Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52024XC03977

    Bekendmaking van een aanvraag tot registratie overeenkomstig artikel 50, lid 2, punt a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen

    C/2024/4327

    PB C, C/2024/3977, 25.6.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2024/3977/oj (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2024/3977/oj

    European flag

    Publicatieblad
    van de Europese Unie

    NL

    C-serie


    C/2024/3977

    25.6.2024

    Bekendmaking van een aanvraag tot registratie overeenkomstig artikel 50, lid 2, punt a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen

    (C/2024/3977)

    Naar aanleiding van deze bekendmaking kunnen de autoriteiten van een lidstaat of van een derde land of een natuurlijke of rechtspersoon die een rechtmatig belang heeft en in een derde land gevestigd is of woont, binnen drie maanden na de datum van deze bekendmaking bezwaar bij de Commissie indienen overeenkomstig artikel 17 van Verordening (EU) 2024/1143 van het Europees Parlement en de Raad (1).

    PRODUCTDOSSIER VAN EEN GEGARANDEERDE TRADITIONELE SPECIALITEIT

    SENENO MESO

    EU-nr.: TSG-SI-02988 – 23.8.2023

    Lidstaat of derde land: Slovenië

    1.   Naam/namen waarvoor de registratie wordt aangevraagd

    “Seneno meso”

    2.   Productcategorie

    Categorie 1.1 Vers vlees (en verse slachtafvallen)

    3.   Gronden voor registratie

    3.1.   Het product is

    het resultaat van een productiewijze, verwerkingswijze of samenstelling die in overeenstemming is met de traditionele gebruiken voor dat product of dat levensmiddel;

    vervaardigd uit de traditioneel gebruikte grondstoffen of ingrediënten.

    De productiewijze voor het zogenaamde vlees van graasdieren “seneno meso” (vlees van dieren die zijn gevoed met hooi) is de oudste vorm van vleesproductie, gebaseerd op primitieve praktijken van veeteelt, en vormt dus in feite een terugkeer naar de traditionele voeding. In het verleden liet men de dieren grazen tijdens het groeiseizoen, en werden ze in de winter gevoederd met hooi dat in de zomerperiode op de weiden werd voorbereid. De enige manier om de diervoeders op te slaan was in droge toestand en niet gefermenteerd, zoals het geval is bij sommige huidige conserveringstechnieken. Bij de vleesproductie waren geen genetisch gemodificeerde diervoeders of dieren betrokken.

    3.2.   De naam

    wordt van oudsher gebruikt om het specifieke product aan te duiden;

    is een verwijzing naar het traditionele karakter of de specificiteit van het product.

    Degelijk veevoer, hooi (“seno”), was en is nog steeds essentieel voor de productie van “seneno meso”. Het hooi wordt gedroogd op blijvend of gecultiveerd grasland, maar kan ook worden gedroogd in droogplaatsen om de kwaliteit ervan te verbeteren of de aan het weer gerelateerde risico’s te beperken. De oudste voorziening om te drogen is waarschijnlijk de “kozolec”, waarvan reeds in 1558 melding werd gemaakt. In een belangrijke verwijzing naar de “kozolec” uit 1822 wordt ingegaan op het feit dat deze voorziening wordt gebruikt om hooi te drogen voor het voeder van huisdieren. Deze vermeldingen bevestigen dat hooi als traditioneel diervoeder werd gebruikt en dat dit soort technologie wijdverbreid was in een groot deel van Europa.

    4.   Beschrijving

    4.1.   Beschrijving van het product waarvoor de in punt 1 vermelde naam van toepassing is, met inbegrip van de belangrijkste fysieke, chemische, microbiologische of organoleptische kenmerken die het specifieke karakter van het product aantonen

    Vlees van runderen, kleine herkauwers en paardachtigen overeenkomstig de geldende wetgeving.

    4.2.   Beschrijving van de productiemethode van het product waarvoor de in punt 1 vermelde naam van toepassing is, die door de producenten moet worden gevolgd, met inbegrip van, in voorkomend geval, de aard en de kenmerken van de gebruikte grondstoffen of ingrediënten, en de manier waarop het product wordt bereid

    Vlees van runderen, kleine herkauwers en paardachtigen, bekend als “seneno meso”, onderscheidt zich van het klassieke vlees van deze soorten door het specifieke productieproces dat in dit punt wordt beschreven.

    Het “seneno meso” van runderen, kleine herkauwers en paardachtigen wordt vervaardigd volgens traditionele productieprocessen. Deze laatsten worden gekenmerkt door het feit dat het gebruik van gefermenteerd voeder (zoals kuilvoer van voedergewassen, ingekuilde graankorrels of ronde balen verpakt in folie), net als het gebruik van dieren en diervoeders die overeenkomstig de geldende wetgeving als “genetisch gemodificeerd” zijn aangemerkt, verboden is.

    Voor de productie van “seneno meso” is het vereist dat alle dieren in de veestapel kunnen grazen, wanneer de omstandigheden dat maar toelaten. Het weiden duurt ten minste 120 dagen per jaar tijdens het groeiseizoen.

    Als de omstandigheden het weiden niet toelaten, kan van de verplichting tot beweiding worden afgeweken. De afwijking van de verplichting tot beweiding moet met redenen worden omkleed. Ze kan worden gerechtvaardigd door een verregaande versnippering van de percelen, de omvang, de helling of de afgelegen ligging ervan, een verbod op beweiding rekening houdend met de zone van het landbouwbedrijf waar beweiding niet is toegestaan, of een combinatie van deze factoren. Wanneer beweiding niet mogelijk is, moeten de dieren worden gehouden, zonder dat zij worden aangebonden en in omstandigheden waarin zij zich ongehinderd kunnen bewegen. Het begrip “ongehinderd bewegen” wordt beoordeeld in functie van de in tabel 1 vermelde binnenruimte.

    Tabel 1

     

    Binnenruimte

    (voor de dieren beschikbare nettoruimte)

    Runderen

    Levend gewicht (kg)

    m2/dier

     

    maximaal 100

    1,5

     

    maximaal 200

    2,5

     

    maximaal 350

    4,0

     

    meer dan 350

    5

    Melkkoeien

     

    6

    Fokstieren

     

    10

    Schapen

     

    1,5

    Lammeren

     

    0,35

    Geiten

     

    1,5

    Jonge geiten

     

    0,35

    Paardachtigen voor fok- en mestdoeleinden

    maximaal 100

    1,5

     

    maximaal 200

    2,5

     

    maximaal 350

    4,0

     

    meer dan 350

    5

    Voordat de dieren worden geslacht, mogen zij gedurende de weideperiode niet langer dan 30 dagen in een stal worden gehouden.

    Het gehalte aan droge stof in het ruwvoeder moet jaarlijks meer dan 70 % bedragen. Het percentage droge stof van ruwvoeders wordt voor landbouwbedrijven op jaarbasis berekend.

    Op het bedrijf moeten alle dieren van dezelfde categorie (runderen, kleine herkauwers, paardachtigen) worden gehouden overeenkomstig de vereisten van dit productdossier.

    a)

    Indien andere diersoorten niet worden gehouden of niet kunnen worden gehouden volgens de regels voor de productie van “seneno meso”, omdat zij niet in het productdossier zijn opgenomen, moeten de dieren en het diervoeder op het bedrijf zorgvuldig gescheiden worden gehouden en worden geregistreerd. Het verbod op de opslag en de productie van balen in folie, kuilvoer en gefermenteerde voedergewassen geldt voor het gehele bedrijf, zelfs als niet alle diersoorten worden gehouden volgens de regels die van toepassing zijn op zogenaamd “seneno meso”-vlees.

    b)

    Indien de installatie voor de verwerking van “seneno meso” die onder het certificeringsproces valt, ook wordt gebruikt voor de productie van andere producten, moet het bedrijf ervoor zorgen dat de gecertificeerde grondstoffen gescheiden van de andere grondstoffen worden ontvangen en opgeslagen. In dat geval moet de productie van levensmiddelen met “seneno meso” op een andere plaats of op een ander moment worden uitgevoerd, waarbij alle mogelijke maatregelen worden genomen om vermenging of verwisseling van grondstoffen te voorkomen.

    c)

    Als de verwerkingsactiviteit geheel of gedeeltelijk wordt uitgevoerd door een onderaannemer die niet gecertificeerd is, moet er een schriftelijke overeenkomst worden gesloten. De traceerbaarheid van de gecertificeerde dieren of grondstoffen moet worden gewaarborgd en de uitvoering van de activiteit moet kunnen worden gecontroleerd. De omvang van de controle wordt door de certificerende instantie bepaald in verhouding tot de reikwijdte van de gedelegeerde activiteiten. Indien de onderaannemer in overeenstemming met dit productdossier is gecertificeerd, is controle van zijn activiteiten niet vereist.

    Toegestane diervoeders

    Droog ruwvoeder: hooi, gedroogde luzerne, gedroogde klaver …

    Groenvoedergewassen: weidegras, luzerne, klaver, koolzaad, granen, maïs, suikerbietenkoppen …

    Voederhakvruchten: voederbieten, rapen, koolrapen, voederwortelen …

    Stro van verschillende landbouwgewassen (ruw of gehakt).

    Vers weidevoeder.

    Gedroogde granen (maïs, gerst, haver, triticale, tarwe, rogge enz.), gedroogde bietenpulp, gedroogde bostel, gedroogde bijproducten van de suikerindustrie en de graanverwerking, en andere gedroogde voedergewassen die in de handel verkrijgbaar zijn (zoals zemelen, luzernekorrels enz.).

    De dieren grazen tijdens het groeiseizoen op de weiden en worden in de winter voornamelijk gevoederd met droog ruwvoeder.

    Aanvullend voeder dat is toegestaan: verse kruisbloemigen, maïs, granen en wortelknollen zoals vers koolzaad, verse haver, verse maïs of voederbieten.

    Voederleguminosen (tuinbonen, erwten, lupinen enz.), oliehoudende zaden (koolzaad, sojabonen, zonnebloemen enz.) en proteïneconcentraten (oliehoudende koeken en draf, zoals sojabonen, koolzaad, zonnebloemen, komkommerachtigen enz.) mogen in het voederrantsoen worden gebruikt.

    De toediening van het aanvullende diervoeder mag op de weiden gebeuren. De hoeveelheid van het toegevoegde diervoeder wordt in aanmerking genomen bij de berekening van het voeder op jaarbasis.

    Verboden diervoeders

    Kuilvoer van voedergewassen en ingekuilde granen en andere diervoeders.

    Alle soorten gefermenteerde diervoeders.

    Bijproducten van brouwerijen of distilleerderijen, residuen van de persing van sap of van wijn (draf) en andere residuen van de voedingsindustrie, zoals verse of ingekuilde bietenpulp, verse of ingekuilde bierbostel, verse of ingekuilde vruchtendraf …

    Voedergewassen en diervoeders, met inbegrip van de bijproducten ervan, in vochtige toestand (bevochtiging).

    Voeder van dierlijke oorsprong (melk, wei, vlees- of beendermeel enz.), met uitzondering van moedermelk tot de spening. Het is toegestaan het voeder van jonge dieren aan te vullen met melkvervangers tot de spening of tot de leeftijd van 90 dagen voor runderen, 45 dagen voor kleine herkauwers en 150 dagen voor paardachtigen.

    Ureum.

    Diervoeders die niet in dit productdossier zijn opgenomen, zijn onderworpen aan de Unieregels betreffende de catalogus van voedermiddelen.

    Indien het werkelijk gemeten percentage van de droge stof voor een bepaald diervoeder niet beschikbaar is, worden de in tabel 2 vermelde waarden in aanmerking genomen om het drogestofgehalte van dat diervoeder te berekenen. Voor toegestane diervoeders die niet in de tabel zijn opgenomen, zijn de toepasselijke waarden afkomstig uit de wetenschappelijke literatuur.

    Tabel 2

    Het drogestofgehalte van diervoeders indien dit niet door analyse is vastgesteld

    Voeder

    % droge stof

    hooi, stro, luzerne

    86

    droge melasse

    77

    diverse droge klavers

    89

    vers groenvoeder (gras, luzerne)

    20

    mengvoeders (gemiddeld)

    88

    bonen, erwten (droog)

    87

    granen (korrels)

    88

    diverse koeken

    88

    biergist (droog)

    90

    bietenpulp (droog)

    88

    voederbieten (vers)

    15

    Om de minimale dagelijkse behoefte aan voederinname te berekenen, teneinde te kunnen bepalen welk percentage van de droge voeding afkomstig is van ruwvoeder voor het bedrijf, worden de in tabel 3 vermelde waarden beschouwd als de dagelijkse inname van droge stof voor elke diersoort en elke categorie van dieren.

    Tabel 3

    Minimale dagelijkse inname (kg DS/dag)

    Diersoort, leeftijd of melkopbrengst

    Lichaamsgewicht (kg)

    Dagelijkse inname (kg DS/dag)

    RUNDEREN

     

     

    kalveren van 5-6 maanden oud

    150

    3 -4

    jonge fokrunderen

    200 -300

    4

     

    300 -400

    6

     

    400 -500

    8

     

    500 -650

    9

    jonge mestrunderen

    200 -300

    7

     

    300 -400

    8,5

     

    400 -500

    10

     

    500 -650

    10,5

    KOEIEN (melkopbrengst)

     

     

    tot 2 000  kg/jaar

    650

    11,4

    tot 4 000  kg/jaar

    equivalent aan zoogkoeien

    650

    14,9

    tot 6 000  kg/jaar

    650

    17,6

    tot 8 000  kg/jaar

    650

    19,7

    meer dan 8 000  kg/jaar

    650

    >20,6

    PAARDEN

     

     

    lichte arbeid

    500

    7 -9

    middelzware arbeid

    500

    8 -9

    zware arbeid

    500

    10

    SCHAPEN

     

     

    melkschapen

    70

    3

    melkschapen (1-2 lammeren)

    70

    1,8

    jonge schapen

    40 -70

    1,2

    mestlammeren

    20 -45

    0,8 -1,6

    GEITEN

     

     

    melkgeiten

    70

    max. 3,5

    melkgeiten met geitenjongen

    70

    1,8

    De producenten van “seneno meso” moeten alle vereiste registers en bewijsstukken in een zodanige vorm bewaren dat de controle-instantie op elk moment tijdens een controle kan nagaan of alle vereisten in dit productdossier worden nageleefd.

    Bemestingsproducten

    Het gebruik van digestaat afkomstig van stedelijke waterzuiveringsinstallaties met een capaciteit van meer dan 50 IE (inwonerequivalent, de eenheid voor afvalwater die overeenkomt met de omvang van de vervuiling die één volwassene per dag produceert) is verboden.

    Oppervlakken die zijn bemest met digestaat afkomstig van stedelijke waterzuiveringsinstallaties met een capaciteit van minder dan 50 IE zijn geschikt voor beweiding na 3 weken vanaf de laatste bemesting.

    Chemische hulpstoffen

    Sproeimiddelen tegen vliegende insecten mogen alleen worden gebruikt in voorzieningen voor veehouderij als er geen dieren aanwezig zijn.

    Verbodsbepalingen in verband met de verkoop van dieren

    Wanneer het gaat om dieren die niet vanaf de geboorte zijn grootgebracht overeenkomstig dit productdossier, moet een omschakelingsperiode in aanmerking worden genomen, namelijk een periode voor omschakeling van het bedrijf of van de dieren, naar veehouderij op basis van hooi, om een certificaat voor de toekenning van de status “seneno meso” te kunnen verkrijgen. De omschakelingsperiode voor het in de handel brengen van levende dieren of vlees bedraagt twee derde van de leeftijd voor dieren tot 9 maanden, en 6 maanden voor oudere dieren. De verkoop van levende dieren en de etikettering van vlees als “seneno meso” zijn verboden vóór het einde van de omschakelingsperiode.

    Indien bij een controle een situatie van niet-naleving aan het licht komt die van invloed is op de status van “seneno meso” (voederen met gefermenteerd voeder enz.), moet een nieuwe omschakelingsperiode in acht worden genomen voor de dieren.

    Verwerking

    Vers, gekoeld, bevroren en verwerkt vlees mag de benaming “seneno meso” krijgen. Bij de verwerking van het vlees mogen alleen additieven worden gebruikt die uit hoofde van de geldende wetgeving niet als “genetisch gemodificeerd” zijn aangemerkt.

    In vleesproducten en -bereidingen moet het aandeel “seneno meso” ten minste 60 % van de ingrediënten van het eindproduct uitmaken.

    Er mag vlees van vrij wild aan vleesproducten en -bereidingen worden toegevoegd, op voorwaarde dat het gejaagde wild afkomstig is uit gebieden waar het niet toegestaan is om “genetisch gemodificeerde” planten in te zaaien.

    De benaming “seneno meso” of “op basis van seneno meso” mag alleen worden gebruikt als de samenstelling van het product voldoet aan de vereisten in het productdossier voor “seneno meso”.

    Indien een product is vervaardigd op basis van verschillende soorten vlees, die niet allemaal van het type “seneno meso” zijn, moet op de productverklaring duidelijk worden aangegeven op welk vlees de benaming “seneno meso” betrekking heeft, en moeten alle verhoudingen van elke vleessoort in het product worden vermeld.

    4.3.   Beschrijving van de belangrijkste elementen die het traditionele karakter van het product bepalen

    Tot 1827 bestond het Sloveense gebergte overwegend uit bos. Weilanden bekleedden de tweede plaats (27,5 %), wat aantoont hoe belangrijk landbouw en beweiding waren in die periode. Grasland was goed voor 12,6 %, akkerbouw voor 4,8 % en andere categorieën voor 9 % (Petek, 2005). In 1929 overheersten voedergewassen de landbouw in de westelijke helft van het Sloveense gebergte, terwijl in de oostelijke helft al sprake was van meer flexibiliteit (een groter aandeel wortel- en knolgewassen en iets minder voedergewassen). Deze situatie bleef in de jaren 1960 grotendeels ongewijzigd (Petek, 2005).

    Van de ongeveer 4 440 landbouwbedrijven in het Sloveense gebergte die tijdens de telling van de landbouwbedrijven in 2000 werden geïnventariseerd, hield 88 % zich bezig met veehouderij, hetzij beweiding (59 %), hetzij gemengde veehouderij (29 %) (Petek, 2005).

    De productie van “seneno meso” is de oudste vorm van vleesproductie, aangezien de eerste wijze waarop graasdieren (runderen, schapen, geiten en paardachtigen) werden gehouden, gebaseerd was op beweiding en voederen met hooi tijdens de winter. Kwaliteitsvol veevoeder was en is nog steeds essentieel voor de productie van “seneno meso”. Op de boerderijen liet men de runderen, schapen, geiten en paardachtigen vaak grazen op bergweiden met ruw terrein, en in bergen die ver van de boerderijen verwijderd waren. In de winter werden ze gevoederd met hooi, dat werd gedroogd op blijvend of gecultiveerd grasland, hoewel het ook kon worden gedroogd in droogplaatsen om de kwaliteit ervan te verbeteren of de aan het weer gerelateerde risico’s te beperken. De “kozolec” kan worden beschouwd als de oudste voorziening om te drogen. Hiervan werd reeds in 1558 melding gemaakt door professor Oskar Moser (Juvanec, 2007, Kozolec, blz. 24). Een belangrijke verwijzing naar de “kozolec”, waarbij wordt ingegaan op het feit dat deze wordt gebruikt om hooi te drogen voor het voeder van huisdieren, wordt toegeschreven aan Joseph Pseiner in 1822 (Juvanec, 2007, Kozolec, blz. 26). Deze vermeldingen bevestigen dat hooi als traditioneel diervoeder werd gebruikt en dat dit soort technologie wijdverbreid was in een groot deel van Europa.

    Het vlees van weidevee heeft een vetgehalte dat de helft lager ligt, en bevat aanzienlijk minder calorieën dan dat van dieren die worden gevoederd met kuilmaïs en een groter aandeel geconcentreerd voeder. Volgens wetenschappelijk onderzoek bevat het vlees van weiderunderen tien keer meer bètacaroteen, en heeft het een gehalte aan vitamine C dat meer dan 30 % kan bedragen en aan alfatocoferol (vitamine E) dat meer dan 54 % kan bedragen (Kmečki glas, 20.5.2021). Het vlees van weideschapen bevat twee keer zoveel luteïne als dat van schapen die zijn grootgebracht met voedergewassen. De kwaliteit van het vlees van weidedieren is vergelijkbaar met het vlees van wild, en het heeft ongeveer hetzelfde vetgehalte. De verhouding tussen omega-6-vetzuren en omega-3-vetzuren is veel evenwichtiger dan in vlees van met mais gevoederde dieren (Robinson, 2000).

    Het voederen van dieren via beweiding of met weidevoeder heeft een gunstig effect op de verlaging van het totale vetgehalte, het verhoogt het gehalte aan bètacaroteen, vitamine E (alfatocoferol), vitamine B, thiamine en riboflavine, de mineralen calcium, magnesium en kalium, en het totale gehalte aan omega-3-vetzuren, en het bevordert een gezondere verhouding tussen omega-6- en omega-3-vetzuren, alsook een hoger CLA-gehalte (cis-9 trans-11), een hoger vacceenzuurgehalte (dat kan worden omgezet in CLA) en een lager gehalte aan verzadigde vetten (S. K. Duckett et al., 2009).

    Weidekoeien zijn beter bestand tegen ziekten en stress. De gunstige effecten van deze resistentie kunnen ook doorwerken in mensen die melk en vlees van deze dieren consumeren (Robinson, 2000). Maïs en andere geconcentreerde voedingsmiddelen in de diervoeders die worden gebruikt voor de productie van “seneno meso”, zijn in hoeveelheid beperkt, aangezien een overmaat aan maïs in de voeding van herkauwers de resistentie van Escherichia coli tegen een zure reactie bevordert, wat een verhoogd risico op verspreiding van deze bacterie inhoudt.

    De productie van “seneno meso” is lokaal georiënteerd en vormt een duurzame vorm van veehouderij met een groot percentage weidevoeder (gras en hooi). Beweiding is de beste manier om dieren op duurzame wijze te houden en is, samen met voederen op basis van hooi, ook een traditionele methode van veehouderij. De combinatie van breed toegepaste en traditionele gebruiken draagt bij tot het behoud van de biodiversiteit (Večer, 2021). Om de biodiversiteit in de natuur in stand te houden, is het systeem van maaien en begrazen evenwel de meest doeltreffende manier om grasland te gebruiken.

    De productie van “seneno meso” is bijzonder duurzaam, want ze zorgt voor bescherming van het klimaat en de bodem, en bevordering van de biodiversiteit. Het behoud van de graslanden om de productie van “seneno meso” mogelijk te maken is van bijzonder belang, want graslanden en weiden slaan ongeveer een derde meer koolstof op per hectare dan akkerland (149 ton C/ha) vanwege het hoge humusgehalte in de bovenste lagen van de bodem. In de diepere bodemlagen slaan weiden (196 ton C/ha) een hoeveelheid koolstof op die vergelijkbaar is met die van de gemiddelde bosbodem (191 ton C/ha) (ARGE Heumilch, 2021). Koolstofopslag in de bodem verbetert de bodemstructuur en -kwaliteit, en draagt tegelijkertijd bij tot een duurzame landbouw en een duurzaam beheer van natuurlijke hulpbronnen.


    (1)  Verordening (EU) 2024/1143 van het Europees Parlement en de Raad van 11 april 2024 betreffende geografische aanduidingen voor wijn, gedistilleerde dranken en landbouwproducten, evenals gegarandeerde traditionele specialiteiten en facultatieve kwaliteitsaanduidingen voor landbouwproducten, tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1308/2013, (EU) 2019/787 en (EU) 2019/1753 en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1151/2012 (PB L, 2024/1143, 23.4.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/1143/oj).


    ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2024/3977/oj

    ISSN 1977-0995 (electronic edition)


    Top