This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 61972CJ0044
Judgment of the Court of 13 December 1972. # Pieter Marsman v M. Rosskamp. # Reference for a preliminary ruling: Arbeitsgericht Rheine - Germany. # Case 44-72.
Arrest van het Hof van 13 december 1972.
Pieter Marsman tegen Firma M. Rosskamp.
Verzoek om een prejudiciële beslissing: Arbeitsgericht Rheine - Duitsland.
Zaak 44-72.
Arrest van het Hof van 13 december 1972.
Pieter Marsman tegen Firma M. Rosskamp.
Verzoek om een prejudiciële beslissing: Arbeitsgericht Rheine - Duitsland.
Zaak 44-72.
Jurisprudentie 1972 -01243
ECLI identifier: ECLI:EU:C:1972:120
ARREST VAN HET HOF VAN 13 DECEMBER 1972. - PIETER MARSMAN TEGEN FIRMA M. ROSSKAMP. - (VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING, INGEDIEND DOOR HET ARBEITSGERICHT RHEINE). - ZAAK NO. 44/72.
Jurisprudentie 1972 bladzijde 01243
Deense bijz. uitgave bladzijde 00313
Griekse bijz. uitgave bladzijde 00301
Portugese bijz. uitgave bladzijde 00429
Spaanse bijz. uitgave bladzijde 00249
Samenvatting
Partijen
Onderwerp
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum
++++
VRIJ VERKEER VAN PERSONEN - WERKNEMERS - VOORWAARDEN VOOR TEWERKSTELLING EN ARBEID - NATIONALE WETGEVING - BIJZONDERE SOCIALE BESCHERMING - DISCRIMINATIEVERBOD .
( EEG-VERDRAG, ART . 48, VERORDENING VAN DE RAAD NR . 1612/68, ART . 7 )
HET IN ARTIKEL 48 VAN HET VERDRAG EN ARTIKEL 7 VAN VERORDENING NR . 1612/68 VAN DE RAAD NEERGELEGDE VERBOD VAN DISCRIMINATIE IN DE VOORWAARDEN VOOR TEWERKSTELLING EN ARBEID HEEFT TEVENS BETREKKING OP DE BIJZONDERE BESCHERMING , MET NAME TEGEN ONTSLAG, DIE IN DE WETGEVING VAN EEN LID-STAAT OM REDENEN VAN SOCIALE AARD WORDT TOEGEKEND AAN BEPAALDE CATEGORIEEN WERKNEMERS .
IN DE ZAAK 44-72
BETREFFENDE EEN VERZOEK AAN HET HOF KRACHTENS ARTIKEL 177 E.E.G.-VERDRAG VAN HET ARBEITSGERICHT RHEINE, IN HET ALDAAR AANHANGIG GEDING TUSSEN
P . MARSMAN, DEURINGERSTRAAT 161 TE HENGELO, NEDERLAND
VERZOEKER IN HET HOOFDGEDING,
EN
FIRMA M . ROSSKAMP, 4432 GRONAU, BECKERHOOKSTRASSE 84, BONDSREPUBLIEK DUITSLAND,
VERWEERSTER IN HET HOOFDGEDING,
OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING INZAKE DE UITLEGGING VAN ARTIKEL 48 VAN HET EEG-VERDRAG EN ARTIKEL 7 VAN VERORDENING NR . 1612/68 VAN DE RAAD VAN 15 OKTOBER 1968 BETREFFENDE HET VRIJE VERKEER VAN WERKNEMERS BINNEN DE GEMEENSCHAP ( PB NR . L 257 VAN 19 OKTOBER 1967, BLZ . 2 ),
WIJST
1 OVERWEGENDE DAT HET ARBEITSGERICHT RHEINE BIJ BESCHIKKING VAN 15 MEI 1972, INGEKOMEN TER GRIFFIE VAN HET HOF OP 10 JULI 1972, KRACHTENS ARTIKEL 177 VAN HET EEG-VERDRAG EEN VRAAG HEEFT GESTELD INZAKE DE UITLEGGING VAN ARTIKEL 48 VAN DIT VERDRAG EN VAN ARTIKEL 7 VAN VERORDENING NR . 1612/68 VAN DE RAAD VAN 15 OKTOBER 1968 BETREFFENDE HET VRIJE VERKEER VAN WERKNEMERS BINNEN DE GEMEENSCHAP ( PB NR . L 257 VAN 19 OKTOBER 1968 );
2 DAT VOLGENS ARTIKEL 48 VAN HET VERDRAG HET VRIJE VERKEER VAN WERKNEMERS DE AFSCHAFFING INHOUDT VAN ELKE DISCRIMINATIE OP GROND VAN DE NATIONALITEIT TUSSEN DE WERKNEMERS DER LID-STATEN, WAT BETREFT DE WERKGELEGENHEID, DE BELONING EN DE OVERIGE ARBEIDSVOORWAARDEN;
DAT VOLGENS ARTIKEL 7 VAN VERORDENING NR . 1612 DE WERKNEMER DIE ONDERDAAN IS VAN EEN LID-STAAT, OP HET GRONDGEBIED VAN ANDERE LID-STATEN NIET OP GROND VAN ZIJN NATIONALITEIT ANDERS MAG WORDEN BEHANDELD DAN DE NATIONALE WERKNEMERS WAT BETREFT ALLE VOORWAARDEN VOOR TEWERKSTELLING EN ARBEID, MET NAME OP HET GEBIED VAN BELONING, ONTSLAG EN, INDIEN HIJ WERKLOOS IS GEWORDEN, WEDERINSCHAKELING IN HET BEROEP OF WEDERTEWERKSTELLING ( ARTIKEL 7, LID 1 ), DOCH DAAR DEZELFDE SOCIALE EN FISCALE VOORDELEN DIENT TE GENIETEN ALS DE NATIONALE WERKNEMERS ( ARTIKEL 7, LID 2 );
3 OVERWEGENDE DAT UIT DE STUKKEN BLIJKT DAT HET HOOFDGEDING GAAT OM DE VRAAG OF EEN WERKNEMER VAN NEDERLANDSE NATIONALITEIT, DIE IS TEWERKGESTELD BIJ EEN DUITSE ONDERNEMING EN IN DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND HET SLACHTOFFER IS GEWORDEN VAN EEN ARBEIDSONGEVAL WAARDOOR HIJ VOOR MEER DAN 50 PERCENT ARBEIDSONGESCHIKT IS, DAAR IN AANMERKING KOMT VOOR DE BIJZONDERE BESCHERMING TEGEN ONTSLAG, VOORZIEN IN PARAGRAAF 14 VAN DE SCHWERBESCHAEDIGTENGESETZ VAN 16 JUNI 1953, WANEER HIJ VOLDOET AAN DE VOORWAARDEN VOOR TOEKENNING VAN DEZE BESCHERMING, BEHALVE DAT HIJ NIET WOONACHTIG IS IN DE BONDESREPUBLIEK DUITSLAND, WELKE VOORWAARDE SLECHT WORDT GESTELD AAN BUITENLANDSE WERKNEMERS EN NIET AAN WERKNEMERS VAN DUITSE NATIONALITEIT;
DAT DE DOOR DE NATIONALE RECHTER GESTELDE VRAAG ALDUS EROP NEERKOMT OF HET DISCRIMINATIEVERBOD BEDOELD IN ARTIKEL 48 VAN HET VERDRAG EN ARTIKEL 7 VAN VERORDENING NR . 1612/68 TEVENS BETREKKING HEEFT OP DE BIJZONDERE BESCHERMING TEGEN ONTSLAG, DIE DE WETGEVER VAN EEN LID-STAAT OM BIJZONDERE REDENEN VAN SOCIALE AARD SLECHTS TOEKENT AAN BEPAALDE CATEGORIEEN WERKNEMERS;
4 OVERWEGENDE DAT ARTIKEL 48 VAN HET VERDRAG, TER VERZEKERING VAN HET VOOR DE GEMEENSCHAPPELIJKE MARKT VAN WEZENLIJK BELANG ZIJNDE VRIJE VERKEER VAN WERKNEMERS, DE AFSCHAFFING VAN ELKE DISCRIMINATIE OP GROND VAN DE NATIONALITEIT TUSSEN WERKNEMERS WAT BETREFT DE WERKGELEGENHEID, DE BELONING EN DE OVERIGE ARBEIDSVOORWAARDEN VOORSCHRIJFT;
DAT VOOR DEZE BEPALING GEEN ANDER DAN HET IN LID 3 LIMITATIEF VOORZIENE VOORBEHOUD MET BETREKKING TOT DE OPENBARE ORDE, DE OPENBARE VEILIGHEID EN DE VOLKSGEZONDHEID GELDT;
DAT HET GEMEENSCHAPSRECHT OP SOCIAAL GEBIED BERUST OP HET BEGINSEL DAT HET RECHT VAN IEDERE LID-STAAT AAN DE ONDERDANEN DER OVERIGE LID-STATEN DIE OP ZIJN GRONDGEBIED ZIJN TE WERK GESTELD, ALLE AAN DE EIGEN ONDERDANEN TOEGEKENDE VOORDELEN MOET VERZEKEREN;
DAT HIERUIT VOLGT DAT HET DISCRIMINATIEVERBOD VAN ARTIKEL 48 TEVENS BETREKKING HEEFT OP DE BIJZONDERE BESCHERMING DIE DE WETGEVING VAN EEN LID-STAAT OM REDENEN VAN SOCIALE AARD TOEKENT AAN BEPAALDE CATEGORIEEN WERKNEMERS;
5 OVERWEGENDE DAT ARTIKEL 7 VAN VERORDENING NR . 1612/68, DOOR UITDRUKKELIJK BIJ DE - GELIJKELIJK VOOR WERKNEMERS UIT DE ANDERE LID-STATEN EN VOOR NATIONALE WERKNEMERS GELDENDE - VOORWAARDEN VOOR TEWERKSTELLING EN ARBEID OOK DE OPZEGGING TE VERMELDEN, ENKEL ZORGT VOOR DE JUISTE UITVOERING VAN ARTIKEL 48;
DAT HIERUIT VOLGT DAT DEZE BEPALING TEVENS DOELT OP DE BIJZONDERE VOORWAARDEN, MET NAME INZAKE ONTSLAG, DIE IN EEN LID-STAAT GELDEN VOOR BIJZONDERE CATEGORIEEN NATIONALE WERKNEMERS;
6 OVERWEGENDE DAT DE KOSTEN, DOOR DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, DE REGERING VAN DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND EN DE REGERING VAN DE ITALIAANSE REPUBLIEK WEGENS INDIENING HUNNER OPMERKINGEN BIJ HET HOF GEMAAKT, NIET VOOR VERGOEDING IN AANMERKING KUNNEN KOMEN EN DAT DE PROCEDURE TEN AANZIEN VAN PARTIJEN IN HET HOOFDGEDING ALS EEN ALDAAR GEREZEN INCIDENT IS TE BESCHOUWEN, ZODAT DE NATIONALE RECHTERLIJKE INSTANTIE OVER DE KOSTEN HEEFT DE BESLISSEN;
HET HOF VAN JUSTITIE,
UITSPRAAK DOENDE OP DE DOOR HET ARBEITSGERICHT RHEINE BIJ BESCHIKKING VAN 15 MEI 1972 GESTELDE VRAAG, VERKLAART VOOR RECHT :
HET IN ARTIKEL 48 VAN HET VERDRAG EN IN ARTIKEL 7 VAN VERORDENING NR . 1612/68 VAN DE RAAD NEERGELEGDE VERBOD VAN DISCRIMINATIE IN DE VOORWAARDEN VOOR TEWERKSTELLING EN ARBEID, HEEFT TEVENS BETREKKING OP DE BIJZONDERE BESCHERMING, MET NAME TEGEN ONTSLAG, DIE IN DE WETGEVING VAN EEN LID-STAAT OM REDENEN VAN SOCIALE AARD WORDT TOEGEKEND AAN BEPAALDE CATEGORIEEN WERKNEMERS .