EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52023PC0107

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in de samenwerkingsraad die is opgericht bij de Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Irak, anderzijds, in verband met de voorgenomen vaststelling van een besluit tot de oprichting van een subcomité ontwikkelingssamenwerking

COM/2023/107 final

Brussel, 3.3.2023

COM(2023) 107 final

2023/0054(NLE)

Voorstel voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in de samenwerkingsraad die is opgericht bij de Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Irak, anderzijds, in verband met de voorgenomen vaststelling van een besluit tot de oprichting van een subcomité ontwikkelingssamenwerking


TOELICHTING

1.Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel betreft het besluit tot vaststelling van het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in de samenwerkingsraad die is opgericht bij de Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Irak, anderzijds 1 (hierna “de overeenkomst” genoemd), in verband met de beoogde vaststelling door de samenwerkingsraad van een besluit tot instelling van het gespecialiseerde subcomité ontwikkelingssamenwerking.

2.Achtergrond van het voorstel

2.1.De Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Irak, anderzijds

De overeenkomst heeft tot doel de betrekkingen tussen de partijen te versterken, die zich ertoe verbinden alomvattende dialogen te voeren, en verdere onderlinge samenwerking te bevorderen in alle sectoren van gezamenlijk belang. De overeenkomst werd ondertekend op 11 mei 2012 en is op 1 augustus 2018 in werking getreden.

2.2.De samenwerkingsraad

Bij artikel 111, lid 1, van de overeenkomst wordt een samenwerkingsraad opgericht, die bestaat uit vertegenwoordigers van de partijen bij de overeenkomst en die toezicht houdt op de tenuitvoerlegging van de overeenkomst. Hij behandelt alle belangrijke vraagstukken die zich in het kader van de overeenkomst voordoen en alle andere bilaterale of internationale vraagstukken van gemeenschappelijk belang, teneinde de doelstellingen van de overeenkomst te verwezenlijken. De samenwerkingsraad kan in onderlinge overeenstemming tussen de partijen passende aanbevelingen doen.

Volgens artikel 112, lid 2, van de overeenkomst kan de samenwerkingsraad besluiten gespecialiseerde subcomités of lichamen op te richten die hem bij de uitvoering van zijn taken kunnen bijstaan. De samenwerkingsraad bepaalt de samenstelling, de taken en de werking van dergelijke subcomités of lichamen. Zowel de EU als Irak hebben belangstelling getoond voor de oprichting van een gespecialiseerd subcomité ontwikkelingssamenwerking.

2.3.De beoogde handeling van de samenwerkingsraad

Tijdens zijn derde zitting of, in voorkomend geval, via een schriftelijke procedure vooraf of achteraf overeenkomstig artikel 10, lid 1, van bijlage I bij zijn reglement van orde 2 , stelt de samenwerkingsraad een besluit vast betreffende de oprichting van een gespecialiseerd subcomité ontwikkelingssamenwerking, met inbegrip van de vaststelling van het mandaat van dit subcomité (“de beoogde handeling”), overeenkomstig artikel 112, lid 2, van de overeenkomst.

De beoogde handeling heeft tot doel een gespecialiseerd subcomité ontwikkelingssamenwerking op te richten om de samenwerkingsraad bij de uitvoering van zijn taken bij te staan.

Overeenkomstig artikel 10, lid 1, van bijlage I bij het reglement van orde neemt de samenwerkingsraad zijn besluiten en doet hij aanbevelingen in onderlinge overeenstemming tussen de partijen in de gevallen die in de overeenkomst zelf zijn opgenomen. Als de partijen dit overeenkomen, kan de samenwerkingsraad besluiten of aanbevelingen bij schriftelijke procedure vaststellen.

3.Namens de Unie in te nemen standpunt

Dit voorstel voor een besluit van de Raad bepaalt het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in de uit hoofde van de overeenkomst opgerichte samenwerkingsraad met betrekking tot de oprichting van een gespecialiseerd subcomité ontwikkelingssamenwerking en tot vaststelling van het mandaat van dit subcomité. Zowel de EU als Irak hebben belangstelling getoond voor de oprichting van een gespecialiseerd subcomité ontwikkelingssamenwerking.

Het voorgestelde standpunt van de Unie is gebaseerd op de ontwerphandeling van de samenwerkingsraad in de bijlage bij dit voorstel voor een besluit van de Raad.

4.Rechtsgrondslag

4.1.Procedurele rechtsgrondslag

4.1.1.Beginselen

Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) bepaalt dat de Raad, op voorstel van de Commissie, besluiten vaststelt tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.

Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat tevens handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die een “beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt” 3 .

4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval

De samenwerkingsraad is een lichaam dat is opgericht krachtens een overeenkomst, namelijk de Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Irak, anderzijds, die op 11 mei 2012 is ondertekend en op 1 augustus 2018 in werking is getreden.

De Europese Unie is samen met haar lidstaten partij bij de overeenkomst.

De door de samenwerkingsraad vast te stellen handeling is een handeling met rechtsgevolgen. De beoogde handeling heeft rechtsgevolgen aangezien het besluit van de samenwerkingsraad op grond van artikel 112, lid 2, van de overeenkomst en in onderlinge overeenstemming tussen de partijen overeenkomstig artikel 10, lid 1, van bijlage I bij zijn reglement van orde, de oprichting van een gespecialiseerd subcomité ontwikkelingssamenwerking mogelijk zal maken.

De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2.Materiële rechtsgrondslag

4.2.1.Beginselen

De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt moet worden ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of overwegende component terwijl de andere doelstelling of andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is gelet op de hoofddoelstelling of de overwegende component.

Wanneer een beoogde handeling tegelijkertijd meerdere onlosmakelijk met elkaar verbonden doelstellingen of componenten heeft, zonder dat de ene ondergeschikt is aan de andere, moet een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit bij wijze van uitzondering de verschillende desbetreffende rechtsgrondslagen als materiële rechtsgrondslag hebben.

4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval

De belangrijkste doelstelling van de beoogde handeling betreft de uitvoering van de ontwikkelingssamenwerking in Irak.

De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 209, VWEU.

4.3.Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 209, VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.

2023/0054 (NLE)

Voorstel voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in de samenwerkingsraad die is opgericht bij de Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Irak, anderzijds, in verband met de voorgenomen vaststelling van een besluit tot de oprichting van een subcomité ontwikkelingssamenwerking

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 209, VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)De Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Irak, anderzijds (hierna “de overeenkomst” genoemd), is door de Unie gesloten bij Besluit 2018/1107/EG 4 van de Raad en is op 1 augustus 2018 in werking getreden.

(2)Overeenkomstig artikel 111, lid 1, van de overeenkomst is de samenwerkingsraad opgericht om toezicht te houden op de uitvoering van de overeenkomst. Overeenkomstig artikel 112, lid 2, van de overeenkomst kan de samenwerkingsraad besluiten gespecialiseerde subcomités of lichamen op te richten die hem bij de uitvoering van zijn taken kunnen bijstaan. De samenwerkingsraad bepaalt de samenstelling, de taken en de werking van dergelijke comités of lichamen.

(3)Zowel de EU als Irak hebben belangstelling getoond voor de oprichting van een gespecialiseerd subcomité ontwikkelingssamenwerking om een specifieke dialoog over alle aspecten van de ontwikkelingssamenwerking tussen de Unie en Irak mogelijk te maken en de doeltreffende uitvoering van de ontwikkelingssamenwerkingsprogramma’s van de Unie in Irak te bevorderen.

(4)De samenwerkingsraad stelt tijdens zijn derde zitting of, in voorkomend geval, via een schriftelijke procedure vooraf of achteraf overeenkomstig artikel 10, lid 1, van bijlage I bij zijn reglement van orde 5 , een besluit vast betreffende de oprichting van een gespecialiseerd subcomité ontwikkelingssamenwerking en de vaststelling van het mandaat van dit subcomité.

(5)Het is passend het standpunt te bepalen dat namens de Unie moet worden ingenomen in de samenwerkingsraad, aangezien het besluit bindend zal zijn voor de Unie,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1. Het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen op de derde zitting van de samenwerkingsraad of, in voorkomend geval, via een schriftelijke procedure vooraf of achteraf, is gebaseerd op de ontwerphandeling van de samenwerkingsraad in de bijlage bij dit besluit – de oprichting van gespecialiseerde subcomités en de vaststelling van hun mandaat.

2. Kleine technische wijzigingen aan de formulering van het ontwerpbesluit van de samenwerkingsraad kunnen worden overeengekomen door de vertegenwoordigers van de Unie in de samenwerkingsraad zonder dat daartoe een besluit van de Raad is vereist.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de Commissie.

Gedaan te Brussel,

   Voor de Raad

   De voorzitter

(1)    Besluit (EU) 2018/1107 van de Raad van 20 juli 2018 betreffende de sluiting van een partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Irak, anderzijds (PB L 203 van 10.8.2018, blz. 1).
(2)    Besluit nr. 1/2013 van de Samenwerkingsraad EU-Irak van 8 oktober 2013 tot vaststelling van zijn reglement van orde en dat van het Samenwerkingscomité (PB L 352 van 24.12.2013, blz. 68).
(3)    Arrest van het Hof van Justitie van 7 oktober 2014, Duitsland/Raad, zaak C-399/12, ECLI:EU:C:2014:2258, punten 61 tot en met 64.
(4)    Besluit (EU) 2018/1107 van de Raad van 20 juli 2018 betreffende de sluiting van een partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Irak, anderzijds (PB L 203 van 10.8.2018, blz. 1).
(5)    Besluit nr. 1/2013 van de Samenwerkingsraad EU-Irak van 8 oktober 2013 tot vaststelling van zijn reglement van orde en dat van het Samenwerkingscomité (PB L 352 van 24.12.2013, blz. 68).
Top

Brussel, 3.3.2023

COM(2023) 107 final

BIJLAGE

bij het

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in de samenwerkingsraad die is opgericht bij de Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Irak, anderzijds, in verband met de voorgenomen vaststelling van een besluit tot de oprichting van een subcomité ontwikkelingssamenwerking




BIJLAGE

Besluit nr. 3/2022 van de samenwerkingsraad EU-Irak tot oprichting van een gespecialiseerd subcomité ontwikkelingssamenwerking en de vaststelling van het mandaat van dit subcomité

DE SAMENWERKINGSRAAD EU-IRAK,

Gezien de Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Irak, anderzijds, en met name artikel 112,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)De Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Irak, anderzijds (hierna ‟de overeenkomst” genoemd), is op 11 mei 2012 ondertekend en op 1 augustus 2018 in werking getreden.

(2)Volgens artikel 112 van de overeenkomst moet de samenwerkingsraad in de uitvoering van zijn taken worden bijgestaan door een samenwerkingscomité. De samenwerkingsraad kan besluiten om nog andere gespecialiseerde subcomités of lichamen op te richten om te helpen bij het uitvoeren van zijn taken, en moet de samenstelling, de taken en werking van zulke comités of lichamen bepalen.

(3)Overeenkomstig artikel 10, lid 1, van bijlage I bij het reglement van orde van de samenwerkingsraad kan de samenwerkingsraad bij schriftelijke procedure besluiten nemen.

(4)De oprichting van een nieuw gespecialiseerd subcomité ontwikkelingssamenwerking zou een specifieke dialoog mogelijk maken over alle aspecten van de ontwikkelingssamenwerking tussen de EU en Irak en de doeltreffende uitvoering van de ontwikkelingssamenwerkingsprogramma’s van de EU in Irak bevorderen.

(5)Om dit subcomité tijdig operationeel te maken, moet dit besluit bij schriftelijke procedure worden vastgesteld,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Enig artikel

Het subcomité ontwikkelingssamenwerking wordt hierbij opgericht.

Het in bijlage I opgenomen mandaat van het subcomité wordt hierbij vastgesteld.

Gedaan te [...],

   Voor de samenwerkingsraad EU-Irak

   De voorzitter



BIJLAGE I

Mandaat van het subcomité ontwikkelingssamenwerking, opgericht in het kader van de Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Irak, anderzijds

Artikel 1

Op zijn vergaderingen mag het subcomité ontwikkelingssamenwerking de uitvoering van de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst behandelen op het gebied of de gebieden met betrekking tot ontwikkelingssamenwerking die binnen zijn mandaat vallen.

Het subcomité ontwikkelingssamenwerking kan ook onderwerpen of specifieke projecten bespreken die verband houden met de desbetreffende gebieden van de bilaterale samenwerking.

Artikel 2

Het subcomité ontwikkelingssamenwerking werkt onder het gezag van het samenwerkingscomité. Na iedere vergadering brengt het subcomité verslag uit aan het samenwerkingscomité en doet het subcomité het samenwerkingscomité zijn conclusies toekomen.

Artikel 3

Het subcomité ontwikkelingssamenwerking bestaat uit vertegenwoordigers van de partijen.

Na onderling akkoord tussen de partijen kan het subcomité ontwikkelingssamenwerking indien nodig deskundigen uitnodigen en deze raadplegen met betrekking tot specifieke punten op de agenda van zijn vergaderingen.

Artikel 4

Het subcomité ontwikkelingssamenwerking wordt beurtelings voorgezeten door beide partijen, overeenkomstig de regels voor het beurtelings voorzitterschap van het samenwerkingscomité, door een vertegenwoordiger van de Europese Unie, enerzijds, en een vertegenwoordiger van Irak, anderzijds.

Artikel 5

Een vertegenwoordiger van de Europese Unie en een vertegenwoordiger van Irak treden gezamenlijk op als permanente secretarissen van het subcomité ontwikkelingssamenwerking. Alle mededelingen betreffende het subcomité ontwikkelingssamenwerking worden naar beide permanente secretarissen gezonden.

Artikel 6

Het subcomité ontwikkelingssamenwerking komt op schriftelijk verzoek van een partij na instemming van de partijen bijeen wanneer de omstandigheden dat vereisen en in ieder geval minstens één keer per jaar. Plaats en tijd van de vergaderingen van het subcomité ontwikkelingssamenwerking worden door beide partijen vastgesteld.

Na ontvangst van het verzoek van de ene partij om een vergadering van het subcomité antwoordt de permanente secretaris van de andere partij binnen vijftien werkdagen.

In bijzonder dringende gevallen en met instemming van de partijen kunnen vergaderingen van het subcomité ontwikkelingssamenwerking op kortere termijn worden bijeengeroepen.

Voor het begin van iedere vergadering wordt de voorzitter van het subcomité ontwikkelingssamenwerking op de hoogte gebracht van de voorgenomen samenstelling van de delegaties van de partijen.

De vergaderingen van het subcomité ontwikkelingssamenwerking worden gezamenlijk bijeengeroepen door beide permanente secretarissen, die optreden in overleg met de secretarissen van het samenwerkingscomité.

Artikel 7

Agendapunten worden ten minste vijftien werkdagen voor de desbetreffende vergadering van het subcomité ontwikkelingssamenwerking bij de permanente secretarissen ingediend. Bijbehorende stukken worden ten minste tien werkdagen van tevoren aan de permanente secretarissen voorgelegd.

Op basis van deze agendapunten wordt uiterlijk vijf werkdagen voor de vergadering van het subcomité ontwikkelingssamenwerking een voorlopige agenda opgesteld, die met de bijbehorende stukken aan de secretarissen van het samenwerkingscomité wordt gezonden. Onder uitzonderlijke omstandigheden kunnen agendapunten met de schriftelijke instemming van beide permanente secretarissen op kortere termijn aan de agenda worden toegevoegd.

Artikel 8

De vergaderingen van het subcomité ontwikkelingssamenwerking zijn niet openbaar, tenzij anders wordt besloten.

Artikel 9

Van elke vergadering van het subcomité ontwikkelingssamenwerking worden notulen opgesteld. Een kopie van de notulen en de conclusies van iedere vergadering van het subcomité wordt naar de secretarissen van het samenwerkingscomité gezonden.

Top