Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52023PC0237

    Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD ter ondersteuning van de productie van munitie

    COM/2023/237 final

    Brussel, 3.5.2023

    COM(2023) 237 final

    2023/0140(COD)

    Voorstel voor een

    VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    ter ondersteuning van de productie van munitie


    TOELICHTING

    1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

    Motivering en doel van het voorstel

    Met de militaire agressie van Rusland tegen Oekraïne zijn territoriale conflicten en intensieve oorlogvoering op dramatische wijze teruggekeerd op Europees grondgebied. De laatste decennia waren de strijdkrachten van de lidstaten van de Europese Unie gericht op het uitvoeren van expeditiemissies, vredesmissies en/of vredeshandhavingsmissies, en is de planning en aanschaf van defensiesystemen afgestemd op deze operationele realiteit.

    De productiecapaciteit van de Europese industriële en technologische defensiebasis (EDTIB) is er daarom vooral op gericht te voldoen aan de beperkte behoeften van de lidstaten, voornamelijk langs nationale scheidslijnen, vanwege decennia van ontoereikende overheidsinvesteringen.

    Defensiebedrijven zagen zich in die situatie vaak geconfronteerd met de noodzaak om de productieniveaus te verlagen om de productielijnen in stand te houden en gekwalificeerd personeel te behouden, en hebben weinig defensiesystemen voor nationale klanten geproduceerd.

    Nu er weer een hevig conflict woedt, is de marktsituatie op zijn kop gezet. Zoals aangegeven in de gezamenlijke mededeling over de analyse van de lacunes op het gebied van defensie-investeringen en de te volgen koers (JOIN(2022) 24 final), hebben onderinvesteringen in de Unie geleid tot lacunes in de defensievermogens en ‑industrie. In juli 2022 heeft de Commissie het instrument voor de versterking van de Europese defensie-industrie door middel van gemeenschappelijke aanbestedingen (Edirpa) voorgesteld, dat tot doel heeft de samenwerking tussen de lidstaten in de aanbestedingsfase te ondersteunen om op een coöperatieve manier de meest dringende en kritieke lacunes op te vullen, met name de lacunes die zijn ontstaan als gevolg van de reactie op de huidige Russische agressie. Edirpa zal bijdragen tot de versterking van gemeenschappelijke aanbestedingen op defensiegebied en, via de bijbehorende EU-financiering, tot de versterking van de industriële defensievermogens van de Unie en de aanpassing van de defensie-industrie van de Unie aan structurele marktveranderingen als gevolg van de terugkeer van intensieve oorlogvoering.

    Er zijn verschillende vermogenslacunes, maar gezien de situatie in Oekraïne is er specifiek dringend behoefte aan grond-grondmunitie en artilleriemunitie, en aan raketten. Deze behoefte is ook erkend door de Raad, die op 20 maart 2023 overeenstemming heeft bereikt over een drieledige aanpak. De Raad kwam overeen om met spoed grond-grondmunitie en artilleriemunitie en desgevraagd raketten aan Oekraïne te leveren, en riep de lidstaten op gezamenlijk munitie en desgevraagd raketten aan te schaffen, teneinde hun voorraden aan te vullen en tegelijkertijd de steun aan Oekraïne voort te zetten. Aangezien gezamenlijke inspanningen om de lidstaten in staat te stellen hun uitgeputte voorraden aan te vullen en Oekraïne te ondersteunen alleen doeltreffend kunnen zijn als de EU op tijd aan de vraag naar de benodigde defensieproducten kan voldoen, heeft de Raad de Commissie opgedragen concrete voorstellen in te dienen om dringend het opvoeren van de productiecapaciteit van de Europese defensie-industrie te ondersteunen, toeleveringsketens veilig te stellen, efficiënte aankoopprocedures te faciliteren, tekortkomingen in productiecapaciteiten aan te pakken en investeringen te bevorderen, onder meer door, waar passend, een beroep te doen op de Uniebegroting.

    De taskforce voor gezamenlijke aanbestedingen op defensiegebied is begonnen met het in kaart brengen van de productiecapaciteit van de EU-industrie, onder meer voor grond-grondmunitie, artilleriemunitie en raketten (“relevante defensieproducten”). De productiecapaciteit van de defensie-industrie van de Unie is echter afgestemd op tijden van vrede, terwijl Europese defensiebedrijven momenteel te maken hebben met een sterke toename van de vraag naar relevante defensieproducten, waardoor zij meer en sneller moeten produceren. Deze discrepantie tussen de dringende behoefte van de strijdkrachten en de momenteel beperkte productiecapaciteit leidt tot prijsinflatie, problemen bij de levering aan klanten en risico’s waardoor de leveringszekerheid van de strijdkrachten van de lidstaten in gevaar komt. Dit kan dus de veiligheid van EU-burgers schaden. Deze problemen beperken zich niet tot de belangrijkste contractanten, maar doen zich voor in de hele toeleveringsketen, die, voor relevante defensieproducten, wijdverspreid is over de hele Unie en uit verschillende kmo’s en midcap-ondernemingen bestaat.

    Hoewel de lidstaten vaste orders bij de EDTIB moeten plaatsen, is opschaling van de defensie-industrie een proces dat tijd en inspanningen op verschillende gebieden (personeel, gereedschapswerktuigen, beheer van de toeleveringsketen, veiligstellen van grondstoffen) vergt. Hoewel vaste orders van de lidstaten een voorwaarde zijn voor investeringen door de industrie, kan de Commissie ingrijpen door het risico van industriële investeringen te beperken door middel van subsidies en leningen die een snellere aanpassing aan de huidige structurele veranderingen van de markt mogelijk maken en bestaande knelpunten wegnemen, waardoor de industrie in de hele waardeketen meer en sneller kan produceren.

    Naast maatregelen ter de versterking van de industrie, moeten maatregelen worden getroffen om de juiste werking van de interne markt op het gebied van relevante defensieproducten te waarborgen, in overeenstemming met de bepalingen van artikel 114 van het VWEU. Het huidige gebrek aan productiecapaciteit, grondstoffen en gekwalificeerd personeel vormt een belemmering voor vaste orders door autoriteiten van de lidstaten. Om ervoor te zorgen dat de productie wordt opgeschaald en versneld, kan het nodig zijn dat de Commissie, in overleg met de betrokken lidstaten, gebruikmaakt van de mogelijkheid juridische entiteiten te verzoeken orders voor de productie of levering van de relevante defensieproducten te aanvaarden en voorrang te geven. Dit zal ervoor zorgen dat de beperkte bestaande productiecapaciteit wordt gebruikt voor de door de Raad vastgestelde beleidsdoelen. Evenzo kan door vereenvoudiging van de regelgeving tijdelijk worden afgeweken van bestaande verordeningen en richtlijnen om de productie te versnellen. Deze wetgeving voorziet met name in een afwijking van Richtlijn 2009/81/EG van het Europees Parlement en de Raad 1 , om het, gezien de uiterst urgente situatie, mogelijk te maken nationale raamovereenkomsten open te stellen voor andere lidstaten zonder een nieuwe aanbesteding uit te schrijven indien de door die richtlijn geboden flexibiliteit ontoereikend is om de veiligheidsbelangen van de lidstaten die bereid zijn tot gemeenschappelijke aanbestedingen te waarborgen. Deze afwijking wordt aangevuld met de mogelijkheid voor marktdeelnemers die voldoen aan de oorspronkelijke vereisten van de raamovereenkomsten om zich bij die overeenkomst aan te sluiten. De raamovereenkomst blijft onderworpen aan de beginselen van transparantie en non-discriminatie.

    Om de overdracht van munitie en raketten binnen de EU te versnellen, wordt het die marktdeelnemers ook toegestaan om af te wijken van artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2009/43/EG, zodat zij geen voorafgaande toestemming meer hoeven te verkrijgen.

    Om concurrerend, innovatief en veerkrachtig te zijn en haar productiecapaciteit te kunnen opschalen, moet de EDTIB toegang hebben tot zowel publieke als particuliere financiering. Gezien de grote financiële behoeften om de productiecapaciteit op te schalen, kunnen defensiebedrijven naast subsidies ook schuldoplossingen nodig hebben om de kloof tussen de orders van ministeries van Defensie en hun kasstroombehoeften te dichten. Restrictief beleid met betrekking tot kredietverlening aan de defensie-industrie belemmert echter de toegang tot financiering voor defensiebedrijven in de EU.

    Ondernemingen in de waardeketen van relevante defensieproducten moeten toegang tot schuldfinanciering hebben om de investeringen te versnellen die nodig zijn om de productiecapaciteit te vergroten. Met dit instrument wordt beoogd de toegang tot financiering van ondernemingen op het gebied van munitie en raketten in de Unie te vergemakkelijken. Met name moet er met de verordening voor worden gezorgd dat voor die juridische entiteiten dezelfde voorwaarden gelden als voor andere juridische entiteiten, waarbij alle extra kosten die specifiek voor defensie worden gemaakt, worden gedekt. Deze wetgeving bevat maatregelen om de toegang tot financiering te vergemakkelijken, zowel met een specifieke subsidiabele actie als in het kader van een faciliteit, het “opschalingsfonds”, waarin oplossingen worden voorgesteld om de voor vergroting van de productiecapaciteit benodigde investeringen te mobiliseren, minder risicovol te maken en te versnellen. Het opschalingsfonds wordt uitgevoerd in direct of indirect beheer overeenkomstig het Financieel Reglement. De Commissie zal de mogelijkheid onderzoeken om, onder andere in het kader van het bij Verordening (EU) 2021/523 van het Europees Parlement en de Raad vastgestelde InvestEU-fonds en in nauwe samenwerking met haar uitvoerende partners, een blendingfaciliteit op te zetten. Administratieve aanvragen in verband met de planning, bouw en exploitatie van productiefaciliteiten, de overdracht van productiemiddelen binnen de EU en de kwalificatie en certificering van eindproducten moeten zo snel als wettelijk mogelijk worden behandeld.

    Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

    Op 20 maart 2023 heeft de Raad van de Europese Unie overeenstemming bereikt over een drieledige aanpak om “in een gezamenlijke inspanning in de komende twaalf maanden, de levering en gezamenlijke aankoop van een miljoen stuks artilleriemunitie voor Oekraïne te versnellen”. Ook riep de Raad de lidstaten op om “op de snelst mogelijke wijze vóór 30 september 2023 gezamenlijk 155 mm-munitie en, indien daarom wordt verzocht, raketten voor Oekraïne aan te kopen bij de Europese defensie-industrie (en Noorwegen), binnen de parameters die zijn vastgesteld in het kader van een bestaand EDA-project of via aanvullende gezamenlijke aankoopprojecten onder leiding van een lidstaat”. Ten slotte verzocht de Raad de Commissie “concrete voorstellen in te dienen om het opvoeren van de productiecapaciteit van de Europese defensie-industrie onverwijld te ondersteunen, toeleveringsketens veilig te stellen, efficiënte aankoopprocedures te faciliteren, tekortkomingen in productiecapaciteiten aan te pakken en investeringen te bevorderen, onder meer door, in voorkomend geval, een beroep te doen op de Uniebegroting”.

    De Raad stelde ook dat “regelmatig vergaderingen op het niveau van de nationale directeuren Bewapening [zullen] worden georganiseerd met de taskforce voor gezamenlijke aanbestedingen op defensiegebied (Commissie, EDEO, EDA), om de behoeften en de industriële capaciteiten te beoordelen en de nodige nauwe coördinatie te waarborgen, met name wat betreft de levering uit voorraden, de herprioritering van bestaande orders en de verschillende gezamenlijke aankoopprojecten, teneinde te zorgen voor een adequate uitvoering van de drie verschillende trajecten”.

    Op 23 maart 2023 bevestigde de Europese Raad dat “de Europese Unie [...] resoluut en volledig achter Oekraïne [staat] en [...] het land en zijn bevolking zolang dat nodig is krachtig [zal] blijven ondersteunen op politiek, economisch, militair, financieel en humanitair gebied”. De Europese Raad toonde zich “ingenomen met het akkoord in de Raad om met spoed grond-grond- en artilleriemunitie te leveren aan Oekraïne, en, indien daarom wordt verzocht, raketten, onder meer via gezamenlijke aankoop en de beschikbaarstelling van passende financiering, ook in het kader van de Europese Vredesfaciliteit, teneinde in de komende twaalf maanden in een gezamenlijke inspanning een miljoen stuks artilleriemunitie te verstrekken”.

    De verordening ter ondersteuning van de productie van munitie zal ook een aanvulling vormen op het voorgestelde instrument voor de versterking van de Europese defensie-industrie door middel van gemeenschappelijke aanbestedingen (Edirpa) en de weg effenen voor het toekomstige Europese defensie-investeringsprogramma (EDIP).

    Met Edirpa wordt samenwerking in de aanbestedingsfase gestimuleerd ten voordele van lidstaten die de meest dringende en kritieke defensieproducten geregeld samen aankopen, waardoor fabrikanten van defensiegoederen een beter overzicht krijgen en zich beter aan structurele veranderingen kunnen aanpassen. De huidige leveringscrisis op het gebied van munitie vereist aanvullende maatregelen die gericht zijn op de aanbodzijde van relevante defensieproducten. De nodige opschaling voor relevante defensieproducten wordt daarom met de verordening ter ondersteuning van de productie van munitie begeleid, gestimuleerd, versneld en vereenvoudigd.

    Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

    Het instrument zal een aanvulling vormen op bestaande samenwerkingsinitiatieven van de EU op het gebied van defensie. Het zal synergieën creëren met de uitvoering van het Strategisch kompas voor veiligheid en defensie en met andere EU-programma’s, zoals het Europees Defensiefonds. Het instrument zal ook worden uitgevoerd in volledige overeenstemming met het EU-vermogensontwikkelingsplan (CDP), waarmee de prioriteiten inzake het defensievermogen op EU-niveau worden vastgesteld, en met de gecoördineerde jaarlijkse evaluatie inzake defensie (CARD) van de EU, waarmee onder meer nieuwe mogelijkheden voor defensiesamenwerking in kaart worden gebracht. In deze context kan ook rekening worden gehouden met relevante activiteiten van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) en andere partners, op voorwaarde dat zij de veiligheids- en defensiebelangen van de Unie dienen en geen lidstaat van deelname uitsluiten.

    2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

    Rechtsgrondslag

    Met deze verordening wordt beoogd het reactievermogen en de capaciteit van de EDTIB te versterken om ervoor te zorgen dat de relevante defensieproducten tijdig in de Unie beschikbaar zijn en geleverd worden. Daartoe wordt in de verordening een kader vastgesteld voor de uitvoering van een reeks specifieke en gerichte maatregelen om de aanpassing van de industrie aan structurele veranderingen te versnellen. Dit kader steunt op twee pijlers, die elk overeenkomen met een van de rechtsgrondslagen van deze verordening.

    ·De eerste pijler bestaat uit maatregelen ter ondersteuning van de versterking van de industrie in alle toeleveringsketens die verband houden met de productie van relevante defensieproducten in de EU en is gebaseerd op artikel 173, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

    De defensie-industrie van de Unie, die de relevante defensieproducten produceert, heeft momenteel te maken met een plotselinge toename van de vraag en moet zich dringend aan deze nieuwe marktsituatie aanpassen. Met de financiële steun van de EU in het kader van deze pijler wordt beoogd het concurrentievermogen en de veerkracht van de Europese industriële en technologische defensiebasis (EDTIB) op het gebied van relevante defensieproducten te versterken, zodat deze zich snel kan aanpassen aan structurele veranderingen, overeenkomstig artikel 173, lid 1, eerste streepje, van het VWEU. Zo wordt met deze pijler de EU-industrie ondersteund bij het vergroten van haar productievolume, het terugdringen van haar leveringstermijnen en het aanpakken van mogelijke knelpunten en/of factoren die de levering en productie van de relevante defensieproducten zouden kunnen vertragen of belemmeren.

    ·Overeenkomstig artikel 173, lid 3, van het VWEU, omvat deze pijler geen enkele harmonisering van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten. De tweede pijler bestaat uit harmonisatiemaatregelen om de beschikbaarheid van de relevante defensieproducten, onderdelen daarvan en de bijbehorende inputs te identificeren, in kaart te brengen en voortdurend te monitoren, en uit maatregelen tot vaststelling van vereisten om de tijdige en duurzame beschikbaarheid van de desbetreffende defensieproducten in de Unie te waarborgen. Deze tweede pijler is gebaseerd op artikel 114 VWEU.

    Het waarborgen van de veiligheid van het grondgebied van de Unie is een dwingende doelstelling van overheidsbeleid, en deze veiligheid hangt ook af van de beschikbaarheid van voldoende defensiematerieel en defensiediensten. De huidige geopolitieke context leidt tot een aanzienlijke toename van de vraag naar relevante defensieproducten in de Unie. Deze situatie belemmert de werking van de interne markt voor deze producten en onderdelen daarvan, en brengt de leveringszekerheid daarvan in gevaar. In het kader van hun nationale defensie hebben de lidstaten maatregelen getroffen of zullen de lidstaten waarschijnlijk maatregelen treffen om hun eigen voorraden van deze producten en onderdelen daarvan in stand te houden. Uiteenlopende nationale wetgeving, met name met betrekking tot de certificering van defensieproducten en overdracht van producten en hun onderdelen binnen de EU, en uiteenlopende uitvoering van het Unierecht zijn echter knelpunten voor Europese toeleveringsketens van relevante defensieproducten en belemmeringen voor interoperabiliteit gebleken. Daarom moet op grond van artikel 114 VWEU harmonisatiewetgeving van de Unie worden vastgesteld om de werking van de interne markt te waarborgen door tekorten aan relevante defensieproducten in de Unie te voorkomen. Deze maatregelen moeten bestaan uit het aanwijzen van defensieproducten waarvan de levering cruciaal is, het in kaart brengen van de daarmee verband houdende industriële capaciteiten, het aanwijzen van prioritaire orders, het versnellen van vergunningsprocedures of het vereenvoudigen van aanbestedingsprocedures. De combinatie van deze maatregelen moet ertoe leiden dat het aanbod van de relevante defensieproducten en de onderdelen daarvan in alle lidstaten wordt vergroot, hetgeen noodzakelijk is voor de werking van de interne markt en ertoe moet leiden dat relevante defensieproducten tijdig in de Unie beschikbaar zijn en geleverd worden.

    Andere artikelen van het VWEU of elk artikel afzonderlijk kunnen beide bovengenoemde doelstellingen niet rechtvaardigen. De voorgestelde elementen zijn opgenomen in één handeling, aangezien alle maatregelen een coherente aanpak vormen om op verschillende wijzen tegemoet te komen aan de noodzaak om het defensie-ecosysteem in de Unie te versterken.

    Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

    Om een alomvattend antwoord op de plotselinge toename van de vraag naar relevante defensieproducten te bieden, moet snel en gecoördineerd op Europees niveau worden opgetreden, aangezien geen enkele lidstaat in staat is dit alleen te doen. De lidstaten afzonderlijk kunnen het risico van aanzienlijke verstoringen van de levering van dergelijke defensieproducten niet doeltreffend aanpakken als gevolg van een gebrek aan evenwicht tussen aanbod en vraag op de interne markt. Ongecoördineerde benaderingen houden het risico in dat de gevolgen van de leveringscrisis worden verergerd door prijsspiralen en verdringingseffecten voor deze defensieproducten in de hand te werken. Gezien de bestaande productiecapaciteit van relevante defensieproducten in de Unie zijn de gevolgen van de leveringstekorten bovendien zo verreikend dat optreden op het niveau de beste manier is om dergelijke problemen aan te pakken.

    Derhalve is optreden van de Unie nodig op de gebieden waarop dit voorstel via de twee pijlers betrekking heeft.

    ·De voorgestelde maatregelen van de eerste pijler zijn erop gericht investeringen in de productiecapaciteit voor relevante defensieproducten in de Unie te versnellen en tegelijkertijd de veerkracht van de EDTIB te bevorderen door middel van grensoverschrijdende industriële partnerschappen en samenwerking tussen relevante ondernemingen in een gezamenlijke inspanning van de industrie om te voorkomen dat de toeleveringsketens verder versnipperd raken. Aangezien de EDTIB moet worden aangepast aan structurele veranderingen, kunnen financiële steun en stimulansen alleen op het niveau van de Unie adequaat worden ontworpen en uitgevoerd. Er moet worden benadrukt dat de producenten van relevante defensieproducten wijdverspreid zijn over de hele Unie en verschillende kmo’s en midcap-ondernemingen omvatten.

    ·De geplande maatregelen van de tweede pijler zullen ten goede komen aan de interne markt, de veerkracht van de EDTIB versterken en de leveringszekerheid waarborgen. Met de maatregelen om de beschikbaarheid in de Unie van de relevante defensieproducten, onderdelen daarvan en de bijbehorende inputs te identificeren, in kaart te brengen en voortdurend te monitoren, wordt ervoor gezorgd dat op het niveau van de Unie de nodige inlichtingen worden ingewonnen en worden de Commissie en de lidstaten in staat gesteld te anticiperen op tekorten die van invloed zijn op de leveringszekerheid van die defensieproducten. Met de maatregelen om tijdige en duurzame beschikbaarheid van de relevante defensieproducten in de Unie te waarborgen, worden de lidstaten en de Commissie in staat gesteld om de tekorten en knelpunten in de toeleveringsketens doeltreffender aan te pakken dan met een lappendeken van nationale maatregelen.

    Evenredigheid

    Gezien de ongekende geopolitieke situatie en de aanzienlijke bedreiging voor de veiligheid van de Unie, is het duidelijk nodig gecoördineerde actie op EU-niveau te ondernemen. De voorgestelde beleidsaanpak staat in verhouding tot de omvang en de ernst van de geconstateerde problemen, dat wil zeggen tot de noodzaak om te zorgen voor de tijdige levering van sommige van de defensieproducten die de lidstaten dringend nodig hebben. De maatregelen van het voorstel gaan niet verder dan wat nodig is om de doelstellingen ervan te verwezenlijken, staan in verhouding tot die doelstellingen en eerbiedigen de grenzen van mogelijke Uniemaatregelen uit hoofde van de Verdragen. Zij moeten worden uitgevoerd in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel, ook in het kader van beperking van de grondrechten overeenkomstig artikel 52, lid 1, van het Handvest van de grondrechten.

    Keuze van het instrument

    De Commissie stelt een verordening van het Europees Parlement en de Raad voor. Dit is het meest geschikte rechtsinstrument, aangezien alleen een verordening, waarvan de wettelijke bepalingen rechtstreeks toepasselijk zijn, de mate van uniformiteit kan bieden die nodig is voor de instelling en werking van een instrument van de Unie om de versterking van een industriële sector in heel Europa te bevorderen en de leveringszekerheid van specifieke producten te waarborgen. Ook kunnen de voorgestelde maatregelen met een rechtstreeks toepasselijke verordening op korte termijn worden uitgevoerd om tegemoet te komen aan de in het voorstel uiteengezette behoeften.

    3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

    Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

    Er is geen bestaande wetgeving over of in verband met deze specifieke actie. De Unie heeft tot op heden geen ander wetgevingsinitiatief op het gebied van defensie genomen ter ondersteuning van het opschalen van de productiecapaciteit, het verkorten van de leveringstermijnen en het aanpakken van leveringstekorten. Er is derhalve geen eerdere evaluatie of controle van de resultaatgerichtheid van bestaande wetgeving voor dit wetgevingsinitiatief verricht.

    Raadpleging van belanghebbenden

    Vanwege het politiek gevoelige karakter van het voorstel en het feit dat het met spoed moest worden voorbereid om tijdig door de medewetgevers te kunnen worden vastgesteld, kon er geen raadpleging van belanghebbenden plaatsvinden.

    Effectbeoordeling

    Gezien de urgentie van het verhogen van de capaciteit voor de productie van relevante defensieproducten en het waarborgen van de leveringszekerheid daarvan, gaat dit voorstel niet vergezeld van een specifieke effectbeoordeling. Een dergelijk document kon niet worden overlegd binnen de beschikbare termijn voor de goedkeuring van het voorstel. Het voorstel bouwt voort op de lessen die zijn getrokken uit de gezamenlijke mededeling van 18 mei 2022 over de analyse van de lacunes op het gebied van defensie-investeringen en de te volgen koers, en op de werkzaamheden die zijn verricht in het kader van de taskforce voor gezamenlijke aanbestedingen op defensiegebied, die meteen na de bekendmaking van die gezamenlijke mededeling is opgericht. De Commissie dient dit voorstel voor een verordening uiterlijk op 26 april 2023 zonder effectbeoordeling in zodat het snel kan worden uitgevoerd. Het voorstel is beperkt in de tijd en bevat een bepaling op grond waarvan de Commissie een verslag moet opstellen over de uitvoering van deze verordening.

    Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

    Er wordt niet verwacht dat het instrument tot een toename van de administratieve lasten zal leiden.

    Grondrechten

    Het waarborgen van de veiligheid van de EU-burgers is een doelstelling van algemeen belang die kan bijdragen tot de bescherming van hun grondrecht op leven overeenkomstig artikel 2 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (“het Handvest”) en hun recht op vrijheid en veiligheid overeenkomstig artikel 6 van het Handvest.

    Anderzijds voorziet artikel 16 van het Handvest in de vrijheid van ondernemerschap en voorziet artikel 17 van het Handvest in het recht op eigendom.

    Sommige maatregelen van pijler 2 die nodig zijn om ernstige verstoringen van de levering van relevante defensieproducten in de Unie aan te pakken, kunnen echter tijdelijk de vrijheid van ondernemerschap en de contractvrijheid, die worden beschermd door artikel 16 van het Handvest, en het recht op eigendom, dat wordt beschermd door artikel 17 van het Handvest, beperken. Elke beperking van die rechten in dit voorstel moet, overeenkomstig artikel 52, lid 1, van het Handvest, bij wet worden gesteld, de wezenlijke inhoud van die rechten en vrijheden eerbiedigen, daadwerkelijk de doelstelling van algemeen belang van veiligheid nastreven, en in overeenstemming zijn met het evenredigheidsbeginsel.

    Mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan, eerbiedigt de verplichting om specifieke informatie aan de Commissie mee te delen de wezenlijke inhoud van de vrijheid van ondernemerschap (artikel 16 van het Handvest) en zal die vrijheid niet onevenredig worden aangetast. Elk verzoek om informatie dient de doelstelling van algemeen belang van de Unie om vast te stellen welke beperkende maatregelen kunnen worden genomen om de tekorten aan relevante defensieproducten, die van essentieel belang zijn voor de veiligheid van de Unie en de lidstaten, te beperken. Die verzoeken zijn passend en doeltreffend om het doel te bereiken omdat de nodige informatie wordt verstrekt om de crisis te beoordelen. In beginsel verzoekt de Commissie alleen om de gewenste informatie van representatieve organisaties en kan zij uitsluitend verzoeken tot individuele ondernemingen richten indien dat noodzakelijk is ter aanvulling. Aangezien informatie over de leveringssituatie niet op een andere wijze kan worden verkregen, bestaat er geen even doeltreffende maatregel voor het verkrijgen van de nodige informatie aan de hand waarvan de Europese besluitvormers beperkende maatregelen kunnen treffen. In het licht van de ernstige geopolitieke en veiligheidsgevolgen van tekorten aan relevante defensieproducten en het belang van beperkende maatregelen, staan verzoeken om informatie in verhouding tot het beoogde doel. Bovendien wordt de beperking van de vrijheid van ondernemerschap en van het recht op eigendom gecompenseerd door passende waarborgen. Een verzoek om informatie mag alleen worden gedaan voor producten die nodig zijn voor de productie van relevante defensieproducten en die de Commissie in een uitvoeringshandeling specifiek heeft aangewezen als producten waarvoor sprake is van een leveringscrisis.

    De verplichting om als prioritair aangemerkte orders te aanvaarden en daaraan voorrang te geven, eerbiedigt de wezenlijke inhoud van de vrijheid van ondernemerschap, de contractvrijheid (artikel 16 van het handvest) en het recht op eigendom (artikel 17 van het Handvest), en tast die niet onevenredig aan. Deze verplichting dient de doelstelling van algemeen belang van de Unie van veiligheid doordat verstoringen van de levering van de relevante defensieproducten worden aangepakt. De verplichting is passend en doeltreffend voor de verwezenlijking van deze doelstelling, doordat daarmee wordt gewaarborgd dat de beschikbare middelen bij voorkeur worden gebruikt voor de productie van die relevante defensieproducten. Geen enkele andere maatregel is even doeltreffend. Voor producten waarvan is vastgesteld dat zij worden getroffen door een leveringscrisis die een gevaar vormt voor de voornoemde doelstellingen van algemeen belang en voornoemde grondrechten, is het evenredig ondernemingen waaraan in een gezamenlijke aanbesteding van lidstaten opdrachten zijn gegund, of ondernemingen die betrokken zijn bij de toeleveringsketen van dergelijke producten, te verplichten bepaalde orders te aanvaarden en voorrang te geven. Passende waarborgen garanderen dat eventuele negatieve gevolgen van de prioriteringsverplichting voor de vrijheid van ondernemerschap, de contractvrijheid en het recht op eigendom, geen schending van deze rechten vormen. Alleen voor producten die de Commissie in een uitvoeringshandeling heeft aangewezen als producten die getroffen zijn door een leveringscrisis mag een verplichting worden ingevoerd om bepaalde orders voorrang te geven. De betrokken onderneming kan de Commissie verzoeken de als prioritair aangemerkte order te herzien als zij niet bij machte is de order uit te voeren of als de order een onredelijke economische last en bijzondere problemen met zich meebrengt. Bovendien is het voorwerp van de verplichting vrijgesteld van elke aansprakelijkheid voor schade wegens schending van contractuele verplichtingen die voortvloeien uit het nakomen van de verplichting. Ten slotte zal deze verordening slechts van toepassing zijn gedurende een beperkte periode die nodig is om de werking van de interne markt en de aanpassing van de industrie aan structurele veranderingen te herstellen.

    4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

    De financiële middelen voor de uitvoering van de verordening voor de periode van de datum van inwerkingtreding ervan tot en met 30 juni 2025 worden vastgesteld op 500 miljoen EUR in lopende prijzen.

    De gevolgen voor deze periode van het meerjarig financieel kader wat betreft de benodigde begrotings- en personele middelen zijn uiteengezet in het financieel memorandum bij dit voorstel, en worden gedekt met de beschikbare middelen van het meerjarig financieel kader voor de periode 2021‑2027.

    5.OVERIGE ELEMENTEN

    Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

    De Commissie moet een evaluatieverslag voor het instrument opstellen en dit uiterlijk op 30 juni 2024 aan het Europees Parlement en de Raad doen toekomen. In dat verslag wordt met name de geboekte vooruitgang bij de verwezenlijking van de doelstellingen van dit voorstel beoordeeld. Ook kan de Commissie, rekening houdend met het evaluatieverslag, voorstellen voor passende wijzigingen van deze verordening indienen, met name teneinde eventuele aanhoudende risico’s voor de levering van de relevante defensieproducten te blijven aanpakken.

    2023/0140 (COD)

    Voorstel voor een

    VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    ter ondersteuning van de productie van munitie

    HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114 en artikel 173, lid 3,

    Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

    Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

    Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité 2 ,

    Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)De Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne heeft de Europese defensie-industrie en de Europese markt voor defensiemateriaal op de proef gesteld en een aantal tekortkomingen aan het licht gebracht. Deze tekortkomingen ondermijnen hun vermogen om op de vereiste veilige en tijdige wijze te voldoen aan de dringende behoeften van de lidstaten wat betreft defensieproducten en -systemen zoals munitie en raketten, gezien het hoge verbruikspercentage van die producten of systemen tijdens hevige conflicten.

    (2)Sinds 24 februari 2022 voeren de Unie en haar lidstaten gestaag hun inspanningen op om tegemoet te komen aan de dringende defensiebehoeften van Oekraïne. Bovendien hebben de staatshoofden en regeringsleiders van de Unie die op 11 maart 2022 in Versailles bijeenkwamen, gezien de toenemende instabiliteit, strategische concurrentie en veiligheidsdreigingen, besloten meer verantwoordelijkheid te nemen voor de eigen veiligheid van de Unie en verdere beslissende stappen te zetten om de Europese soevereiniteit op te bouwen. Zij zegden toe “de Europese defensievermogens te versterken”, kwamen overeen de defensie-uitgaven te verhogen, de samenwerking te intensiveren door middel van gezamenlijke projecten en gemeenschappelijke aanbestedingen van defensievermogens, tekorten te dichten, innovatie te stimuleren en de defensie-industrie van de Unie te versterken en te ontwikkelen. Op 21 maart 2022 heeft de Raad het strategisch kompas voor veiligheid en defensie van de Unie in het komende decennium goedgekeurd, dat vervolgens op 24 maart 2022 door de Europese Raad is bekrachtigd. In het strategisch kompas wordt benadrukt dat de defensie-uitgaven moeten worden verhoogd en dat meer moet worden geïnvesteerd in vermogens, zowel op het niveau van de Unie als op nationaal niveau.

    (3)De Commissie en de hoge vertegenwoordiger presenteerden op 18 mei 2022 een gezamenlijke mededeling over “de analyse van de lacunes op het gebied van defensie-investeringen en de te volgen koers”, waarin wordt gewezen op het bestaan, binnen de Unie, van lacunes op het gebied van defensiegerelateerde financiën, industrie en vermogens. In juli 2022 presenteerde de Commissie het instrument voor de versterking van de Europese defensie-industrie door middel van gemeenschappelijke aanbestedingen (Edirpa), dat tot doel heeft de samenwerking tussen de lidstaten in de aanbestedingsfase te ondersteunen om op een coöperatieve manier de meest dringende en kritieke lacunes op te vullen, met name de lacunes die zijn ontstaan als gevolg van de reactie op de huidige Russische agressie. Edirpa zal bijdragen tot de versterking van gemeenschappelijke aanbestedingen op defensiegebied en, via de bijbehorende financiering van de Unie, tot de versterking van de industriële defensiecapaciteiten van de Unie en de aanpassing van de defensie-industrie van de Unie aan structurele marktveranderingen als gevolg van de toegenomen vraag naar aanleiding van nieuwe uitdagingen, zoals de terugkeer van hevige conflicten.

    (4)In het licht van de situatie in Oekraïne en de dringende defensiebehoeften, met name wat betreft munitie, heeft de Raad op 20 maart 2023 overeenstemming bereikt over een drieledige aanpak, die erop gericht is Oekraïne via een gezamenlijke inspanning in de komende twaalf maanden een miljoen patronen artilleriemunitie ter beschikking te stellen. De Raad kwam overeen om Oekraïne met spoed grond-grondmunitie en artilleriemunitie te leveren en desgevraagd raketten, uit bestaande voorraden of door herprioritering van bestaande orders. Voorts riep de Raad de lidstaten op gezamenlijk munitie aan te kopen en desgevraagd raketten van de Europese defensie-industrie (en Noorwegen) aan te schaffen in het kader van een bestaand project van het Europees Defensieagentschap (EDA) of via aanvullende aankoopprojecten onder leiding van de lidstaten, teneinde hun voorraden aan te vullen en tegelijkertijd de steun aan Oekraïne voort te zetten. Om deze inspanningen te ondersteunen, kwam de Raad overeen passende financiering vrij te maken, onder meer via de Europese Vredesfaciliteit. De Raad heeft de Commissie opgedragen concrete voorstellen in te dienen om het opvoeren van de productiecapaciteit van de Europese defensie-industrie onverwijld te ondersteunen, toeleveringsketens veilig te stellen, efficiënte aankoopprocedures te faciliteren, tekortkomingen in productiecapaciteiten aan te pakken en investeringen te bevorderen, onder meer door, in voorkomend geval, een beroep te doen op de Uniebegroting. Dit laatste is van essentieel belang om ervoor te zorgen dat te allen tijde adequaat aan de eigen veiligheidsbehoeften van de Unie wordt voldaan en dat de defensie-industrie en de interne markt van de Unie opgewassen zijn tegen de huidige veranderingen. De drie onderling verbonden trajecten moeten parallel en op gecoördineerde wijze worden nagestreefd. Ook zullen regelmatig vergaderingen op het niveau van de nationale directeuren Bewapening worden georganiseerd met de taskforce voor gezamenlijke aanbestedingen op defensiegebied (Commissie, EDEO, EDA), om de behoeften en industriële capaciteiten te beoordelen en de nodige nauwe coördinatie te waarborgen, teneinde te zorgen voor een adequate uitvoering van de drie verschillende trajecten.

    (5)Op 13 april 2023 heeft de Raad in het kader van de Europese Vredesfaciliteit een steunmaatregel ter waarde van 1 miljard EUR aangenomen ter ondersteuning van de Oekraïense strijdkrachten, waardoor de lidstaten vergoed kunnen worden voor grond-grondmunitie en artilleriemunitie, en eventueel raketten die gedurende de periode van 9 februari tot en met 31 mei 2023 uit bestaande voorraden of door herprioritering van bestaande orders aan Oekraïne zijn gedoneerd. Wat gezamenlijke aanbestedingen betreft, hebben tot dusver 24 lidstaten en Noorwegen de projectregeling van het EDA voor de gezamenlijke aankoop van munitie ondertekend.

    (6)Gezamenlijke inspanningen om de lidstaten in staat te stellen hun uitgeputte voorraden aan te vullen en Oekraïne te ondersteunen, kunnen alleen doeltreffend zijn als de aanbodzijde van de Unie tijdig de vereiste defensieproducten kan leveren. Maar nu de voorraden snel slinken, de Europese productie bijna op maximale capaciteit is als gevolg van de orders van de lidstaten of derde landen, en de prijzen al snel stijgen, zijn aanvullende maatregelen op het gebied van het industriebeleid van de Unie nodig om een snelle opschaling van de productiecapaciteit te waarborgen.

    (7)Zoals blijkt uit de inspanningen van de gezamenlijke taskforce voor overheidsopdrachten op defensiegebied (Commissie, EDEO, EDA) om de behoeften aan defensieaankopen op zeer korte termijn te coördineren en samen te werken met de lidstaten en de defensiefabrikanten van de Unie ter ondersteuning van gemeenschappelijke aanbestedingen om de voorraden aan te vullen, met name in het licht van de steun aan Oekraïne, beschikt de Unie-industrie over capaciteit voor de productie van grond-grondmunitie, artilleriemunitie en raketten. De productiecapaciteit in de defensie-industrie van de Unie is echter toegesneden op andere tijden, waarin de Unie nog niet geconfronteerd werd met de huidige uitdagingen. De aanbodstromen zijn op een bescheidener vraag afgestemd en om de kosten laag te houden zijn de voorraden tot een minimum beperkt en de leveranciers wereldwijd weinig divers, wat de defensie-industrie van de Unie vatbaar maakt voor afhankelijkheden. Daardoor maken de huidige productiecapaciteit en de bestaande toeleverings- en waardeketens geen veilige en tijdige levering van defensieproducten mogelijk om tegemoet te komen aan de behoeften van de lidstaten op het gebied van hun beveiligingsbehoeften en om de Oekraïense behoeften te blijven ondersteunen, waardoor spanningen ontstaan op de markt voor grond-grondmunitie, artilleriemunitie en raketten, en er een risico op verdringing ontstaat. Daarom is een aanvullend optreden op het niveau van de Unie noodzakelijk.

    (8)Overeenkomstig artikel 173, lid 3, VWEU is het industriebeleid van de Unie erop gericht de aanpassing van de industrie aan structurele veranderingen te bespoedigen. Daarom lijkt het passend het Europese bedrijfsleven te ondersteunen bij het vergroten van het productievolume, het verkorten van de leveringstermijnen en het aanpakken van potentiële knelpunten en/of factoren die de levering en productie van grond-grondmunitie, artilleriemunitie en raketten, die voor de toepassing van deze verordening als relevante defensieproducten worden beschouwd, kunnen vertragen of belemmeren.

    (9)De op het niveau van de Unie genomen maatregelen moeten erop gericht zijn het concurrentievermogen en de veerkracht van de Europese industriële en technologische defensiebasis (EDTIB) op het gebied van munitie en raketten te versterken, zodat deze snel kan worden aangepast aan structurele veranderingen.

    (10)Daartoe moet een instrument worden vastgesteld voor de financiële ondersteuning van de versterking van de industrie in de toeleverings- en waardeketens voor de productie van deze relevante defensieproducten in de Unie (“het instrument”).

    (11)Het instrument zal in overeenstemming zijn met bestaande samenwerkingsinitiatieven van de EU op defensiegebied, zoals die in het kader van het Europees Defensiefonds, het voorgestelde instrument voor de versterking van de Europese defensie-industrie door middel van gemeenschappelijke aanbestedingen, en de Europese Vredesfaciliteit, en zal synergieën met andere programma’s van de Unie genereren. Het instrument is volledig in overeenstemming met de ambitie van het strategisch kompas.

    (12)Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad moet van toepassing zijn op dit instrument, tenzij anders bepaald.

    (13)Overeenkomstig artikel 193, lid 2, van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 kan subsidiëring van reeds begonnen acties slechts worden toegestaan indien de aanvrager kan aantonen dat het noodzakelijk was met de actie te beginnen vóór de ondertekening van de subsidieovereenkomst. Financiële bijdragen mogen echter geen betrekking hebben op een periode voorafgaand aan de datum van indiening van de subsidieaanvraag, behalve in naar behoren gemotiveerde uitzonderlijke gevallen. Om tegemoet te komen aan de oproep van de Raad van 20 maart 2023 om de levering van relevante defensieproducten te versnellen, moet het mogelijk zijn om in het financieringsbesluit te voorzien in financiële bijdragen aan acties die een periode vanaf 20 maart 2023 bestrijken.

    (14)In deze verordening worden voor het instrument de financiële middelen vastgelegd die voor het Europees Parlement en de Raad in de loop van de jaarlijkse begrotingsprocedure het voornaamste referentiebedrag vormen in de zin van punt 18 van het Interinstitutioneel Akkoord van 16 december 2020 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie betreffende begrotingsdiscipline, samenwerking in begrotingszaken en goed financieel beheer, alsmede betreffende nieuwe eigen middelen 3 , met inbegrip van een routekaart voor de invoering van nieuwe eigen middelen (het “Interinstitutioneel Akkoord van 16 december 2020”).

    (15)De lidstaten mogen verzoeken dat de aan hen in gedeeld beheer toegewezen middelen naar het instrument worden overgedragen, onder de voorwaarden die zijn vastgesteld in de desbetreffende bepalingen van Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad. Dit kan met name het geval zijn wanneer de productie van relevante defensieproducten te kampen heeft met specifieke tekortkomingen van de markt of suboptimale investeringssituaties op het grondgebied van de lidstaten, met name in kwetsbare en afgelegen gebieden, en die middelen bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het programma waaruit zij zijn overgedragen. De in artikel 73, lid 4, van Verordening (EU) 2021/1060 vastgestelde mogelijkheden kunnen worden toegepast op voorwaarde dat het project voldoet aan de voorschriften van die verordening en aan het toepassingsgebied van het EFRO en het ESF+ zoals uiteengezet in de fondsspecifieke verordeningen. Overeenkomstig artikel 24 van Verordening (EU) 2021/1060 moet de Commissie de door de lidstaat ingediende gewijzigde nationale programma’s beoordelen en haar opmerkingen daarover binnen twee maanden kenbaar maken. Gezien de urgentie van de situatie moet de Commissie ernaar streven de beoordeling van de gewijzigde nationale programma’s onverwijld af te ronden.

    (16)Wanneer de lidstaten gewijzigde of nieuwe herstel- en veerkrachtplannen voorstellen overeenkomstig artikel 21 van Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad 4 , moeten zij maatregelen kunnen voorstellen die ook bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van dit instrument. Daartoe moeten de lidstaten met name maatregelen overwegen in verband met voorstellen die naar aanleiding van een oproep tot het indienen van voorstellen in het kader van het instrument zijn ingediend en waaraan overeenkomstig het instrument een excellentiekeurmerk is toegekend.

    (17)Overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) 2018/1046, Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad 5 en Verordeningen (EG, Euratom) nr. 2988/95 6 , (Euratom, EG) nr. 2185/96 7 en (EU) 2017/1939 van de Raad 8 moeten de financiële belangen van de Unie worden beschermd door middel van evenredige maatregelen, onder meer maatregelen met betrekking tot preventie, opsporing, correctie en onderzoek van onregelmatigheden, waaronder fraude, met betrekking tot terugvordering van verloren gegane, ten onrechte betaalde of onjuist bestede financiële middelen en, waar passend, met betrekking tot het opleggen van administratieve sancties. Met name heeft het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) overeenkomstig de Verordeningen (Euratom, EG) nr. 2185/96 en (EU, Euratom) nr. 883/2013 de bevoegdheid administratief onderzoek, daaronder begrepen controles ter plaatse en inspecties, te verrichten om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten die de financiële belangen van de Unie schaden. Het Europees Openbaar Ministerie (EOM) is overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1939 bevoegd tot het onderzoeken en vervolgen van strafbare feiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad in de zin van Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad 9 . Personen of entiteiten die middelen van de Unie ontvangen, moeten overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 volledig meewerken aan de bescherming van de financiële belangen van de Unie, de nodige rechten en toegang verlenen aan de Commissie, OLAF, de Rekenkamer en ten aanzien van de lidstaten die deelnemen aan de nauwere samenwerking op grond van Verordening (EU) 2017/1939, het EOM, en ervoor zorgen dat derden die betrokken zijn bij de uitvoering van financiële middelen van de Unie, gelijkwaardige rechten verlenen.

    (18)Leden van de Europese Vrijhandelsassociatie die lid zijn van de Europese Economische Ruimte (EER) kunnen als geassocieerde landen aan dit instrument deelnemen in het kader van de samenwerking die is ingesteld uit hoofde van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, waarin is voorzien in de uitvoering van hun deelname aan programma’s van de Unie op basis van een uit hoofde van die overeenkomst vastgesteld besluit. Er moet een specifieke bepaling in deze verordening worden opgenomen om die derde landen ertoe te verplichten de verantwoordelijke ordonnateur, OLAF en de Rekenkamer de nodige rechten en toegang te verlenen zodat deze hun respectieve bevoegdheden ten volle kunnen uitoefenen.

    (19)Gelet op de specifieke kenmerken van de defensie-industrie, waar de vraag nagenoeg uitsluitend afkomstig is van de lidstaten en de geassocieerde landen, die ook de zeggenschap hebben over alle aanschaf van defensiegerelateerde producten en technologieën, met inbegrip van de uitvoer daarvan, is de werking van de defensie-industriesector niet onderworpen aan de gebruikelijke regels en bedrijfsmodellen van traditionelere markten. De sector doet daarom geen aanzienlijke investeringen op eigen initiatief, maar alleen als respons op vaste orders. Hoewel vaste orders van de lidstaten een voorwaarde zijn voor elke investering, kan de Commissie het risico van industriële investeringen verminderen door middel van subsidies en leningen, en zo een snellere aanpassing aan de huidige structurele veranderingen op de markt mogelijk maken. In de huidige noodsituatie moet de steun van de Unie tot 60 % van de directe subsidiabele kosten dekken om begunstigden in staat te stellen acties zo snel mogelijk uit te voeren, het risico van hun investeringen te verminderen en zo sneller over relevante defensieproducten te kunnen beschikken.

    (20)Belanghebbenden in de defensie-industriesector worden geconfronteerd met sectorspecifieke indirecte kosten, zoals kosten voor beveiliging. Daarom moet een vast percentage van 7 % van de totale directe subsidiabele kosten van de actie worden toegestaan.

    (21)Het instrument moet via de in Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 gedefinieerde middelen financiële steun verlenen aan acties die bijdragen tot de tijdige beschikbaarheid en levering van relevante defensieproducten, waaronder industriële coördinatie en netwerkactiviteiten, toegang tot financiering voor ondernemingen die betrokken zijn bij de productie van relevante defensieproducten, reservering van capaciteit, een industrieel proces voor het opnieuw inzetbaar maken van verlopen producten, uitbreiding, optimalisering, modernisering, opwaarderen of herbestemming van bestaande productiecapaciteiten of de totstandbrenging van nieuwe productiecapaciteit op dit gebied, en opleiding van personeel.

    (22)Aangezien het instrument tot doel heeft het concurrentievermogen en de efficiëntie van de defensie-industrie van de Unie te verbeteren, komen alleen (openbare of particuliere) juridische entiteiten die in de Unie of in geassocieerde landen gevestigd zijn en daar hun uitvoerende bestuursstructuren hebben in aanmerking voor steun.

    (23)In de Unie of in een geassocieerd land gevestigde juridische entiteiten die onder zeggenschap staan van een niet-geassocieerd derde land of een entiteit uit een niet-geassocieerd derde land, mogen alleen als ontvangers in aanmerking komen mits is voldaan aan strikte voorwaarden met betrekking tot de veiligheids- en defensiebelangen van de Unie en haar lidstaten, zoals vastgesteld in het kader van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid uit hoofde van titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU), waaronder ook wat betreft de versterking van de EDTIB. De deelname van dergelijke juridische entiteiten mag niet in strijd zijn met de doelstellingen van het instrument. In die context moet onder “zeggenschap” het vermogen worden verstaan om beslissende invloed op een juridische entiteit uit te oefenen, hetzij direct, hetzij indirect via een of meer intermediaire juridische entiteiten. Aanvragers moeten alle relevante informatie over bij de actie te gebruiken infrastructuur, faciliteiten, activa en middelen verstrekken. In dat verband moet tevens rekening worden gehouden met punten van zorg van de lidstaten op het gebied van voorzieningszekerheid. Gezien de urgentie van de situatie als gevolg van de bestaande crisis op het gebied van de levering van munitie, moet in het instrument rekening worden gehouden met bestaande toeleveringsketens.

    (24)De infrastructuur, faciliteiten, activa en middelen van de ontvangers die betrokken zijn bij een door het instrument ondersteunde actie, moeten zich gedurende de gehele duur van de actie op het grondgebied van een lidstaat of een geassocieerd land bevinden, en de uitvoerende bestuursstructuren van de bij een actie betrokken ontvangers moeten zich in de Unie of in een geassocieerd land bevinden. Bijgevolg mogen juridische entiteiten die in een niet-geassocieerd derde land zijn gevestigd noch juridische entiteiten die in de Unie of in een geassocieerd land zijn gevestigd, maar waarvan de uitvoerende bestuursstructuur zich in een niet-geassocieerd derde land bevindt, in aanmerking komen als bij een actie betrokken ontvanger.

    (25)Volgens artikel 94 van Besluit 2013/755/EU van de Raad 10 komen in landen en gebieden overzee gevestigde personen en entiteiten in aanmerking voor financiering, overeenkomstig de voorschriften en doelstellingen van het instrument en eventuele regelingen die van toepassing zijn op de lidstaat waarmee het desbetreffende land of gebied overzee banden heeft.

    (26)Bij de beoordeling van voorstellen moet de Commissie bijzondere aandacht besteden aan de mate waarin zij bijdragen tot het bereiken van de doelstellingen van het instrument. Voorstellen moeten met name worden beoordeeld in het licht van hun bijdrage aan het opschalen, uitbreiden, reserveren en moderniseren van de productiecapaciteit en de om- en bijscholing van de betrokken werknemers. De voorstellen moeten ook worden beoordeeld aan de hand van de mate waarin zij bijdragen tot het verkorten van de leveringstermijnen van relevante defensieproducten, onder meer door middel van mechanismen voor herprioritering van orders, aan het identificeren en wegwerken van knelpunten in hun toeleveringsketens en aan de ontwikkeling van de veerkracht van deze toeleveringsketens door de ontwikkeling en operationalisering van grensoverschrijdende samenwerking tussen ondernemingen, waaronder met name — en in aanzienlijke mate — kmo’s en midcaps die actief zijn in de betrokken toeleveringsketens.

    (27)Bij het ontwerpen, toekennen en uitvoeren van financiële steun van de EU moet de Commissie er in het bijzonder op letten dat dergelijke maatregelen geen negatieve gevolgen hebben voor de mededingingsvoorwaarden op de interne markt.

    (28)Bovendien heeft de huidige crisis niet alleen tekortkomingen in de defensie-industriesector van de EU aan het licht gebracht, maar ook uitdagingen voor de werking van de interne markt voor defensieproducten. De huidige geopolitieke context houdt immers een aanzienlijke toename van de vraag in die van invloed is op de werking van de interne markt voor de productie en verkoop, in de Unie, van grond-grondmunitie, artilleriemunitie en raketten en van de onderdelen daarvan. Hoewel sommige lidstaten omwille van de nationale veiligheid maatregelen hebben genomen of waarschijnlijk zullen nemen om hun eigen voorraden in stand te houden, ondervinden andere lidstaten moeilijkheden bij de aanvoer van de goederen die nodig zijn voor de vervaardiging of aankoop van grond-grondmunitie, artilleriemunitie en raketten. Soms worden hele productieketens belemmerd door een probleem met de aanvoer van één enkele grondstof of van een bepaald onderdeel. Om de werking van de interne markt te waarborgen, moeten bepaalde maatregelen worden vastgesteld die op gecoördineerde wijze zorgen voor geharmoniseerde regels om de voorzieningszekerheid van defensieproducten te faciliteren. Het gaat daarbij onder meer om het in kaart brengen van de behoeften aan goederen en diensten op die interne markt, de mogelijkheid om op het niveau van de Unie opdrachten met als prioritair aangemerkte orders vast te stellen wanneer ten minste drie lidstaten besluiten of voornemens zijn te besluiten gezamenlijk defensiegerelateerde producten aan te schaffen, indien dat nodig is om een doelstelling van algemeen belang van veiligheid van de Unie en haar lidstaten na te streven, en het versnellen van de procedures voor het verlenen van subsidies of het vergemakkelijken van aanbestedingsprocedures. Deze maatregelen moeten gebaseerd zijn op artikel 114 VWEU.

    (29)Om de nodige en passende maatregelen uit hoofde van deze verordening te nemen, moet de Commissie, op basis van de samenwerking met de EDEO en het EDA, in het kader van de taskforce voor gezamenlijke aanbestedingen op defensiegebied, een overzicht opstellen en bijhouden van de in de Unie gevestigde ondernemingen die actief zijn in de toeleveringsketens van relevante defensieproducten. Dat overzicht moet met name de typen producten en de specificaties daarvan, de bijbehorende productiecapaciteit en hun positie in de toeleveringsketen van de desbetreffende defensieproducten omvatten. De Commissie moet in nauwe samenwerking met de in kaart gebrachte ondernemingen regelmatig toezicht houden op de productiecapaciteit en de toeleveringsketens van deze ondernemingen. De resultaten van de inventarisatie en de monitoring moeten door het programmacomité worden gepresenteerd en besproken.

    (30)Op basis hiervan moet de Commissie een lijst opstellen van de relevante defensieproducten, grondstoffen of componenten daarvan die gevoelig zijn voor verstoringen of potentiële verstoringen van de werking van de eengemaakte markt en de toeleveringsketens daarvan die tot aanzienlijke tekorten leiden. De Commissie moet deze lijst van defensieproducten waarvan levering cruciaal is regelmatig bijwerken om ervoor te zorgen dat de aandacht beperkt blijft tot mogelijke verstoringen of knelpunten die van invloed zijn op de voorzieningszekerheid van relevante defensieproducten en grondstoffen en componenten daarvan.

    (31)De Commissie moet, in overleg met de lidstaat van vestiging, van marktdeelnemers die met deze producten, grondstoffen of componenten daarvan omgaan de informatie kunnen vragen die nodig is om ervoor te zorgen dat defensieproducten waarvan levering cruciaal is, tijdig beschikbaar zijn. Dergelijke informatie moet als basis dienen voor het besluit van de Commissie over passende maatregelen uit hoofde van deze verordening om mogelijke verstoringen of knelpunten aan te pakken die van invloed zijn op de voorzieningszekerheid van relevante defensieproducten alsook van relevante grondstoffen en componenten. 

    (32)Een dergelijk mechanisme voor identificatie, inventarisatie en continue monitoring moet een bijna-realtimeanalyse mogelijk maken van de productiecapaciteit in de Unie, de kritieke factoren die van invloed zijn op de voorzieningszekerheid van relevante defensieproducten en de stand van de voorraden. Het moet de Commissie ook in staat stellen noodmaatregelen te ontwikkelen voor bestaande of verwachte tekorten.

    (33)Preventie van tekorten aan relevante defensieproducten is van essentieel belang voor het behoud van de doelstelling van algemeen belang van de veiligheid van de Unie en haar lidstaten en rechtvaardigt, waar nodig, evenredige uitholling van de grondrechten van ondernemingen die defensieproducten aanbieden waarvan levering cruciaal is, zoals de vrijheid van ondernemerschap overeenkomstig artikel 16 van het Handvest en het recht op eigendom overeenkomstig artikel 17 van het Handvest, onverminderd artikel 52 van het Handvest. Dergelijke uitholling kan met name gerechtvaardigd zijn wanneer verscheidene lidstaten zich specifiek hebben ingespannen om de vraag te consolideren door middel van gezamenlijke aanbestedingen, waardoor wordt bijgedragen aan de verdere integratie en soepele werking van de interne markt voor relevante defensieproducten. De Commissie kan met instemming van de lidstaat van vestiging van ondernemingen verlangen dat zij orders van relevante producten waarvan de levering cruciaal is aanvaarden en prioriteren, indien ten minste drie lidstaten die meewerken aan de aanbesteding van relevante defensieproducten of ten minste één lidstaat die defensieproducten inkoopt met het doel de betrokken producten aan Oekraïne over te dragen, daarom verzoeken/verzoekt en ernstige moeilijkheden ondervinden/ondervindt bij het plaatsen of uitvoeren van een contract. Om de grondrechten van het ondernemerschap te beschermen, mogen deze verzoeken alleen worden gedaan voor producten die door de Commissie in een uitvoeringsbesluit zijn geïdentificeerd. Bovendien moet een stapsgewijze procedure worden vastgesteld om de ondernemingen de mogelijkheid te bieden hun bezorgdheid over de voorgenomen maatregel kenbaar te maken. In het bijzonder moet de Commissie, in overleg met de lidstaat waar de betrokken ondernemingen zijn gevestigd, die ondernemingen in kennis stellen van haar voornemen hen te verzoeken voorrang te geven aan als prioritair aangemerkte orders en hun alle gegevens te verstrekken die zij nodig hebben om met kennis van zaken te kunnen beslissen of zij dat verzoek kunnen aanvaarden. Indien de onderneming weigert, kan de Commissie, met instemming van de betrokken lidstaat en met inachtneming van de aard van de bezwaren van de onderneming, oordelen dat een als prioritair aangemerkte order wegens veiligheidsredenen gerechtvaardigd is, en deze bij uitvoeringsbesluit verplicht stellen. Een dergelijk besluit moet worden genomen overeenkomstig alle toepasselijke wettelijke verplichtingen van de Unie, rekening houdend met de omstandigheden van het geval. De als prioritair aangemerkte order moet tegen een billijke en redelijke prijs worden geplaatst. De als prioritair aangemerkte order moet voorrang krijgen op elke private of publiekrechtelijke prestatieverplichting, maar er moet rekening worden gehouden met de legitieme doelstellingen van de ondernemingen en met de kosten en inspanningen die gemoeid zijn met eventuele veranderingen in de productiesequentie. Ondernemingen kunnen aan sancties worden onderworpen als zij hun verplichtingen in verband met als prioritair aangemerkte orders niet nakomen.

    (34)Om de grondrechten van de ondernemingen te beschermen, moeten zij het recht krijgen om te verzoeken van hun verplichtingen te worden ontheven in situaties waarin het ondanks de prioritaire status niet mogelijk is de als prioritair aangemerkte order te vervullen, zij het omdat het productievermogen en de productiecapaciteit ontoereikend is, of omdat dit een onredelijke economische last voor de onderneming zou betekenen en de onderneming bijzondere moeilijkheden zou berokkenen.

    (35)Als de uitzonderlijke situatie zich voordoet dat een onderneming die actief is in de toeleveringsketen van relevante defensieproducten in de Unie een verzoek om een als prioritair aangemerkte order van een derde land ontvangt, moet zij de Commissie van dat verzoek in kennis stellen.

    (36)Gezien het belang van de leveringszekerheid voor specifieke defensiesectoren die cruciale functies in verband met de veiligheid van de burgers van de Unie vervullen, mag de naleving van de verplichting om een als prioritair aangemerkte order uit te voeren, geen aansprakelijkheid voor schade jegens derden inhouden voor inbreuken op contractuele verplichtingen die het gevolg kunnen zijn van de noodzakelijke tijdelijke wijziging van de operationele processen van de desbetreffende fabrikant, beperkt tot de mate waarin de inbreuk op de contractuele verplichtingen noodzakelijk was om aan de opgelegde prioriteit te voldoen. Ondernemingen aan wie als prioritair aangemerkte orders mogelijk toegewezen zullen worden, moeten in de voorwaarden van hun commerciële contracten op die mogelijkheid anticiperen. Onverminderd de toepasselijkheid van andere bepalingen moet de aansprakelijkheid voor producten met gebreken, zoals bepaald in Richtlijn 85/374/EEG van de Raad 11 , door deze vrijstelling van aansprakelijkheid onverlet worden gelaten.

    (37)De verplichting om voorrang te geven aan de productie van bepaalde producten, mag de vrijheid van ondernemerschap en de contractvrijheid (artikel 16 van het Handvest) en het recht op eigendom (artikel 17 van het Handvest) niet onevenredig aantasten. Elke beperking van die rechten moet, overeenkomstig artikel 52, lid 1, van het Handvest, bij wet worden gesteld, de wezenlijke inhoud van die rechten en vrijheden eerbiedigen en in overeenstemming zijn met het evenredigheidsbeginsel.

    (38)Gezien het belang van het waarborgen van de voorzieningszekerheid van relevante defensieproducten, moeten de lidstaten ervoor zorgen dat administratieve aanvragen in verband met de planning, bouw en exploitatie van productiefaciliteiten, de overdracht van productiemiddelen binnen de EU en de kwalificering en certificering van relevante eindproducten op efficiënte en tijdige wijze worden verwerkt.

    (39)Om de algemene publieke beleidsdoelstelling van veiligheid na te streven, moeten faciliteiten voor de productie van relevante defensieproducten zo snel mogelijk worden opgezet, en moeten de administratieve lasten daarvan tot een minimum worden beperkt. Daarom moeten de lidstaten aanvragen voor de planning, de bouw en de exploitatie van fabrieken en installaties voor de productie van relevante defensieproducten zo snel mogelijk afhandelen. In individuele gevallen moeten zij bij het afwegen van juridische belangen voorrang krijgen,

    (40)Gezien de doelstelling van deze verordening, de noodsituatie en de uitzonderlijke context van de vaststelling ervan, moeten de lidstaten overwegen om per geval gebruik te maken van defensiegerelateerde vrijstellingen uit hoofde van het nationale en toepasselijke Unierecht, indien zij van oordeel zijn dat toepassing daarvan nadelige gevolgen zou hebben voor het bereiken van die doeleinden. Dit kan met name gelden voor het recht van de Unie op het gebied van milieu, gezondheid en veiligheid 12 , dat onontbeerlijk is om de menselijke gezondheid en het milieu beter te beschermen en een duurzame en veilige ontwikkeling tot stand te brengen. De uitvoering ervan kan echter ook belemmeringen op regelgevingsgebied opwerpen die het potentieel van de defensie-industrie van de Unie om de productie en levering van relevante defensieproducten op te voeren, bemoeilijken. Het is een collectieve verantwoordelijkheid van de Europese Unie en haar lidstaten om met spoed na te gaan welke maatregelen zij kunnen nemen om eventuele belemmeringen te verhelpen. Dergelijke acties op Unie-, regionaal of nationaal niveau mogen het milieu, de gezondheid of de veiligheid niet in gevaar brengen.

    (41)Om het gebruik van bestaande toeleveringsketens te optimaliseren en zo de continuïteit van de productie van relevante defensieproducten te waarborgen, moeten de lidstaten de mogelijkheid overwegen om gebruik te maken van de afwijkingen waarin Richtlijn 2003/88/EG van het Europees Parlement en de Raad 13 voorziet, of om de betrokken bedrijven aan te moedigen daarvan gebruik te maken. Wanneer voor het gebruik van dergelijke afwijkingen voorafgaande toestemming van de nationale autoriteiten vereist is, moeten de aanvragen efficiënt en tijdig worden verwerkt.

    (42)Richtlijn 2009/81/EG van het Europees Parlement en de Raad 14 heeft tot doel de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten op defensie- en veiligheidsgebied te harmoniseren, zodat aan de veiligheidseisen van de lidstaten en de uit het Verdrag voortvloeiende verplichtingen kan worden voldaan. Die richtlijn voorziet met name in specifieke bepalingen waarin dringende situaties als gevolg van een crisis worden geregeld, met name kortere termijnen voor de ontvangst van inschrijvingen en de mogelijkheid om gebruik te maken van de onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande bekendmaking van een aanbestedingsbericht. De extreme urgentie als gevolg van de huidige crisis op het gebied van de levering van munitie kan echter zelfs met die bepalingen onverenigbaar zijn wanneer meer dan twee lidstaten voornemens zijn tot een gemeenschappelijke aanbesteding over te gaan. In sommige gevallen kunnen de veiligheidsbelangen van die lidstaten alleen gewaarborgd worden door het openstellen van een bestaande raamovereenkomst voor aanbestedende diensten van lidstaten die er oorspronkelijk geen partij bij waren, ook al was die mogelijkheid niet voorzien in de oorspronkelijke raamovereenkomst.

    (43)Overeenkomstig de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie moeten wijzigingen van een opdracht strikt beperkt blijven tot hetgeen in de gegeven omstandigheden absoluut noodzakelijk is, waarbij de beginselen van non-discriminatie, transparantie en evenredigheid zoveel mogelijk in acht worden genomen. In dit verband moet het mogelijk zijn om van Richtlijn 2009/81/EG af te wijken door de in de raamovereenkomst vastgestelde hoeveelheden te verhogen wanneer deze voor aanbestedende diensten van andere lidstaten worden opengesteld. Voor deze aanbestedende diensten moeten voor die extra hoeveelheden dezelfde voorwaarden gelden als voor de oorspronkelijke aanbestedende dienst die de oorspronkelijke raamovereenkomst heeft gesloten. In dergelijke gevallen moet de aanbestedende dienst ook elke ondernemer die aan de voorwaarden van de oorspronkelijke raamovereenkomst voldoet, toestaan een contractant van die raamovereenkomst te worden. Daarnaast moeten passende transparantiemaatregelen worden genomen om ervoor te zorgen dat alle potentieel geïnteresseerde partijen op de hoogte kunnen worden gebracht. Om de gevolgen van deze wijzigingen voor de goede werking van de interne markt te beperken en onevenredige concurrentieverstoringen te voorkomen, moet het op deze manier wijzigen van kaderovereenkomsten alleen tot en met 30 juni 2025 mogelijk zijn.

    (44)Richtlijn 2009/43/EG van het Europees Parlement en de Raad 15 heeft tot doel de voorwaarden voor de overdracht van defensiegerelateerde producten binnen de EU te vereenvoudigen, met name door middel van algemene overdrachtsvergunningen waarvan de verificatie achteraf geschiedt, die betrekking hebben op een vooraf bepaald assortiment, aan specifieke afnemers geleverde of voor een specifiek doel bestemde producten, en die niet van te voren aangevraagd hoeven worden. Geen van de verplichte algemene overdrachtsvergunningen als bedoeld in artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2009/43/EG of de aanbevelingen van de Commissie betreffende de harmonisatie van het toepassingsgebied van en de voorwaarden voor deze vergunningen zijn echter voldoende voor de overdrachten die nodig zijn voor de productie van relevante defensieproducten.

    (45)In de huidige context, waarin de leveringstermijnen overal in de betrokken toeleverings- en waardeketens verkort moeten worden, lijkt het noodzakelijk de overdracht van relevante defensieproducten vrij te stellen van de verplichting van voorafgaande toestemming binnen de Unie. Deze vrijstelling mag geen afbreuk doen aan de beslissingsvrijheid van de lidstaten wat betreft het exportbeleid voor defensiegerelateerde producten.

    (46)Om concurrerend, innovatief en veerkrachtig te zijn en om zijn productiecapaciteit te kunnen opvoeren, moet de EDTIB toegang hebben tot zowel publieke als particuliere financiering. Zoals bepaald in de “Bijdrage van de Commissie aan de Europese defensie” van 15 februari 2022, zijn de initiatieven van de Unie inzake duurzame financiering in overeenstemming met de inspanningen van de Unie om de Europese defensie-industrie voldoende toegang tot financiering en investeringen te helpen bieden. In die context vormt het EU-kader voor duurzame financiering geen belemmering voor investeringen in defensiegerelateerde activiteiten. De defensie-industrie van de Unie levert een cruciale bijdrage aan de weerbaarheid en veiligheid van de Unie en daarmee aan de vrede en sociale duurzaamheid. Binnen de initiatieven van de Unie inzake het duurzamefinancieringsbeleid worden controversiële wapens waarvan de ontwikkeling, productie, aanleg van voorraden, aanwending, overdracht en levering bij door de lidstaten van de Unie ondertekende internationale verdragen is verboden, onverenigbaar geacht met sociale duurzaamheid. Voor de sector gelden strikte toetsingsvoorschriften wat betreft de overbrenging en uitvoer van militaire producten en producten voor tweeërlei gebruik. In dit verband zou een verbintenis van nationale en Europese financiële actoren (zoals nationale stimuleringsbanken en -instellingen) om de Europese defensie-industrie te ondersteunen, een sterk signaal afgeven aan de particuliere sector. Voor zover dergelijke investeringen duidelijk zouden dienen om de prioriteiten van het strategisch kompas uit te voeren, moet de Europese Investeringsbank (EIB) haar steun aan de Europese defensie-industrie en aan gezamenlijke aanbestedingen opvoeren bovenop haar lopende steun voor tweeërlei gebruik, en tegelijkertijd haar andere missies op het gebied van economische ontwikkeling en de financiering van overheidsbeleid, met inbegrip van de dubbele transitie en in overeenstemming met artikel 309 VWEU en haar statuten, volledig voortzetten.

    (47)Ondernemingen in de waardeketen van relevante defensieproducten moeten toegang hebben tot schuldfinanciering om de investeringen te versnellen die nodig zijn om de productiecapaciteit te vergroten. Het instrument moet het voor EU-ondernemingen op het gebied van munitie en raketten makkelijker maken toegang tot financiering te krijgen. De verordening moet er met name voor zorgen dat voor die juridische entiteiten dezelfde voorwaarden gelden als voor andere juridische entiteiten, waarbij eventuele extra kosten die eigen zijn aan de defensiesector, worden vergoed.

    (48)De Commissie kan een speciale faciliteit opzetten als onderdeel van de investeringsfaciliteringsactiviteiten die gezamenlijk worden omschreven als het “opschalingsfonds”. Het opschalingsfonds kan in direct of indirect beheer worden uitgevoerd. De Commissie moet in dat verband onderzoeken hoe de EU-begroting het best kan worden aangewend om publieke en private investeringen aan te trekken ter ondersteuning van de beoogde snelle opschaling, bijvoorbeeld door de mogelijkheid van een blendingfaciliteit, onder meer in het kader van het bij Verordening (EU) 2021/523 van het Europees Parlement en de Raad 16 ingestelde InvestEU-fonds, in nauwe samenwerking met haar uitvoerende partners. De activiteiten van het opschalingsfonds moeten de uitbreiding van de productiecapaciteit van munitie en raketten ondersteunen door de bedrijven in de hele waardeketen meer toegang tot middelen te bieden.

    (49)Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend met betrekking tot de vaststelling van het werkprogramma en de lijst van defensieproducten waarvan levering cruciaal is, het aan ondernemingen opleggen van de verplichting om als prioritair aangemerkte orders tegen een eerlijke en redelijke prijs te aanvaarden of uit te voeren, en voor het vaststellen van de praktische en operationele regelingen voor de werking van als prioritair aangemerkte orders. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad 17 . Indien dwingende redenen van urgentie dit vereisen, moet de Commissie onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vaststellen in naar behoren gemotiveerde gevallen die verband houden met de vaststelling van de lijst van defensieproducten waarvan levering cruciaal is, het aan ondernemingen opleggen van de verplichting om als prioritair aangemerkte orders tegen een eerlijke en redelijke prijs te aanvaarden of uit te voeren, en het vaststellen van praktische en operationele regelingen voor de werking van als prioritair aangemerkte orders.

    (50)Daar de doelstelling van deze verordening, namelijk de gevolgen van de veiligheidscrisis op te vangen, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang en de gevolgen van het voorgestelde optreden, beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (“VEU”) neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

    (51)Deze verordening moet van toepassing zijn onverminderd de mededingingsregels van de Unie, met name de artikelen 101 tot en met 109 VWEU en de uitvoeringsverordeningen daarvan.

    (52)Er zij aan herinnerd dat beleidsuitgaven die voortvloeien uit titel V, hoofdstuk 2, overeenkomstig artikel 41, lid 2, VEU ten laste komen van de begroting van de Unie, met uitzondering van uitgaven die voortvloeien uit operaties die gevolgen hebben op militair of defensiegebied.

    (53)In het licht van de urgentie om de veiligheidscrisis aan te pakken, is het passend een uitzondering te maken op de periode van acht weken genoemd in artikel 4 van Protocol nr. 1 betreffende de rol van de nationale parlementen in de Europese Unie, dat gehecht is aan het VEU, het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie. Gezien het dreigende gevaar voor de voorzieningszekerheid als gevolg van de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne, moet deze verordening in werking treden op de dag na de bekendmaking ervan in het Publicatieblad.

    (54)Op grond van de punten 22 en 23 van het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven 18 moet de verordening worden geëvalueerd op basis van overeenkomstig bepaalde monitoringvoorschriften verzamelde informatie, waarbij administratieve lasten, in het bijzonder voor de lidstaten, en overregulering moeten worden vermeden. Die voorschriften moeten in voorkomend geval meetbare indicatoren omvatten als basis voor de evaluatie van de effecten van de verordening in de praktijk. De Commissie moet uiterlijk op 30 juni 2024 een evaluatie uitvoeren, onder meer met het oog op het indienen van voorstellen voor passende wijzigingen van deze verordening,

    HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    HOOFDSTUK I

    Algemene bepalingen

    Artikel 1

    Onderwerp

    In deze verordening worden een reeks maatregelen en een begroting vastgesteld die bedoeld zijn om dringend het reactievermogen en het vermogen van de Europese technologische en industriële defensiebasis (EDTIB) te versterken, teneinde de tijdige beschikbaarheid en levering van grond-grondmunitie en artilleriemunitie, alsmede raketten (“relevante defensieproducten”) te waarborgen, met name door middel van:

    a)een instrument dat financiële ondersteuning biedt aan de versterking van de industrie voor de productie van de relevante defensieproducten in de Unie, onder meer door de levering van onderdelen daarvan (“het instrument”);

    b)het identificeren, in kaart brengen en permanent monitoren van de beschikbaarheid van de relevante defensieproducten, de componenten daarvan en de bijbehorende inputs (grondstoffen);

    c)het vaststellen van mechanismen, beginselen en tijdelijke regels om de tijdige en duurzame beschikbaarheid van de relevante defensieproducten voor de kopers daarvan in de Unie te waarborgen.

    Op basis van een evaluatie, overeenkomstig artikel 28, van de resultaten die medio 2024 met de uitvoering van deze verordening zijn bereikt, in het bijzonder wat de ontwikkeling van de beveiligingscontext betreft, zal worden nagegaan of het wenselijk is de toepasbaarheid van de reeks maatregelen uit te breiden en de overeenkomstige aanvullende begroting toe te wijzen.

    Artikel 2

    Definities

    Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

    1)“grondstoffen”: de materialen die nodig zijn voor de productie van relevante defensieproducten;

    2)“knelpunt”: een congestiepunt in een productiesysteem dat de productie stopzet of ernstig vertraagt;

    3)“ontvanger”: een entiteit waarmee een financieringsovereenkomst is ondertekend of waaraan kennis van een financieringsbesluit is gegeven;

    4)“aanvrager”: een natuurlijke persoon of een entiteit met of zonder rechtspersoonlijkheid die in het kader van een subsidietoekenningsprocedure een aanvraag heeft ingediend;

    5)“zeggenschap”: het vermogen om via een of meer intermediaire juridische entiteiten direct of indirect beslissende invloed uit te oefenen op een juridische entiteit;

    6)“uitvoerende bestuursstructuur”: een overeenkomstig nationaal recht aangewezen orgaan van een juridische entiteit dat in voorkomend geval aan de bestuursvoorzitter rapporteert en gemachtigd is om de strategie, doelstellingen en algemene richting van de juridische entiteit te bepalen, en dat belast is met het toezicht op en de monitoring van de bestuurlijke besluitvorming;

    7)“entiteit”: een uit hoofde van het Unierecht, nationaal recht of internationaal recht opgerichte en erkende rechtspersoon, die rechtspersoonlijkheid bezit en de bekwaamheid bezit in eigen naam te handelen, rechten uit te oefenen en verplichtingen te hebben, dan wel een entiteit zonder rechtspersoonlijkheid als bedoeld in artikel 197, lid 2, punt c), van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 (het Financieel Reglement);

    8)“gerubriceerde informatie”: informatie of materiaal in ongeacht welke vorm waarvan ongeoorloofde openbaarmaking de belangen van de Unie of van een of meer van haar lidstaten in meerdere of mindere mate kan schaden en die/dat een EU-rubricering of een overeenkomstige rubricering draagt die strookt met de Overeenkomst tussen de lidstaten van de Europese Unie, in het kader van de Raad bijeen, betreffende de bescherming van in het belang van de Europese Unie uitgewisselde gerubriceerde informatie;

    9)“gevoelige informatie”: informatie en gegevens die moeten worden beschermd tegen ongeoorloofde toegang of openbaarmaking op grond van in Unierecht of nationaal recht vastgelegde verplichtingen, dan wel om de bescherming van de persoonlijke levenssfeer of veiligheid van een natuurlijke persoon of rechtspersoon te waarborgen;

    10)“entiteit uit een niet-geassocieerd derde land”: een juridische entiteit die in een niet-geassocieerd derde land is gevestigd of die in de Unie of een geassocieerd land is gevestigd, maar waarvan de uitvoerende bestuursstructuur zich in een niet-geassocieerd derde land bevindt;

    11)“productiedoorlooptijd”: de periode tussen het plaatsen van een kooporder en het voltooien van de order door de fabrikant;

    12)“relevante defensieproducten”: grond-grondmunitie en artilleriemunitie, alsmede raketten;

    13)“defensieproducten waarvan levering cruciaal is”: relevante defensieproducten of essentiële componenten of grondstoffen daarvan waarvan is vastgesteld dat zij ernstig worden getroffen door verstoring of potentiële verstoring van de werking van de eengemaakte markt en de toeleveringsketens daarvan, waardoor daadwerkelijke of potentiële aanzienlijke tekorten ontstaan;

    14)“blendingverrichtingen”: een door de Uniebegroting ondersteunde actie, onder meer in het kader van een blendingfaciliteit of -platform als gedefinieerd in artikel 2, punt 6, van het Financieel Reglement, waarbij niet-terugbetaalbare vormen van steun of financieringsinstrumenten uit de Uniebegroting worden gecombineerd met terugbetaalbare vormen van steun van instellingen voor ontwikkelingsfinanciering of andere openbare financiële instellingen, alsmede van commerciële financiële instellingen en investeerders;

    15)“excellentiekeurmerk”: kwaliteitskeurmerk dat aantoont dat een voorstel dat is ingediend naar aanleiding van een in het kader van het instrument gedane oproep tot het indienen van voorstellen, alle in het werkprogramma vastgestelde drempelwaarden voor beoordeling heeft gehaald, maar bij gebrek aan beschikbare middelen in het werkprogramma voor die oproep tot het indienen van voorstellen niet kon worden gefinancierd, en steun zou kunnen ontvangen uit andere Unie- of nationale financieringsbronnen.

    Artikel 3

    Deelname van derde landen aan de het instrument

    Het instrument staat open voor deelname van leden van de Europese Vrijhandelsassociatie die lid zijn van de Europese Economische Ruimte (geassocieerde landen), overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgesteld in de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.

    HOOFDSTUK II

    HET INSTRUMENT

    Artikel 4

    Doelstellingen van het instrument

    1.De doelstelling van het instrument is de efficiëntie en het concurrentievermogen van de Europese technologische en industriële defensiebasis (EDTIB) te bevorderen om door de versterking van de industrie het opvoeren van de productiecapaciteit en de tijdige levering van relevante defensieproducten te ondersteunen.

    2.De versterking van de industrie bestaat met name in het initiëren en versnellen van de aanpassing van de sector aan de snelle structurele veranderingen als gevolg van de crisis in de levering van de relevante defensieproducten. Dit omvat de verbetering en versnelling van het aanpassingsvermogen van toeleveringsketens voor relevante defensieproducten, het creëren van productiecapaciteit of het opvoeren daarvan, en het verkorten van de productiedoorlooptijd voor de relevante defensieproducten in de hele Unie, met name dankzij de intensivering en verbreding van de grensoverschrijdende samenwerking tussen de betrokken juridische entiteiten.

    Artikel 5

    Begroting

    1.De financiële middelen voor de uitvoering van het instrument voor de periode vanaf de inwerkingtreding ervan tot en met 30 juni 2025 worden vastgesteld op 500 miljoen EUR in lopende prijzen.

    2.Binnen de in lid 1 van dit artikel vastgestelde financiële middelen kan maximaal 50 miljoen EUR in het kader van het in artikel 21 omschreven “opschalingsfonds” als blendingverrichting worden gebruikt.

    3.Aan de lidstaten in gedeeld beheer toegewezen middelen kunnen, op verzoek van de betrokken lidstaat, onder de voorwaarden van de desbetreffende bepalingen van Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad 19 naar het instrument worden overgedragen. De Commissie wendt die middelen op directe wijze aan overeenkomstig artikel 62, lid 1, eerste alinea, punt a), van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad 20 . Die middelen worden ten voordele van de betrokken lidstaat gebruikt.

    Indien de Commissie voor overeenkomstig dit lid overgedragen middelen geen juridische verbintenis in direct beheer is aangegaan, kunnen de overeenkomstige niet-vastgelegde middelen weer worden overgedragen naar het fonds van waaruit zij oorspronkelijk zijn overgedragen en aan een of meer programma’s worden toegewezen overeenkomstig de voorwaarden van de desbetreffende bepalingen van Verordening (EU) 2021/1060.

    4.Het in lid 1 bedoelde bedrag kan ook worden gebruikt voor technische en administratieve bijstand bij de uitvoering van het instrument, zoals activiteiten op het gebied van voorbereiding, monitoring, controle, audit en evaluatie, met inbegrip van bedrijfsinformatietechnologiesystemen.

    5.Vastleggingen in de begroting voor activiteiten waarvan de uitvoering zich over meer dan één begrotingsjaar uitstrekt, mogen in jaartranches worden verdeeld.

    6.De begroting van het instrument kan worden verhoogd wanneer de situatie dit vereist of indien de verordening overeenkomstig artikel 1, laatste alinea, wordt verlengd.

    Artikel 6

    Cumulatieve en alternatieve financiering

    1.Het instrument wordt uitgevoerd in synergie met andere programma’s van de Unie. Aan een actie waaraan een bijdrage uit hoofde van een ander programma van de Unie is toegekend, kan ook een bijdrage uit het instrument worden toegekend, op voorwaarde dat de bijdragen niet dezelfde kosten dekken. De regels van het desbetreffende programma van de Unie zijn van toepassing op de overeenkomstige bijdrage aan de actie. De cumulatieve financiering mag niet hoger zijn dan de totale subsidiabele kosten van de actie. De steun uit de verschillende programma’s van de Unie kan op een pro-ratabasis worden berekend overeenkomstig de documenten waarin de steunvoorwaarden zijn vastgesteld.

    2.Om in het kader van het instrument een excellentiekeurmerk toegekend te krijgen, moeten acties aan alle volgende voorwaarden voldoen: 

    a)ze zijn beoordeeld in een oproep tot het indienen van voorstellen in het kader van het instrument; 

    b)zij voldoen aan de minimale kwaliteitseisen van die oproep tot het indienen van voorstellen; 

    c)zij worden wegens budgetbeperkingen niet in het kader van die oproep tot het indienen van voorstellen gefinancierd. 

    3.Wanneer de lidstaten, overeenkomstig Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad, gewijzigde of nieuwe herstel- en veerkrachtplannen voorstellen, mogen zij maatregelen opnemen die ook bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van dit instrument, met name maatregelen die verband houden met voorstellen die in het kader van een oproep tot het indienen van voorstellen uit hoofde van het instrument zijn ingediend, waaraan een excellentiekeurmerk is toegekend.

    4.Artikel 8, lid 5, is van overeenkomstige toepassing op acties die overeenkomstig dit artikel worden gefinancierd.

    Artikel 7

    Vormen van financiering door de Unie

    1.Het instrument wordt in direct beheer uitgevoerd en, wat betreft het beheer van het in artikel 21 bedoelde opschalingsfonds, in indirect beheer met de organen als bedoeld in artikel 62, lid 1, punt c), van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046. In het kader van het instrument kan financiering worden verstrekt in een van de in het Financieel Reglement vastgestelde vormen, met inbegrip van financiering in de vorm van financieringsinstrumenten in het kader van blendingverrichtingen. Blendingverrichtingen worden uitgevoerd overeenkomstig titel X van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046, Verordening (EU) 2021/523 en artikel 21 van deze verordening. 

    2.In afwijking van artikel 193, lid 2, van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 kunnen financiële bijdragen, indien voor de uitvoering van een actie relevant en noodzakelijk, betrekking hebben op acties die vóór de datum van indiening van het voorstel voor die acties zijn gestart, mits die acties niet vóór 20 maart 2023 van start zijn gegaan.

    Artikel 8

    Subsidiabele acties

    1.Alleen acties ter verwezenlijking van de doelstellingen als vastgelegd in artikel 4 komen in aanmerking voor subsidie.

    2.In het kader van het instrument wordt financiële steun verleend voor acties om vastgestelde knelpunten in productiecapaciteit en toeleveringsketens aan te pakken teneinde de productie veilig te stellen en te versnellen zodat de effectieve levering en tijdige beschikbaarheid van de relevante defensieproducten kan worden gewaarborgd.

    3.Subsidiabele acties betreffen een of meer van de volgende activiteiten en hebben uitsluitend betrekking op de productiecapaciteit van relevante defensieproducten, met inbegrip van de onderdelen en grondstoffen daarvan, voor zover zij uitsluitend bestemd zijn of worden gebruikt voor de productie van relevante defensieproducten:

    a)de optimalisering, uitbreiding, modernisering, opwaardering of herbestemming van bestaande, of de totstandbrenging van nieuwe, productiecapaciteit betreffende de relevante defensieproducten of de grondstoffen en componenten daarvan, voor zover deze als directe input worden gebruikt voor de productie van relevante defensieproducten, met name om de productiecapaciteit te vergroten of de productiedoorlooptijd te verkorten, onder meer op basis van de aanbesteding of aankoop van de benodigde gereedschapswerktuigen en alle andere noodzakelijke productiemiddelen;

    b)het opzetten van grensoverschrijdende partnerschappen in de industrie, onder meer via publiek-private partnerschappen of andere vormen van samenwerking in de industrie, in het kader van een gezamenlijke inspanning van de industrie, met inbegrip van activiteiten die gericht zijn op de coördinatie van het betrekken of reserveren van grondstoffen en componenten, voor zover deze als directe input voor de productie van relevante defensieproducten worden gebruikt, alsook van productiecapaciteit, en op de coördinatie van productieplannen;

    c)het opbouwen en beschikbaar stellen van gereserveerde productiecapaciteit voor snelle toenames in de vraag naar relevante defensieproducten, grondstoffen en componenten daarvan, voor zover deze als directe input worden gebruikt voor de productie van relevante defensieproducten, in overeenstemming met de bestelde of geplande productievolumes;

    d)het testen en, indien nodig, het opnieuw inzetbaar maken, het certificeren, indien nodig, van relevante defensieproducten om de veroudering ervan aan te pakken en ze voor eindgebruikers bruikbaar te maken;

    e)de opleiding, omscholing of bijscholing van personeel in verband met de in de punten a) tot en met d) van dit artikel bedoelde activiteiten;

    f)de verbetering van de toegang tot financiering door relevante marktdeelnemers die in de productie of het op de markt brengen van de relevante defensieproducten actief zijn, door compensatie van eventuele extra kosten die eigen zijn aan de defensie-industriesector, voor investeringen in verband met de in de punten a) tot en met e) van dit artikel beschreven activiteiten.

    4.De volgende acties zijn in het kader van het instrument niet subsidiabel:

    a)acties in verband met de productie van goederen of de levering van diensten die krachtens het toepasselijke internationale recht verboden zijn;

    b)acties in verband met de productie van dodelijke autonome wapens die niet de mogelijkheid bieden om een zinvolle menselijke controle uit te oefenen over besluiten in verband met de selectie en inzet ervan bij aanvallen op mensen;

    c)acties of delen daarvan die al volledig uit andere publieke of particuliere bronnen worden gefinancierd;

    d)acties die uitgaven met zich brengen die uit operaties voortvloeien met gevolgen op militair of defensiegebied.

    5.Door overeenkomsten met afzonderlijke ontvangers te sluiten, waarborgt de Commissie dat met het instrument alleen activiteiten worden gefinancierd die uitsluitend de productiecapaciteit van relevante defensieproducten betreffen, met inbegrip van de onderdelen en grondstoffen daarvan, voor zover deze exclusief bestemd zijn of worden gebruikt voor de productie van relevante defensieproducten.

    Artikel 9

    Percentage financiële steun

    1.Het instrument financiert maximaal 40 % van de subsidiabele kosten van een actie.

    2.In afwijking van lid 1 kan een actie in aanmerking komen voor een verhoogd financieringspercentage van 10 extra procentpunten wanneer aanvragers:

    a)aantonen een bijdrage te leveren aan de totstandkoming van nieuwe grensoverschrijdende samenwerking tussen in lidstaten of geassocieerde landen gevestigde juridische entiteiten, zoals beschreven in artikel 10, lid 4, of

    b)zich ertoe verbinden voor de duur van de actie voorrang te geven aan orders die volgen uit de gemeenschappelijke aanbesteding van relevante defensieproducten door ten minste drie lidstaten of geassocieerde landen of uit de aanbesteding van relevante defensieproducten door ten minste één lidstaat die inkoopt om de aangekochte relevante defensieproducten aan Oekraïne over te dragen. Deze verbintenis is van toepassing op alle aanbestedingen van alle producten die direct of indirect steun uit hoofde van dit instrument ontvangen.

    In afwijking hiervan kan de steun uit het instrument tot 100 % van de subsidiabele kosten dekken van een in artikel 8, lid 3, punt f), bedoelde activiteit.

    3.De ontvangers tonen aan dat de kosten van een actie die niet door de Unie wordt gefinancierd, door andere financieringsmiddelen worden gedekt.

    Artikel 10

    Subsidiabele entiteiten

    1.De bij een actie betrokken ontvangers moeten (openbare of particuliere) juridische entiteiten zijn, die in de Unie of in een geassocieerd land gevestigd zijn.

    2.De infrastructuur, faciliteiten, activa en middelen van de bij een actie betrokken ontvangers, die worden gebruikt voor de doeleinden van een door het instrument gesteunde actie, bevinden zich tijdens de gehele duur van de actie op het grondgebied van een lidstaat of een geassocieerd land, en hun uitvoerende bestuursstructuur is gevestigd in de Unie of een geassocieerd land.

    3.Een in de Unie of in een geassocieerd land gevestigde onderneming die onder zeggenschap van een niet-geassocieerd derde land of een entiteit uit een niet-geassocieerd derde land staat, is als een bij een door het instrument gesteunde actie betrokken ontvanger uitsluitend subsidiabel indien garanties die zijn goedgekeurd door de lidstaat of het geassocieerde land waar de onderneming is gevestigd, overeenkomstig de nationale procedures ter beschikking worden gesteld van de Commissie, waarbij wordt gewaarborgd dat de betrokkenheid bij een actie van een dergelijke onderneming niet in strijd is met de veiligheids- en defensiebelangen van de Unie en haar lidstaten die zijn bepaald in het kader van het GBVB op grond van titel V van het VEU, noch met de in artikel 4 van deze verordening vastgestelde doelstellingen. De garanties moeten met name aantonen dat er voor de uitvoering van een actie maatregelen zijn getroffen die ervoor zorgen dat:

    a)de ontvanger in staat is om de actie uit te voeren en resultaten te boeken en er geen belemmeringen of beperkingen zijn die betrekking hebben op zijn infrastructuur, faciliteiten, activa, middelen, intellectuele eigendom of knowhow, die nodig zijn voor de actie, of die de vermogens en normen die nodig zijn voor de uitvoering van de actie ondermijnen;

    b)de producten die worden vervaardigd door ondernemingen die financiële ondersteuning uit hoofde van het instrument hebben genoten, niet zijn onderworpen aan een beperking door een niet-geassocieerd derde land of een entiteit uit een niet-geassocieerd derde land, en

    c)de toegang van een niet-geassocieerd derde land of van een entiteit uit een niet-geassocieerd derde land tot gevoelige of gerubriceerde informatie met betrekking tot de actie wordt voorkomen, en de werknemers of andere personen die bij de actie zijn betrokken, in voorkomend geval beschikken over een door een lidstaat of geassocieerd land afgegeven nationale veiligheidsmachtiging.

    4.Indien de lidstaat of het geassocieerde land van vestiging van de onderneming dit passend acht, kunnen aanvullende garanties worden verstrekt.

    5.De Commissie informeert het in artikel 22 bedoelde comité over ondernemingen die overeenkomstig lid 3 in aanmerking komen voor steun.

    Artikel 11

    Toekenningscriteria

    Elk voorstel wordt beoordeeld op basis van een of meer van de volgende criteria voor het meten van de bijdrage die de desbetreffende acties leveren aan de versterking van de industrie die wordt nagestreefd ter bevordering van de efficiëntie en het algehele concurrentievermogen van de EDTIB, met betrekking tot de relevante defensieproducten:

    1)verhoging van de productiecapaciteit in de Unie: de bijdrage van de actie, met betrekking tot de relevante defensieproducten, aan de verhoging, opschaling of reservering van de productiecapaciteit, de modernisering ervan of de om- en bijscholing van de betrokken werknemers;

    2)vermindering van de productiedoorlooptijd: de bijdrage van de actie aan het tijdig voorzien in de vraag zoals die via aanbestedingen tot uiting komt, in termen van kortere leveringstermijnen, onder meer via mechanismen voor herprioritering van orders;

    3)wegwerken van knelpunten bij de bevoorrading en productie: de bijdrage van de actie aan de vlotte identificatie en het snel en duurzaam wegwerken van eventuele knelpunten bij de bevoorrading (het betrekken van grondstoffen en andere productiemiddelen) of de productie (productiecapaciteit);

    4)veerkracht dankzij grensoverschrijdende samenwerking: de bijdrage van de actie aan de ontwikkeling en operationalisering van grensoverschrijdende samenwerking tussen in verschillende lidstaten of geassocieerde landen gevestigde ondernemingen, waarbij met name — en in aanzienlijke mate — kmo’s of midcaps als ontvangers, als subcontractanten of als andere ondernemingen in de toeleveringsketen betrokken zijn;

    5)het aantonen door de aanvragers van het verband tussen de actie en nieuw geplaatste orders die voortvloeien uit de gezamenlijke aanbesteding van relevante defensieproducten door ten minste drie lidstaten of geassocieerde landen, met name indien gedaan in een EU-kader;

    6)De kwaliteit van de uitvoeringsplanning van de actie, onder meer wat betreft de processen en monitoring ervan.

    Artikel 12

    Werkprogramma

    1.Het instrument wordt uitgevoerd door middel van één werkprogramma als bedoeld in artikel 110 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046. In de werkprogramma’s wordt in voorkomend geval het voor blendingverrichtingen gereserveerde totaalbedrag opgenomen.

    2.De Commissie stelt het in lid 1 bedoelde werkprogramma vast door middel van een uitvoeringshandeling. De uitvoeringshandeling wordt vastgesteld volgens de in artikel 22, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

    3.In het werkprogramma worden de financieringsprioriteiten vastgesteld in overeenstemming met de in artikel 13, lid 1, bedoelde inventarisatie en rekening houdend met de werkzaamheden van de taskforce voor gezamenlijke aanbestedingen op defensiegebied.

    Hoofdstuk III

    Identificatie en inventarisatie

    Artikel 13

    Identificatie van de behoeften, inventarisatie en monitoring van capaciteiten

    1.De Commissie stelt, op basis van de samenwerking met de EDEO en het EDA in het kader van de taskforce voor gezamenlijke aanbestedingen op defensiegebied, een inventarisatie op van relevante in de Unie gevestigde ondernemingen die actief zijn in de toeleveringsketens van de relevante defensieproducten, met inbegrip van bijvoorbeeld het type en de specificaties van de relevante defensieproducten, hun bijbehorende productiecapaciteit en hun positie in de toeleveringsketen, en houdt deze inventarisatie actueel.

    Op basis van deze inventarisatie houdt de Commissie, in nauwe samenwerking met de geïdentificeerde ondernemingen, voortdurend toezicht op hun productiecapaciteit en hun toeleveringsketens en beoordeelt zij hun algemene vermogen om in te spelen op de verwachte ontwikkeling van de marktvraag.

    2.De Commissie legt de resultaten van de inventarisatie of de actualisering daarvan en van het toezicht op de toeleveringsketens, alsook haar beoordeling van het algemene vermogen van de geïdentificeerde ondernemingen om in te spelen op de verwachte ontwikkeling van de marktvraag voor aan het in artikel 22 bedoelde comité en bespreekt deze regelmatig met dat comité. Daarbij zal de Commissie rekening houden met de werkzaamheden die worden verricht in het kader van de regelmatige bijeenkomsten van de nationale directeuren Bewapening met de taskforce voor gezamenlijke aanbestedingen op defensiegebied.

    3.Op basis van de uit hoofde van lid 1 verzamelde informatie en rekening houdend met de uit hoofde van lid 2 gevoerde besprekingen, stelt de Commissie door middel van uitvoeringshandelingen een lijst op van defensieproducten waarvan levering cruciaal is en werkt zij deze regelmatig bij. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 22, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure. Om naar behoren gemotiveerde dwingende redenen van urgentie in verband met de leveringscrisis stelt de Commissie volgens de in artikel 22, lid 4, bedoelde procedure onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vast.

    4.In overleg met de lidstaat waar zij zijn gevestigd, kan de Commissie de ondernemingen die defensieproducten aanbieden waarvan levering cruciaal is, verzoeken om, in verband met die producten, binnen vijf werkdagen gedetailleerde informatie te ontvangen over:

    a)de totale productiecapaciteit voor de relevante defensieproducten waarvan levering cruciaal is;

    b)de bestaande en verwachte schommelingen in de voorraden van dergelijke producten;

    c)eventuele bestaande schema’s van de verwachte productie voor de volgende drie maanden voor elke productiefaciliteit in de Unie of elders;

    d)alle aanvullende informatie die relevant is om de tijdige beschikbaarheid te waarborgen van defensieproducten waarvan levering cruciaal is.

    5.Onverminderd de nationale veiligheidsbelangen verstrekken de lidstaten de Commissie in voorkomend geval aanvullende informatie die nodig is om de doelstellingen van deze verordening te verwezenlijken.

    6.Onverminderd de nationale veiligheidsbelangen en de bescherming van commercieel vertrouwelijke informatie die voortvloeit uit door de lidstaten gesloten overeenkomsten, stelt een lidstaat die voornemens is op nationaal niveau maatregelen vast te stellen voor de aanbesteding, aankoop of vervaardiging van in de in lid 3 bedoelde lijst opgenomen defensieproducten waarvan levering cruciaal is, de Commissie daarvan tijdig in kennis.

    Hoofdstuk IV

    Leveringszekerheid

    Artikel 14

    Als prioritair aangemerkte orders

    1.Wanneer ten minste drie lidstaten die een overeenkomst hebben gesloten of overwegen een overeenkomst te sluiten om gezamenlijk relevante defensieproducten aan te kopen, of wanneer een lidstaat relevante defensieproducten heeft aangekocht of overweegt aan te schaffen met het oog op de overdracht daarvan aan Oekraïne, ernstige moeilijkheden ondervindt bij het plaatsen van de order of bij de uitvoering van de opdracht als gevolg van tekorten of ernstige risico’s op tekorten aan defensieproducten waarvan levering cruciaal is, en deze moeilijkheden de veiligheid van de Unie en haar lidstaten kunnen ondermijnen, kunnen die lidstaten de Commissie verzoeken een onderneming de verplichting op te leggen een order inzake defensieproducten waarvan levering cruciaal is, te aanvaarden, dan wel voorrang te geven aan een order inzake defensieproducten waarvan levering cruciaal is (“als prioritair aangemerkte order”), zoals gedefinieerd in artikel 13, lid 3.

    2.Naar aanleiding van een dergelijk verzoek kan de Commissie, na raadpleging van de lidstaat van vestiging van de betrokken onderneming en met zijn instemming, die onderneming in kennis stellen van haar voornemen om een als prioritair aangemerkte order op te leggen.

    De kennisgeving van het voornemen bevat informatie over de rechtsgrondslag ervan, details inzake het betrokken product en de betrokken specificaties en hoeveelheden, alsmede het tijdschema en de termijn waarbinnen de order zou moeten worden uitgevoerd, en vermeldt de redenen die het gebruik van de als prioritair aangemerkte order rechtvaardigen.

    Vanaf het moment van kennisgeving van het voornemen antwoordt de onderneming de Commissie binnen vijf werkdagen en deelt zij mee of zij het verzoek al dan niet kan aanvaarden. Wanneer de urgentie van de situatie zulks vereist, kan de Commissie, op basis van een motivering van die urgentie, de termijn waarbinnen de onderneming moet antwoorden, verkorten.

    Indien de onderneming het verzoek afwijst, verstrekt zij de Commissie een gedetailleerde toelichting bij de aangevoerde redenen om het voorgenomen verzoek af te wijzen.

    Indien de onderneming het verzoek aanvaardt, wordt de order geacht te zijn aanvaard onder de in het verzoek van de Commissie beschreven voorwaarden in de zin van lid 1 en is de onderneming hier wettelijk aan gebonden.

    3.Indien de onderneming aan welke de kennisgeving is gericht het verzoek afwijst, wordt de order geacht te zijn geweigerd. Met inachtneming van de door de onderneming aangevoerde redenen kan de Commissie, in overleg met de lidstaat van vestiging van die onderneming:

    a)het verzoek niet verder doorzetten;

    b)een uitvoeringshandeling vaststellen die de betrokken ondernemingen ertoe verplicht de als prioritair aangemerkte order tegen een eerlijke en redelijke prijs te aanvaarden of uit te voeren.

    4.De Commissie houdt rekening met de bezwaren die de onderneming uit hoofde van lid 2 heeft aangevoerd en motiveert waarom het, in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel en de grondrechten van de onderneming uit hoofde van het Handvest van de grondrechten van de Unie, noodzakelijk was deze handeling vast te stellen in het licht van de in lid 1 beschreven omstandigheden.

    De Commissie vermeldt in de uitvoeringshandeling de rechtsgrondslag van de als prioritair aangemerkte order, stelt de termijn vast waarbinnen de order moet worden uitgevoerd, alsmede het product, de specificaties, het volume en alle andere parameters die in acht moeten worden genomen. De Commissie vermeldt ook de in artikel 15 bedoelde sancties voor niet-naleving van de verplichting.

    5.Indien de onderneming het verzoek van de Commissie uit hoofde van lid 2 heeft aanvaard of indien de Commissie overeenkomstig lid 3 een uitvoeringshandeling heeft vastgesteld, geldt dat de als prioritair aangemerkte order:

    a)tegen een eerlijke en redelijke prijs wordt geplaatst;

    b)voorrang heeft op elke publiekrechtelijke of privaatrechtelijke uitvoeringsverplichting.

    6.Indien de onderneming heeft ingestemd met het verzoek van de Commissie uit hoofde van lid 2 of wanneer de Commissie een uitvoeringshandeling heeft vastgesteld uit hoofde van lid 3, kan de onderneming de Commissie verzoeken de als prioritair aangemerkte order te herzien indien zij van oordeel is dat zulks voldoende gerechtvaardigd is om een van de volgende redenen:

    a)indien de onderneming wegens ontoereikende productievermogens of productiecapaciteiten niet in staat is de als prioritair aangemerkte order uit te voeren, zelfs niet wanneer de order met voorrang wordt behandeld;

    b)indien aanvaarding van de order een onredelijke economische last zou meebrengen en de onderneming in bijzonder moeilijke omstandigheden zou brengen.

    De onderneming verstrekt alle relevante en onderbouwde informatie aan de hand waarvan de Commissie de gegrondheid van de aangevoerde bezwaren kan beoordelen.

    Op basis van het onderzoek van de door de onderneming aangevoerde redenen en bewijzen kan de Commissie, na raadpleging van de betrokken lidstaat, haar uitvoeringshandeling wijzigen om de betrokken onderneming geheel of gedeeltelijk vrij te stellen van haar verplichtingen uit hoofde van lid 2.

    7.Voor de toepassing van deze verordening mogen overdrachten van defensieproducten waarvan levering cruciaal is en die onder de als prioritair aangemerkte order vallen, niet als gevoelig in de zin van artikel 4, lid 8, van Richtlijn 2009/43/EG worden aangemerkt.

    8.Wanneer een in de Unie gevestigde onderneming onderworpen is aan een maatregel van een derde land die een als prioritair aangemerkte order inhoudt, stelt zij de Commissie daarvan in kennis. De Commissie stelt het comité vervolgens in kennis van het bestaan van dergelijke maatregelen.

    9.Wanneer een onderneming overeenkomstig lid 2 of lid 3 een als prioritair aangemerkte order aanvaardt of verplicht is die te aanvaarden en met voorrang te behandelen, wordt zij afgeschermd van contractuele of niet-contractuele aansprakelijkheid in verband met het vervullen van de als prioritair aangemerkte order. De aansprakelijkheid wordt alleen uitgesloten voor zover de schending van contractuele verplichtingen noodzakelijk was om te voldoen aan de opgelegde prioritering.

    10.De Commissie stelt een uitvoeringshandeling vast waarin de praktische en operationele regelingen voor de werking van als prioritair aangemerkte orders worden vastgelegd.

    11.De in de leden 3 en 10 bedoelde uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 22, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure. Om naar behoren gemotiveerde, dwingende redenen van urgentie in verband met de leveringscrisis stelt de Commissie volgens de in artikel 22, lid 4, bedoelde procedure onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vast.

    Artikel 15

    Sancties

    1.Indien een onderneming opzettelijk of door grove nalatigheid niet voldoet aan een verplichting om prioriteit te geven aan als prioritair aangemerkte orders overeenkomstig artikel 14, kan de Commissie bij besluit, indien dit noodzakelijk en evenredig wordt geacht, dwangsommen opleggen.

    2.Dwangsommen bedragen niet meer dan 1,5 % van de gemiddelde dagelijkse omzet in het voorgaande boekjaar voor elke werkdag van niet-naleving van de verplichting, berekend vanaf de in het besluit vastgestelde datum.

    3.Bij de vaststelling van het bedrag van de dwangsom wordt rekening gehouden met de aard, de ernst en de duur van de inbreuk, met inachtneming van de beginselen van evenredigheid en passendheid.

    4.Wanneer de onderneming de verplichting is nagekomen ter afdwinging waarvan de dwangsom was opgelegd, kan de Commissie de uiteindelijk verschuldigde dwangsom vaststellen op een bedrag dat lager is dan het uit het oorspronkelijke besluit voortvloeiende bedrag.

    5.Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft volledige rechtsmacht ter zake van beroep tegen besluiten van de Commissie waarin een geldboete of een dwangsom wordt vastgesteld. Het kan de opgelegde geldboete of dwangsom intrekken, verlagen of verhogen.

    6.De verjaringstermijn gaat in op de dag waarop de inbreuk is gepleegd. In geval van voortdurende of voortgezette inbreuken gaat de verjaringstermijn echter pas in op de dag waarop de inbreuk is beëindigd. De verjaring wordt gestuit door de maatregelen die de Commissie of de bevoegde autoriteiten van de lidstaten nemen om de naleving van de bepalingen van deze verordening te waarborgen. Na elke stuiting begint een nieuwe verjaringstermijn te lopen. De verjaringstermijn verstrijkt echter uiterlijk op de dag waarop een termijn gelijk aan tweemaal de verjaringstermijn is verstreken zonder dat de Commissie een dwangsom heeft opgelegd. Die termijn wordt verlengd met de periode waarin de verjaring is geschorst omdat tegen het besluit van de Commissie een procedure aanhangig is bij het Hof van Justitie van de Europese Unie.

    7.De bevoegdheid van de Commissie om op grond van dit artikel genomen besluiten ten uitvoer te leggen, verjaart na drie jaar. De verjaringstermijn gaat in op de dag waarop het besluit niet meer kan worden aangevochten. De verjaringstermijn voor de tenuitvoerlegging van dwangsommen wordt gestuit: a) door kennisgeving van een besluit waarbij het oorspronkelijke bedrag van de dwangsom wordt gewijzigd of waarbij een daartoe strekkend verzoek wordt afgewezen; b) door elke handeling van de Commissie of van een lidstaat op verzoek van de Commissie tot inning van de geldboete of de dwangsom. Na elke stuiting begint een nieuwe verjaringstermijn te lopen. De verjaringstermijn voor de tenuitvoerlegging van dwangsommen wordt geschorst zolang: a) een betalingstermijn is toegestaan; b) de tenuitvoerlegging krachtens een beslissing van het Hof van Justitie is opgeschort.

    Artikel 16

    Recht om te worden gehoord voor het opleggen van geldboeten en dwangsommen

    1.Alvorens een besluit uit hoofde van artikel 15 vast te stellen, stelt de Commissie de betrokken onderneming in de gelegenheid te worden gehoord over: a) voorlopige bevindingen van de Commissie, met inbegrip van alle zaken waartegen de Commissie bezwaren heeft gemaakt; b) maatregelen die de Commissie eventueel voornemens is te nemen in het licht van de voorlopige bevindingen als bedoeld in punt a) van dit lid.

    2.De betrokken ondernemingen kunnen hun opmerkingen over de voorlopige bevindingen van de Commissie indienen binnen een termijn die de Commissie in haar voorlopige bevindingen vaststelt en die niet minder dan 14 werkdagen bedraagt.

    3.De Commissie doet haar besluiten slechts steunen op de punten van bezwaar waarover de ondernemingen opmerkingen hebben kunnen maken.

    4.Het recht van verdediging van de ondernemingen wordt in de loop van iedere procedure ten volle geëerbiedigd. De betrokken ondernemingen hebben recht tot inzage van het dossier van de Commissie volgens de voorwaarden van een onderhandelde inzageverlening, onder voorbehoud van het rechtmatige belang van de ondernemingen inzake de bescherming van hun zakengeheimen. Het recht tot inzage van het dossier geldt niet voor vertrouwelijke inlichtingen en interne documenten van de Commissie of de autoriteiten van de lidstaten. Met name geldt het recht tot inzage niet voor de correspondentie tussen de Commissie en de autoriteiten van de lidstaten. Niets in dit lid belet de Commissie om voor het bewijs van een inbreuk noodzakelijke inlichtingen bekend te maken of te gebruiken.

    Artikel 17

    Versnelling van de vergunningsprocedure voor de tijdige beschikbaarheid en levering van relevante defensieproducten

    1.De lidstaten zorgen ervoor dat administratieve aanvragen met betrekking tot de planning, de bouw en de exploitatie van productiefaciliteiten, de overdracht van productiemiddelen binnen de EU en de kwalificering en certificering van eindproducten efficiënt en tijdig worden verwerkt. Daartoe zorgen alle betrokken nationale autoriteiten ervoor dat deze aanvragen zo snel als wettelijk mogelijk worden behandeld.

    2.De lidstaten zorgen ervoor dat in individuele gevallen bij het afwegen van juridische belangen in het plannings- en vergunningverleningsproces voorrang wordt gegeven aan de bouw en exploitatie van fabrieken en installaties voor de productie van relevante defensieproducten.

    Artikel 18

    Continuïteit van de productie van relevante defensieproducten

    1.De lidstaten kunnen besluiten ondernemingen die actief zijn op het gebied van relevante defensieproducten te gebruiken of aan te moedigen gebruik te maken van de afwijkingen waarin artikel 17, lid 3, van Richtlijn 2003/88/EG voorziet, om uitbreiding van werkploegendiensten mogelijk te maken en zo de continuïteit van de productie van relevante defensieproducten te vergemakkelijken, indien zij dat nodig achten om de doelstellingen van deze verordening te verwezenlijken.

    2.Daartoe zorgen alle betrokken nationale autoriteiten ervoor dat, indien voorafgaande toestemming vereist is, de aanvragen om van dergelijke afwijkingen gebruik te maken van bedrijven die actief zijn op het gebied van relevante defensieproducten zo snel als juridisch mogelijk worden behandeld.

    Artikel 19

    Faciliteren van gemeenschappelijke aanbestedingen tijdens de huidige crisis op het gebied van de levering van munitie

    1.Wanneer ten minste drie lidstaten een overeenkomst sluiten om gezamenlijk relevante defensieproducten aan te schaffen en wanneer de extreme urgentie als gevolg van de huidige crisis als gevolg van de Russische agressie tegen Oekraïne het gebruik van een van de procedures van Richtlijn 2009/81/EG voor de gunning van een raamovereenkomst verhindert, kunnen de volgende regels worden toegepast.

    2.In afwijking van artikel 29, lid 2, tweede alinea, van Richtlijn 2009/81/EG kan een aanbestedende dienst een bestaande raamovereenkomst die is gegund volgens een van de procedures van artikel 21 van Richtlijn 2009/81/EG, zodanig aanpassen dat de bepalingen ervan van toepassing kunnen zijn op aanbestedende diensten die oorspronkelijk geen partij zijn bij de raamovereenkomst.

    3.In afwijking van artikel 29, lid 2, derde alinea, van Richtlijn 2009/81/EG kan een aanbestedende dienst de in een bestaande raamovereenkomst vastgestelde hoeveelheden substantieel wijzigen voor zover dit strikt noodzakelijk is voor de toepassing van lid 2. Wanneer de in een bestaande raamovereenkomst vastgestelde hoeveelheden overeenkomstig dit lid ingrijpend worden aangepast, biedt de aanbestedende dienst elke ondernemer die voldoet aan de oorspronkelijk in de raamovereenkomst vastgestelde voorwaarden, door middel van een in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakte ad-hocaankondiging de mogelijkheid om zich bij die raamovereenkomst aan te sluiten.

    4.Het beginsel van non-discriminatie is van toepassing op de in de leden 2 en 3 bedoelde raamovereenkomsten met betrekking tot de extra hoeveelheden, met name tussen de in lid 1 bedoelde aanbestedende diensten van de lidstaten.

    5.De aanbestedende diensten die in de in de leden 2 en 3 van dit artikel genoemde gevallen een overeenkomst hebben aangepast, doen hiervan mededeling in het Publicatieblad van de Europese Unie. Dergelijke mededelingen worden overeenkomstig artikel 32 van Richtlijn 2009/81/EG bekendgemaakt.

    6.De aanbestedende diensten mogen geen oneigenlijk gebruik maken van dit artikel en het evenmin gebruiken om de mededinging te hinderen, te beperken of te vervalsen.

    7.Aanpassingen in de in dit artikel bedoelde kaderovereenkomsten mogen niet worden aangebracht na 30 juni 2025.

    Artikel 20

    Faciliteren van overdrachten van defensiegerelateerde producten binnen de EU

    1.In afwijking van artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2009/43/EG is voor de overdracht van de volgende defensiegerelateerde producten tussen de lidstaten geen voorafgaande toestemming vereist:

    a)munitie en ontstekingsinstellingsinrichtingen, en speciaal daarvoor ontworpen onderdelen, zoals vermeld in de derde categorie van de bijlage bij Richtlijn 2009/43/EG (derde categorie van de EU-lijst van militaire goederen — ML3);

    b)raketten, aanverwante apparatuur en toebehoren, en speciaal daarvoor ontworpen onderdelen, zoals vermeld in de vierde categorie van de bijlage bij Richtlijn 2009/43/EG (vierde categorie van de EU-lijst van militaire goederen — ML4).

    2.Elke overdracht overeenkomstig de in lid 1 bedoelde afwijking wordt ter informatie meegedeeld aan de lidstaat van oorsprong.

    3.Dit artikel laat de beslissingsvrijheid van de lidstaten in het exportbeleid voor defensiegerelateerde producten van lid 1 onverlet.

    Hoofdstuk V

    Specifieke bepalingen voor de toegang tot financiering

    Artikel 21

    Opschalingsfonds

    1.Er kan een blendingfaciliteit worden opgezet, die moet worden omschreven als het “opschalingsfonds” waarin schuldoplossingen worden voorgesteld om de investeringen die nodig zijn om de productiecapaciteit te vergroten, te mobiliseren, minder risicovol te maken en te versnellen.

    2.De specifieke doelstellingen van het opschalingsfonds zijn:

    a)het hefboomeffect van de begrotingsuitgaven van de Unie verbeteren en een hoger multiplicatoreffect bereiken bij het aantrekken van private financiering;

    b)steun verlenen aan ondernemingen die moeilijkheden ondervinden bij de toegang tot financiering, en tegemoetkomen aan de behoefte om de veerkracht van de defensie-industrie van de Unie te ondersteunen;

    c)investeringen op het gebied van de fabricage van relevante defensieproducten versnellen, financiering uit zowel de publieke als de particuliere sector aantrekken en de leveringszekerheid voor de hele defensie-industrie van de Unie vergroten;

    d)de toegang tot financiering verbeteren voor investeringen in verband met de in artikel 8, lid 3, punten a) tot en met e), beschreven activiteiten.

    Hoofdstuk VI

    Slotbepalingen

    Artikel 22

    Comitéprocedure

    1.De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

    2.Het Europees Defensieagentschap wordt uitgenodigd om de vergaderingen van het comité bij te wonen als waarnemer, teneinde zijn standpunten kenbaar te maken en zijn deskundigheid te delen. De Europese Dienst voor extern optreden wordt eveneens uitgenodigd om de vergaderingen van het comité bij te wonen.

    3.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

    4.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 8 van Verordening (EU) nr. 182/2011 in samenhang met artikel 5 van toepassing.

    Artikel 23

    Informatiebeveiliging

    1.De Commissie beschermt gerubriceerde informatie die zij in verband met de toepassing van deze verordening heeft ontvangen overeenkomstig de in Besluit (EU, Euratom) 2015/444 van de Commissie 21 vastgestelde veiligheidsvoorschriften.

    2.De Commissie maakt gebruik van bestaande of nieuw opgezette beveiligde uitwisselingssystemen om de uitwisseling van gevoelige en gerubriceerde informatie tussen de Commissie, de hoge vertegenwoordiger, het Europees Defensieagentschap en de lidstaten en, in voorkomend geval, met de juridische entiteiten waarop de in deze verordening vastgestelde maatregelen van toepassing zijn, te vergemakkelijken. Die systemen nemen de nationale beveiligingsvoorschriften van de lidstaten in acht.

    Artikel 24

    Vertrouwelijkheid en verwerking van de informatie

    1.Informatie die naar aanleiding van de toepassing van deze verordening is ontvangen, wordt slechts gebruikt voor het doel waarvoor zij werd gevraagd.

    2.De lidstaten en de Commissie waarborgen de bescherming van handels- en bedrijfsgeheimen en andere gevoelige en gerubriceerde informatie die bij de toepassing van deze verordening is verkregen en opgesteld, met inbegrip van aanbevelingen en te nemen maatregelen, overeenkomstig het Unierecht en het toepasselijke nationale recht.

    3.De lidstaten en de Commissie zorgen ervoor dat op grond van deze verordening verstrekte of uitgewisselde gerubriceerde informatie geen lagere rubriceringsgraad krijgt of gederubriceerd wordt zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de opsteller.

    4.De Commissie deelt geen informatie op een manier die kan leiden tot de identificatie van een individuele marktdeelnemer wanneer het delen van de informatie resulteert in potentiële commerciële of reputatieschade voor deze marktdeelnemer of in de onthulling van bedrijfsgeheimen.

    Artikel 25

    Bescherming van persoonsgegevens

    1.Deze verordening doet geen afbreuk aan de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens uit hoofde van Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad 22 en Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad 23 , noch aan de verplichtingen van de Commissie en, in voorkomend geval, van andere instellingen en organen van de Unie in verband met de verwerking van persoonsgegevens uit hoofde van Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad 24 bij het vervullen van hun verantwoordelijkheden.

    2.Persoonsgegevens worden niet verwerkt of meegedeeld tenzij zulks strikt noodzakelijk is voor de toepassing van deze verordening. In dergelijke gevallen zijn in voorkomend geval de voorwaarden van Verordening (EU) 2016/679 en Verordening (EU) 2018/1725 van toepassing.

    3.Wanneer de verwerking van persoonsgegevens niet strikt noodzakelijk is voor de uitvoering van de in deze verordening vastgestelde mechanismen, worden persoonsgegevens zodanig geanonimiseerd dat de betrokkene niet kan worden geïdentificeerd.

    Artikel 26

    Audits

    Audits naar het gebruik van de bijdrage van de Unie door personen of entiteiten, met inbegrip van andere personen of entiteiten dan die welke door de instellingen, organen en instanties van de Unie zijn gemachtigd, vormen de basis van de algemene zekerheid in de zin van artikel 127 van het Financieel Reglement. Overeenkomstig artikel 287 VWEU onderzoekt de Europese Rekenkamer de rekeningen van alle ontvangsten en uitgaven van de Unie.

    Artikel 27

    Bescherming van de financiële belangen van de Unie

    Indien een geassocieerd land aan het instrument deelneemt door middel van een op grond van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte vastgesteld besluit, verleent het geassocieerde land de nodige rechten en toegang aan de verantwoordelijke ordonnateur, OLAF en de Rekenkamer, zodat deze hun respectieve bevoegdheden ten volle kunnen uitoefenen. In het geval van OLAF omvatten dergelijke rechten het recht om onderzoeken, met inbegrip van controles en inspecties ter plaatse, uit te voeren als bepaald in Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013.

    Artikel 28

    Informatie, communicatie en publiciteit

    1.De ontvangers van Uniefinanciering erkennen de oorsprong van die middelen en geven zichtbaarheid aan de Uniefinanciering, met name wanneer zij de acties en de resultaten ervan promoten, door meerdere doelgroepen, waaronder de media en het grote publiek, op samenhangende, doeltreffende en proportionele wijze te informeren.

    2.De Commissie onderneemt informatie- en communicatieacties in verband met het instrument, de acties die op grond van het instrument worden ondernomen en de behaalde resultaten.

    3.De aan het fonds toegewezen financiële middelen dragen tevens bij aan de institutionele communicatie over de politieke prioriteiten van de Unie, voor zover die prioriteiten verband houden met de in artikel 4 bedoelde doelstellingen.

    4.De aan het fonds toegewezen financiële middelen kunnen ook bijdragen aan de organisatie van verspreidingsactiviteiten, netwerkevenementen en bewustmakingsactiviteiten, met name om de toeleveringsketens open te stellen teneinde de grensoverschrijdende deelname van kleine en middelgrote ondernemingen te bevorderen.

    Artikel 29

    Evaluatie

    1.Uiterlijk op 30 juni 2024 stelt de Commissie een verslag op met een evaluatie van de uitvoering van de in deze verordening vervatte maatregelen en de resultaten daarvan, alsmede van de mogelijkheid om de toepasbaarheid ervan uit te breiden en te voorzien in financiering, met name in het licht van de ontwikkeling van de beveiligingscontext. Het evaluatieverslag bouwt voort op raadplegingen van de lidstaten en de belangrijkste belanghebbenden en wordt meegedeeld aan het Europees Parlement en de Raad.

    2.Rekening houdend met het evaluatieverslag kan de Commissie voorstellen indienen voor passende wijzigingen van deze verordening, met name om eventuele aanhoudende risico’s in verband met de levering van relevante defensieproducten te blijven aanpakken.

    Artikel 30

    Inwerkingtreding en toepassing

    Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Deze verordening is van toepassing tot en met 30 juni 2025. Dit doet geen afbreuk aan de voortzetting of wijziging van uit hoofde van deze verordening geïnitieerde acties, van alle maatregelen die nodig zijn om de financiële belangen van de Europese Unie te beschermen en van de aan de Commissie verleende bevoegdheden om overeenkomstig artikel 15 sancties op te leggen.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel,

    Voor het Europees Parlement    Voor de Raad

    De voorzitter    De voorzitter

    FINANCIEEL MEMORANDUM

    1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

    1.1.Benaming van het voorstel/initiatief

    1.2.Betrokken beleidsterrein(en)

    1.3.Het voorstel/initiatief betreft:

    1.4.Doelstelling(en)

    1.4.1.Algemene doelstelling(en)

    1.4.2.Specifieke doelstelling(en)

    1.4.3.Verwacht(e) resulta(a)t(en) en gevolg(en)

    1.4.4.Prestatie-indicatoren

    1.5.Motivering van het voorstel/initiatief

    1.5.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien, met een gedetailleerd tijdschema voor de uitrol van het initiatief

    1.5.2.Toegevoegde waarde van de deelname van de Unie (deze kan het resultaat zijn van verschillende factoren, bijvoorbeeld coördinatiewinst, rechtszekerheid, grotere doeltreffendheid of complementariteit). Voor de toepassing van dit punt wordt onder “toegevoegde waarde van de deelname van de Unie” verstaan de waarde die een optreden van de Unie oplevert bovenop de waarde die door een optreden van alleen de lidstaten zou zijn gecreëerd.

    1.5.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

    1.5.4.Verenigbaarheid met het meerjarig financieel kader en eventuele synergie met andere passende instrumenten

    1.5.5.Beoordeling van de verschillende beschikbare financieringsopties, waaronder mogelijkheden voor herschikking

    1.6.Duur en financiële gevolgen van het voorstel/initiatief

    1.7.Wijze(n) van uitvoering van de begroting

    2.BEHEERSMAATREGELEN

    2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen

    2.2.Beheers- en controlesyste(e)m(en)

    2.2.1.Rechtvaardiging van de voorgestelde beheersvorm(en), uitvoeringsmechanisme(n) voor financiering, betalingsvoorwaarden en controlestrategie

    2.2.2.Informatie over de geïdentificeerde risico’s en het (de) systeem (systemen) voor interne controle dat is (die zijn) opgezet om die risico’s te beperken

    2.2.3.Raming en motivering van de kosteneffectiviteit van de controles (verhouding van de controlekosten tot de waarde van de desbetreffende financiële middelen) en evaluatie van het verwachte foutenrisico (bij betaling en bij afsluiting).

    2.3.    Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

    3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

    3.1.Rubriek(en) van het meerjarig financieel kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

    3.2.Geraamde financiële gevolgen van het voorstel inzake kredieten

    3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de beleidskredieten

    3.2.2.Geraamde output, gefinancierd met beleidskredieten

    3.2.3.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten

    3.2.3.1.Geraamde personeelsbehoeften

    3.2.4.Verenigbaarheid met het huidige meerjarig financieel kader

    3.2.5.Bijdragen van derden

    3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

    1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

    1.1.Benaming van het voorstel/initiatief

    Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad ter ondersteuning van de productie van munitie

    1.2.Betrokken beleidsterrein(en)

    Defensie-industriebeleid van de Unie

    1.3.Het voorstel/initiatief betreft:

     een nieuwe actie

    een nieuwe actie na een proefproject/voorbereidende actie 25

    de verlenging van een bestaande actie

    de samenvoeging of ombuiging van een of meer acties naar een andere/een nieuwe actie

    1.4.Doelstelling(en)

    1.4.1.Algemene doelstelling(en)

    In deze handeling worden een reeks maatregelen vastgesteld die bedoeld zijn om dringend het reactievermogen en het vermogen van de Europese technologische en industriële defensiebasis (EDTIB) te versterken, teneinde de tijdige beschikbaarheid en levering van grond-grondmunitie en artilleriemunitie alsmede raketten (hierna “relevante defensieproducten” genoemd) te waarborgen, met name door middel van:

    — een instrument ter financiële ondersteuning van defensiebedrijven doorheen de hele waardeketen die relevante defensieproducten produceren.

    — het in kaart brengen en voortdurend monitoren van relevante defensieproducten, hun componenten en kritieke inputs, om defensieproducten te identificeren waarvan levering cruciaal is;

    — mechanismen, beginselen en tijdelijke regels om de beschikbaarheid van relevante defensieproducten voor de lidstaten te ondersteunen.

    1.4.2.Specifieke doelstelling(en)

    n.v.t.

    1.4.3.Verwacht(e) resulta(a)t(en) en gevolg(en)

    Vermeld de gevolgen die het voorstel/initiatief zou moeten hebben op de begunstigden/doelgroepen.

    Vermoedelijke resultaten: Het instrument zal bijdragen tot de versterking van de Europese technologische en industriële defensiebasis (EDTIB), de aanpassing ervan aan lopende structurele veranderingen op de markt vergemakkelijken en aldus bijdragen tot de tijdige beschikbaarheid en levering van grond-grondmunitie en artilleriemunitie alsmede raketten (relevante defensieproducten). In de Unie is er productiecapaciteit op het gebied van grond-grondmunitie en artilleriemunitie alsmede raketten aanwezig. De productiecapaciteit is echter op vredestijd afgestemd, met een bescheiden vraag, wat ertoe heeft geleid dat de voorraden tot een minimum beperkt zijn en beroep wordt gedaan op een wereldwijde gediversifieerde waaier aan leveranciers, wat de defensie-industrie van de Unie vatbaar maakt voor afhankelijkheden. Als gevolg daarvan maken de huidige productiecapaciteit en de bestaande toeleverings- en waardeketens geen veilige en tijdige levering van defensieproducten mogelijk om tegemoet te komen aan de behoeften van de lidstaten, zowel voor hun eigen beveiligingsbehoeften als voor het blijven ondersteunen van de Oekraïense behoeften. De financiële bijdrage van de EU moet bijdragen tot het ontsluiten van een aantal acties die dringend moeten worden uitgevoerd om de tijdige beschikbaarheid en levering van relevante defensieproducten aan de lidstaten te waarborgen. De Europese productie wordt met de orders van de lidstaten en derde landen reeds aan bijna maximale capaciteit geboekt, wat leidt tot steeds verdere prijsstijgingen. Daarom zijn overeenkomstig artikel 173, lid 3, aanvullende maatregelen op het gebied van het EU-industriebeleid nodig om de EU-industrie te ondersteunen bij het verhogen van haar productie, het verkorten van haar levertermijn en het aanpakken van potentiële knelpunten die de levering en productie van relevante defensieproducten kunnen vertragen of belemmeren.

    Verwachte impact:

    Een bijdrage van de Unie van 500 miljoen EUR zou een passende stimulans bieden voor marktdeelnemers die betrokken zijn bij de productie van de desbetreffende defensieproducten om maatregelen te nemen om hun productiecapaciteit te vergroten en/of investeringen in de toeleveringsketen te vergemakkelijken. Deze zal bijdragen aan het verkorten van de doorlooptijd voor de productie van de desbetreffende defensieproducten en tegelijkertijd investeringen om de industrie in staat te stellen meer en sneller te produceren, vergemakkelijken. Tevens wordt industriële samenwerking en coördinatie voor het betrekken van grondstoffen ondersteund.

    Als gevolg daarvan zal het instrument het concurrentievermogen van de Europese defensie-industrie die bij de productie van deze producten betrokken is, bevorderen. Op middellange tot langere termijn wordt verwacht dat extra investeringen in de EDTIB voordelen zullen opleveren wat betreft het scheppen van banen en vaardigheden en de voorzieningszekerheid zullen vergroten.

    1.4.4.Prestatie-indicatoren

    Vermeld de indicatoren voor de monitoring van de voortgang en de beoordeling van de resultaten

    Gezien de korte uitvoeringsperiode zullen de resultaten en gevolgen van het instrument worden beoordeeld tijdens de retrospectieve beoordeling aan het einde van de uitvoering van het programma.

    De Commissie zal ervoor zorgen dat de nodige indicatoren voor het toezicht op de uitvoering van het programma door de met de uitvoering belaste entiteit zullen worden vastgesteld. Dat zijn onder andere:

    - verhoging van de productiecapaciteit voor relevante defensieproducten binnen de EU;

    - vermindering van de productiedoorlooptijd;

    - aantal marktdeelnemers dat gefaciliteerde toegang krijgt tot financiering;

    - aantal nieuwe grensoverschrijdende samenwerkingsverbanden met in andere lidstaten of geassocieerde landen gevestigde ondernemingen.

    1.5.Motivering van het voorstel/initiatief 

    1.5.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien, met een gedetailleerd tijdschema voor de uitrol van het initiatief

    De verordening zal worden uitgevoerd door middel van direct beheer. De Commissie moet over de nodige deskundigen beschikken om doeltreffend toezicht te kunnen houden op de uitvoering.

    1.5.2.Toegevoegde waarde van de deelname van de Unie (deze kan het resultaat zijn van verschillende factoren, bijvoorbeeld coördinatiewinst, rechtszekerheid, grotere doeltreffendheid of complementariteit). Voor de toepassing van dit punt wordt onder “toegevoegde waarde van de deelname van de Unie” verstaan de waarde die een optreden van de Unie oplevert bovenop de waarde die door een optreden van alleen de lidstaten zou zijn gecreëerd.

    Zoals benadrukt in de gezamenlijke mededeling over de analyse van de lacunes op het gebied van defensie-investeringen en de te volgen koers (JOIN(2022) 24 final), leiden decennia van onderinvestering tot lacunes in de defensievermogens waarover de strijdkrachten van de EU-lidstaten beschikken, en tot industriële lacunes binnen de Unie. De versnippering van de vraag heeft ook geleid tot nationale industriële silo’s en een overeenkomstige veelheid aan soortgelijke defensiesystemen, die vaak onderling niet interoperabel zijn. De huidige context van de defensiemarkt wordt gekenmerkt door een toenemende bedreiging voor de veiligheid, een snelle verhoging van de defensiebegrotingen van de lidstaten, die de aankoop van soortgelijk materieel beogen. Dit leidt tot een vraag naar grond-grondmunitie en artilleriemunitie, alsook naar raketten die de EDTIB-productiecapaciteit voor dergelijke producten, die momenteel is toegesneden op vredestijd, overstijgt. In dit verband zijn aanzienlijke investeringen nodig waarvoor defensiebedrijven, die normaal gesproken geen aanzienlijke zelfgefinancierde industriële investeringen doen, de risico’s moeten verminderen, evenals regelgevende steun om bestaande knelpunten, zoals de toegang tot geschoold personeel en grondstoffen, weg te nemen. Het optreden van de Unie door het verminderen van de risico’s van industriële investeringen door middel van subsidies zal een snellere aanpassing aan de aanhoudende structurele veranderingen op de markt mogelijk maken. De voorgestelde maatregelen zullen ook de veerkracht van de EDTIB bevorderen door middel van grensoverschrijdende industriële partnerschappen en samenwerking tussen relevante ondernemingen in een gezamenlijke inspanning van de industrie om toenemende versnippering van de toeleveringsketens te voorkomen.

    1.5.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

    n.v.t.

    1.5.4.Verenigbaarheid met het meerjarig financieel kader en eventuele synergie met andere passende instrumenten

    Het instrument zal een aanvulling vormen op geplande EU-instrumenten zoals het instrument voor de versterking van de Europese defensie-industrie door middel van gemeenschappelijke aanbestedingen, en bestaande EU-programma’s zoals het Europees Defensiefonds en EU-defensie-initiatieven zoals de permanente gestructureerde samenwerking (PESCO) of het strategisch kompas voor veiligheid en defensie. Het zal ook synergieën tot stand brengen met andere EU-programma’s.

     

    1.5.5.Beoordeling van de verschillende beschikbare financieringsopties, waaronder mogelijkheden voor herschikking

    n.v.t.

     

    1.6.Duur en financiële gevolgen van het voorstel/initiatief

     beperkte geldigheidsduur

    van kracht vanaf 2023 tot en met 30/6/2025 

       financiële gevolgen vanaf 2023 tot en met 2024 voor vastleggingskredieten en vanaf 2023 tot en met 2028 voor betalingskredieten 

     onbeperkte geldigheidsduur

    uitvoering met een opstartperiode vanaf JJJJ tot en met JJJJ,

    gevolgd door een volledige uitvoering.

    1.7.Geplande beheersvorm(en) 26  

     direct beheer door de Commissie

    door haar diensten, waaronder het personeel in de delegaties van de Unie; 

       door de uitvoerende agentschappen 

     gedeeld beheer met de lidstaten 

     indirect beheer door begrotingsuitvoeringstaken toe te vertrouwen aan:

    derde landen of de door hen aangewezen organen;

    internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke);

    de EIB en het Europees Investeringsfonds;

    de in de artikelen 70 en 71 van het Financieel Reglement bedoelde organen;

    publiekrechtelijke organen;

    privaatrechtelijke organen met een openbare dienstverleningstaak, voor zover zij voldoende financiële garanties bieden;

    privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die voldoende financiële garanties bieden;

    personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling.

    Opmerkingen

    Het instrument wordt overeenkomstig het Financieel Reglement in direct beheer uitgevoerd en het in artikel 21 bedoelde opschalingsfonds kan in indirect beheer worden uitgevoerd met de organen als bedoeld in artikel 61, lid 1, punt c), van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046.

    BEHEERSMAATREGELEN

    2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen 

    Vermeld frequentie en voorwaarden.

    Overeenkomstig artikel 29 van het instrument zal de Commissie uiterlijk 30/6/2024 een evaluatieverslag over het instrument opstellen en dit voorleggen aan het Europees Parlement en de Raad. In het verslag worden de impact en de doeltreffendheid van de acties in het kader van het instrument geëvalueerd. Daartoe zal de Commissie de nodige monitoringregelingen treffen om ervoor te zorgen dat de relevante gegevens betrouwbaar en soepel worden verzameld.

    2.2.Beheers- en controlesyste(e)m(en) 

    2.2.1.Rechtvaardiging van de voorgestelde beheersvorm(en), uitvoeringsmechanisme(n) voor financiering, betalingsvoorwaarden en controlestrategie

    De Commissie zou de algemene verantwoordelijkheid dragen voor de uitvoering van het instrument. De Commissie is met name voornemens het instrument in direct beheer uit te voeren (met uitzondering van het opschalingsfonds, dat in indirect beheer zou kunnen worden uitgevoerd). Het gebruik van direct beheer verduidelijkt de verantwoordelijkheden (uitvoering door ordonnateurs), verkort de leveringsketen (verkorting van de subsidietoekenningstermijn en de betalingstermijn), vermijdt belangenconflicten en vermindert de uitvoeringskosten (geen beheerskosten voor een met de uitvoering belaste entiteit).

    De Commissie moet de financieringsprioriteiten en -voorwaarden vaststellen door middel van één meerjarig werkprogramma. De vaststelling van prioriteiten moet worden ondersteund door de werkzaamheden van de taskforce voor gezamenlijke aanbestedingen op defensiegebied. Er moet een programmacomité van de lidstaten worden opgericht, waarin het Europees Defensieagentschap moet worden verzocht zijn standpunten en deskundigheid aan het comité kenbaar te maken als waarnemer, en de Europese Dienst voor extern optreden, met inbegrip van zijn Militaire Staf, moet worden uitgenodigd om het comité bij te staan. De Commissie zal het meerjarige werkprogramma goedkeuren na advies van het comité in het kader van de onderzoeksprocedure.

    De financiering in het kader van het instrument zal de vorm aannemen van subsidies die tot 100 % van de kosten van de actie dekken, evenals leningen. De Commissie kan in haar subsidies gebruikmaken van vereenvoudigde kostenopties (bv. forfaitaire bedragen) om de administratieve lasten voor de begunstigden te verminderen en de inspanningen te richten op de resultaten van de acties.

    Bij de opstelling van de betalingsregeling zal rekening worden gehouden met het voorstel van de begunstigde (om de begunstigde in staat te stellen problemen met de kasmiddelen te voorkomen) en tegelijkertijd de bescherming van de begroting van de Unie worden gewaarborgd. De Commissie kan, als steunverlenende autoriteit, haar financiële bijdrage verlagen, inhouden of beëindigen in geval van een gebrekkige of ontoereikende uitvoering van de acties of vertragingen.

    De controlestrategie voor het programma, met inbegrip van controles vooraf en achteraf, zal voortbouwen op de ervaring die is opgedaan met het EDF en de daaraan voorafgaande programma’s, EDIDP en PADR.

    2.2.2.Informatie over de geïdentificeerde risico’s en het (de) systeem (systemen) voor interne controle dat is (die zijn) opgezet om die risico’s te beperken

    Het instrument is bedoeld om de uitbreiding van de productiecapaciteit te ondersteunen.

    De met het instrument geassocieerde risico’s zijn een ontoereikend begrotingsvolume in vergelijking met de werkelijke behoeften, moeilijkheden om knelpunten in de productie op te sporen en de hoogdringendheid van de behoeften van de strijdkrachten van de Unie die mogelijk niet in lijn is met de productieprocessen. Aangezien het instrument een aanvulling vormt op andere initiatieven waarover de Raad overeenstemming heeft bereikt ter ondersteuning van de strijdkrachten van de EU en Oekraïne, is coördinatie van de vraag tussen de lidstaten een voorwaarde.

    Daarom zou de Commissie het instrument in direct beheer uitvoeren door voort te bouwen op de deskundigheid die is opgedaan bij de uitvoering van het Europees Defensiefonds, één enkel meerjarig werkprogramma op te stellen en vast te stellen en de subsidietoekenningstermijn te verkorten.

    2.2.3.Raming en motivering van de kosteneffectiviteit van de controles (verhouding van de controlekosten tot de waarde van de desbetreffende financiële middelen) en evaluatie van het verwachte foutenrisico (bij betaling en bij afsluiting). 

    De begroting van het programma zal onder direct beheer worden uitgevoerd. Op basis van de ervaring van de Commissie met het beheer van subsidies worden de totale controlekosten van het instrument door de Commissie geraamd op minder dan 1 % van de desbetreffende beheerde financiering.

    Wat het verwachte foutenpercentage betreft, wordt beoogd die onder de drempel van 2 % te houden. De Commissie is van mening dat de uitvoering van het programma in direct beheer, met degelijk opgeleide (ervaren personeel, mogelijk gerekruteerd uit de ministeries van Defensie van de lidstaten) en goed bemande teams die onder toezicht van gedelegeerde ordonnateurs opereren, duidelijke regels toepassen en op passende wijze gebruik maken van de op output gebaseerde instrumenten, het foutenpercentage onder de materialiteitsdrempel van 2 % zal houden.

    2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

    Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen, bijvoorbeeld in het kader van de fraudebestrijdingsstrategie.

    Het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) is bevoegd om onderzoek uit te voeren met betrekking tot de werkzaamheden die in het kader van dit initiatief worden ondersteund. De uit deze verordening voortvloeiende overeenkomsten, met inbegrip van overeenkomsten met internationale organisaties, voorzien in toezicht en financiële controle door de Commissie of een door haar gemachtigde vertegenwoordiger, en in audits door de Europese Rekenkamer, het Europees Openbaar Ministerie (EOM) of OLAF, indien nodig ter plaatse. Functionarissen van de Commissie die over de vereiste veiligheidsmachtiging beschikken, kunnen ook bezoeken ter plaatse afleggen.    

    GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

    3.1.Rubriek(en) van het meerjarig financieel kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

    ·Bestaande begrotingsonderdelen

    In volgorde van de rubrieken van het meerjarig financieel kader en de begrotingsonderdelen.

    Rubriek van het meerjarig financieel kader

    Begrotingsonderdeel

    Soort uitgave

    Bijdrage

    Nummer 

    GK/NGK 27

    van EVA-landen 28

    van kandidaat-lidstaten en aspirant-kandidaten 29

    van andere derde landen

    andere bestemmingsontvangsten

    GK/NGK

    JA/NEE

    JA/NEE

    JA/NEE

    JA/NEE

    ·Te creëren nieuwe begrotingsonderdelen

    In volgorde van de rubrieken van het meerjarig financieel kader en de begrotingsonderdelen.

    Rubriek van het meerjarig financieel kader

    Begrotingsonderdeel

    Soort 
    uitgave

    Bijdrage

    Nummer 

    GK/NGK

    van EVA-landen

    van kandidaat-lidstaten en aspirant-kandidaten

    van andere derde landen

    andere bestemmingsontvangsten

    5

    13.0105

    NGK

    JA

    NEE

    NEE

    NEE

    5

    13.0602

    GK

    JA

    NEE

    NEE

    NEE

    3.2.Financieringsbronnen en geraamde financiële gevolgen van de verordening ter ondersteuning van de productie van munitie

    3.2.1.Financieringsbron van kredieten in het kader van de verordening ter ondersteuning van de productie van munitie

    in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

    2023

    2024

    2025

    2026

    2027

    Totaal

    Edirpa

    157,000

    83,000

    240,000

    EDF Vermogen

    174,000

    174,000

    EDF Onderzoek

    86,000

    86,000

    Totaal

    157,000

    343,000

    500,000

    Indien voor de jaren 2023 en 2024 onverwachte begrotingsmarges zouden ontstaan, stelt de Commissie de begrotingsautoriteit voor om het desbetreffende bedrag tot 100 miljoen EUR toe te wijzen aan het Europees Defensiefonds.

    3.2.2.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de beleidskredieten

       Voor het voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig

       Voor het voorstel/initiatief zijn beleidskredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

    in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

    Rubriek van het meerjarig 
    financieel kader

    5

    Veiligheid en defensie — Cluster 13 Defensie

    2023

    2024

    2025

    2026

    2027

    Na 2027

    TOTAAL

    Beleidskredieten

    13.0602 Instrument voor de versterking van de defensie-industrie

    Vastleggingen

    (1)

    156,000

    343,000

    500,000

    Betalingen

    (2)

    78,500

    171,500

    54,950

    120,050

    75,000

    500,000

    Uit het budget van specifieke programma’s gefinancierde administratieve kredieten 30  

    13.0105 Ondersteunende uitgaven voor het instrument voor de versterking van de defensie-industrie

    Vastleggingen = betalingen

    (3)

    1,000

    p.m.

    TOTAAL kredieten 
    voor RUBRIEK 5 
    van het meerjarig financieel kader

    Vastleggingen

    =1+3

    157,000

    343,000

    500,000

    Betalingen

    =2+3

    1,000

    78,500

    171,500

    54,950

    120,050

    74,000

    500,000



    Rubriek van het meerjarig 
    financieel kader

    7

    “Administratieve uitgaven”

    in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

    2023

    2024

    2025

    2026

    2027

    Na 2027

    TOTAAL

    Personele middelen

    1,554

    2,500

    2,500

    2,158

    2,158

    1,801

    12,671

    Andere administratieve uitgaven

    0,233

    0,288

    0,067

    0,067

    0,057

    0,052

    0,764

    TOTAAL kredieten

    voor RUBRIEK 7

    van het meerjarig financieel kader

    (totaal vastleggingen = totaal betalingen)

    1,787

    2,788

    2,567

    2,225

    2,215

    1,853

    13,435

    2023

    2024

    2025

    2026

    2027

    Na 2027

    TOTAAL

    TOTAAL kredieten
    onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 7
    van het meerjarig financieel kader

    Vastleggingen

    158,787

    345,788

    2,567

    2,225

    2,215

    1,853

    513,435

    Betalingen

    2,787

    81,288

    174,067

    57,175

    122,265

    75,853

    513,435

    3.2.3.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten 

       Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig

       Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

    in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

    2023

    2024

    2025

    2026

    2027

    Na 2027

    TOTAAL

    RUBRIEK 7 
    van het meerjarig financieel kader

    Personele middelen

    1,554

    2,500

    2,500

    2,158

    2,158

    1,801

    12,671

    Andere administratieve uitgaven

    0,233

    0,288

    0,067

    0,067

    0,057

    0,052

    0,764

    Subtotaal RUBRIEK 7 
    van het meerjarig financieel kader

    1,787

    2,788

    2,567

    2,225

    2,215

    1,853

    13,435

    Buiten RUBRIEK 7 31  
    van het meerjarig financieel kader

    Personele middelen

    Andere administratieve uitgaven

    Subtotaal
    buiten RUBRIEK 7 
    van het meerjarig financieel kader

    TOTAAL

    1,787

    2,788

    2,567

    2,225

    2,215

    1,853

    13,435

    De benodigde kredieten voor personeel en andere administratieve uitgaven zullen worden gefinancierd uit de kredieten van het DG die reeds voor het beheer van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

    3.2.3.1.Geraamde personeelsbehoeften

       Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig

       Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

    Raming in voltijdequivalenten

    2023

    2024

    2025

    2026

    2027

    Na 2027

    □ Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen)

    20 01 02 01 (centrale diensten en vertegenwoordigingen van de Commissie)

    8

    13

    13

    11

    11

    10

    20 01 02 03 (delegaties)

    Extern personeel (in voltijdequivalenten: VTE) 32

    20 02 01 (AC, END, INT van de “totale financiële middelen”)

    2

    3

    3

    3

    3

    1

    20 02 03 (AC, AL, END, INT en JPD in de delegaties)

    XX 01 xx yy zz  33

    - centrale diensten

    - delegaties

    01 01 01 02 (AC, END, INT – onderzoek onder contract)

    01 01 01 12 (AC, END, INT – eigen onderzoek)

    Ander begrotingsonderdeel (te vermelden)

    TOTAAL

    10

    16

    16

    14

    14

    11

    XX is het beleidsterrein of de begrotingstitel.

    De benodigde kredieten voor personeel en andere administratieve uitgaven zullen worden gefinancierd uit de kredieten van het DG die reeds voor het beheer van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

    Beschrijving van de uit te voeren taken:

    Ambtenaren en tijdelijk personeel

    Er zijn 8 VTE (8 AD) nodig om het instrument in 2023 op te zetten en een begin te maken met de eerste activiteiten, waaronder het in kaart brengen van de economische actoren in de toeleveringsketens van de relevante defensieproducten en het opstellen van het werkprogramma; 13 VTE (10 AD en 3 AST) voor het uitvoeren van de activiteiten, geleidelijk terug te brengen tot 10 VTE (8 AD en 2 AST) in 2028 om zorg te dragen voor het operationele, financiële en juridische toezicht op de uitvoering van de projecten (met inbegrip van de afsluiting).

    Extern personeel

    2 VTE voor het opstarten van de activiteiten (2 END), oplopend tot 3 VTE (1 AC en 2 END) en vervolgens teruggebracht tot 1 VTE in 2028 (1 AC) om zorg te dragen voor het operationele, financiële en juridische toezicht op de uitvoering van de projecten (met inbegrip van de afsluiting).

    3.2.4.    Verenigbaarheid met het huidige meerjarig financieel kader 

    Het voorstel/initiatief:

       kan volledig worden gefinancierd door middel van herschikking binnen de relevante rubriek van het meerjarig financieel kader (MFK).

    Herschikking van kredieten van het EDF en Edirpa, beide onder rubriek 5. Nadere gegevens over de betrokken begrotingsonderdelen en de jaarlijkse herschikking in afdeling 3.2.1

       hiervoor moet een beroep worden gedaan op de niet-toegewezen marge in de desbetreffende rubriek van het MFK en/of op de speciale instrumenten zoals gedefinieerd in de MFK-verordening.

       hiervoor is een herziening van het MFK nodig.

    3.2.5.Bijdragen van derden 

    Het voorstel/initiatief:

       voorziet niet in medefinanciering door derden

       voorziet in medefinanciering door derden, zoals hieronder wordt geraamd:

    Kredieten in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

    Jaar
    N 34

    Jaar
    N+1

    Jaar
    N+2

    Jaar
    N+3

    Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

    Totaal

    Medefinancieringsbron 

    TOTAAL medegefinancierde kredieten



    3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten 

       Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten

       Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:

       voor de eigen middelen

       voor overige ontvangsten

    geef aan of de ontvangsten worden toegewezen aan de begrotingsonderdelen voor uitgaven    

    in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

    Begrotingsonderdeel voor ontvangsten:

    Voor het lopende begrotingsjaar beschikbare kredieten

    Gevolgen van het voorstel/initiatief 35

    Jaar 
    N

    Jaar 
    N+1

    Jaar 
    N+2

    Jaar 
    N+3

    Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

    Artikel ………….

    Vermeld voor de toegewezen ontvangsten het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.

    Andere opmerkingen (bv. over de methode/formule voor de berekening van de gevolgen voor de ontvangsten of andere informatie).

    (1)    Richtlijn 2009/81/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen door aanbestedende diensten van bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten op defensie- en veiligheidsgebied, en tot wijziging van Richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG (PB L 216 van 20.8.2009, blz. 76).
    (2)    PB C van , blz. .
    (3)    PB L 433I van 22.12.2020, blz. 28.
    (4)    Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2021 tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (PB L 57 van 18.2.2021, blz. 17).
    (5)    Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad ( PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1 ).
    (6)    Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen ( PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1 ).
    (7)    Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden ( PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2 ).
    (8)    Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad van 12 oktober 2017 betreffende nauwere samenwerking bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie (“EOM”) ( PB L 283 van 31.10.2017, blz. 1 ).
    (9)    Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2017 betreffende de strafrechtelijke bestrijding van fraude die de financiële belangen van de Unie schaadt ( PB L 198 van 28.7.2017, blz. 29 ).
    (10)    Besluit 2013/755/EU van de Raad van 25 november 2013 betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee met de Europese Unie (“LGO‑besluit”) (PB L 344 van 19.12.2013, blz. 1).
    (11)    Richtlijn 85/374/EEG van de Raad van 25 juli 1985 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake de aansprakelijkheid voor producten met gebreken (PB L 210 van 7.8.1985, blz. 29).
    (12)    Bijvoorbeeld de Reach-verordening, de CLP-verordening, de Seveso-richtlijn, de BGS-richtlijn, de POP-verordening, de biocidenverordening, de ozonverordening en de F-gasverordening.
    (13)    Richtlijn 2003/88/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd (PB L 299 van 18.11.2003, blz. 9).
    (14)    Richtlijn 2009/81/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen door aanbestedende diensten van bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten op defensie- en veiligheidsgebied, en tot wijziging van Richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG (PB L 216 van 20.8.2009, blz. 76).
    (15)    Richtlijn 2009/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 betreffende de vereenvoudiging van de voorwaarden voor de overdracht van defensiegerelateerde producten binnen de Gemeenschap (PB L 146 van 10.6.2009, blz. 1).
    (16)    Verordening (EU) 2021/523 van het Europees Parlement en de Raad van 24 maart 2021 tot vaststelling van het InvestEU-programma en tot wijziging van Verordening (EU) 2015/1017 (PB L 107 van 26.3.2021, blz. 30).
    (17)    Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
    (18)    PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.
    (19)    Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds Plus, het Cohesiefonds, het Fonds voor een rechtvaardige transitie en het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur en de financiële regels voor die fondsen en voor het Fonds voor asiel, migratie en integratie, het Fonds voor interne veiligheid en het Instrument voor financiële steun voor grensbeheer en visumbeleid (PB L 231 van 30.6.2021, blz. 159).
    (20)    Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).
    (21)    Besluit (EU, Euratom) 2015/444 van de Commissie van 13 maart 2015 betreffende de veiligheidsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (PB L 72 van 17.3.2015, blz. 53).
    (22)    Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).
    (23)    Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie) (PB L 201 van 31.7.2002, blz. 37).
    (24)    Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).
    (25)    In de zin van artikel 58, lid 2, punt a) of b), van het Financieel Reglement.
    (26)    Nadere gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BudgWeb: https://myintracomm.ec.europa.eu/budgweb/EN/man/budgmanag/Pages/budgmanag.aspx  
    (27)    GK = gesplitste kredieten/NGK = niet-gesplitste kredieten.
    (28)    EVA: Europese Vrijhandelsassociatie.
    (29)    Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, aspirant-kandidaten van de Westelijke Balkan.
    (30)    Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma’s en/of acties van de EU (vroegere “BA”-onderdelen), onderzoek onder contract, eigen onderzoek.
    (31)    Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma’s en/of acties van de EU (vroegere “BA”-onderdelen), onderzoek onder contract, eigen onderzoek.
    (32)    AC = Agent Contractuel (arbeidscontractant); AL = Agent Local (plaatselijk functionaris); END = Expert National Détaché (gedetacheerd nationaal deskundige); INT = Intérimaire (uitzendkracht); JPD = Junior Professionals in Delegations (jonge deskundige in delegaties).
    (33)    Subplafond voor extern personeel uit beleidskredieten (vroegere “BA”-onderdelen).
    (34)    Het jaar N is het jaar waarin met de uitvoering van het voorstel/initiatief wordt begonnen. Vervang “N” door het verwachte eerste jaar van uitvoering (bijvoorbeeld: 2021). Hetzelfde voor de volgende jaren.
    (35)    Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en suikerheffingen) moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 20 % aan inningskosten.
    Top