS TE NEMEN ;

12 DAT ALDUS TEN AANZIEN VAN VERBINTENISSEN UIT ONRECHTMATIGE DAAD DE VERZOEKER ZICH KRACHTENS ARTIKEL 5 , SUB 3 , MAG WENDEN TOT DE RECHTER ' ' VAN DE PLAATS WAAR HET SCHADEBRENGENDE FEIT ZICH HEEFT VOORGEDAAN ' ' ;

13 DAT DE ZIN VAN DEZE UITDRUKKING , IN DE SAMENHANG VAN HET VERDRAG , ONDUIDELIJK IS , WANNEER DE GEBEURTENIS DIE AAN DE SCHADE TEN GRONDSLAG LIGT , HEEFT PLAATSGEVONDEN IN EEN ANDERE STAAT DAN DIE WAAR DE SCHADE IS INGETREDEN , ZOALS MET NAME HET GEVAL IS BIJ LUCHT- OF WATERVERVUILING OVER DE LANDSGRENZEN ;

14 DAT DE FORMULE ' ' PLAATS WAAR HET SCHADEBRENGENDE FEIT ZICH HEEFT VOORGEDAAN ' ' IN DE VERSCHILLENDE TALEN VAN HET VERDRAG DE VRAAG OPENLAAT , OF TER BEPALING VAN DE RECHTERLIJKE BEVOEGDHEID IN DE BESCHREVEN SITUATIE DE PLAATS VAN DE VEROORZAKENDE GEBEURTENIS DAN WEL DE PLAATS WAAR DE SCHADE IS INGETREDEN , ALS AANKNOPINGSPUNT MOET WORDEN GENOMEN OF DAT AAN VERZOEKER DE KEUZE TUSSEN EEN VAN DEZE BEIDE MOET WORDEN TOEGEKEND ;

15 DAT TEN DEZE ZIJ OPGEMERKT DAT DE PLAATS VAN DE VEROORZAKENDE GEBEURTENIS NIET MINDER DAN DE PLAATS VAN INTREDEN DER SCHADE AL NAAR HET GEVAL VAN BETEKENIS KAN ZIJN ALS AANKNOPINGSPUNT VOOR DE RECHTERLIJKE BEVOEGDHEID ;

16 DAT IMMERS EERST VAN AANSPRAKELIJKHEID UIT ONRECHTMATIGE DAAD KAN WORDEN GESPROKEN , WANNEER EEN OORZAKELIJK VERBAND IS KOMEN VAST TE STAAN TUSSEN DE SCHADE EN HET FEIT WAARUIT DIE SCHADE IS VOORTGEKOMEN ;

17 DAT , GELET OP DE NAUWE BETREKKING TUSSEN DE VOOR ELKE AANSPRAKELIJKHEID NOODZAKELIJKE ELEMENTEN , HET NIET GERADEN VOORKOMT TE KIEZEN VOOR EEN VAN DE BEIDE GENOEMDE AANKNOPINGSPUNTEN MET UITSLUITING VAN HET ANDERE , DAAR ELK HIERVAN NAAR GELANG VAN DE OMSTANDIGHEDEN EEN BIJZONDER NUTTIG UITGANGSPUNT KAN VORMEN VOOR DE BEWIJSLEVERING EN DE PROCESVOERING ;

18 DAT EEN EXCLUSIEVE KEUZE TE MINDER WENSELIJK VOORKOMT , DAAR DE RUIME FORMULE VAN ARTIKEL 5 , SUB 3 , VAN HET VERDRAG EEN GROTE VERSCHEIDENHEID VAN AANSPRAKELIJKHEIDSSOORTEN OMVAT ;

19 DAT DE BETEKENIS VAN DE UITDRUKKING ' ' PLAATS WAAR HET SCHADEBRENGENDE FEIT ZICH HEEFT VOORGEDAAN ' ' IN ARTIKEL 5 , SUB 3 , DERHALVE ALDUS MOET WORDEN BEPAALD DAT AAN DE VERZOEKER DE KEUZE WORDT TOEGEKEND OM ZIJN VORDERING IN TE STELLEN HETZIJ TER PLAATSE VAN HET INTREDEN DER SCHADE HETZIJ TER PLAATSE VAN DE VEROORZAKENDE GEBEURTENIS ;

20 DAT DEZE BEVINDING STEUN VINDT IN DE OVERWEGING DAT ENERZIJDS DE AANWIJZING VAN ALLEEN DE PLAATS VAN DE VEROORZAKENDE GEBEURTENIS IN TAL VAN GEVALLEN ZOU LEIDEN TOT EEN VERSMELTING VAN DE BEVOEGDHEDEN , VOORZIEN IN DE ARTIKELEN 2 EN 5 , SUB 3 , VAN HET VERDRAG , DUSDANIG DAT HET NUTTIG EFFECT VAN LAATSTGENOEMDE BEPALING DAARBIJ VERLOREN ZOU GAAN ;

21 DAT ANDERZIJDS DE AANWIJZING VAN ALLEEN DE PLAATS VAN HET INTREDEN DER SCHADE TOT GEVOLG ZOU HEBBEN DAT IN GEVALLEN WAARIN DE PLAATS VAN DE VEROORZAKENDE GEBEURTENIS NIET DEZELFDE IS ALS DE WOONPLAATS VAN DE AANSPRAKELIJKE PERSOON , EEN NUTTIGE AANSLUITING BIJ DE BEVOEGDHEID VAN EEN RECHTER IN DE NAASTE NABIJHEID VAN DE OORZAAK DER SCHADE ZOU ZIJN UITGESLOTEN ;

22 DAT BOVENDIEN UIT EEN VERGELIJKING VAN DE RESPECTIEVE NATIONALE VOORSCHRIFTEN EN RECHTSPRAAK BETREFFENDE DE RECHTERLIJKE BEVOEGDHEIDSVERDELING - ZOWEL IN NATIONAAL VERBAND , NAAR RESSORT , ALS IN INTERNATIONAAL VERBAND - BLIJKT DAT , WELISWAAR VOLGENS EEN UITEENLOPEND RECHTSBELEID , ZOWEL HET ENE ALS HET ANDERE AANSLUITINGSCRITERIUM WORDT AANGEHANGEN EN WEL , IN VERSCHILLENDE STATEN , CUMULATIEF ;

23 DAT ALDUS DE HIERBOVEN ONTWIKKELDE UITLEGGING HET VOORDEEL BIEDT TE VOORKOMEN DAT DE OPLOSSINGEN DIE IN DE VERSCHILLENDE NATIONALE RECHTSSTELSELS ZIJN ONTWIKKELD , WORDEN DOORKRUIST , DOORDAT DE EENMAKING , OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 5 , SUB 3 , VAN HET VERDRAG , WORDT GEZOCHT IN DE RICHTING VAN EEN SAMENSTEL VAN DE OPLOSSINGEN DIE IN HUN BEGINSEL REEDS IN DE MEESTE BETROKKEN STATEN ZIJN AANVAARD ;

24 DAT DERHALVE DIENT TE WORDEN GEANTWOORD DAT INGEVAL DE PLAATS WAAR ZICH EEN FEIT HEEFT VOORGEDAAN DAT EEN AANSPRAKELIJKHEID UIT ONRECHTMATIGE DAAD KAN MEEBRENGEN , EN DE PLAATS WAAR DOOR DIT FEIT SCHADE IS ONTSTAAN , NIET SAMENVALLEN , DE UITDRUKKING ' ' PLAATS WAAR HET SCHADEBRENGENDE FEIT ZICH HEEFT VOORGEDAAN ' ' IN ARTIKEL 5 , SUB 3 , VAN HET VERDRAG ALDUS MOET WORDEN VERSTAAN DAT ZOWEL DE PLAATS WAAR DE SCHADE IS INGETREDEN , ALS DE PLAATS VAN DE VEROORZAKENDE GEBEURTENIS IS BEDOELD ;

25 DAT HIERUIT VOLGT DAT DE VERWEERDER TER KEUZE VAN DE VERZOEKER KAN WORDEN OPGEROEPEN VOOR DE RECHTER HETZIJ VAN DE PLAATS WAAR DE SCHADE IS INGETREDEN , HETZIJ VAN DE PLAATS VAN DE VEROORZAKENDE GEBEURTENIS DIE AAN DE SCHADE TEN GRONDSLAG LIGT ;

Beslissing inzake de kosten


TEN AANZIEN VAN DE KOSTEN

26 OVERWEGENDE DAT DE KOSTEN , DOOR DE REGERING VAN DE FRANSE REPUBLIEK , DOOR DE REGERING VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN EN DOOR DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN WEGENS INDIENING HUNNER OPMERKINGEN BIJ HET HOF GEMAAKT , NIET VOOR VERGOEDING IN AANMERKING KUNNEN KOMEN ;

27 DAT DE PROCEDURE TEN AANZIEN VAN DE PARTIJEN IN HET HOOFDGEDING ALS EEN ALDAAR GEREZEN INCIDENT IS TE BESCHOUWEN , ZODAT DE NATIONALE RECHTERLIJKE INSTANTIE OVER DE KOSTEN HEEFT TE BESLISSEN ;

Dictum


HET HOF VAN JUSTITIE ,

UITSPRAAK DOENDE OP DE DOOR HET GERECHTSHOF TE ' S-GRAVENHAGE BIJ ARREST VAN 27 FEBRUARI 1976 GESTELDE VRAAG , VERKLAART VOOR RECHT :

INGEVAL DE PLAATS WAAR ZICH EEN FEIT HEEFT VOORGEDAAN DAT EEN AANSPRAKELIJKHEID UIT ONRECHTMATIGE DAAD KAN MEEBRENGEN , EN DE PLAATS WAAR DOOR DIT FEIT SCHADE IS ONTSTAAN , NIET SAMENVALLEN , MOET DE UITDRUKKING ' ' PLAATS WAAR HET SCHADEBRENGENDE FEIT ZICH HEEFT VOORGEDAAN ' ' IN ARTIKEL 5 , SUB 3 , VAN HET VERDRAG VAN 27 SEPTEMBER 1968 BETREFFENDE DE RECHTERLIJKE BEVOEGDHEID EN DE TENUITVOERLEGGING VAN BESLISSINGEN IN BURGERLIJKE EN HANDELSZAKEN , ALDUS WORDEN VERSTAAN DAT ZOWEL DE PLAATS WAAR DE SCHADE IS INGETREDEN , ALS DE PLAATS VAN DE VEROORZAKENDE GEBEURTENIS IS BEDOELD .

HIERUIT VOLGT DAT DE VERWEERDER TER KEUZE VAN DE VERZOEKER KAN WORDEN OPGEROEPEN VOOR DE RECHTER HETZIJ VAN DE PLAATS WAAR DE SCHADE IS INGETREDEN , HETZIJ VAN DE PLAATS VAN DE VEROORZAKENDE GEBEURTENIS DIE AAN DE SCHADE TEN GRONDSLAG LIGT .

Top