Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 61975CJ0038

Arrest van het Hof van 19 november 1975.
Douaneagent der NV Nederlandse Spoorwegen tegen Inspecteur der invoerrechten en accijnzen.
Verzoek om een prejudiciële beslissing: Tariefcommissie - Nederland.
Zaak 38-75.

Jurisprudentie 1975 -01439

ECLI identifier: ECLI:EU:C:1975:154

61975J0038

ARREST VAN HET HOF VAN 19 NOVEMBER 1975. - DOUANEAGENT DER NV NEDERLANDSE SPOORWEGEN TEGEN INSPECTEUR DER INVOERRECHTEN EN ACCIJNZEN. - (VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING, INGEDIEND DOOR DE TARIEFCOMMISSIE). - ZAAK NO. 38/75.

Jurisprudentie 1975 bladzijde 01439
Griekse bijz. uitgave bladzijde 00435
Portugese bijz. uitgave bladzijde 00479
Spaanse bijz. uitgave bladzijde 00391


Samenvatting
Partijen
Onderwerp
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum

Trefwoorden


++++

1 . GEMEENSCHAPPELIJK DOUANETARIEF - AANVULLENDE AANTEKENING - BINDENDE KRACHT

2 . GEMEENSCHAPPELIJK DOUANETARIEF - VERVANGING VAN DE NATIONALE DOUANETARIEVEN - UITLEGGING - UITSLUITENDE BEVOEGDHEID VAN HET GEMEENSCHAPSGEZAG

3 . GATT - VERPLICHTINGEN - BINDENDE KRACHT VOOR DE GEMEENSCHAP - BEOORDELING IN VERBAND MET DE GEMEENSCHAPSBEPALINGEN

4 . GEMEENSCHAPPELIJK DOUANETARIEF - VERDRAGEN VAN BRUSSEL INZAKE DE NOMENCLATUUR EN TOT OPRICHTING VAN EEN INTERNATIONALE DOUANERAAD - VERPLICHTINGEN - BINDENDE KRACHT VOOR DE GEMEENSCHAP

5 . GEMEENSCHAPPELIJK DOUANETARIEF - INTERNATIONALE DOUANERAAD - INDELINGSADVIES - GEVOLGEN - UITLEGGING

Samenvatting


1 . EEN AANVULLENDE AANTEKENING OP HET GEMEENSCHAPPELIJK DOUANETARIEF, ALS WILSBESLUIT VAN DE RAAD, VORMT EEN ONDERDEEL VAN DE POST WAAROP ZIJ BETREKKING HEEFT EN DEELT IN DE VERBINDENDE KRACHT DAARVAN, OF ZIJ NU EEN AUTHENTIEKE INTERPRETATIE DAN WEL EEN AANVULLING DEZER POST VORMT .

2 . SEDERT 1 JULI 1968 HEEFT HET GEMEENSCHAPPELIJK DOUANETARIEF DE NATIONALE DOUANETARIEVEN DER LID-STATEN VERVANGEN . DE BEVOEGDHEID OM HET UIT TE LEGGEN EN DE RECHTSGEVOLGEN VAN DE DAARIN VERVATTE POSTEN TE BEPALEN BEHOORT UITSLUITEND TOT HET GEMEENSCHAPSGEZAG, ONDER TOEZICHT VAN DE RECHTERLIJKE INSTANTIES DIE BELAST ZIJN MET DE TOEPASSING EN UITLEGGING VAN HET GEMEENSCHAPSRECHT . BIJGEVOLG KAN EEN V??R 1 JULI 1968 DOOR HET BEVOEGDE GEZAG VAN EEN LID-STAAT AAN EEN POST VAN EEN NATIONAAL, OF SLECHTS AAN ENIGE LID-STATEN GEMEENSCHAPPELIJK DOUANETARIEF, GEGEVEN UITLEGGING, ZELFS WANNEER DE TEKST VAN DE POST IN HET GEMEENSCHAPPELIJK DOUANETARIEF ONVERANDERD IS GEBLEVEN, GEEN VOORRANG MEER HEBBEN IN DE COMMUNAUTAIRE RECHTSORDE .

3 . NU DE GEMEENSCHAP MET BETREKKING TOT DE UITVOERING VAN DE DOOR DE GATT VOORGESCHREVEN VERPLICHTINGEN IN DE PLAATS IS GETREDEN VAN DE LID-STATEN, MOET HET DWINGEND RECHTSGEVOLG DEZER VERPLICHTINGEN WORDEN BEOORDEELD IN VERBAND MET DE DESBETREFFENDE BEPALINGEN IN DE COMMUNAUTAIRE RECHTSORDE EN NIET IN VERBAND MET DE BEPALINGEN DIE DAARAAN VOORDIEN IN DE NATIONALE RECHTSORDE WERKING VERLEENDEN .

4 . DE GEMEENSCHAP IS WAT BETREFT DE VERPLICHTINGEN UIT HET VERDRAG VAN 15 DECEMBER 1950 INZAKE DE NOMENCLATUUR VOOR DE INDELING VAN GOEDEREN IN DE DOUANETARIEVEN EN UIT HET VERDRAG VAN DEZELFDE DATUM TOT OPRICHTING VAN EEN INTERNATIONALE DOUANERAAD IN DE PLAATS GETREDEN VAN DE LID-STATEN .

5 . DE DOOR DE INTERNATIONALE DOUANERAAD UITGEBRACHTE INDELINGSADVIEZEN BINDEN DE VERDRAGSLUITENDE PARTIJEN NIET, MAAR VORMEN INTERPRETATIEGEGEVENS DIE TEMEER DOORSLAGGEVEND ZIJN, DAAR ZIJ AFKOMSTIG ZIJN VAN EEN GEZAG DAT DOOR DE VERDRAGSLUITENDE PARTIJEN IS BELAST MET DE WAARBORGING DER EENVORMIGHEID IN DE UITLEGGING EN TOEPASSING VAN DE NOMENCLATUUR . WANNEER EEN DERGELIJKE UITLEGGING BOVENDIEN OVEREENKOMT MET DE DOOR DE VERDRAGSLUITENDE STATEN ALGEMEEN GEVOLGDE PRAKTIJK, KAN ZIJ SLECHTS TERZIJDE WORDEN GESTELD INDIEN ZIJ ONVERENIGBAAR LIJKT MET DE BEWOORDINGEN VAN DE BETROKKEN POST OF INDIEN ZIJ KENNELIJK DE AAN DE INTERNATIONALE DOUANERAAD VERLEENDE BEOORDELINGSBEVOEGDHEID TE BUITEN GAAT .

Partijen


IN DE ZAAK 38-75,

BETREFFENDE EEN VERZOE AAN HET HOF KRACHTENS ARTIKEL 177 EEG-VERDRAG VAN DE TARIEFCOMMISSIE, IN HET ALDAAR AANHANGIG GEDING TUSSEN

DOUANEAGENT DER NV NEDERLANDSE SPOORWEGEN, TE VENLO

EN

INSPECTEUR DER INVOERRECHTEN EN ACCIJNZEN,

Onderwerp


OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING INZAKE DE GELDIGHEID VAN EEN BIJ 'S RAADS VERORDENING ( EEG ) NR . 1/71 VAN 17 DECEMBER 1970 ( PB NR . L 1 VAN 1.1.1971 ) INGELASTE AANVULLENDE AANTEKENING OP HOOFDSTUK 90 VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK DOUANETARIEF,

Overwegingen van het arrest


1 OVERWEGENDE DAT DE TARIEFCOMMISSIE BIJ BESCHIKKING VAN 11 JUNI 1974, INGEKOMEN TER GRIFFIE VAN HET HOF OP 16 APRIL 1975, KRACHTENS ARTIKEL 177 VAN HET EEG-VERDRAG DRIE VRAGEN HEEFT GESTELD INZAKE DE GELDIGHEID VAN EEN AANVULLENDE AANTEKENING OP HOOFDSTUK 90 VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK DOUANETARIEF, INGELAST BIJ 'S RAADS VERORDENING ( EEG ) NR . 1/71 VAN 17 DECEMBER 1970 TOT WIJZIGING PER 1 JANUARI 1971 VAN VERORDENING ( EEG ) NR . 950/68 BETREFFENDE HET GEMEENSCHAPPELIJK DOUANETARIEF ( PB NR . L 1 VAN 1.1.1971, BLZ . 335 );

2 DAT DEZE AANTEKENING HET VOLGENDE BEPAALT : "ONDER ONDERVERDELING A VAN POST 90.07 ( FOTOGRAFIETOESTELLEN ) WORDEN EVENEENS INGEDEELD APPARATEN VOOR HET AUTOMATISCH REPRODUCEREN VAN DOCUMENTEN MET BEHULP VAN STATISCHE ELECTRICITEIT, WELKE ZIJN UITGERUST MET EEN OPTISCH BEELDOPNAMESYSTEEM";

3 DAT MET TOEPASSING DEZER BEPALING DE NEDERLANDSE DOUANEADMINISTRATIE BIJ DE INVOER OP 28 APRIL 1971 UIT EEN DERDE LAND VAN EEN XEROGRAFISCHE COPIEERMACHINE, VAN WELKE APPARAAT DE KENMERKEN OVEREENKOMEN MET DE BESCHRIJVING VAN DE AANVULLENDE AANTEKENING, EEN RECHT VAN 14 PERCENT HEEFT GEHEVEN;

4 DAT VERZOEKER IN HET HOOFDGEDING DE BESLISSING VAN DE ADMINISTRATIE DER DOUANE HEEFT BETWIST, DAARTOE STELLENDE DAT HET BETROKKEN PRODUKT ONDER POST 84.54 B ( ANDERE KANTOORMACHINES EN -TOESTELLEN ) HAD MOETEN WORDEN INGEDEELD EN DAT DAAROP HET IN HET KADER VAN DE ALGEMENE OVEREENKOMST BETREFFENDE TARIEVEN EN HANDEL ( GATT ) GECONSOLIDEERDE RECHT VAN 7,2 PERCENT HAD MOETEN WORDEN TOEGEPAST;

5 DAT HIJ ZICH MET NAME BEROEPT OP UITSPRAKEN VAN DE TARIEFCOMMISSIE VAN 2 FEBRUARI 1970 INZAKE V??R DE INWERKINGTREDING OP 1 JULI 1968 VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK DOUANETARIEF IN NEDERLAND INGEVOERDE GOEDEREN, WAARBIJ OP GROND VAN EEN UITLEGGING VAN HET VOORDIEN IN NEDERLAND GELDENDE BENELUX-DOUANETARIEF, DE BETROKKEN SOORT APPARATEN ONDER POST 84.54 B WERD INGEDEELD;

6 DAT TENGEVOLGE VAN DEZE UITSPRAKEN EN ONDANKS DE TUSSENTIJDSE INWERKINGTREDING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK DOUANETARIEF, DE NEDERLANDSE DOUANEADMINISTRATIE, REKENING HOUDEND MET DE IDENTIEKE FORMULERING VAN DE BETROKKEN POSTEN IN HET GEMEENSCHAPPELIJK DOUANETARIEF EN HET BENELUX-TARIEF, WAS VOORTGEGAAN DEZE GOEDEREN IN TE DELEN ONDER POST 84.54 B EN HET RECHT VAN 7,2 PERCENT TE HEFFEN, TOT AAN DE INWERKINGTREDING OP 1 JANUARI 1971 VAN 'S RAADS VERORDENING NR . 1/71 TOT WIJZIGING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK DOUANETARIEF, DIE DE BETROKKEN AANVULLENDE AANTEKENING BEVATTE, WAARNA ZIJ POST 90.07 A EN HET RECHT VAN 14 PERCENT GING TOEPASSEN;

TEN AANZIEN VAN DE EERSTE VRAAG

7 OVERWEGENDE DAT DE TARIEFCOMMISSIE IN DE EERSTE PLAATS VRAAGT OF HET GEOORLOOFD IS OM EEN APPARAAT DAT NAAR HAAR OORDEEL ONDER POST 84.54 B VALT, DOOR MIDDEL VAN EEN VERORDENING VAN DE RAAD, BIJ EEN AANVULLENDE AANTEKENING OP HOOFDSTUK 90, ONDER POST 90.07 A TE BRENGEN, ZONDER DAT DE TEKST VAN POST 90.07 DAARTOE PASSEND WORDT AANGEPAST;

8 OVERWEGENDE DAT LUIDENS ARTIKEL 28 VAN HET VERDRAG, DE RAAD OVER DE AUTONOME WIJZIGINGEN OF SCHORSINGEN VAN DE RECHTEN VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK DOUANETARIEF BESLIST;

9 DAT HET GEMEENSCHAPPELIJK DOUANETARIEF, MET NAME IN DE TIJDENS DE BETROKKEN IMPORT GELDENDE TEKST, IN TITEL I, SUB A, VAN DEEL I, HOUDENDE ALGEMENE BEPALINGEN VOOR DE TOEPASSING VAN DE NOMENCLATUUR, VOORSCHRIJFT DAT VOOR INDELING IN POSTEN IN DE EERSTE PLAATS DE BEWOORDINGEN VAN POSTEN EN DE AANTEKENINGEN OP DE AFDELINGEN OF OP DE HOOFDSTUKKEN WETTELIJK BEPALEND ZIJN;

10 DAT DE LITIGIEUZE AANVULLENDE AANTEKENING, ALS WILSBESLUIT VAN DE RAAD, EEN ONDERDEEL VORMT VAN DE POST WAAROP ZIJ BETREKKING HEEFT EN DEELT IN DE VERBINDENDE KRACHT DAARVAN, OF ZIJ NU EEN AUTHENTIEKE INTERPRETATIE DAN WEL EEN AANVULLING DEZER POST VORMT;

11 DAT MITSDIEN DEZE WIJZE VAN REGELING, DIE OVERIGENS GEBRUIKELIJK IS OP DIT GEBIED EN WORDT VOORZIEN IN 'S RAADS VERORDENING ( EEG ) NR . 97/69 VAN 16 JANUARI 1969, BETREFFENDE DE MAATREGELEN TOT WAARBORGING VAN DE EENVORMIGE TOEPASSING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK DOUANETARIEF ( PB NR . L 14, VAN 21.1.1969, BLZ . 1 ), NIET KAN WORDEN GEWRAAKT;

12 DAT ALDUS DE LITIGIEUZE AANTEKENING OP ZICHZELF HETZIJ EEN UITLEGGING VORMT DIE GEEN WIJZIGING IN DE TEKST VAN DE BETROKKEN POST VEREIST, HETZIJ EVENTUEEL EEN GEOORLOOFDE AANVULLING OP DEZE TEKST, DIE UIT DIEN HOOFDE WORDT AANGEPAST AAN DE NIEUWE SITUATIE

TEN AANZIEN VAN DE TWEEDE VRAAG

13 OVERWEGENDE DAT IN DE TWEEDE PLAATS DE VOLGENDE VRAAG WORDT GESTELD : "IS HET GEOORLOOFD, GEZIEN DE OMSTANDIGHEID DAT OP GROND VAN DE ARTIKELEN 60 EN 65 VAN DE GRONDWET VOOR HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN OVEREENKOMSTEN MET ANDERE MOGENDHEDEN EN MET VOLKENRECHTELIJKE ORGANISATIES, NADAT ZIJ OP DE VOORGESCHREVEN WIJZE ZIJN TOT STAND GEKOMEN EN BEKENDGEMAAKT, WETTELIJK VERBINDENDE KRACHT HEBBEN, GEZIEN MEDE HET FEIT DAT HET GATT-VERDRAG, WAARBIJ NEDERLAND IS AANGESLOTEN, EEN ZODANIGE OVEREENKOMST IS, GEZIEN TEN SLOTTE, DAT VORENBEDOELDE POST 84.54 MET HET DAARBIJ BEHORENDE RECHT BIJ DE ZOGENAAMDE KENNEDY-RONDE IN HET VERBAND VAN DE GATT IS GECONSOLIDEERD, DAT IN STRIJD MET EVENBEDOELDE CONSOLIDATIE ZONDER ENIGE VOORZIENING TEN AANZIEN VAN NEDERLAND VOOR EEN GOED, VALLENDE ONDER DEZE POST, EEN HOGER RECHT WORDT UITGETROKKEN DOOR DIT GOED ONDER EEN ANDER HOOFDSTUK EN EEN ANDERE POST IN TE DELEN DOOR MIDDEL VAN EEN VERORDENING VAN DE RAAD VAN DE EEG? IS DE NEDERLANDSE RECHTER NIET GEHOUDEN OM - GEGEVEN DE VOORRANG VAN VERDRAGSVERPLICHTINGEN VAN DE GEMEENSCHAP BOVEN HANDELINGEN VAN HAAR ORGANEN - ONAFHANKELIJK VAN DE VRAAG OF EEN BEPALING VAN DE GATT AL DAN NIET GESCHIKT IS OM VOOR DE BURGERS RECHTEN TE SCHEPPEN WAAROP ZIJ VOOR DE RECHTER EEN BEROEP KUNNEN DOEN, IN GESCHILLEN WELKE AAN ZIJN OORDEEL WORDEN ONDERWORPEN TOEPASSING TE GEVEN AAN GATT-BEPALINGEN WELKE ZICH VOOR RECHTSTREEKSE TOEPASSING LENEN, OOK AL ZOU HIJ DAARMEDE IN STRIJD KOMEN MET HET COMMUNAUTAIRE RECHT?";

14 OVERWEGENDE DAT SEDERT 1 JULI 1968 - OVERIGENS OVEREENKOMSTIG ARTIKEL XXIV VAN DE GATT - HET GEMEENSCHAPPELIJK DOUANETARIEF DE NATIONALE DOUANETARIEVEN DER LID-STATEN HEEFT VERVANGEN, EN DAT DE BEVOEGDHEID OM HET UIT TE LEGGEN EN DE RECHTSGEVOLGEN VAN DE DAARIN VERVATTE POSTEN TE BEPALEN UITSLUITEND TOT HET GEMEENSCHAPSGEZAG BEHOORT, ONDER TOEZICHT VAN DE RECHTERLIJKE INSTANTIES DIE BELAST ZIJN MET DE TOEPASSING EN UITLEGGING VAN HET GEMEENSCHAPSRECHT, MET NAME IN HET KADER VAN ARTIKEL 177 VAN HET VERDRAG;

15 DAT, WAT OOK V??R 1 JULI 1968 HET DWINGENDE KARAKTER IN DE NATIONALE RECHTSORDE GEWEEST MOGE ZIJN VAN EEN DOOR HET BEVOEGDE GEZAG VAN EEN LID-STAAT AAN EEN POST VAN EEN NATIONAAL, OF SLECHTS AAN ENIGE LID-STATEN GEMEENSCHAPPELIJK DOUANETARIEF, GEGEVEN UITLEGGING, DEZE UITLEGGING, ZELFS WANNEER DE TEKST VAN DE POST IN HET GEMEENSCHAPPELIJK DOUANETARIEF ONVERANDERD IS GEBLEVEN, OP ZICHZELF GEEN VOORRANG KAN HEBBEN IN DE IN ALLE LID-STATEN TOEPASSELIJKE COMMUNAUTAIRE RECHTSORDE;

16 DAT EVENZEER, NU DE GEMEENSCHAP MET BETREKKING TOT DE UITVOERING VAN DE DOOR DE GATT VOORGESCHREVEN VERPLICHTINGEN IN DE PLAATS IS GETREDEN VAN DE LID-STATEN, HET DWINGEND RECHTSGEVOLG DEZER VERPLICHTINGEN MOET WORDEN BEOORDEELD IN VERBAND MET DE DESBETREFFENDE BEPALINGEN IN DE COMMUNAUTAIRE RECHTSORDE EN NIET IN VERBAND MET DE BEPALINGEN DIE DAARAAN VOORDIEN IN DE NATIONALE RECHTSORDE WERKING VERLEENDEN;

17 OVERWEGENDE BOVENDIEN, DAT DE LITIGIEUZE AANVULLENDE AANTEKENING GEHEEL OVEREENKOMT MET EEN REEDS IN 1962 OPGESTELD EN TOT 1 JANUARI 1972 GEHANDHAAFD INDELINGSADVIES VAN DE INTERNATIONALE DOUANERAAD EN VOORTS MET DE MEEST ALGEMENE PRAKTIJK IN DE STATEN DIE BIJ DE GATT ZIJN AANGESLOTEN EN MET NAME IN ALLE LID-STATEN VAN DE GEMEENSCHAP, MET UITZONDERING VAN NEDERLAND;

18 DAT OVER DE IN HET KADER VAN DE GATT TOT STAND GEKOMEN TARIEFCONCESSIES EN CONSOLIDATIES, OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 111 VAN HET VERDRAG REEDS V??R 1 JULI 1968 DOOR DE GEMEENSCHAPSAUTORITEITEN WERD ONDERHANDELD EN DAT ZIJ BETREKKING HADDEN OP HET GEMEENSCHAPPELIJK DOUANETARIEF DAT OP 1 JULI 1968 IN WERKING ZOU TREDEN;

19 DAT DEZE CONCESSIES EN CONSOLIDATIES DERHALVE DE POSTEN 84.54 EN 90.07 BETROFFEN, ZOALS DEZE OVEREENKOMSTIG HET ADVIES VAN DE INTERNATIONALE DOUANERAAD WERDEN UITGELEGD EN TOEGEPAST, ZODAT DE GEMEENSCHAPSAUTORITEITEN, DOOR HANDHAVING VAN DEZE UITLEGGING EN TOEPASSING NA 1 JULI 1968 , GEENSZINS EENZIJDIG EEN GECONSOLIDEERD RECHT HEBBEN VERHOOGD;

TEN AANZIEN VAN DE DERDE VRAAG

20 OVERWEGENDE DAT IN DE DERDE PLAATS WORDT GEVRAAGD OF DE AANVULLENDE AANTEKENING IN STRIJD IS MET DE VERPLICHTINGEN, VOORTVLOEIEND UIT HET VERDRAG VAN 15 DECEMBER 1950 INZAKE DE NOMENCLATUUR VOOR DE INDELING VAN GOEDEREN IN DE DOUANETARIEVEN - IN HET BIJZONDER ARTIKEL II B ( II ) - HOUDENDE VERBOD WIJZIGING AAN TE BRENGEN IN DE NOTEN VAN DE HOOFDSTUKKEN EN AFDELINGEN, WELKE DE STREKKING VAN HOOFDSTUKKEN, AFDELINGEN EN POSTEN, VERVAT IN DE NOMENCLATUUR, ZOU KUNNEN WIJZIGEN;

21 OVERWEGENDE DAT, EVENALS VOOR DE UIT DE GATT VOORTVLOEIENDE VERPLICHTINGEN, DE GEMEENSCHAP WAT BETREFT DE VERPLICHTINGEN UIT HET VERDRAG VAN 15 DECEMBER 1950 INZAKE DE NOMENCLATUUR VOOR DE INDELING VAN GOEDEREN IN DE DOUANETARIEVEN EN UIT HET VERDRAG VAN DEZELFDE DATUM TOT OPRICHTING VAN EEN INTERNATIONALE DOUANERAAD IN DE PLAATS IS GETREDEN VAN DE LID-STATEN EN AAN DEZE VERPLICHTINGEN IS GEBONDEN;

22 DAT ONDER DE IN HET EERSTE DEZER VERDRAGEN VOORKOMENDE VERPLICHTINGEN IN ARTIKEL II B, II DE VERPLICHTING VOOR DE VERDRAGSLUITENDE PARTIJEN IS OPGENOMEN "IN DE NOTEN VAN DE HOOFDSTUKKEN OF AFDELINGEN GEEN WIJZIGING AAN TE BRENGEN WELKE DE STREKKING VAN HOOFDSTUKKEN, AFDELINGEN EN POSTEN, VERVAT IN DE NOMENCLATUUR, ZOU KUNNEN WIJZIGEN";

23 DAT REEDS IS GEZEGD DAT DE LITIGIEUZE AANVULLENDE AANTEKENING, DOOR APPARATEN VOOR HET AUTOMATISCH REPRODUCEREN VAN DOCUMENTEN MET BEHULP VAN STATISCHE ELECTRICITEIT, WELKE ZIJN UITGERUST MET EEN OPTISCH BEELDOPNAMESYSTEEM, IN TE DELEN ONDER POST 90.07 A, OVEREENKWAM MET EEN INDELINGSADVIES VAN DE INTERNATIONALE DOUANERAAD EN MET DE ALGEMENE PRAKTIJK VAN DE STATEN DIE HET VERDRAG VAN 15 DECEMBER 1950 HADDEN ONDERTEKEND;

24 DAT DEZE INDELINGSADVIEZEN ONGETWIJFELD DE VERDRAGSLUITENDE PARTIJEN NIET BINDEN, MAAR INTERPRETATIEGEGEVENS VORMEN DIE TE MEER DOORSLAGGEVEND ZIJN DAAR ZIJ AFKOMSTIG ZIJN VAN EEN GEZAG DAT DOOR DE VERDRAGSLUITENDE PARTIJEN IS BELAST MET DE WAARBORGING DER EENVORMIGHEID IN DE UITLEGGING EN TOEPASSING VAN DE NOMENCLATUUR;

25 DAT EEN DERGELIJKE UITLEGGING, WANNEER ZIJ BOVENDIEN OVEREENKOMT MET DE DOOR DE VERDRAGSLUITENDE STATEN ALGEMEEN GEVOLGDE PRAKTIJK, SLECHTS TERZIJDE KAN WORDEN GESTELD INDIEN ZIJ ONVERENIGBAAR LIJKT MET DE BEWOORDINGEN VAN DE BETROKKEN POST OF INDIEN ZIJ KENNELIJK DE AAN DE INTERNATIONALE DOUANERAAD VERLEENDE BEOORDELINGSBEVOEGDHEID TE BUITEN GAAT;

26 DAT WEGENS DE - DOOR DE VERWIJZENDE RECHTER ONDERKENDE - STERKE OVEREENKOMST TUSSEN DE FOTOGRAFISCHE EN XEROGRAFISCHE PROCEDES MET BEELDOPNAME, DE VOORWAARDEN WAARDOOR EEN INDELINGSADVIES ALS ONVERENIGBAAR MET DE BETROKKEN TARIEFPOST TERZIJDE MOET WORDEN GESTELD, NIET LIJKEN TE ZIJN VERVULD MET BETREKKING TOT DE TOEPASSING VAN HET ADVIES IN DE COMMUNAUTAIRE RECHTSORDE;

27 OVERWEGENDE DAT UIT HET VORENOVERWOGENE VOLGT DAT HET ONDERZOEK DER PROCESSTUKKEN GEEN ELEMENTEN AAN HET LICHT HEEFT GEBRACHT WAARDOOR DE GELDIGHEID VAN DE AANVULLENDE AANTEKENING OP HOOFDSTUK 90 VAN AFDELING XVIII VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK DOUANETARIEF, VOORTVLOEIEND UIT 'S RAADS VERORDENING NR . 1/71 VAN 17 DECEMBER 1970, ZOU WORDEN AANGETAST .

Beslissing inzake de kosten


28 OVERWEGENDE DAT DE KOSTEN, DOOR DE RAAD EN DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN WEGENS INDIENING HUNNER OPMERKINGEN BIJ HET HOF GEMAAKT, NIET VOOR VERGOEDING IN AANMERKING KUNNEN KOMEN;

29 DAT DE PROCEDURE TEN AANZIEN VAN DE PARTIJEN IN HET HOOFDGEDING ALS EEN ALDAAR GEREZEN INCIDENT IS TE BESCHOUWEN, ZODAT DE NATIONALE RECHTERLIJKE INSTANTIE OVER DE KOSTEN HEEFT TE BESLISSEN;

Dictum


HET HOF VAN JUSTITIE,

UITSPRAAK DOENDE OP DE DOOR DE TARIEFCOMMISSIE BIJ BESCHIKKING VAN 11 JUNI 1974 GESTELDE VRAGEN, VERKLAART VOOR RECHT :

HET ONDERZOEK DER GESTELDE VRAGEN HEEFT GEEN ELEMENTEN AAN HET LICHT GEBRACHT, WAARDOOR DE GELDIGHEID VAN DE AANVULLENDE AANTEKENING OP HOOFDSTUK 90 VAN AFDELING XVIII VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK DOUANETARIEF, VOORTVLOEIEND UIT 'S RAADS VERORDENING NR . 1/71 VAN 17 DECEMBER 1970, ZOU WORDEN AANGETAST .

Top