Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52023PC0528

Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD tot vaststelling van een belastingstelsel voor micro-, kleine en middelgrote ondernemingen volgens de regels van de lidstaat van het hoofdkantoor en tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU

COM/2023/528 final

Straatsburg, 12.9.2023

COM(2023) 528 final

2023/0320(CNS)

Voorstel voor een

RICHTLIJN VAN DE RAAD

tot vaststelling van een belastingstelsel voor micro-, kleine en middelgrote ondernemingen volgens de regels van de lidstaat van het hoofdkantoor en tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU

{SEC(2023) 308 final} - {SWD(2023) 301 final} - {SWD(2023) 302 final} - {SWD(2023) 303 final}


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL 

Motivering en doel van het voorstel 

In haar toespraak over de Staat van de Unie van 2022 erkende Commissievoorzitter Ursula von der Leyen het belang van het nemen van verdere maatregelen om het voor kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) gemakkelijker te maken om zaken te doen op de interne markt, en kondigde zij een steunpakket voor kmo’s aan. Het steunpakket voor kmo’s, dat de Commissie vandaag heeft vastgesteld, levert de broodnodige steun aan kmo’s om kasstroom te genereren, om te vereenvoudigen, te investeren en te groeien. Dit initiatief maakt deel uit van het pakket.

De huidige systemen voor de belastingheffing op ondernemingen in de EU zorgen voor een aanzienlijke mate van complexiteit. Daardoor krijgen bedrijven te maken met hoge nalevingskosten, belemmeringen voor grensoverschrijdende activiteiten, risico’s van dubbele en/of overbelasting die leiden tot belastingonzekerheid en frequente, tijdrovende juridische geschillen. Deze obstakels vormen verhoudingsgewijs een hogere last voor kmo’s dan voor grote ondernemingsgroepen. Kmo’s besteden ongeveer 2,5 % van hun omzet aan de naleving van hun belastingverplichtingen (bv. vennootschapsbelasting, btw en inkomstenbelasting), terwijl grote ondernemingen hier slechts 0,7 % van hun omzet aan besteden, omdat zij van schaalvoordelen kunnen profiteren 1 . Als kmo’s grensoverschrijdend actief willen zijn, worden zij in meer dan één lidstaat belastbaar zodra hun activiteiten in het buitenland een vaste inrichting creëren. De naleving van deze verplichtingen brengt vaste kosten met zich mee, die een belemmering vormen voor kmo’s om hun activiteiten grensoverschrijdend te ontplooien. Dit is met name het geval in de beginfase van de uitbreiding, wanneer de omvang van de activiteiten in het buitenland hoofdzakelijk aanvullend is op de primaire bedrijfsactiviteiten in de staat van herkomst.

Het is derhalve van belang dat kmo’s die door middel van vaste inrichtingen over de grens heen willen groeien en uitbreiden, de belastingregels waarmee zij bekend zijn, kunnen blijven toepassen voor de berekening van het belastbare resultaat van hun vaste inrichtingen in andere lidstaten. Dit biedt deze kmo’s de mogelijkheid om een zakelijk besluit te nemen dat het beste bij hen past, namelijk doorgaan met het toepassen van verschillende belastingregels op hun bedrijfsactiviteiten, of kiezen voor belastingheffing volgens de regels van de lidstaat van het hoofdkantoor (de “HOT”-regels, Head Office Taxation rules), rekening houdende met de hoogte van de nalevingskosten en de administratieve complexiteit die kunnen voortvloeien uit het feit dat afzonderlijke belastingregels worden gehanteerd.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

In 2005 heeft de Europese Commissie een mededeling vastgesteld waarin een mogelijke oplossing werd geschetst voor de nalevingskosten en andere fiscale obstakels waarmee kmo’s worden geconfronteerd 2 . In de mededeling werd een stelsel voor belastingheffing volgens de regels van de thuisstaat gepresenteerd, gebaseerd op het idee van vrijwillige wederzijdse erkenning en aanvaarding van belastingregels door de EU-lidstaten. Het stelsel was zo ontworpen dat het zowel voor de lidstaten als voor ondernemingen vrijwillig was en gedurende een proefperiode van vijf jaar zou lopen. Het toepassingsgebied ervan was ruimer. Het had betrekking op zowel vaste inrichtingen als dochterondernemingen en voorzag in een complexer belastingkader, zoals een geconsolideerde belastinggrondslag en toewijzing van de belastinggrondslag op basis van objectieve factoren. Toch hebben de lidstaten de aanbevolen oplossingen van het proefproject nooit geïmplementeerd.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Europese Unie

Het voorstel is volledig in overeenstemming met het beleid van de Commissie ter ondersteuning van kmo’s. In 2020 heeft de Commissie een kmo-strategie voor een duurzaam en digitaal Europa 3 gelanceerd, waarin acties werden voorgesteld op basis van drie pijlers: ·capaciteitsopbouw en steun voor de transitie naar duurzaamheid en digitalisering; vermindering van de regeldruk en verbetering van de markttoegang; en ·verbetering van de toegang tot financiering.

In september 2022 kondigde Commissievoorzitter Ursula von der Leyen in haar toespraak over de Staat van de Unie aanvullende maatregelen aan, zoals het steunpakket voor kmo’s 4 , dat de Commissie vandaag heeft vastgesteld en waarvan dit initiatief deel uitmaakt. Dit zou kmo’s de broodnodige steun moeten bieden om kasstroom te genereren, regelgevingsverplichtingen na te komen, en te investeren en te groeien. In de mededeling over het steunpakket voor kmo’s wordt ook ingegaan op de toegang van kmo’s tot financiering en vaardigheden en op het ondersteunend regelgevingskader. Ten slotte omvat het pakket de herziene regels inzake betalingsachterstanden 5 , die tot doel hebben de betalingsdiscipline te verbeteren en bedrijven te beschermen tegen de negatieve gevolgen van betalingsachterstanden bij handelstransacties.

De voorgestelde richtlijn is, via de gecentraliseerde procedures voor de aangifte, de vaststelling en de inning van belastingen en het éénloketsysteem, ook volledig in overeenstemming met de doelstelling van de Commissie om de rapportagevereisten voor bedrijven en overheden te rationaliseren en te vereenvoudigen, zoals uiteengezet in de mededeling over het concurrentievermogen van de EU op de lange termijn van maart 2023 (COM(2023) 168 final).

Bovendien mobiliseert de kapitaalmarktenunie grensoverschrijdende particuliere investeringen in ondernemingen van eender welke omvang, hetgeen een aanvulling vormt op de overheidssteun en ertoe leidt dat kmo’s minder afhankelijk zijn van één enkele bron of één enkele aanbieder van financiering.

Tot slot, om kmo’s in staat te stellen rechtstreeks te profiteren van de voordelen van de interne markt zonder onnodige extra administratieve lasten, voorziet Verordening (EU) 2018/1724 van het Europees Parlement en de Raad 6 tot oprichting van één digitale toegangspoort in algemene regels voor het online verstrekken van informatie, procedures en ondersteunende diensten die relevant zijn voor de werking van de interne markt. Informatie over de belastingbepalingen van deze richtlijn moet ook toegankelijk worden gemaakt voor grensoverschrijdende gebruikers via deze digitale toegangspoort, overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1724, onder categorie L.5.

De voorgestelde richtlijn is dus in overeenstemming met deze aanpak, aangezien zij kmo’s aanmoedigt om over de grenzen heen uit te breiden en tot doel heeft ervoor te zorgen dat fiscale nalevingskosten kmo’s er niet van weerhouden ten volle te profiteren van de interne markt, terwijl zij nuttige informatie openbaar en toegankelijk maakt.

2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID 

Rechtsgrondslag

Dit voorstel valt binnen het toepassingsgebied van artikel 115 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). De regels van het voorstel zijn erop gericht de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten nader op elkaar af te stemmen, aangezien deze rechtstreeks van invloed zijn op de totstandbrenging of de werking van de interne markt. Het voorstel wordt derhalve volgens een bijzondere wetgevingsprocedure overeenkomstig dit artikel en in de vorm van een richtlijn vastgesteld. De bevoegdheid van de Unie op dit gebied wordt gedeeld met de lidstaten.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Bedrijven in de EU zijn steeds vaker grensoverschrijdend actief op de interne markt, maar het huidige belastingkader in de EU bestaat uit 27 verschillende vennootschapsbelastingstelsels. Deze veelvoud van regels leidt tot versnippering en vormt een ernstige belemmering voor bedrijfsactiviteiten. Op de interne markt hebben grensoverschrijdende ondernemingen immers te maken met hoge fiscale nalevingskosten, aangezien zij aan verschillende wettelijke kaders moeten voldoen. Dit geldt met name voor kmo’s, waarvoor deze kosten verhoudingsgewijs veel hoger zijn 7 . Bovendien zorgen de bestaande verschillen tussen de lidstaten voor discrepanties die tot dubbele (niet-)heffing kunnen leiden. 

Deze problemen komen in alle lidstaten voor en kunnen niet doeltreffend worden aangepakt met afzonderlijke nationale maatregelen. Aangezien zij in de eerste plaats het resultaat zijn van de werking van verschillende belastingstelsels, zouden afzonderlijke nationale maatregelen onvoldoende en ongecoördineerde gevolgen hebben. Hoewel een betere samenwerking ook nuttig kan zijn, is deze aanpak hoofdzakelijk bilateraal en beperkt geweest.

In dit verband kan alleen een EU-breed initiatief voor vereenvoudiging doeltreffend zijn en is dit het enige geschikte rechtsinstrument. De complexiteit en de gevolgen van die complexiteit zouden aanzienlijk worden verminderd als er een vereenvoudigingskader voor kmo’s zou bestaan dat hen de mogelijkheid biedt om één reeks belastingregels toe te passen als zij zich in het buitenland willen ontplooien.

Als er op EU-niveau actie wordt ondernomen, zou dat een duidelijke meerwaarde hebben. Voor kmo’s kan vereenvoudiging alleen doeltreffend werken als wordt aanvaard dat voor de belasting van vaste inrichtingen, die slechts een verlengstuk zijn van de rechtspersoonlijkheid van het hoofdkantoor, de belastingregels in de lidstaat van herkomst (hoofdkantoor) kunnen worden toegepast voor het berekenen van de belastinggrondslag in de lidstaten van “uitbreiding”, dat wil zeggen waar de vaste inrichtingen zich bevinden. Bovendien zouden kmo’s, in plaats van in elke lidstaat waar een kmo een belastbare aanwezigheid heeft in de vorm van een vaste inrichting, alle vereisten via het hoofdkantoor en alleen in de lidstaat van het hoofdkantoor (éénloketsysteem) kunnen naleven. Voor belastingdiensten, die momenteel de belastingschuld van dezelfde grensoverschrijdende bedrijven afzonderlijk vaststellen, maar elk uitsluitend met eigen middelen, is dit ook efficiënter.

Dit initiatief is daarom in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel dat is vastgelegd in artikel 5, lid 3, VWEU, aangezien de doelstellingen niet voldoende kunnen worden verwezenlijkt door middel van afzonderlijke nationale maatregelen en een gemeenschappelijke aanpak voor alle lidstaten de grootste kans biedt om de beoogde doelstellingen te verwezenlijken.

Evenredigheid 

De beoogde maatregelen gaan niet verder dan wat minimaal nodig is om grensoverschrijdende activiteiten van kmo’s te vergemakkelijken en zo de goede werking van de interne markt te waarborgen. Zij zijn derhalve in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel. Het toepassingsgebied van de voorgestelde maatregel betreft slechts de berekening van het belastbare resultaat in beperkte situaties, zonder de belastingregels in de lidstaten te harmoniseren. Vaste inrichtingen hebben geen aparte rechtspersoonlijkheid los van het hoofdkantoor. Zij zijn een belastbare aanwezigheid van een kmo in een andere lidstaat die evenwel belastingrechten creëert voor de lidstaat waar de vaste inrichting zich bevindt. In het voorstel wordt geen harmonisatie van de vennootschapsbelastingstelsels voorgeschreven, maar alleen de mogelijkheid geboden voor kleine en middelgrote ondernemingen om één enkele reeks belastingregels (d.w.z. de regels van de lidstaat van het hoofdkantoor) te gebruiken voor het berekenen van het belastbare resultaat met betrekking tot activiteiten die worden verricht via een vaste inrichting. Het systeem is gebaseerd op wederzijdse erkenning en aanvaarding door de lidstaten van elkaars belastingregels voor kmo’s met vaste inrichtingen. Bovendien is een dergelijke vereenvoudiging facultatief voor alle in aanmerking komende kmo’s. Het belastingtarief en het handhavingsbeleid blijven de bevoegdheid van de lidstaten van de vaste inrichtingen. Bijgevolg is dit initiatief ook in overeenstemming met het in artikel 5, lid 3, VWEU neergelegde evenredigheidsbeginsel, aangezien de inhoud en de vorm ervan niet verder gaan dan noodzakelijk is en in verhouding staan tot de beoogde doelstellingen.

Keuze van het instrument 

Het voorstel betreft een richtlijn, het enige toegestane rechtsinstrument volgens de rechtsgrondslag (artikel 115 VWEU). 

3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Resultaten van de raadpleging van de belanghebbenden

In het kader van het bredere pakket voor het heffen van belasting op de inkomsten van bedrijven in Europa (Business in Europe: Framework for Income Taxation, Befit) hebben de diensten van de Commissie een openbare raadpleging georganiseerd waarin ook aspecten aan bod kwamen die relevant zijn voor kmo’s. Alle ontvangen bijdragen zijn naar behoren in aanmerking genomen, ook met betrekking tot kmo’s.

Tijdens een bijeenkomst met het netwerk van kmo-gezanten, een deskundigengroep die regelmatig door de Commissie wordt geraadpleegd, zijn belanghebbenden uit het midden- en kleinbedrijf geraadpleegd en standpunten uitgewisseld over de opties die specifiek zijn overwogen voor kmo’s die grensoverschrijdend actief zijn.

Effectbeoordeling

Het bij dit voorstel gevoegde effectbeoordelingsverslag is gebaseerd op het ontwerp van het effectbeoordelingsverslag dat door de Raad voor regelgevingstoetsing is onderzocht en op de desbetreffende vergadering van 24 mei 2022 is besproken. In het advies van 26 mei 2023 heeft de Raad voor regelgevingstoetsing aanbevelingen gedaan.

Het werd noodzakelijk geacht de in het verslag beoordeelde initiatieven die een positief advies met voorbehoud van de Raad voor regelgevingstoetsing ontvingen, als afzonderlijke voorstellen te presenteren. Om deze reden wordt in het genoemde effectbeoordelingsverslag alleen de impact van dit voorstel beoordeeld.

Het effectbeoordelingsverslag bij dit voorstel bevat een getrouwe weergave van de analyse betreffende kmo’s in de onderzochte ontwerpeffectbeoordeling en neemt in dat opzicht de aanbevelingen van de Raad voor regelgevingstoetsing over.

In het rapport wordt de impact van het voorstel onderzocht aan de hand van verschillende beleidsopties, waarvan er drie worden beoordeeld:

Bij de basisoptie (status quo) zou het bestaande beleidskader gehandhaafd blijven. Dit betekent dat de EU doorgaat met 27 verschillende vennootschapsbelastingstelsels en dat er geen administratieve vereenvoudiging wordt geboden voor kmo’s met een belastbare aanwezigheid in een andere lidstaat/andere lidstaten. Dit zou resulteren in aanhoudende belemmeringen voor de goede werking van de interne markt, aangezien kmo’s geconfronteerd zullen blijven met onevenredig hogere nalevingskosten en een ongelijk speelveld. Vergeleken met de beleidsopties zou dit een economisch verlies impliceren als gevolg van de aanhoudende ondervertegenwoordiging van kmo’s op de interne markt.

Optie 1: Facultatief belastingstelsel volgens de regels van de lidstaat van het hoofdkantoor (HOT-systeem) voor kmo’s met vaste inrichtingen

Een optie is om alleen kmo’s met vaste inrichtingen in andere lidstaten onder het toepassingsgebied van het voorstel te laten vallen, en kmo’s met dochterondernemingen niet. Dergelijke kmo’s zouden via vaste inrichtingen een belastbare aanwezigheid in een of meer andere lidstaten hebben. Bij deze optie wordt voorgesteld dat de belastbare resultaten van elke vaste inrichting van de kmo worden berekend overeenkomstig de toepasselijke regels van de lidstaat van het hoofdkantoor als de kmo voor dit systeem kiest. Kmo’s zouden zich uitdrukkelijk moeten aanmelden. Om omzeiling te voorkomen, zouden de regels worden gekoppeld aan de eis dat een deelnemende kmo de regels van de lidstaat van het hoofdkantoor gedurende een minimale periode, bijvoorbeeld vijf jaar, toepast. Bovendien zullen kmo’s het recht hebben om hun keuze onbeperkt elke vijf jaar te verlengen, zolang ze aan de deelnamevereisten blijven voldoen. De deelname- maar ook de beëindigingsbepalingen zijn bedoeld om misbruik en mogelijke praktijken op het gebied van fiscale planning, zoals de doelbewuste verplaatsing van het hoofdkantoor naar een laagbelastend land, te ontmoedigen.

Optie 2: Facultatief belastingstelsel volgens de regels van de lidstaat van het hoofdkantoor (HOT-systeem) voor kmo’s met vaste inrichtingen en dochterondernemingen

Als alternatief is een tweede optie om in aanmerking komende kmo’s toe te staan dezelfde reeks regels toe te passen bij het berekenen van de belastbare resultaten van zowel vaste inrichtingen als dochterondernemingen. Op dezelfde manier zou de berekening gebeuren op basis van de regels die van toepassing zijn in de lidstaat van het hoofdkantoor of de hoofdzetel. Hierdoor zou het toepassingsgebied van het voorstel worden uitgebreid tot groepen entiteiten. De analyse van de technische elementen is dezelfde als bij de eerste optie, maar de implicaties zijn anders, afhankelijk van de vraag of de gemeenschappelijke regels worden toegepast op dochterondernemingen of op vaste inrichtingen, aangezien eerstgenoemde afzonderlijke rechtspersonen zijn, terwijl vaste inrichtingen deel uitmaken van dezelfde juridische entiteit als het hoofdkantoor.

In de effectbeoordeling wordt geconcludeerd dat optie 1 de voorkeur geniet. De optie is niet alleen doeltreffend als het gaat om het bereiken van de specifieke doelstellingen van het initiatief, maar is ook efficiënt, aangezien het beperkte toepassingsgebied ervan uitsluitend kmo’s omvat met vaste inrichtingen in een andere lidstaat die zich daadwerkelijk in de beginfase van uitbreiding bevinden.

Voor kmo’s die van plan zijn zich over de grens heen uit te breiden en daarvan zijn weerhouden door het vooruitzicht van hoge nalevingskosten, zou de vereenvoudiging de doelstellingen in grote lijnen realiseren. De regels zijn facultatief voor de kmo’s die binnen het toepassingsgebied vallen en kunnen daarom worden gebruikt door degenen die er baat bij kunnen hebben, wat voor die kmo’s doeltreffendheid moet opleveren.

Het is te verwachten dat kmo’s die over de grens heen willen uitbreiden, dit hoogstwaarschijnlijk in eerste instantie via een vaste inrichting zullen doen in plaats van direct een afzonderlijke rechtspersoon op grond van het vennootschapsrecht van de andere lidstaten op te richten. Dit laatste zou ook aanvullende nalevingskosten met zich meebrengen. Om deze reden zou deze optie ook doeltreffend zijn bij het aanmoedigen van uitbreiding over de grenzen heen en in het bijzonder bij het wegnemen van fiscale obstakels die kmo’s ervan kunnen weerhouden volledig deel te nemen aan de interne markt.

De effectbeoordeling omvat een kosten-batenanalyse van het initiatief, die positieve resultaten laat verwachten. Een van de voordelen voor kmo’s op grond van deze optie is dat de vereenvoudigingen die het initiatief zou introduceren, het potentieel hebben om de huidige fiscale nalevingskosten per bedrijf te verlagen en de verwachting is dat zij investeringen en groei zullen stimuleren via meer grensoverschrijdende activiteiten. Ook aan de kant van de belastingdienst worden voordelen verwacht, in de eerste plaats door de afhandeling van de belastingaangiften, de vaststelling van de belastingen en de inning via één loket, en in de tweede plaats door de vermindering van de risico’s van fraude of misbruik doordat er sprake is van één enkel systeem. Op dit moment is de kans op onregelmatigheden en fraude voor een belastingplichtige met vaste inrichtingen in meerdere lidstaten groter dan wanneer die belastingplichtige met één enkele belastingdienst te maken zou hebben; controles zouden gemakkelijker zijn en korter op de bal spelen.

De kosten van het voorstel kunnen niet nauwkeurig worden geraamd omdat het voorstel geen precedent kent en er geen specifieke gegevens zijn die op betrouwbare wijze kunnen worden gebruikt om nauwkeurige ramingen te maken. Niettemin worden in het verslag de potentiële kosten voor kmo’s en belastingdiensten beschreven en worden enkele ramingen gegeven. De kosten zijn naar schatting gering in vergelijking met de geraamde voordelen van de vereenvoudiging. Deze ramingen zijn te vinden in bijlage 3 bij het effectbeoordelingsverslag.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Het voorstel is gericht op het verminderen van de regeldruk voor zowel belastingbetalers als belastingdiensten. Fiscale nalevingskosten vormen een last voor kmo’s en één van de grote voordelen van de invoering van het initiatief zal de vermindering daarvan zijn. De geraamde verlaging van de nalevingskosten staat vermeld in het effectbeoordelingsverslag.

Om de doelstellingen van het initiatief op evenredige wijze te verwezenlijken, is optie 1 de voorkeursoptie van het initiatief. Kmo’s met vaste inrichtingen in een andere lidstaat/andere lidstaten zullen de mogelijkheid hebben om de HOT-regels toe te passen om het belastbare resultaat van hun vaste inrichtingen te berekenen. Dit keuzerecht, dat aan de belastingbetaler wordt overgelaten, zou de regeldruk daadwerkelijk moeten verminderen. Kmo’s zullen waarschijnlijk voor deze optie kiezen wanneer zij kunnen profiteren van de vereenvoudiging die de regels bieden. Als dit niet het geval is, zullen zij de bestaande regels blijven toepassen. Op deze manier zorgt het toepassingsgebied van het voorstel ervoor dat de nalevingskosten voor kmo’s laag worden gehouden. Tot slot, aangezien het voorstel in de eerste plaats gericht is op de behoeften van grensoverschrijdende ondernemingen die een belastbare aanwezigheid hebben in meer dan één lidstaat, zullen veel micro-ondernemingen in feite buiten het toepassingsgebied vallen. 

Belastingdiensten, met name van de gastlidstaten, zouden ook moeten profiteren van de verwachte afname van de werkdruk, aangezien de aangifte, vaststelling en inning van de belastingen gecentraliseerd zullen worden in de lidstaat van het hoofdkantoor. Deze extra werklast voor laatstgenoemde zal tot op zekere hoogte worden gecompenseerd door een kleiner aantal geschillen en procedures die momenteel voortkomen uit de toepassing van verschillende regels op dezelfde inkomsten of transacties.

Grondrechten

Er wordt niet verwacht dat dit voorstel aanzienlijke gevolgen zal hebben voor de grondrechten. De voorgestelde maatregelen zijn verenigbaar met de rechten, vrijheden en beginselen uit het Handvest van de grondrechten van de EU. Artikel 18 van het voorstel zal er specifiek voor zorgen dat persoonsgegevens worden beschermd. Door het speelveld gelijk te maken, grensoverschrijdende belemmeringen weg te nemen en meer fiscale zekerheid te bieden, zal het voorstel ook bijdragen aan het voorkomen van discriminatie of ongerechtvaardigde beperkingen van de vrijheden die verband houden met het voeren van een bedrijf.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Zie voor nadere informatie het financieel memorandum bij het voorstel. Er worden naar aanleiding van dit voorstel geen grote gevolgen voor de begroting verwacht, aangezien deze gevolgen beperkt zijn tot de uitwisseling van inlichtingen tussen het hoofdkantoor en de gastlidstaten.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende monitoring, evaluatie en rapportage 

De Commissie zal de situatie in de lidstaten vijf jaar nadat de regels van de richtlijn van toepassing zijn geworden, beoordelen en een verslag publiceren.

Met het oog op het monitoren en evalueren van de uitvoering van de richtlijn zal het in eerste instantie nodig zijn om de lidstaten de tijd en alle noodzakelijke hulp te geven om de EU-regels naar behoren uit te voeren. De Commissie zal de toepassing van de richtlijn vijf jaar na de inwerkingtreding ervan evalueren en aan de Raad verslag uitbrengen over de werking ervan. Indien nodig kan bij dit verslag ook een voorstel tot wijziging van de richtlijn worden gevoegd. De lidstaten moeten de Commissie alle relevante informatie verstrekken waarover zij beschikken en die nodig kan zijn voor evaluatiedoeleinden.

Naast een evaluatie zal de doeltreffendheid en efficiëntie van het initiatief regelmatig en voortdurend worden gemonitord aan de hand van de volgende vooraf gedefinieerde indicatoren: de nalevingskosten voor kmo’s in verhouding tot hun omzet en tot vergelijkbare kmo’s die de voorgestelde vereenvoudiging niet toepassen; het aantal kmo’s dat zich hiervoor heeft aangemeld; het aantal kmo’s dat zich over de grenzen heen heeft uitgebreid door de oprichting van een vaste inrichting; het aantal kmo’s dat niet meer onder het toepassingsgebied valt door de oprichting van een dochteronderneming; de omzet van kmo’s die binnen het toepassingsgebied vallen, in verhouding tot vergelijkbare kmo’s die de voorgestelde vereenvoudiging niet toepassen.

Artikelsgewijze toelichting 

Onderwerp

De richtlijn voorziet in een vereenvoudigde aanpak voor de belastingheffing van onafhankelijke kmo’s die over de grenzen heen actief zijn in de EU, op hun vaste inrichtingen in andere lidstaten. Deze vereenvoudigde aanpak wordt “belastingheffing volgens de regels van de lidstaat van het hoofdkantoor”, kortweg “HOT-belastingheffing” genoemd (artikel 1). Een dergelijke oplossing beperkt zich tot de belastingregels voor de berekening van het belastbare resultaat van vaste inrichtingen en heeft geen betrekking op de socialezekerheidsregels die worden toegepast in de lidstaat van de vaste inrichting, noch op de bestaande bilaterale verdragen ter voorkoming van dubbele belasting.

Toepassingsgebied 

Het toepassingsgebied van de regels is beperkt tot onafhankelijke kmo’s die uitsluitend via vaste inrichtingen in een of meer lidstaten actief zijn (artikel 2).

Deelnamevereisten, optie en uitsluitingen

In aanmerking komende kmo’s hebben de mogelijkheid om de belastbare resultaten van hun vaste inrichtingen uitsluitend te berekenen op basis van de HOT-regels, terwijl de toepasselijke belastingtarieven die van de lidstaat/lidstaten blijven waar de vaste inrichting(en) zich bevindt/bevinden. De keuzemogelijkheid, en de verlenging ervan, wordt echter strikt beperkt door deelnamevereisten die bedoeld zijn om potentiële risico’s op omzeiling van de regels aan te pakken (artikelen 3 en 9). Deze keuze geldt voor vijf jaar (artikel 7), tenzij in de tussentijd de verblijfplaats van het hoofdkantoor verandert of de gezamenlijke omzet van de vaste inrichtingen minimaal het drievoudige van de omzet van het hoofdkantoor wordt (artikel 8), in welk geval de HOT-regels komen te vervallen.

Aan het einde van elke periode van vijf jaar zullen kmo’s het recht hebben om hun keuze onbeperkt met nog eens vijf jaar te verlengen, zolang ze aan de deelnamevereisten blijven voldoen (artikel 9).

De deelname- en beëindigingsbepalingen zijn bedoeld om misbruik en mogelijke praktijken op het gebied van fiscale planning, zoals de doelbewuste verplaatsing van het hoofdkantoor naar een lidstaat met aantrekkelijke kenmerken in zijn belastingstelsel die een lage belastingheffing garanderen, te ontmoedigen. Wanneer een onafhankelijke kmo besluit een dochteronderneming op te richten, of wanneer de gezamenlijke omzet van haar vaste inrichtingen ten minste het dubbele van de omzet van het hoofdkantoor is, of wanneer zij niet langer als kmo kan worden aangemerkt, kan zij de HOT-regels niet verlengen wanneer de periode van vijf jaar verstrijkt (artikel 10).

Gecentraliseerde procedures

Een éénloketsysteem zal ervoor zorgen dat deelnemende kmo’s uitsluitend moeten communiceren met de belastingdienst van de lidstaat waar hun hoofdkantoor is gevestigd, zowel wat betreft de procedure om zich aan te melden als voor aangifteverplichtingen en het betalen van belastingen (artikelen 6, 9, 11 en 14). De “indienende entiteit” voor alle vaste inrichtingen is het hoofdkantoor van de kmo. Kmo’s dienen dus één enkele belastingaangifte in bij de belastingdienst van hun hoofdkantoor (de “autoriteit van aangifte”) (artikel 11). Deze belastingdienst zal de daaruit voortvloeiende belastinginkomsten vervolgens overdragen aan elke lidstaat waar de kmo een vaste inrichting heeft (artikel 14). Een dergelijke aanpak zal een einde maken aan de complexiteit en de daarmee samenhangende kosten elimineren van het via meerdere belastingstelsels en belastingdiensten moeten afhandelen van formaliteiten.

De lidstaat van het hoofdkantoor past de tarieven toe die gelden in de lidstaat/lidstaten waar de kmo vaste inrichtingen heeft en draagt vervolgens de daaruit voortvloeiende belastinginkomsten over aan laatstgenoemde (artikel 12).

Er wordt gezorgd voor een tijdige en gestroomlijnde uitwisseling van inlichtingen tussen de betrokken belastingautoriteiten (artikelen 11 en 14), met name door gebruik te maken van het bestaande kader dat is opgezet door de richtlijn betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen 8 . Deze uitwisseling wordt zodanig afgestemd dat zij beantwoordt aan de behoeften en het vereenvoudigingsdoel van deze richtlijn.

Controles, beroepen en geschillen

Elke lidstaat blijft bevoegd voor controles van vaste inrichtingen in zijn rechtsgebied en kan ook verzoeken om gezamenlijke audits, waardoor voor de aangezochte lidstaat een verplichting tot actie ontstaat (artikel 13).

Ten slotte is het inherent dat een dergelijke facultatieve toepassing van de regels in beperkte gevallen risico’s op concurrentievervalsing met zich mee kan brengen, omdat vergelijkbare bedrijven uiteindelijk aan verschillende belastingregels kunnen worden onderworpen. De voordelen zullen echter duidelijk opwegen tegen deze risico’s en het systeem compenseert met name de extra en aanzienlijke fiscale nalevingskosten die deze kmo’s met een vaste inrichting anders hadden moeten dragen.

2023/0320 (CNS)

Voorstel voor een

RICHTLIJN VAN DE RAAD

tot vaststelling van een belastingstelsel voor micro-, kleine en middelgrote ondernemingen volgens de regels van de lidstaat van het hoofdkantoor en tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 115,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Parlement 9 ,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité 10 ,

Handelend volgens een bijzondere wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)In de Unie bestaat er momenteel geen gemeenschappelijke aanpak voor de berekening van de belastinggrondslag voor bedrijven. Bedrijven in de Unie zijn daarom verplicht om te voldoen aan de regels van verschillende vennootschapsbelastingstelsels, afhankelijk van de lidstaat waarin zij actief zijn.

(2)Het naast elkaar bestaan en de interactie van 27 verschillende vennootschapsbelastingstelsels in de Unie leidt tot complexiteit bij de belastingnaleving en tot een ongelijk speelveld voor bedrijven. Deze situatie heeft meer impact op kmo’s dan op grotere belastingbetalers en is sterker onder de aandacht gekomen doordat mondialisering en digitalisering van de economie het beeld van grenzen en bedrijfsmodellen aanzienlijk hebben veranderd. De pogingen van de regeringen om zich aan deze nieuwe realiteit aan te passen, hebben tot een gefragmenteerde respons van de lidstaten geleid, wat in verdere verstoringen van de interne markt heeft geresulteerd. Bovendien leiden de verschillende rechtskaders onvermijdelijk tot uiteenlopende praktijken van de belastingdiensten in de lidstaten. Dit leidt vaak tot langdurige procedures die gekenmerkt worden door onvoorspelbaarheid en inconsistentie, in combinatie met hoge nalevingskosten.

(3)De verscheidenheid aan manieren om zaken te doen op de interne markt, vraagt om verschillende oplossingen voor verschillende bedrijven als het gaat om het aanpakken van de huidige uitdagingen die hun grensoverschrijdende activiteiten met zich meebrengen. Voor kleinere bedrijven die geen deel uitmaken van een groep, is het moeilijker om over de grenzen heen uit te breiden dan voor grotere bedrijven. Het is voor deze kleinere bedrijven dan ook lastiger om met complexe procedures en hoge nalevingskosten om te gaan. Het is daarom duidelijk dat micro-, kleine en middelgrote ondernemingen in de beginfase van hun uitbreiding behoefte hebben aan een oplossing zoals een vereenvoudigd mechanisme voor de berekening van hun belastbare resultaat wanneer zij uitsluitend via vaste inrichtingen over de grens actief zijn.

(4)Om een antwoord te bieden op de fiscale onzekerheid en de moeilijkheid om te voldoen aan de regels van een onbekend belastingstelsel wanneer zij in een andere lidstaat/andere lidstaten actief zijn (wat een van de belangrijkste belemmerende factoren is voor kmo’s om naar het buitenland uit te breiden), moet het belastbare resultaat van vaste inrichtingen worden berekend op basis van de regels van de lidstaat waar het hoofdkantoor (hoofdzetel van de kmo) zijn fiscale woonplaats heeft. Dit betekent ook dat de beginselen voor de toerekening van inkomsten aan een vaste inrichting, zoals bepaald in het toepasselijke bilaterale verdrag ter voorkoming van dubbele belasting tussen de lidstaat van de vaste inrichting en de lidstaat van het hoofdkantoor, toepassing blijven vinden. Om ervoor te zorgen dat nieuwe regels een bron van vereenvoudiging voor kmo’s vormen, moet de toepassing ervan facultatief zijn en de belastingbetaler dus een keuzemogelijkheid krijgen.

(5)Om fiscale misbruikpraktijken te voorkomen, zijn specifieke fiscale antimisbruikbepalingen ontworpen, bijvoorbeeld om de risico’s van belastingontwijking aan te pakken die gepaard gaan met de verplaatsing van de fiscale woonplaats van een kmo, en zo te voorkomen dat de locatie van het hoofdkantoor wordt bepaald op basis van fiscale motieven. Dienovereenkomstig is het noodzakelijk de ontwikkeling van de aan de vaste inrichting(en) toegerekende omzet te volgen zodat haar (hun) activiteiten bijkomstig blijven ten opzichte van de hoofdactiviteit, die door het hoofdkantoor moet worden verricht. Op deze manier wordt het risico vermeden dat de regels worden misbruikt door de oprichting van lege hoofdkantoren terwijl het merendeel van de bedrijfsactiviteiten in het buitenland plaatsvindt. In dezelfde geest moeten zowel de mogelijke deelname aan het systeem van belastingvereenvoudiging als de beëindiging en verlenging van de optie aan strikte voorwaarden worden onderworpen. Deze voorwaarden moeten worden gekoppeld aan eisen inzake de omzet van het hoofdkantoor in vergelijking met die van de vaste inrichting(en). Het doel daarvan is om nog sterker te benadrukken dat de via de vaste inrichting(en) verrichte werkzaamheden slechts een uitbreiding kunnen zijn van de hoofdactiviteit van het hoofdkantoor. Zodra de keuze is gemaakt om het kader voor fiscale vereenvoudiging toe te passen, moet er bovendien een verplichte duur aan vastzitten om situaties te voorkomen waarin de woonplaats van het hoofdkantoor regelmatig wordt verplaatst om zo te profiteren van incidentele en kortlopende fiscaal gunstige situaties.

(6)De internationale scheepvaart is een specifieke bedrijfstak die in verschillende lidstaten aan bijzondere belastingregelingen is onderworpen. Deze regelingen bestaan voornamelijk in het berekenen van de belastinggrondslag op basis van de tonnage (d.w.z. het laadvermogen) van de geëxploiteerde schepen in plaats van op basis van de feitelijke winsten of verliezen van de onderneming. Op grond van dit uitgangspunt moeten kmo’s die inkomsten verwerven uit scheepvaartactiviteiten die onder een tonnagebelastingregeling vallen, worden uitgesloten van de mogelijkheid om voor de vereenvoudigingsregels voor kmo’s te kiezen voor dergelijke inkomsten die worden toegerekend aan een vaste inrichting. Deze uitsluiting zou verdere complicaties vermijden die naar verwachting kunnen voortvloeien uit de wisselwerking tussen het vereenvoudigde belastingkader voor kmo's en de tonnagebelastingregelingen. Bovendien lijkt een dergelijke potentiële complicatie onevenredig, gezien het ontbreken van dergelijke speciale belastingregelingen in sommige lidstaten. Geen enkele andere bedrijfstak mag van het toepassingsgebied van de richtlijn worden uitgesloten.

(7)Met het voorstel wordt getracht een aanzienlijke procedurele vereenvoudiging te bieden; daarom moet er een éénloketsysteem worden ingevoerd, waarbij de aangifte, de vaststelling en de inning van de door de vaste inrichting(en) verschuldigde belasting via één enkele belastingautoriteit worden afgehandeld (“autoriteit van aangifte”), d.w.z. de belastingautoriteit in de lidstaat van het hoofdkantoor. Met volledige eerbiediging van de soevereiniteit van de lidstaten op het gebied van belastingen zouden de procedures voor controles, beroepen en geschillenbeslechting in de eerste plaats intern en volgens de procedureregels van de respectieve lidstaten worden afgehandeld. Om de werking van een éénloketsysteem te ondersteunen, is het van cruciaal belang om in gezamenlijke audits te voorzien, waardoor de lidstaat van het hoofdkantoor verplicht wordt samen te werken indien de belastingautoriteit van de vaste inrichting om een audit met betrekking tot de berekening van het belastbare resultaat van zijn belastingplichtige verzoekt.

(8)Om versnippering van het toepassingsgebied als gevolg van specifieke nationale kenmerken te voorkomen, zijn de kmo’s die onder het toepassingsgebied vallen, de kmo’s die zijn gedefinieerd in Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 11 .

(9)Om ervoor te zorgen dat de betrokken lidstaten tijdig toegang hebben tot de relevante belastinginformatie, moet dergelijke informatie automatisch worden uitgewisseld via het door de Unie ontwikkelde gemeenschappelijke communicatienetwerk (“CCN”). Richtlijn 2011/16/EU 12 van de Raad moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(10)Om uniforme voorwaarden te garanderen voor het verstrekken en delen van relevante inlichtingen voor belastingdoeleinden tussen de lidstaten, voor het innen en overmaken van belastingen, en ook voor het beoordelen van de werking van het vereenvoudigde belastingsysteem, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad 13 .

(11)Om kmo’s in staat te stellen direct van de voordelen van de interne markt te profiteren zonder geconfronteerd te worden met onnodige extra administratieve lasten, moet bovendien informatie over de belastingbepalingen van deze richtlijn toegankelijk worden gemaakt via de digitale toegangspoort overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1724 14 . De digitale toegangspoort biedt grensoverschrijdende gebruikers een éénloketsysteem waar informatie, procedures en ondersteunende diensten die relevant zijn voor de werking van de interne markt, online ter beschikking worden gesteld.

(12)Om bepaalde niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn te wijzigen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen met betrekking tot de actualisering van de bijlagen I tot en met IV betreffende de rechtsvormen van kmo’s en belastingen op de winst (waaraan deze vormen van kmo’s zijn onderworpen) om toekomstige rechtsvormen of belastingen met soortgelijke kenmerken als die in de bijlagen I tot en met IV erin op te nemen. In dit verband is het van bijzonder belang dat de Commissie tijdens haar voorbereidende werkzaamheden passende raadplegingen voert, onder meer op deskundigenniveau, en dat deze raadplegingen worden gevoerd overeenkomstig de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven 15 . Om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen, ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

(13)Aangezien de correcte uitvoering van de voorgestelde regels in elke lidstaat van cruciaal belang is voor de bescherming van de belastinggrondslag van andere lidstaten, moet de Commissie toezicht houden op die uitvoering en handhaving. Te dien einde moeten de lidstaten de Commissie regelmatig specifieke informatie verstrekken, met inbegrip van statistieken, over de uitvoering en handhaving op hun grondgebied van de nationale maatregelen die uit hoofde van deze richtlijn zijn vastgesteld. Om de doeltreffendheid van de voorgestelde nieuwe regels te beoordelen, moet de Commissie een evaluatie voorbereiden op basis van de door de lidstaten verstrekte informatie en andere beschikbare gegevens, en deze, waar passend, vergezeld doen gaan van een voorstel om de regels te wijzigen. Het verslag van de Commissie moet worden gepubliceerd.

(14)De lidstaten mogen op grond van deze richtlijn persoonsgegevens uitsluitend verwerken met het oog op het verifiëren van de deelnamevereisten of het vaststellen van de belastingschuld van een vaste inrichting. Elke verwerking van persoonsgegevens die voor dit doel wordt uitgevoerd, moet voldoen aan Verordening (EU) 2016/679.

(15)Er wordt voorzien in een bewaringstermijn om de lidstaten in staat te stellen te voldoen aan de meeste verjaringsregels, waarbij nauw wordt aangeknoopt bij de desbetreffende nationale regels wat betreft de aanvangsdatum of de opschorting van die termijn. De bewaringstermijn mag echter niet verder gaan dan nodig is om te garanderen dat de bevoegde belastingautoriteiten de belastingschuld kunnen vaststellen, zodat een evenwicht wordt gevonden tussen het vermogen van de belastingautoriteit om een correcte vaststelling en inning van de belastingen te waarborgen, en het recht van de belastingbetaler op rechtszekerheid. 

(16)Deze richtlijn eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die zijn erkend in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Deze richtlijn beoogt met name te waarborgen dat het recht op bescherming van persoonsgegevens en de vrijheid van ondernemerschap onverkort worden geëerbiedigd.

(17)De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming is geraadpleegd overeenkomstig artikel 42, lid 1, van Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad en heeft op […] zijn advies uitgebracht.

(18)Aangezien de doelstelling van deze richtlijn, namelijk de vereenvoudiging van de belastingregels voor bepaalde kmo’s die via (een) vaste inrichting(en) op de interne markt actief zijn, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de bestaande uitdagingen die worden veroorzaakt door de interactie tussen 27 verschillende vennootschapsbelastingstelsels beter op het niveau van de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om die doelstelling te verwezenlijken,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I
ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1
Onderwerp

In deze richtlijn worden regels vastgesteld voor de berekening van het belastbare resultaat van vaste inrichtingen van kmo’s die voldoen aan de criteria van artikel 2, lid 1 (hierna “belastingheffing volgens de regels van de lidstaat van het hoofdkantoor” of “HOT-regels” genoemd).

Artikel 2
Toepassingsgebied

1.Deze richtlijn is van toepassing op kmo’s die aan de volgende criteria voldoen:

a)zij zijn opgericht krachtens het recht van een lidstaat en nemen een van de in de bijlagen I en II genoemde vormen aan;

b)zij hebben hun fiscale woonplaats in een lidstaat overeenkomstig de belastingwetgeving van die lidstaat, met inbegrip van de bilaterale verdragen ter voorkoming van dubbele belasting;

c)zij zijn rechtstreeks of op het niveau van hun eigenaren onderworpen aan een in de bijlagen III en IV vermelde winstbelasting of aan enige andere belasting met soortgelijke kenmerken;

d)zij zijn een micro-, kleine of middelgrote onderneming (kmo) zoals gedefinieerd in Richtlijn 2013/34/EU 16 ;

e)zij zijn in andere lidstaten uitsluitend via een of meer vaste inrichtingen actief;

f)zij behoren niet tot een voor de financiële boekhouding geconsolideerde groep overeenkomstig Richtlijn 2013/34/EU en vormen een zelfstandige onderneming die aan een van de volgende voorwaarden voldoet:

zij is geen geassocieerde onderneming in de zin van artikel 2, punt 13, van Richtlijn 2013/34/EU;

zij is geen verbonden onderneming in de zin van artikel 3, lid 3, van de bijlage bij Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie.

2.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 16 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de bijlagen I tot en met IV te wijzigen naar aanleiding van wetswijzigingen in de lidstaten met betrekking tot:

a)rechtsvormen van entiteiten die zijn opgericht krachtens het recht van een lidstaat (bijlagen I en II);

b)belastingen op de winst of enige andere belasting met soortgelijke kenmerken waaraan dergelijke entiteiten rechtstreeks of op het niveau van hun eigenaren zijn onderworpen (bijlagen III en IV).

3.Deze richtlijn doet geen afbreuk aan het recht van de lidstaat waar een vaste inrichting is gelegen om het toepasselijke belastingtarief vast te stellen, noch aan de toepasselijkheid van bilaterale verdragen ter voorkoming van dubbele belasting, noch aan de regels inzake de sociale bescherming van werknemers in de lidstaat van de vaste inrichting.

Artikel 3
Definities

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

1)“vaste inrichting”: een in een andere lidstaat gelegen vaste bedrijfsvestiging, zoals gedefinieerd in het desbetreffende bilaterale verdrag ter voorkoming van dubbele belasting of, bij gebreke daarvan, in het interne recht;

2)“hoofdkantoor”: een kmo, als bedoeld in artikel 2, lid 1, die in (een) andere lidsta(a)t(en) uitsluitend via een of meer vaste inrichtingen actief is;

3)“lidstaat van het hoofdkantoor”: de lidstaat waarin de in artikel 2, lid 1, bedoelde kmo haar fiscale woonplaats heeft;

4)“HOT-regels”: de belastingregels van de lidstaat van het hoofdkantoor die worden gebruikt om het belastbare resultaat van het hoofdkantoor en zijn vaste inrichtingen te berekenen;

5)“gastlidstaat”: de lidstaat waar de vaste inrichting van een in artikel 2, lid 1, bedoelde kmo is gelegen;

6)belastbaar resultaat van de vaste inrichting”: het belastbare inkomen of verlies berekend overeenkomstig de HOT-regels;

7)“autoriteit van aangifte”: de bevoegde belastingautoriteit in de lidstaat van het hoofdkantoor;

8)“HOT-belastingaangifte”: de belastingaangifte die door een in artikel 2, lid 1, bedoelde kmo wordt ingediend over de belastbare resultaten van het hoofdkantoor en van de vaste inrichting(en), zoals berekend overeenkomstig de HOT-regels.

HOOFDSTUK II
Belastingheffing volgens de regels van de lidstaat van het hoofdkantoor (HOT)

Artikel 4
Deelnamevereisten

1.Het hoofdkantoor kan ervoor kiezen om de HOT-regels toe te passen op zijn vaste inrichting(en) in andere lidstaten als het aan de volgende vereisten voldoet:

a)de gezamenlijke omzet van zijn vaste inrichtingen is in de laatste twee boekjaren niet hoger geweest dan een bedrag gelijk aan het dubbele van de door het hoofdkantoor gegenereerde omzet;

b)het hoofdkantoor heeft in de laatste twee boekjaren zijn fiscale woonplaats in de lidstaat van het hoofdkantoor gehad;

c)het hoofdkantoor heeft in de afgelopen twee boekjaren voldaan aan de voorwaarden van artikel 2, lid 1, punt d).

2.Indien het hoofdkantoor ervoor kiest de HOT-regels overeenkomstig lid 1 toe te passen, past het die regels toe op al zijn vaste inrichtingen in andere lidstaten. Indien het hoofdkantoor een nieuwe vaste inrichting in een andere lidstaat opricht, past het vanaf het moment van oprichting de HOT-regels toe op deze vaste inrichting.

Artikel 5
Uitsluiting van de HOT-regels

Wanneer het hoofdkantoor inkomsten uit scheepvaartactiviteiten verwerft en deze inkomsten in de lidstaat van het hoofdkantoor onderworpen zijn aan een tonnagebelastingregeling, mag dit hoofdkantoor de HOT-regels niet toepassen ten aanzien van zijn vaste inrichtingen in andere lidstaten, voor zover deze vaste inrichtingen inkomsten uit scheepvaartactiviteiten verwerven.

Artikel 6
Gebruikmaking van de mogelijkheid om de HOT-regels toe te passen

1.Het hoofdkantoor dat ervoor kiest de HOT-regels op zijn vaste inrichting(en) toe te passen, stelt de autoriteit van aangifte hiervan in kennis, samen met de naam van de gastlidsta(a)t(en). De kennisgeving geschiedt ten minste drie maanden vóór het einde van het boekjaar voorafgaand aan het boekjaar waarin de kmo de HOT-regels wil gaan toepassen.

2.De autoriteit van aangifte gaat na of aan de in artikel 4 gestelde deelnamevereisten is voldaan en brengt het hoofdkantoor binnen twee maanden na de in lid 1 bedoelde kennisgeving op de hoogte van haar bevindingen.

3.Indien aan de deelnamevereisten is voldaan, deelt de autoriteit van aangifte de belastingautoriteit(en) van de gastlidsta(a)t(en) binnen twee maanden na de in lid 1 bedoelde kennisgeving mee dat het belastbare resultaat van de desbetreffende vaste inrichtingen vanaf het volgende boekjaar zal worden berekend overeenkomstig de HOT-regels, zoals toegepast in de lidstaat van het hoofdkantoor. De belastingautoriteit van de gastlidsta(a)t(en) deelt de autoriteit van aangifte het toepasselijke belastingtarief mee.

De in de eerste alinea bedoelde informatie wordt verstrekt door middel van automatische inlichtingenuitwisseling als bedoeld in artikel [8 bis sexies] van Richtlijn 2011/16/EU.

De gastlidstaat kan het besluit van de autoriteit van aangifte betreffende de naleving van de deelnamevereisten betwisten overeenkomstig de bepalingen van artikel 13. Niettegenstaande deze procedure kunnen de kmo’s de HOT-regels gaan toepassen.

Indien de autoriteit van aangifte tot de conclusie komt dat niet aan de deelnamevereisten is voldaan, brengt zij het hoofdkantoor hiervan binnen twee maanden na de in lid 1 bedoelde kennisgeving op de hoogte en kan het hoofdkantoor hiertegen beroep instellen overeenkomstig de nationale wetgeving.

4.Indien een gastlidstaat tot de conclusie komt dat de aanwezigheid van een kmo op zijn grondgebied als een vaste inrichting kan worden aangemerkt, stelt hij de autoriteit van aangifte daarvan in kennis. Na ontvangst van deze informatie deelt de autoriteit van aangifte de bevoegde belastingautoriteit van de gastlidstaat mee of het hoofdkantoor de HOT-regels ten aanzien van zijn vaste inrichtingen toepast.

Artikel 7
Duur van de mogelijkheid om de HOT-regels toe te passen

1.Het hoofdkantoor dat ervoor heeft gekozen de HOT-regels toe te passen op zijn vaste inrichtingen in een of meer gastlidstaten, past die regels gedurende een periode van vijf boekjaren toe.

2.Aan het einde van de in lid 1 bedoelde periode houden de HOT-regels op van toepassing te zijn op de vaste inrichtingen die zich in de gastlidstaten bevinden, tenzij het hoofdkantoor de autoriteit van aangifte volgens de procedure van artikel 9 in kennis stelt van zijn keuze om de toepassing van de HOT-regels te verlengen.

Artikel 8
Beëindiging van de mogelijkheid om de HOT-regels toe te passen

1.De mogelijkheid om de HOT-regels toe te passen wordt vóór het einde van de in artikel 7, lid 1, bedoelde periode van vijf jaar beëindigd om een van de volgende redenen:

a)de in artikel 2, lid 1, bedoelde kmo verplaatst haar fiscale woonplaats naar buiten de lidstaat van het hoofdkantoor;

b)de gezamenlijke omzet van de vaste inrichtingen in de laatste twee boekjaren bedroeg meer dan drie keer de omzet van het hoofdkantoor.

2.In elk van de in lid 1 bedoelde gevallen houden de HOT-regels op van toepassing te zijn met ingang van het boekjaar dat volgt op dat waarin de in lid 1 genoemde redenen zich hebben voorgedaan.

3.De autoriteit van aangifte stelt de gastlidstaten in kennis van de beëindiging als bedoeld in lid 1 vóór het einde van het boekjaar waarin de redenen voor die beëindiging zich hebben voorgedaan.

4.Indien de in artikel 2, lid 1, bedoelde kmo haar fiscale woonplaats naar een andere lidstaat verplaatst, kan zij ervoor kiezen de HOT-regels van de nieuwe lidstaat van haar fiscale woonplaats toe te passen overeenkomstig de artikelen 4 tot en met 7. Dit wordt als een nieuwe keuze beschouwd.

Artikel 9
Verlenging van de mogelijkheid om de HOT-regels toe te passen

1.Indien het hoofdkantoor zijn keuze wenst te verlengen, stelt het de autoriteit van aangifte hiervan ten minste zes maanden vóór het verstrijken van de in artikel 7, lid 1, bedoelde periode in kennis en vermeldt het de naam van de gastlidstaten. De autoriteit van aangifte gaat na of de kmo nog steeds voldoet aan de deelnamevereisten van artikel 4.

2.De autoriteit van aangifte bevestigt de verlenging van de keuze binnen twee maanden na ontvangst van de in lid 1 bedoelde kennisgeving, nadat zij heeft gecontroleerd of aan de in artikel 4 vastgestelde deelnamevereisten is voldaan. Zij doet haar besluit toekomen aan het hoofdkantoor, samen met de mededeling dat de uitsluitingsgronden van artikel 10 niet van toepassing zijn. De autoriteit van aangifte brengt ook de belastingautoriteiten van de gastlidstaten binnen vier maanden na ontvangst van de in lid 1 bedoelde kennisgeving op de hoogte van de verlenging.

Artikel 10
Uitsluiting van de mogelijkheid tot verlenging van de toepassing van de HOT-regels

Het hoofdkantoor mag de keuze voor de toepassing van de HOT-regels niet verlengen indien zich gedurende de vijfjarige periode waarin de HOT-regels aanvankelijk werden toegepast, een van de volgende situaties heeft voorgedaan:

a)de gezamenlijke omzet van de vaste inrichtingen in twee willekeurige, afzonderlijke boekjaren bedroeg meer dan twee keer de omzet van het hoofdkantoor;

b)de kmo heeft binnen of buiten de Unie een of meer dochterondernemingen opgericht;

c)het in artikel 2, lid 1, punt d), vastgestelde criterium is gedurende twee opeenvolgende boekjaren niet vervuld.

Artikel 11
Indiening van de HOT-belastingaangifte, vaststelling van de belasting en coördinatie tussen de autoriteiten

1.Het hoofdkantoor dient de HOT-belastingaangifte in bij de autoriteit van aangifte.

2.In de HOT-belastingaangifte wordt de volgende informatie opgenomen:

a)de belastingschuld van de kmo met betrekking tot haar belastbare winst in de lidstaat van het hoofdkantoor;

b)de belastingschuld van de kmo met betrekking tot het belastbare resultaat van elke vaste inrichting in andere lidstaten. De belastingschuld wordt berekend door het nationale belastingtarief van de respectieve gastlidstaat toe te passen op het belastbare resultaat, zoals dat is berekend overeenkomstig de HOT-regels.

3.Indien een of meer vaste inrichtingen van de kmo krachtens het recht van de gastlidstaat niet verplicht zijn een afzonderlijke financiële jaarrekening op te stellen, bevat de HOT-aangifte de volgende gegevens:

a)activa en passiva die zijn toegerekend aan de vaste inrichting(en);

b)de winst die kan worden toegerekend aan de vaste inrichting(en) in andere lidstaten. 

4.De autoriteit van aangifte doet de volgende kennisgevingen uitgaan:

a)een belastingaanslag voor het hoofdkantoor;

b)een voorlopige belastingaanslag voor elke vaste inrichting.

5.De autoriteit van aangifte doet de belastingautoriteiten van de gastlidstaten de volgende documenten en informatie toekomen, overeenkomstig de regels van artikel 14:

a)de HOT-belastingaangifte, vergezeld van kopieën van de financiële jaarrekening en andere relevante documenten, zoals vereist en opgesteld krachtens de wetgeving van de lidstaat van het hoofdkantoor;

b)een voorlopige belastingaanslag voor de relevante vaste inrichting(en);

c)indien nodig, alle andere informatie om de vaststelling van aanvullende nationale of regionale al dan niet op winst gebaseerde belastingen of heffingen of andere onderling verbonden componenten van de inkomstenbelasting overeenkomstig de belastingregels van de gastlidstaat mogelijk te maken.

De in dit lid bedoelde informatie wordt verstrekt door middel van automatische inlichtingenuitwisseling als bedoeld in artikel [8 bis sexies] van Richtlijn 2011/16/EU.

6.De belastingautoriteit van de gastlidstaat aanvaardt of verwerpt de in lid 5, punt b), bedoelde voorlopige belastingaanslag binnen twee maanden na ontvangst ervan en stelt de autoriteit van aangifte daarvan in kennis.

7.Indien de belastingautoriteit van de gastlidstaat de voorlopige belastingaanslag aanvaardt of niet binnen de in lid 6 bedoelde termijn reageert, wordt de voorlopige belastingaanslag definitief en kan het hoofdkantoor hiertegen beroep instellen bij de autoriteit van aangifte en overeenkomstig de nationale regels van de lidstaat van het hoofdkantoor.

8.Indien de belastingautoriteit van de gastlidstaat de voorlopige belastingaanslag verwerpt, herziet zij deze voorlopige belastingaanslag in verband met de toerekening van winsten aan de vaste inrichting overeenkomstig de bepalingen van het toepasselijke bilaterale verdrag ter voorkoming van dubbele belasting tussen de gastlidstaat en de lidstaat van het hoofdkantoor. Nadat de toerekening van winsten aan de vaste inrichting is herzien en overeenkomstig artikel 8 bis sexies van Richtlijn 2011/16/EU aan de autoriteit van aangifte is meegedeeld, herberekent de autoriteit van aangifte het belastbare resultaat overeenkomstig de belastingregels van de lidstaat van het hoofdkantoor en geeft deze lidstaat een herziene belastingaangifte af. De belastingplichtige is gerechtigd tegen deze herziene belastingaanslag beroep in te stellen bij de rechterlijke instanties van de lidstaat van het hoofdkantoor. Elk geschil over het bedrag van de winst dat aan een vaste inrichting kan worden toegerekend, wordt beslecht overeenkomstig het toepasselijke bilaterale verdrag ter voorkoming van dubbele belasting of de in Richtlijn (EU) 2017/1852 van de Raad van 10 oktober 2017 vastgestelde bepalingen 17 .

9.Wanneer op grond van de belastingregels van de gastlidstaat bepaalde kosten die verband houden met de werknemers van de vaste inrichting fiscaal aftrekbaar zijn, voor zover de desbetreffende bedragen op het niveau van de werknemer worden belast of onderworpen zijn aan sociale lasten, en er in de lidstaat van het hoofdkantoor geen vergelijkbare fiscale behandeling bestaat die een dergelijke aftrek mogelijk maakt, nemen de lidstaat van het hoofdkantoor en de gastlidstaat passende maatregelen om mogelijke discrepanties te voorkomen.

Artikel 12
Inning van de door de vaste inrichting(en) in de gastlidsta(a)t(en) verschuldigde belasting

1.Het hoofdkantoor voldoet, via de autoriteit van aangifte, de inkomstenbelastingschuld ter zake van zowel zijn eigen belastbare resultaat als het belastbare resultaat van zijn vaste inrichting(en) in de gastlidsta(a)t(en).

2.De autoriteit van aangifte int de belasting die overeenkomt met de belastingschuld van elke vaste inrichting van het hoofdkantoor in de Unie, past het belastingtarief van de respectieve gastlidstaat toe en maakt het relevante bedrag over aan de bevoegde autoriteit van de respectieve gastlidstaat.

3.De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen de praktische regelingen vast die nodig zijn om te garanderen dat de belasting die overeenkomt met de belastingschuld van de vaste inrichting(en), door de lidstaat van het hoofdkantoor wordt geïnd en aan de gastlidstaat wordt overgemaakt. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 15 bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 13
Controles, rechtsmiddelen en geschillenbeslechting

1.Tenzij anders is bepaald, doen de bepalingen van deze richtlijn geen afbreuk aan de nationale voorschriften van de lidstaten inzake lokale belastingcontroles, rechtsmiddelen en -procedures, noch aan de op het niveau van de Unie beschikbare of in de toepasselijke bilaterale belastingverdragen ter voorkoming van dubbele belasting vastgestelde mechanismen voor geschillenbeslechting.

2.De belastingautoriteit van de gastlidstaat kan verzoeken dat samen met de autoriteit van aangifte een audit wordt uitgevoerd met betrekking tot de berekening van het belastbare resultaat van de vaste inrichting overeenkomstig de HOT-regels, de toerekening van winsten aan de vaste inrichting en/of het toepasselijke belastingtarief. Gezamenlijke audits worden uitgevoerd overeenkomstig Richtlijn 2011/16/EU van de Raad 18 . Niettegenstaande de bepalingen van de voornoemde richtlijn aanvaardt de aangezochte bevoegde autoriteit een dergelijk verzoek van de autoriteiten van de gastlidstaat.

Artikel 14
Wijzigingen in Richtlijn 2011/16/EU 

1.Richtlijn 2011/16/EU van 15 februari 2011 19 wordt als volgt gewijzigd: 

1)In artikel 3 wordt punt 9 als volgt gewijzigd:

a)punt a) wordt vervangen door: “a) voor de toepassing van artikel 8, lid 1, en de artikelen 8 bis tot en met 8 bis sexies, de systematische verstrekking van vooraf bepaalde inlichtingen aan een andere lidstaat, zonder voorafgaand verzoek, met regelmatige, vooraf vastgestelde tussenpozen. Voor de toepassing van artikel 8, lid 1, betekent “beschikbare inlichtingen” inlichtingen die zich in de belastingdossiers van de inlichtingen verstrekkende lidstaat bevinden en die opvraagbaar zijn overeenkomstig de procedures voor het verzamelen en verwerken van inlichtingen in die lidstaat;”; 

b)punt c) wordt vervangen door: “c) voor de toepassing van andere bepalingen van deze richtlijn dan artikel 8, leden 1 en 3 bis, en de artikelen 8 bis tot en met 8 bis sexies, de systematische verstrekking van vooraf bepaalde inlichtingen overeenkomstig de punten a) en b).”. 

2)Het volgende artikel 8 bis sexies wordt toegevoegd:

“Artikel 8 bis sexies 

Omvang en voorwaarden van de verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen met betrekking tot de keuze voor de toepassing van de HOT-regels, HOT-belastingaangiften en voorlopige belastingaanslagen 

1.1.Indien een hoofdkantoor zoals omschreven in artikel 3, punt 2, van de richtlijn tot vaststelling van een belastingstelsel voor micro-, kleine en middelgrote ondernemingen volgens de regels van de lidstaat van het hoofdkantoor 20 , dat ervoor kiest om overeenkomstig artikel 6 van die richtlijn de HOT-regels op zijn vaste inrichting(en) toe te passen, voldoet aan de vereisten voor de toepassing van die regels, deelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van het hoofdkantoor via automatische inlichtingenuitwisseling aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van de vaste inrichting mee dat het belastbare resultaat van de betrokken vaste inrichting moet worden berekend overeenkomstig de HOT-regels. Deze mededeling geschiedt binnen twee maanden na de kennisgeving door het hoofdkantoor van zijn keuze om de HOT-regels toe te passen.

1.2.Binnen drie maanden nadat de bevoegde autoriteit van de lidstaat van het hoofdkantoor kennisgeving heeft gedaan van het besluit over de toepassing van de HOT-regels, deelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van de vaste inrichting aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van het hoofdkantoor het belastingtarief mee dat van toepassing is op de vaststelling van de belastingschuld van de op haar grondgebied gelegen vaste inrichting(en).

1.3.De bevoegde autoriteit van de lidstaat van het hoofdkantoor deelt via automatische inlichtingenuitwisseling de in lid 2 van dit artikel genoemde inlichtingen mee aan de bevoegde autoriteit(en) van de lidsta(a)t(en) van de vaste inrichting(en) overeenkomstig de praktische regelingen die zijn vastgesteld krachtens artikel 21.

1.4.De door de bevoegde autoriteit van een lidstaat uit hoofde van lid 1 mee te delen inlichtingen omvatten het volgende:

i)de HOT-belastingaangifte;

ii) kopieën van de financiële jaarrekening en andere relevante documenten, zoals vereist en opgesteld krachtens de wetgeving van de lidstaat van het hoofdkantoor; 

iii)een voorlopige belastingaanslag voor de relevante vaste inrichting(en);

iv)indien nodig, alle andere informatie om de vaststelling van aanvullende nationale of regionale al dan niet op winst gebaseerde belastingen of heffingen of andere onderling verbonden componenten van de inkomstenbelasting overeenkomstig de belastingregels van de gastlidstaat mogelijk te maken. 

1.5.De uitwisseling van inlichtingen vindt plaats onmiddellijk nadat de voorlopige belastingaanslag is opgesteld, en uiterlijk één maand nadat deze is opgesteld.

1.6.Indien de belastingautoriteit van de lidstaat van de vaste inrichting(en) de voorlopige belastingaangifte herziet in verband met de toerekening van winsten aan de vaste inrichting overeenkomstig de bepalingen van het toepasselijke bilaterale verdrag ter voorkoming van dubbele belasting tussen de gastlidstaat en de lidstaat van het hoofdkantoor, nadat zij de door de lidstaat van het hoofdkantoor opgestelde voorlopige belastingaanslag heeft verworpen, deelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van de vaste inrichting(en) deze herziene belastingaanslag binnen een maand na de opstelling ervan mee aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van het hoofdkantoor, met het oog op de herberekening van het belastbare resultaat van de vaste inrichting, de opstelling van een herziene belastingaanslag en de inning van de belasting.

1.7.De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen de praktische regelingen vast die nodig zijn om de vorm, de inhoud en de taalvoorschriften van de in dit artikel 8 bedoelde mededeling vast te stellen. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 26, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.”.

2.In artikel 20 wordt lid 4 vervangen door:

“4. Bij de automatische inlichtingenuitwisseling op grond van de artikelen 8, 8 bis quater en 8 bis sexies wordt gebruikgemaakt van het door de Commissie volgens de procedure van artikel 26, lid 2, vastgestelde geautomatiseerde standaardformaat, dat dergelijke automatische uitwisseling moet vergemakkelijken.”.

HOOFDSTUK III
SLOTBEPALINGEN

Artikel 15
Comitéprocedure

1.De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011 21 .

2.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 16
Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.De in artikel 2, lid 2, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van [de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn].

3.De in artikel 2, lid 2, bedoelde bevoegdheidsdelegatie kan te allen tijde door de Raad worden ingetrokken. Een besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.

5.Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling vaststelt, stelt zij de Raad daarvan in kennis.

6.Een overeenkomstig artikel 2, lid 2, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling geen bezwaar heeft gemaakt, of indien de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie heeft meegedeeld dat hij daartegen geen bezwaar zal maken. Die termijn kan op initiatief van de Raad met twee maanden worden verlengd.

Artikel 17
Kennisgeving aan het Europees Parlement

Het Europees Parlement wordt door de Commissie in kennis gesteld van de vastgestelde gedelegeerde handelingen, van de bezwaren daartegen en van de intrekking van de bevoegdheidsdelegatie door de Raad.

Artikel 18
Gegevensbescherming

1.De lidstaten mogen op grond van deze richtlijn persoonsgegevens verwerken met het oog op het verifiëren van de deelnamevereisten of het vaststellen van de belastingschuld zoals bedoeld in de artikelen 4, 9 en 11 van deze richtlijn. Bij de verwerking van persoonsgegevens met het oog op het verifiëren van de deelnamevereisten of het vaststellen van de belastingschuld overeenkomstig deze richtlijn worden de bevoegde autoriteiten van de lidstaten beschouwd als verwerkingsverantwoordelijken in de zin van artikel 4, punt 7, van Verordening (EU) 2016/679, binnen het toepassingsgebied van hun respectieve activiteiten uit hoofde van deze richtlijn.

2.Gegevens, met inbegrip van persoonsgegevens, die overeenkomstig deze richtlijn zijn verwerkt, worden niet langer bewaard dan nodig is om de doeleinden van deze richtlijn — in het bijzonder de verificatie van de deelnamevereisten en de vaststelling van de belastingschuld van de belastingbetalers te verwezenlijken overeenkomstig de nationale verjaringsregels van elke verwerkingsverantwoordelijke, maar in geen geval langer dan tien jaar.

Artikel 19
Evaluatie van de werking van deze richtlijn door de Commissie

1.Vijf jaar nadat deze richtlijn van toepassing is geworden, onderzoekt en evalueert de Commissie de werking ervan en brengt zij daarover verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad. Het verslag gaat zo nodig vergezeld van een voorstel tot wijziging van deze richtlijn.

2.De lidstaten verstrekken de Commissie overeenkomstig lid 3 relevante informatie voor de evaluatie van de richtlijn, met inbegrip van geaggregeerde gegevens over het aantal in aanmerking komende kmo’s ten opzichte van het aantal kmo’s dat zich heeft aangemeld, hun omzet en de nalevingskosten in verhouding tot de omzet; gegevens over het aantal kmo’s dat hun activiteiten tot over de grenzen heeft uitgebreid door een vaste inrichting op te zetten, en het aantal kmo’s dat niet langer in aanmerking komt doordat zij een dochteronderneming hebben opgericht, of de nalevingskosten voor kmo’s die van de optie gebruikmaken.

3.De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen de informatie die de lidstaten met het oog op de in lid 2 bedoelde evaluatie moeten verstrekken, alsmede het formaat en de voorwaarden voor de verstrekking van die informatie.

4.De krachtens lid 2 aan de Commissie verstrekte gegevens worden door de Commissie, overeenkomstig de bepalingen die van toepassing zijn op de instellingen van de Unie en artikel 18 van deze richtlijn, vertrouwelijk gehouden.

5.De krachtens lid 2 door een lidstaat aan de Commissie verstrekte gegevens, alsmede alle door de Commissie opgestelde rapporten of documenten waarin van die gegevens gebruik wordt gemaakt, kunnen aan andere lidstaten worden doorgegeven. De doorgegeven gegevens vallen onder de geheimhoudingsplicht, zoals die voor vergelijkbare inlichtingen is vastgesteld in het nationale recht van de lidsta(a)t(en) die deze inlichtingen heeft/hebben ontvangen.

Artikel 20
Omzetting

1.De lidstaten dienen vóór 31 december 2025 de bepalingen vast te stellen en bekend te maken die nodig zijn om aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onmiddellijk in kennis.

Zij passen die bepalingen toe met ingang van 1 januari 2026.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.Na de inwerkingtreding van deze richtlijn dragen de lidstaten er zorg voor dat ieder ontwerp van wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die zij overwegen in te voeren op het gebied waarop deze richtlijn van toepassing is, tijdig ter kennis van de Commissie wordt gebracht, teneinde de Commissie de gelegenheid te bieden opmerkingen te maken.

Artikel 21
Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 22
Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Straatsburg,

Voor de Raad

De voorzitter

FINANCIEEL MEMORANDUM

1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 

1.1.Benaming van het voorstel/initiatief

Richtlijn (EU) 2023/XXX van de Raad van XX tot vaststelling van een belastingstelsel voor micro-, kleine en middelgrote ondernemingen volgens de regels van de lidstaat van het hoofdkantoor en tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU

1.2.Betrokken beleidsterrein(en) 

Fiscaal beleid.

1.3.Het voorstel/initiatief betreft: 

X een nieuwe actie 

 een nieuwe actie na een proefproject/voorbereidende actie 22  

 de verlenging van een bestaande actie 

 de samenvoeging of ombuiging van een of meer acties naar een andere/een nieuwe actie

1.4.Doelstelling(en)

1.4.1.Algemene doelstelling(en)

Het voorstel heeft tot doel een belastingkader tot stand te brengen ter ondersteuning van de interne markt, met name voor kmo’s. Er is momenteel geen gemeenschappelijk vennootschapsbelastingstelsel voor de berekening van het belastbare inkomen van EU-bedrijven, maar 27 verschillende nationale systemen, waardoor het voor bedrijven moeilijk en kostbaar is om zaken te doen op de interne markt. Het voorstel voorziet in de behoefte aan en zorgt voor fiscale zekerheid en een gemakkelijkere belastingnaleving voor bepaalde kleine en middelgrote ondernemingen die zich in het beginstadium van uitbreiding bevinden en dus een belastbare aanwezigheid hebben in andere lidstaten dan hun lidstaat van herkomst (lidstaat van het hoofdkantoor). Daartoe bouwt het voorstel met name voort op een kader van wederzijdse erkenning, waarbij de lidstaten van uitbreiding (waar de vaste inrichting is gelegen) aanvaarden dat de belastingregels van de lidstaat van het hoofdkantoor van toepassing zijn bij de berekening van de belastbare resultaten van de vaste inrichting op hun grondgebied.

1.4.2.Specifieke doelstelling(en)

Specifieke doelstelling

1) De eerste specifieke doelstelling van het voorstel is het terugdringen van de nalevingskosten voor kmo’s. Aangezien het voorstel ondernemingen in de EU zal voorzien van een gemeenschappelijk kader waarmee zij één enkele reeks belastingregels kunnen toepassen wanneer zij door middel van een vaste inrichting in een andere lidstaat actief zijn, zouden bedrijven, vergeleken met de huidige situatie, minder middelen nodig hebben om aan de regels te voldoen. 

2) In de tweede plaats beoogt het voorstel de grensoverschrijdende uitbreiding aan te moedigen, met name van kmo’s die zich nog in het beginstadium van hun uitbreiding bevinden. 

3) Ten derde zal het voorstel bijdragen tot het waarborgen van een gelijk speelveld wat betreft de deelname van kmo’s aan de interne markt, aangezien de fiscale nalevingskosten voor kmo's onevenredig hoog zijn en daardoor hun zakelijke beslissingen aanzienlijk beïnvloeden in vergelijking met andere grotere bedrijven.

1.4.3.Verwachte resulta(a)t(en) en gevolg(en)

Vermeld de gevolgen die het voorstel/initiatief zou moeten hebben voor de begunstigden/doelgroepen.

Met het voorstel wordt een gemeenschappelijk kader van belastingregels ingevoerd waardoor kmo’s die onder het toepassingsgebied ervan vallen, ervoor kunnen kiezen om de belastingregels waarmee zij bekend zijn (de belastingregels van hun lidstaat van herkomst: HOT-regels) te blijven toepassen ook wanneer zij via een vaste inrichting in een andere lidstaat actief zijn. Het voorstel zal er vooral op gericht zijn om vereenvoudiging voor belastingbetalers te bewerkstelligen en groei en investeringen op de interne markt te stimuleren, terwijl tegelijkertijd een gelijk speelveld voor bedrijven tot stand wordt gebracht.

1.4.4.Prestatie-indicatoren

Vermeld de indicatoren voor de monitoring van de voortgang en de beoordeling van de resultaten

Specifieke doelstellingen 

Indicatoren 

Meetinstrumenten 

Verlaging van de fiscale nalevingskosten voor kmo’s

·De nalevingskosten voor kmo’s in verhouding tot hun omzet en tot vergelijkbare kmo’s die de voorgestelde vereenvoudiging niet toepassen

·Onderzoek naar belastingvraagstukken voor kmo’s, uitgevoerd door DG TAXUD, eventueel met externe bijstand, in samenwerking met de belastingautoriteiten van de lidstaten; 

·Gebruik van een bijgewerkte versie van de voor de Europese Commissie uitgevoerde studie over de prestaties van kmo’s om vragen op te nemen die gegevens over deze indicatoren verschaffen; 

·Onderzoek naar geaggregeerde gegevens die door DG TAXUD worden verstrekt aan de belastingautoriteiten van de lidstaten, die deze informatie beschikbaar zouden hebben;

· 

·Door DG TAXUD van de belastingautoriteiten van de lidstaten ontvangen gegevens; 

·Gebruik van verschillende EU-fora om feedback te verzamelen bij nationale autoriteiten en vertegenwoordigers van kmo’s. 

· 

De grensoverschrijdende uitbreiding van kmo’s aanmoedigen

·Het aantal kmo’s dat zich hiervoor heeft aangemeld;

·Het aantal kmo’s dat zich over de grenzen heen heeft uitgebreid door de oprichting van een vaste inrichting; 

·Het aantal kmo’s dat niet meer onder het toepassingsgebied valt door de oprichting van een dochteronderneming;

·Feedback van belanghebbenden over het praktische gebruik en de gevolgen van de HOT-regels.

Een gelijk speelveld garanderen voor de deelname van kmo’s aan de interne markt

·Het aantal kmo’s dat zich over de grenzen heen heeft uitgebreid door de oprichting van een vaste inrichting; 

·De omzet van kmo’s die binnen het toepassingsgebied vallen, in verhouding tot vergelijkbare kmo’s die de voorgestelde vereenvoudiging niet toepassen;

·Feedback van belanghebbenden over het praktische gebruik en de gevolgen van de HOT-regels.

1.5.Motivering van het voorstel/initiatief 

1.5.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien, met een gedetailleerd tijdschema voor de uitrol van het initiatief

Het systeem is facultatief voor kmo’s met grensoverschrijdende activiteiten via (een) vaste inrichting(en). De omvang van en het aantal belastingbetalers dat voor dit systeem zal kiezen, is moeilijk te voorspellen.

De inlichtingenuitwisseling is gericht en vindt uitsluitend plaats tussen de betrokken lidstaten (lidstaat van het hoofdkantoor en gastlidstaten).

Wanneer een hoofdkantoor aan de vereisten voldoet en ervoor kiest de HOT-regels toe te passen, worden de relevante documenten (zoals belastingaangiften, belastingaanslagen en financiële rekeningen) uitgewisseld tussen de betrokken lidstaten. In beperkte berichten van de gastlidstaat naar de lidstaat van het hoofdkantoor wordt ook het toepasselijke belastingtarief uitgewisseld.

Om de werking van het systeem en de communicatie tussen de ambtenaren van de betrokken lidstaten te vergemakkelijken, zal de Commissie de nodige praktische regelingen moeten treffen, met inbegrip van maatregelen om de informatieverstrekking tussen de lidstaten te standaardiseren.

Met het oog op de automatische inlichtingenuitwisseling zullen de lidstaten van het hoofdkantoor de in dit voorstel vereiste inlichtingen moeten verstrekken aan andere gastlidstaten, en omgekeerd, via een bilateraal netwerk tussen de betrokken lidstaten, op elektronische wijze met behulp van het gemeenschappelijk communicatienetwerk van de EU (CCN), dat voor alle lidstaten toegankelijk is. Het te gebruiken schema wordt vervolgens door de Commissie ontwikkeld. De Commissie zal de lidstaten het CCN-platform voor inlichtingenuitwisseling ter beschikking stellen en blijft zelf gegevensverwerker met beperkte toegang. In het algemeen zal het voorstel de praktische regelingen gebruiken die momenteel in het kader van de DAC worden gebruikt.

Wat het tijdschema voor het opzetten van het voor de inlichtingenuitwisseling te gebruiken formaat betreft, zullen de lidstaten en de Commissie enige tijd nodig hebben na de vaststelling van het voorstel om de systemen te kunnen invoeren zodat de inlichtingenuitwisseling tussen de lidstaten kan plaatsvinden. Toegevoegde waarde van de deelname van de Unie (deze kan het resultaat zijn van verschillende factoren, bijvoorbeeld coördinatiewinst, rechtszekerheid, grotere doeltreffendheid of complementariteit). Voor de toepassing van dit punt wordt onder “toegevoegde waarde van de deelname van de Unie” verstaan de waarde die een optreden van de Unie oplevert bovenop de waarde die door een optreden van alleen de lidstaten zou zijn gecreëerd.

Individuele acties van de lidstaten zouden geen efficiënte en doeltreffende oplossing zijn voor het waarborgen van een haalbaar gemeenschappelijk belastingkader voor kmo’s die grensoverschrijdend actief zijn. In plaats van dat elke lidstaat afzonderlijk personele middelen inzet voor de vaststelling van de belastingschuld van dezelfde belastingplichtige die grensoverschrijdend actief is, zullen deze beschikbare middelen nu collectief op een efficiëntere en doelgerichtere manier worden gebruikt via de inlichtingenuitwisseling tussen de betrokken belastingautoriteiten. Een EU-aanpak lijkt de voorkeur te hebben, omdat deze het functioneren en de communicatie van dit netwerk kan vergemakkelijken en voor meer samenhang en een verlaging van de administratieve lasten voor belastingbetalers en belastingautoriteiten kan zorgen.

1.5.2.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

Het initiatief is een nieuw mechanisme. De voorkeursoptie in de effectbeoordeling is een volledig éénloketsysteem. Deze optie betekent dat de HOT-belastingaangifte centraal via de autoriteit van aangifte wordt behandeld, en hetzelfde geldt voor de afzonderlijke belastingaanslagen voor het hoofdkantoor en de vaste inrichtingen, terwijl controles, beroepen en geschillenbeslechting voornamelijk lokaal blijven in overeenstemming met de nationale belastingsoevereiniteit. Bij deze optie wordt prioriteit gegeven aan eenvoud en worden de administratieve lasten voor de belastingdiensten redelijk laag gehouden, terwijl ook het best mogelijke evenwicht wordt gecreëerd tussen de eenvoud van een éénloketsysteem en de rol die de nationale autoriteiten van de lidstaten spelen. Dit zou de nalevingskosten voor kmo’s en de belastingautoriteiten, althans geleidelijk, moeten verlagen en de interne markt als een omgeving voor groei en investeringen moeten bevorderen.

Het bilaterale netwerk tussen de lidstaat van het hoofdkantoor en de gastlidstaat zal een belangrijke rol spelen in dit evenwicht. Zij zullen erop gericht zijn een vlotte communicatie en een adequate en tijdige inlichtingenuitwisseling te garanderen.

1.5.3.Verenigbaarheid met het meerjarig financieel kader en eventuele synergie met andere passende instrumenten

In de mededeling van de Commissie over de belastingheffing van ondernemingen in de 21e eeuw, en nadien nogmaals in de toespraak over de Staat van de Unie van voorzitter Von der Leyen van 2022, heeft de Commissie zich ertoe verbonden een wetgevingsvoorstel in te dienen waarin een vereenvoudigde belastingheffing voor kmo’s wordt vastgelegd. Het voorstel zal waar mogelijk gebruikmaken van de procedures, regelingen en IT-instrumenten die reeds in het kader van de DAC zijn vastgesteld of worden ontwikkeld.

1.5.4.Beoordeling van de verschillende beschikbare financieringsopties, waaronder mogelijkheden voor herschikking

De kosten voor de uitvoering van het initiatief zullen worden gefinancierd uit de EU-begroting voor wat betreft de centrale onderdelen van het systeem voor automatische inlichtingenuitwisseling. Voor het overige zullen de lidstaten de beoogde maatregelen uitvoeren.

1.6.Duur en financiële gevolgen van het voorstel/initiatief

 beperkte geldigheidsduur

   van kracht vanaf [DD/MM]JJJJ tot en met [DD/MM]JJJJ

   financiële gevolgen vanaf JJJJ tot en met JJJJ voor vastleggingskredieten en vanaf JJJJ tot en met JJJJ voor betalingskredieten.

X onbeperkte geldigheidsduur

Uitvoering met een opstartperiode vanaf JJJJ tot en met JJJJ,

gevolgd door een volledige uitvoering.

1.7.Geplande beheersvorm(en) 23   

X Direct beheer door de Commissie

door haar diensten, waaronder het personeel in de delegaties van de Unie;

   door de uitvoerende agentschappen.

 Gedeeld beheer met de lidstaten

 Indirect beheer door begrotingsuitvoeringstaken toe te vertrouwen aan:

derde landen of de door hen aangewezen organen;

internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke);

de EIB en het Europees Investeringsfonds;

de in de artikelen 70 en 71 van het Financieel Reglement bedoelde organen;

publiekrechtelijke organen;

privaatrechtelijke organen met een openbare dienstverleningstaak, voor zover zij zijn voorzien van voldoende financiële garanties;

privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die zijn voorzien van voldoende financiële garanties;

personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling.

Verstrek, indien meer dan één beheersvorm is aangekruist, extra informatie onder “Opmerkingen”.

Opmerkingen

Dit voorstel bouwt voort op het bestaande kader en de bestaande systemen voor automatische inlichtingenuitwisseling via het CCN. De Commissie zal samen met de lidstaten door middel van uitvoeringsmaatregelen gestandaardiseerde geautomatiseerde formulieren en formaten voor inlichtingenuitwisseling ontwikkelen. Wat het CCN-netwerk betreft dat de inlichtingenuitwisseling tussen de lidstaten mogelijk zal maken, is de Commissie verantwoordelijk voor de ontwikkeling en exploitatie van dat netwerk en verbinden de lidstaten zich ertoe de passende nationale infrastructuur te creëren om de inlichtingenuitwisseling via het CCN-netwerk mogelijk te maken.

2.BEHEERSMAATREGELEN 

2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen 

Vermeld frequentie en voorwaarden.

Met het oog op het monitoren en evalueren van de uitvoering van de richtlijn zal het in eerste instantie nodig zijn om de lidstaten de tijd en alle noodzakelijke hulp te geven om de EU-regels naar behoren uit te voeren.

De lidstaten moeten de Commissie de tekst meedelen van de bepalingen van nationaal recht die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied zullen vaststellen, en zij moeten ook alle relevante informatie verstrekken waarover zij beschikken en die de Commissie voor evaluatiedoeleinden nodig heeft. 

Naast een evaluatie zal de doeltreffendheid en efficiëntie van het initiatief regelmatig worden gemonitord aan de hand van de volgende vooraf gedefinieerde indicatoren:

— de nalevingskosten voor kmo’s in verhouding tot hun omzet en tot vergelijkbare kmo’s die de voorgestelde vereenvoudiging niet toepassen;

— het aantal kmo’s dat zich hiervoor heeft aangemeld;

 — het aantal kmo’s dat zich over de grenzen heen heeft uitgebreid door de oprichting van een vaste inrichting;

— het aantal kmo’s dat niet meer onder het toepassingsgebied valt door de oprichting van een dochteronderneming; 

— de omzet van kmo’s die binnen het toepassingsgebied vallen, in verhouding tot vergelijkbare kmo’s die de voorgestelde vereenvoudiging niet toepassen.

De lidstaten moeten deze gegevens ter evaluatie aan de Commissie meedelen.

De Commissie zal de situatie in de lidstaten na vijf jaar herzien en een verslag publiceren.

De resultaten zullen worden opgenomen in het verslag aan het Europees Parlement en de Raad dat uiterlijk op 31 december 2031 zal worden gepubliceerd, in voorkomend geval vergezeld van een voorstel tot wijziging.

2.2.Beheers- en controlesyste(e)m(en) 

2.2.1.Rechtvaardiging van de voorgestelde beheersvorm(en), uitvoeringsmechanisme(n) voor financiering, betalingsvoorwaarden en controlestrategie

De uitvoering van het initiatief zal afhangen van de bevoegde autoriteiten (belastingdiensten) van de lidstaten. Zij zullen verantwoordelijk zijn voor de financiering van hun eigen nationale systemen en de aanpassingen die nodig zijn om de uitwisselingen via het CCN te laten plaatsvinden voor de doeleinden van het voorstel.

De Commissie zal de infrastructuur ter beschikking stellen die de uitwisseling tussen de belastingautoriteiten van de lidstaten mogelijk maakt. De Commissie zal de systemen financieren die nodig zijn om uitwisselingen mogelijk te maken; deze zullen de voornaamste aspecten van controle ondergaan, namelijk die voor aanbestedingscontracten, technische verificatie van de aanbesteding, verificatie vooraf van vastleggingen en verificatie vooraf van betalingen.

2.2.2.Informatie over de geïdentificeerde risico’s en het (de) systeem (systemen) voor interne controle dat is (die zijn) opgezet om die risico’s te beperken

De voorgestelde interventie zal in eerste instantie gebaseerd zijn op een aangiftesysteem, aangezien de uit te wisselen belastinginformatie gebaseerd is op inlichtingen die door de belastingplichtige zelf in de belastingaangiften en de financiële rekeningen wordt gerapporteerd. Dit brengt het risico met zich mee dat kmo’s die onder het toepassingsgebied vallen en zelf hun belastingschuld moeten vaststellen aan de hand van de in het voorstel opgenomen substancecriteria, geen aangifte of een onjuiste aangifte doen. De lidstaten stellen achteraf belastingaanslagen vast en kunnen deze zelf opgestelde aangiften dus controleren. Wanneer dergelijke controles plaatsvinden, zullen de lidstaten verplicht worden om jaarlijks statistieken met de Commissie te delen, inclusief het aantal entiteiten dat is gecontroleerd en de sancties voor niet-naleving.

Om het risico van niet-naleving door entiteiten en niet-conformiteit van regelingen aan te pakken, bevat het voorstel geen sanctiekader, aangezien dit gebaseerd is op het sanctiekader dat in elke lidstaat al voor belastingkwesties bestaat. De nationale belastingautoriteiten zijn reeds belast met de handhaving van sancties en meer in het algemeen met de naleving van het voorstel. Sancties worden op nationaal niveau vastgesteld. Verder zullen de nationale belastingdiensten controles kunnen uitvoeren om niet-naleving op te sporen en te ontmoedigen.

Aanbestedingscontracten

De in het Financieel Reglement vastgestelde procedures voor de controle op overheidsopdrachten: opdrachten worden pas geplaatst nadat de diensten van de Commissie de standaardprocedure voor de verificatie van betalingen hebben verricht, rekening houdend met contractuele verplichtingen en goed financieel en algemeen beheer. In alle contracten die door de Commissie en de begunstigden worden gesloten, zullen fraudebestrijdingsmaatregelen (controles, rapporten enz.) worden opgenomen. Voor ieder contract wordt een afzonderlijk bestek opgesteld, dat als basis voor het contract zal dienen. Het opleveringsproces verloopt strikt volgens de TEMPO-methodologie van DG TAXUD: de op te leveren goederen of diensten worden geëvalueerd, indien nodig aangepast en ten slotte uitdrukkelijk aanvaard (of geweigerd). Facturen kunnen niet worden betaald zonder een “brief van aanvaarding”.

Technische verificatie bij opdrachten

DG TAXUD controleert de op te leveren goederen of diensten en oefent toezicht uit op de door de contractanten verrichte werkzaamheden of verleende diensten. DG TAXUD voert ook regelmatig kwaliteits- en veiligheidscontroles bij zijn contractanten uit. Bij kwaliteitscontroles wordt onderzocht of de contractanten daadwerkelijk handelen volgens de in hun kwaliteitsplannen vastgestelde regels en procedures. Bij veiligheidscontroles worden de specifieke processen, procedures en organisatie onderzocht.

Bovenop voornoemde controles verricht DG TAXUD ook de traditionele financiële controles:

Verificatie vooraf van vastleggingen

Alle vastleggingen bij DG TAXUD worden door het hoofd van de eenheid Financiën, openbare aanbestedingen en naleving geverifieerd. Dit betekent dat 100 % van de vastgelegde kredieten aan verificatie vooraf wordt onderworpen. Deze procedure geeft een hoge mate van zekerheid voor wat betreft de wettigheid en de regelmatigheid van de verrichtingen.

Verificatie vooraf van betalingen

100 % van de betalingen wordt vooraf gecontroleerd. Bovendien worden sommige betalingen willekeurig geselecteerd voor een extra voorafgaande controle door het hoofd van de afdeling financiën, openbare aanbestedingen en naleving. Wat de dekking van de verificatie betreft, is geen streefcijfer vastgesteld, omdat het de bedoeling is om de betalingen “willekeurig” te controleren om na te gaan of alle betalingen zijn voorbereid volgens de regels. De overige betalingen worden op dagelijkse basis afgewikkeld volgens de geldende regels.

Verklaringen van de subgedelegeerde ordonnateurs

Alle subgedelegeerde ordonnateurs ondertekenen een verklaring bij het jaarlijkse activiteitenverslag voor het jaar in kwestie. Deze verklaringen dekken de verrichtingen in het kader van het programma. De subgedelegeerde ordonnateurs verklaren dat de verrichtingen met betrekking tot de uitvoering van de begroting hebben plaatsgevonden overeenkomstig de beginselen van goed financieel beheer, dat de opgezette beheers- en controlesystemen voldoende zekerheid bieden ten aanzien van de wettigheid en de regelmatigheid van de verrichtingen, en dat de aan deze verrichtingen verbonden risico’s duidelijk geïdentificeerd zijn, er melding van is gemaakt en maatregelen zijn genomen om ze te ondervangen.

2.2.3.Raming en motivering van de kosteneffectiviteit van de controles (verhouding van de controlekosten tot de waarde van de desbetreffende financiële middelen) en evaluatie van het verwachte foutenrisico (bij betaling en bij afsluiting). 

Dankzij deze controles heeft DG TAXUD voldoende zekerheid omtrent de kwaliteit en de regelmatigheid van de uitgaven en wordt het risico van niet-naleving beperkt. De hierboven beschreven controlestrategie brengt de potentiële risico’s onder het streefcijfer van 2 % en bestrijkt alle begunstigden. Nog andere extra maatregelen om de risico’s verder te beperken, zouden tot onevenredig hoge kosten leiden en zijn derhalve niet gepland. De totale kosten voor de uitvoering van de hierboven beschreven controlestrategie — voor alle uitgaven in het kader van het Fiscalis 2027-programma — zijn beperkt tot 1,6 % van de totale verrichte betalingen. Zij zullen naar verwachting op dit niveau blijven voor dit initiatief. De controlestrategie voor het programma elimineert het risico van niet-naleving nagenoeg volledig en blijft in verhouding tot de risico’s die zich voordoen.

2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden 

Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen, bijvoorbeeld in het kader van de fraudebestrijdingsstrategie.

Het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) kan, overeenkomstig de bepalingen en procedures van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad 24 en Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad 25 , onderzoeken instellen, met inbegrip van controles en verificaties ter plaatse, om vast te stellen of er sprake is geweest van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten in verband met een subsidieovereenkomst of -besluit of een uit hoofde van deze verordening gefinancierd contract, waardoor de financiële belangen van de Unie zijn geschaad.

3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL 

3.1.Rubriek(en) van het meerjarig financieel kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven 

·Bestaande begrotingsonderdelen

In volgorde van de rubrieken van het meerjarig financieel kader en de begrotingsonderdelen.

Rubriek van het meerjarig financieel kader

Begrotingsonderdeel

Soort
uitgave

Bijdrage

Nummer: 03 04 0100

GK/NGK 26

van EVA-landen 27

van kandidaat-lidstaten 28

van derde landen

in de zin van artikel 21, lid 2, punt b), van het Financieel Reglement

1 — Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

Verbetering van de werking van de belastingstelsels

GK

NEE

NEE

NEE

NEE

·Te creëren nieuwe begrotingsonderdelen

In volgorde van de rubrieken van het meerjarig financieel kader en de begrotingsonderdelen.

Rubriek van het meerjarig financieel kader

Begrotingsonderdeel

Soort 
uitgave

Bijdrage

Aantal  

GK/NGK

van EVA-landen

van kandidaat-lidstaten

van derde landen

in de zin van artikel 21, lid 2, punt b), van het Financieel Reglement

[XX.YY.YY.YY]

JA/NEE

JA/NEE

JA/NEE

JA/NEE

3.2.Geraamde financiële gevolgen van het voorstel inzake kredieten 

3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de beleidskredieten 

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig

   Voor het voorstel/initiatief zijn beleidskredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Rubriek van het meerjarig financieel  
kader

Nummer

1

Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

DG: TAXUD

Jaar 
N 29

Jaar 
N+1

Jaar 
N+2

Jaar 
N+3

Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

TOTAAL

Beleidskredieten 

Begrotingsonderdeel 30 03.04.01

Vastleggingen

(1a)

0,200

0,400

0,200

0,100

0,090

0,990

Betalingen

(2a)

0,200

0,400

0,200

0,100

0,090

0,990

Begrotingsonderdeel

Vastleggingen

(1b)

Betalingen

(2b)

Uit het budget van specifieke programma’s gefinancierde administratieve kredieten 31  

Begrotingsonderdeel

(3)

TOTAAL kredieten 
voor DG TAXUD

Vastleggingen

=1a+1b+3

0,200

0,400

0,200

0,100

0,090

0,990

Betalingen

=2a+2b

+3

0,200

0,400

0,200

0,100

0,090

0,990

 





Rubriek van het meerjarig financieel  
kader

7

“Administratieve uitgaven”

Dit deel moet worden ingevuld aan de hand van de “administratieve begrotingsgegevens”, die eerst moeten worden opgenomen in de bijlage bij het financieel memorandum (bijlage V bij de interne voorschriften), te uploaden in DECIDE met het oog op overleg tussen de diensten.

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

2023

2024

2025

2026

2027

TOTAAL

MFK 2021-2027

DG: TAXUD

 Personele middelen

0,170

0,170

0,080

0,080

0,040

0,540

□ Andere administratieve uitgaven

0,004

0,004

0,002

0,002

0,001

0,013

TOTAAL DG TAXUD

0,174

0,174

0,082

0,082

0,041

0,533

TOTAAL kredieten 
voor RUBRIEK 7 
van het meerjarig financieel kader

(totaal vastleggingen = totaal betalingen)

0,174

0,174

0,082

0,082

0,041

0,533

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

2023

2024

2025

2026

2027

TOTAAL

MFK 2021-2027

TOTAAL kredieten  
voor RUBRIEKEN 1 tot en met 7 
van het meerjarig financieel kader

Vastleggingen

0,374

0,574

0,282

0,182

0,131

1,543

Betalingen

0,174

0,374

0,482

0,282

0,141

1,453

TOTAAL kredieten  
voor RUBRIEKEN 1 tot en met 7 
van het meerjarig financieel kader 

3.2.2.Geraamde gevolgen voor de beleidskredieten

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig

   Voor het voorstel/initiatief zijn beleidskredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Vastleggingskredieten in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Vermeld doelstellingen en outputs

2023

2024

2025

2026

2027

2028

TOTAAL

OUTPUTS

Type 32

Gem. kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Totaal aantal

Totale kosten

SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 1 33

Specificaties

0,200

0,300

0,170

0,670

Ontwikkeling

0,090

0,010

0,100

Onderhoud

0,050

0,050

0,050

0,150

Bijstand

0,010

0,030

0,030

0,030

0,100

Opleiding

0,010

0,010

ITSM (infrastructuur, hosting, licenties enz.),

0,010

0,010

0,010

0,010

0,010

0,050

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 1

0,200

0,400

0,200

0,090

0,090

0,090

1,070

SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 2 …

— Output

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 2

TOTAAL

0,200

0,400

0,200

0,090

0,90

0,090

1,070

3.2.3.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten 

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig

   Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Jaar 
2023

Jaar 
2024

Jaar 
2025

Jaar 
2026

Jaar 
2027

TOTAAL

RUBRIEK 7 
van het meerjarig financieel kader

Personele middelen

0,170

0,170

0,080

0,080

0,040

0,540

Andere administratieve uitgaven

0,004

0,004

0,002

0,002

0,001

0,013

Subtotaal RUBRIEK 7 
van het meerjarig financieel kader

TOTAAL

0,174

0,174

0,082

0,082

0,041

0,553

Buiten RUBRIEK 7 34  
van het meerjarig financieel kader

Personele middelen

Andere administratieve
uitgaven

Subtotaal  
buiten RUBRIEK 7 
van het meerjarig financieel kader

TOTAAL

0,174

0,174

0,082

0,082

0,041

0,553

De benodigde kredieten voor personeel en andere administratieve uitgaven zullen worden gefinancierd uit de kredieten van het DG die reeds voor het beheer van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

3.2.3.1.Geraamde personeelsbehoeften

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig.

   Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

2023

2024

2025

2026

2027

Totaal

 Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen)

20 01 02 01 (centrale diensten en vertegenwoordigingen van de Commissie)

1

1

1

0,5

0,25

1

20 01 02 03 (delegaties)

01 01 01 01 (onderzoek onder contract)

01 01 01 11 (eigen onderzoek)

Ander begrotingsonderdeel (te vermelden)

Extern personeel (in voltijdequivalenten: VTE) 35

20 02 01 (AC, END, INT van de “totale financiële middelen”)

20 02 03 (AC, AL, END, INT en JPD in de delegaties)

XX 01 xx yy zz 36

— centrale diensten

— delegaties

01 01 01 02 (AC, END, INT — onderzoek onder contract)

01 01 01 12 (AC, END, INT — eigen onderzoek)

Ander begrotingsonderdeel (te vermelden)

TOTAAL

1

1

1

0,5

0,25

1

Raming in voltijdequivalenten

XX is het beleidsterrein of de begrotingstitel.

Voor de benodigde personele middelen zal een beroep worden gedaan op het personeel van het DG dat reeds voor het beheer van deze actie is toegewezen en/of binnen het DG is herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

Beschrijving van de uit te voeren taken:

Ambtenaren en tijdelijk personeel

Voorbereiden van vergaderingen en correspondentie met de lidstaten; verrichten van werkzaamheden met betrekking tot formulieren, IT-formaten en het centrale gegevensbestand;

geven van opdrachten aan externe contractanten voor werkzaamheden aan het IT-systeem.

Extern personeel

N.v.t.

3.2.4.Verenigbaarheid met het huidige meerjarig financieel kader 

Het voorstel/initiatief:

   kan volledig worden gefinancierd door middel van herschikking binnen de relevante rubriek van het meerjarig financieel kader (MFK).

Zet uiteen welke herprogrammering nodig is, onder vermelding van de betrokken begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen. Verstrek een Excel-tabel in het geval van een omvangrijke herprogrammeringsexercitie.

   hiervoor moet een beroep worden gedaan op de niet-toegewezen marge in de desbetreffende rubriek van het MFK en/of op de speciale instrumenten zoals gedefinieerd in de MFK-verordening.

Zet uiteen wat nodig is, onder vermelding van de betrokken rubrieken en begrotingsonderdelen, de desbetreffende bedragen en de voorgestelde instrumenten.

   hiervoor is een herziening van het MFK nodig.

Zet uiteen wat nodig is, onder vermelding van de betrokken rubrieken en begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.

3.2.5.Bijdragen van derden 

Het voorstel/initiatief:

   voorziet niet in medefinanciering door derden

   voorziet in medefinanciering door derden, zoals hieronder wordt geraamd:

Kredieten in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

Jaar 
N 37

Jaar 
N+1

Jaar 
N+2

Jaar 
N+3

Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

Totaal

Medefinancieringsbron 

TOTAAL medegefinancierde kredieten

3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

   Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten

   Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:

(a)    voor de eigen middelen

(b)    voor overige ontvangsten

(c)geef aan of de ontvangsten worden toegewezen aan de begrotingsonderdelen voor uitgaven    

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Begrotingsonderdeel voor ontvangsten:

Voor het lopende begrotingsjaar beschikbare kredieten

Gevolgen van het voorstel/initiatief 38

Jaar 
N

Jaar 
N+1

Jaar 
N+2

Jaar 
N+3

Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

Artikel ………….

Vermeld voor de toegewezen ontvangsten het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.

[…]

Andere opmerkingen (bv. over de methode/formule voor de berekening van de gevolgen voor de ontvangsten of andere informatie).

[…]

(1)    Europese Commissie (2022), Tax compliance costs for SMEs: An update and a complement: final report, https://op.europa.eu/nl/publication-detail/-/publication/70a486a9-b61d-11ec-b6f4-01aa75ed71a1  
(2)    COM(2005) 702 final: Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Europees Economisch en Sociaal Comité — Op zoek naar oplossingen voor de obstakels op het gebied van de vennootschapsbelasting waarmee het mkb op de interne markt wordt geconfronteerd — Hoofdlijnen van een mogelijke proef met belastingheffing volgens de regels van de thuisstaat {SEC(2005)1785}.
(3)    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s, “Een kmo-strategie voor een duurzaam en digitaal Europa”, COM(2020) 103 final.
(4)    De richtlijn betalingsachterstand zal worden vervangen door een verordening, die kmo’s een Europese norm moet bieden voor maatschappelijk verantwoord ondernemen in de hele eengemaakte markt.
(5)    De richtlijn betalingsachterstand zal worden vervangen door een verordening die kmo’s een Europese norm moet bieden voor maatschappelijk verantwoord ondernemen in de hele eengemaakte markt.
(6)    Verordening (EU) 2018/1724 van het Europees Parlement en de Raad van 2 oktober 2018 tot oprichting van één digitale toegangspoort voor informatie, procedures en diensten voor ondersteuning en probleemoplossing en houdende wijziging van Verordening (EU) nr. 1024/2012 (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 1).
(7)    Europese Commissie (2022), Tax compliance costs for SMEs: An update and a complement: final report, https://op.europa.eu/nl/publication-detail/-/publication/70a486a9-b61d-11ec-b6f4-01aa75ed71a1  
(8)

   Richtlijn 2011/16/EU van de Raad van 15 februari 2011 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen en tot intrekking van Richtlijn 77/799/EEG.

(9)    PB C [...] van [...], blz. [...].
(10)    PB C [...] van [...], blz.  [...].
(11)        Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van de Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad.
(12)    Richtlijn 2011/16/EU van de Raad van 15 februari 2011 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen en tot intrekking van Richtlijn 77/799/EEG (PB L 64 van 11.3.2011, blz. 1).
(13)    Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
(14)    Verordening (EU) 2018/1724 van het Europees Parlement en de Raad van 2 oktober 2018 tot oprichting van één digitale toegangspoort voor informatie, procedures en diensten voor ondersteuning en probleemoplossing en houdende wijziging van Verordening (EU) nr. 1024/2012 (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 1).
(15)    PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.
(16)    Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van de Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad.
(17)

   Richtlijn (EU) 2017/1852 van de Raad van 10 oktober 2017 betreffende mechanismen ter beslechting van belastinggeschillen in de Europese Unie (PB L 265 van 14.10.2017, blz. 1).

(18)    Richtlijn 2011/16/EU van de Raad van 15 februari 2011 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen en tot intrekking van Richtlijn 77/799/EEG (PB L 64 van 11.3.2011, blz. 1).
(19)    Richtlijn 2011/16/EU van de Raad van 15 februari 2011 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen en tot intrekking van Richtlijn 77/799/EEG (PB L 64 van 11.3.2011, blz. 1).
(20)    Richtlijn … [OJ: Please insert the number, date, title and OJ reference of that Directive].
(21)

   Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).

(22)    In de zin van artikel 58, lid 2, punt a) of b), van het Financieel Reglement.
(23)    Nadere gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BudgWeb: https://myintracomm.ec.europa.eu/budgweb/NL/man/budgmanag/Pages/budgmanag.aspx  
(24)    Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) (PB L 136 van 31.5.1999, blz. 1).
(25)    Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2).
(26)    GK = gesplitste kredieten/NGK = niet-gesplitste kredieten.
(27)    EVA: Europese Vrijhandelsassociatie.
(28)    Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, aspirant-kandidaten van de Westelijke Balkan.
(29)    Het jaar N is het jaar waarin met de uitvoering van het voorstel/initiatief wordt begonnen. Vervang “N” door het verwachte eerste jaar van uitvoering (bijvoorbeeld: 2021). Hetzelfde voor de volgende jaren.
(30)    Volgens de officiële begrotingsnomenclatuur.
(31)    Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma’s en/of acties van de EU (vroegere “BA”-onderdelen), onderzoek onder contract, eigen onderzoek.
(32)    Outputs zijn de te verstrekken producten en diensten (bv.: aantal gefinancierde studentenuitwisselingen, aantal km aangelegde wegen enz.).
(33)    Zoals beschreven in punt 1.4.2. “Specifieke doelstelling(en)…”
(34)    Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma’s en/of acties van de EU (vroegere “BA”-onderdelen), onderzoek onder contract, eigen onderzoek.
(35)    AC = Agent Contractuel (arbeidscontractant); AL = Agent Local (plaatselijk functionaris); END= Expert National Détaché (gedetacheerd nationaal deskundige); INT = Intérimaire (uitzendkracht); JPD = Junior Professionals in Delegations (jonge deskundige in delegaties).
(36)    Subplafond voor extern personeel uit beleidskredieten (vroegere “BA”-onderdelen).
(37)    Het jaar N is het jaar waarin met de uitvoering van het voorstel/initiatief wordt begonnen. Vervang “N” door het verwachte eerste jaar van uitvoering (bijvoorbeeld: 2021). Hetzelfde voor de volgende jaren.
(38)    Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en suikerheffingen) moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 20 % aan inningskosten.
Top

Straatsburg, 12.9.2023

COM(2023) 528 final

BIJLAGEN

bij

Richtlijn van de Raad

tot vaststelling van een belastingstelsel voor micro-, kleine en middelgrote ondernemingen volgens de regels van de lidstaat van het hoofdkantoor

en tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU

{SEC(2023) 308 final} - {SWD(2023) 301 final} - {SWD(2023) 302 final} - {SWD(2023) 303 final}


BIJLAGE I:
Lijst van juridische entiteiten bedoeld in artikel 2, lid 1, punt a), die rechtstreeks onderworpen zijn aan een winstbelasting of aan enige andere belasting met soortgelijke kenmerken

a)De vennootschappen opgericht overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2157/2001 van de Raad van 8 oktober 2001 betreffende het statuut van de Europese vennootschap (SE), Richtlijn 2001/86/EG van de Raad van 8 oktober 2001 tot aanvulling van het statuut van de Europese vennootschap met betrekking tot de rol van de werknemers en de coöperatieve vennootschappen opgericht overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1435/2003 van de Raad van 22 juli 2003 betreffende het statuut voor een Europese Coöperatieve Vennootschap (SCE) en Richtlijn 2003/72/EG van de Raad van 22 juli 2003 tot aanvulling van het statuut van een Europese coöperatieve vennootschap met betrekking tot de rol van de werknemers.

b)De vennootschappen naar Belgisch recht, geheten “société anonyme”/“naamloze vennootschap”, “société en commandite par actions”/“commanditaire vennootschap op aandelen”, “société privée à responsabilité limitée”/“besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid”, “société coopérative à responsabilité limitée”/“coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid”, “société coopérative à responsabilité illimitée”/“coöperatieve vennootschap met onbeperkte aansprakelijkheid”, “société en nom collectif”/“vennootschap onder firma”, “société en commandite simple”/“gewone commanditaire vennootschap”, de overheidsbedrijven die een van vorengenoemde rechtsvormen hebben aangenomen, alsmede andere vennootschappen die zijn opgericht naar Belgisch recht en die onder de Belgische vennootschapsbelasting vallen.

c)De vennootschappen naar Bulgaars recht, geheten: “събирателно дружество”, “командитно дружество”, “дружество с ограничена отговорност”, “акционерно дружество”, “командитно дружество с акции”, “неперсонифицирано дружество”, “кооперации”, “кооперативни съюзи”, “държавни предприятия”, die zijn opgericht naar Bulgaars recht en commerciële activiteiten uitoefenen.

d)De vennootschappen naar Tsjechisch recht, geheten: “akciová společnost”, “společnost s ručením omezeným”.

e)De vennootschappen naar Deens recht, geheten “aktieselskab” en “anpartsselskab”. Alsmede de overige overeenkomstig de wet op de vennootschapsbelasting belastingplichtige ondernemingen, voor zover hun belastbare inkomsten worden berekend en belast volgens de algemene fiscaalrechtelijke regels van toepassing op “aktieselskaber”.

f)De vennootschappen naar Duits recht, geheten “Aktiengesellschaft”, “Kommanditgesellschaft auf Aktien”, “Gesellschaft mit beschränkter Haftung”, “Versicherungsverein auf Gegenseitigkeit”, “Erwerbs- und Wirtschaftsgenossenschaft”, “Betriebe gewerblicher Art von juristischen Personen des öffentlichen Rechts”, alsmede andere vennootschappen die zijn opgericht naar Duits recht en die onder de Duitse vennootschapsbelasting vallen.

g)De vennootschappen naar Ests recht, geheten: “täisühing”, “usaldusühing”, “osaühing”, “aktsiaselts”, “tulundusühistu”.

h)De vennootschappen die zijn opgericht naar of handelen onder Iers recht, de lichamen die zijn geregistreerd krachtens de Industrial and Provident Societies Act, de “building societies” die zijn opgericht onder de Building Societies Acts, en de “trustee savings banks” in de zin van de Trustee Savings Banks Act van 1989.

i)De vennootschappen naar Grieks recht, geheten “ανώνυμη εταιρεία”, “εταιρεία περιορισμένης ευθύνης (Ε.Π.Ε.)”, alsmede andere vennootschappen die zijn opgericht naar Grieks recht en die onder de Griekse vennootschapsbelasting vallen.

j)De vennootschappen naar Spaans recht, geheten: “sociedad anónima”, “sociedad comanditaria por acciones”, “sociedad de responsabilidad limitada”, publiekrechtelijke lichamen die privaatrechtelijk werkzaam zijn. Andere naar Spaans recht opgerichte entiteiten die onderworpen zijn aan de Spaanse vennootschapsbelasting (“impuesto sobre sociedades”).

k)De vennootschappen naar Frans recht, geheten “société anonyme”, “société en commandite par actions”, “société à responsabilité limitée”, “sociétés par actions simplifiées”, “sociétés d'assurances mutuelles”, “caisses d'épargne et de prévoyance”, “sociétés civiles” die automatisch aan de vennootschapsbelasting onderworpen zijn, “coopératives”, “unions de coopératives”, de overheidsinstellingen en -bedrijven met een industrieel of commercieel karakter, alsmede andere vennootschappen die zijn opgericht naar Frans recht en die onder de Franse vennootschapsbelasting vallen.

l)De vennootschappen naar Italiaans recht, geheten “società per azioni”, “società in accomandita per azioni”, “società a responsabilità limitata”, “società cooperative”, “società di mutua assicurazione”, alsook de particuliere en publieke lichamen met uitsluitend of hoofdzakelijk commerciële werkzaamheden.

m)De vennootschappen naar Cyprisch recht, geheten: “εταιρείες”, als omschreven in de wet op de inkomstenbelastingen.

n)De vennootschappen naar Lets recht, geheten: “akciju sabiedrība”, “sabiedrība ar ierobežotu atbildību”.

o)De naar Litouws recht opgerichte vennootschappen.

p)De vennootschappen naar Luxemburgs recht, geheten “société anonyme”, “société en commandite par actions”, “société à responsabilité limitée”, “société coopérative”, “société coopérative organisée comme une société anonyme”, “association d’assurances mutuelles”, “association d’épargne-pension”, “entreprise de nature commerciale, industrielle ou minière de l’Etat, des communes, des syndicats de communes, des établissements publics et des autres personnes morales de droit public”, alsmede andere vennootschappen die zijn opgericht naar Luxemburgs recht en die onder de Luxemburgse vennootschapsbelasting vallen.

q)De vennootschappen naar Hongaars recht, geheten: “közkereseti társaság”, “betéti társaság”, “közös vállalat”, “korlátolt felelősségű társaság”, “részvénytársaság”, “egyesülés”, “szövetkezet”.

r)De vennootschappen naar Maltees recht, geheten: “Kumpaniji ta’ Responsabilita’ Limitata”, “Soċjetajiet en commandite li l-kapital tagħhom maqsum f’azzjonijiet”.

s)De vennootschappen naar Nederlands recht, geheten “naamloze vennootschap”, “besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid”, “open commanditaire vennootschap”, “coöperatie”, “onderlinge waarborgmaatschappij”, “fonds voor gemene rekening”, “vereniging op coöperatieve grondslag”, en “vereniging welke op onderlinge grondslag als verzekeraar of kredietinstelling optreedt”, alsmede andere vennootschappen die zijn opgericht naar Nederlands recht en die onder de Nederlandse vennootschapsbelasting vallen.

t)De vennootschappen naar Oostenrijks recht, geheten “Aktiengesellschaft”, “Gesellschaft mit beschränkter Haftung”, “Versicherungsvereine auf Gegenseitigkeit”, “Erwerbs- und Wirtschaftsgenossenschaften”, “Betriebe gewerblicher Art von Körperschaften des öffentlichen Rechts”, “Sparkassen”, alsmede andere vennootschappen die zijn opgericht naar Oostenrijks recht en die onder de Oostenrijkse vennootschapsbelasting vallen.

u)De vennootschappen naar Pools recht, geheten: “spółka akcyjna”, “spółka z ograniczoną odpowiedzialnością”, “spółka komandytowo-akcyjna”.

v)De naar Portugees recht opgerichte handelsvennootschappen of burgerlijke vennootschappen met handelsvorm, coöperatieven en overheidsbedrijven.

w)De vennootschappen naar Roemeens recht, geheten: “societăți pe acțiuni”, “societăți în comandită pe acțiuni”, “societăți cu răspundere limitată”, “societăți în nume colectiv”, “societăți în comandită simplă”.

x)De vennootschappen naar Sloveens recht, geheten: “delniška družba”, “komanditna družba”, “družba z omejeno odgovornostjo”.

y)De vennootschappen naar Slowaaks recht, geheten: “akciová spoločnosť”, “spoločnosť s ručením obmedzeným”, “komanditná spoločnosť”.

z)De vennootschappen naar Fins recht geheten: “osakeyhtiö”/“aktiebolag”, “osuuskunta”/“andelslag”, “säästöpankki”/“sparbank” en “vakuutusyhtiö”/“försäkringsbolag”.

aa)De vennootschappen naar Zweeds recht, geheten “aktiebolag”, “försäkringsaktiebolag”, “ekonomiska föreningar”, “sparbanker”, “ömsesidiga försäkringsbolag”, “försäkringsföreningar”.

bb)De vennootschappen naar Kroatisch recht, geheten: “dioničko društvo”, “društvo s ograničenom odgovornošću”, alsmede andere ondernemingen die zijn opgericht naar Kroatisch recht en die onder de Kroatische winstbelasting vallen.

BIJLAGE II:
Lijst van juridische entiteiten bedoeld in artikel 2, lid 1, punt a), die onderworpen zijn aan een winstbelasting op het niveau van de eigenaren of aan enige andere belasting met soortgelijke kenmerken

a)België: de vennootschap onder firma/la société en nom collectif, de gewone commanditaire vennootschap/la société en commandite simple, de coöperatieve vennootschap met onbeperkte aansprakelijkheid/la société coopérative à responsabilité illimitée.

b)Bulgarije: събирателно дружество, командитно дружество.

c) Tsjechië: veřejná obchodní společnost, komanditní společnost.

d) Denemarken: interessentskaber, kommanditselskaber.

e)Duitsland: die offene Handelsgesellschaft, die Kommanditgesellschaft.

f)Estland: täisühing, usaldusühing.

g)Ierland: partnerships, limited partnerships, unlimited companies.

h) Griekenland: η ομόρρυθμος εταιρία, η ετερόρρυθμος εταιρία.

i)Spanje: sociedad colectiva, sociedad en comandita simple.

j)Frankrijk: la société en nom collectif, la société en commandite simple.

k)Kroatië: javno trgovačko društvo, komanditno društvo, gospodarsko interesno udruženje.

l)Italië: la società in nome collettivo, la società in accomandita semplice.

m) Cyprus: Ομόρρυθμες και ετερόρρυθμες εταιρείες (συνεταιρισμοί).

n)Letland: pilnsabiedrība, komandītsabiedrība.

o)Litouwen: tikrosios ūkinės bendrijos, komanditinės ūkinės bendrijos.

p)Luxemburg: la société en nom collectif, la société en commandite simple.

q)Hongarije: közkereseti társaság, betéti társaság, közös vállalat, egyesülés, egyéni cég.

r)Malta: soċjeta f’isem kollettiv jew soċjeta in akkomandita, bil-kapital li mhux maqsum f’azzjonijiet meta s-soċji kollha li għandhom responsabbilita’ llimitata huma soċjetajiet in akkomandita bil-kapital maqsum f’azzjonijiet — Partnership en nom collectif of commandite met kapitaal dat niet in aandelen verdeeld is, als alle partners met onbeperkte aansprakelijkheid partnerships en commandite zijn met het kapitaal dat in aandelen verdeeld is.

s) Nederland: de vennootschap onder firma, de commanditaire vennootschap.

t)Oostenrijk: die offene Gesellschaft, die Kommanditgesellschaft.

u)Polen: spółka jawna, spółka komandytowa.

v)Portugal: sociedade em nome colectivo, sociedade em comandita simples.

w)Roemenië: societate în nume colectiv, societate în comandită simplă.

x)Slovenië: družba z neomejeno odgovornostjo, komanditna družba.

y)Slowakije: verejná obchodná spoločnosť, komanditná spoločnosť.

z)Finland: avoin yhtiö/öppet bolag, kommandiittiyhtiö/kommanditbolag.

aa)Zweden: handelsbolag, kommanditbolag.

BIJLAGE III
Lijst van de rechtstreeks of op het niveau van de eigenaren geheven winstbelastingen of enige andere belasting met soortgelijke kenmerken als bedoeld in artikel 2, lid 1, punt c)

a)impôt des sociétés/vennootschapsbelasting in België,

b)корпоративен данък in Bulgarije,

c)daň z příjmů právnických osob in Tsjechië,

d)selskabsskat in Denemarken,

e)Körperschaftssteuer in Duitsland,

f)tulumaks in Estland,

g)corporation tax in Ierland,

h)φόρος εισοδήματος νομικών προσώπων κερδοσκοπικού χαρακτήρα in Griekenland,

i)impuesto sobre sociedades in Spanje,

j)impôt sur les sociétés in Frankrijk,

k)porez na dobit in Kroatië,

l)imposta sul reddito delle società in Italië,

m)φόρος εισοδήματος in Cyprus,

n)uzņēmumu ienākuma nodoklis in Letland,

o)pelno mokestis in Litouwen,

p)impôt sur le revenu des collectivités in Luxemburg,

q)társasági adó, osztalékadó in Hongarije,

r)taxxa fuq l-income in Malta,

s)vennootschapsbelasting in Nederland,

t)Körperschaftssteuer in Oostenrijk,

u)podatek dochodowy od osób prawnych in Polen,

v)imposto sobre o rendimento das pessoas colectivas in Portugal,

w)impozit pe profit in Roemenië,

x)davek od dobička pravnih oseb in Slovenië,

y)daň z príjmov právnických osôb in Slowakije,

z)yhteisöjen tulovero/inkomstskatten för samfund in Finland,

aa)statlig inkomstskatt in Zweden.

BIJLAGE IV:
Met betrekking tot de in artikel 2, lid 1, punt a), bedoelde juridische entiteiten:

winstbelasting op het niveau van de eigenaren:

Inkomstenbelasting op het niveau van de eigenaren van de in bijlage II genoemde entiteiten, of enige andere belasting met soortgelijke kenmerken die op bedrijfsinkomsten ziet.

Top