Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52023XC0424(03)

    Bekendmaking van een goedgekeurde standaardwijziging van een productdossier van een beschermde oorsprongsbenaming of beschermde geografische aanduidingen in de sector landbouwproducten en levensmiddelen, als bedoeld in artikel 6 ter, leden 2 en 3, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 664/2014 van de Commissie 2023/C 141/10

    PUB/2023/248

    PB C 141 van 24.4.2023, p. 27–33 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    24.4.2023   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 141/27


    Bekendmaking van een goedgekeurde standaardwijziging van een productdossier van een beschermde oorsprongsbenaming of beschermde geografische aanduidingen in de sector landbouwproducten en levensmiddelen, als bedoeld in artikel 6 ter, leden 2 en 3, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 664/2014 van de Commissie

    (2023/C 141/10)

    Deze mededeling wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 6 ter, lid 5, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 664/2014 van de Commissie (1).

    Mededeling van de goedkeuring van een standaardwijziging van het productdossier van een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding uit een lidstaat

    “Barèges-Gavarnie”

    EU-nr.: PDO-FR-0306-AM01 – 2.2.2023

    BOB (X) BGA ( )

    1.   Naam van het product

    “Barèges-Gavarnie”

    2.   Lidstaat waartoe het geografische gebied behoort

    Frankrijk

    3.   Autoriteit van de lidstaat die de standaardwijziging meedeelt

    Ministerie van Landbouw en Voedselsoevereiniteit

    4.   Beschrijving van de goedgekeurde wijziging(en)

    1.   Afbakening van het geografische gebied

    Beschrijving

    De passage met de beschrijving van de plantengroei en het klimaat is geschrapt. De bepaling dat de grenzen van het zomerweidegebied zijn goedgekeurd door het nationaal comité, is eveneens geschrapt. De datum van de officiële geografische code die van toepassing is op de afbakening van de in het productdossier bedoelde gemeenten, is toegevoegd.

    De wijziging heeft gevolgen voor het enig document.

    2.   Bewijs dat het product van oorsprong is uit het geografisch gebied

    Beschrijving

    Subrubriek “Identificatie van het vlees als vlees van de BOB”

    De bepaling wordt gewijzigd om de verplichting van systematische organoleptische controles te schrappen en die te vervangen door steekproefsgewijze controles.

    De wijziging heeft gevolgen voor het enig document.

    3.   Werkwijze voor het verkrijgen van het product

    Beschrijving

    Subrubriek “De wijze waarop de kudde wordt gehouden”

    Voorgesteld wordt de bepaling betreffende de ooien voor vermeerdering anders te formuleren: schrapping van de term “vermeerdering” en verduidelijking van het begrip “gemiddelde” in verhouding. De berekening wordt niet verricht op basis van het totale aantal moederdieren (voorheen alle vrouwelijke dieren ouder dan een jaar), maar op basis van het totale aantal moederooien in de laatste twee seizoenen. Met het oog op de samenhang met de andere delen van het productdossier wordt in de rubriek “Ras” de bepaling “Een ooi is een ooi ouder dan een jaar” geschrapt.

    Deze wijziging heeft geen gevolgen voor het enig document.

    Het aantal gecastreerde mannelijke schapen gaat van 20 % naar 10 %. De datum “uiterlijk op 31 december 2012” wordt vervangen door “voordat ze naar de zomerweide gaan”. Het tijdpad voor het bereiken van dit percentage wordt geschrapt.

    Deze wijziging heeft geen gevolgen voor het enig document.

    Subrubriek “Voeder”

    Voorgesteld wordt de alinea over de aan gemengde bedrijven toegestane uitzondering anders te formuleren: het woord “runderen” is vervangen door “dieren andere dan schapen” en daarna door “andere soorten”. Bovendien is de jaarlijkse uitzondering die het INAO op verzoek van de betrokken producent kon toestaan, vervangen door “mits deze productie bij de groepering wordt aangegeven”.

    Deze wijziging heeft geen gevolgen voor het enig document.

    De hoeveelheid voeder op basis van graan of geplette korrels gaat van 100 gram naar 300 gram, ofwel van 18 kg/dier naar 54 kg/dier. Dit rantsoen is niet langer enkel bestemd voor ooien en gecastreerde mannelijke schapen, maar geldt voortaan ook voor alle dieren ouder dan 160 dagen. Er wordt een beperkte lijst van grondstoffen toegevoegd ter regulering van het voeder. Voor de granen die tot dusver als enige waren toegestaan, wordt gespecificeerd dat dit voeder niet afkomstig mag zijn van transgene producten.

    Deze wijziging heeft geen gevolgen voor het enig document.

    Voor de tweede categorie dieren, d.w.z. die welke nog als lammeren worden beschouwd, gaat de leeftijdsklasse van vier maanden naar 160 dagen (ofwel vijf en een halve maand).

    De hoeveelheid voeder voor die dieren, die eerder was vastgesteld op 150 g haver, gerst of maïs gedurende maximaal 90 dagen, wordt vervangen door een lijst van toegestane grondstoffen, mineralen en toevoegingsmiddelen. Gespecificeerd wordt dat ureum en zijn derivaten niet zijn toegestaan.

    Het enig document is gewijzigd.

    4.   Verband

    Beschrijving

    De rubriek “Verband met het geografische gebied” is herschreven: de formulering is bondiger (verkorte historische beschrijving, herformulering van bepaalde delen voor meer samenhang) en het verband tussen de BOB “Barèges-Gavarnie” en het geografische gebied komt duidelijker naar voren zonder dat er inhoudelijk iets aan dit verband verandert.

    Het deel “Specifieke kenmerken van het product” is aangevuld met een verdere beschrijving van het vlees. De historische delen over de verkoopprijzen zijn geschrapt.

    De wijziging heeft gevolgen voor het enig document.

    5.   Etikettering

    Beschrijving

    De volgende wijzigingen zijn aangebracht:

    het Europese symbool en de vermelding “Appellation d’Origine Protégée” (beschermde oorsprongsbenaming) of “A.O.P.” in plaats van “Appellation d’Origine Contrôlée” (gecontroleerde oorsprongsbenaming) of “AOC”;

    verplaatsing van de informatie over het merken van geslachte dieren naar de rubriek “Bewijs dat het product van oorsprong is uit het geografisch gebied”.

    De wijziging heeft gevolgen voor het enig document.

    6.   Bevoegde dienst van de lidstaat

    Beschrijving

    Overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1151/2012 worden de gegevens van het “Institut national de l’origine et de la qualité” (INAO) (nationaal instituut voor oorsprong en kwaliteit) toegevoegd als bevoegde dienst van de lidstaat.

    De wijziging heeft gevolgen voor het enig document.

    7.   Controlestructuur

    Beschrijving

    Op grond van de op nationaal niveau geldende instructies voor de harmonisering van de productdossiers worden de naam en de contactgegevens van de certificerende instantie geschrapt.

    In deze rubriek worden voortaan alleen de gegevens vermeld van de bevoegde Franse autoriteiten op het gebied van controle: het Institut national de l’origine et de la qualité (INAO) en de Direction générale de la concurrence, de la consommation et de la répression des fraudes (DGCCRF) (directoraat-generaal voor mededinging, consumentenzaken en fraudebestrijding). De naam en contactgegevens van de certificerende instantie kunnen worden geraadpleegd op de website van het INAO en in de database van de Europese Commissie.

    De wijziging heeft gevolgen voor het enig document.

    8.   Nationale eisen

    Beschrijving

    In het licht van de ontwikkelingen in het productdossier is deze rubriek bijgewerkt.

    De wijziging heeft gevolgen voor het enig document.

    9.   Inhoud

    Beschrijving

    Schrapping

    De wijziging heeft geen gevolgen voor het enig document.

    ENIG DOCUMENT

    “Barèges-Gavarnie”

    EU-nr.: PDO-FR-0306-AM01 – 2.2.2023

    BOB (X) BGA ( )

    1.   Naam

    “Barèges-Gavarnie”

    2.   Lidstaat of derde land

    Frankrijk

    3.   Beschrijving van het landbouwproduct of levensmiddel

    3.1.   Productcategorie

    Categorie 1.1. Vers vlees (en verse slachtafval)

    3.2.   Beschrijving van het product waarvan de naam in (1) van toepassing is

    “Barèges-Gavarnie” is vlees van volwassen schapen van het barégeoise-ras dat is verkregen van:

    ooien van twee tot zes jaar die ten minste twee jaar een zomer op de zomerweide hebben verbleven en ten hoogste vijfmaal hebben gelammerd. Ooien mogen pas op zijn vroegst zes maanden na het aflammeren worden geslacht, met uitzondering van ooien waarvan het lam dood is geboren;

    gecastreerde mannelijke schapen, “doublons” genaamd, van meer dan achttien maanden oud die ten minste twee jaar een zomer op de zomerweide hebben verbleven. Deze schapen mogen niet vóór 1 juli van de tweede zomer worden geslacht.

    Het geslacht gewicht van ooien is minimaal 22 kg, dat van “doublons” minimaal 23 kg. Het geslachte dier heeft lange ledematen, de bouten zijn lang en plat, de rug is breed aan de basis. Het dekvet is glanzend en mooi blank. Alleen geslachte dieren met:

    een bevleesdheid van de klassen R en O van het SEUROP-schema;

    een vetheid van de klassen 2, 3 en 4 van het SEUROP-schema worden gekozen.

    Het vlees kan in de handel worden gebracht als heel karkas of in de vorm van deelstukken, vers. Het vlees is uitgesproken helder dieprood van kleur. Het is doorregen, zonder te vet te zijn. Het vlees heeft geen sterke schapenvlees- of schapensmeergeur.

    3.3.   Diervoeders (alleen voor producten van dierlijke oorsprong) en grondstoffen (alleen voor verwerkte producten)

    De dieren worden voornamelijk gevoerd door begrazing, in de open lucht, van de maaiweiden, de lege weiden op lagere hoogten en de zomerweiden.

    Wanneer beweiding door de weersomstandigheden in de winterperiode (november tot en met maart) niet mogelijk is, bestaat het voeder voornamelijk uit hooi en nagras die in het productiegebied zijn gewonnen en gedroogd.

    Behalve met gedroogde voedergewassen, en enkel tijdens de winterperiode, mogen dieren ouder dan 160 dagen worden bijgevoerd met graan in hele of geplette korrels, waarbij een maximumhoeveelheid van 300 g per dag gedurende maximaal 180 dagen wordt aangehouden, ofwel niet meer dan 54 kg per dier per kalenderjaar. Alleen de volgende grondstoffen en toevoegingsmiddelen mogen worden bijgevoerd:

    granen en daarvan afgeleide producten: gerst, maïs, tarwe, triticale, haver;

    oliehoudende zaden of vruchten en daarvan afgeleide producten: soja, zonnebloem, koolzaad, lijnzaad;

    zaden van peulvruchten en daarvan afgeleide producten: erwten, lupine, veldbonen;

    knollen en wortels en daarvan afgeleide producten: rode bieten. Melasse mag niet meer dan 5 % van het gewicht van de diervoeders uitmaken;

    voedergewassen, ruwvoer en daarvan afgeleide producten: luzerne;

    mineralen en daarvan afgeleide producten: behalve beendermeel en beenderas;

    bijproducten van de fermentatie van micro-organismen: gist en delen daarvan (brouwersgist), vinasse (gecondenseerd melasseperssap);

    overige: zetmeel;

    nutritionele toevoegingsmiddelen: vitaminen, verbindingen van sporenelementen. Ureum en zijn derivaten zijn niet toegestaan;

    technologische toevoegingsmiddelen: antioxidanten, bindmiddelen, antiklontermiddelen;

    sensoriële toevoegingsmiddelen: aromatische stoffen;

    zoötechnische toevoegingsmiddelen: verteringsbevorderaars en darmflorastabilisatoren.

    Alleen planten, daarvan afgeleide producten en voeders afkomstig van niet-transgene producten mogen op het bedrijf aan schapen worden vervoederd.

    Dieren ouder dan 160 dagen die bestemd zijn voor de productie van vlees met de oorsprongsbenaming “Barèges-Gavarnie”, mogen niet met compleet voeder worden gevoerd.

    Dieren jonger dan 160 dagen mogen bijvoedering krijgen.

    De volgende grondstoffen en toevoegingsmiddelen die in de samenstelling van dit voeder worden gebruikt, zijn toegestaan:

    granen en daarvan afgeleide producten;

    oliehoudende zaden of vruchten en daarvan afgeleide producten, behalve palm- en palmpitproducten, voor diervoeders;

    zaden van peulvruchten en daarvan afgeleide producten;

    knollen en wortels en daarvan afgeleide producten;

    andere zaden en vruchten en daarvan afgeleide producten;

    voedergewassen, ruwvoer en daarvan afgeleide producten: kunstmatig gedroogde voedergewassen;

    andere planten, algen en daarvan afgeleide producten: (suiker)rietmelasse; (suiker)rietmelasse, gedeeltelijk ontsuikerd; (riet)suiker (sacharose); rietbagasse;

    mineralen en daarvan afgeleide producten: behalve beendermeel en beenderas;

    (bij)producten van de fermentatie van micro-organismen: Methylophilus methylotrophus-eiwit; Methylococcus capsulatus (Bath)-eiwit; gist en delen daarvan; vinasse; bijproducten van de productie van L-glutaminezuur; bijproducten van de productie van L-lysine monohydrochloride;

    overige: zetmeel; zetmeel, voorverstijfseld; mono-, di- en triglyceriden van vetzuren;

    verboden toevoegingsmiddel: ureum en zijn derivaten.

    3.4.   Specifieke onderdelen van het productieproces die in het afgebakende geografische gebied moeten plaatsvinden

    De schapen worden geboren, opgekweekt en geslacht in het geografische gebied van de BOB “Barèges-Gavarnie”.

    3.5.   Specifieke voorschriften betreffende het in plakken snijden, het raspen, het verpakken enz. van het product waarna de geregistreerde naam verwijst

    3.6.   Specifieke voorschriften betreffende de etikettering van het product waarnaar de geregistreerde naam verwijst

    Het geslachte dier en de deelstukken daarvan gaan vergezeld van een etiket met daarop ten minste de volgende informatie:

    het Europese logo en de vermelding “Appellation d’Origine Protégée” of “A.O.P.”;

    de naam van de benaming: Barèges-Gavarnie;

    de vermelding “doublon”, wanneer het vlees afkomstig is van gecastreerde mannelijke schapen die aan de voorwaarden van dit productdossier voldoen;

    het identificatienummer van het dier;

    de slachtdatum;

    duidelijk leesbaar: de naam van de schapenhouder;

    de naam en het adres van de uitsnijderij of het slachthuis;

    de vermelding “het geslachte dier mag pas vijf dagen na de slacht worden versneden”.

    4.   Beknopte omschrijving van het afgebakende geografische gebied

    Het geografische gebied beslaat de volgende gemeenten in het departement Hautes-Pyrénées:

    Barèges, Betpouey, Chèze, Esquièze-Sère, Esterre, Gavarnie-Gèdre, Grust, Luz-St-Sauveur, Saligos Vizos, Sassis, Sazos, Sers, Viella, Viey, Viscos, en een deel van de gemeente Cauterets. Voor deze gemeente wordt verwezen naar de kadastrale plannen die in het gemeentehuis zijn gedeponeerd.

    5.   Verband met het geografische gebied

    Het verband met de oorsprong van “Barèges-Gavarnie” berust op haar faam, op de kwaliteit van het doorregen vlees, dat uitgesproken helder dieprood van kleur is en geen sterke schapenvlees- of schapensmeergeur heeft dankzij het voeder dat de dieren eten tijdens de beweiding op de zomerweiden, en op de knowhow van de schapenhouders in dit dal in de Pyreneeën.

    Het barégeoise-ras, dat perfect past in dit gebied, met name omdat het geschikt is voor de “transhumance” (seizoenstrek), en het vlees van de volwassen schapen (ooien en gecastreerde mannelijke schapen, “doublons” genaamd) van dit ras hebben een bijzonder karakter: lange ledematen, een niet al te grote bevleesdheid met lange en platte bouten, een rug die breed is aan de basis, en glanzend en mooi blank dekvet.

    Het geheel in het hoog- en middelgebergte gelegen productiegebied beslaat het hoge stroomgebied van de Gave de Gavarnie.

    Deze streek in de centrale Pyreneeën heeft een klimaat dat tegelijk beschermd oceanisch en naar continentaal neigend kan worden genoemd, en gekenmerkt wordt door de lichtinval en de relatieve droogte als gevolg van sterke winden (föhn- en venturi-effect). De hoogte en de ligging van de dalen zijn zeer bepalend voor de klimatologische omstandigheden en zorgen voor verschillen in de plantengroei (groeifase, specifieke flora voor elk niveau en elke helling).

    Zo kunnen er vier niveaus worden onderscheiden:

    het heuvelniveau onder in het dal wordt gekenmerkt door een aanzienlijke hoeveelheid neerslag die evenwichtig over het jaar is verspreid;

    het bergniveau, op een hoogte tussen 1 000 en 1 800 meter, wordt gekenmerkt door een hoge luchtvochtigheid en frequente sneeuwval in de winter, met vroege dooi in het voorjaar. De mens heeft een duidelijk stempel op dit niveau gedrukt aangezien er ontbossing heeft plaatsgevonden om plaats te maken voor weiden;

    op het subalpiene niveau, op een hoogte tussen 1 800 en ongeveer 2 500 meter, bevinden zich de uitgestrekte heidegronden en gazonachtige weiden die als zomerweiden worden gebruikt. In de Pyreneeën is dit niveau het meest ontwikkeld in het geografische gebied van Barèges-Gavarnie. Het niveau wordt gekenmerkt door minder bewolking. Het groeiseizoen wordt ingekort door sneeuwval;

    het alpiene niveau begint op een hoogte van circa 2 400 meter. Door de barre omstandigheden daar is de plantengroei sterk aangepast (lage planten enz.).

    Dit dal is voor zijn middelen van bestaan vooral aangewezen op de veehouderij, die aan de basis ligt van de permanente vestiging van de mens in het gebied.

    Het geografische gebied van de oorsprongsbenaming, dat slechts enkele gemeenten omvat, is een vrijwel van de buitenwereld afgesloten gebied.

    Tot de twintigste eeuw was dit dal met name in de winter van de buitenwereld afgesneden en moesten de inwoners vrijwel autarkisch (samen)leven.

    Naast haar landbouwfunctie heeft de kudde ook een sociale, economische en milieufunctie. Dankzij de kudde blijven de contacten in de Pyreneeën in stand door de handel (de verkoop van levende dieren was een van de belangrijkste middelen van bestaan) en de seizoenstrek naar de vlakte of de dalen in Aragón (Spanje).

    Om de weilanden, bossen en wateren die geen particulier eigendom zijn, beter te beschermen en te beheren, hebben de bewoners zich verenigd in een samenwerkingsverband. Zij hebben een systeem opgezet voor het collectieve gebruik van de omgeving en hebben die met name geëxploiteerd door de schapenhouderij, waardoor ook het bouwland kon worden verrijkt.

    Sindsdien is de gemeenschappelijke grond nooit meer opgesplitst en vindt het collectieve beheer van de ruimte in een andere vorm plaats: via een speciale commissie voor het beheer van het dal van Barèges. Deze werd in 1873 opgericht om het land in gemeenschappelijk eigendom te beheren en het probleem van overexploitatie van de omgeving aan te pakken.

    Momenteel is bijna 95 % van het grondgebied gemeenschappelijk eigendom. Dit systeem laat weinig ruimte voor particulier eigendom, maar biedt de schapenhouders in dit dal wel het voordeel dat zij de ruimte in welk dorp dan ook gratis kunnen gebruiken.

    Door de verbetering van de verbindingen en daarmee de mogelijkheden voor handel met gebieden in de vlakte en het laaggebergte, is de verbouw van voedingsgewassen in de twintigste eeuw scherp gedaald en in 1970 was die volledig verdwenen. Deze plaats werd ingenomen door grasland, dat zich sterk uitbreidde door de schapenhouderij, die een optimaal gebruik van de nabijgelegen bergen mogelijk maakte. Sindsdien is het aantal moederooien gestaag toegenomen.

    Het geslachte dier heeft lange ledematen, de bouten zijn lang en plat, de rug is breed aan de basis. Het dekvet is glanzend en mooi blank.

    Het vlees is uitgesproken helder dieprood van kleur. Het is doorregen, zonder te vet te zijn. Het vlees heeft geen sterke schapenvlees- of schapensmeergeur.

    De opzet van dit systeem berust hoofdzakelijk op de volgende bouwstenen:

    Een door bergen omgeven milieu met bijzondere klimatologische kenmerken.

    Een milieu in het hart van een streek met een grote florarijkdom en een bijzonder hoog percentage endemische planten, dat 24 % beloopt op het alpiene niveau en 34 % op het subalpiene niveau. Door de ecologische factoren wordt de plantengroei zichtbaar gekenmerkt door een gelaagdheid van beneden naar boven.

    De eeuwenoude schapenhouderij door herders heeft het huidige landschap, van het heuvelniveau tot het alpiene niveau, vormgegeven door open ruimtes in de vorm van gazonachtige weiden in stand te houden.

    Een plaatselijk schapenras, het barégeoise-ras, dat door zijn morfologische, stofwisselings- en gedragskenmerken is aangepast aan de beweidings- en leefomstandigheden op de verschillende niveaus in de bergen. Voor dit ras is met name gekozen vanwege de geschiktheid voor de seizoenstrek naar de zomerweide en het kenmerk van niet-seizoensgebondenheid (het aflammeren vindt voornamelijk plaats in het najaar op het niveau van de “buitenschuren”, waar gras is). Ook maakt dit ras het mogelijk te voldoen aan de doelstellingen van de productie van vlees van volwassen schapen (ooien en gecastreerde mannelijke schapen, “doublons” genaamd) met bijzondere kenmerken.

    De overgeleverde herderspraktijken hangen nauw samen met de milieuomstandigheden en worden collectief toegepast. Dankzij de beweiding van de dieren worden de verschillende hoogteniveaus goed benut.

    Het streven naar zelfvoorzienendheid op het gebied van voeder voor de kudde tijdens de seizoenen ligt ten grondslag aan deze praktijken.

    Tijdens de winterperiode verblijft de kudde op het laagste punt van het bedrijf, in de schaapskooien. In deze periode grazen de dieren dagelijks op dichtbijgelegen grasland, tenzij het hard sneeuwt. Door de dieren in het voorjaar naar het tussengebied, het gebied van de “buitenschuren”, te brengen, komt dit grasland onder in het dal weer zo vroeg mogelijk vrij.

    Het tussengebied wordt op een geheel eigen wijze benut: de dieren grazen daar in het voor- en najaar; in de zomer, wanneer de dieren op de zomerweide zijn, wordt dit gebied gemaaid voor de productie van droog voeder. De overwinteringsperiode is dus tot het strikte minimum beperkt. De traditionele gebouwen in het tussengebied, de “buitenschuren”, fungeren als opslagplaats voor het in het gebied gewonnen hooi en bieden tijdelijk onderdak aan de kudde wanneer het sneeuwt. Hierdoor is aanpassing mogelijk aan de plotseling veranderende weersomstandigheden die kenmerkend zijn voor het klimaat van de Pyreneeën in het tussenseizoen.

    Afhankelijk van de groei van het gras gaat de kudde tegen mei van het tussengebied naar de zomerweiden. De zomerweiden beslaan 60 % van de totale oppervlakte van het geografische gebied.

    Al sinds het midden van de negentiende eeuw grazen de dieren dag en nacht vrij op de zomerweiden. Daardoor kunnen de dieren zelf hun weidegronden kiezen op basis van de plantengroei. Naast hun dagelijkse traject bepalen de dieren ook zelf wanneer zij willen eten en rusten, waarbij zij hun biologische ritme volgen. Zo houden de dieren tijdens de warme dagen in juni-juli-augustus op met grazen aan het einde van de ochtend en beginnen ze weer te grazen halverwege de middag. Dit wordt “acalura” genoemd: de dieren beschermen zich tegen de hitte door roerloos te blijven staan in de schaduw van de rotsen. Daarna vullen zij hun voeding aan door ’s nachts te grazen tijdens de koele uren vóór zonsopkomst. Op de zomerweiden worden de dieren voldoende vet.

    Door dit gebruik van de weidegebieden krijgt het vlees van de dieren zijn bijzondere kenmerken:

    een uitgesproken heldere, dieprode kleur;

    doorregen, zonder te vet te zijn;

    geen sterke schapenvlees- of schapensmeergeur.

    De kwaliteiten ervan zijn onomstreden, erkend en gewaardeerd.

    Verwijzing naar de bekendmaking van het productdossier

    https://info.agriculture.gouv.fr/gedei/site/bo-agri/document_administratif-dbd75c68-b1f3-42db-93eb-5a36cedbf367


    (1)  PB L 179 van 19.6.2014, blz. 17.


    Top