EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52023IP0246

Resolutie van het Europees Parlement van 15 juni 2023 over steun voor toetreding van Oekraïne tot het Verdrag van 2 juli 2019 betreffende de erkenning en de tenuitvoerlegging van buitenlandse vonnissen in burgerlijke of handelszaken (2023/2689(RSP))

PB C, C/2024/489, 23.1.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2024/489/oj (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2024/489/oj

European flag

Publicatieblad
van de Europese Unie

NL

Serie C


C/2024/489

23.1.2024

P9_TA(2023)0246

Toetreding van Oekraïne tot het Verdrag van 2 juli 2019 betreffende de erkenning en de tenuitvoerlegging van buitenlandse vonnissen in burgerlijke of handelszaken

Resolutie van het Europees Parlement van 15 juni 2023 over steun voor toetreding van Oekraïne tot het Verdrag van 2 juli 2019 betreffende de erkenning en de tenuitvoerlegging van buitenlandse vonnissen in burgerlijke of handelszaken (2023/2689(RSP))

(C/2024/489)

Het Europees Parlement,

gezien artikel 218 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU),

gezien de artikelen 24 en 29 van het Verdrag van 2 juli 2019 betreffende de erkenning en de tenuitvoerlegging van buitenlandse vonnissen in burgerlijke of handelszaken (“het Verdrag betreffende vonnissen”),

gezien de vraag aan de Commissie en de Raad over toetreding van Oekraïne tot het Verdrag van 2 juli 2019 betreffende de erkenning en de tenuitvoerlegging van buitenlandse vonnissen in burgerlijke of handelszaken,

gezien zijn resolutie van 16 februari 2023 over het feit dat het een jaar geleden is dat Rusland Oekraïne binnenviel en een aanvalsoorlog tegen dat land begon (1) en zijn resolutie van 1 maart 2022 over de aanval van Rusland op Oekraïne (2),

gezien de vraag aan de Commissie over steun voor toetreding van Oekraïne tot het Verdrag van 2 juli 2019 betreffende de erkenning en de tenuitvoerlegging van buitenlandse vonnissen in burgerlijke of handelszaken (O-000024/2023 — B9-0025/2023),

gezien artikel 136, lid 5, en artikel 132, lid 2, van zijn Reglement,

gezien de ontwerpresolutie van de Commissie juridische zaken,

A.

overwegende dat in het statuut van de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht (“Haagse Conferentie”) is vastgelegd dat het doel van de Haagse Conferentie is te werken aan de geleidelijke eenmaking van de regels van het internationaal privaatrecht;

B.

overwegende dat de Europese Unie op 3 april 2007 partij werd bij de Haagse Conferentie;

C.

overwegende dat het Verdrag betreffende vonnissen het doeltreffende internationale verkeer van rechterlijke beslissingen in burgerlijke of handelszaken bevordert, doordat het de bij grensoverschrijdende transacties betrokken partijen rechtszekerheid en voorspelbaarheid biedt en duidelijkheid verschaft over de vraag óf en in hoeverre een rechterlijke beslissing in een ander rechtsgebied wordt erkend en ten uitvoer wordt gelegd; overwegende dat het Verdrag betreffende vonnissen, doordat het de erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse vonnissen waarborgt, moet leiden tot een betere toegang tot de rechter door verkorting van de wettelijke termijnen en vermindering van kosten en risico’s in grensoverschrijdende omstandigheden;

D.

overwegende dat overeenkomstig artikel 24 van het Verdrag betreffende vonnissen iedere derde staat tot het verdrag kan toetreden; overwegende dat uit een dergelijke toetreding tussen twee verdragsluitende staten uitsluitend betrekkingen op grond van het verdrag tot stand worden gebracht, als geen van die twee staten aan de depositaris ter kennis heeft gebracht dat de toetreding niet tot gevolg zal hebben dat er met de andere staat betrekkingen op grond van het verdrag tot stand worden gebracht; overwegende dat een dergelijke kennisgeving kan worden gedaan binnen twaalf maanden na de datum waarop kennisgeving van de toetreding is gedaan;

E.

overwegende dat het gangbare praktijk is dat de Commissie met betrekking tot verdragen die een mechanisme van geen bezwaar bevatten geen formele procedure overeenkomstig artikel 218, lid 6, VWEU opent, maar de Raad en het Parlement slechts in kennis stelt van verzoeken van derde landen om toe te treden tot een bepaald Haags instrument;

F.

overwegende dat volgens vaste rechtspraak een internationale overeenkomst geen inbreuk mag maken op de in de Verdragen vastgestelde bevoegdheidsregeling, en dat dus wanneer op internationaal niveau is voorzien in een stilzwijgende procedure om de toetreding van derde landen tot een instrument te vergemakkelijken, dit dus geen gevolgen mag hebben voor het interne besluitvormingsproces van de EU;

G.

overwegende dat de Europese Unie op 29 augustus 2022 is toegetreden tot het Verdrag betreffende vonnissen;

H.

overwegende dat Oekraïne het Verdrag betreffende vonnissen heeft ondertekend en geratificeerd;

I.

overwegende dat de Raad op 24 april 2023 is overeengekomen verdragsbetrekkingen met Oekraïne aan te gaan in het kader van het Verdrag betreffende vonnissen;

J.

overwegende dat als de Unie toetreding van Oekraïne tot het Verdrag betreffende vonnissen aanvaardt, dit verdrag op 1 september 2023 in werking zal treden en tussen beide partijen van toepassing zal zijn;

1.

verklaart zich nogmaals onverminderd solidair met het volk en de leiders van Oekraïne en spreekt nogmaals zijn steun uit voor de onafhankelijkheid, soevereiniteit en territoriale integriteit van Oekraïne binnen zijn internationaal erkende grenzen;

2.

is ingenomen met het feit dat de Commissie en de Raad een positief standpunt hebben ingenomen met betrekking tot het aangaan van verdragsbetrekkingen met Oekraïne in het kader van het Verdrag betreffende vonnissen;

3.

steunt toetreding van Oekraïne tot het Verdrag betreffende vonnissen;

4.

merkt op dat deze resolutie geen afbreuk doet aan de procedure van artikel 218, lid 6, VWEU, die moet worden gevolgd in aangelegenheden betreffende de vaststelling van het EU-standpunt inzake toetreding van derde landen tot de verdragen van de Haagse Conferentie;

5.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Commissie en de Raad.

(1)  Aangenomen teksten, P9_TA(2023)0056.

(2)   PB C 125 van 18.3.2022, blz. 2.


ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2024/489/oj

ISSN 1977-0995 (electronic edition)


Top