Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52024XC02874

    MEDEDELING VAN DE COMMISSIE — Vragen en antwoorden over de uitvoering van de EU-regels inzake de biologische bijenteelt

    C/2024/2584

    PB C, C/2024/2874, 25.4.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2024/2874/oj (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2024/2874/oj

    European flag

    Publicatieblad
    van de Europese Unie

    NL

    C-serie


    C/2024/2874

    25.4.2024

    MEDEDELING VAN DE COMMISSIE

    Vragen en antwoorden over de uitvoering van de EU-regels inzake de biologische bijenteelt

    (Voor de EER relevante tekst)

    (C/2024/2874)

    Dit document bevat antwoorden op vragen die de diensten van de Commissie hebben ontvangen over de uitvoering van de EU-regels inzake de biologische bijenteelt.

    Dit document is bedoeld om nationale autoriteiten en ondernemingen te helpen bij de toepassing van deze EU-wetgeving. Alleen het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft de bevoegdheid om een bindende uitlegging van het Unierecht te geven.

    Ripac-nota nr. 2024-01 (1)

    SECTOR:

    BIOLOGISCHE LANDBOUW

    MAATREGEL:

    BIJENTEELT

    BETREFT:

    FOERAGEERGEBIEDEN – PLAATSING VAN BIJENSTALLEN – BIJENWAS – PLAATSING VAN BIJENKORVEN

    BETROKKEN WETGEVING:

    Verordening (EU) 2018/848 (2), artikelen 21 en 35; deel II, punt 1.9.6.5, van bijlage II;

    Verordening (EU) nr. 1305/2013 (3), artikelen 28 en 30;

    Verordening (EU) 2021/2115 (4), artikelen 31, 70, 72 en 154.

    Vraag 1:   Biologische bijenhouders moeten hun bijenstallen op plaatsen zetten waar de bronnen van nectar en stuifmeel voornamelijk bestaan uit biologisch geproduceerde gewassen, spontane vegetatie of niet-biologisch beheerde bossen of gewassen die alleen behandeld worden met slechts licht milieubelastende technieken. Wat kan er worden beschouwd als “slechts licht milieubelastende technieken” zoals genoemd in deel II, punt 1.9.6.5, a) en c), van bijlage II bij Verordening (EU) 2018/848?

    Antwoord:

    Het begrip “slechts licht milieubelastende technieken” zoals genoemd in deel II, punt 1.9.6.5, a) en c), van bijlage II bij Verordening (EU) 2018/848 moet worden opgevat als een verwijzing naar methoden die gelijkwaardig zijn aan de methoden die werden gebruikt in het kader van de maatregelen die voorheen waren vastgesteld in de artikelen 28 (“Agromilieu- en klimaatsteun”) en 30 (“Betalingen in het kader van de Natura 2000-richtlijn en de kaderrichtlijn water”) van Verordening (EU) nr. 1305/2013, en die geen gevolgen voor de biologische status van de bijenteeltproductie kunnen hebben.

    Verordening (EU) nr. 1305/2013 is met ingang van 1 januari 2023 ingetrokken bij artikel 154 van Verordening (EU) 2021/2115 tot vaststelling van voorschriften inzake steun voor de strategische plannen die de lidstaten in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid opstellen (“strategische GLB-plannen”).

    Conform de artikelen 31 (“Regelingen voor het klimaat, het milieu en dierenwelzijn”), 70 (“Milieu-, klimaatgerelateerde en andere beheersverbintenissen”) en 72 (“Gebiedsspecifieke nadelen als gevolg van bepaalde verplichte vereisten”) van de nieuwe GLB-verordening, Verordening (EU) 2021/2115, mogen de lidstaten (in het kader van hun strategische GLB-plannen) interventies programmeren die milieuvoordelen kunnen opleveren en te vergelijken zijn met de maatregelen die conform de artikelen 28 en 30 van Verordening (EU) nr. 1305/2013 waren geprogrammeerd.

    De conform de artikelen 31, 70 en 72 van Verordening (EU) 2021/2115 voor de lidstaten beschikbare interventies zijn bedoeld om tot de specifieke doelstellingen van het GLB bij te dragen, zoals met name in artikel 6, lid 1, punten d), e), f) en i), van die verordening is vastgesteld: “d) bijdragen tot matiging van en aanpassing aan de klimaatverandering, onder meer door de uitstoot van broeikasgassen terug te dringen en meer koolstof vast te leggen, en duurzame energie te bevorderen; e) bevordering van de duurzame ontwikkeling en het efficiënte beheer van natuurlijke hulpbronnen zoals water, bodem en lucht, onder meer door de afhankelijkheid van chemische middelen te verkleinen; f) bijdragen tot het tot staan brengen en ombuigen van biodiversiteitsverlies, tot versterking van ecosysteemdiensten en tot de instandhouding van habitats en landschappen; […] i) beter inspelen door de landbouw van de Unie op de maatschappelijke verwachtingen inzake voedsel en gezondheid, onder meer wat betreft hoogkwalitatief, veilig en voedzaam voedsel dat op duurzame wijze is geproduceerd, en voorts vermindering van de voedselverspilling, verbetering van het dierenwelzijn, en bestrijding van antimicrobiële resistentie.”

    Deel II, punt 1.9.6.5, c), van bijlage II bij Verordening (EU) 2018/848 verwijst naar de artikelen 28 en 30 van Verordening (EU) nr. 1305/2013, en dus moeten de lidstaten wat de uitvoering van de EU-voorschriften inzake de biologische bijenteelt van Verordening (EU) 2018/848 betreft, sinds 1 januari 2023 beoordelen of de in hun strategische GLB-plan geprogrammeerde interventies ter ondersteuning van land conform de artikelen 31, 70 en 72 van Verordening (EU) 2021/2115 waarborgen dat op “spontane vegetatie of niet-biologisch beheerde bossen of gewassen” “binnen een straal van 3 km van de locatie van de bijenkasten” “slechts licht milieubelastende technieken worden toegepast” die de biologische certificering van bijenteeltproducten niet in gevaar brengen, conform deel II, punt 1.9.6.5, a) en c), van bijlage II bij Verordening (EU) 2018/848:

    “1.9.6.5.

    Huisvestings- en houderijpraktijken.

    Met betrekking tot huisvestings- en houderijpraktijken gelden de volgende voorschriften:

    a)

    bijenstallen staan op plaatsen die de beschikbaarheid garanderen van de bronnen van nectar en stuifmeel die voornamelijk bestaan uit biologisch geproduceerde gewassen of, in voorkomend geval, van spontane vegetatie of niet-biologisch beheerde bossen of gewassen die alleen behandeld worden met slechts licht milieubelastende technieken;

    […]

    c)

    de bijenkasten moeten zo geplaatst zijn dat bronnen van nectar en stuifmeel binnen een straal van 3 km van de locatie van de bijenkasten hoofdzakelijk bestaan uit biologisch geproduceerde gewassen of spontane vegetatie of gewassen waarop slechts licht milieubelastende technieken worden toegepast die gelijkwaardig zijn aan die welke zijn beschreven in de artikelen 28 en 30 van Verordening (EU) nr. 1305/2013, en die geen gevolgen kunnen hebben voor de biologische status van de bijenteeltproductie. Die bepaling is niet van toepassing op gebieden waar geen bloei plaatsvindt, of wanneer de bijenkolonies in rust zijn;”.

    Vraag 2:   Kunnen producenten en verwerkers van bijenwas als biologische exploitanten worden gecertificeerd? Zo ja, welke nadere productievoorschriften moeten dan worden toegepast?

    Antwoord:

    Bijenwas is opgenomen in bijlage I bij Verordening (EU) 2018/848 en valt daarom onder het toepassingsgebied van die verordening (5), ongeacht of de was wordt gebruikt voor levensmiddelen of diervoeders of voor andere doeleinden, zoals de vervanging van bijenwas in biologische bijenkasten.

    Bijgevolg kan een verwerker of een producent die biologische bijenwas verzamelt, als “biologisch” worden gecertificeerd conform de beginselen en de regels die in Verordening (EU) 2018/848 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan zijn vastgesteld.

    Verordening (EU) 2018/848 bevat gedetailleerde productievoorschriften over bijen en bijenteelt. De verordening bevat ook verscheidene voorschriften over omschakeling en gezondheidszorg, alsook over huisvestings- en houderijpraktijken met betrekking tot de bijenwas die biologische bijenhouders mogen gebruiken. Met name de bepalingen van deel II, punt 1.2.2, f) (6), punt 1.9.6.3, f) (7), en punt 1.9.6.5, e) en f) (8), van bijlage II bij die verordening zijn relevant.

    Verordening (EU) 2018/848 bevat echter geen verdere gedetailleerde voorschriften voor de productie van biologische bijenwas. Daarom is artikel 21, lid 2, van Verordening (EU) 2018/848 van toepassing:

    “2.

    Bij ontstentenis van de in lid 1 bedoelde gedetailleerde productievoorschriften:

    a)

    voldoen de exploitanten voor de in lid 1 bedoelde producten aan de beginselen van de artikelen 5 en 6, mutatis mutandis aan de beginselen van artikel 7, en aan de algemene productievoorschriften van de artikelen 9 tot en met 11;

    b)

    kan een lidstaat voor de in lid 1 bedoelde producten gedetailleerde nationale productievoorschriften toepassen, mits die voorschriften in overeenstemming zijn met deze verordening en mits zij geen verbod, beperking of belemmering inhouden voor het in de handel brengen van buiten zijn grondgebied geproduceerde producten die in overeenstemming zijn met deze verordening.”.

    Bij ontstentenis van productievoorschriften op EU- of nationaal niveau is het dus aan de bevoegde autoriteiten, de controleautoriteit of het controleorgaan verantwoordelijk voor de certificering van deze exploitanten om per geval te beslissen of de activiteiten en de productiemethoden van de exploitanten “aan de beginselen van de artikelen 5 en 6, mutatis mutandis aan de beginselen van artikel 7, en aan de algemene productievoorschriften van de artikelen 9 tot en met 11” voldoen.

    Vraag 3:   In welke productcategorie zoals genoemd in artikel 35, lid 7, van Verordening (EU) 2018/848 moet bijenwas worden ingedeeld?

    Antwoord:

    Voor de toepassing van artikel 35, leden 1 en 4, betreffende het certificaat van exploitanten wordt bijenwas ingedeeld in categorie g) van artikel 35, lid 7:

    g)

    “andere in bijlage I bij deze verordening opgenomen of niet onder de voorgaande categorieën vallende producten”.


    (1)  Ripac (Franse afkorting voor Registre d’Interprétation de la Politique Agricole Commune) is een register en database van interpretatienota’s over het landbouwrecht.

    (2)  Verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad (PB L 150 van 14.6.2018, blz. 1).

    (3)  Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (ELFPO) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 487).

    (4)  Verordening (EU) 2021/2115 van het Europees Parlement en de Raad van 2 december 2021 tot vaststelling van voorschriften inzake steun voor de strategische plannen die de lidstaten in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid opstellen (strategische GLB-plannen) en die uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) worden gefinancierd, en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr. 1305/2013 en (EU) nr. 1307/2013 (PB L 435 van 6.12.2021, blz. 1).

    (5)  Artikel 2, lid 1, van Verordening (EU) 2018/848: “Deze verordening is van toepassing op de volgende producten die afkomstig zijn van de landbouw, inclusief de aquacultuur en de bijenteelt, zoals vermeld in bijlage I bij het VWEU, en op producten die daarvan zijn afgeleid, indien deze producten worden geproduceerd in, bereid in, geëtiketteerd in, gedistribueerd in, in de handel gebracht in, ingevoerd in of uitgevoerd uit de Unie, of daartoe bestemd zijn:

    a)

    levende of onverwerkte landbouwproducten, met inbegrip van zaden en ander plantaardig teeltmateriaal;

    b)

    verwerkte landbouwproducten voor gebruik als levensmiddel;

    c)

    diervoeders.

    Deze verordening is tevens van toepassing op bepaalde andere producten die nauw verband houden met de landbouw en opgenomen zijn in bijlage I bij de onderhavige verordening, indien deze producten worden geproduceerd in, bereid in, geëtiketteerd in, gedistribueerd in, in de handel gebracht in, ingevoerd in of uitgevoerd uit de Unie of daartoe bestemd zijn.”

    (6)   “Tijdens de omschakelingsperiode moet de was worden vervangen door van de biologische bijenteelt afkomstige was. Het gebruik van niet-biologische bijenwas is evenwel toegestaan: i) indien geen van de biologische bijenteelt afkomstige was op de markt beschikbaar is; ii) indien het bewezen is dat de niet-biologische bijenwas niet verontreinigd is met niet voor gebruik in de biologische productie toegestane producten of stoffen, en iii) mits deze afkomstig is van het celdeksel.”

    (7)   “Met betrekking tot gezondheidszorg gelden de volgende voorschriften: […] f) gedurende de periode waarin een behandeling wordt toegepast met chemisch gesynthetiseerde, allopathische producten – waaronder antibiotica – die niet behoren tot de op grond van de artikelen 9 en 24 voor gebruik in de biologische productie toegelaten producten en stoffen, moeten de behandelde kolonies in speciale bijenstallen worden afgezonderd en moet alle bijenwas worden vervangen door bijenwas die afkomstig is van de biologische bijenteelt. Daarna geldt voor die kolonies de in punt 1.2.2 vastgestelde omschakelingsperiode van 12 maanden.”

    (8)  

    “e)

    de bijenwas voor nieuwe ramen moet afkomstig zijn van biologische productie-eenheden; f) in de kasten mogen alleen natuurlijke producten zoals propolis, was en plantaardige oliën worden gebruikt;”.


    ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2024/2874/oj

    ISSN 1977-0995 (electronic edition)


    Top