Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 61956CJ0010

Arrest van het Hof van 13 juni 1958.
Meroni & Co., Industrie Metallurgiche, Società in accomandita semplice tegen Hoge Autoriteit van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal.
Zaak 10-56.

Engelse bijz. uitgave 1958 00055

ECLI identifier: ECLI:EU:C:1958:8

61956J0010

VONNIS VAN HET HOF VAN 13 JUNI 1958. - (" MERONI & C., INDUSTRIE METALLURGICHE, SOCIETA IN ACCOMANDITA SEMPLICE " TEGEN HOGE AUTORITEIT). - ZAAK NO. 10/56.

Jurisprudentie
Franse uitgave bladzijde 00053
Nederlandse uitgave bladzijde 00055
Duitse uitgave bladzijde 00053
Italiaanse uitgave bladzijde 00051
Engelse bijz. uitgave bladzijde 00157
Deense bijz. uitgave bladzijde 00097
Griekse bijz. uitgave bladzijde 00227
Portugese bijz. uitgave bladzijde 00229


Samenvatting
Partijen
Onderwerp
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum

Trefwoorden


++++

1 - PROCEDURE - BEROEP TOT NIETIGVERKLARING - EXCEPTIE VAN ONWETTIGHEID - STREKKING VAN ARTIKEL 36 VAN HET VERDRAG

2 - PROCEDURE - BEROEP TOT NIETIGVERKLARING - EXCEPTIE VAN ONWETTIGHEID - VERNIETIGING VAN DE INDIVIDUELE UITVOERINGSBESCHIKKING - GEVOLGEN

3 - PROCEDURE - BEROEP TOT NIETIGVERKLARING - EXCEPTIE VAN ONWETTIGHEID - VERNIETIGING VAN DE INDIVIDUELE UITVOERINGSBESCHIKKING - MIDDELEN TOT NIETIGVERKLARING

4 - BESCHIKKING VAN DE HOGE AUTORITEIT - MOTIVERING - OMVANG VAN DE MOTIVERINGSPLICHT

5 - PLICHT TOT OPENBAARMAKING EN BEROEPSGEHEIM

6 - DELEGATIE VAN BEVOEGDHEDEN - OMVANG

7 - DELEGATIE VAN BEVOEGDHEDEN - NOODZAAK VAN EEN UITDRUKKELIJK DAARTOE GEGEVEN BESCHIKKING

8 - DELEGATIE VAN BEVOEGDHEDEN - DISCRETIONNAIRE BEVOEGDHEID

9 - DELEGATIE VAN BEVOEGDHEDEN - VETORECHT VAN HET DELEGERENDE GEZAG

Samenvatting


1 . ARTIKEL 36, DERDE ALINEA, VAN HET VERDRAG HOUDT NIET EEN BIJZONDERE BEPALING IN, WELKE SLECHTS VAN TOEPASSING ZOU ZIJN IN GEVAL VAN GELDSTRAFFEN OF DWANGSOMMEN, DOCH VEELEER EEN ALGEMEEN BEGINSEL HETWELK, DAAR HET TOEPASSELIJK MOET WORDEN VERKLAARD OP HET BIJZONDERE GEVAL VAN EEN BEROEP IN VOLLE OMVANG, IN DIT ARTIKEL NOG EENS BIJZONDER WORDT ONDERSTREEPT . DE UITDRUKKELIJKE VERMELDING IN DIT ARTIKEL SLUIT NIET UIT DAT DITZELFDE BEGINSEL MEDE WORDT TOEGEPAST OP GEVALLEN, TEN AANZIEN WAARVAN HET NIET UITDRUKKELIJK WORDT GENOEMD ( ARTIKELEN 33 EN 36 VAN HET VERDRAG ).

2 . DE ONREGELMATIGHEID VAN DE ALGEMENE BESCHIKKING, WAAROP EEN INDIVIDUELE BESCHIKKING BERUST, KAN SLECHTS DE VERNIETIGING VAN DE INDIVIDUELE BESCHIKKING TOT GEVOLG HEBBEN .

3 . DE EISENDE PARTIJ MAG MET DE VIER IN DE EERSTE ALINEA VAN ARTIKEL 33 GENOEMDE MIDDELEN DE REGELMATIGHEID BETWISTEN VAN DE ALGEMENE BESCHIKKING, WAAROP DE BESTREDEN INDIVIDUELE BESCHIKKING BERUST ( ARTIKEL 33 VAN HET VERDRAG ).

4 . DE KRACHTENS ARTIKEL 92 VAN HET VERDRAG DOOR DE HOGE AUTORITEIT GENOMEN BESCHIKKINGEN MOETEN EEN NAUWKEURIGE EN GEDETAILLEERDE BEREKENING BEVATTEN VAN ALLE AFZONDERLIJKE POSTEN DER SCHULDVORDERING, WAARTOE BEDOELDE BESCHIKKINGEN DE EXECUTORIALE TITEL VORMEN; SLECHTS EEN ZODANIGE BEREKENING KAN RECHTERLIJKE CONTROLE MOGELIJK MAKEN ( ARTIKELEN 15 EN 92 VAN HET VERDRAG ).

5 . IN HET ONDERHAVIGE GEVAL KUNNEN NIET ALS GEHEIM - IN DE ZIN VAN ARTIKEL 47 VAN HET VERDRAG - WORDEN BESCHOUWD DIE INLICHTINGEN, WELKE WERDEN INGEWONNEN DOOR CO(PERATIEVE ORGANISATIES, WAARVAN EEN BELANGRIJK AANTAL DER BETROKKEN ONDERNEMINGEN LID IS; DEZE INLICHTINGEN WORDEN DERHALVE NIET DOOR HET BEROEPSGEHEIM GEDEKT EN DE BEPALINGEN DER ARTIKELEN 5 EN 47 MET BETREKKING TOT HUN PUBLIKATIE ZIJN TOEPASSELIJK ( ARTIKELEN 5 EN 47 VAN HET VERDRAG ).

6 . HET DELEGERENDE GEZAG KAN AAN HET GEDELEGEERDE GEZAG GEEN BEVOEGDHEDEN OVERDRAGEN, WELKE RUIMER ZIJN DAN DIE WELKE EERSTGENOEMD GEZAG ZELF AAN HET VERDRAG ONTLEENT ( ALGEMEEN BEGINSEL ).

7 . DELEGATIE VAN BEVOEGDHEDEN WORDT NIET VERONDERSTELD; ZELFS WANNEER HET DELEGERENDE GEZAG DAARTOE DE BEVOEGDHEID BEZIT, DIENT HET EEN BESCHIKKING TE GEVEN, WAARBIJ DE BEVOEGDHEDEN UITDRUKKELIJK WORDEN GEDELEGEERD .

8 . WORDT EEN DISCRETIONNAIRE BEVOEGDHEID OVERGEDRAGEN AAN ANDERE GEZAGSORGANEN DAN DIE WELKE KRACHTENS HET VERDRAG TOT DE UITOEFENING DAARVAN EN HET TOEZICHT DAAROP ZIJN GEROEPEN - UITERAARD BINNEN HET KADER VAN DE AAN ELK DIER ORGANEN TOEKOMENDE BEVOEGDHEDEN - DAN BETEKENT ZULKS EEN INBREUK OP DE WAARBORG, WELKE IN HET IN ARTIKEL 3 VASTGELEGDE EVENWICHT DER BEVOEGDHEDEN LIGT OPGESLOTEN ( ARTIKEL 3 VAN HET VERDRAG ).

9 . DOOR HAAR PERMANENTE VERTEGENWOORDIGER BIJ DE BRUSSELSE INSTELLINGEN DE BEVOEGDHEID TOE TE KENNEN IEDER BESLUIT AAN DE GOEDKEURING VAN DE HOGE AUTORITEIT TE ONDERWERPEN, BEHIELD ZIJ ZELF NIET VOLDOENDE BEVOEGDHEDEN, ZODAT DE IN BESCHIKKING NO . 14-55 NEERGELEGDE DELEGATIE NIET KAN WORDEN GEACHT BINNEN DE HIERBOVEN AANGEGEVEN GRENZEN GEBLEVEN TE ZIJN .

656J0009 /

Partijen


IN DE ZAAK :

DE VENNOOTSCHAP "MERONI EN C ., INDUSTRIE METALLURGICHE, SOCIETA IN ACCOMANDITA SEMPLICE",

GEVESTIGD TE ERBA ( PROVINCIE COMO ), ITALIE,

TEN DEZE DOMICILIE KIEZENDE TEN KANTORE VAN MR . G . MARGUE, AVENUE ALPHONSE MUNCHEN 6 TE LUXEMBURG,

EISENDE PARTIJ

VERTEGENWOORDIGD DOOR HAAR GEMACHTIGDE, DE HEER A . ARTIOLI,

BIJGESTAAN DOOR MR . A . COTTRAU, ADVOCAAT TE TURIJN EN ADVOCAAT BIJ HET HOF VAN CASSATIE TE ROME,

TEGEN

HOGE AUTORITEIT VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAP VOOR KOLEN EN STAAL,

TEN DEZE DOMICILIE GEKOZEN HEBBENDE PLACE DE METZ 2 TE LUXEMBURG,

VERWERENDE PARTIJ

VERTEGENWOORDIGD DOOR PROF . G . PASETTI BOMBARDELLA, JURIDISCH ADVISEUR BIJ DE HOGE AUTORITEIT, ALS GEMACHTIGDE,

BIJGESTAAN DOOR PROF . A . TRABUCCHI, HOOGLERAAR AAN DE UNIVERSITEIT VAN PADUA EN ADVOCAAT BIJ HET HOF VAN CASSATIE TE ROME,

Onderwerp


BETREFFENDE HET BEROEP TOT NIETIGVERKLARING VAN DE BESCHIKKING VAN DE HOGE AUTORITEIT DE DATO 24 OKTOBER 1956, BIJ BRIEF VAN 14 NOVEMBER 1956 AAN DE EISENDE PARTIJ BETEKEND, VOLGENS WELKE BESCHIKKING - DIE EEN EXECUTORIALE TITEL VORMT IN DE ZIN VAN ARTIKEL 92 VAN HET VERDRAG - DE EISENDE PARTIJ GEHOUDEN IS AAN HET VEREVENINGSFONDS VOOR INGEVOERD SCHROOT, GEVESTIGD TE BRUSSEL, RUE RAVENSTEIN 36, EEN BEDRAG VAN 23.174.181 LIRE ( DRIEENTWINTIG MILJOEN EENHONDERDVIERENZEVENTIGDUIZEND EENHONDERDEENENTACHTIG ) TE BETALEN,

Overwegingen van het arrest


A - TEN AANZIEN VAN DE ONTVANKELIJKHEID

1 . HET BEROEP IS MET INACHTNEMING DER VORMVOORSCHRIFTEN INGESTELD, ZIJN REGELMATIGHEID IN DIT OPZICHT IS NIET BETWIST EN GEEFT OOK AMBTSHALVE GEEN AANLEIDING TOT ENIGE BEDENKING .

2 . BIJ HAAR BEROEP TEGEN DE BESCHIKKING VAN DE HOGE AUTORITEIT DE DATO 24 OKTOBER 1956 - WELKE EEN EXECUTORIALE TITEL OPLEVERT IN DE ZIN VAN ARTIKEL 92 VAN HET VERDRAG - BETOOGT DE EISENDE PARTIJ, DAT BESCHIKKING NO . 14-55 VAN 26 MAART 1955, "MET BETREKKING TOT DE OPRICHTING VAN EEN FINANCIELE INSTELLING TER VERZEKERING VAN EEN GELIJKMATIGE SCHROOTVOORZIENING VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE MARKT", DE BEPALINGEN VAN HET VERDRAG KLAARBLIJKELIJK MISKENT EN HET GEBREK "DETOURNEMENT DE POUVOIR" VERTOONT .

VOLGENS ARTIKEL 33 MOETEN DE BEROEPEN "WORDEN INGESTELD BINNEN EEN TERMIJN VAN EEN MAAND TE REKENEN ONDERSCHEIDENLIJK VAN DE DAG VAN KENNISGEVING OF VAN DIE VAN OPENBAARMAKING VAN DE BESCHIKKING OF DE AANBEVELING ". WORDEN ZODANIGE BEROEPEN INGESTELD DOOR EEN ONDERNEMING OF EEN VERENIGING, BEDOELD IN ARTIKEL 48, DAN KUNNEN ZIJ - VOOR ZOVER ZIJ OP EEN ALGEMENE BESCHIKKING OF AANBEVELING BETREKKING HEBBEN - SLECHTS WORDEN ONTVANGEN, INDIEN DE EISENDE PARTIJEN VAN MENING ZIJN, DAT DEZE BESCHIKKING OF AANBEVELING EEN "DETOURNEMENT DE POUVOIR" TE HAREN OPZICHTE INHOUDT .

HET BEROEP WERD OP 14 DECEMBER 1956 INGESTELD; INDIEN AL DE IN DE LAATSTE ALINEA VAN ARTIKEL 33 BEDOELDE TERMIJN IN ACHT WERD GENOMEN TEN AANZIEN VAN DE BESCHIKKING VAN 24 OKTOBER 1956, ZO WAS DE GENOEMDE TERMIJN NIETTEMIN VERSTREKEN TEN AANZIEN VAN BESCHIKKING NO . 14-55 VAN 26 MAART 1955 .

DEZE LAATSTE BESCHIKKING WORDT EVENWEL NIET RECHTSTREEKS BESTREDEN, DOCH SLECHTS DOOR MIDDEL VAN EEN BEROEP TEGEN DE EXECUTOIRE BESCHIKKING VAN 24 OKTOBER 1956 .

LAATSTGENOEMDE BESCHIKKING IS EEN INDIVIDUELE BESCHIKKING TEN OPZICHTE VAN DE EISENDE PARTIJ; BESCHIKKING NO . 14-55 VAN 26 MAART 1955 DAARENTEGEN IS EEN ALGEMENE BESCHIKKING, WAAROP DIE VAN 24 OKTOBER 1956 IS GEBASEERD .

TENEINDE DE VRAAG TE KUNNEN BEANTWOORDEN, OF DE EISENDE PARTIJ BIJ HAAR BESTRIJDING VAN DE INDIVIDUELE BESCHIKKING EEN BEROEP MAG DOEN OP DE ONREGELMATIGHEID VAN DE DAARAAN TEN GRONDSLAG LIGGENDE ALGEMENE BESCHIKKING, DIENT EERST TE WORDEN ONDERZOCHT, OF ZIJ EERSTGENOEMDE BESCHIKKING MAG AANVALLEN, NADAT DE DAARTOE IN DE LAATSTE ALINEA VAN ARTIKEL 33 VOORZIENE TERMIJN IS VERSTREKEN, EN OF ZIJ DAARTEGEN SLECHTS MAG AANVOEREN HET MIDDEL VAN "DETOURNEMENT DE POUVOIR" TE HAREN OPZICHTE, OF ALLE VIER MIDDELEN BEDOELD IN DE EERSTE ALINEA VAN ARTIKEL 33 .

HET HOF IS MET DE ADVOCAAT-GENERAAL VAN OORDEEL, DAT EEN ONREGELMATIGE ALGEMENE BESCHIKKING NIET OP EEN ONDERNEMING MAG WORDEN TOEGEPAST EN DAT UIT EEN ZODANIGE BESCHIKKING EVENMIN VERPLICHTINGEN VOOR BEDOELDE ONDERNEMING MOGEN WORDEN AFGELEID .

ARTIKEL 36 VAN HET VERDRAG BEPAALT, DAT BIJ EEN BEROEP TEGEN EEN BESCHIKKING VAN DE HOGE AUTORITEIT, WAARBIJ GELDSTRAFFEN OF DWANGSOMMEN WORDEN OPGELEGD

"DE EISENDE PARTIJEN, OVEREENKOMSTIG DE BEPALINGEN VAN DE EERSTE ALINEA VAN ARTIKEL 33, DE ONREGELMATIGHEID VAN BESCHIKKINGEN OF AANBEVELINGEN, WAARVAN NIET-OPVOLGING HUN IS TEN LASTE GELEGD, KUNNEN AANVOEREN ".

ER BESTAAT GEEN GROND DEZE BEPALING VAN ARTIKEL 36 TE BESCHOUWEN ALS EEN BIJZONDERE REGELING, WELKE SLECHTS VAN TOEPASSING ZOU ZIJN IN GEVAL VAN GELDSTRAFFEN OF DWANGSOMMEN, DOCH VEELEER ALS DE TOEPASSING VAN EEN ALGEMEEN BEGINSEL, HETWELK IN ARTIKEL 36 TOEPASSELIJK WORDT VERKLAARD OP HET BIJZONDERE GEVAL VAN EEN BEROEP IN VOLLE OMVANG .

IN DE UITDRUKKELIJKE VERMELDING VAN DIT BEGINSEL IN ARTIKEL 36 KAN GEEN ARGUMENT WORDEN GEVONDEN, OP GROND WAARVAN A CONTRARIO HETZELFDE RECHT WORDT ONTKEND VOOR DIE GEVALLEN, TEN AANZIEN WAARVAN HET NIET UITDRUKKELIJK WORDT GENOEMD; IMMERS, HET HOF HEEFT IN ZIJN VONNIS IN DE ZAAK 8-55 BESLIST, DAT EEN ARGUMENT A CONTRARIO SLECHTS KAN WORDEN AANVAARD, WANNEER GEEN ANDERE INTERPRETATIE DEUGDELIJK BLIJKT EN VERENIGBAAR, HETZIJ MET DE TEKST OF DE CONTEXT, HETZIJ MET HET DOEL WAARTOE DE TEKST WERD OPGESTELD . IEDERE ANDERE BESLISSING ZOU DE UITOEFENING VAN DE VERSCHILLENDE BEROEPSRECHTEN, TOEGEKEND AAN DE ONDERNEMINGEN EN AAN DE VERENIGINGEN BEDOELD IN ARTIKEL 48, BEMOEILIJKEN - ZO NIET ONMOGELIJK MAKEN - DAAR ZULKS VOOR DE ONDERNEMINGEN DE NOODZAAK ZOU MEDEBRENGEN IEDERE ALGEMENE BESCHIKKING ONMIDDELLIJK NA HAAR OPENBAARMAKING AAN EEN ANALYSE TE ONDERWERPEN TENEINDE VAST TE STELLEN OF ZIJ DAARVAN NIET LATER SCHADE ZOUDEN KUNNEN ONDERVINDEN DAN WEL OF DEZE BESCHIKKING NIET GEACHT KAN WORDEN TE HAREN OPZICHTE "DETOURNEMENT DE POUVOIR" IN TE HOUDEN . OP DEZE WIJZE ZOUDEN DE ONDERNEMINGEN WORDEN AANGEMOEDIGD ZICH TE LATEN VEROORDELEN TOT DE BIJ HET VERDRAG VOORZIENE GELDSTRAFFEN OF DWANGSOMMEN TENEINDE, MET TOEPASSING VAN ARTIKEL 36, DE ONWETTIGHEID TE KUNNEN INROEPEN DER ALGEMENE BESCHIKKINGEN EN AANBEVELINGEN, WELKER NIET-OPVOLGING HAAR ZOU WORDEN VERWETEN .

HET RECHT VAN EEN EISENDE PARTIJ OM NA HET VERSTRIJKEN VAN DE TERMIJN, BEDOELD IN DE LAATSTE ALINEA VAN ARTIKEL 33, TER ONDERSTEUNING VAN EEN TEGEN EEN INDIVIDUELE BESCHIKKING GERICHT BEROEP DE ONREGELMATIGHEID AAN TE VOEREN VAN DE ALGEMENE BESCHIKKINGEN EN AANBEVELINGEN, WAAROP EERSTBEDOELDE BESCHIKKING BERUST, KAN NIET LEIDEN TOT VERNIETIGING VAN DE ALGEMENE BESCHIKKING, DOCH SLECHTS VAN DE TER UITVOERING DAARVAN GEGEVEN INDIVIDUELE BESCHIKKING .

IN DE VERDRAGEN TOT OPRICHTING VAN DE EUROPESE ECONOMISCHE GEMEENSCHAP EN DE EUROPESE GEMEENSCHAP VOOR ATOOMENERGIE WORDT UITDRUKKELIJK EEN ANALOOG STANDPUNT INGENOMEN, WANNEER RESPECTIEVELIJK IN DE ARTIKELEN 184 EN 156 WORDT GESTIPULEERD :

"IEDERE PARTIJ KAN, OOK AL IS DE IN DE DERDE ALINEA VAN ARTIKEL 173 ( EN VOOR EURATOM DE DERDE ALINEA VAN ARTIKEL 146 ) BEDOELDE TERMIJN VERSTREKEN, NAAR AANLEIDING VAN EEN GESCHIL, WAARBIJ EEN VERORDENING VAN DE RAAD OF VAN DE COMMISSIE IN HET GEDING IS, DE IN DE EERSTE ALINEA VAN ARTIKEL 173 ( OF VOOR EURATOM DE EERSTE ALINEA VAN ARTIKEL 146 ) BEDOELDE MIDDELEN AANVOEREN OM VOOR HET HOF VAN JUSTITIE DE NIET-TOEPASSELIJKHEID VAN DEZE VERORDENING IN TE ROEPEN ."

ZONDER EEN BESLISSEND ARGUMENT TE VORMEN, BEVESTIGT DEZE ANALOGIE BOVENSTAANDE REDENERING, NU DAARUIT BLIJKT, DAT DEZE OPVATTING OOK DOOR DE OPSTELLERS VAN DE NIEUWE VERDRAGEN WERD GEDEELD .

DE NIETIGVERKLARING VAN EEN INDIVIDUELE BESCHIKKING OP GROND VAN DE ONREGELMATIGHEID DER DAARAAN TEN GRONDSLAG LIGGENDE ALGEMENE BESCHIKKING TAST DE GEVOLGEN VAN LAATSTGENOEMDE BESCHIKKING SLECHTS AAN, VOOR ZOVER DEZE GEVOLGEN IN DE INMIDDELS VERNIETIGDE INDIVIDUELE BESCHIKKING EEN CONCRETE VORM VONDEN . IEDERE EISENDE PARTIJ KAN TEGEN EEN HAAR INDIVIDUEEL BETREFFENDE BESCHIKKING EEN BEROEP DOEN OP DE VIER MIDDELEN TOT NIETIGVERKLARING BEDOELD IN DE EERSTE ALINEA VAN ARTIKEL 33 . MITSDIEN IS ER GEEN ENKEL BEZWAAR DE EISENDE PARTIJ BIJ GELEGENHEID VAN EEN BEROEP TEGEN EEN INDIVIDUELE BESCHIKKING HET RECHT TOE TE KENNEN OM MET DE VIER IN DE EERSTE ALINEA VAN ARTIKEL 33 GENOEMDE MIDDELEN DE REGELMATIGHEID TE BETWISTEN VAN DE ALGEMENE BESCHIKKINGEN EN AANBEVELINGEN, WAAROP BEDOELDE INDIVIDUELE BESCHIKKING BERUST .

3 . DE VERWERENDE PARTIJ HEEFT VOORTS NOG DE ONTVANKELIJKHEID BETWIST VAN HET BEROEP STREKKENDE TOT NIETIGVERKLARING VAN DE BESCHIKKING VAN DE HOGE AUTORITEIT VAN 24 OKTOBER 1956 - WELKE BESCHIKKING EEN EXECUTORIALE TITEL OPLEVERT IN DE ZIN VAN ARTIKEL 92 VAN HET VERDRAG - DAARBIJ STELLENDE, DAT DE EISENDE PARTIJ IN HAAR BRIEF VAN 13 APRIL 1956 BIJ VOORBAAT IN BOVENBEDOELDE INDIVIDUELE BESCHIKKING ZOU HEBBEN BERUST .

DE VERWERENDE PARTIJ HEEFT ECHTER NADER VERKLAARD, DAT ZIJ "NIMMER HAD GEDACHT AAN EEN BERUSTING BIJ VOORBAAT" OF AAN EEN AFSTAND DOOR DE EISENDE PARTIJ VAN HAAR RECHT LATER EEN BEROEP AANHANGIG TE MAKEN TEGEN DE VASTSTELLING DER NA 13 APRIL 1956 VERSCHULDIGDE BEDRAGEN : "HET KOMT HAAR EVENWEL GEWETTIGD VOOR, DE TEGENWERPING TE MAKEN, DAT HET BETALINGSAANBOD IN FEITE DE GOEDKEURING INHIELD VAN DE BESLUITEN DER BRUSSELSE INSTELLINGEN EN DUS OOK VAN DE WIJZE WAAROP DEZE HET VEREVENINGSTARIEF HEBBEN BEPAALD ".

IN HAAR BRIEF VAN 13 APRIL 1956 FORMULEERDE DE EISENDE PARTIJ EVENWEL UITDRUKKELIJK HAAR VOORBEHOUD WAT BETREFT DE WIJZE WAAROP HAAR SCHULD WERD BEREKEND EN MET NAME TEN AANZIEN VAN DE WIJZE VAN TOEPASSING VAN DE ALGEMENE BESCHIKKING NO . 14-55 . OP GROND VAN DIT VOORBEHOUD KAN DE BRIEF VAN 13 APRIL 1956 - ONDANKS HET DAARIN VERVATTE AANBOD VAN BETALING IN TERMIJNEN - NIET WORDEN BESCHOUWD ALS EEN ERKENNING VAN DE GELDSCHULD OF ALS EEN AFSTAND VAN HET RECHT TOT AGEREN . DE BRIEF VAN 13 APRIL 1956 STAAT DERHALVE AAN DE ONTVANKELIJKHEID VAN HET BEROEP NIET IN DE WEG .

B - TEN PRINCIPALE

EERSTE MIDDEL : SCHENDING VAN WEZENLIJKE VORMVOORSCHRIFTEN

DE EISENDE PARTIJ ZIET EEN SCHENDING VAN WEZENLIJKE VORMVOORSCHRIFTEN IN HET FEIT, DAT DE BESTREDEN BESCHIKKING NIET MET REDENEN IS OMKLEED .

DE EISENDE PARTIJ WIJST OP DE "KENNELIJK GEBREKKIGE MOTIVERING" VAN DE BESCHIKKING VAN 24 OKTOBER 1956 .

IMMERS, BEDOELDE BESCHIKKING VERMELDT SLECHTS DE TWEE VOLGENDE MOTIEVEN :

OVERWEGENDE, DAT DE NAAMLOZE VENNOOTSCHAP "MERONI EN C ., INDUSTRIE METALLURGICHE" TE ERBA ( PROVINCIE COMO ) - EEN ONDERNEMING IN DE ZIN VAN ARTIKEL 80 VAN HET VERDRAG - NA 1 APRIL 1954 HEEFT NAGELATEN AAN HET VEREVENINGSFONDS VOOR INGEVOERD SCHROOT DE BIJDRAGEN OVER TE MAKEN, WAARTOE ZIJ KRACHTENS VOORMELDE BESCHIKKINGEN GEHOUDEN WAS;

OVERWEGENDE, DAT DE VERSCHULDIGDE BIJDRAGEN VOOR DE PERIODE VAN 1 APRIL 1954 TOT 30 JUNI 1956 DE SOM VAN 23.174.181 LIRE BEDRAGEN ".

GEZIEN DE RECHTSPRAAK VAN HET HOF, KAN NIET WORDEN AANGENOMEN, DAT DE VORENSTAANDE ALINEA'S DE OVERWEGINGEN BEVATTEN, ZOWEL IN RECHTE ALS IN FEITE, WAAROP DE BESCHIKKING VAN 24 OKTOBER 1956 BERUST, ZODAT DEZE BESCHIKKING DE MOTIVERING MIST, WELKE VOOR DE UITOEFENING VAN DE RECHTERLIJKE CONTROLE ONONTBEERLIJK IS . DE BESCHIKKING VAN 24 OKTOBER 1956 DIENT DIENTENGEVOLGE IN STRIJD TE WORDEN GEACHT MET ARTIKEL 15 VAN HET VERDRAG, ALWAAR WORDT BEPAALD, DAT "DE BESCHIKKINGEN ... VAN DE HOGE AUTORITEIT MET REDENEN WORDEN OMKLEED ".

IN HAAR VERWEERSCHRIFT VERSCHUILT DE HOGE AUTORITEIT ZICH EVENWEL ACHTER DE BRUSSELSE INSTELLINGEN : "IN DE BESCHIKKING VAN DE HOGE AUTORITEIT ZIJN SLECHTS DE GEGEVENS OVERGENOMEN, WELKE VOORTVLOEIEN UIT DE VERSCHILLENDE, TIJDIG AAN DE EISENDE PARTIJ GEZONDEN AFREKENINGEN, EN VERMELDING VAN ENIG MOTIEF IS HIER KENNELIJK NIET VEREIST ".

VOLGENS DE HOGE AUTORITEIT ZOU DUS HET ONTBREKEN VAN EEN MOTIVERING IN DE BESCHIKKING VAN 24 OKTOBER 1956 GEEN SCHENDING VAN WEZENLIJKE VORMVOORSCHRIFTEN KUNNEN OPLEVEREN , DAAR DE DOOR HET VERDRAG VERLANGDE MOTIVERING WAS GELEGEN IN DE DESTIJDS DOOR HET VEREVENINGSFONDS VERSTREKTE GEGEVENS .

VOOR HET ONDERHAVIGE BEROEP IS HET NIET NOODZAKELIJK TE ONDERZOEKEN, OF VOLDOENDE MOTIVERING VAN DE KENNISGEVINGEN VAN VERSCHULDIGDE BETALING, DOOR HET VEREVENINGSFONDS AAN DE EISENDE PARTIJ GEZONDEN, DE HOGE AUTORITEIT RECHTENS ZOU HEBBEN ONTSLAGEN VAN DE PLICHT DE BESCHIKKING VAN 24 OKTOBER 1956 VAN EEN EIGEN MOTIVERING TE VOORZIEN; IMMERS, DE IN BEDOELDE KENNISGEVINGEN VERMELDE MOTIEVEN LEVEREN GEEN VOLDOENDE VERANTWOORDING OP VAN DE GELDSCHULD, WAARAAN BIJ DE BESCHIKKING VAN 24 OKTOBER 1956 EXECUTORIALE KRACHT WERD GEGEVEN .

OVERIGENS IS HET BEDRAG, DAT DE HOGE AUTORITEIT BIJ HAAR BESCHIKKING VAN 24 OKTOBER 1956 VOOR DE PERIODE VAN 1 AUGUSTUS 1954 TOT 30 JUNI 1956 VORDERT, NIET GELIJK AAN HET TOTAAL VAN DE BEDRAGEN GEVORDERD IN DE KENNISGEVINGEN, WELKE HET EGALISATIEFONDS OVER BEDOELDE PERIODE AAN MERONI HAD GEZONDEN . HET VERSCHIL IS MET NAME GELEGEN IN DE VERHOGING MET VERSCHULDIGDE INTERESTEN WEGENS TE LATE BETALING EN DE AFTREK, TER ZAKE VAN BEPAALDE REEDS DOOR DE VENNOOTSCHAP MERONI VERRICHTE BETALINGEN . WELISWAAR HOUDEN DE KENNISGEVINGEN VAN DE VERSCHULDIGDE BEDRAGEN DE MEDEDELING IN, DAT AAN DE DEBITEUR MET INGANG VAN DE 25E DAG NA DE DAGTEKENING DER KENNISGEVING RENTE VOOR TE LATE BETALING IN REKENING ZAL WORDEN GEBRACHT, EN WELISWAAR HEEFT DE GEMACHTIGDE VAN DE HOGE AUTORITEIT TIJDENS DE PLEIDOOIEN BEWEERD, DAT MERONI DEZE BOETE BIJ BRIEF VAN 20 SEPTEMBER 1956 WAS MEDEGEDEELD, DOCH DE KENNISGEVINGEN GEWAGEN NOCH VAN VERHOGING DER BEDRAGEN WEGENS TE LATE VOLDOENING, NOCH VAN AFTREK WEGENS EERDER GEDANE BETALINGEN .

IN DE DOOR HET FONDS AAN DE EISENDE PARTIJ VERZONDEN KENNISGEVINGEN KAN DE VERZOCHTE MOTIVERING DERHALVE NIET WORDEN GEVONDEN .

DE BESCHIKKING VAN 24 OKTOBER 1956 ZOU RECHTENS VOLDOENDE ZIJN GEMOTIVEERD, WANNEER ZIJ EEN NAUWKEURIGE EN GEDETAILLEERDE BEREKENING HAD BEVAT VAN ALLE AFZONDERLIJKE POSTEN DER SCHULDVORDERING, WAARTOE BEDOELDE BESCHIKKING DE EXECUTORIALE TITEL VORMDE . SLECHTS EEN ZODANIGE BEREKENING KAN RECHTERLIJKE CONTROLE DEZER BESCHIKKING MOGELIJK MAKEN .

DE BESCHIKKING VAN 24 OKTOBER 1956 IS DERHALVE RECHTENS NIET MET VOLDOENDE REDENEN OMKLEED, NOCH DOOR DE HOGE AUTORITEIT IN DE AAN DE EISENDE PARTIJ BETEKENDE TEKST, NOCH DOOR HET FONDS IN DE DOOR HAAR AAN DE EISENDE PARTIJ GERICHTE KENNISGEVINGEN .

DE ALDUS MET BETREKKING TOT DE BESCHIKKING VAN 24 OKTOBER 1956 VASTGESTELDE GEBREKKIGE MOTIVERING LEVERT SCHENDING VAN WEZENLIJKE VORMVOORSCHRIFTEN OP; BEDOELDE BESCHIKKING BEHOORT MITSDIEN KRACHTENS ARTIKEL 33 VAN HET VERDRAG TE WORDEN VERNIETIGD .

TWEEDE MIDDEL : KLAARBLIJKELIJKE MISKENNING VAN DE BEPALINGEN VAN HET VERDRAG

TER ONDERSTEUNING VAN DIT TWEEDE MIDDEL VERWIJT DE EISENDE PARTIJ DE HOGE AUTORITEIT :

A ) DAT ZIJ HAAR IN ONWETENDHEID HEEFT GELATEN "OMTRENT DE OBJECTIEVE GEGEVENS, OP GROND WAARVAN DE ITALIAANSE ONDERNEMINGEN WERDEN AANGESLAGEN", HETGEEN KLAARBLIJKELIJK IN STRIJD IS MET ARTIKEL 47 VAN HET VERDRAG, VOLGENS HETWELK DE HOGE AUTORITEIT VERPLICHT IS "DE GEGEVENS, DIE VOOR DE REGERINGEN OF VOOR ANDERE BELANGHEBBENDEN VAN NUT ZOUDEN KUNNEN ZIJN, OPENBAAR TE MAKEN";

B ) DAT ZIJ DE BELANGHEBBENDEN NA VERLOOP VAN 18 MAANDEN SLECHTS "VOORLOPIGE AFREKENINGEN" HAD GEZONDEN EN DAT ZIJ SLECHTS "EVENEENS VOORLOPIGE VEREVENINGSPREMIES" HEEFT TOEGEPAST .

I ) HET VERSTREKKEN VAN ONVOLDOENDE INLICHTINGEN

IN DE TALRIJKE MEDEDELINGEN VAN HET FONDS AAN DE EISENDE PARTIJ WERD UITSLUITEND AANGEGEVEN OVER WELKE HOEVEELHEDEN SCHROOT DE VEREVENINGSBIJDRAGE BETAALD MOEST WORDEN, ALSMEDE HET TARIEF VAN DEZE BIJDRAGEN . NOCH DE HOGE AUTORITEIT, NOCH DE BRUSSELSE INSTELLINGEN HEBBEN GEGEVENS GEPUBLICEERD WAARUIT DE BETROKKENEN KENNIS KONDEN NEMEN VAN DE WIJZE VAN BEREKENING DER VERSCHULDIGDE BIJDRAGEN EN VAN DE FEITELIJKE GEGEVENS, WAAROP DEZE BEREKENINGEN BERUSTTEN .

EERST IN HET AANVULLENDE ANTWOORD VAN DE HOGE AUTORITEIT OP DE DOOR HET HOF GESTELDE VRAGEN IS AAN HET HOF EN - NAAR HET SCHIJNT - OOK AAN DE EISENDE PARTIJ MEDEDELING GEDAAN VAN DE VERSCHILLENDE FORMULES VOOR DE BEREKENING VAN HET VEREVENINGSTARIEF .

ARTIKEL 5 VAN HET VERDRAG LEGT DE HOGE AUTORITEIT DE PLICHT OP "DE BEWEEGREDENEN VAN HAAR HANDELINGEN OPENBAAR TE MAKEN", TERWIJL ARTIKEL 47 BEPAALT :

"DE HOGE AUTORITEIT IS GEHOUDEN GEEN RUCHTBAARHEID TE GEVEN AAN DE INLICHTINGEN, DIE KRACHTENS HUN AARD ZIJN ONDERWORPEN AAN HET BEROEPSGEHEIM EN MET NAME AAN DE INLICHTINGEN, WELKE BETREKKING HEBBEN OP DE ONDERNEMINGEN EN HUN HANDELSBETREKKINGEN OF DE ELEMENTEN VAN HUN KOSTPRIJS ... EN ZIJ IS VERPLICHT DE GEGEVENS, DIE VOOR DE REGERINGEN OF VOOR ANDERE BELANGHEBBENDEN VAN NUT ZOUDEN KUNNEN ZIJN, OPENBAAR TE MAKEN ".

IN DE DUPLIEK HEEFT DE HOGE AUTORITEIT ZICH VERWEERD "MET EEN BEROEP OP DE VERPLICHTING REKENING TE HOUDEN MET HET BEROEPSGEHEIM ".

IN HET ONDERHAVIGE GEVAL KUNNEN EVENWEL NIET ALS GEHEIM - IN DE ZIN VAN ARTIKEL 47 VAN HET VERDRAG - WORDEN BESCHOUWD DIE INLICHTINGEN, WELKE WERDEN INGEWONNEN DOOR CO(PERATIEVE ORGANISATIES, WAARVAN GEDURENDE ZEKERE PERIODEN - EN MET NAME OP 4 JULI 1955 - 136 ONDERNEMINGEN LID WAREN, BEHORENDE TOT DE BELANGRIJKSTE DER 240 AAN DE VEREVENINGSBIJDRAGE ONDERWORPEN ONDERNEMINGEN .

NU DE HOGE AUTORITEIT DE BEWEEGREDENEN HARER HANDELINGEN NIET - ZELFS NIET IN GROTE LIJNEN - HEEFT OPENBAAR GEMAAKT NOCH OOK DE NIET DOOR HET BEROEPSGEHEIM GEDEKTE GEGEVENS WELKE VOOR DE REGERINGEN OF VOOR ANDERE BELANGHEBBENDEN VAN NUT KONDEN ZIJN, EN NU ZIJ EVENMIN DE BRUSSELSE INSTELLINGEN OPDRACHT HEEFT GEGEVEN BEDOELDE GEGEVENS TE PUBLICEREN, ZIJN DE ARTIKELEN 5 EN 47 VAN HET VERDRAG GESCHONDEN .

MEDE OM DEZE REDEN BEHOORT DE BESCHIKKING VAN 24 OKTOBER 1956 KRACHTENS ARTIKEL 33 VAN HET VERDRAG TE WORDEN NIETIG VERKLAARD .

II ) VOORLOPIGE AARD VAN DE AAN DE EISENDE PARTIJ GEZONDEN KENNISGEVINGEN VAN VERSCHULDIGDE BETALING

DE EISENDE PARTIJ VERWIJT DE HOGE AUTORITEIT, DAT ZIJ DE BESCHIKKING VAN 24 OKTOBER 1956 OP GROND VAN VOORLOPIGE BEREKENINGEN HEEFT GEGEVEN; ZIJ VERWIJT VOORTS HET FONDS, DAT HAAR TOT OP DE DAG, WAAROP HET BEROEP WERD INGESTELD - DUS MEER DAN ACHTTIEN MAANDEN NA DE INWERKINGTREDING VAN HET VEREVENINGSSTELSEL - NIMMER DEFINITIEVE AFREKENINGEN WERDEN GEZONDEN . ZIJ STELT DERHALVE DE VRAAG "OF IN GEMOEDE KAN WORDEN BEWEERD, DAT EEN ONDERNEMING HAAR PRIJZEN KAN VASTSTELLEN EN HAAR PRIJSSCHAAL OPENBAAR KAN MAKEN, WANNEER ZIJ NIET NAUWKEURIG EN TIJDIG WORDT INGELICHT OMTRENT DE DOOR HAAR TE BETALEN VEREVENINGSBIJDRAGEN ".

TEGENOVER DEZE BEWERINGEN VAN DE EISENDE PARTIJ STELT DE VERWERENDE PARTIJ, DAT HET BEGRIP PRIJSVEREVENING NAAR ZIJN AARD "EEN BEREKENING A POSTERIORI" VORDERT, OMDAT TER UITVOERING VAN DE PRIJSVEREVENING ALLE FEITELIJKE GEGEVENS BEKEND MOETEN ZIJN . IN DE DUPLIEK VERKLAART ZIJ NOG NADER, "DAT HET HIER STEEDS SLECHTS ONBEDUIDENDE CORRECTIES BETREFT ".

HET BEDRAG VAN DE DEFINITIEVE BIJDRAGE IS EVENWEL NIET BEKEND, NU DE DOOR HET FONDS - MET NAME IN ZIJN BRIEF VAN 31 OKTOBER 1955 - MEDEGEDEELDE CORRECTIES ZELF EVENZEER ALS VOORLOPIG WORDEN AANGEMERKT . HET BELOOP VAN DEZE CORRECTIES ZOU ECHTER MET HET OOG OP HET ONDERHAVIGE GEDING SLECHTS DOOR MIDDEL VAN EEN DESKUNDIGENONDERZOEK KUNNEN WORDEN VASTGESTELD . EEN ZODANIG DESKUNDIGENONDERZOEK IS IN CASU EVENWEL NIET NOODZAKELIJK, DAAR DE BESCHIKKING VAN 24 OKTOBER 1956 REEDS OP GROND VAN BOVENSTAANDE OVERWEGINGEN DIENT TE WORDEN NIETIG VERKLAARD .

DERDE GRIEF : "DETOURNEMENT DE POUVOIR"

DE EISENDE PARTIJ VERWIJT DE VERWERENDE PARTIJ, DAT ZIJ EEN "DETOURNEMENT DE POUVOIR" HEEFT BEGAAN :

- DOOR HAAR EXECUTOIRE BESCHIKKING VAN 24 OKTOBER 1956 TE GRONDEN OP ONJUISTE BEREKENINGEN VAN DE BRUSSELSE INSTELLINGEN,

- DOOR NIET ALLE AANBEVELINGEN VAN DE RAAD VAN MINISTERS - WAARVAN DE EENSTEMMIG GEGEVEN BEWILLIGING VERGEZELD GING - IN BESCHIKKING NO . 14-55 OP TE VOLGEN,

- DOOR DE AAN HET VERDRAG ONTLEENDE BEVOEGDHEDEN OP ONREGELMATIGE WIJZE AAN DE BRUSSELSE ORGANEN TE DELEGEREN .

I ) DE ONJUISTHEDEN IN DE BEREKENINGEN DER BRUSSELSE INSTELLINGEN

DE EISENDE PARTIJ VERWIJT DE BRUSSELSE INSTELLINGEN, DAT ZIJ "KUNSTMATIG EEN GEMIDDELDE PRIJS VOOR BINNENLANDS SCHROOT HEBBEN VASTGESTELD, WELKE KENNELIJK LAGER IS DAN DE WERKELIJKE PRIJS, TERWIJL ZIJ OP EVEN WILLEKEURIGE WIJZE DE GEMIDDELDE PRIJS VOOR INGEVOERD SCHROOT TE HOOG HEBBEN GESTELD"; BEDOELDE INSTELLINGEN HEBBEN DUS DOENDE "DE FEITEN VERDRAAID EN EEN SITUATIE IN HET LEVEN GEROEPEN, WAARDOOR HET STELSEL NIET MEER VOOR ALLE BETROKKENEN DEZELFDE GEVOLGEN HAD, ZODAT SOMMIGEN WERDEN BEVOORDEELD, ANDEREN DAARENTEGEN BENADEELD ".

DE EISENDE PARTIJ HEEFT ZELF ECHTER ERKEND, "DAT ZIJ DE GEGRONDHEID VAN HAAR TWIJFEL NIET KON BEWIJZEN" EN "DAT ZIJ OOK THANS NOG NIET WEET, WELKE DE JUISTE TOEDRACHT BIJ DE INVOER WAS EN EVENMIN WELK HET GEWOGEN GEMIDDELDE TARIEF WAS ".

WEGENS DE ONVOLDOENDE MOTIVERING VAN DE BESCHIKKING VAN 24 OKTOBER 1956 EN BIJ GEBREKE VAN DE GEGEVENS WAAROP DE BRUSSELSE INSTELLINGEN HAAR BEREKENINGEN BASEERDEN, IS HET NIET MOGELIJK DE JUISTHEID VAN DE BEWERINGEN DER EISENDE PARTIJ TE ONDERZOEKEN .

MET HET OOG OP HET ONDERHAVIGE GEDING IS EEN ZODANIG ONDERZOEK EVENWEL NIET NOODZAKELIJK, DAAR DE GEBREKKIGE MOTIVERING EN HET ACHTERWEGE BLIJVEN VAN DE OPENBAARMAKING DER GEGEVENS, WAAROP DE BESCHIKKING VAN 24 OKTOBER 1956 BERUST, OP ZICH ZELF REEDS SCHENDINGEN VAN HET VERDRAG OPLEVEREN, WELKE TOT NIETIGVERKLARING VAN BEDOELDE BESCHIKKING MOETEN LEIDEN .

II ) SCHENDING VAN DE AANBEVELINGEN WAARMEDE DE RAAD VAN MINISTERS ZIJN EENPARIGE BEWILLIGING TEN AANZIEN VAN BESCHIKKING NO . 14-55 VERGEZELD ZOU HEBBEN DOEN GAAN

DE EISENDE PARTIJ VERWIJT DE HOGE AUTORITEIT, DAT ZIJ MINSTENS DRIE VAN DE ZES AANBEVELINGEN HEEFT VERONACHTZAAMD , WAARMEDE DE RAAD VAN MINISTERS ZIJN MET BETREKKING TOT BESCHIKKING NO . 14-55 GEGEVEN BEWILLIGING VERGEZELD DEED GAAN .

HET PUBLIKATIEBLAD VAN DE GEMEENSCHAP NO . 8 VAN 30 MAART 1955 VERMELDT SLECHTS ( BLZ . 689 ), DAT BEDOELDE BEWILLIGING "EENPARIG WERD GEGEVEN IN BEWOORDINGEN DIE IN DE NOTULEN VAN DE RAAD ZIJN VASTGELEGD ". DE NOTULEN VAN DE ZITTINGEN VAN DE RAAD VAN MINISTERS ZIJN EVENWEL NIET GEPUBLICEERD . IN HET DERDE ALGEMEEN VERSLAG OVER DE WERKZAAMHEDEN VAN DE GEMEENSCHAP ( BLZ . 118 ) ZIJN ECHTER ZES BEGINSELEN GEPUBLICEERD "WAAROP HET GEHELE BELEID OP HET GEBIED VAN SCHROOT DIENT TE BERUSTEN"; DEZE BEGINSELEN WERDEN DOOR DE RAAD VAN MINISTERS EN DE HOGE AUTORITEIT TIJDENS DE ZITTING VAN DE RAAD OP 21 EN 22 MAART 1955 VASTGESTELD . BLIJKBAAR ZIJN DIT DE ZES BEGINSELEN WAAROP DE EISENDE PARTIJ DOELT .

VOOR HET ONDERHAVIGE GEDING KAN EEN ONDERZOEK NAAR DE MOGELIJKE RECHTSGEVOLGEN VAN DE ALDUS OPENBAAR GEMAAKTE BEGINSELEN EVENWEL ACHTERWEGE BLIJVEN, DAAR DE BESCHIKKING VAN 24 OKTOBER 1956 OP GROND VAN BOVENSTAANDE OVERWEGINGEN IMMERS REEDS BEHOORT TE WORDEN VERNIETIGD .

III ) ONREGELMATIGHEID VAN DE IN BESCHIKKING NO . 14-55 VERVATTE DELEGATIE VAN BEVOEGDHEDEN

DE EISENDE PARTIJ VERWIJT DE HOGE AUTORITEIT, DAT "DE UIT BRUSSEL AFKOMSTIGE AFREKENINGEN ONAANTASTBAAR EN WELHAAST SACRAMENTEEL VAN AARD ZIJN, ZODAT DE BESLUITEN VAN BRUSSEL STRIKTER EN AANZIENLIJK MEER INGRIJPEND ZIJN DAN DE BESCHIKKINGEN VAN DE HOGE AUTORITEIT, WELKE TE ALLEN TIJDE VOOR HET HOF KUNNEN WORDEN BESTREDEN ". DE EISENDE PARTIJ VERWIJT DUS DE HOGE AUTORITEIT, DAT ZIJ AAN DE BRUSSELSE INSTELLINGEN BEVOEGDHEDEN HEEFT GEDELEGEERD, WELKE ZIJ AAN HET VERDRAG ONTLEENT, ZULKS ZONDER DE UITOEFENING DIER BEVOEGDHEDEN TE ONDERWERPEN AAN DE VOORWAARDEN WELKE DAARVOOR GEGOLDEN ZOUDEN HEBBEN, INDIEN ZIJ DEZE BEVOEGDHEDEN ZELF ZOU HEBBEN UITGEOEFEND .

VOORTS VERWIJT DE EISENDE PARTIJ DE HOGE AUTORITEIT, DAT ZIJ "EEN SITUATIE IN HET LEVEN HEEFT GEROEPEN, WAARIN DE GROTE EN MIDDELGROTE INDUSTRIEEN EEN OVERWICHT HEBBEN OP DE INDUSTRIEEN, WELKE SLECHTS OVER BEPERKTE FINANCIELE MIDDELEN BESCHIKKEN EN DIE VOOR HUN BEVOORRADING OP DE BINNENLANDSE MARKT ZIJN AANGEWEZEN"; DE HOGE AUTORITEIT HEEFT DUS BIJ BESCHIKKING NO . 14-55 BEVOEGDHEDEN GEDELEGEERD AAN INSTELLINGEN, WELKE TOT HET UITOEFENEN DAARVAN BEZWAARLIJK GEROEPEN KUNNEN WORDEN GEACHT .

DEZE BEIDE GRIEVEN BETREFFEN DUS DE DELEGATIE VAN BEVOEGDHEDEN AAN DE BRUSSELSE INSTELLINGEN, WELKE KRACHTENS DE ALGEMENE BESCHIKKING NO . 14-55 ZOU HEBBEN PLAATSGEHAD; DE EERSTE GRIEF BETREFT NU DE AARD EN WIJZE VAN DEZE OVERDRACHT EN DE TWEEDE HET BEGINSEL DER DELEGATIE ZELF .

ALVORENS DEZE GRIEVEN TE ONDERZOEKEN DIENT TE WORDEN NAGEGAAN, OF BESCHIKKING NO . 14-55 INDERDAAD EEN DELEGATIE VAN BEVOEGDHEDEN AAN DE BRUSSELSE INSTELLINGEN INHOUDT .

A ) HOUDT BESCHIKKING NO . 14-55 EEN DELEGATIE VAN BEVOEGDHEDEN IN AAN DE BRUSSELSE INSTELLINGEN?

ALLEREERST DIENT TE WORDEN ONDERZOCHT, OF BESCHIKKING NO . 14-55 "MET BETREKKING TOT DE OPRICHTING VAN EEN FINANCIELE INSTELLING TER VERZEKERING VAN EEN GELIJKMATIGE SCHROOTVOORZIENING VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE MARKT" WERKELIJK EEN DELEGATIE VAN BEVOEGDHEDEN, WAARMEDE DE HOGE AUTORITEIT BIJ HET VERDRAG IS BEKLEED, AAN DE BRUSSELSE INSTELLINGEN INHOUDT, DAN WEL OF BIJ BEDOELDE BESCHIKKING AAN DEZE INSTELLINGEN SLECHTS DE BEVOEGDHEID IS VERLEEND "BESLUITEN" TE NEMEN, WAARVAN DE UITVOERING AAN DE HOGE AUTORITEIT ZOU STAAN, DIE DAARVOOR DE VOLLE VERANTWOORDELIJKHEID ZOU BEHOUDEN .

SOMMIGE BEPALINGEN VAN BESCHIKKING NO . 14-55 SCHIJNEN DE TWEEDE VERONDERSTELLING TE RECHTVAARDIGEN, IN HET BIJZONDER :

- DE OVERWEGING, "DAT DE HOGE AUTORITEIT VOOR DE REGELMATIGE WERKING VAN DE FINANCIELE INSTELLING VERANTWOORDELIJK IS EN DAT ZIJ DUS OP IEDER OGENBLIK DOELTREFFEND MOET KUNNEN INGRIJPEN",

- ARTIKEL 1, WAARIN WORDT BEPAALD, DAT "MET HET BEHEER VAN DEZE INSTELLING ONDER VERANTWOORDELIJKHEID VAN DE HOGE AUTORITEIT HET GEMEENSCHAPPELIJK BUREAU VAN SCHROOTVERBRUIKERS ( IN HET VERVOLG "GEMEENSCHAPPELIJK BUREAU" GENOEMD ) EN HET VEREVENINGSFONDS VOOR INGEVOERD SCHROOT ( IN HET VERVOLG "FONDS" GENOEMD ) WORDEN BELAST",

- DE TWEEDE ALINEA VAN ARTIKEL 4, WAARIN WORDT BEPAALD, DAT "INDIEN DE BETALING VAN DE BIJDRAGE NIET BINNEN DE GESTELDE TERMIJN GESCHIEDT, HET FONDS DE HOGE AUTORITEIT VERZOEKT IN TE GRIJPEN; DEZE KAN" ( EN NIET MOET ) "EEN BESCHIKKING GEVEN WELKE TITEL VAN TENUITVOERLEGGING INHOUDT",

- ARTIKEL 8, WAARIN WORDT GEZEGD, DAT "DE HOGE AUTORITEIT BIJ HET GEMEENSCHAPPELIJK BUREAU EN BIJ HET FONDS EEN PERMANENTE VERTEGENWOORDIGER EN DIENS PLAATSVERVANGER BENOEMT . DE PERMANENTE VERTEGENWOORDIGER OF DIENS PLAATSVERVANGER NEEMT AAN ALLE VERGADERINGEN VAN DE RAAD VAN BEHEER EN VAN DE ALGEMENE VERGADERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK BUREAU EN VAN HET FONDS DEEL . DE PERMANENTE VERTEGENWOORDIGER OF DIENS PLAATSVERVANGER DEELT DE HOGE AUTORITEIT PER OMGAANDE DE BESLUITEN VAN DEZE ORGANISATIES MEDE, EN STELT DE HOGE AUTORITEIT OP DE HOOGTE VAN ALLE VRAAGSTUKKEN, WAARVOOR KRACHTENS ARTIKEL 9 EEN BESLUIT VAN DE HOGE AUTORITEIT IS VEREIST",

- ARTIKEL 9, WAARIN HET HEET, DAT "DE BESLUITEN VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK BUREAU EN VAN HET FONDS VOOR ZOVER HET VRAAGSTUKKEN VAN EIGEN BEVOEGDHEID BETREFT MET ALGEMENE STEMMEN DOOR HUN RAAD VAN BEHEER, EN VOOR ZOVER HET VRAAGSTUKKEN VAN GEMEENSCHAPPELIJKE BEVOEGDHEID BETREFT MET ALGEMENE STEMMEN DOOR BEIDE RADEN VAN BEHEER WORDEN GENOMEN . DE PERMANENTE VERTEGENWOORDIGER VAN DE HOGE AUTORITEIT OF DIENS PLAATSVERVANGER KAN EVENWEL DEZE BESLUITEN VAN DE GOEDKEURING VAN DE HOGE AUTORITEIT AFHANKELIJK STELLEN . INDIEN GEEN EENPARIG BESLUIT VAN DE RADEN VAN BEHEER VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK BUREAU OF VAN HET FONDS OVER DE IN ARTIKEL 3, 4 EN 5 EERSTE LID BEDOELDE MAATREGELEN TOT STAND KOMT, DAN WORDT DOOR DE HOGE AUTORITEIT EEN BESLISSING TER ZAKE GENOMEN . DE PERMANENTE VERTEGENWOORDIGER VAN DE HOGE AUTORITEIT KAN EISEN DAT HET GEMEENSCHAPPELIJK BUREAU EN HET FONDS BINNEN TEN HOOGSTE 10 DAGEN DOOR HUN VOORZITTERS WORDEN BIJEENGEROEPEN . HIJ KAN VOORSTELLEN DOEN . INDIEN NA AFLOOP VAN DE TERMIJN VAN 10 DAGEN GEEN BIJEENKOMST HEEFT PLAATSGEHAD, KAN DE HOGE AUTORITEIT ZELF OVER DE VOORSTELLEN BESLISSEN ".

ANDERE BEPALINGEN VAN BESCHIKKING NO . 14-55 BEVESTIGEN DAARENTEGEN DE EERSTE VERONDERSTELLING EN MET NAME DE EERSTE ALINEA VAN ARTIKEL 4 :

"HET FONDS DEELT DE ONDERNEMINGEN DE HOOGTE VAN DE TE BETALEN BIJDRAGEN ALSMEDE DE BETALINGSTERMIJNEN MEDE . ZIJ IS GEMACHTIGD DEZE BIJDRAGEN TE INNEN",

EN DE EERSTE ALINEA VAN ARTIKEL 6 :

"HET FONDS IS HET UITVOEREND ORGAAN VAN DE BIJ DEZE BESCHIKKING IN HET LEVEN GEROEPEN FINANCIELE INSTELLING ".

BOVENDIEN HEEFT DE HOGE AUTORITEIT BLIJKENS HAAR VERWEERSCHRIFT DE EERSTE DER TWEE GENOEMDE INTERPRETATIES GEKOZEN, WAAR ZIJ VERKLAART, DAT

"DE HOGE AUTORITEIT DE DOOR DE BRUSSELSE INSTELLINGEN VERSTREKTE GEGEVENS OVERNEEMT ZONDER DAARAAN IETS TE KUNNEN TOEVOEGEN . IEDERE ANDERE IN BIJZONDERHEDEN GAANDE MOTIVERING ZOU EEN ONTOELAATBARE INMENGING BETEKENEN IN DE BEVOEGDHEDEN VAN EEN ANDERE INSTELLING, ONDERNOMEN MET HET DOEL OM DE BESLUITVORMING DEZER INSTELLING NADER TE VERKLAREN ..."

"DE INVOERPRIJZEN, DE KWALITEIT VAN HET INGEVOERDE SCHROOT , ALSMEDE DE GEWOGEN GEMIDDELDE PRIJS OP HET GEBIED VAN DE GEMEENSCHAP ZIJN ELEMENTEN, WAAROP DE BRUSSELSE ORGANEN ACHT SLAAN BIJ DE VASTSTELLING VAN HET VEREVENINGSTARIEF : DE BESTREDEN BESCHIKKING BEVAT SLECHTS HET RESULTAAT VAN DE TOEPASSING VAN HET VEREVENINGSTARIEF OP DE EISENDE PARTIJ DOOR DE BRUSSELSE INSTELLINGEN . INDIEN WIJ DUS AL ZOUDEN ERKENNEN, DAT DE FOUT WAAROVER DE EISENDE PARTIJ KLAAGT, EEN "DETOURNEMENT DE POUVOIR" KAN OPLEVEREN, DAN ZOU DEZE ZIJN BEGAAN BIJ DE TOTSTANDKOMING VAN DE BESLUITEN VAN DE VEREVENINGSINSTELLINGEN; DEZE BESLUITEN KAN DE HOGE AUTORITEIT ECHTER NIET MEER AANTASTEN, ZODRA HAAR VERTEGENWOORDIGER BIJ DE BRUSSELSE INSTELLINGEN NIET OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 9 VAN DE BESCHIKKINGEN NOS . 22-54 EN 14-55 DE EINDBESLISSING AAN DE HOGE AUTORITEIT HEEFT VOORBEHOUDEN . IMMERS, HET IS NIET WEL DENKBAAR, DAT DE BESLUITEN VAN DE BEVOEGDE BRUSSELSE INSTELLINGEN - WANNEER DEZE EENMAAL EENSTEMMIG EN ZONDER ENIG VOORBEHOUD VAN DE ZIJDE VAN DE VERTEGENWOORDIGER VAN DE HOGE AUTORITEIT ZIJN GENOMEN - ZOUDEN BLIJVEN BLOOTSTAAN AAN MOGELIJKE EENZIJDIGE WIJZIGINGEN DOOR DE HOGE AUTORITEIT . HET FEIT , DAT VOOR HET VERBINDENDE KARAKTER DER BESLUITEN DE EENSTEMMIGE BEWILLIGING VAN ALLE LEDEN DER BEVOEGDE INSTELLINGEN WORDT VEREIST, HEEFT EEN BIJZONDERE BETEKENIS . IMMERS, ZELFS INDIEN, IN STRIJD MET DE DUIDELIJKE TEKST DER REEDS GECITEERDE BEPALINGEN EN MET DE SYSTEMATISCHE INTERPRETATIE DAARVAN, ZOU WORDEN AANGENOMEN, DAT DE VERTEGENWOORDIGER VAN DE HOGE AUTORITEIT LATER, TE ALLEN TIJDE, DEZE BESLUITEN ZOU KUNNEN WIJZIGEN OF TENIETDOEN, ZOU HET ONDERHAVIGE MIDDEL IN GEEN GEVAL VOOR DE NIETIGVERKLARING DER BESTREDEN BESCHIKKING VAN BELANG ZIJN . OM BEDOELDE BESCHIKKING VOOR HET HOF TE KUNNEN BESTRIJDEN, ZOU DE INHOUD DAARVAN IMMERS GEWIJZIGD MOETEN WORDEN EN ZOU DAARAAN EEN ANDERE STREKKING MOETEN WORDEN GEGEVEN DAN DIE VAN HET ENKELE VERSCHAFFEN VAN EEN EXECUTORIALE TITEL MET BETREKKING TOT EEN REEDS EERDER VASTGESTELDE VERPLICHTING; DE EISENDE PARTIJ ZOU VOORTS MOETEN AANTONEN, DAT DE HOGE AUTORITEIT IN DE BESTREDEN BESCHIKKING DE BESLUITEN VAN DE BRUSSELSE INSTELLINGEN, WAARBIJ HET VEREVENINGSTARIEF WERD VASTGESTELD, TOT DE HARE ZOU HEBBEN GEMAAKT EN DAT DEZE BESLUITEN DERHALVE EEN BESCHIKKING VAN DE HOGE AUTORITEIT ZELF OPLEVEREN, WAARTEGEN DE EISENDE PARTIJ BEVOEGD IS TE AGEREN ."

DE HOGE AUTORITEIT ZOU KUNNEN AANVOEREN, DAT DE IN ARTIKEL 9 VAN BESCHIKKING NO . 14-55 GEOPENDE MOGELIJKHEID , DAT HAAR VERTEGENWOORDIGER "DE BESLUITEN VAN DE GOEDKEURING VAN DE HOGE AUTORITEIT AFHANKELIJK STELT", HAAR VERANTWOORDELIJK LIET VOOR IEDER BESLUIT VAN DE BRUSSELSE INSTELLINGEN; HET HIERBOVEN WEERGEGEVEN UITTREKSEL VAN HET VERWEERSCHRIFT NOOPT ER ECHTER TOE AAN TE NEMEN, DAT DE HOGE AUTORITEIT DE BESLUITEN VAN DE BRUSSELSE INSTELLINGEN, WAARBIJ HET VEREVENINGSTARIEF WORDT VASTGESTELD, NIET TOT DE HARE MAAKT . HIERUIT VOLGT, DAT UIT BESCHIKKING NO . 14-55 EEN WERKELIJKE DELEGATIE VAN BEVOEGDHEDEN VOORTVLOEIT; MITSDIEN BESTAAT ER AANLEIDING DE VRAAG TE ONDERZOEKEN, OF EEN ZODANIGE DELEGATIE AAN DE EISEN VAN HET VERDRAG BEANTWOORDT .

B ) DE MODALITEITEN VAN BESCHIKKING NO . 14-55

INDIEN DE HOGE AUTORITEIT ZELF DE BEVOEGDHEDEN HAD UITGEOEFEND, WELKE ZIJ BIJ BESCHIKKING NO . 14-55 AAN DE BRUSSELSE INSTELLINGEN HEEFT TOEVERTROUWD, ZOUDEN DIE ONDERWORPEN ZIJN GEWEEST AAN DE BEPALINGEN VAN HET VERDRAG EN MET NAME AAN DIE, VOLGENS WELKE DE HOGE AUTORITEIT VERPLICHT IS :

- HAAR BESCHIKKINGEN TE MOTIVEREN EN DAARIN DE ADVIEZEN TE VERMELDEN, WELKE ZIJ VERPLICHT HEEFT INGEWONNEN ( ARTIKEL 15 ),

- JAARLIJKS EEN ALGEMEEN VERSLAG VAN DE WERKZAAMHEDEN VAN DE GEMEENSCHAP EN VAN HAAR ADMINISTRATIEVE UITGAVEN TE PUBLICEREN ( ARTIKEL 17 ),

- DE GEGEVENS OPENBAAR TE MAKEN WELKE VOOR DE REGERINGEN OF VOOR ANDERE BELANGHEBBENDEN VAN NUT ZOUDEN KUNNEN ZIJN ( ARTIKEL 47 ).

IN HET HIERBOVEN GENOEMDE GEVAL ZOUDEN HAAR BESCHIKKINGEN EN AANBEVELINGEN OVEREENKOMSTIG DE DAARTOE IN ARTIKEL 33 GESTELDE REGELS AAN DE CONTROLE VAN HET HOF ONDERWORPEN ZIJN GEWEEST .

IN BESCHIKKING NO . 14-55 EVENWEL WERD DE UITOEFENING DER BEVOEGDHEDEN, WELKE DE HOGE AUTORITEIT AAN DE BRUSSELSE INSTELLINGEN TOEVERTROUWDE, VAN GEEN ENKELE DER VOORWAARDEN AFHANKELIJK GESTELD, WELKE ZOUDEN HEBBEN GEGOLDEN, INDIEN DE HOGE AUTORITEIT DEZE BEVOEGDHEDEN RECHTSTREEKS ZOU HEBBEN UITGEOEFEND .

ZELFS INDIEN DE IN BESCHIKKING NO . 14-55 VERVATTE DELEGATIE VAN BEVOEGDHEDEN TEN OPZICHTE VAN HET VERDRAG REGELMATIG WARE, ZOU DE HOGE AUTORITEIT NIETTEMIN GEEN BEVOEGDHEDEN KUNNEN OVERDRAGEN, WELKE RUIMER ZIJN DAN DIE WELKE HET DELEGERENDE GEZAG ZELF AAN HET VERDRAG ONTLEENT . DE OMSTANDIGHEID, DAT DE BRUSSELSE INSTELLINGEN BESLUITEN KUNNEN NEMEN DIE NIET ONDERWORPEN ZIJN AAN DE VOORWAARDEN, WELKE ZOUDEN HEBBEN GEGOLDEN, INDIEN DE HOGE AUTORITEIT DEZE BESCHIKKINGEN ZELF HAD GENOMEN, BETEKENT IN FEITE, DAT DE BRUSSELSE INSTELLINGEN BEVOEGDHEDEN ONTVINGEN WELKE RUIMER ZIJN DAN DIE WELKE DE HOGE AUTORITEIT AAN HET VERDRAG ONTLEENT .

NU DE BESLUITEN VAN DE BRUSSELSE INSTELLINGEN NIET AAN DEZELFDE REGELS ZIJN ONDERWORPEN ALS DIE WELKE HET VERDRAG TEN AANZIEN VAN DE BESCHIKKINGEN VAN DE HOGE AUTORITEIT VOORZIET, HOUDT DE IN BESCHIKKING NO . 14-55 VERVATTE DELEGATIE EEN SCHENDING VAN HET VERDRAG IN . MITSDIEN DIENT DE BESCHIKKING VAN 24 OKTOBER 1956 - WELKE EEN EXECUTORIALE TITEL VORMT MET BETREKKING TOT EEN GELDELIJKE VERPLICHTING, WELKE TER UITVOERING VAN DE, ONREGELMATIGE, ALGEMENE BESCHIKKING NO . 14-55 WAS VASTGESTELD - TE WORDEN NIETIG VERKLAARD .

C ) OMVANG VAN DE DELEGATIE VAN BEVOEGDHEDEN

DE EISENDE PARTIJ VERWIJT DE HOGE AUTORITEIT, DAT ZIJ BIJ HAAR BESCHIKKING NO . 14-55 AAN DE BRUSSELSE INSTELLINGEN BEVOEGDHEDEN HEEFT GEDELEGEERD TOT DE UITOEFENING WAARVAN DEZE INSTELLINGEN BEZWAARLIJK GEROEPEN KONDEN WORDEN GEACHT .

ARTIKEL 8 VAN HET VERDRAG DRAAGT DE HOGE AUTORITEIT OP

"DE IN DIT VERDRAG VERVATTE DOELSTELLINGEN, OVEREENKOMSTIG DE BEPALINGEN DAARVAN TE VERWEZENLIJKEN",

DOCH DIT ARTIKEL VOORZIET NIET DE BEVOEGDHEID OM TOT DELEGATIE OVER TE GAAN .

HET HOF ACHT DE MOGELIJKHEID NIET UITGESLOTEN, DAT DE UITVOERING VAN "DOOR VERSCHEIDENE ONDERNEMINGEN GEMEENSCHAPPELIJK GETROFFEN FINANCIELE VOORZIENINGEN", BEDOELD IN ARTIKEL 53, SUB A, WORDT TOEVERTROUWD AAN PRIVAATRECHTELIJKE INSTELLINGEN, WELKE EEN EIGEN RECHTSPERSOONLIJKHEID EN EIGEN BEVOEGDHEDEN BEZITTEN .

DE DOOR DE HOGE AUTORITEIT ZELF KRACHTENS ARTIKEL 53, SUB B, GETROFFEN FINANCIELE VOORZIENINGEN DIENEN EVENWEL AAN DEZELFDE DOELSTELLINGEN TE BEANTWOORDEN ALS DE FINANCIELE VOORZIENINGEN, WELKE KRACHTENS HET SUB A BEPAALDE KUNNEN WORDEN GOEDGEKEURD . DEZE VOORZIENINGEN BEHOREN MITSDIEN EEN ANALOGE VORM TE KUNNEN VERKRIJGEN, WAARBIJ MET NAME DE MEDEWERKING MAG WORDEN INGEROEPEN VAN INSTELLINGEN, WELKE EEN EIGEN RECHTSPERSOONLIJKHEID BEZITTEN .

DE BEVOEGDHEID VAN DE HOGE AUTORITEIT OM DE IN ARTIKEL 53 VAN HET VERDRAG BEDOELDE FINANCIELE VOORZIENINGEN GOED TE KEUREN OF ZELF IN TE STELLEN, HOUDT DERHALVE VOOR HAAR MEDE HET RECHT IN BEPAALDE BEVOEGDHEDEN AAN INSTELLINGEN ALS HIERBOVEN BEDOELD TE DELEGEREN, ZULKS EVENWEL ONDER DE DOOR DE HOGE AUTORITEIT TE STELLEN VOORWAARDEN EN ONDER HAAR TOEZICHT .

IN HET KADER VAN ARTIKEL 53 IS EEN ZODANIGE DELEGATIE VAN BEVOEGDHEDEN ECHTER SLECHTS GEOORLOOFD, INDIEN DE HOGE AUTORITEIT DEZE NAAR HAAR OORDEEL NOODZAKELIJK ACHT

"VOOR DE UITVOERING VAN DE TAKEN, OMSCHREVEN IN ARTIKEL 3 EN VERENIGBAAR MET DE BEPALINGEN VAN DIT VERDRAG, IN HET BIJZONDER MET ARTIKEL 65 ".

ARTIKEL 3 VAN HET VERDRAG GEWAAGT VAN NIET MINDER DAN ACHT VERSCHILLENDE DOELSTELLINGEN VAN ZEER ALGEMENE AARD, WAARVAN HET NIET ZEKER IS DAT ZIJ ALLE, ONDER ALLE OMSTANDIGHEDEN, TEN VOLLE EN GELIJKTIJDIG KUNNEN WORDEN NAGESTREEFD .

BIJ HET NASTREVEN VAN DE IN GENOEMD ARTIKEL VERVATTE DOELSTELLINGEN DIENT DE HOGE AUTORITEIT STEEDS EEN COMPROMIS TOT STAND TE BRENGEN, WANNEER EEN MOGELIJKE TEGENSTRIJDIGHEID DEZER DOELSTELLINGEN - AFZONDERLIJK BESCHOUWD - DIT VEREIST; ZIJ BEHOORT TEVENS - WANNEER VAN ZULK EEN TEGENSTRIJDIGHEID BLIJKT - AAN EEN VAN GENOEMDE DOELSTELLINGEN VOORRANG TE VERLENEN, WANNEER HAAR DAT GEBODEN VOORKOMT IN VERBAND MET DE ECONOMISCHE FEITEN OF OMSTANDIGHEDEN MET HET OOG WAAROP ZIJ HAAR BESCHIKKINGEN NEEMT .

DIT TOT STAND BRENGEN VAN EEN COMPROMIS TUSSEN DE VERSCHILLENDE DOELSTELLINGEN VAN ARTIKEL 3 VERONDERSTELT DE UITOEFENING VAN EEN DISCRETIONNAIRE BEVOEGDHEID; HET ZAL ECHTER DIKWIJLS MOEILIJK ZIJN EEN BEPAALDE KEUZE TE DOEN, DAAR DEZE GEGROND MOET ZIJN OP DE WAARDERING DER ECONOMISCHE FEITEN EN OMSTANDIGHEDEN, MET HET OOG WAAROP DIT COMPROMIS TOT STAND MOET WORDEN GEBRACHT .

DE GEVOLGEN VAN EEN DELEGATIE VAN BEVOEGDHEDEN VARIEREN STERK NAARGELANG MET DEZE DELEGATIE NAUWKEURIG OMSCHREVEN UITVOERENDE BEVOEGDHEDEN WORDEN BEOOGD, WELKER UITOEFENING STRIKT KAN WORDEN GETOETST AAN OBJECTIEVE, DOOR HET DELEGERENDE GEZAG VASTGESTELDE, CRITERIA, DAN WEL OF DEZE DELEGATIE EEN DISCRETIONNAIRE BEVOEGDHEID BETREFT, WELKE EEN GROTE VRIJHEID VAN WAARDERING VERONDERSTELT EN WAARVAN DE UITOEFENING ZELFS KAN RESULTEREN IN HET VOEREN VAN EEN WAAR ECONOMISCH BELEID .

EEN DELEGATIE VAN HET EERSTE TYPE ZAL IN DE WIJZE VAN UITOEFENING DER GEDELEGEERDE BEVOEGDHEDEN VEELAL GEEN MERKBARE VERANDERING TEWEEGBRENGEN; EEN DELEGATIE VAN HET TWEEDE TYPE DAARENTEGEN, WAARBIJ DE BEVOEGDHEID TOT KEUZEBEPALING VAN HET DELEGERENDE GEZAG AAN HET ANDERE GEZAG WORDT OVERGEDRAGEN, BETEKENT EEN WERKELIJKE OVERDRACHT VAN VERANTWOORDELIJKHEID .

IN IEDER GEVAL MAG OP GROND VAN ARTIKEL 53 VOOR DE DAARIN VOORZIENE FINANCIELE VOORZIENINGEN SLECHTS DIE DELEGATIE VAN BEVOEGDHEID GEOORLOOFD WORDEN GEACHT, WELKE "NOODZAKELIJK IS VOOR DE UITVOERING VAN DE IN ARTIKEL 3 OMSCHREVEN TAKEN"; ZODANIGE OVERDRACHT MAG ECHTER SLECHTS UITVOERENDE BEVOEGDHEDEN TOT VOORWERP HEBBEN, WELKE NAUWKEURIG ZIJN OMSCHREVEN EN DIE IN HAAR UITOEFENING GEHEEL AAN DE CONTROLE VAN DE HOGE AUTORITEIT ZIJN ONDERWORPEN .

DE IN ARTIKEL 3 OPGESOMDE DOELSTELLINGEN GELDEN NIET VOOR DE HOGE AUTORITEIT AFZONDERLIJK, DOCH VOOR "DE INSTELLINGEN VAN DE GEMEENSCHAP IN HET KADER VAN HUN ONDERSCHEIDENE BEVOEGDHEDEN EN IN HET GEMEENSCHAPPELIJK BELANG ". KRACHTENS DEZE BEPALING MAG IN HET EVENWICHT DER BEVOEGDHEDEN - HETWELK KENMERKEND IS VOOR DE ORGANISATORISCHE OPBOUW DER GEMEENSCHAP - EEN FUNDAMENTELE WAARBORG WORDEN GEZIEN, WELKE BIJ HET VERDRAG IN HET BIJZONDER WORDT TOEGEKEND AAN DE ONDERNEMINGEN EN AAN DE VERENIGINGEN VAN ONDERNEMINGEN . WORDT EEN DISCRETIONNAIRE BEVOEGDHEID OVERGEDRAGEN AAN ANDERE GEZAGSORGANEN DAN DIE WELKE KRACHTENS HET VERDRAG TOT DE UITOEFENING DAARVAN EN HET TOEZICHT DAAROP ZIJN GEROEPEN - UITERAARD BINNEN HET KADER VAN DE AAN ELK DIER ORGANEN TOEKOMENDE BEVOEGDHEDEN - DAN BETEKENT ZULKS EEN INBREUK OP BEDOELDE WAARBORG .

IN HET LICHT VAN DE HIERBOVEN AANGEGEVEN CRITERIA MOET THANS WORDEN ONDERZOCHT, OF DE IN BESCHIKKING NO . 14-55 VERVATTE DELEGATIE VAN BEVOEGDHEDEN DOOR DE HOGE AUTORITEIT AAN DE BRUSSELSE INSTELLINGEN AAN DE EISEN VAN HET VERDRAG VOLDOET .

ARTIKEL 5 VAN BESCHIKKING NO . 14-55 BEPAALT, DAT

"HET GEMEENSCHAPPELIJK BUREAU BEVOEGD IS HET FONDS VOORSTELLEN TE DOEN MET BETREKKING TOT :

A ) DE IN DERDE LANDEN AAN TE KOPEN HOEVEELHEDEN SCHROOT OF SOORTGELIJK SCHROOT, WAARVOOR EEN PRIJSVEREVENING KAN WORDEN TOEGEKEND;

B ) DE VOORWAARDEN WAARVAN DE TOEKENNING DER PRIJSVEREVENING IS GEBONDEN;

C ) DE MAXIMUMINVOERPRIJS;

D ) DE VEREVENINGSPRIJS; DE VEREVENINGSPRIJS KAN VOOR DE DAG VAN BESTELLING OF VOOR DE DAG VAN LEVERING WORDEN VASTGESTELD;

E ) DE SLEUTEL VOOR DE BEREKENING VAN DE BEZUINIGING OP SCHROOT DOOR VERHOOGD GEBRUIK VAN RUWIJZER;

F ) DE HOOGTE VAN DE PREMIE WELKE VOOR DEZE BEZUINIGINGEN WORDT TOEGEKEND ".

IN HET DERDE ALGEMEEN VERSLAG OVER DE WERKZAAMHEDEN VAN DE GEMEENSCHAP ( BLZ . 118 ) WERDEN DOOR DE RAAD VAN MINISTERS EN DE HOGE AUTORITEIT DE ALGEMENE GRONDBEGINSELEN VASTGESTELD, "WAAROP HET GEHELE BELEID OP HET GEBIED VAN SCHROOT DIENT TE BERUSTEN ". DEZE ALGEMENE GRONDBEGINSELEN BEHELZEN MET NAME :

"DE KOSTEN VAN HET SCHROOT VOOR DE STAALPRODUCENT - D.W.Z . DE SOM VAN DE INKOOPPRIJS EN DE LAST UIT HOOFDE VAN DE VEREVENING - DIENEN EEN REDELIJK PEIL IN VERGELIJKING MET DAT, WAT DE STAALPRODUCENTEN IN DE VOORNAAMSTE CONCURRERENDE LANDEN DRAGEN, NIET TE OVERSCHRIJDEN .

TENEINDE TE VOORKOMEN, DAT DE KOSTPRIJZEN VAN DE GEHELE GEMEENSCHAP WORDEN OVERBELAST EN DAT IN HET BIJZONDER DE DOOR ENKELE GEBIEDEN VAN DE GEMEENSCHAP TE DRAGEN NETTO-LAST, VOORTVLOEIENDE UIT DE WERKING VAN DE KAS, WORDT VERZWAARD, DIENEN DE VEREVENINGSHEFFINGEN NIET DAN OP ZEER BIJZONDERE GRONDEN TE WORDEN VERHOOGD .

DE ACTIE TEN GUNSTE VAN DE INVOER EN VAN EEN REDELIJK PRIJSPEIL DIENT NIET EEN ONVERANTWOORDE VERHOGING VAN HET SCHROOTVERBRUIK TEWEEG TE BRENGEN, HETZIJ IN DE BESTAANDE INSTALLATIES, HETZIJ DOOR DE BOUW VAN NIEUWE INSTALLATIES .

....

ALLE POGINGEN DIENEN IN HET WERK TE WORDEN GESTELD OM BINNEN DE GRENZEN VAN DE TECHNISCHE EN ENOMISCHE MOGELIJKHEDEN EN VAN HET BESCHIKBAAR ZIJN VAN ANDERE GRONDSTOFFEN HET SCHROOTVERBRUIK DOOR EEN INTENSIEVER VERBRUIK VAN RUWIJZER TE VERMINDEREN ".

ONDER DE VOORSTELLEN, WELKE HET BUREAU KRACHTENS BOVENGENOEMD ARTIKEL 5 AAN HET FONDS MOET VOORLEGGEN, ZIJN ER VERSCHILLENDE - ZOALS MET NAME DE VASTSTELLING VAN DE "MAXIMUMINVOERPRIJS", DE "VEREVENINGSPRIJS", DE "SLEUTEL VOOR DE BEREKENING VAN DE BEZUINIGING OP SCHROOT" EN DE "HOOGTE VAN DE PREMIE WELKE VOOR DEZE BEZUINIGINGEN WORDT TOEGEKEND" - WELKE NIET KUNNEN VOORTVLOEIEN UIT ZUIVER REKENKUNDIGE HANDELINGEN, GEGROND OP OBJECTIEVE, DOOR DE HOGE AUTORITEIT OMSCHREVEN, CRITERIA . DEZE VOORSTELLEN GEVEN IMMERS BLIJK VAN EEN RUIME MATE VAN WAARDERING EN ZIJ ZIJN DUS HET GEVOLG VAN DE UITOEFENING VAN EEN DISCRETIONNAIRE BEVOEGDHEID, WAARBIJ GESTREEFD WORDT NAAR EEN COMPROMIS TUSSEN DE TALRIJKE EISEN VAN EEN SAMENGESTELD EN GENUANCEERD ECONOMISCH BELEID .

WANNEER DE HOGE AUTORITEIT IN HAAR DERDE ALGEMEEN VERSLAG VERKLAART, DAT "HET GEHELE BELEID OP HET GEBIED VAN SCHROOT DIENT TE BERUSTEN OP ALGEMENE GRONDBEGINSELEN", VASTGESTELD DOOR DE RAAD VAN MINISTERS EN DE HOGE AUTORITEIT, DAN ERKENT ZIJ HIERMEDE IMPLICIET, DAT DEZE BEGINSELEN NIET VOLDOENDE ZIJN OM DE INHOUD VAN DE BESLUITEN DER BRUSSELSE INSTELLINGEN TE BEPALEN .

NU DE OBJECTIEVE CRITERIA OP GROND WAARVAN DE BRUSSELSE INSTELLINGEN HAAR BESLUITEN ZOUDEN KUNNEN VASTSTELLEN, ONTBREKEN, BEZITTEN DEZE INSTELLINGEN BIJ DE UITVOERING DER HAAR BIJ BESCHIKKING NO . 14-55 TOEVERTROUWDE TAKEN EEN GROTE VRIJHEID VAN WAARDERING .

DE HOGE AUTORITEIT HEEFT BIJ DE BESCHIKKINGEN NOS . 9-56 EN 34-56 TOT TWEEMAAL TOE ZELF - IN PLAATS VAN DE BRUSSELSE INSTELLINGEN - BESCHIKKINGEN GENOMEN WELKE DE UITOEFENING VAN EEN DISCRETIONNAIRE BEVOEGDHEID VERLANGDEN . DE VRAAG ZOU NU KUNNEN WORDEN GESTELD, OF DE HOGE AUTORITEIT DOOR BESCHIKKINGEN AAN ZICH TE TREKKEN, WELKE DE BRUSSELSE INSTELLINGEN KRACHTENS BESCHIKKING NO . 14-55 HADDEN MOETEN NEMEN, ZICH DE VRIJHEID HEEFT WILLEN VOORBEHOUDEN DE TEN GRONDSLAG LIGGENDE ECONOMISCHE FEITEN EN OMSTANDIGHEDEN ZELF TE WAARDEREN . NIETS WIJST ER EVENWEL OP, DAT DIT HET GEVAL WAS, DAAR HAAR OPTREDEN NOODZAKELIJK WAS NIET TEN GEVOLGE VAN DE DISCRETIONNAIRE AARD DER BEDOELDE BESCHIKKINGEN, MAAR OP GROND VAN ARTIKEL 9, 2E ALINEA, VAN BESCHIKKING NO . 22-54, LUIDENDE ALS VOLGT :

"KUNNEN DE RADEN VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK BUREAU OF VAN HET FONDS NIET TOT EEN EENPARIGE BESLISSING KOMEN, DAN DIENT DE BETREFFENDE AANGELEGENHEID DOOR EEN BESLISSING VAN DE HOGE AUTORITEIT TE WORDEN GEREGELD ".

BIJ ARTIKEL 9 VAN BESCHIKKING NO . 14-55 HEEFT DE HOGE AUTORITEIT HAAR PERMANENTE VERTEGENWOORDIGER BIJ DE BRUSSELSE INSTELLINGEN DE BEVOEGDHEID TOEGEKEND IEDER BESLUIT AAN DE GOEDKEURING VAN DE HOGE AUTORITEIT TE ONDERWERPEN . NU DE HOGE AUTORITEIT ZICH SLECHTS HET RECHT VOORBEHIELD HAAR GOEDKEURING TE WEIGEREN, BEHIELD ZIJ ZELF NIET VOLDOENDE BEVOEGDHEDEN, ZODAT DE IN BESCHIKKING NO . 14-55 NEERGELEGDE DELEGATIE NIET KAN WORDEN GEACHT BINNEN DE BOVEN AANGEGEVEN GRENZEN GEBLEVEN TE ZIJN .

DE HOGE AUTORITEIT HEEFT BOVENDIEN IN DE HIERBOVEN WEERGEGEVEN PASSAGE VAN HAAR VERWEERSCHRIFT NOG OPGEMERKT, DAT ZIJ "DE DOOR DE BRUSSELSE INSTELLINGEN VERSCHAFTE GEGEVENS OVERNEEMT ZONDER DAARAAN IETS TE KUNNEN TOEVOEGEN" .

MITSDIEN WORDT BIJ DE OVERDRACHT VAN BEVOEGDHEDEN AAN DE BRUSSELSE INSTELLINGEN KRACHTENS BESCHIKKING NO . 14-55 AAN DEZE EEN VRIJHEID VAN WAARDERING GELATEN, DIE EEN RUIME DISCRETIONNAIRE BEVOEGDHEID INHOUDT, ZODAT DEZE DELEGATIE NIET MET DE EISEN VAN HET VERDRAG IN OVEREENSTEMMING KAN WORDEN GEACHT . DE BESCHIKKING VAN 24 OKTOBER 1956 IS DUS GEBASEERD OP EEN ALGEMENE BESCHIKKING, WELKE KRACHTENS HET VERDRAG ONREGELMATIG IS, EN ZIJ DIENT DERHALVE, MEDE OM DEZE REDEN, TE WORDEN NIETIG VERKLAARD .

Beslissing inzake de kosten


DE VERWERENDE PARTIJ WERD OP ALLE PUNTEN IN HET ONGELIJK GESTELD .

VOLGENS HET EERSTE LID VAN ARTIKEL 60 VAN HET REGLEMENT VAN HET HOF WORDT IEDERE PARTIJ, WELKE IN EEN PROCES IN HET ONGELIJK IS GESTELD, IN DE KOSTEN VEROORDEELD .

Dictum


VERWERPENDE AL HETGEEN MEER OF ANDERS IS GEVORDERD,

VERKLAART EN BESLIST ALS VOLGT :

1 . HET BEROEP IS ONTVANKELIJK,

2 . DE BESCHIKKING VAN DE HOGE AUTORITEIT DE DATO 24 OKTOBER 1956, BIJ BRIEF VAN 12 NOVEMBER 1956 AAN DE EISENDE PARTIJ BETEKEND, VOLGENS WELKE BESCHIKKING - DIE EEN EXECUTORIALE TITEL VORMT IN DE ZIN VAN ARTIKEL 92 VAN HET VERDRAG - DE EISENDE PARTIJ GEHOUDEN IS AAN HET VEREVENINGSFONDS VOOR INGEVOERD SCHROOT, GEVESTIGD TE BRUSSEL, RUE RAVENSTEIN 36, EEN BEDRAG VAN 23.174.181 LIRE ( DRIEENTWINTIG MILJOEN EENHONDERDVIERENZEVENTIGDUIZEND EENHONDERDEENENTACHTIG ) TE BETALEN, WORDT NIETIG VERKLAARD .

DE VERWERENDE PARTIJ WORDT IN DE PROCESKOSTEN VEROORDEELD .

Top