EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52023PC0328

Voorstel voor een BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot machtiging van de Franse Republiek om te onderhandelen over een internationale overeenkomst inzake de veiligheids- en interoperabiliteitseisen op de vaste kanaalverbinding en deze te ondertekenen en te sluiten

COM/2023/328 final

Brussel, 20.6.2023

COM(2023) 328 final

2023/0192(COD)

Voorstel voor een

BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot machtiging van de Franse Republiek om te onderhandelen over een internationale overeenkomst inzake de veiligheids- en interoperabiliteitseisen op de vaste kanaalverbinding en deze te ondertekenen en te sluiten


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

De vaste kanaalverbinding is een unieke spoorverbinding met één complexe technische structuur die deels op het grondgebied van de Franse Republiek en deels in een derde land, namelijk het Verenigd Koninkrijk, is gelegen.

Dit vereist coherente eisen op het gebied van spoorwegveiligheid en interoperabiliteit op de volledige vaste kanaalverbinding, alsook samenwerking tussen de Franse en Britse nationale veiligheidsinstanties.

Om de veilige en efficiënte exploitatie van de vaste kanaalverbinding te waarborgen, heeft de Franse Republiek op 23 maart 2023 verzocht te worden gemachtigd om met het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (“Verenigd Koninkrijk”) te onderhandelen over een internationale overeenkomst inzake de veiligheids- en interoperabiliteitsvereisten op de vaste kanaalverbinding en deze overeenkomst te sluiten.

Deze overeenkomst zou ook de technische pijler van het vierde spoorwegpakket (Richtlijnen (EU) 2016/797 en (EU) 2016/798 van het Europees Parlement en de Raad 1 ) gedeeltelijk omzetten voor het deel van de vaste kanaalverbinding dat onder de jurisdictie van de Franse Republiek valt.

Het is derhalve passend de Franse Republiek te machtigen om met het Verenigd Koninkrijk te onderhandelen over een internationale overeenkomst inzake de veiligheids- en interoperabiliteitseisen op de vaste kanaalverbinding en deze te ondertekenen en te sluiten.

De overeenkomst moet ervoor zorgen dat het deel van de vaste kanaalverbinding dat onder de jurisdictie van de Franse Republiek valt, wordt geregeld door het Unierecht, waarbij het Hof van Justitie exclusief bevoegd is om dit recht te interpreteren. Niets in deze overeenkomst doet dus afbreuk aan het beginsel van voorrang van het Unierecht. In voorkomend geval moet ook het beginsel van rechtstreekse werking in acht worden genomen. De onafhankelijkheid van het Spoorwegbureau van de Europese Unie en van de Franse nationale veiligheidsinstantie moet worden gewaarborgd.

De overeenkomst moet ook een specifiek mechanisme bevatten om de overeenkomst te kunnen wijzigen in geval van toekomstige wijzigingen van het Unierecht, met name de Richtlijnen (EU) 2016/797 en (EU) 2016/798. Ze moet de Commissie ook de bevoegdheid geven om de Franse Republiek te machtigen de overeenkomst te wijzigen teneinde deze aan te passen aan eventuele wijzigingen van deze richtlijnen. Wat betreft het deel van de vaste kanaalverbinding dat onder de jurisdictie van het Verenigd Koninkrijk valt, moet de overeenkomst zorgen voor samenhang van de veiligheids- en interoperabiliteitsvereisten en aldus bijdragen tot veiligheid en interoperabiliteit op de vaste kanaalverbinding.

De Franse Republiek had de Unie reeds in 2020 verzocht om machtiging om met het Verenigd Koninkrijk te onderhandelen over een overeenkomst die de uniforme en dynamische toepassing van het Unierecht, en met name Verordening (EU) 2016/796 en Richtlijnen (EU) 2016/797 en (EU) 2016/798, zou hebben gewaarborgd op de volledige vaste kanaalverbinding (met inbegrip van het deel dat onder de jurisdictie van het Verenigd Koninkrijk valt), onder toezicht van een binationale autoriteit, namelijk de Intergouvernementele Commissie, bijgestaan door de veiligheidsinstantie die is opgericht bij het Verdrag van Canterbury. De Franse Republiek is daartoe gemachtigd bij Besluit (EU) 2020/1531 2 . De onderhandelingen onder de in dat besluit vastgestelde voorwaarden hebben tot dusver niet geleid tot een voor beide partijen aanvaardbare overeenkomst. Daarom wordt een alternatieve bevoegdheidsdelegatie voorgesteld. Aangezien een op basis van Besluit (EU) 2020/1531 gesloten overeenkomst een meer uniforme en dus efficiëntere manier zou zijn om de veiligheid en interoperabiliteit van de volledige vaste kanaalverbinding te waarborgen, mag deze optie niet worden uitgesloten; het voorgestelde besluit moet derhalve Besluit (EU) 2020/1531 onverlet laten.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

De bovengenoemde doelstellingen zijn om de hierboven uiteengezette redenen volledig in overeenstemming met het bestaande beleid op het gebied van spoorwegveiligheid en -interoperabiliteit en met Besluit (EU) 2020/1531.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Een internationale overeenkomst inzake de veiligheids- en interoperabiliteitsvereisten op de vaste kanaalverbinding zal niet leiden tot inconsistenties met enig ander beleid van de Unie.

2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De rechtsgrondslag van dit voorstel is artikel 2, lid 1, en artikel 91, VWEU.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Het voorstel betreft een gebied dat onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie valt.

Evenredigheid

Het doel van het voorstel is overeenkomstig artikel 2, lid 1, VWEU machtiging te verlenen voor onderhandelingen over een internationale overeenkomst inzake de veiligheids- en interoperabiliteitsvereisten op de vaste kanaalverbinding, die een uniforme toepassing van de eisen inzake spoorwegveiligheid en -interoperabiliteit op de vaste kanaalverbinding waarborgt.

Bijgevolg gaat het voorgestelde besluit van het Europees Parlement en de Raad niet verder dan nodig is om dit doel te bereiken.

Keuze van het instrument

Het doel is te zorgen voor coherente veiligheids- en interoperabiliteitsvereisten op de volledige vaste kanaalverbinding, met inbegrip van het deel dat onder de jurisdictie van het Verenigd Koninkrijk valt.

Het is dan ook passend de elementen die betrekking hebben op spoorwegveiligheid en -interoperabiliteit op te nemen in een overeenkomst tussen Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk; Frankrijk moet derhalve worden gemachtigd een dergelijke overeenkomst te sluiten.

Het voorgestelde besluit van het Europees Parlement en de Raad dat tot de Franse Republiek is gericht en waarbij dat land krachtens artikel 2, lid 1, en artikel 91 VWEU wordt gemachtigd om met het Verenigd Koninkrijk over een dergelijke overeenkomst te onderhandelen en deze te sluiten, is derhalve een adequaat instrument.

3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

Niet van toepassing.

Raadpleging van belanghebbenden

Er is geen formele raadpleging gehouden. Dit voorstel is gebaseerd op een verzoek van de Franse Republiek en de voorgestelde machtiging wordt uitsluitend verleend aan die lidstaat.

Effectbeoordeling

Het voorstel is gebaseerd op een verzoek van de Franse Republiek en de voorgestelde machtiging wordt uitsluitend verleend aan die lidstaat. Het betreft ook een zeer specifiek onderwerp, met een beperkt toepassingsgebied, namelijk de samenhang van veiligheids- en interoperabiliteitseisen op de volledige vaste kanaalverbinding.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Het voorstel houdt geen verband met Refit.

Grondrechten

Het voorstel heeft geen gevolgen voor de bescherming van de grondrechten.

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Dit voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Unie.

2023/0192 (COD)

Voorstel voor een

BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot machtiging van de Franse Republiek om te onderhandelen over een internationale overeenkomst inzake de veiligheids- en interoperabiliteitseisen op de vaste kanaalverbinding en deze te ondertekenen en te sluiten

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 2, lid 1, en artikel 91,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité 3 ,

Gezien het advies van het Comité van de Regio's 4 ,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)Bij het Verdrag tussen de Franse Republiek en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland betreffende de bouw en de exploitatie door privé-concessionarissen van een vaste kanaalverbinding, ondertekend te Canterbury op 12 februari 1986 (“het Verdrag van Canterbury”), is een Intergouvernementele Commissie ingesteld om toe te zien op alle kwesties met betrekking tot de bouw en de exploitatie van de vaste kanaalverbinding.

(2)Sinds het einde van de overgangsperiode waarin voorzien is bij het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie 5 , zijn de infrastructuurbeheerder van de vaste kanaalverbinding en de spoorwegondernemingen die op de vaste kanaalverbinding actief zijn, onderworpen aan twee afzonderlijke rechtskaders op het gebied van spoorwegveiligheid en -interoperabiliteit.

(3)Bij brief van 16 juli 2020 heeft de Franse Republiek de Unie verzocht te worden gemachtigd om met het Verenigd Koninkrijk te onderhandelen over een internationale overeenkomst inzake de veiligheids- en interoperabiliteitsvereisten op de vaste kanaalverbinding en deze overeenkomst te sluiten. Overeenkomstig dat verzoek heeft Besluit (EU) 2020/1531 van het Europees Parlement en de Raad 6 de Franse Republiek gemachtigd te onderhandelen over een overeenkomst om de uniforme en dynamische toepassing van het Unierecht te waarborgen, met name Verordening (EU) 2016/796 van het Europees Parlement en de Raad 7 en Richtlijnen (EU) 2016/797 en (EU) 2016/798 van het Europees Parlement en de Raad 8 , op de volledige vaste kanaalverbinding. Bij Besluit (EU) 2020/1531 zijn ook de voorwaarden vastgesteld waaronder de Intergouvernementele Commissie de rol kan blijven vervullen van nationale veiligheidsinstantie die verantwoordelijk is voor het deel van de vaste kanaalverbinding dat onder de jurisdictie van de Franse Republiek valt.

(4)Aangezien de onderhandelingen onder de in dat besluit vastgestelde voorwaarden tot dusver niet tot een voor beide partijen aanvaardbare overeenkomst hebben geleid, heeft de Franse Republiek bij brief van 23 maart 2023 haar voornemen kenbaar gemaakt om over een andere overeenkomst te onderhandelen en deze te sluiten.

(5)Een internationale overeenkomst met een derde land inzake spoorwegveiligheid en -interoperabiliteit in grensoverschrijdende situaties kan gevolgen hebben voor een gebied dat grotendeels wordt bestreken door het Unierecht, met name Richtlijnen (EU) 2016/798 9 en (EU) 2016/797 en Verordening (EU) 2016/796 van het Europees Parlement en de Raad. Een dergelijke overeenkomst valt derhalve onder de exclusieve externe bevoegdheid van de Unie. De lidstaten mogen alleen over een dergelijke overeenkomst onderhandelen en ze sluiten als zij daartoe overeenkomstig artikel 2, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) door de Unie zijn gemachtigd. Aangezien de overeenkomst betrekking heeft op gebieden die onder het bestaande Unierecht op het gebied van vervoer vallen, is het noodzakelijk dat de wetgever van de Unie die bevoegdheid verleent overeenkomstig de in artikel 91 VWEU bedoelde wetgevingsprocedure.

(6)Gezien het unieke karakter van de vaste kanaalverbinding als spoorverbinding met één complexe technische structuur die gedeeltelijk op het grondgebied van de Franse Republiek en gedeeltelijk in een derde land is gelegen, is het passend de Franse Republiek te machtigen om met het Verenigd Koninkrijk te onderhandelen over een internationale overeenkomst, deze te ondertekenen en te sluiten, teneinde de toepassing van coherente regels inzake veiligheid en interoperabiliteit op de vaste kanaalverbinding te waarborgen en de samenwerking te waarborgen tussen de Franse nationale veiligheidsinstantie, namelijk het Etablissement Public de Sécurité Ferroviaire (“EPSF”) en de nationale veiligheidsinstantie van het Verenigd Koninkrijk, namelijk het Office of Rail and Road (“ORR”).

(7)Het deel van de vaste kanaalverbinding dat onder de jurisdictie van de Franse Republiek valt, moet onderworpen blijven aan het Unierecht. De beginselen van voorrang en, in voorkomend geval, rechtstreekse werking van het Unierecht en de respectieve bevoegdheden van de instellingen en organen van de Unie moeten worden gewaarborgd.

(8)Geschillen tussen de Franse Republiek en het Verenigd Koninkrijk over de toepassing van de overeenkomst mogen niet worden voorgelegd aan het scheidsgerecht dat is ingesteld bij artikel 19 van het Verdrag van Canterbury of aan enige andere vorm van juridisch bindende geschillenbeslechting.

(9)Overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EU) 2016/796 moet het Spoorwegbureau van de Europese Unie als enige verantwoordelijk blijven voor de taken en bevoegdheden die eraan worden opgedragen, en moet het EPSF overeenkomstig artikel 16 van Richtlijn (EU) 2016/798 onafhankelijk blijven in zijn besluitvorming. Bijgevolg moet de rol van de Intergouvernementele Commissie en de krachtens het Verdrag van Canterbury opgerichte veiligheidsinstantie met betrekking tot de aangelegenheden die in de voorgestelde overeenkomst aan bod komen, beperkt blijven tot het coördineren van de activiteiten van het EPSF en het ORR. De regelgevingshandelingen van de Intergouvernementele Commissie en de veiligheidsinstantie of de gevolgen daarvan mogen geen afbreuk doen aan de besluitvormingsautonomie van het EPSF, in overeenstemming met het Unierecht.

(10)Om ervoor te zorgen dat het Unierecht te allen tijde correct wordt toegepast op het deel van de vaste kanaalverbinding dat onder de jurisdictie van de Franse Republiek valt, en om ervoor te zorgen dat de Commissie, onder toezicht van het Hof van Justitie, toezicht kan houden op de toepassing ervan, ook in spoedeisende omstandigheden, moet de Franse Republiek het recht behouden om de overeenkomst eenzijdig op te schorten of te beëindigen.

(11)Om rekening te houden met mogelijke toekomstige wijzigingen van het Unierecht, met name van de Richtlijnen (EU) 2016/797 en (EU) 2016/798, moet de overeenkomst ook voorzien in regels voor de wijziging ervan. De Commissie moet de bevoegdheid krijgen om de Franse Republiek te machtigen de overeenkomst te wijzigen overeenkomstig de daarin vastgestelde wijzigingsprocedure, teneinde deze aan te passen aan wijzigingen in het Unierecht.

(12)Met het oog op mogelijke toekomstige ontwikkelingen mag deze bevoegdheid geen afbreuk doen aan de door de Unie bij Besluit (EU) 2020/1531 verleende machtiging,

HEBBEN HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De Franse Republiek wordt gemachtigd te onderhandelen over een internationale overeenkomst met het Verenigd Koninkrijk inzake de veiligheids- en interoperabiliteitsvereisten op de vaste kanaalverbinding en de samenwerking tussen het EPSF en het ORR (“de overeenkomst”), en deze te ondertekenen en te sluiten.

De machtiging is onderworpen aan de voorwaarden van de artikelen 2 en 3 van dit besluit.

Artikel 2

1.Met betrekking tot het deel van de vaste kanaalverbinding dat onder de jurisdictie van de Franse Republiek valt, voldoet de overeenkomst aan de volgende voorwaarden:

(a)De overeenkomst is in alle opzichten verenigbaar zijn met het Unierecht. De beginselen van voorrang en, in voorkomend geval, rechtstreekse werking van het Unierecht worden gewaarborgd.

(b)Geschillen tussen de Franse Republiek en het Verenigd Koninkrijk over de toepassing van de overeenkomst worden niet voorgelegd aan het scheidsgerecht dat is ingesteld bij artikel 19 van het Verdrag van Canterbury of aan enige andere vorm van juridisch bindende geschillenbeslechting.

(c)De Franse Republiek behoudt het recht om de overeenkomst eenzijdig op te schorten of stop te zetten, teneinde de volledige, correcte en onverwijlde toepassing van het Unierecht te waarborgen op dat deel van de vaste kanaalverbinding dat onder zijn jurisdictie valt. 

(d)De overeenkomst voorziet in een mechanisme voor de wijziging ervan, teneinde ze aan te passen aan wijzigingen in het Unierecht.

(e)De onafhankelijkheid en de respectieve bevoegdheden die krachtens het Unierecht aan het Spoorwegbureau van de Europese Unie en het EPSF, als nationale veiligheidsinstantie in de zin van Richtlijn (EU) 2016/798, zijn toegekend, worden gewaarborgd. Met name,

worden handelingen van het ORR alleen erkend voor de toepassing van de overeenkomst in aangelegenheden waarvoor een eerdere overeenkomst is gesloten overeenkomstig artikel 14, lid 5, van Richtlijn 2012/34/EU 10 ;

wordt de gelijkwaardigheid van de handelingen van het ORR alleen erkend indien het Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer (COTIF) daarin voorziet;

hebben de taken en bevoegdheden van de Intergouvernementele Commissie en de bij het Verdrag van Canterbury opgerichte veiligheidsinstantie geen gevolgen voor de besluitvormingsautonomie van het EPSF, overeenkomstig het Unierecht, met betrekking tot de aangelegenheden die onder het toepassingsgebied van de overeenkomst vallen.

Artikel 3

De Franse Republiek houdt de Commissie regelmatig op de hoogte van de onderhandelingen met het Verenigd Koninkrijk over de overeenkomst, en nodigt de Commissie, waar passend, uit om deel te nemen als waarnemer.

Na afloop van de onderhandelingen legt de Franse Republiek de overeengekomen ontwerptekst voor aan de Commissie. De Commissie stelt de Raad en het Europees Parlement daarvan in kennis.

Binnen een maand na de kennisgeving van de ontwerpovereenkomst stelt de Commissie een besluit vast over de vraag of aan de vereisten van artikel 2 is voldaan. Als de Commissie besluit dat aan deze voorwaarden is voldaan, kan de Franse Republiek de desbetreffende overeenkomst ondertekenen en sluiten.

De Franse Republiek verstrekt een afschrift van de ondertekende overeenkomst aan de Commissie binnen een maand na de ondertekening ervan, of, indien de overeenkomst voorlopig moet worden toegepast, binnen een maand na de start van de voorlopige toepassing ervan.

Artikel 4

Tijdens de gehele duur van de overeenkomst waarborgt de Franse Republiek de volledige, correcte en onverwijlde toepassing van het Unierecht op het deel van de vaste kanaalverbinding dat onder zijn jurisdictie valt. De Franse Republiek neemt in dit verband passende maatregelen, waaronder, indien nodig, de opschorting of opzegging van de overeenkomst.

Artikel 5

1.Onder voorbehoud van de leden 2 en 3 van dit artikel is de Franse Republiek bevoegd de overeenkomst, overeenkomstig de daarin vast te stellen procedure, te wijzigen teneinde deze aan te passen aan toekomstige wijzigingen in het Unierecht, en met name aan wijzigingen van Verordening (EU) 2016/796 en de Richtlijnen (EU) 2016/797 en (EU) 2016/798, op voorwaarde dat wijzigingen van die overeenkomst noodzakelijk zijn om de volledige, correcte en onverwijlde toepassing van het Unierecht in het deel van de vaste kanaalverbinding dat onder haar bevoegdheid valt, te waarborgen.

2.De Franse Republiek houdt de Commissie regelmatig op de hoogte van alle onderhandelingen met het Verenigd Koninkrijk over wijzigingen van de overeenkomst, en nodigt de Commissie, waar passend, uit om deel te nemen als waarnemer. De Franse Republiek legt de voorgenomen wijzigingen samen met een toelichting voor aan de Commissie. De Commissie stelt de Raad en het Europees Parlement daarvan in kennis. De Franse Republiek verstrekt alle door de Commissie gevraagde aanvullende informatie over de voorgenomen wijzigingen.

3.Binnen een maand na de kennisgeving van de voorgenomen wijziging en de begeleidende toelichting stelt de Commissie een besluit vast over de vraag of aan de in lid 1 en artikel 2 uiteengezette eisen is voldaan. Als de Commissie besluit dat aan deze eisen is voldaan, kan de Franse Republiek de overeenkomst wijzigen. Aan de Commissie wordt een afschrift van de gewijzigde overeenkomst verstrekt binnen een maand na de inwerkingtreding van de wijziging of, indien de wijziging voorlopig moet worden toegepast, binnen een maand na de start van de voorlopige toepassing ervan.

Artikel 6

Dit besluit laat Besluit (EU) 2020/1531 onverlet.

Artikel 7

Dit besluit is gericht tot de Franse Republiek.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement    Voor de Raad

De voorzitter    De voorzitter

(1)    Richtlijn (EU) 2016/797 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Europese Unie, PB L 138 van 26.5.2016, blz. 44.Richtlijn (EU) 2016/798 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 inzake spoorwegveiligheid, PB L 138 van 26.5.2016, blz. 102.
(2)    Besluit (EU) 2020/1531 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2020 waarbij Frankrijk wordt gemachtigd te onderhandelen over een internationale overeenkomst ter aanvulling op het Verdrag tussen Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland betreffende de bouw en de exploitatie door privéconcessionarissen van een vaste Kanaalverbinding, en die overeenkomst te sluiten en te ondertekenen, PB L 352 van 22.10.2020, blz. 4.
(3)    PB C van , blz. .
(4)    PB C van , blz. .
(5)    PB L 29 van 31.1.2020, blz. 7.
(6)    Besluit (EU) 2020/1531 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2020 waarbij Frankrijk wordt gemachtigd te onderhandelen over een internationale overeenkomst ter aanvulling op het Verdrag tussen Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland betreffende de bouw en de exploitatie door privéconcessionarissen van een vaste Kanaalverbinding, en die overeenkomst te sluiten en te ondertekenen, PB L 352 van 22.10.2020, blz. 4.
(7)    Verordening (EU) 2016/796 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende het Spoorwegbureau van de Europese Unie en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 881/2004 (PB L 138 van 26.5.2016, blz. 1).
(8)    Richtlijn (EU) 2016/797 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Europese Unie (PB L 138 van 26.5.2016, blz. 44).Richtlijn (EU) 2016/798 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 inzake veiligheid op het spoor (PB L 138 van 26.5.2016, blz. 102).
(9)    Richtlijn (EU) 2016/798 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 inzake veiligheid op het spoor (herschikking), PB L 138 van 26.5.2016, blz. 102.
(10)    Richtlijn 2012/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 tot instelling van één Europese spoorwegruimte (herschikking), PB L 343 van 14.12.2012, blz. 32.
Top