Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52023IP0238

    Resolutie van het Europees Parlement van 14 juni 2023 over het veiligstellen van de voedselzekerheid en de veerkracht van de EU-landbouw op lange termijn (2022/2183(INI))

    PB C, C/2024/483, 23.1.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2024/483/oj (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2024/483/oj

    European flag

    Publicatieblad
    van de Europese Unie

    NL

    Serie C


    C/2024/483

    23.1.2024

    P9_TA(2023)0238

    Het veiligstellen van de voedselzekerheid en de veerkracht van de EU-landbouw op lange termijn

    Resolutie van het Europees Parlement van 14 juni 2023 over het veiligstellen van de voedselzekerheid en de veerkracht van de EU-landbouw op lange termijn (2022/2183(INI))

    (C/2024/483)

    Het Europees Parlement,

    gezien artikel 39 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), waarin de doelstellingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid zijn vastgelegd om de voorzieningszekerheid te waarborgen, de landbouwmarkten te stabiliseren en redelijke prijzen voor de consument te waarborgen,

    gezien zijn resolutie van 15 januari 2020 over de Europese Green Deal (1),

    gezien artikel 25 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en gezien artikel 11 van het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten, waarin het recht op voeding wordt erkend als onderdeel van het recht op een behoorlijke levensstandaard,

    gezien de mededeling van de Commissie van 3 oktober 2012, getiteld “De EU-aanpak inzake weerbaarheid: lessen uit de voedselzekerheidscrises” (COM(2012)0586),

    gezien de mededeling van de Commissie van 12 november 2021, getiteld “Noodplan voor het waarborgen van de voedselvoorziening en voedselzekerheid in tijden van crisis” (COM(2021)0689),

    gezien de mededeling van de Commissie van 23 maart 2022, getiteld “De voedselzekerheid waarborgen en de veerkracht van voedselsystemen versterken” (COM(2022)0133),

    gezien zijn resolutie van 24 maart 2022 over de behoefte aan een dringend EU-actieplan om de voedselzekerheid binnen en buiten de EU te waarborgen in het licht van de Russische invasie in Oekraïne (2),

    gezien zijn resolutie van 6 juli 2022 over de aanpak van voedselzekerheid in ontwikkelingslanden (3),

    gezien Richtlijn (EU) 2022/2557 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2022 betreffende de weerbaarheid van kritieke entiteiten en tot intrekking van Richtlijn 2008/114/EG van de Raad (4), waarmee de productie, verwerking en distributie van levensmiddelen aan de relevante sectoren wordt toegevoegd,

    gezien het verslag “State of Food Security and Nutrition in the World”, het “Global Report on Food Crises” en het “Global Nutrition Report”, met inbegrip van de edities van 2021 daarvan, de richtsnoeren betreffende het recht op voedsel van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de VN (FAO), de vrijwillige richtsnoeren over voedselsystemen en voeding van de FAO-commissie inzake Wereldvoedselzekerheid, het verslag over de tien elementen van de agro-ecologie die de transitie naar een duurzaam voedings- en landbouwstelsel sturen (“The 10 Elements of Agroecology: Guiding the Transition to Sustainable Food and Agricultural Systems”) van de FAO, en het actiekader voor voedselzekerheid en voeding in aanslepende crises (“Framework for Action for Food Security and Nutrition in Protracted Crises”) van 2014,

    gezien de resolutie van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties van 25 september 2015, getiteld “Transforming our world — the 2030 Agenda for Sustainable Development” (Onze wereld transformeren: Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling),

    gezien de resolutie van de Algemene Vergadering van de VN van 1 april 2016, getiteld “United Nations Decade of Action on Nutrition (2016-2025)” (Het VN-decennium voor actie inzake voeding (2016-2025), waarmee wordt beoogd de aanzet te geven tot intensievere maatregelen om een einde te maken aan honger en ondervoeding in de wereld en om alle mensen ter wereld, ongeacht wie ze zijn of waar ze wonen, toegang te bieden tot gezondere, duurzamere voeding,

    gezien de vrijwillige richtsnoeren van de Commissie inzake Wereldvoedselzekerheid (CFS) van 2012 voor een verantwoord beheer van grondbezit, visgronden en bossen in het kader van de nationale voedselzekerheid en de CFS-beginselen inzake verantwoord investeren in landbouw en voedselsystemen van 2015,

    gezien de duurzameontwikkelingsdoelstellingen (SDG’s) van de VN en hoe nauw verbonden en geïntegreerd ze zijn, met name SDG 1 (een einde te maken aan alle vormen van armoede) en SDG 2 (een einde te maken aan honger, voedselzekerheid en verbeterde voeding bereiken en duurzame landbouw promoten),

    gezien het VN-rapport van 30 december 2021, getiteld “Seeds, right to life and farmers’ rights” (Zaden, recht op leven en rechten van landbouwers) (A/HRC/49/43) van de speciale rapporteur voor het recht op voedsel,

    gezien de mededeling van de Commissie van 9 november 2022, getiteld “Waarborgen van de beschikbaarheid en betaalbaarheid van meststoffen” (COM(2022)0590),

    gezien het verslag van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement van 22 november 2018 over de ontwikkeling van plantaardige eiwitten in de Europese Unie (COM(2018)0757),

    gezien zijn resolutie van 13 december 2022 over een langetermijnvisie voor de plattelandsgebieden van de EU — Naar sterkere, verbonden, veerkrachtige en welvarende plattelandsgebieden in 2040 (5),

    gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité,

    gezien het advies van het Comité van de Regio’s,

    gezien artikel 54 van zijn Reglement,

    gezien de adviezen van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid en de Commissie ontwikkelingssamenwerking,

    gezien het initiatiefverslag van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling (A9-0185/2023),

    A.

    overwegende dat de Russische Federatie op 24 februari 2022 Oekraïne illegaal is binnengevallen, hetgeen rampzalige gevolgen heeft gehad, waaronder een ernstige bedreiging van de mondiale voedselzekerheid, en waarbij de meest kwetsbare landen aan de grootste risico’s zijn blootgesteld; overwegende dat de grootschalige invasie van Oekraïne door Rusland een toch al lastige en uitdagende situatie in de agrovoedingssector ernstig heeft verslechterd — een sector die nog steeds herstelt van de gevolgen van de COVID-19-pandemie en te lijden heeft onder de aanhoudende klimaatcrisis en de stijgende prijzen van energie en meststoffen;

    B.

    overwegende dat de gevolgen van de crisis die is veroorzaakt door de Russische agressie tegen Oekraïne ertoe hebben geleid dat voedselzekerheid en de veerkracht van het mondiale voedselsysteem centraal op de politieke agenda zijn komen te staan; overwegende dat de Europese voedselproductie dan ook moet worden beschouwd als een strategische sector en op EU- en internationaal niveau op één lijn moet komen te staan met energiezekerheid, defensie en de strijd tegen klimaatverandering;

    C.

    overwegende dat Oekraïne en Rusland volgens de FAO begin 2022 wereldwijd bijna 30 % van de tarwe en maïs uitvoerden, terwijl Rusland ’s werelds grootste exporteur van meststoffen was; overwegende dat meer dan dertig landen, voornamelijk in Afrika, het Midden-Oosten en Centraal-Azië, voor meer dan 30 % van hun behoefte aan tarwe afhankelijk zijn van de invoer uit Oekraïne en Rusland; overwegende dat deze mondiale voedselonzekerheid door de Russische invasie van Oekraïne nog nijpender is geworden en er volgens simulaties van de FAO toe kan leiden dat nog eens 8 tot 13 miljoen mensen te kampen zullen hebben met voedselonzekerheid;

    D.

    overwegende dat het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) in de zestig jaar van zijn bestaan een positieve bijdrage heeft geleverd aan de versterking van de rol van het GLB in de Europese landbouw; overwegende dat dit ook in de toekomst zo moet blijven met begrotingssteun die toereikend en omvangrijk genoeg is om de voedselzekerheid en de voedselvoorziening in Europa te waarborgen;

    E.

    overwegende dat de oorlog tegen Oekraïne en de ernstige stijgingen van de prijzen van bepaalde basisproducten, zoals meststoffen, energie en diervoeder, als gevolg van dit conflict en voedselspeculatie leiden tot aanzienlijke cumulatieve verstoringen van de mondiale landbouw-, visserij- en aquacultuurmarkten, met name de markten voor granen, plantaardige olie en vee; overwegende dat de voedselproductie en de toegang tot voedsel niet verder in gevaar mogen worden gebracht en in geen geval als geopolitiek wapen mogen worden ingezet, aangezien dit alle economieën wereldwijd zou schaden en vooral ook burgers en de meest kwetsbaren in de samenleving schade zou toebrengen;

    F.

    overwegende dat voedsel als wapen zijn grote geopolitieke destabilisatiekracht heeft getoond toen in 2008 de eerste voedselrellen in de Arabische landen uitbraken;

    G.

    overwegende dat niet alleen de consumentenprijzen van levensmiddelen maar ook gezinsinkomens cruciale aanjagers van voedselzekerheid vormen; overwegende dat huishoudens met lagere inkomens die een groot deel van hun budget aan voedsel besteden en met ongekend hoge voedselprijzen te maken krijgen, mogelijk genoodzaakt zijn voor ongezondere en minder gevarieerde voeding te kiezen, waardoor zij in hoge mate kwetsbaar zijn voor niet-overdraagbare ziekten als gevolg van een ongezond eetpatroon;

    H.

    overwegende dat de voedselprijzen weliswaar hoog zijn, maar desondanks de productiekosten voor landbouwers en landbouwcoöperaties in de EU niet compenseren; overwegende dat hun productiekosten in het afgelopen jaar exponentieel zijn gestegen vanwege de sterk stijgende energie- en verpakkingsprijzen en vanwege problemen in verband met de beschikbaarheid en de prijzen van meststoffen en machines;

    I.

    overwegende dat Rusland en Oekraïne volgens de Internationale Graanraad 8,6 % van de wereldwijde graanproductie, met uitzondering van rijst, voor hun rekening namen en 24 % van de uitvoer in het oogstjaar 2021; overwegende dat als gevolg van de oorlog die Rusland tegen Oekraïne voert verstoringen en knelpunten in kritieke infrastructuur, in het bijzonder vervoers- en opslagfaciliteiten voor landbouwproducten, het vervoer van levensmiddelen, diervoeders en andere landbouwproducten beperken, met name van granen en oliehoudende zaden vanuit de Zwarte Zee; overwegende dat de prijzen op de mondiale landbouwmarkten reeds voor de Russische inval in Oekraïne waren gestegen, deels vanwege de klimaatimpact en de gevolgen van de COVID-19-pandemie;

    J.

    overwegende dat vervoers- en opslaginfrastructuur van essentieel belang is voor het waarborgen van efficiënte en veilige handelsstromen, leveringen en marktstabiliteit; overwegende dat elke verstoring daarvan gevolgen kan hebben voor een voorheen redelijk prijsniveau voor de consument; overwegende dat voedselzekerheid verder gaat dan landbouw en voedselproductie en gevolgen heeft op verschillende vlakken, niet alleen voor primaire producenten en consumenten, maar ook voor de bredere economie, handel, ontwikkeling en humanitaire inspanningen en de sociale en regionale cohesie;

    K.

    overwegende dat de Commissie alle mogelijke middelen moet aanwenden om de goede werking van de Europese interne markt te waarborgen; overwegende dat de Commissie meer inspanningen moet leveren om alle belemmeringen voor de agrovoedingssector op de interne markt aan te pakken, met inbegrip van het wegnemen van vervoersknelpunten;

    L.

    overwegende dat het concept van voedselzekerheid volgens de FAO niet beperkt is tot de voedselproductie, maar ook de dimensies beschikbaarheid, toegankelijkheid en stabiliteit omvat, evenals het internationaal erkende mensenrecht op voedsel en toegang tot een betaalbaar, gezond en voedzaam voedingspatroon voor iedereen; overwegende dat geen enkel mensenrecht zo vaak wordt geschonden;

    M.

    overwegende dat gezonde en evenwichtige voeding een positief verschil maakt in het leven van mensen en de billijke en duurzame ontwikkeling van de maatschappij mogelijk maakt; overwegende dat consumenten steeds vaker kiezen voor gezond en veilig voedsel, duurzame producten, transparantie in de toeleveringsketen en een betere traceerbaarheid van alle productie- en distributieprocessen, op basis van het recht op meer informatie over de herkomst en productiemethoden van de levensmiddelen die zij consumeren;

    N.

    overwegende dat toegang tot veilig en gezond voedsel voor iedereen een internationaal erkend recht is; overwegende dat het voor de samenleving essentieel is zich te richten op de beschikbaarheid en betaalbaarheid van voedsel voor iedereen, gezien de sociale, economische en ecologische implicaties en gevolgen daarvan, evenals de gevolgen voor de menselijke gezondheid;

    O.

    overwegende dat het recht op voedsel een fundamenteel mensenrecht is; overwegende dat duurzameontwikkelingsdoelstelling 2 beoogt vóór 2030 een einde te maken aan honger; overwegende dat de EU het recht op geschikt voedsel moet verdedigen als een prioriteit voor voedselsystemen om voedselzekerheid te bewerkstelligen en voeding te verbeteren;

    P.

    overwegende dat volgens het VN-rapport “Seeds, right to life and farmers’ rights” van de speciale rapporteur voor het recht op voedsel het recht op voedsel onlosmakelijk is verbonden met de zaadsystemen van landbouwers en hun ondeelbare recht om eigen zaaigoed vrij te bewaren, te gebruiken, uit te wisselen en te verkopen; overwegende dat Team Europa programma’s die de behoeften van landbouwers inzake zaadsystemen of informele zaadsystemen in aanmerking nemen moet ondersteunen, evenals zaadbanken of zaadbibliotheken die landbouwers en tuinders in staat stellen om inheemse zaden, landrassen en variëteiten te verzamelen, te bewaren en uit te wisselen;

    Q.

    overwegende dat de voedselcrisis geen grenzen kent en geen land deze crisis alleen kan overwinnen; overwegende dat gezamenlijk optreden en solidariteit dringend noodzakelijk zijn;

    R.

    overwegende dat volgens schattingen van de FAO de internationale voedsel- en voederprijzen als gevolg van de wereldwijde voorzieningscrisis gestegen zijn tot ongekende hoogte sinds de FAO begonnen is met de uitvoering van prijsanalyses — boven het toch al hoge niveau –, zelfs voor producten waarvoor een prijsstijging niet gerechtvaardigd was; overwegende dat de inflatie van voedselprijzen in oktober 2022 17,26 % bedroeg; overwegende dat veel mensen in de wereld het risico lopen op voedseltekorten, honger en voedsel dat steeds onbetaalbaarder wordt; overwegende dat exploitanten in de hele voedselvoorzieningsketen transparanter moeten zijn over hun aandeel in de toegevoegde waarde, om voedselspeculatie, die bijdraagt aan de volatiliteit van de voedselprijzen, in kaart te brengen, te voorkomen en uit te bannen, en waardoor de algehele transparantie op de markt zou toenemen;

    S.

    overwegende dat de wereldwijde voedselonzekerheid niet in de eerste plaats wordt veroorzaakt door tekorten, maar door conflicten, ongelijke voedseldistributie, onbetaalbaar voedsel en verstoringen in de mondiale toeleveringsketen; overwegende dat stijgende voedselprijzen vooral gezinnen met een laag inkomen treffen, die het grootste deel van hun inkomen aan voedsel besteden; overwegende dat het cruciaal is de factoren te analyseren die de prijzen van landbouwproductiemiddelen doen stijgen en het effect dat daarvan uitgaat op de stijging van de voedselprijzen;

    T.

    overwegende dat een op de drie mensen wereldwijd nog steeds geen toegang heeft tot adequate, toereikende en gezonde voeding; overwegende dat 2,3 miljard mensen op de wereld in 2021 kampten met matige of ernstige voedselonzekerheid; overwegende dat veel van deze mensen in de landbouw werkzaam zijn; overwegende dat volgens het Wereldvoedselprogramma een recordaantal van 349 miljoen mensen in 2022 te kampen had met acute voedselonzekerheid;

    U.

    overwegende dat honger en voedselonzekerheid over de hele wereld toenemen en dat vele landen aanzienlijk achterlopen om de doelstelling “geen honger” vóór 2030 te halen; overwegende dat ondervoeding een levenslange belasting vormt voor mens en samenleving, aangezien het ertoe leidt dat kinderen hun potentieel niet ten volle kunnen ontplooien, waardoor ook de menselijke en nationale economische ontwikkeling stokt;

    V.

    overwegende dat de Overeenkomst van Marrakesh van 1994 en met name de Landbouwovereenkomst van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) ertoe hebben bijgedragen dat landbouwregio’s zich hebben gespecialiseerd in de productie van specifieke basisgewassen, wat heeft geleid tot afhankelijkheden in productiesystemen; overwegende dat deze situatie tot problemen leidt in geval van crises, aangezien vooral landen die voedsel invoeren kwetsbaar zijn voor prijsschokken;

    W.

    overwegende dat er op een aantal belangrijke gebieden een wisselwerking bestaat tussen natuur en biodiversiteit enerzijds en landbouw, voedsel en voeding anderzijds in de vorm van een verscheidenheid aan gedomesticeerde en wilde planten en dieren;

    X.

    overwegende dat de biodiversiteit van gewassen belangrijk is omdat individuele landbouwers op die manier hun landbouwplanning kunnen afstemmen op de klimaatomstandigheden en ervoor kunnen zorgen dat voedselsystemen op natuurlijke wijze beter bestand zijn tegen de klimaatverandering, plaagorganismen en ziekteverwekkers; overwegende dat deze natuurlijke aanpak tegelijkertijd bijdraagt aan meer biodiversiteit; overwegende dat sommige landen buiten de EU een aantal innovatieve projecten hebben opgezet, zoals het “Grote Groene Muur”-initiatief in Afrika, voor de bevordering van agro-ecologische projecten; overwegende dat de steun van de EU voor duurzame voedselsystemen een prioriteit is binnen de meerjarige indicatieve programma’s die met ongeveer zeventig partnerlanden zijn goedgekeurd in het kader van het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking (NDICI) — Europa in de wereld voor de periode 2021-2027;

    Y.

    overwegende dat de beschikbaarheid van voedsel varieert als gevolg van economische schokken, de klimaatverandering, het seizoen en verstoringen; overwegende dat de EU moet investeren in de veerkracht van de agrovoedingssector en een transitie naar duurzamere landbouw moet bewerkstelligen, hetgeen de voedselzekerheid op lange termijn zal versterken en landbouwers alternatieve inkomstenbronnen kan bieden; overwegende dat het noodzakelijk is de opwarming van de aarde tegen te gaan om een veerkrachtige en duurzame landbouw op lange termijn te garanderen;

    Z.

    overwegende dat 63 % van de personen met een laag inkomen wereldwijd in de landbouw werkzaam is en de overgrote meerderheid van hen op kleine en middelgrote landbouwbedrijven werkt waarvan de economische houdbaarheid momenteel in het gedrang is;

    AA.

    overwegende dat volgens evaluaties van de Wereldorganisatie voor diergezondheid (OIE) de concurrentie om het gebruik van landbouwgrond en bossen in hetzelfde tempo toeneemt als de groei van de wereldbevolking, die naar schatting zal stijgen van 8 miljard mensen nu tot 9,5 miljard mensen in 2050;

    AB.

    overwegende dat de voedselzekerheid van de Europese Unie op dit moment en op de lange termijn rechtstreeks verband houdt met de doelstellingen van de “van boer tot bord”-strategie en de biodiversiteitsstrategie; overwegende dat de “van boer tot bord”-strategie verscheidene belangrijke initiatieven omvat, waaronder een EU-noodplan om de voedselvoorziening en voedselzekerheid in tijden van crisis te waarborgen;

    AC.

    overwegende dat de ambities van de Green Deal het voedselsysteem van de EU eerlijker, gezonder en milieuvriendelijker kunnen maken, aangezien de voedselzekerheid in de EU en wereldwijd afhankelijk is van veerkrachtige en duurzame voedselsystemen op korte en lange termijn; overwegende dat het cumulatieve effect van de tenuitvoerlegging van wetgeving op het gebied van de Green Deal moet zijn dat de voedselproductiecapaciteit van de EU in stand wordt gehouden, dat er een soepele overgang plaatsvindt, zowel wat de timing als de vereisten betreft, en dat de afhankelijkheid van invoer uit derde landen niet mag toenemen, aangezien de voedselzekerheid in de EU door al deze factoren in gevaar zou kunnen komen; overwegende dat het essentieel is om voldoende overheidsmiddelen uit te trekken voor de gewas- en veeteeltsector om deze sectoren te beschermen tegen negatieve gevolgen en een daling van de voedselproductie in de EU te voorkomen;

    AD.

    overwegende dat de uitvoering van de Green Deal moet zorgen voor een eerlijke transitie die voldoende bescherming biedt aan landbouwers, met name kleine en middelgrote landbouwbedrijven, en voldoende veilige en betaalbare landbouwproducten voor consumenten, in overeenstemming met de langetermijndoelstellingen van de EU voor veerkracht en duurzaamheid; overwegende dat duurzame bestaansmiddelen voor primaire producenten, van wie het inkomen nog steeds achterblijft, de basis vormt voor de duurzame beheersing van de huidige crises op de landbouwmarkten en voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de Green Deal op de lange termijn;

    AE.

    overwegende dat in 2016 bijna 34 % van de Europese landbouwers 65 jaar of ouder was; overwegende dat het feit dat veel landbouwers in de nabije toekomst met pensioen gaan in een aantal lidstaten een bron van grote zorg is; overwegende dat generatievernieuwing een van de grootste uitdagingen is voor het voortbestaan van een veerkrachtige landbouwsector en veerkrachtige voedselsystemen in de EU; overwegende dat de inspanningen in het kader van het GLB weliswaar een prioriteit van de EU zijn, maar tot dusver ontoereikend zijn gebleken om het tij te keren en dat er daarom een breder scala aan beleidsinstrumenten nodig zal zijn;

    AF.

    overwegende dat met name jonge landbouwers innovatief zijn, vooral als het gaat om het gebruik van nieuwe technologieën; overwegende dat zij, mits zij naar behoren beloond worden, terdege gemotiveerd zijn en voldoende zeggenschap hebben, bereid zijn investeringen te doen die de duurzaamheid, de productiecapaciteit en het concurrentievermogen van de landbouw kunnen vergroten; overwegende dat landbouwbedrijven alleen kunnen moderniseren, hun productiviteit kunnen verhogen en hun efficiëntie kunnen verbeteren als zij zijn aangesloten op breedbandnetwerken met zeer hoge capaciteit; overwegende dat er stimulansen nodig zijn om meer IT-trainingen aan te bieden voor landbouwers;

    AG.

    overwegende dat de sterke en significante stijging van de mondiale prijzen van meststoffen en energie, in combinatie met de sterke stijging van andere productiekosten, moeilijkheden veroorzaakt voor landbouwers en gevaar oplevert voor de toekomstige plantaardige productie en bijgevolg voor de voedselzekerheid en de betaalbaarheid van voedsel; overwegende dat de prijzen van stikstofhoudende meststoffen in september 2022 met 149 % zijn gestegen ten opzichte van de prijzen op de EU-meststoffenmarkt in het voorgaande jaar; overwegende dat de Commissie in het licht van de huidige productiemiddelen- en energiecrisis van nabij de economische situatie van de Europese landbouwers moet volgen;

    AH.

    overwegende dat de huidige geopolitieke uitdagingen laten zien dat voedselzekerheid geen permanente verwezenlijking is en dat de Europese voedselproductie als strategische sector moet worden beschouwd en in dit opzicht in stand moet worden gehouden en moet worden versterkt; overwegende dat de correcte werking van de Europese interne markt een voorwaarde is voor het garanderen van de voedselzekerheid; overwegende dat alle tarifaire en niet-tarifaire belemmeringen in de agrovoedingssector moeten worden herbekeken; overwegende dat sterkere, levendige, veerkrachtige en welvarende plattelandsgebieden en -gemeenschappen essentieel zijn voor de voedselzekerheid en voedselautonomie van Europa en de welvarendheid van de Europese Unie;

    AI.

    overwegende dat de landbouw van groot belang is voor de economie van de ultraperifere gebieden van de EU, die vaak te kampen hebben met een bijzonder kwetsbare voedselzekerheidssituatie; overwegende dat het vanwege de aard van voedselzekerheid duurder is om achteraf te reageren dan om vroeg in te grijpen;

    AJ.

    overwegende dat als de EU destabilisatie, voedselarmoede, hongersnood en sociale en politieke onrust in andere landen wil afwenden, zij een visie moet ontwikkelen om de voedsel- en voedingszekerheid in de EU te waarborgen en bij te dragen aan de voedselzekerheid op internationaal niveau;

    AK.

    overwegende dat naar schatting 20 % van alle geproduceerde levensmiddelen verloren gaat of wordt verspild; overwegende dat meer dan 36 miljoen mensen zich niet een behoorlijke maaltijd om de andere dag kunnen veroorloven; overwegende dat de meest behoeftige bevolking als gevolg van de huidige economische crisis toeneemt;

    AL.

    overwegende dat levensmiddelenbedrijven die zich bezighouden met logistiek en groothandelsdistributie en met grootschalige industriële productie en verwerking, zijn erkend als cruciale entiteiten waarvan de veerkracht moet worden versterkt omdat zij essentiële diensten verlenen; overwegende dat groothandelsmarkten entiteiten van openbaar belang zijn die in uitgestrekte regionale en interregionale gebieden een dienst verlenen die essentieel is voor de levering en distributie aan de eindverbruiker van verse en bederfelijke landbouw- en visserijproducten, met de garantie dat deze van goede kwaliteit zijn en voldoen aan de gezondheidsnormen; overwegende dat groothandelsmarkten bovendien reeds blijk hebben gegeven van hun veerkracht en van de vitale rol die zij spelen door tijdens de COVID-19-pandemie de continuïteit van de voedselvoorziening en -distributie te waarborgen;

    AM.

    overwegende dat slechts 11,9 % van alle hoofden van landbouwbedrijven in de EU in 2020 jonger was dan 40 jaar, terwijl 33,2 % van hen 65 jaar of ouder was; overwegende dat de gemiddelde leeftijd van Europese landbouwers is gestegen tot 57; overwegende dat er in 2020 5,3 miljoen minder landbouwbedrijven in de EU waren dan in 2005, een daling met 37 %; overwegende dat het aantal hoofden van landbouwbedrijven tussen 2016 en 2020 met 11,2 % afnam; overwegende dat de meeste EU-lidstaten een algemene daling van het aantal hoofden van landbouwbedrijven registreerden;

    AN.

    overwegende dat vrouwen in plattelandsgebieden een cruciale rol spelen; overwegende dat het om de voorspelde achteruitgang van deze gebieden in de EU tegen te gaan van vitaal belang is dat vrouwen erkenning krijgen voor hun werk in landbouwbedrijven, dat hun werk daar zichtbaar wordt gemaakt en dat zij mede-eigendom van landbouwbedrijven verwerven; overwegende dat acties en maatregelen nodig zijn om ook de genderkloof in de agrovoedingssector te dichten, en dat het absoluut noodzakelijk is om vrouwen op alle niveaus bij het besluitvormingsproces te betrekken bij de ontwikkeling van plannen en beleid;

    Uitdagingen voor de voedselzekerheid in de EU

    1.

    wijst op de veerkracht die de agrovoedingssector tijdens de recente crises aan de dag heeft gelegd en op het vermogen van de sector om in uiterst moeilijke omstandigheden de werking van de voedselvoorzieningsketens te handhaven en de voedselzekerheid te waarborgen; merkt op dat de COVID-19-pandemie en de illegale Russische invasie van Oekraïne niettemin structurele problemen in de Europese landbouwsector aan het licht hebben gebracht en aanzienlijke risico’s vormen voor de landbouwmarkten van de lidstaten, met name degene die zich geografisch het dichtst bij de oorlog bevinden; verzoekt de Raad daarom om in het kader van de herziening van het meerjarig financieel kader te overwegen het proces van afvlakking van de GLB-steun naar het EU-gemiddelde te versnellen, teneinde landbouwers in de lidstaten waar dit proces nog niet is voltooid, in staat te stellen het hoofd te bieden aan de huidige uitdagingen; benadrukt dat de Europese Unie onmiddellijk actie moet ondernemen om de voedselzekerheid te beschermen tegen bedreigingen zoals klimaatverandering en biodiversiteitsverlies; beklemtoont dat zowel het veiligstellen van functionele ecosystemen als het beperken van de klimaatverandering van essentieel belang zijn voor de beschikbaarheid en betaalbaarheid van voedsel, alsook voor de bestaansmiddelen op het platteland;

    2.

    benadrukt dat de EU haar voedselzekerheid, haar strategische autonomie en de veerkracht van haar landbouwsector en haar gehele toeleveringsketen moet versterken door de afhankelijkheid van invoer van buiten de EU te verminderen en de aanvoer van kritieke ingevoerde producten, zoals meststoffen, diervoeders en grondstoffen, te diversifiëren; benadrukt dat toeleveringsketens geen geopolitiek wapen mogen worden om de mondiale voedselzekerheid te destabiliseren en in gevaar te brengen, met name in de meest achtergestelde en kwetsbare landen; benadrukt dat korte en regionale toeleveringsketens op duurzame wijze moeten worden versterkt;

    3.

    is ingenomen met het feit dat er wegens de uitzonderlijke omstandigheden tijdelijke maatregelen zijn genomen ter ondersteuning van de EU-landbouwers, die moeten worden gehandhaafd indien de Russische invasie van Oekraïne voortduurt; benadrukt dat deze maatregelen landbouwers in staat zullen stellen de landbouwproductie in de EU duurzaam te verhogen en dat zij het voortbestaan van landbouwbedrijven tijdens het oogstseizoen 2022-2023 garanderen, hetgeen zal bijdragen tot het waarborgen van de voedselzekerheid; verzoekt de Commissie onverwijld een holistisch strategisch plan voor te stellen om de voedselzekerheid van de EU te waarborgen, dat het gebruik kan omvatten van strategische voedselvoorraden; benadrukt dat de stabiliteit moet worden vergroot in het licht van onvoorspelbare opbrengsten als gevolg van de klimaatverandering en andere factoren, die kunnen worden verergerd door speculatie;

    4.

    verzoekt de Commissie de sectoren aan te wijzen die het zwaarst door de crisis zijn getroffen en alle nodige maatregelen te nemen om deze sectoren dringend meer steun te kunnen verlenen;

    5.

    benadrukt dat voedselafhankelijkheid de schuldenlast van ontwikkelingslanden verergert, waardoor de verwezenlijkingen op het gebied van voedselzekerheid in gevaar worden gebracht; roept de Commissie en de lidstaten ertoe op alle beschikbare middelen te evalueren om eventuele tekorten op de betalingsbalans van voedselinvoerende landen te voorkomen, met inbegrip van schuldverlichting in het kader van internationale initiatieven, directe financiering en schuldherschikking; wijst nogmaals op het belang van financiering op basis van subsidies, met name voor de minst ontwikkelde landen;

    6.

    is verheugd over de nieuwe tijdelijke kaderregeling voor crisissteun om Europese producenten te helpen om te gaan met de effecten van de oorlog in Oekraïne, maar benadrukt dat het noodzakelijk is om nieuwe financiële steun vast te stellen om de voedselzekerheid in Europa en derde landen te waarborgen; onderstreept de kritieke situatie op de varkens- en melkmarkt in sommige lidstaten en verzoekt om rechtstreekse en onmiddellijke financiële steun voor deze sectoren;

    7.

    herinnert aan het beginsel van beleidscoherentie voor ontwikkeling (PCD), vastgelegd in artikel 208 VWEU, waarin is bepaald dat “de Unie (…) bij de uitvoering van beleid dat gevolgen kan hebben voor de ontwikkelingslanden rekening [houdt] met de doelstellingen van de ontwikkelingssamenwerking”, en wijst erop dat het belangrijk is te zorgen voor samenhang tussen alle beleidsmaatregelen van de EU om de doeltreffendheid van de ontwikkelingssamenwerking ten behoeve van ontwikkelingslanden te waarborgen en de doeltreffendheid van de inspanningen van de EU op het gebied van mondiale voedselzekerheid te vergroten; benadrukt dat beleidscoherentie voor ontwikkeling met het oog op voedselzekerheid belangrijk is om fundamentele mensenrechten te helpen beschermen en humanitaire crises te helpen voorkomen;

    Duurzame en veerkrachtige landbouw

    8.

    wijst erop dat de landbouw- en de levensmiddelensector cruciaal zijn voor de economie en voor het bieden van behoorlijke en duurzame arbeidskansen met veilige arbeidsomstandigheden op het platteland; merkt op dat de stijgende kosten van productiemiddelen in de landbouw bijdragen tot de reeds hoge productiekosten en de inkomsten van landbouwers in gevaar brengen; verzoekt de Commissie de nodige maatregelen te nemen om landbouwers zekerheid inzake productieplanning te bieden, alsook toereikende financiële middelen en garanties, zodat de voedselproductie in stand kan worden gehouden en, indien nodig, kan worden verhoogd, duurzame landbouwsystemen kunnen worden versterkt, de diversiteit van de voedselgewassen in de EU kan worden vergroot en de kwaliteit van de producten kan worden verbeterd, terwijl kunstmatige industriële imitaties worden afgewezen;

    9.

    verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat landbouwgrond in de eerste plaats beschikbaar blijft voor de duurzame productie van levensmiddelen en diervoeders, aangezien deze grond bijdraagt aan het behoud van de biodiversiteit en tegelijkertijd aan de voedselzekerheid, en hij ook kan helpen de energieafhankelijkheid van de EU te verminderen; benadrukt dat hiermee rekening moet worden gehouden in alle relevante wetgevingsvoorstellen, waarin zowel rekening moet worden gehouden met het feit dat de uitstoot van broeikasgassen moet worden verminderd en het verlies aan biodiversiteit moet worden omgebogen, overeenkomstig de “van boer tot bord”-strategie en de biodiversiteitsstrategie, als met het feit dat de voedselzekerheid op lange termijn moet worden gewaarborgd en dat de doelstellingen van het GLB in acht moeten worden genomen; verzoekt de Commissie daarom bij de uitvoering van de Green Deal te zorgen voor diversiteit in de landbouwmodellen in de EU en ervoor te zorgen dat ondernemerschap op landbouwgebied en landbouwactiviteiten in de gehele Unie behouden blijven, uit strategisch oogpunt, wat de voedselzekerheid betreft;

    10.

    verzoekt de Commissie in het bijzonder rekening te houden met zeer efficiënte landbouwmodellen in gebieden met vruchtbare landbouwgrond waar voedsel wordt geproduceerd op duurzame wijze; benadrukt dat er specifieke uitvoeringsvoorwaarden nodig zijn voor de landbouw in verstedelijkte gebieden, waar familiebedrijven worden geconfronteerd met hogere kosten en andere uitdagingen;

    11.

    merkt op dat het voor landbouw beschikbare areaal sterk afneemt als gevolg van de toenemende verstedelijking en de groei van de wereldbevolking en dat aanzienlijk meer kan worden geproduceerd op minder grond door middel van duurzame intensivering of stadslandbouw;

    12.

    wijst op de mogelijkheden van de verticale landbouw voor de voedselproductie, die onafhankelijk is van de weersomstandigheden of seizoenen, en die hogere opbrengsten kan opleveren met gebruik van minder water en pesticiden; pleit voor meer erkenning van deze praktijk in het EU-beleid, alsook voor initiatieven ter verhoging van de investeringen in onderzoek en ontwikkeling (O&O) op het gebied van verticale landbouw;

    13.

    herinnert eraan dat wetgeving ter ondersteuning van koolstofarme landbouw gemakkelijk moet kunnen worden toegepast door de belanghebbenden en dat zij kan bijdragen tot de voedselzekerheid van Europa door te zorgen voor een hoger inkomen voor de landbouwers en tegelijkertijd de landbouwsector in staat te stellen een belangrijke rol te spelen bij de vermindering van de broeikasgasemissies; betreurt echter het feit dat er in het voorstel van de Commissie geen rekening is gehouden met emissiereducties op landbouwbedrijven, maar dat er alleen vastlegging in is opgenomen;

    14.

    wijst erop dat het belangrijk is het recht op voedselzekerheid van lokale gemeenschappen te beschermen en te bevorderen; betreurt in dit verband het feit dat landroof wijdverspreid is in vele landen, wat de voedselsoevereiniteit ondermijnt; dringt er bij de EU op aan de preventie van landroof krachtig te ondersteunen; benadrukt dat het van belang is een inclusief proces op gang te brengen om te waarborgen dat organisaties van het maatschappelijk middenveld en lokale gemeenschappen daadwerkelijk betrokken worden bij de ontwikkeling, uitvoering en monitoring van beleidsmaatregelen en acties met betrekking tot landroof; vraagt dat in alle projecten ter bescherming van landrechten, inclusief in het kader van handel, de vrijwillige richtsnoeren voor een verantwoord beheer van grondbezit, visgronden en bossen in het kader van de nationale voedselzekerheid (VGGT) worden nageleefd en dat maatregelen worden genomen om ervoor te zorgen dat projecten niet de landrechten in gevaar brengen van kleine boeren;

    15.

    verzoekt de Commissie erop toe te zien dat de toekomstige EU-kaderwet voor een duurzaam voedselsysteem bevorderlijk is voor sociale overwegingen en gunstige voedselomgevingen, waarbij gezond en duurzaam voedsel de best beschikbare, de meest betaalbare, de meest aangeprezen en aantrekkelijkste optie is, en dat korte toeleveringsketens en de consumptie van lokale en seizoensgebonden producten worden bevorderd;

    16.

    wijst erop dat het landbouwinkomen in de EU nog steeds minder dan de helft van de brutolonen en -inkomens in de EU bedraagt en dat daarom, gezien de inflatoire trends, economische stabiliteit hoger op de agenda moet worden geplaatst;

    17.

    onderstreept dat voedsel waardevol is en niet louter mag worden beschouwd als handelswaar, maar dat het ook een recht voor mensen is dat moet worden gehandhaafd, en dat de economische, sociale en milieueffecten en externe effecten beter moeten worden beoordeeld en zo nodig beperkt of ondersteund;

    18.

    merkt op dat de Europese Green Deal een mijlpaal kan zijn in de transitie van de EU naar een groenere, meer duurzame en veerkrachtigere economie en landbouw; wijst er echter op dat sommige van de voorgestelde maatregelen onbedoelde effecten kunnen hebben, die nog niet naar behoren zijn beoordeeld en geïdentificeerd op het niveau van de landbouwbedrijven, met name wat de noodzaak betreft om de voedselzekerheid op lange termijn en de levensvatbaarheid van landbouwbedrijven, met name kleine en middelgrote landbouwbedrijven, te waarborgen; verzoekt de Commissie daarom een alomvattende beoordeling uit te voeren van het cumulatieve effect van de wetgevingsvoorstellen van de Green Deal op de landbouwsector in de EU, op holistische en systematische wijze, waarbij alle dimensies van duurzaamheid worden bestreken, met name ecologische, economische en sociale aspecten, teneinde de voedsel- en voedingszekerheid, de levensvatbaarheid van landbouwbedrijven en de landbouwproductie in de Unie te waarborgen; verzoekt de Commissie een situatie te voorkomen waarin Europese landbouwers worden geconfronteerd met oneerlijke concurrentie van invoer die niet voldoet aan onze normen;

    19.

    benadrukt de noodzaak van evenredige maatregelen, een rechtvaardige transitie, een passend tijdschema voor aanpassing en een eerlijk beloningsmechanisme om het concurrentievermogen, de productiviteit en de sociale veerkracht van de agrovoedingssector van de EU te handhaven;

    20.

    wijst op het feit dat agromilieu- en klimaatpraktijken als agro-ecologie, boslandbouw, geïntegreerde gewasbescherming (IPM), biologische landbouw en precisie- en koolstoflandbouw het potentieel hebben om uitdagingen op het gebied van klimaat, biodiversiteit, milieu, economie en de maatschappij aan te pakken; benadrukt dat het belangrijk is op efficiënte en doelgerichte wijze te investeren zowel in mitigatie- als in adaptatiemaatregelen om de risico’s te beperken en aanzienlijke kosten op de lange termijn te voorkomen;

    21.

    verzoekt de Commissie de landbouwers betere instrumenten aan te reiken zodat zij een grotere bijdrage kunnen leveren aan de groene transitie die momenteel aan de gang is; wijst er in dit verband op dat landbouwers bovenop hun eigen consumptie moeten kunnen bijdragen aan de energieproductie in de EU, met name wat hernieuwbare energie betreft, zodat zij een echte impuls kunnen geven aan de ontwikkeling van de circulaire economie en aan praktijken op het gebied van schone energie; is voorts van mening dat landbouwers en hun representatieve organisaties daadwerkelijk moeten worden betrokken bij de aanwijzing van geschikte gebieden;

    22.

    benadrukt dat voedselzekerheid ook voedselveiligheid en voeding omvat, en dat zij moet worden bekeken op korte, middellange en lange termijn;

    23.

    vraagt dat rekening wordt gehouden met het verband tussen volksgezondheid en biodiversiteit, overeenkomstig de “één gezondheid”-benadering;

    24.

    dringt aan op de strikte toepassing van het “één gezondheid”-beginsel, op grond waarvan er een onderling verband bestaat tussen menselijke gezondheid, diergezondheid en milieukwesties, in alle beleidsmaatregelen die gevolgen hebben voor de beschikbaarheid en toegankelijkheid van voedsel; benadrukt dat de voedselveiligheid nooit in gevaar mag worden gebracht en onderstreept dat het belangrijk is het beleid op een eerlijke en sociaal-economisch rechtvaardige manier te sturen in de richting van het bevorderen van voedzaam, betaalbaar voedsel dat geproduceerd is op een manier die duurzaam is op de lange termijn, met eerbiediging van het behoud van de biodiversiteit en met gebruikmaking van agro-ecologische oplossingen; benadrukt dat het belangrijk is te zorgen voor goede en transparante etikettering die gezonde keuzes voor de consument vergemakkelijkt;

    Generatievernieuwing

    25.

    spreekt zijn grote bezorgdheid uit over de daling van het aantal landbouwbedrijven en hoofden van landbouwbedrijven in combinatie met de gestegen gemiddelde leeftijd van Europese landbouwers; benadrukt dat generatievernieuwing op lange termijn de belangrijkste prioriteit is voor het waarborgen van de Europese voedselzekerheid;

    26.

    verzoekt de Commissie een ambitieuze, alomvattende EU-strategie inzake generatievernieuwing in de landbouwsector te ontwikkelen teneinde het aantal jonge landbouwers te verhogen en hun capaciteiten en vaardigheden te verbeteren, met name om de mogelijkheden van slimme landbouw en artificiële intelligentie ten volle te benutten; verzoekt de Commissie om in alle toekomstige landbouw-, klimaat- en milieuwetgeving een “sociaal-economische jongelandbouwerstoets” op te nemen;

    27.

    wijst erop dat een gebrek aan toegang tot grond, ontoereikende beloning die geen behoorlijk leven mogelijk maakt, betere werkgelegenheidskansen buiten het landbouwbedrijf en een toenemende regeldruk belangrijke factoren zijn die verklaren waarom steeds meer landbouwers zich genoodzaakt voelen de sector te verlaten en waarom minder mensen geneigd zijn om met landbouw te starten; benadrukt dat het belangrijk is te waarborgen dat landbouwers een voorspelbare bron van inkomsten hebben en van hun werkzaamheden kunnen rondkomen;

    28.

    vestigt de aandacht op het feit dat investeringen, ook in digitalisering, moeten worden gestimuleerd; verzoekt de Commissie in dit verband om in nauwe samenwerking met de lidstaten richtsnoeren op te stellen om synergieën tussen de financieringsinstrumenten van het GLB en die van het cohesiebeleid te bevorderen;

    29.

    verzoekt de Commissie op consistente en gecoördineerde wijze te communiceren over voedselzekerheidsmaatregelen; herinnert de Commissie eraan dat zij de effecten op de procedures en de voedselzekerheid moet evalueren in haar wetgevingsvoorstel;

    EU-eiwitstrategie

    30.

    verzoekt de Commissie een alomvattende EU-strategie voor eiwitten en diervoeders te presenteren, met effectieve maatregelen om de Europese productie op korte, middellange en lange termijn te verhogen; is van mening dat deze strategie gericht moet zijn op binnenlandse productie om het potentieel hiervan ten volle te benutten en de afhankelijkheid van invoer uit derde landen te verminderen; is tevens van mening dat de strategie het inkomen van landbouwers uit duurzame productie moet veiligstellen of verhogen;

    31.

    meent dat de Commissie moet onderzoeken in hoeverre een optimale benutting van de synergieën met de productie van hernieuwbare energie in de EU kan bijdragen tot een betere beschikbaarheid van eiwitrijke diervoeders; onderstreept dat een grote afhankelijkheid van de invoer van levensmiddelen en diervoeders de bevolking blootstelt aan volatiliteit op de wereldmarkt; benadrukt dat de EU, vanwege de verstoringen van de mondiale productieketens en de toegenomen prijsvolatiliteit, een open strategische autonomie moet ontwikkelen met als doel de toegang tot belangrijke markten te waarborgen en minder afhankelijk te worden van de invoer van kritieke goederen zoals plantaardige eiwitbronnen en diervoeders;

    Nieuwe veredelingstechnieken

    32.

    is van mening dat gewassen beter bestand moeten worden tegen klimaatverandering en nieuwe ziekteverwekkers, om de opbrengsten op korte en lange termijn te verhogen en te handhaven, met name gezien de droogte en watertekorten die een toenemend aantal EU-lidstaten treffen; benadrukt dat dit afhangt van het herstel en de instandhouding van de biodiversiteit, de bodemgezondheid en de toepassing van agro-ecologische en biologische methoden, en onderstreept hoe belangrijk het is te beschikken over een zeker en divers aanbod van zaden; benadrukt dat kwekers en landbouwers gegarandeerde toegang moeten hebben tot hoogwaardige zaden van plantenrassen die zijn aangepast aan de druk van de klimaatverandering en landbouwsystemen waar weinig productiemiddelen worden gebruikt, met inbegrip van traditionele en lokaal aangepaste rassen en heterogeen materiaal; benadrukt dat zij gegarandeerde toegang moeten hebben tot de genetische hulpbronnen die nodig zijn voor verdere veredeling;

    33.

    wijst erop dat innovatieve en hulpbronnenefficiënte teeltmethoden in gecontroleerde, gesloten omgevingen een veilige aanvoer van grondstoffen voor groeimedia vereisen; is van mening dat de productie en levering van deze materialen in de EU moeten worden gewaarborgd;

    34.

    verzoekt de Commissie te pleiten voor een gericht gebruik en verdere ontwikkeling van nieuwe kweektechnieken in de landbouw; verzoekt de EU vaart te zetten achter de goedkeuring van wetgeving inzake het gebruik van nieuwe teelttechnieken, in partnerschap met de lidstaten en met inachtneming van het voorzorgbeginsel, om de opbrengst van planten duurzaam te verhogen en ze beter bestand te maken tegen klimaatverandering en nieuwe ziekteverwekkers, met name in de context van schadelijke organismen, droogte, overstromingen, watertekorten en andere extreme weersomstandigheden, waar steeds meer landen in de EU mee te kampen hebben; benadrukt dat nieuwe teelttechnieken duurzaamheid kunnen bevorderen, aangezien duurzame landbouw niet mogelijk is zonder innovatie;

    35.

    benadrukt dat het belangrijk is ervoor te zorgen dat de resultaten van onderzoek worden meegenomen in landbouwpraktijken, aangezien dit een belangrijke rol zou spelen bij de verwezenlijking van de doelstellingen van de Europese Green Deal, door een duurzamere landbouw te ontwikkelen, onder meer door Europese landbouwers alternatieven te bieden voor het verminderen van het gebruik van synthetische meststoffen en bestrijdingsmiddelen;

    36.

    benadrukt het belang van gelijke toegang tot technologische en wetenschappelijke innovaties die rassen resistenter kunnen maken en de diversiteit van de genetische hulpbronnen en de voedselproductiesystemen kunnen bevorderen, met inachtneming van de EU-regelgeving inzake voedselveiligheid;

    37.

    verzoekt de Commissie de effecten van genetisch gemodificeerde organismen op de gezondheid, de biodiversiteit, de sociale inclusie en de keuzevrijheid van landbouwers en consumenten grondiger te beoordelen;

    38.

    dringt aan op een alomvattende analyse van de sociaal-economische en milieueffecten van octrooien op teeltprocessen, teeltmateriaal en delen daarvan op het voedselsysteem, met inbegrip van het potentieel voor een grotere marktconcentratie en monopolisering in de voedselketen, alsook op de betaalbaarheid en beschikbaarheid van voedsel;

    39.

    is van mening dat de gerichte toepassing van nieuwe genoomtechnieken en de goedkeuring in de EU van zaden waarbij deze technieken worden gebruikt belangrijke maatregelen zijn om de landbouw te verduurzamen in het kader van de Europese Green Deal en de “van boer tot bord”-strategie;

    40.

    verzoekt de Commissie een Europese dialoog te bevorderen over de mogelijkheden die nieuwe veredelingsmethoden bieden voor de aanpak van klimaatverandering en het publiek voor te lichten over de verschillen tussen transgene planten en nieuwe veredelingsmethoden;

    41.

    onderstreept hoe belangrijk het is te beschikken over een zeker en divers aanbod van zaden, en met name om in de EU geteelde plantaardige eiwitten te bevorderen om lokaal geproduceerde levensmiddelen en diervoeders met een hoge voedingswaarde aan te bieden en landbouwers toegang te bieden tot hoogwaardige zaden van plantenrassen die zijn aangepast aan de druk van de klimaatverandering en landbouwsystemen waarbij weinig productiemiddelen worden gebruikt, met inbegrip van traditionele en lokaal aangepaste rassen en heterogeen materiaal;

    42.

    verzoekt de EU en haar lidstaten geen octrooien op biologisch materiaal te verlenen; dringt er bij hen op aan de vrijheid van ondernemerschap en de vrijstellingen voor telers met betrekking tot bepaalde rassen te waarborgen;

    Artificiële intelligentie en precisielandbouw

    43.

    benadrukt dat digitale technologieën en precisielandbouw toekomstgerichte oplossingen kunnen bieden voor cruciale uitdagingen door het mogelijk maken van de monitoring van ontbossing, de vermindering van het gebruik van gewasbescherming, meststoffen en waterverbruik in de landbouw, het verhogen van de opbrengst en het verbeteren van de economische en ecologische prestaties; wijst erop dat deze technologieën in het begin vaak met hoge investeringskosten gepaard gaan en dat er daarom passende oplossingen en bijkomende financiering voor landbouwers nodig zijn om deze technologieën ook voor kleinschalige landbouwbedrijven betaalbaar en toegankelijk te maken; benadrukt dat deze technologieën toegankelijk moeten zijn voor kleinschalige landbouwers en dat landbouwers altijd de rechten op hun gegevens moeten behouden;

    44.

    verzoekt de Commissie het gebruik van duurzame digitale innovatie te versnellen om de landbouw in de EU te moderniseren en landbouwers in staat te stellen hun productiepotentieel volledig te benutten en hun inkomen te beschermen in het kader van de groene transitie, onder meer door optimalisering van de nutriëntencyclus, waarbij digitale inclusie wordt gewaarborgd; benadrukt dat deze nieuwe processen ook alternatieve oplossingen zijn voor Europese landbouwers die met nieuwe eisen worden geconfronteerd, met name wat betreft het verminderen van bestrijdingsmiddelen en productiemiddelen;

    45.

    benadrukt dat satellietgegevens en technologieën op het gebied van artificiële intelligentie een bron van waardevolle informatie kunnen zijn voor de landbouw en de hele voedselketen, met technologie die de informatiestroom van de producent naar de consument en omgekeerd mogelijk maakt, waardoor de werking van de hele waardeketen wordt verbeterd, verspilling wordt verminderd en de logistieke kosten worden verlaagd; wijst er echter op dat het gebruik van dergelijke gegevens nog altijd zeer beperkt is, aangezien die in de meeste gevallen niet vrij beschikbaar of te complex zijn om door landbouwbedrijven of lokale overheden te worden toegepast; dringt aan op een intensiever gebruik en terbeschikkingstelling van deze gegevens en technologieën om landbouwers te ondersteunen bij de groene en de digitale transitie, en tegelijkertijd de veerkracht van de landbouw in de EU te waarborgen; dringt aan op de ontwikkeling van een veilige en betrouwbare gegevensruimte om de landbouwsector in staat te stellen gegevens uit te wisselen en te raadplegen teneinde de economische en ecologische prestaties ter plekke te verbeteren;

    Logistiek

    46.

    verzoekt de EU de rol van logistieke centra, met name groothandelsmarkten, als strategisch belangrijk te erkennen, aangezien zij een integraal en complementair onderdeel vormen van de primaire landbouwproductie en landbouwers en vervoersbedrijven zonder die centra niet evenwichtig in de behoeften van de consumenten kunnen voorzien;

    47.

    dringt aan op investeringen in infrastructuur voor duurzamere vervoers- en opslagfaciliteiten voor verse of andere landbouwproducten, hetgeen ook kan bijdragen tot het verminderen van voedselverspilling en het verkleinen van de ecologische voetafdruk van de sector; verzoekt de EU regionale verschillen te onderkennen, lokale voedselproductie te stimuleren en rekening te houden met dunbevolkte gebieden en hun behoeften;

    Bestrijdingsmiddelen

    48.

    wijst erop dat er een sterke maatschappelijke behoefte bestaat aan nieuwe regels om de risico’s en het gebruik van pesticiden in de EU te verminderen, met als doel een eerlijker, gezonder en milieuvriendelijker voedselsysteem in overeenstemming met de Europese Green Deal;

    49.

    benadrukt dat het aantal bestuivers in heel Europa is afgenomen en dat bijen en andere bestuivers dringend moeten worden beschermd, met name door biologische bestrijding van plagen te bevorderen en het gebruik en risico van bestrijdingsmiddelen te verminderen; benadrukt echter dat de Commissie een wetgevingsvoorstel heeft ingediend met bindende doelstellingen voor de vermindering van het gebruik van bestrijdingsmiddelen, met onder meer een verbod op het gebruik ervan in gebieden die zijn aangemerkt als kwetsbaar, zonder landbouwers eerst betaalbare en afdoende doeltreffende alternatieven te bieden om plagen te bestrijden en zonder rekening te houden met de gevolgen die het gebrek aan middelen om gewassen te beschermen tegen schadelijke organismen kan hebben voor de voedselveiligheid in de EU, onze afhankelijkheid van de invoer uit derde landen of voor de instandhouding van een goede gezondheid van planten; benadrukt dat in dit voorstel geen rekening wordt gehouden met de specifieke regionale kenmerken van de Europese landbouw en dat er geen algehele effectbeoordeling is gemaakt met gekwantificeerde gevolgen voor de voedselproductie, het concurrentievermogen van de landbouw in de EU, de mogelijke gevolgen voor boeren, de afhankelijkheid van voedselimport, voedselprijzen en de verspreiding van schadelijke organismen; wijst erop dat de beperking van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in kwetsbare gebieden al is geregeld in de wetgeving van sommige lidstaten;

    50.

    benadrukt de sleutelrol van geïntegreerde gewasbescherming (IPM) bij het verminderen van de afhankelijkheid van bestrijdingsmiddelen en dringt er bij de lidstaten op aan ervoor te zorgen dat dit systeem op de juiste wijze wordt toegepast; verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat landbouwers financieel en met andere middelen worden ondersteund bij de overgang naar deze praktijken;

    51.

    spreekt zijn bezorgdheid uit over de dubbelzinnige definitie van “kwetsbare gebieden” door de Commissie en over de wijze waarop gewasbeschermingsmiddelen in deze gebieden worden gebruikt, hetgeen in de praktijk kan leiden tot een daling van de landbouwproductie en bijgevolg tot een daling van het inkomen van de landbouwers en, op middellange tot lange termijn, tot het verdwijnen van kleine en middelgrote akkerbouwbedrijven, een verhoogd risico van bedrijfsbeëindiging, een toename van oneerlijke concurrentie, een stijging van de voedselprijzen en een toename van de invoer uit derde landen, hetgeen allemaal een rechtstreeks invloed heeft op de voedselzekerheid;

    52.

    verzoekt de Commissie te zorgen voor de beschikbaarheid van voldoende doeltreffende gewasbeschermingsmiddelen door de toelating te versnellen en vertragingen te vermijden, teneinde te zorgen voor een adequaat instrumentarium ter bestrijding van plagen en ziekten en voor een op wetenschap gebaseerde en geharmoniseerde benadering van de toegang tot gewasbeschermingsmiddelen in de gehele EU;

    53.

    benadrukt dat de beschikbaarheid van voldoende doelmatige gewasbeschermingsmiddelen onontbeerlijk blijft om gewassen te beschermen tegen nieuwe plagen en ziekten en verliezen bij de voedselproductie te voorkomen; uit zijn bezorgdheid dat verdere beperkingen van de beschikbaarheid van gewasbeschermingsmiddelen de inspanningen kunnen ondermijnen die worden geleverd om een holistische benadering van IPM toe te passen;

    54.

    veroordeelt het feit dat de EU wat bestrijdingsmiddelen betreft met twee maten meet en het mogelijk maakt dat gevaarlijke stoffen die in de EU verboden zijn, naar andere landen worden uitgevoerd; roept de Commissie op om te zorgen voor wederkerigheid in handelsovereenkomsten, met name wat landbouw en landbouwproducten betreft, en het goede voorbeeld te geven door erop toe te zien dat gevaarlijke pesticiden die in de EU niet langer zijn toegestaan niet worden uitgevoerd naar partnerlanden; op die manier wordt voorkomen dat residuen van pesticiden die in de EU verboden zijn worden toegelaten in voedsel op de EU-markt, en wordt het handhavingsmechanisme van de hoofdstukken over handel en duurzame ontwikkeling (TSD) versterkt;

    Opleiding en kennisuitwisseling

    55.

    verzoekt de Commissie aandacht te schenken aan het belang van actieve levenslange opleiding van landbouwers en van steun voor nieuwe mitigatiemethoden en landbouwpraktijken om de landbouwsector en plattelandsgebieden aantrekkelijker te maken; benadrukt dat collegiale kennisuitwisseling en -overdracht op gebieden als landbeheer, adaptatie aan en mitigatie van klimaatverandering, agro-ecologische praktijken en eerlijke en veerkrachtige waardeketens een grote rol kunnen spelen om een duurzamere agrovoedingsproductie te bevorderen en tegelijkertijd de landbouwproductiviteit te waarborgen;

    Voedselvoorzieningsketen

    56.

    benadrukt dat de Commissie aanvullende maatregelen moet nemen om de voedselketen veerkrachtiger, transparanter en eerlijker te maken, met name door de positie van primaire producenten in de hele voedselvoorzieningsketen te versterken; verzoekt de lidstaten en de Commissie te zorgen voor een doeltreffende handhaving van de richtlijn inzake oneerlijke handelspraktijken en maatregelen te overwegen om voedselspeculatie te bestrijden; is van mening dat producentenorganisaties, mogelijk met inbegrip van coöperaties, ertoe kunnen bijdragen dat landbouwers zich in de voedselketen meer als ondernemers gaan opstellen, door middel van innovatieve acties met een toegevoegde waarde en de optimalisering van productiekosten door gezamenlijke aankopen de het gezamenlijk gebruikmaken van diensten;

    57.

    benadrukt dat ten volle gebruik moet worden gemaakt van de schoolfruit- en schoolmelkregeling om ervoor te zorgen dat kinderen in achterstandssituaties voldoende te eten krijgen; wijst er voorts op dat overheidsopdrachten kunnen worden ingezet voor het verkrijgen van publieke steun voor de aankoop van hoogwaardige levensmiddelen bij kleine landbouwers en lokale producenten, om voedselonzekerheid te voorkomen;

    Vrouwen in plattelandsgebieden

    58.

    benadrukt dat het belangrijk is de genderkloof in de agrovoedingssector te dichten door in vrouwen te investeren en maatregelen te bevorderen om meer vrouwen aan te trekken naar de sector; wijst erop dat ondernemerschap, werkgelegenheid en de politieke vertegenwoordiging van vrouwen moeten worden ondersteund; benadrukt dat er bij het beheer van de voedselzekerheid rekening moet worden gehouden met het genderperspectief en dat vrouwen moeten worden betrokken bij de besluitvorming hierover;

    59.

    benadrukt dat duurzaamheid betrekking heeft op het evenwicht tussen economische ontwikkeling, milieueffecten en sociale gelijkheid, met inbegrip van gendergelijkheid; wijst op de negatieve gendereffecten van toenemende voedselonzekerheid nu vrouwen geneigd zijn in tijden van voedseltekorten minder voedsel te consumeren, en 60 % van de ondervoede mensen vrouwen en meisjes betreft; merkt op dat 60 % van de vrouwen in Afrika ten zuiden van de Sahara in de landbouwsector werkt en op het gebied van voedsel- en waterzekerheid zeer kwetsbaar is voor de gevolgen van het veranderende klimaat;

    Meststoffenstrategie

    60.

    benadrukt dat de meststoffensector van essentieel belang is om de voedselzekerheid wereldwijd te waarborgen; is ingenomen met het feit dat de Commissie in haar mededeling over het waarborgen van de beschikbaarheid en betaalbaarheid van meststoffen (COM(2022)0590) een strategie heeft vastgesteld om landbouwers te helpen het hoofd te bieden aan de uitzonderlijk hoge kosten; is echter van mening dat de mededeling weliswaar bepaalde waardevolle beleidsaanbevelingen voor de middellange en lange termijn bevat, maar geen maatregelen omvat om de afhankelijkheid van steeds duurdere externe productiemiddelen te verminderen, geen concrete stappen voorstelt en geen passende onmiddellijke maatregelen formuleert om landbouwers in de huidige crisis te ondersteunen, met mogelijk zeer ernstige gevolgen voor de voedselzekerheid; benadrukt in dit verband het belang van de komende herziening van het meerjarig financieel kader (MFK);

    61.

    verzoekt de Commissie een echte langetermijnvisie op te stellen voor het verwezenlijken van strategische autonomie wat betreft meststoffen, met als doel om de industrie te stimuleren om hun productie te verduurzamen; benadrukt dat landbouwpraktijken en alternatieve bronnen van nutriënten de nutriëntenkringlopen kunnen verbeteren en de afhankelijkheid van kunstmest kunnen verminderen, waardoor de afhankelijkheid van de invoer van meststoffen afneemt; benadrukt in dit verband dat onderzoek en innovatie op EU-niveau verder moeten worden ondersteund; benadrukt dat het voor het waarborgen van de voedselproductie op de lange termijn nodig is dat eenvoudig beschikbare en in de EU geproduceerde middelen, zoals organische meststoffen, volop worden ontwikkeld en ingezet;

    62.

    verzoekt de Commissie de grenswaarden voor het gebruik van stikstofhoudende meststoffen uit dierlijke mest, zoals RENURE (REcovered Nitrogen from maNURE), digestaat van bioafval en enige andere doeltreffende en geverifieerde bron, te verhogen; verzoekt de Commissie ondertussen een tijdelijke afwijking toe te laten om de kosten van meststoffen snel omlaag te brengen, en te werken aan een langetermijnkader om de circulariteit op landbouwbedrijven te bevorderen en de afhankelijkheid van hulpbronnen uit derde landen te verkleinen; wijst erop dat deze maatregelen voor de langere termijn het opstellen van bedrijfsinterventiestrategieën moeten omvatten, onder andere met betrekking tot plannen voor nutriëntenbeheer, bodemherstel, precisielandbouw, biologische landbouw en het gebruik van peulgewassen in vruchtwisselingsprogramma’s, en gepaard moeten gaan met toereikende en billijke overgangsperioden;

    63.

    is van mening dat de meststoffenindustrie in de EU toegang moet hebben tot de grondstoffen die nodig zijn voor de productie van meststoffen binnen de EU, om de vooruitzichten voor de oogsten in de EU niet in gevaar te brengen;

    64.

    is ingenomen met het voornemen van de Commissie om belangrijke nutriënten zoals fosfaat en potas uit andere bronnen te betrekken en dringt erop aan dit proces te versnellen om te anticiperen op toekomstige tekorten;

    Bestrijding van voedselverlies en -verspilling

    65.

    wijst erop dat ongeveer een derde van alle wereldwijd geproduceerde levensmiddelen tijdens een bepaalde fase van de voedselvoorzieningsketen, van boer tot bord, verloren gaat of verspild wordt; wijst erop dat voedselverlies en voedselverspilling kunnen worden voorkomen door een holistische aanpak te volgen, onder andere door maatregelen te nemen voor het gebruik van duurzame en recyclebare verpakkingen, en door dierziekten te voorkomen en te beheersen; is van mening dat voedselverlies en -verspilling tot een minimum kunnen worden beperkt indien bepaalde maatregelen worden genomen, bijvoorbeeld door met behulp van goede hygiënepraktijken en verbeterde technologieën in de hele waardeketen de aanwezigheid van ziekteverwekkers in levensmiddelen te verminderen;

    66.

    onderstreept de positieve effecten die het ondersteunen van lokale productie en de consumptie van seizoensgebonden, lokale producten uit korte voedselvoorzieningsketens kan hebben op het terugdringen van voedselverspilling; benadrukt in dit verband de positieve effecten van consumentenvoorlichting op dit gebied; wijst erop dat vermindering van de voedselverspilling een belangrijke bijdrage zou leveren aan de wereldwijde voedselzekerheid; verzoekt de Commissie daarom bewustmakingscampagnes te organiseren voor producenten, consumenten en detailhandelaren over het belang van het voorkomen van alle vormen van voedselverspilling en over de economische, maatschappelijke en ecologische consequenties van dergelijke verspilling; verzoekt de Commissie de lidstaten te ondersteunen bij de uitvoering van doeltreffende programma’s voor de preventie van voedselverspilling; benadrukt dat de lidstaten daarnaast de omvang van voedselverspilling beter moeten meten en in de hele toeleveringsketen moeten monitoren; roept met name supermarkten op om het probleem van vermijdbare voedselverspilling met spoed aan te pakken door middel van alternatieve maatregelen, bijvoorbeeld door samen te werken met lokale initiatieven, zoals voedselbanken, om de voedselarmoede en -onzekerheid te verlichten;

    67.

    acht het dringend noodzakelijk de nodige maatregelen te nemen om de perceptie van “onvolmaakte levensmiddelen” te veranderen, d.w.z. levensmiddelen die niet aan de marktstandaarden qua uiterlijk voldoen, ook al doet dat niets af aan hun smaak of voedingswaarde, alsook om de wetgeving inzake de minimumhoudbaarheidsdatum op levensmiddelenetiketten te wijzigen;

    68.

    wijst erop dat de Wereldorganisatie voor diergezondheid (OIE) schat dat ongeveer 20 % van de mondiale voedselproductie verloren gaat als gevolg van ziekten onder vee, en dat het beperken van de incidentie van deze ziekten derhalve een van de prioriteiten is die in aanmerking moet worden genomen om de wereld te kunnen voeden;

    Biobrandstoffen

    69.

    verzoekt de Commissie een realistisch perspectief voor de productie van biobrandstoffen te ontwikkelen waarbij rekening wordt gehouden met de eiwitstrategie van de EU, aangezien stopzetting van de productie van biobrandstoffen en daarmee het wegvallen van eiwit als bijproduct de voedselcrisis aanzienlijk zou verergeren in plaats van bij te dragen tot de vermindering ervan; verzoekt de EU prioriteit te geven aan voedselproductie boven de productie van biobrandstoffen op basis van gewassen;

    70.

    benadrukt de belangrijke rol die landbouwers spelen bij de productie van hernieuwbare energie in de EU, en de noodzaak om de bestaande grenzen van zelfconsumptie weg te nemen, teneinde een concrete bijdrage mogelijk te maken aan de ontwikkeling van beste praktijken inzake de circulaire economie en schone energieproductie;

    Vee

    71.

    verzoekt de Commissie, de lidstaten en marktdeelnemers om strategisch na te denken over de locatie van de duurzame veehouderij op het gehele Europese grondgebied, waarbij met name rekening wordt gehouden met de rol hiervan in de stikstofcyclus en het toevoegen van organisch materiaal aan gewassen, het optimale gebruik van alle soorten landbouwgrond en het bevorderen van een veelzijdige en evenwichtige voeding; roept de Commissie en de lidstaten op om voldoende overheidsmiddelen uit te trekken voor alle landbouwsectoren om negatieve effecten te voorkomen, waaronder een daling van de voedselproductie in de EU die de voedselzekerheid in gevaar zou kunnen brengen;

    72.

    wijst op het belang van een kwalitatief hoogstaand systeem inzake dierenwelzijn, ook bij vervoer en slacht; is ingenomen met de geplande herziening van de EU-wetgeving inzake dierenwelzijn, met inbegrip van de actualisering van de huidige wetgeving inzake dierenwelzijn en de noodzaak van de ontwikkeling, tenuitvoerlegging en handhaving van versterkte en nieuwe, soortspecifieke wetgeving, aangezien er een algemeen gebrek is aan doeltreffende tenuitvoerlegging en handhaving van de huidige wetgeving; benadrukt dat er rekening moet worden gehouden met de laatste ontwikkelingen in de wetenschap op het vlak van dierenwelzijn en er moet worden voorzien in de vraag van de bevolking, de politiek en de markt naar strengere normen inzake dierenwelzijn en naar de modernisering van veestallen van productiepraktijken;

    Natuurlijke hulpbronnen

    73.

    wijst op de bijdrage aan voedselzekerheid die wordt geleverd door een duurzamere en efficiëntere landbouw die natuurlijke hulpbronnen zoals bodem, water en bossen in stand houdt en de mogelijkheden van duurzame bio-energie en duurzame bio-economie benut; verzoekt de Commissie en de lidstaten om bij de tenuitvoerlegging van wetgeving die betrekking heeft op de landbouwsector te zorgen voor uitgebalanceerde ecologische, economische en sociale duurzaamheid die synergieën genereert;

    74.

    verzoekt de Commissie een specifiek programma ter ondersteuning van de lidstaten op te zetten om het waterbeheer in de landbouw te verbeteren en te werken aan betere waterbesparing en wateropslagcapaciteit door bestaande irrigatievoorzieningen te voltooien, te moderniseren en te optimaliseren en nieuwe infrastructuur te bevorderen, waarbij de toepasselijke milieuvoorschriften in acht worden genomen en de grondwateropslagcapaciteit wordt verbeterd, zodat de veerkracht van het landbouwproductiesysteem wordt vergroot en de watervoorziening wordt gewaarborgd; verzoekt de Commissie de ontwikkeling, de opslag en het gebruik van gezuiverd afvalwater voor de landbouw te ondersteunen; dringt aan op een versnelde uitvoering van het cohesiebeleid en op specifieke maatregelen voor de ontwikkeling van infrastructuur om extreme droogten in Europa te bestrijden;

    75.

    wijst erop dat conflicten, de klimaat- en biodiversiteitscrises en de pandemie keerpunten zijn geweest voor de honger in de wereld, die daarvoor aan het afnemen was maar nu ongeveer 10 % van de wereldbevolking treft; benadrukt dat er verdere inspanningen nodig zijn om de Oekraïense graanuitvoer te hervatten en in stand te houden, hetgeen de druk in het Globale Zuiden moet verlichten; dringt er in dit kader bij de Commissie op aan haar inspanningen op het gebied van “voedseldiplomatie” te intensiveren, mede omdat de Unie tegenwoordig op wereldniveau een van de grootste tarweproducenten is en voedselvoorzieningstekorten in het Globale Zuiden deze derde landen kwetsbaarder kunnen maken voor de invloed van autoritaire regimes;

    76.

    benadrukt dat innovatieve digitale technologieën geen nieuwe vormen van padafhankelijkheid mogen creëren, en beklemtoont dat deze technologieën de concentratie van landbouwbedrijven niet mogen versterken maar ook beschikbaar en toegankelijk moeten zijn voor kleinschalige landbouwbedrijven;

    77.

    is van mening dat kleinschalige energieopwekkingsinstallaties op landbouwbedrijven een enorm potentieel hebben om energie te produceren in plattelandsgebieden en de circulariteit op landbouwbedrijven te vergroten door de afval- en reststromen van het bedrijf, waaronder mest, in warmte en elektriciteit om te zetten; benadrukt dat alle belemmeringen moeten worden weggenomen om landbouwers aan te moedigen te investeren in deze technologieën voor een circulair landbouwbedrijf, zoals kleinschalige biogasinstallaties; verzoekt de Commissie de uitrol van deze innovatieve installaties te bevorderen; benadrukt dat de resten van dit procedé moeten worden benut, bijvoorbeeld via RENURE-producten, die moeten worden ingedeeld en gebruikt als chemische meststoffen;

    78.

    is van mening dat de voedselzekerheid ook kan worden bevorderd via projecten die worden gefinancierd via het nieuwe REPowerEU-hoofdstuk, en pleit voor de uitrol van projecten die zowel de energie- als de landbouwsector ten goede komen;

    79.

    benadrukt dat het beheer van het aanbod verder moet worden ondersteund door middel van steun aan producenten- en brancheorganisaties;

    80.

    merkt op dat de Europese landbouwers voldoen aan de strengste productievoorschriften ter wereld en benadrukt dat het beleid niet mag leiden tot verplaatsing van de productie of tot ongelijke concurrentievoorwaarden;

    Het GLB en de toekomst van landbouwers

    81.

    herhaalt dat het GLB voedselzekerheid moet blijven waarborgen en tegelijkertijd beter moet inspelen op nieuwe maatschappelijke eisen op het gebied van duurzaam voedsel en gezondere voeding; benadrukt hoe belangrijk het is te waarborgen dat landbouwers over een voorspelbare bron van inkomsten beschikken en van hun activiteiten kunnen rondkomen; verzoekt de Commissie in dit verband de GLB-begroting in het MFK te herzien om zowel de voedselzekerheid als de groene transitie zeker te stellen en de nodige hefbomen voor investeringen te creëren;

    82.

    verzoekt de Commissie en de lidstaten de afname van het aantal landbouwbedrijven in plattelandsgebieden tegen te gaan en benadrukt dat moet worden ingezet op steun voor de voortzetting van landbouwactiviteiten en voor innovatie; wijst op de bijdrage van kleine landbouwbedrijven aan de duurzame voedselautonomie en -zekerheid van de EU, met name in lokale voedselsystemen, en benadrukt dat ervoor moet worden gezorgd dat kleinschalige producenten naar behoren worden betrokken bij besluitvormingsprocessen wanneer deze gevolgen voor hen inhouden;

    83.

    verzoekt de Commissie om bij de opstelling van haar mededeling over het toekomstige GLB te overwegen het GLB om te vormen tot een beleid dat voedselproductie en voedselveiligheid op samenhangende wijze integreert, waarbij ook samenhang wordt gewaarborgd met het handelsbeleid, het milieubeleid en het beleid inzake humanitaire hulp en internationale ontwikkeling;

    84.

    spreekt zijn tevredenheid en steun uit over de uitspraken van de landbouwcommissaris, die heeft verklaard dat de huidige GLB-begroting van minder dan 0,4 % van het bbp van de EU niet volstaat om de voedselzekerheid veilig te stellen en dat deze daarom uiterlijk in het volgende MFK aanzienlijk moet worden verhoogd; dringt erop aan dat de landbouwcrisisreserve van aanvullende middelen bovenop de bestaande GLB-middelen wordt voorzien en dat de crisisreserve in geval van gebruik ervan op andere manieren wordt aangevuld dan door begrotingsdiscipline, aangezien dit zou betekenen dat landbouwers met de ene hand EU-middelen krijgen aangereikt om de crisis te beheersen, terwijl deze middelen (rechtstreekse betalingen) hun met de andere hand weer worden afgenomen;

    85.

    benadrukt dat het belangrijk is een flexibeler manier te vinden om de GLB-vereisten toe te passen, door te voorzien in voorschotten voor producenten en de bedragen hiervoor te verhogen;

    86.

    beklemtoont dat de EU-bijstand de meest kwetsbare bevolkingsgroepen zo spoedig mogelijk moet bereiken en op de context van multidimensionale crises moet worden afgestemd, en wijst op het belang van een versterkte humanitaire aanpak; beklemtoont dat de Commissie in 2022 meer dan 900 miljoen EUR heeft toegewezen voor humanitaire voedselhulp, wat 60 % meer is dan in 2021 en bijna 80 % meer dan in 2020;

    87.

    roept de EU op om de continuïteit tussen humanitaire hulp, ontwikkelingssamenwerking en vredesactiviteiten te waarborgen om de diepere oorzaken van voedselonzekerheid en de zwakke punten van de voedselsystemen in ontwikkelingslanden aan te pakken, overeenkomstig de benadering waarbij humanitaire hulp wordt gekoppeld aan ontwikkeling en vrede;

    Veerkrachtige en diverse ecosystemen als sleutelfactoren voor voedselzekerheid

    88.

    merkt op dat de effecten van klimaatverandering op de landbouwproductie zich steeds duidelijker aftekenen, waarbij oogsten en opbrengsten schade ondervinden van de steeds vaker voorkomende droogteperioden, overstromingen en andere extreme weersomstandigheden;

    89.

    herinnert eraan dat aantasting van de biodiversiteit, met name bij drachtplanten, bijdraagt tot slechtere landbouwopbrengsten en daarmee onze voedselzekerheid op losse schroeven zet; wijst erop dat landbouw afhankelijk is van veerkrachtige ecosystemen, met name functionele bodemecosystemen, en van een toereikende populatie van bestuivers en natuurlijke vijanden van schadelijke organismen; beklemtoont dat een grotere klimaatbestendigheid van de Europese landbouw ervoor zal zorgen dat de sector kan blijven concurreren op de wereldmarkt en werkgelegenheid en economische groei kan creëren;

    90.

    is ingenomen met de uitgebreide analyse van de Commissie over de sleutelfactoren voor voedselzekerheid; wijst nadrukkelijk op haar conclusies waarin wordt gewezen op de urgentie van de transitie naar een duurzaam voedselsysteem waarmee de voedselzekerheid zowel op korte als op lange termijn kan worden gewaarborgd;

    Internationale dimensie van voedselzekerheid

    91.

    benadrukt dat het handelsbeleid van de EU dringend moet worden afgestemd op Europese normen voor duurzame levensmiddelen, zodat het concurrentievermogen van de EU niet wordt geschaad; merkt op dat de EU een belangrijke rol speelt in de wereldwijde handel in landbouwproducten en levensmiddelen en dat het van essentieel belang is ook het handelsbeleid van de EU in overeenstemming te brengen met Europese duurzaamheidsdoelstellingen;

    92.

    dringt erop aan om in bilaterale en multilaterale handelsbesprekingen en -overeenkomsten een afzonderlijk hoofdstuk te wijden aan voedsel en landbouwproducten en deze niet louter als pasmunt te beschouwen bij deze onderhandelingen; uit zijn bezorgdheid over de gevolgen die het toegenomen aantal vrijhandelsovereenkomsten zonder sterke duurzaamheidsbepalingen heeft gehad voor de Europese landbouwsector, die vaak oneerlijke concurrentie ondervindt van producenten uit derde landen die zich aan veel minder strenge wetgeving moeten houden; dringt voorts aan op meer wederkerigheid tussen Europese producenten en producenten uit derde landen wat productienormen betreft;

    93.

    wijst erop dat voedselzekerheid een complex en veelzijdig onderwerp is en een samenhangende en geïntegreerde benadering vereist waarbij de huidige uitdagingen vanuit verschillende perspectieven worden benaderd door rekening te houden met economische, handels-, milieu- en regionale aspecten en met internationale ontwikkeling;

    94.

    benadrukt dat de EU niet alleen verantwoordelijk is voor het waarborgen van haar eigen voedselvoorziening, maar ook moet bijdragen tot de bestrijding van honger in achtergestelde delen elders op de wereld; beklemtoont dat de EU haar partnerlanden moet ondersteunen bij de vaststelling van ambitieuze milieudoelstellingen en hen zo nodig moet bijstaan en begeleiden bij deze transitie; benadrukt dat terdege rekening moet worden gehouden met partners uit ontwikkelingslanden en landen die zich wat voedselzekerheid betreft in een kwetsbare situatie bevinden, die mogelijk een speciale en gedifferentieerde behandeling nodig hebben;

    95.

    is van mening dat de EU, als belangrijke wereldspeler in de agrovoedingssector, op middellange tot lange termijn moet pleiten voor strengere mondiale duurzaamheidscriteria en samen met internationale partners de benchmarks en internationale normen voor veerkrachtige en duurzame voedselsystemen moet ontwikkelen in overeenstemming met de WTO-regels;

    96.

    benadrukt dat humanitaire en ontwikkelingsfinanciering en andere maatregelen om honger en ondervoeding in Europa en daarbuiten aan te pakken drastisch moeten worden opgeschaald om de wereldwijde voedselzekerheidscrisis, die door de oorlog in Oekraïne is verergerd, naar behoren aan te pakken;

    97.

    benadrukt dat de Commissie een echte geïntegreerde strategie met partnerlanden moet uitwerken om de ontwikkeling, versterking en opschaling van lokale voedselproductiecapaciteiten te bevorderen en de kwetsbaarheden die gepaard gaan met internationale afhankelijkheden te verminderen, vooral wat meststoffen en graan betreft, en tegelijkertijd ook de lokale en regionale markten te versterken via infrastructuurprogramma’s, bijvoorbeeld voor marktinfrastructuur, koelsystemen en wegen, maar ook voor online boerenmarkten, teneinde met name de veerkracht van kleine landbouwers te vergroten, vooral in het kader van het “Global Gateway”-initiatief;

    98.

    betreurt de financiële speculatie in landbouw- en voedselgrondstoffen, die de prijsvolatiliteit versterkt en de groothandelsprijzen kunstmatig opdrijft; stelt met bezorgdheid vast dat financiële speculatie in voedselgrondstoffen met name ontwikkelingslanden en de meest kwetsbare bevolkingsgroepen treft, vooral in een oorlogscontext; verzoekt de Commissie en de Europese Autoriteit voor effecten en markten om de rol en omvang van speculatie bij de vaststelling van grondstoffenprijzen te beoordelen;

    99.

    beklemtoont dat transparante statistieken over graanvoorraden van zowel publieke als particuliere belanghebbenden essentieel zijn; roept de Commissie, de lidstaten en de exploitanten van levensmiddelenbedrijven ertoe op hun inspanningen voor het versterken van de transparantieregels inzake mondiale landbouwprijzen en -voorraden op te voeren, met name door het landbouwmarktinformatiesysteem AMIS (Agricultural Market Information System) te versterken en uit te breiden;

    100.

    wijst erop dat ontwikkelingslanden het meest kwetsbaar zijn voor de stijgende wereldwijde voedsel- en landbouwprijzen, die de betaalbaarheid van voedsel in gevaar brengen; roept de Commissie en de lidstaten ertoe op te werken aan het FAO-voorstel voor de oprichting van een financieringsfaciliteit voor voedselinvoer om laaginkomenslanden die het sterkst afhankelijk zijn van voedselinvoer toegang te helpen krijgen tot wereldwijde voedselmarkten; benadrukt verder dat er handelsregels moeten worden ontwikkeld, onder meer binnen de werkingssfeer van de WTO, om laaginkomenslanden te helpen sterkere lokale voedselsystemen op te bouwen;

    101.

    benadrukt dat er op het gebied van landbouw meer nadruk moet worden gelegd op acties om het recht van ontwikkelingslanden op voedselsoevereiniteit bij wijze van prioriteit te waarborgen en hun capaciteit om te voorzien in de voedingsbehoeften van hun bevolking te vergroten; verzoekt de Commissie een meer systematische aanpak te volgen om de effecten van EU-beleid op PCD-doelstellingen te bepalen en te beoordelen;

    102.

    is ingenomen met de toezegging van de EU en haar lidstaten om voor de periode 2021-2024 bijna 8 miljard EUR aan humanitaire en ontwikkelingshulp voor mondiale voedselzekerheid toe te wijzen, waaronder nog eens 600 miljoen EUR om landen van de Organisatie van staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (OACPS) te helpen de gevolgen van de Russische invasie van Oekraïne het hoofd te bieden; verzoekt de Commissie om tot 2024 jaarlijks verslag uit te brengen aan het Parlement over de doelen, maatregelen en resultaten van die toezegging;

    103.

    roept de Europese Unie en haar lidstaten ertoe op meer ontwikkelingssamenwerking, humanitaire hulp en voedselhulp te bieden, essentiële voedingsdiensten op te schalen en andere maatregelen die op korte en lange termijn toereikend zijn vast te stellen in de meest kwetsbare landen en regio’s, met name de 19 “hongerhotspots” die door de FAO en het WFP in kaart zijn gebracht en die nog steeds te lijden hebben onder een gebrek aan humanitaire financiering om honger en ondervoeding aan te pakken;

    104.

    verzoekt de Commissie, de lidstaten en de Europese instellingen voor ontwikkelingsfinanciering om via de “Team Europa”-benadering synergieën tot stand te brengen tussen het NDICI — Europa in de wereld en de nieuwe “Global Gateway”-strategie, om investeringen voor voedselzekerheid in partnerlanden te coördineren; dringt er bij de Commissie op aan om tijdens het tussentijdse evaluatieproces van het NDICI — Europa in de wereld de bedragen en projecten in verband met voedselzekerheid in partnerlanden nauwgezet te onderzoeken en de doeltreffendheid van de ondersteunde maatregelen volledig te evalueren;

    105.

    stelt verheugd vast dat er verschillende multilaterale initiatieven in verband met voedselzekerheid zijn opgestart; roept de Commissie en de lidstaten er niettemin toe op het voortouw te nemen bij de coördinatie van de verschillende initiatieven om voor een doeltreffende internationale inzet op het gebied van mondiale voedselzekerheid te zorgen; verzoekt de EU en haar lidstaten de oprichting van een internationaal mechanisme voor paraatheid en respons bij voedselcrises onder auspiciën van de FAO en het WFP te steunen, met als doel risico’s en kwetsbaarheden in kaart te brengen, vooral in verband met kritieke voedselinfrastructuur en toeleveringsketens, en de coördinatie van de respons bij een crisis te verbeteren; ondersteunt voorts de ontwikkeling van strategische voedselreserves, aangezien voorraden een belangrijke rol kunnen spelen bij het opvangen van de gevolgen van voedselcrises; dringt erop aan de rol van het Global Network Against Food Crises te versterken;

    106.

    verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat een aanzienlijk deel van de 30 % middelen van het NDICI — Europa in de wereld die zijn toegewezen om de klimaatverandering tegen te gaan, wordt toegekend aan projecten die de veerkracht en de aanpassing van de landbouw aan de klimaatverandering verbeteren, onder meer via het stabiliseren van hellingen, landaanwinning, herbebossing, irrigatie, beheer van stroomgebieden en ondersteuning voor onderwijsactiviteiten over dit thema; dringt erop aan dat deze investeringen in overeenstemming zijn met de Agenda 2030, de Klimaatovereenkomst van Parijs en het Verdrag inzake biologische diversiteit, en rekening houden met de VGGT van de FAO en de CFS, en met de FAO- en CFS-beginselen inzake verantwoord investeren in landbouw en voedselsystemen;

    107.

    merkt op dat vrouwen volgens de FAO 43 % van de mondiale arbeidskrachten in de landbouw vertegenwoordigen en een vitale rol vervullen in plattelandsgebieden, maar niettemin met ernstige discriminatie worden geconfronteerd als het gaat om de eigendom van land en vee, gelijke beloning, deelname aan besluitvormingsentiteiten en toegang tot krediet en financiële diensten; benadrukt dat kinderen en vrouwen het meest kwetsbaar zijn voor voedselonzekerheid;

    108.

    benadrukt dat de mondiale genderkloof op het gebied van voedselonzekerheid de voorbije jaren is toegenomen, voornamelijk als gevolg van wijdverspreide genderongelijkheid en discriminatie in de betrokken landen; dringt daarom aan op acties en maatregelen ter ondersteuning van gendergelijkheid in de landbouwsector en wijst erop dat het waarborgen van voedselzekerheid een manier is om ongelijkheden tussen vrouwen en mannen te verminderen; verzoekt de Commissie en lokale en regionale autoriteiten in partnerlanden ervoor te zorgen dat vrouwen, met inbegrip van vrouwenorganisaties, betrokken worden bij het opstellen van programma’s en het uitvoeren van projecten, alsook bij de besluitvormingsprocessen om voedselonzekerheid tegen te gaan;

    109.

    benadrukt dat het scheppen van levensvatbare banen in de landbouwsector essentieel is om de levensvatbaarheid van deze sector wereldwijd en op lange termijn te verzekeren; herinnert eraan dat investeringen in de sector van kleine landbouwbedrijven de meeste voordelen opleveren wat armoedebestrijding en groei betreft, doordat het inkomen van kleine landbouwers stijgt, met name in het geval van vrouwelijke kleine landbouwers;

    110.

    verzoekt de Commissie een beleid op te zetten dat voedselproductie en voedselveiligheid op samenhangende wijze integreert en tegelijkertijd zorgt voor samenhang met het handelsbeleid, het milieubeleid en het beleid inzake humanitaire hulp en internationale ontwikkeling;

    o

    o o

    111.

    verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

    (1)   PB C 270 van 7.7.2021, blz. 2.

    (2)   PB C 361 van 20.9.2022, blz. 2.

    (3)   PB C 47 van 7.2.2023, blz. 149.

    (4)   PB L 333 van 27.12.2022, blz. 164.

    (5)   PB C 177 van 17.5.2023, blz. 35.


    ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2024/483/oj

    ISSN 1977-0995 (electronic edition)


    Top