This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 61969CJ0015
Judgment of the Court of 15 October 1969. # Württembergische Milchverwertung-Südmilch AG v Salvatore Ugliola. # Reference for a preliminary ruling: Bundesarbeitsgericht - Germany. # Case 15-69.
Arrest van het Hof van 15 oktober 1969.
Württembergische Milchverwertung-Südmilch AG tegen Salvatore Ugliola.
Verzoek om een prejudiciële beslissing: Bundesarbeitsgericht te Kassel - Duitsland.
Zaak 15-69.
Arrest van het Hof van 15 oktober 1969.
Württembergische Milchverwertung-Südmilch AG tegen Salvatore Ugliola.
Verzoek om een prejudiciële beslissing: Bundesarbeitsgericht te Kassel - Duitsland.
Zaak 15-69.
Jurisprudentie 1969 -00363
ECLI identifier: ECLI:EU:C:1969:46
ARREST VAN HET HOF VAN 15 OKTOBER 1969. - WUERTTEMBERGISCHE MILCHVERWERTUNG - SUEDMILCH AG TEGEN SALVATORE UGLIOLA. - (VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING, INGEDIEND DOOR HET BUNDESARBEITSGERICHT TE KASSEL). - ZAAK NO. 15/69.
Jurisprudentie 1969 bladzijde 00363
Deense bijz. uitgave bladzijde 00093
Griekse bijz. uitgave bladzijde 00127
Portugese bijz. uitgave bladzijde 00131
Spaanse bijz. uitgave bladzijde 00373
Zweedse bijz. uitgave bladzijde 00415
Finse bijz. uitgave bladzijde 00413
Samenvatting
Partijen
Onderwerp
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum
++++
VRIJ VERKEER VAN PERSONEN - WERKNEMERS - GELIJKE BEHANDELING - NATIONALE WETTELIJKE REGELING TER BESCHERMING TEGEN NADELIGE GEVOLGEN AAN VERVULLING VAN MILITAIRE DIENSTPLICHT VERBONDEN - TOEPASSING OP DE ONDERDANEN DER ANDERE LID-STATEN .
( E.E.G.-VERDRAG, ART . 48, VERORDENING E.E.G . NO . 38/64 VAN DE RAAD, ART . 9, LID 1, VERORDENING E.E.G . NO . 1612/68 VAN DE RAAD, ART . 7 )
EEN NATIONALE RECHTSREGEL WELKE DE WERKNEMERS BESCHERMT TEGEN DE NADELIGE GEVOLGEN TEN OPZICHTE VAN DE ARBEIDSVOORWAARDEN BINNEN HET BEDRIJF WELKE AAN AFWEZIGHEID WEGENS HET VERVULLEN VAN MILITAIRE DIENSTPLICHT ZIJN VERBONDEN, MOET OOK TOEPASSING VINDEN TEN AANZIEN VAN DE ONDERDANEN DER ANDERE LID-STATEN DIE OP HET GRONDGEBIED VAN DE BETROKKEN LID-STAAT ZIJN TEWERKGESTELD EN IN HET LAND VAN HERKOMST HUN MILITAIRE DIENSTPLICHT MOETEN VERVULLEN .
IN DE ZAAK 15-69
BETREFFENDE EEN DOOR HET BUNDESARBEITSGERICHT TE KASSEL KRACHTENS ARTIKEL 177 VAN HET E.E.G.-VERDRAG TOT HET HOF GERICHT VERZOEK, DAARTOE STREKKENDE DAT IN HET VOOR GENOEMDE RECHTERLIJKE INSTANTIE AANHANGIG GEDING TUSSEN
WURTTEMBERGISCHE MILCHVERWERTUNG-SUDMILCH-AG, ROSENSTEINSTRASSE 20, STUTTGART-N, EISERES IN REVISIE
EN
SALVATORE UGLIOLA, ARBEIDER, ROSENSTEINSTRASSE 20, STUTTGART-N, GEDAAGDE IN REVISIE
BIJ WEGE VAN PREJUDICIELE BESLISSING UITSPRAAK WORDE GEDAAN INZAKE DE UITLEGGING VAN ARTIKEL 9 VAN 'S RAADS VERORDENING NO . 38/64 VAN 25 MAART 1964 EN VAN ARTIKEL 7 VAN 'S RAADS VERORDENING NO . 1612/68 VAN 15 OKTOBER 1968, BETREFFENDE HET VRIJE VERKEER VAN WERKNEMERS BINNEN DE GEMEENSCHAP ( PUBLIKATIEBLAD NO . 62 VAN 17.4.1964 EN NO . L 257 VAN 19.10.1968 ), WIJST
1 OVERWEGENDE DAT HET BUNDESARBEITSGERICHT TE KASSEL BIJ BESCHIKKING VAN 27 FEBRUARI 1969, INGEKOMEN TER GRIFFIE VAN HET HOF VAN JUSTITIE OP 28 MAART 1969, KRACHTENS ARTIKEL 177 VAN HET VERDRAG TOT OPRICHTING VAN DE E.E.G . EEN VRAAG HEEFT GESTELD TENEINDE UITLEGGING TE BEKOMEN VAN DE ARTIKELEN 9, LID 1, VAN 'S RAADS VERORDENING E.E.G . NO . 38/64 VAN 25 MAART 1964 EN 7 VAN 'S RAADS VERORDENING NO . 1612/68 VAN 15 OKTOBER 1968 BETREFFENDE HET VRIJE VERKEER VAN WERKNEMERS BINNEN DE GEMEENSCHAP;
2 OVERWEGENDE DAT HET ER IN BEDOELDE VRAAG OM GAAT OF VOORMELDE ARTIKELEN "MOETEN WORDEN GEINTERPRETEERD IN DIE ZIN DAT EEN WERKNEMER - ONDERAAN VAN EEN LID-STAAT EN OP HET GRONDGEBIED VAN EEN ANDERE LID-STAAT WERKZAAM - OVEREENKOMSTIG HET RECHT VAN HET LAND WAAR DE ARBEID WORDT VERRICHT VOOR DE BEPALING VAN DE BIJ ZIJN WERKGEVER VOLBRACHTE DIENSTTIJD AANSPRAAK KAN MAKEN OP TOEREKENING VAN DE DIENSTTIJD GEDURENDE WELKE HIJ ZIJN WERK HEEFT MOETEN ONDERBREKEN TENEINDE ZIJN MILITAIRE DIENSTPLICHT IN ZIJN LAND VAN HERKOMST TE VERVULLEN";
3 OVERWEGENDE DAT DE VERORDENINGEN WAARVAN UITLEGGING GEVRAAGD WORDT BERUSTEN OP ARTIKEL 48 VAN HET VERDRAG WAARIN, TER VERZEKERING VAN HET VOOR DE GEMEENSCHAPPELIJKE MARKT WEZENLIJKE VRIJE VERKEER VAN WERKNEMERS, DE AFSCHAFFING VAN ELKE DISCRIMINATIE TUSSEN DE WERKNEMERS DER LID-STATEN OP GROND VAN DE NATIONALITEIT IS VOORGESCHREVEN VOOR ZOVEEL BETREFT DE WERKGELEGENHEID, DE BELONING EN DE OVERIGE ARBEIDSVOORWAARDEN;
DAT IN DEZE BEPALING GEEN ANDER VOORBEHOUD WORDT GEMAAKT DAN DIE WELKE IN LID 3 LIMITATIEF ZIJN OPGESOMD EN DE OPENBARE ORDE, OPENBARE VEILIGHEID EN VOLKSGEZONDHEID BETREFFEN;
DAT HET GEMEENSCHAPSRECHT OP HET STUK DER ARBEIDSVERHOUDINGEN BERUST OP HET BEGINSEL DAT HET RECHT VAN IEDERE LID-STAAT AAN DE ONDERDANEN DER OVERIGE LID-STATEN DIE OP ZIJN GRONDGEBIED ZIJN TEWERKGESTELD, ALLE AAN DE EIGEN ONDERDANEN TOEGEKENDE VOORDELEN MOET VERZEKEREN;
4 OVERWEGENDE DAT WANNEER MIGRERENDE WERKNEMERS HUN MILITAIRE DIENSTPLICHT JEGENS HUN EIGEN STAAT VERVULLEN, ZULKS OP DE ARBEIDSVOORWAARDEN DIER WERKNEMERS IN EEN ANDERE LID-STAAT VAN INVLOED KAN ZIJN;
DAT DE DESBETREFFENDE REGELING ZELVE - IN DE ARTIKELEN 6, LID 2, VAN VERORDENING E.E.G . NO . 38/64 ALSOOK IN ARTIKEL 5 , LID 3, VAN 'S RAADS RICHTLIJN NO . 64/240 EN ARTIKEL 6, LID 2, VAN 'S RAADS RICHTLIJN NO . 68/360, DE BESCHERMING DER MIGRERENDE WERKNEMERS TEGEN DE GEVOLGEN HUNNER MILITAIRE DIENSTPLICHT VOOR DE ARBEIDSVOORWAARDEN ONDER HET OOG ZIET;
DAT DE AARD DEZER GEVOLGEN WEZENLIJK NIET VERANDERT NAAR GELANG DE WERKNEMERS WORDEN OPGEROEPEN DOOR DE STAAT WAAR ZIJ WERKEN DAN WEL DOOR EEN ANDERE LID-STAAT WELKE NATIONALITEIT ZIJ BEZITTEN;
5 DAT EEN NATIONALE WET WELKE AAN EEN WERKNEMER DIE ZIJN ARBEID IN ZIJN VROEGERE BEDRIJF HERVAT DE AAN AFWEZIGHEID WEGENS MILITAIRE DIENST VERBONDEN NADELEN WIL BESPAREN, MET NAME DOOR TE VOORZIEN DAT VOOR DE BEPALING VAN DE DUUR DER IN DE ONDERNEMING VOLBRACHTE DIENST DE MILITAIRE DIENSTTIJD IN AANMERKING WORDT GENOMEN, EEN REGELING IS OP HET STUK VAN DE ARBEIDSVOORWAARDEN;
DAT ZODANIGE WET DERHALVE NIET - OP GROND VAN EEN ZIJDELINGS VERBAND MET DE LANDSVERDEDIGING - IS ONTTROKKEN AAN DE TOEPASSING VAN DE ARTIKELEN 9, LID 1, VAN VERORDENING E.E.G . NO . 38/64 EN 7 VAN VERORDENING E.E.G . NO . 1612/68 BETREFFENDE GELIJKHEID VAN BEHANDELING EN UNIFORME BESCHERMING DER MIGRERENDE WERKNEMERS "MET BETREKKING TOT ALLE VOORWAARDEN VOOR TEWERKSTELLING EN ARBEID";
6 DAT ARTIKEL 48 VAN HET VERDRAG ZELF, BEHALVE IN DE GEVALLEN UITDRUKKELIJK IN LID 3 VOORZIEN, NIET TOESTAAT DAT DE LID-STATEN VAN DE DOOR HET VERDRAG GEWILDE GELIJKHEID VAN BEHANDELING EN UNIFORME BESCHERMING VAN ALLE WERKNEMERS DER GEMEENSCHAP ZOUDEN AFWIJKEN DOOR TEN BEHOEVE VAN DE EIGEN ONDERDANEN LANGS EEN OMWEG VERSCHILLEND GEVOLG TOE TE KENNEN AAN HET VERVULLEN VAN DE MILITAIRE DIENSTPLICHT;
DAT DERHALVE EEN NATIONALE RECHTSREGEL WELKE DE WERKNEMERS BESCHERMT TEGEN DE NADELIGE GEVOLGEN TEN OPZICHTE VAN DE ARBEIDSVOORWAARDEN BINNEN HET BEDRIJF WELKE AAN AFWEZIGHEID WEGENS HET VERVULLEN VAN MILITAIRE DIENSTPLICHT ZIJN VERBONDEN, OOK TOEPASSING MOET VINDEN TEN AANZIEN VAN DE ONDERDANEN DER ANDERE LID-STATEN DIE OP HET GRONDGEBIED VAN DE BETROKKEN STAAT ZIJN TEWERKGESTELD EN IN HET LAND VAN HERKOMST HUN MILITAIRE DIENSTPLICHT MOETEN VERVULLEN;
7 DAT BEDOELDE BEPALINGEN DAN OOK AAN EEN MIGRERENDE WERKNEMER, ONDERDAAN VAN EEN LID-STAAT, DIE ZIJN ARBEID IN EEN BEDRIJF VAN EEN ANDERE LID-STAAT HEEFT MOETEN ONDERBREKEN OM IN HET EIGEN LAND MILITAIRE DIENSTPLICHT TE VERVULLEN, HET RECHT TOEKENNEN OM HET ALDUS ONDER DE WAPENEN DOORGEBRACHTE TIJDVAK VOOR DE BEREKENING VAN ZIJN IN DAT BEDRIJF VERVULDE DIENSTTIJD IN AANMERKING TE DOEN NEMEN, VOOR ZOVEEL PERIODEN VAN MILITAIRE DIENST IN HET LAND VAN TEWERKSTELLING VERVULD, TEN BEHOEVE VAN DE UIT DAT LAND HERKOMSTIGE WERKNEMERS EVENEENS IN AANMERKING WORDEN GENOMEN;
8 OVERWEGENDE DAT DE KOSTEN VAN DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN EN VAN DE REGERING VAN DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND, DIE HUN OPMERKINGEN AAN HET HOF HEBBEN INGEZONDEN, NIET TERUGVORDERBAAR ZIJN;
9 DAT DE PROCEDURE TEN AANZIEN VAN PARTIJEN ALS EEN IN DE LOOP VAN HET GEDING VOOR HET BUNDESARBEITSGERICHT TE KASSEL GEREZEN INCIDENT IS TE BESCHOUWEN, ZODAT LAATSTGENOEMDE INSTANTIE OVER DE KOSTEN ZAL HEBBEN TE BESLISSEN;
HET HOF VAN JUSTITIE,
UITSPRAAK DOENDE OVER DE PREJUDICIELE VRAAG, HET HOF BIJ ARREST VAN HET BUNDESARBEITSGERICHT TE KASSEL D.D . 27 FEBRUARI 1969 VOORGELEGD, VERKLAART VOOR RECHT :
HET BEGINSEL VAN GELIJKE BEHANDELING DAT, OP GROND VAN ARTIKEL 48 VAN HET E.E.G.-VERDRAG, BIJ DE ARTIKELEN 9, LID 1, VAN 'S RAADS VERORDENING E.E.G . NO . 38/64 VAN 25 MAART 1964 EN 7 VAN 'S RAADS VERORDENING E.E.G . NO . 1612/68 VAN 15 OKTOBER 1968 IS OMSCHREVEN, BRENGT MEDE DAT EEN MIGRERENDE WERKNEMER, ONDERDAAN VAN EEN LID-STAAT, DIE OM IN ZIJN EIGEN LAND DE MILITAIRE DIENSTPLICHT TE VERVULLEN ZIJN ARBEID IN EEN BEDRIJF IN EEN ANDERE LID-STAAT HEEFT MOETEN ONDERBREKEN, RECHT HEEFT HET ALDUS ONDER DE WAPENEN DOORGEBRACHTE TIJDVAK IN AANMERKING TE DOEN NEMEN VOOR DE BEREKENING VAN ZIJN IN DAT BEDRIJF VERVULDE DIENSTTIJD, VOOR ZOVEEL DE PERIODEN VAN MILITAIRE DIENST IN HET LAND VAN TEWERKSTELLING VERVULD, TEN BEHOEVE VAN DE UIT DAT LAND HERKOMSTIGE WERKNEMERS EVENEENS IN AANMERKING WORDEN GENOMEN .