Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 61969CJ0026

Arrest van het Hof van 9 juli 1970.
Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Franse Republiek.
Zaak 26-69.

Jurisprudentie 1970 -00565

ECLI identifier: ECLI:EU:C:1970:67

61969J0026

ARREST VAN HET HOF VAN 9 JULI 1970. - COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN TEGEN FRANSE REPUBLIEK. - ZAAK NO. 26/69.

Jurisprudentie 1970 bladzijde 00565
Deense bijz. uitgave bladzijde 00097
Griekse bijz. uitgave bladzijde 00383
Portugese bijz. uitgave bladzijde 00427


Samenvatting
Partijen
Onderwerp
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum

Trefwoorden


++++

1 . BEROEP WEGENS DOOR DE STAAT GEPLEEGD VERZUIM - ONTVANKELIJKHEID - VERZUIM GEEINDIGD BIJ INDIENING VAN HET BEROEP - BELANG BIJ DE VORDERING

( EEG-VERDRAG, ART . 169 )

2 . LANDBOUW - GEMEENSCHAPPELIJK LANDBOUWBELEID - GEMEENSCHAPPELIJKE ORDENING DER MARKTEN - DIFFERENTIATIE VAN EEN DOUANEREGELING

( EEG-VERDRAG, ART . 40; VERORDENING NR . 136/66/EEG VAN 22 SEPTEMBER 1966, HOUDENDE DE GELEIDELIJKE TOTSTANDBRENGING VAN EEN GEMEENSCHAPPELIJKE ORDENING DER MARKTEN IN DE SECTOR OLIEN EN VETTEN )

3 . "PROTOCOL 1.7" ( BIJLAGE VAN HET EEG-VERDRAG ) - VRIJSTELLING VAN DOUANERECHTEN - VERBAND MET DE GEMEENSCHAPPELIJKE ORDENING DER MARKTEN EN HET GEMEENSCHAPPELIJK LANDBOUWBELEID - NIEUWE SITUATIE WELKE AAN TOEPASSING VAN PROTOCOL I.7 IN DE WEG STAAT - NOODZAAK VAN AANPASSING - MAATREGELEN TE NEMEN DOOR DE BETROKKEN LID-STAAT, DOOR DE COMMISSIE EN DOOR DE RAAD - ONDUIDELIJKE SITUATIE ALS GEVOLG VAN HET STILZITTEN DER INSTELLINGEN EN HET STILZWIJGEN DER VERORDENING - VERZUIM NIET GEBLEKEN

( PROTOCOL BETREFFENDE GOEDEREN VAN OORSPRONG EN VAN HERKOMST UIT BEPAALDE LANDEN ONDERWORPEN AAN EEN BIJZONDERE REGELING BIJ INVOER IN EEN VAN DE LID-STATEN, GENAAMD PROTOCOL I.7 )

Samenvatting


1 . ZONDER TE KUNNEN TREDEN IN DE BEOORDELING VAN DE DOELMATIGHEIDSREDENEN WELKE TOT INSTELLING VAN BEROEPEN KRACHTENS ARTIKEL 169 VAN HET EEG-VERDRAG HEBBEN GELEID, MAG HET HOF ONDERZOEKEN OF DE COMMISSIE, GEZIEN DE OMSTANDIGHEDEN, VOLDOENDE BELANG HEEFT BIJ DE DOOR HAAR INGESTELDE VORDERING . VAN ZODANIG BELANG KAN OOK NOG SPRAKE ZIJN WANNEER HET BEWEERDE VERZUIM BIJ INDIENING VAN HET BEROEP IS GEEINDIGD .

2 . BIJ VERORDENING NR . 136/66, VASTGESTELD TER UITVOERING VAN ARTIKEL 40 VAN HET VERDRAG, IS EEN GEMEENSCHAPPELIJKE ORDENING DER MARKTEN IN DE SECTOR OLIEN EN VETTEN INGEVOERD, GEBASEERD OP EEN PRIJZENBELEID DAT ZICH RICHT NAAR EEN AANTAL DOELSTELLINGEN, BETREFFENDE HET INKOMEN DER LANDBOUWBEVOLKING, DE INVOERING VAN EEN SAMENHANGEND PRODUKTIEBELEID, DE CONCURRENTIEVERHOUDINGEN TUSSEN DE VERSCHILLENDE SOORTEN OLIEN EN VETTEN, DE STABILISATIE DER MARKTEN ALSOOK DE VASTSTELLING VAN EEN PASSEND PEIL VOOR DE CONSUMENTENPRIJZEN . DIT BELEID VINDT PLAATS DOOR MIDDEL VAN EEN COMPLEX VAN INTERVENTIEMAATREGELEN, OMVATTENDE AANKOOP, VOORRAADVORMING EN VERKOOP DOOR DE INTERVENTIEBUREAUS, REGLEMENTERING VAN DE IN - EN UITVOER DOOR MIDDEL VAN EEN STELSEL VAN HEFFINGEN EN RESTITUTIES, ALSMEDE, WANNEER ZICH OP DE BETREFFENDE MARKT STORINGEN ZOUDEN VOORDOEN, MAATREGELEN TOT HERSTEL VAN HET EVENWICHT EN HET VERLENEN VAN BESCHERMING .

DE IN VERORDENING NR . 136/66 VOORZIENE INTERVENTIONISTISCHE EN PROTECTIONISTISCHE TECHNIEK ONDERSCHEIDT ZICH, ZOWEL QUA DOELSTELLING ALS WAT DE GEBEZIGDE MIDDELEN BETREFT, VAN UITSLUITEND OP DE TOEPASSING VAN DOUANERECHTEN GEBASEERDE REGELINGEN .

3 . HET PROTOCOL BETREFFENDE GOEDEREN VAN OORSPRONG EN VAN HERKOMST UIT BEPAALDE LANDEN ONDERWORPEN AAN EEN BIJZONDERE REGELING BIJ INVOER IN EEN VAN DE LID-STATEN - DAT ALS BIJLAGE BIJ HET EEG-VERDRAG IS GEVOEGD - HEEFT TEN DOEL HET HANDELSVERKEER TUSSEN BEPAALDE LID-STATEN EN BEPAALDE DERDE LANDEN IN STAND TE HOUDEN . NA DE INWERKINGTREDING VAN VERORDENING NR . 136/66 HOUDENDE DE TOTSTANDBRENGING VAN EEN GEMEENSCHAPPELIJKE ORDENING DER MARKTEN IN DE SECTOR OLIEN EN VETTEN KAN DE DOELSTELLING VAN PROTOCOL I.7 VOOR WAT DE INVOER VAN OLIJFOLIE BETREFT ECHTER NOG SLECHTS WORDEN GEREALISEERD DOOR MIDDELEN WELKE IN OVEREENSTEMMING ZIJN MET DE DOOR GENOEMDE VERORDENING GESCHAPEN NIEUWE SITUATIE EN MET DE BEGINSELEN WELKE TEN GRONDSLAG LIGGEN AAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE ORDENING VAN DE MARKT VOOR OLIEN EN VETTEN .

ONVERMINDERD INITIATIEVEN VAN DE LID-STAAT TE WIENS BEHOEVE IN PROTOCOL I.7 BEPAALDE RECHTEN ZIJN VOORBEHOUDEN, KON ZODANIGE AANPASSING SLECHTS GESCHIEDEN DOOR DE INSTELLINGEN VAN DE GEMEENSCHAP DIE BEVOEGD ZIJN HET GEMEENSCHAPPELIJK LANDBOUWBELEID TE REALISEREN EN DE BETREKKINGEN VAN DE GEMEENSCHAP MET DERDE LANDEN TE REGELEN . NU ER DOOR HET STILZWIJGEN VAN VERORDENING NR . 136/66 OP DIT PUNT EEN ONZEKERE TOESTAND WAS GESCHAPEN, MAG AAN DE LID-STAAT DIE DE INVOER VAN OLIJFOLIE WAARVOOR TEVOREN IN PROTOCOL I.7 EEN PREFERENTIE WAS TOEGEKEND, VAN DE TOEPASSING DER BIJ DIE VERORDENING INGEVOERDE HEFFING HEEFT UITGESLOTEN, GEEN SCHENDING VAN HET VERDRAG WORDEN VERWETEN .

Partijen


IN DE ZAAK 26-69

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, TEN DEZE VERTEGENWOORDIGD DOOR HAAR JURIDISCH ADVISEUR G . LE TALLEC, ALS GEMACHTIGDE, DOMICILIE GEKOZEN HEBBENDE TE LUXEMBURG BIJ HAAR JURIDISCH ADVISEUR MR . E . REUTER, 4, BOULEVARD ROYAL,

VERZOEKSTER,

TEGEN

FRANSE REPUBLIEK, TEN DEZE VERTEGENWOORDIGD DOOR R . SIVAN, BUITENGEWOON EN GEVOLMACHTIGD AMBASSADEUR, EN G . DE LACHARRIERE, GEVOLMACHTIGD MINISTER, DIRECTEUR JURIDISCHE ZAKEN OP HET MINISTERIE VAN BUITENLANDSE ZAKEN, ALS GEMACHTIGDEN, DOMICILIE GEKOZEN HEBBENDE TE LUXEMBURG OP DE FRANSE AMBASSADE,

VERWEERSTER,

Onderwerp


WAARIN AAN HET HOF IS VERZOCHT TE VERSTAAN DAT DE FRANSE REPUBLIEK DE VERPLICHTINGEN OP HAAR RUSTENDE KRACHTENS 'S RAADS VERORDENING NO . 136/66/EEG VAN 22 SEPTEMBER 1966, HOUDENDE DE TOTSTANDBRENGING VAN EEN GEMEENSCHAPPELIJKE ORDENING DER MARKTEN IN DE SECTOR OLIEN EN VETTEN NIET HEEFT NAGELEEFD DOOR DE HEFFING BINNEN DE GRENZEN VAN EEN JAARLIJKS VASTGESTELD CONTINGENT NIET-TOEPASSELIJK TE VERKLAREN OP DE INVOER VAN OLIJFOLIE VAN OORSPRONG EN VAN HERKOMST UIT TUNESIE, WIJST

Overwegingen van het arrest


1 OVERWEGENDE DAT DE COMMISSIE ZICH INGEVOLGE ARTIKEL 169 VAN HET EEG-VERDRAG BIJ REQUEST VAN 14 JUNI 1969 TOT HET HOF VAN JUSTITIE HEEFT GEWEND MET VERZOEK TE VERSTAAN DAT DE FRANSE REPUBLIEK VERPLICHTINGEN OP HAAR RUSTENDE KRACHTENS VERORDENING NR . 136/66/EEG VAN DE RAAD VAN 22 SEPTEMBER 1966 ( PUBLIKATIEBLAD, BLZ . 3025/66 ) HOUDENDE DE TOTSTANDBRENGING VAN EEN GEMEENSCHAPPELIJKE ORDENING DER MARKTEN IN DE SECTOR OLIEN EN VETTEN, HEEFT GESCHONDEN DOOR DE HEFFINGEN BINNEN DE GRENZEN VAN EEN JAARLIJKS VASTGESTELD CONTINGENT NIET-TOEPASSELIJK TE VERKLAREN OP DE INVOER VAN OLIJFOLIE VAN OORSPRONG EN VAN HERKOMST UIT TUNESIE;

I - TEN AANZIEN VAN HET BELANG BIJ DE VORDERING

2 OVERWEGENDE DAT V}}R DE INWERKINGTREDING VAN VERORDENING NR . 136/66 DE INVOER IN FRANKRIJK VAN TUNESISCHE OLIJFOLIE KRACHTENS HET PROTOCOL BETREFFENDE GOEDEREN VAN OORSPRONG EN VAN HERKOMST UIT BEPAALDE LANDEN ONDERWORPEN AAN EEN BIJZONDERE REGELING BIJ INVOER IN EEN VAN DE LID-STATEN, DAT ALS BIJLAGE IS GEVOEGD BIJ HET VERDRAG TOT OPRICHTING VAN DE EUROPESE ECONOMISCHE GEMEENSCHAP (" PROTOCOL I.7 "), VAN DOUANERECHTEN WAS VRIJGESTELD;

3 DAT DE FRANSE REGERING, NADAT BIJ GENOEMDE VERORDENING EEN GEMEENSCHAPPELIJKE ORDENING DER MARKTEN IN DE SECTOR OLIEN EN VETTEN IN HET LEVEN WAS GEROEPEN, OP GRONDSLAG VAN PROTOCOL I.7 OP DIEZELFDE INVOER DE HEFFING NIET-TOEPASSELIJK HEEFT VERKLAARD;

4 DAT DE COMMISSIE NAAR AANLEIDING VAN DE EERSTE DESBETREFFENDE - IN HET JOURNAL OFFICIEL DE LA REPUBLIQUE FRANCAISE GEPUBLICEERDE - MAATREGELEN IN EEN TOT DE FRANSE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN GERICHTE BRIEF VAN 1 AUGUSTUS 1967 BEZWAREN HEEFT OPGEWORPEN EN VERWEERSTER OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 169 VAN HET VERDRAG IN DE GELEGENHEID HEEFT GESTELD TOT HET MAKEN VAN OPMERKINGEN;

5 DAT DE COMMISSIE, NADAT DE OMSTREDEN REGELING BIJ EEN IN HET JOURNAL OFFICIEL DE LA REPUBLIQUE FRANCAISE GEPLAATSTE MEDEDELING WAS VERLENGD, OP 3 MEI 1968 EEN MET REDENEN OMKLEED ADVIES HEEFT UITGEBRACHT, WAARBIJ ZIJ EEN SCHENDING VAN HET VERDRAG VASTSTELDE EN OM BEEINDIGING DIER SCHENDING BINNEN EEN MAAND VERZOCHT;

6 DAT OP DEZE HANDELING DER COMMISSIE EEN NIEUWE MEDEDELING IN HET JOURNAL OFFICIEL DE LA REPUBLIQUE FRANCAISE IS GEVOLGD, WAARBIJ HETZELFDE STELSEL VOOR HET JAAR 1969 WERD VERLENGD;

7 DAT EEN OP 28 MAART 1969 TE TUNIS GETEKENDE ASSOCIATIEOVEREENKOMST TUSSEN DE GEMEENSCHAP EN DE TUNESISCHE REPUBLIEK OP 1 SEPTEMBER 1969 VAN KRACHT IS GEWORDEN ( PUBLIKATIEBLAD NR . L 198, BLZ . 1 );

8 DAT OP 23 JULI 1969 TER UITVOERING VAN DEZE OVEREENKOMST VERORDENING NR . 1471/69 EEG VAN DE RAAD BETREFFENDE DE INVOER VAN OLIJFOLIE UIT TUNESIE ( PUBLIKATIEBLAD NR . L 198, BLZ . 93 ) IS VASTGESTELD;

9 OVERWEGENDE DAT HIERUIT BLIJKT DAT HET BEROEP VAN DE COMMISSIE IS INGESTELD OP EEN TIJDSTIP WAAROP DE AAN VERWEERSTER VERWETEN SCHENDING VAN HET VERDRAG IN FEITE WAS GEEINDIGD DOORDIEN VOOR DE REGELING WELKE IN DE FRANSE REPUBLIEK VAN KRACHT WAS HET IN ARTIKEL 5 VAN BIJLAGE I DER ASSOCIATIEOVEREENKOMST VOORZIENE STELSEL IN DE PLAATS WAS GETREDEN;

10 DAT HET HOF DAAROM - ZONDER TE KUNNEN TREDEN IN DE BEOORDELING VAN DE DOELMATIGHEIDSREDENEN WELKE DE COMMISSIE TOT INSTELLING VAN HET BEROEP KRACHTENS ARTIKEL 169 HEBBEN GELEID - MOET ONDERZOEKEN OF ZIJ BIJ HAAR VORDERING NOG VOLDOENDE BELANG HEEFT;

11 OVERWEGENDE DAT DE COMMISSIE V}}R HET INSTELLEN VAN HET BEROEP, IN DE BRIEF VAN 1 AUGUSTUS 1967 EN HET MET REDENEN OMKLEED ADVIES VAN 3 MEI 1968, HAAR STANDPUNT HAD BEPAALD EN DAT DE IN DAT ADVIES GESTELDE TERMIJN AFLIEP OP EEN TIJDSTIP WAAROP DE GEWRAAKTE SCHENDING VAN HET VERDRAG NOG BESTOND;

12 DAT ANDERZIJDS IN EEN BRIEFWISSELING TER GELEGENHEID VAN DE ONDERTEKENING VAN DE ASSOCIATIEOVEREENKOMST UITDRUKKELIJK IS VOORZIEN DAT VOOR WAT BETREFT DE PRODUKTEN IN DE BIJLAGEN I EN II DER OVEREENKOMST VERMELD - WAARONDER OLIJFOLIE - DE TOEPASSING VAN PROTOCOL I.7 SLECHTS WORDT OPGESCHORT VOOR DE DUUR DER OVEREENKOMST - AANGEGAAN VOOR VIJF JAREN - EN "WEDEROM VAN KRACHT ZAL WORDEN WANNEER DEZE OVEREENKOMST NIET MEER ZAL GELDEN";

13 DAT, TEN SLOTTE, GEZIEN HET BELANG VAN DE VRAAGSTUKKEN WELKE DE TOEPASSING VAN PROTOCOL I.7 ZOWEL IN VERBAND MET DE GEMEENSCHAPPELIJKE ORDENING DER LANDBOUWMARKTEN ALS MET HET GEMEENSCHAPPELIJK HANDELSBELEID DOET RIJZEN, HET BELANG DER COMMISSIE BIJ DE DOOR HAAR INGESTELDE VORDERING NIET KAN WORDEN BETWIJFELD;

II - TEN PRINCIPALE

14 OVERWEGENDE DAT VOLGENS DE COMMISSIE DOORDIEN BIJ VERORDENING NR . 136/66 VOOR DE SECTOR OLIEN EN VETTEN EEN GEMEENSCHAPPELIJKE ORDENING DER MARKTEN IN HET LEVEN IS GEROEPEN WELKE MET NAME DOOR TOEPASSING VAN HEFFINGEN WORDT GEKENMERKT, EEN EINDE IS GEKOMEN AAN DE "DOUANEREGELING" KRACHTENS PROTOCOL I.7 TOEPASSELIJK OP DE INVOER IN FRANKRIJK VAN OLIJFOLIE VAN OORSPRONG UIT TUNESIE;

15 DAT VERWEERSTER ZICH OP DATZELFDE PROTOCOL, IN HET LICHT VAN DEZELFDE DOELSTELLINGEN GEINTERPRETEERD, BEROEPT TER RECHTVAARDIGING DER HANDHAVING VAN EEN STELSEL VAN VRIJSTELLING VOOR GENOEMDE INVOER - ONDANKS HET FEIT DAT BIJ VERORDENING NR . 136/66 EEN HEFFING WAS INGESTELD - ZULKS TOT AAN DE INWERKINGTREDING VAN DE BEPALINGEN VOORZIEN IN DE ASSOCIATIEOVEREENKOMST TUSSEN DE GEMEENSCHAP EN DE TUNESISCHE REPUBLIEK;

16 OVERWEGENDE DAT PROTOCOL I.7 TEN DOEL HEEFT HET HANDELSVERKEER TUSSEN BEPAALDE LID-STATEN ENERZIJDS EN VERSCHILLENDE DERDE LANDEN MET WELKE DIE STATEN VANOUDS BETREKKINGEN ONDERHOUDEN ANDERZIJDS, TE HANDHAVEN;

17 DAT WAT MET NAME DE TOT HET GEBIED VAN DE FRANSE FRANK BEHORENDE ONAFHANKELIJKE LANDEN - WAARONDER DE TUNESISCHE REPUBLIEK - BETREFT, IN EEN BIJ HET VERDRAG TOT OPRICHTING VAN DE EUROPESE ECONOMISCHE GEMEENSCHAP GEVOEGDE VERKLARING VAN INTENTIE ALLEREERST UITDRUKKING WORDT GEGEVEN AAN HET VERLANGEN "DE TRADITIONELE HANDELSSTROMEN TUSSEN DE LID-STATEN VAN DE EUROPESE ECONOMISCHE GEMEENSCHAP EN DIE ONAFHANKELIJKE LANDEN TE HANDHAVEN EN TE VERSTERKEN EN TOT DE ECONOMISCHE EN SOCIALE ONTWIKKELING VAN DEZE LANDEN BIJ TE DRAGEN" EN VOORTS "AAN DIE LANDEN ONDERHANDELINGEN WORDEN AANGEBODEN WELKE HET SLUITEN VAN OVEREENKOMSTEN TOT ECONOMISCHE ASSOCIATIE MET DE GEMEENSCHAP BEOGEN";

18 DAT DERHALVE HET DOOR DE FRANSE REGERING TOT UITDRUKKING GEBRACHTE VOORNEMEN IEDERE MAATREGEL TE VERMIJDEN WELKE ZOU LEIDEN TOT VERSLECHTERING VAN DE HANDELSBETREKKINGEN MET TUNESIE IN DE BIJ HET ONDERHAVIGE BEROEP BEDOELDE SECTOR KLAARBLIJKELIJK WAS INGEGEVEN ZOWEL DOOR HET MET PROTOCOL I.7 BEOOGDE DOEL ALS DOOR DE HIERBOVEN AANGEHAALDE INTENTIEVERKLARING;

19 DAT DEZE DOELSTELLING ECHTER NA DE INWERKINGTREDING VAN VERORDENING NR . 136/66 SLECHTS KON WORDEN GEREALISEERD DOOR MIDDELEN WELKE MET DE DOOR DIE VERORDENING GESCHAPEN NIEUWE SITUATIE IN OVEREENSTEMMING ZIJN;

20 OVERWEGENDE DAT BIJ VERORDENING NR . 136/66, VASTGESTELD TER UITVOERING VAN ARTIKEL 40 VAN HET VERDRAG, EEN GEMEENSCHAPPELIJKE ORDENING DER MARKTEN IN DE SECTOR OLIEN EN VETTEN IS INGEVOERD, GEBASEERD OP EEN PRIJZENBELEID DAT ZICH RICHT NAAR EEN AANTAL DOELSTELLINGEN, BETREFFENDE HET INKOMEN DER LANDBOUWBEVOLKING, DE INVOERING VAN EEN SAMENHANGEND PRODUKTIEBELEID, DE CONCURRENTIEVERHOUDINGEN TUSSEN DE VERSCHILLENDE SOORTEN OLIEN EN VETTEN, DE STABILISATIE DER MARKTEN ALSOOK DE VASTSTELLING VAN EEN PASSEND PEIL VOOR WAT DE CONSUMENTENPRIJZEN BETREFT;

21 DAT DIT BELEID PLAATS VINDT DOOR MIDDEL VAN EEN COMPLEX VAN INTERVENTIEMAATREGELEN, OMVATTENDE AANKOOP, VOORRAADVORMING EN VERKOOP DOOR DE INTERVENTIEBUREAUS, REGLEMENTERING VAN DE IN - EN UITVOER DOOR MIDDEL VAN EEN STELSEL VAN HEFFINGEN EN RESTITUTIES, ALSMEDE, WANNEER ZICH OP DE BETREFFENDE MARKT STORINGEN ZOUDEN VOORDOEN, DOOR MAATREGELEN TOT HERSTEL VAN HET EVENWICHT EN HET VERLENEN VAN BESCHERMING;

22 DAT VOLGENS ARTIKEL 3, LID 2, VAN VERORDENING NR . 136/66 "DE TOEPASSING VAN ENIG DOUANERECHT" MET DE VOORSCHRIFTEN DIER VERORDENING ONVERENIGBAAR IS TENZIJ UITDRUKKELIJK ANDERS IS VOORZIEN;

23 DAT DERHALVE BLIJKT DAT DE IN VERORDENING NR . 136/66 VOORZIENE INTERVENTIONISTISCHE EN PROTECTIONISTISCHE TECHNIEK ZICH ZOWEL QUA DOELSTELLING ALS WAT DE GEBEZIGDE MIDDELEN BETREFT, VAN DE IN PROTOCOL I.7 BEDOELDE DOUANEREGELINGEN ONDERSCHEIDT;

24 OVERWEGENDE DAT DEZE NIEUWE REGELING, VOORTVLOEIENDE UIT DE UITBREIDING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK LANDBOUWBELEID TOT DE BETROKKEN SECTOR, NIET LANGER GEDOOGT DAT EEN VOOR DE INVOER TOEGEKENDE VRIJSTELLING, WAARBIJ MEN - BUITEN IEDER VERBAND MET ENIGE MARKTORDENING - EEN UITSLUITEND OP DE TOEPASSELIJKHEID VAN DOUANERECHTEN BERUSTENDE PROTECTIONISTISCHE REGELING OP HET OOG HAD, ZONDER MEER TOEPASSING ZOU BLIJVEN VINDEN;

25 DAT DERHALVE SEDERT DE INWERKINGTREDING VAN VERORDENING NR . 136/66 DE DOELSTELLING VAN PROTOCOL I.7 MOEST WORDEN VERWEZENLIJKT LANGS DE WEG VAN BEPALINGEN WELKE VERENIGBAAR ZIJN MET DE BEGINSELEN WAAROP DE GEMEENSCHAPPELIJKE ORDENING VAN DE MARKT VOOR OLIEN EN VETTEN BERUST;

26 DAT DIENTENGEVOLGE DE UITOEFENING DER BIJ PROTOCOL I.7 AAN DE FRANSE REPUBLIEK VOORBEHOUDEN RECHTEN MOEST WORDEN AANGEPAST AAN DE BIJ VERORDENING NR . 136/66 INGEVOERDE NIEUWE ORGANISATORISCHE MIDDELEN;

27 OVERWEGENDE DAT ZODANIGE AANPASSING - ONVERMINDERD EVENTUELE INITIATIEVEN VAN DE LID-STAAT TE WIENS BEHOEVE IN PROTOCOL I.7 BEPAALDE RECHTEN ZIJN VOORBEHOUDEN - SLECHTS KON GESCHIEDEN DOOR DE INSTELLINGEN VAN DE GEMEENSCHAP DIE BEVOEGD ZIJN HET GEMEENSCHAPPELIJK LANDBOUWBELEID TE REALISEREN EN DE BETREKKINGEN VAN DE GEMEENSCHAP MET DERDE LANDEN TE REGELEN, DAARBIJ REKENING HOUDEND MET HET GEMEENSCHAPPELIJK KARAKTER VAN DE ORDENING VAN DE BETROKKEN MARKTSECTOR EN DE COMMERCIELE EN FINANCIELE GEVOLGEN WELKE VOOR DE GEMEENSCHAP ALS GEHEEL AAN IEDERE AFWIJKING VAN DE BEGINSELEN DER VERORDENING VERBONDEN ZIJN;

28 DAT HET DERHALVE BIJ DE VASTSTELLING VAN VERORDENING NR . 136/66 DE TAAK VAN DE COMMISSIE WAS GEWEEST AAN DE RAAD VOORSTELLEN TE DOEN TOT HET GEVEN VAN BEPALINGEN TER OPLOSSING VAN HET VRAAGSTUK GEREZEN ALS GEVOLG VAN DE UITWERKING VAN DE NIEUWE RECHTSTOESTAND - DOOR DE MARKTORDENING VOOR OLIEN EN VETTEN ONTSTAAN - OP DE UIT PROTOCOL I.7 VOORTVLOEIENDE PREFERENTIE;

29 DAT ZODANIGE BEPALINGEN NOODZAKELIJKER VOORKOMEN, NU DE AUTEURS VAN VERORDENING NR . 136/66 MOESTEN WETEN DAT MET DE MOGELIJKHEID VAN EEN ASSOCIATIEOVEREENKOMST MET DE TUNESISCHE REPUBLIEK VIEL TE REKENEN, WAARIN DE PREFERENTIE TEN BEHOEVE VAN DE INVOER VAN OLIJFOLIE TOT OP ZEKERE HOOGTE ZOU WORDEN OVERGENOMEN;

30 DAT ONDER DEZE OMSTANDIGHEDEN VOOR HET TIJDVAK GELEGEN TUSSEN DE INVOERING VAN DE ORDENING VAN DE MARKT VOOR OLIEN EN VETTEN EN DE INWERKINGTREDING VAN DE ASSOCIATIEOVEREENKOMST, BEPAALDE AAN VERORDENING NR . 136/66 DEROGERENDE VOORSCHRIFTEN HADDEN MOETEN WORDEN VASTGESTELD ;

31 DAT HET STILZWIJGEN VAN VERORDENING NR . 136/66 OP DIT PUNT DE VRAAG KON DOEN RIJZEN OF EEN ONGEWIJZIGDE UITOEFENING VAN DE UIT PROTOCOL I.7 VOORTVLOEIENDE RECHTEN, ALTHANS VOORLOPIG, MET DE BEPALINGEN DIER VERORDENING VERENIGBAAR WAS;

32 DAT, GEZIEN DE ALDUS GESCHAPEN ONZEKERE TOESTAND, AAN DE FRANSE REPUBLIEK GEEN SCHENDING VAN HET VERDRAG MAG WORDEN VERWETEN;

33 DAT HET BEROEP DER COMMISSIE DERHALVE ALS ONVOLDOENDE GEGROND MOET WORDEN VERWORPEN;

Beslissing inzake de kosten


34 OVERWEGENDE DAT VOLGENS ARTIKEL 69, LID 2, VAN HET REGLEMENT VOOR DE PROCESVOERING DE IN HET ONGELIJK GESTELDE PARTIJ IN DE KOSTEN WORDT VERWEZEN;

35 DAT DE COMMISSIE IN HET ONGELIJK IS GESTELD;

Dictum


HET HOF VAN JUSTITIE,

RECHTDOENDE :

1 . VERWERPT HET BEROEP;

2 . VERWIJST DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN IN DE KOSTEN VAN HET GEDING .

Top