This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 61973CJ0051
Judgment of the Court of 7 November 1973. # Bestuur der Sociale Verzekeringsbank v B. Smieja. # Reference for a preliminary ruling: Centrale Raad van Beroep - Netherlands. # Case 51-73.
Arrest van het Hof van 7 november 1973.
Bestuur der Sociale Verzekeringsbank tegen B. Smieja.
Verzoek om een prejudiciële beslissing: Centrale Raad van Beroep - Nederland.
Zaak 51-73.
Arrest van het Hof van 7 november 1973.
Bestuur der Sociale Verzekeringsbank tegen B. Smieja.
Verzoek om een prejudiciële beslissing: Centrale Raad van Beroep - Nederland.
Zaak 51-73.
Jurisprudentie 1973 -01213
ECLI identifier: ECLI:EU:C:1973:116
ARREST VAN HET HOF VAN 7 NOVEMBER 1973. - BESTUUR DER SOCIALE VERZEKERINGSBANK TEGEN B. SMIEJA. - (VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING, INGEDIEND DOOR DE CENTRALE RAAD VAN BEROEP). - ZAAK NO. 51/73.
Jurisprudentie 1973 bladzijde 01213
Griekse bijz. uitgave bladzijde 00747
Portugese bijz. uitgave bladzijde 00465
Spaanse bijz. uitgave bladzijde 00363
Samenvatting
Partijen
Onderwerp
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum
++++
1 . SOCIALE ZEKERHEID VAN MIGRERENDE WERKNEMERS - BIJZONDERE NATIONALE REGELINGEN IN DE ZIN VAN ARTIKEL 10, LID 1, VAN 'S RAADS VERORDENINGEN NRS . 3 EN 1408/71 - BEGRIP
2 . SOCIALE ZEKERHEID VAN MIGRERENDE WERKNEMERS - TOEKENNING - VOORWAARDEN - BIJZONDERE NATIONALE REGELINGEN - VOORDELEN DAARIN TOEGEKEND - TERRITORIALITEITSCLAUSULES - BEROEP OP DIE CLAUSULES UITGESLOTEN
(' S RAADS VERORDENINGEN NR . 3 EN NR . 1408/71, ARTIKEL 10, LID 1 )
1 . DE TERM "OP GROND VAN DE WETTELIJKE REGELINGEN VAN EEN OF MEER VAN DE LID-STATEN" IN ARTIKEL 10, LID 1, VAN VERORDENING NR . 3 EN DE TERM "... OP GROND VAN EEN WETTELIJKE REGELING VAN EEN OF MEER LID-STATEN" IN ARTIKEL 10, LID 1, VAN DE VERORDENING NR . 1408/71 DOELEN OP DE NATIONALE WETTELIJKE REGELINGEN, IN AANMERKING GENOMEN DE TOEPASSING VAN COMMUNAUTAIRE RECHTSVOORSCHRIFTEN EN MET NAME HET BEGINSEL DAT TUSSEN DE ONDERDANEN DER LID-STATEN NIET MAG WORDEN GEDISCRIMINEERD .
2 . DE BESCHERMING GEBODEN IN ARTIKEL 10, LID 1, VAN DE VERORDENINGEN NR . 3 EN NR . 1408/71 STREKT ZICH UIT TOT VOORDELEN DIE ZIJN VOORZIEN IN BIJZONDERE NATIONALE REGELINGEN EN NEERKOMEN OP EEN VERHOGING VAN DE UITKERING DIE ANDERS AAN DE RECHTHEBBENDE ZOU TOEKOMEN .
IN DE ZAAK 51-73,
BETREFFENDE EEN VERZOEK AAN HET HOF KRACHTENS ARTIKEL 177 EEG-VERDRAG VAN DE CENTRALE RAAD VAN BEROEP TE UTRECHT , IN HET ALDAAR AANHANGIG GEDING TUSSEN
BESTUUR DER SOCIALE VERZEKERINGSBANK, TE AMSTERDAM,
EN
B . SMIEJA, WONENDE TE ESSEN-KUEPFERDREH ( BONDSREPUBLIEK DUITSLAND ),
OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING INZAKE DE UITLEGGING VAN ARTIKEL 8 EN ARTIKEL 10, LID 1, VAN VERORDENING NR . 3 VAN DE RAAD VAN 25 SEPTEMBER 1958 INZAKE DE SOCIALE ZEKERHEID VAN MIGRERENDE WERKNEMERS ( PB NR . 30, BLZ . 561 ), EN VAN ARTIKEL 3, LID 1, EN ARTIKEL 10, LID 1, VAN VERORDENING NR . 1408/71 VAN DE RAAD VAN 14 JUNI 1971 BETREFFENDE DE TOEPASSING VAN DE SOCIALE ZEKERHEIDSREGELINGEN OP LOONTREKKENDEN EN HUN GEZINNEN, DIE ZICH BINNEN DE GEMEENSCHAP VERPLAATSEN ( PB NR . L 149, BLZ . 2 ),
1 OVERWEGENDE DAT DE CENTRALE RAAD VAN BEROEP BIJ BESCHIKKING VAN 8 MAART 1973, INGEKOMEN OP 19 MAART 1973, HET HOF EEN AANTAL VRAGEN HEEFT GESTELD INZAKE DE UITLEGGING VAN 'S RAADS VERORDENINGEN NR . 3 VAN 3 DECEMBER 1958 INZAKE DE SOCIALE ZEKERHEID VAN MIGRERENDE WERKNEMERS EN NR . 1408/71 VAN 14 JUNI 1971 BETREFFENDE DE TOEPASSING VAN DE SOCIALE ZEKERHEIDSREGELINGEN OP LOONTREKKENDEN ...;
2 DAT HET EROM GAAT OF MET DE TERM "WETGEVING" (" WETTELIJKE REGELING ") DER LID-STATEN IN DE ARTIKELEN 8 EN 10, LID 1, VAN VERORDENING NR . 3 EN IN DE ARTIKELEN 3, LID 1, EN 10, LID 1, VAN VERORDENING NR . 1408/71 WORDT GEDOELD OP "DE NATIONALE WETTELIJKE REGELEN, ZOALS DEZE ZIJN GEWORDEN NADAT DE GEMEENSCHAPSRECHTELIJKE REGELS DAARVAN DEEL ZIJN GAAN UITMAKEN DAN WEL OP ... DE NATIONALE WETTELIJKE REGELS FORMEEL, ZONDER REKENING TE HOUDEN MET DE MATERIELE WIJZIGING, DAARIN AANGEBRACHT DOOR DE BEPALINGEN VAN ?VOORMELDE? VERORDENINGEN ...";
3 DAT VOORTS WORDT GEVRAAGD NAAR DE ZIN VAN HET WOORD "VERKREGEN" IN ARTIKEL 10, LID 1, VAN VERORDENING NR . 3 EN VAN VERORDENING NR . 1408/71;
4 OVERWEGENDE DAT BLIJKENS DE VERWIJZINGSBESCHIKKING VERZOEKSTER IN HET HOOFDGEDING VAN DUITSE NATIONALITEIT IS EN NA TE VOREN IN NEDERLAND TEWERKGESTELD TE ZIJN GEWEEST, THANS IN DUITSLAND WOONT ALSOOK DAT ZIJ IN 1970 DE LEEFTIJD VAN 65 JAAR HEEFT BEREIKT EN NU VOOR DE BEREKENING VAN HAAR OUDERDOMSPENSIOEN KRACHTENS DE NEDERLANDSE WETGEVING DE REGELING VAN ARTIKEL 43 VAN DE AOW WENST TE ZIEN TOEGEPAST;
5 DAT DEZE REGELING GELDT VOOR AL DIEGENEN DIE OP 1 JANUARI 1957 NOG NIET DE LEEFTIJD VAN 65 JAAR HEBBEN BEREIKT EN GEDURENDE ZES JAREN NA DE VOLEINDIGING VAN HUN 59E LEVENSJAAR IN NEDERLAND HEBBEN GEWOOND, MET DIEN VERSTANDE EVENWEL DAT VOLGENS ARTIKEL 44 DEZER WET DE UIT ARTIKEL 43 VOORTVLOEIENDE VOORDELEN ENKEL TOEKOMEN AAN DEGENEN DIE "A ) NEDERLANDER ?ZIJN? EN B ) BINNEN HET RIJK ?WONEN?";
6 DAT VERZOEKSTER IN HET HOOFDGEDING BLIJKENS HET DOSSIER NAAR DE NEDERLANDSE VOORSCHRIFTEN TER UITVOERING VAN ARTIKEL 43 IS GELIJKGESTELD MET PERSONEN DIE GEDURENDE DE ZES JAREN NA VOLEINDIGING VAN HUN 59E LEVENSJAAR IN NEDERLAND HEBBEN GEWOOND, OFSCHOON ZIJ IN HET REFERENTIETIJDVAK FEITELIJK IN DUITSLAND WOONACHTIG IS GEWEEST;
7 DAT DERHALVE ALLEEN IN GEDING IS OF ZIJ KAN WORDEN GEACHT TE VOLDOEN AAN HET WOONPLAATSVEREISTE VAN ARTIKEL 44 DER WET;
8 DAT OP VERZOEKSTER WEGENS HAAR VROEGERE WERKZAAMHEID IN NEDERLAND DE BEPALINGEN VAN HET GEMEENSCHAPSRECHT INZAKE DE MIGRERENDE WERKNEMERS VAN TOEPASSING ZIJN;
9 DAT DERHALVE EEN ONDERZOEK MOET WORDEN INGESTELD NAAR DE DRAAGWIJDTE VAN VOORMELDE VERORDENENDE BEPALINGEN IN EEN SITUATIE ALS DE ONDERHAVIGE;
10 OVERWEGENDE DAT VOLGENS ARTIKEL 8 VAN VERORDENING NR . 3 - WAARVAN DE WEZENLIJKE INHOUD IS OVERGENOMEN IN ARTIKEL 3, LID 1, VAN VERORDENING NR . 1408/71 - PERSONEN DIE OP HET GRONDGEBIED VAN EEN DER LID-STATEN WOONACHTIG ZIJN EN OP WIE DE BEPALINGEN DER VERORDENING VAN TOEPASSING ZIJN, ONDERWORPEN ZIJN AAN DE VERPLICHTINGEN EN DE VOORDELEN GENIETEN DIE VOORTVLOEIEN UIT DE WETGEVING INZAKE SOCIALE ZEKERHEID VAN IEDERE ANDERE LID-STAAT ONDER DEZELFDE VOORWAARDEN ALS DE ONDERDANEN VAN DIE STAAT;
11 DAT DEZE BEPALING TEN DOEL HEEFT DE ONDER DE VERORDENINGEN VALLENDE WERKNEMERS OP HET STUK VAN DE SOCIALE ZEKERHEID EEN GELIJKE BEHANDELING, ZONDER ONDERSCHEID NAAR NATIONALITEIT, TE VERZEKEREN DES DAT ALLE DISCRIMINATIE OP GROND VAN DE NATIONALE WETTELIJKE REGELINGEN DER LID-STATEN WORDT AFGESCHAFT;
12 DAT DEZE DOELSTELLING NIET NOODZAKELIJKERWIJZE MEDEBRENGT DAT IN HET GEHEEL NIET MEER NAAR DE WOONPLAATS VAN BETROKKENE MAG WORDEN ONDERSCHEIDEN, ZODAT GENOEMDE ARTIKELEN NIET KUNNEN WORDEN GEACHT OP DERGELIJKE ONDERSCHEIDINGEN TE ZIEN;
13 DAT ONDERSCHEIDINGEN NAAR WOONPLAATS NOCHTANS KUNNEN VALLEN ONDER ANDERE BEPALINGEN ZOALS ARTIKEL 10, LID 1, VAN ELK VAN BEIDE VERORDENINGEN;
14 OVERWEGENDE DAT ARTIKEL 10, LID 1, AAN DE RECHTHEBBENDE HET VOLLE GENOT VERZEKERT VAN BEPAALDE ( PENSIOENEN ), UITKERINGEN EN RENTEN OP GROND VAN WETTELIJKE REGELINGEN VAN EEN OF MEER LID-STATEN VERKREGEN, ZELFS WANNEER HIJ WOONT OP HET GRONDGEBIED VAN EEN ANDERE LID-STAAT DAN DIE WAAR ZICH HET ORGAAN BEVINDT DAT DE UITKERING SCHULDIG IS;
15 DAT DEZE BEPALING TEN DOEL HEEFT BELANGHEBBENDE HET GENOT VAN ZULKE UITKERINGEN TE VERZEKEREN ZELFS NADAT HIJ IN EEN ANDERE LID-STAAT, BIJVOORBEELD IN ZIJN LAND VAN HERKOMST, IS GAAN WONEN;
16 DAT ZULKE AANSPRAKEN VEELAL NIET UIT DE NATIONALE WETTELIJKE REGELING ALLEEN VOORTVLOEIEN DOCH UIT DE REGELING IN SAMENHANG MET HET BEGINSEL DAT NIET OP GROND VAN DE NATIONALITEIT MAG WORDEN GEDISCRIMINEERD, ZOALS DAT IN ARTIKEL 8 VAN VERORDENING NR . 3 EN IN ARTIKEL 3, LID 1, VAN VERORDENING NR . 1408/71 IS OMSCHREVEN;
17 DAT DE AANSPRAKEN VAN BELANGHEBBENDE IN HET IN ARTIKEL 10 MET ZOVEEL WOORDEN VOORZIENE GEVAL DAT ZIJ UIT DE WETTELIJKE REGELINGEN VAN MEER DAN EEN LID-STAAT VOORTVLOEIEN STEEDS VOLGENS DE BEPALINGEN DER VERORDENING WORDEN VASTGESTELD;
18 DAT DERHALVE MOET WORDEN GECONCLUDEERD DAT DE TERM "WETTELIJKE REGELING(EN ) VAN EEN OF MEER ( VAN DE ) LID-STATEN" IN ARTIKEL 10, LID 1, IN DIE ZIN MOET WORDEN VERSTAAN DAT DE DESBETREFFENDE BEPALINGEN VAN HET GEMEENSCHAPSRECHT ERONDER ZIJN BEGREPEN;
19 OVERWEGENDE DAT IN DE TWEEDE PLAATS WORDT GEVRAAGD NAAR DE BETEKENIS VAN HET WOORD "VERKREGEN" IN ARTIKEL 10, LID 1, VAN DE VERORDENINGEN NRS . 3 EN 1408/71;
20 DAT DEZE BEPALING, NAAR REEDS WERD OPGEMERKT, TEN DOEL HEEFT HET VRIJE VERKEER VAN WERKNEMERS TE BEVORDEREN DOOR BELANGHEBBENDEN TE BESCHERMEN TEGEN DE NADELEN DIE UIT VERPLAATSING VAN HUN WOONPLAATS VAN DE ENE LID-STAAT NAAR DE ANDERE KUNNEN VOORTVLOEIEN;
21 DAT DEZE DOELSTELLING MEDEBRENGT DAT DE BESCHERMING ZICH MOET UITSTREKKEN TOT EEN VOORDEEL DAT, OFSCHOON VOORZIEN IN HET RAAM VAN EEN BIJZONDERE REGELING ZOALS DIE VAN ARTIKEL 43 AOW, NEERKOMT OP EEN VERHOGING VAN DE UITKERING DIE ANDERS AAN DE RECHTHEBBENDE ZOU TOEKOMEN;
22 DAT WANNEER DERHALVE IN EEN NATIONAAL WETTELIJK VOORSCHRIFT ALS ARTIKEL 44 AOW MET HET OOG OP BEPAALDE VOORDELEN ALS IN ARTIKEL 10 BEDOELD EEN WOONPLAATSVEREISTE WORDT GESTELD, HET FEIT DAT BETROKKENE OP HET GRONDGEBIED VAN EEN ANDERE LID-STAAT WOONT NOCH TOT WIJZIGING NOCH TOT INTREKKING OF SCHORSING VAN ZODANIG VOORDEEL MAG LEIDEN;
TEN AANZIEN VAN DE KOSTEN
23 OVERWEGENDE DAT DE KOSTEN, DOOR DE NEDERLANDSE REGERING EN DOOR DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN WEGENS INDIENING VAN HUN OPMERKINGEN BIJ HET HOF GEMAAKT, NIET VOOR VERGOEDING IN AANMERKING KOMEN;
24 DAT DE PROCEDURE TEN AANZIEN VAN PARTIJEN IN HET HOOFDGEDING ALS EEN ALDAAR GEREZEN INCIDENT IS TE BESCHOUWEN, ZODAT DE NATIONALE RECHTERLIJKE INSTANTIE OVER DE KOSTEN HEEFT TE BESLISSEN;
HET HOF VAN JUSTITIE,
UITSPRAAK DOENDE OP DE VRAGEN DOOR DE CENTRALE RAAD VAN BEROEP BIJ BESCHIKKING VAN 8 MAART 1973 GESTELD, VERKLAART VOOR RECHT :
1 . DE TERM "OP GROND VAN DE WETTELIJKE REGELINGEN VAN EEN OF MEER VAN DE LID-STATEN" IN ARTIKEL 10, LID 1, VAN VERORDENING NR . 3 EN DE TERM "... OP GROND VAN EEN WETTELIJKE REGELING VAN EEN OF MEER LID-STATEN" IN ARTIKEL 10, LID 1, VAN DE VERORDENING NR . 1408/71 DOELEN OP DE NATIONALE WETTELIJKE REGELINGEN, IN AANMERKING GENOMEN DE TOEPASSING DER COMMUNAUTAIRE RECHTSVOORSCHRIFTEN EN MET NAME HET BEGINSEL DAT TUSSEN DE ONDERDANEN DER LID-STATEN NIET MAG WORDEN GEDISCRIMINEERD;
2 . HET WOORD "VERKREGEN" IN ARTIKEL 10, LID 1, VAN DE VERORDENINGEN NRS . 3 EN 1408/71 MOET IN DIE ZIN WORDEN VERSTAAN DAT DE IN DEZE BEPALING VERZEKERDE BESCHERMING ZICH UITSTREKT TOT UIT BIJZONDERE NATIONALE RECHTSREGELINGEN VOORTVLOEIENDE VOORDELEN DIE NEERKOMEN OP EEN VERHOGING VAN DE UITKERING DIE ANDERS AAN BETROKKENE ZOU TOEKOMEN .