Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52023IP0219

Resolutie van het Europees Parlement van 1 juni 2023 over buitenlandse inmenging in alle democratische processen in de Europese Unie, met inbegrip van desinformatie (2022/2075(INI))

PB C, C/2023/1226, 21.12.2023, ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2023/1226/oj (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2023/1226/oj

European flag

Publicatieblad
van de Europese Unie

NL

Serie C


C/2023/1226

21.12.2023

P9_TA(2023)0219

Buitenlandse inmenging in alle democratische processen in de Europese Unie, met inbegrip van desinformatie

Resolutie van het Europees Parlement van 1 juni 2023 over buitenlandse inmenging in alle democratische processen in de Europese Unie, met inbegrip van desinformatie (2022/2075(INI))

(C/2023/1226)

Het Europees Parlement,

gezien zijn besluit van 10 maart 2022 over de instelling van een Bijzondere Commissie buitenlandse inmenging in alle democratische processen in de Europese Unie, met inbegrip van desinformatie (INGE 2) — bevoegdheden, aantal leden en ambtstermijn (1) en zijn besluit van 14 februari 2023 tot wijziging van zijn bovengenoemd besluit van 10 maart, en tot aanpassing van de naam en de taken ervan (2),

gezien zijn resolutie van 9 maart 2022 over buitenlandse inmenging in alle democratische processen in de Europese Unie, met inbegrip van desinformatie (3) (hierna het “INGE 1-verslag),

gezien de follow-up van de Commissie van de aanbevelingen van het Parlement in zijn resolutie van 9 maart 2022,

gezien het “Strategisch kompas inzake veiligheid en defensie — Voor een Europese Unie die haar burgers, waarden en belangen beschermt en bijdraagt aan de internationale vrede en veiligheid”, zoals aangenomen door de Raad op 21 maart 2022 en bekrachtigd door de Europese Raad op 24 maart 2022,

gezien zijn aanbeveling aan de Raad, de Commissie en de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid van 23 november 2022 betreffende de nieuwe EU-uitbreidingsstrategie (4),

gezien de mededeling van de Commissie van 13 juli 2022 getiteld “Verslag over de rechtsstaat 2022 — Situatie op het gebied van de rechtsstaat in de Europese Unie” (COM(2022)0500),

gezien zijn resolutie van 8 maart 2022 over de steeds beperktere ruimte voor het maatschappelijk middenveld in Europa (5),

gezien zijn resolutie van 15 december 2022 over vermoedens van corruptie door Qatar en de bredere noodzaak van transparantie en verantwoordingsplicht in de Europese instellingen (6),

gezien zijn resolutie van 23 november 2016 over de strategische communicatie van de EU in reactie op negatieve EU-propaganda door derden (7),

gezien zijn aanbeveling van 13 maart 2019 aan de Raad en de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid bij het opmaken van de balans ten aanzien van de door de EDEO gegeven follow-up twee jaar na het EP-verslag over strategische communicatie van de EU in reactie op negatieve EU-propaganda door derden (8),

gezien zijn resolutie van 20 oktober 2021, getiteld De Europese media in het digitale decennium: een actieplan ter ondersteuning van het herstel en de transformatie” (9),

gezien de artikelen inzake de aansprakelijkheid van staten voor een internationaal onrechtmatige daad,

gezien het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,

gezien het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, en met name artikel 20,

gezien Verordening (EU) 2021/692 van het Europees Parlement en de Raad van 28 april 2021 tot vaststelling van het programma “Burgers, gelijkheid, rechten en waarden” en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1381/2013 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EU) nr. 390/2014 van de Raad (10),

gezien het voorstel van de Commissie van 27 april 2022 voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot bescherming van bij publieke participatie betrokken personen tegen kennelijk ongegronde of onrechtmatige gerechtelijke procedures (“strategische rechtszaken tegen publieke participatie”) (COM(2022)0177),

gezien de mededeling van de Commissie van 3 december 2020 betreffende het actieplan voor Europese democratie (COM(2020)0790),

gezien het voorstel van 16 september 2022 voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een gemeenschappelijk kader voor mediadiensten op de interne markt (“verordening mediavrijheid”) en tot wijziging van Richtlijn 2010/13/EU (COM(2022)0457),

gezien het eindverslag van de Conferentie over de toekomst van Europa, en met name de voorstellen 27 en 37 daarvan,

gezien de versterkte praktijkcode betreffende desinformatie van 2022,

gezien Verordening (EU) 2022/2065 van het Europees Parlement en de Raad van 19 oktober 2022 betreffende een eengemaakte markt voor digitale diensten en tot wijziging van Richtlijn 2000/31/EG (digitaledienstenverordening) (11),

gezien Richtlijn (EU) 2022/2557 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2022 betreffende de weerbaarheid van kritieke entiteiten en tot intrekking van Richtlijn 2008/114/EG van de Raad (richtlijn kritieke entiteiten) (12),

gezien het voorstel van de Commissie van 18 oktober 2022 voor een aanbeveling van de Raad betreffende een gecoördineerde aanpak van de Unie om de weerbaarheid van kritieke infrastructuur te versterken (COM(2022)0551),

gezien het voorstel van de Commissie van 25 november 2021 voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende transparantie en gerichte politieke reclame (COM(2021)0731) en de wijzigingen daarop, aangenomen door het Parlement op 2 februari 2023  (13),

gezien het voorstel van de Commissie van 25 november 2021 voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het statuut en de financiering van Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen (COM(2021)0734),

gezien het voorstel van de Commissie van 16 december 2020 voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende maatregelen voor een hoog gezamenlijk niveau van cyberbeveiliging in de Unie en tot intrekking van Richtlijn (EU) 2016/1148 (COM(2020)0823) (NIS 2-richtlijn),

gezien het Speciaal verslag 05/2022 van de Europese Rekenkamer (ERK) van 29 maart 2022, getiteld “Cyberbeveiliging van EU-instellingen, -organen en -agentschappen: Paraatheidsniveau staat over het algemeen niet in verhouding tot dreigingen”,

gezien het voorstel van de Commissie van 22 maart 2022 voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende maatregelen voor een hoog gezamenlijk niveau van cyberbeveiliging in de instellingen, organen en instanties van de Unie (COM(2022)0122),

gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 20 mei 2021 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie over een verplicht transparantieregister (14),

gezien de gezamenlijke verklaring van de Handels- en Technologieraad EU-VS van 5 december 2022,

gezien het jaarverslag van de Europese Rekenkamer over EU-agentschappen betreffende het begrotingsjaar 2021,

gezien de Europese code van normen voor onafhankelijke organisaties voor feitenonderzoek, die in augustus 2022 door het European Fact-Checking Standards Network is gepubliceerd,

gezien artikelen 54 en 207 van zijn Reglement,

gezien het (tussentijds) verslag van de Bijzondere Commissie buitenlandse inmenging in alle democratische processen in de Europese Unie, met inbegrip van desinformatie, en ter versterking van de integriteit, transparantie en verantwoordingsplicht in het Europees Parlement (ING2) (A9-0187/2023),

A.

overwegende dat het Parlement op 9 maart 2022 een resolutie heeft aangenomen met aanbevelingen op basis van het verslag van de eerste Bijzondere Commissie buitenlandse inmenging in alle democratische processen in de Europese Unie, met inbegrip van desinformatie; overwegende dat in dit verslag in de aanbevelingen onder meer wordt opgeroepen tot de vaststelling van een gecoördineerde strategie tegen buitenlandse inmenging; overwegende dat de Commissie naar aanleiding van deze aanbevelingen een document heeft opgesteld, waarin onder meer wordt gesuggereerd dat een dergelijke strategie de facto reeds bestaat in de vorm van verschillende soorten interinstitutionele coördinatie;

B.

overwegende dat het Europees Parlement het enige rechtstreeks verkozen orgaan van de EU-instellingen is en een vooraanstaande rol speelt in de politieke discussies in de EU over de bestrijding van buitenlandse inmenging, informatiemanipulatie en hybride bedreigingen in onze democratieën, met inbegrip van de EU-instellingen; overwegende dat recente gebeurtenissen hebben aangetoond dat het Parlement het doelwit is van diverse en agressieve buitenlandse inmengingscampagnes;

C.

overwegende dat de voorzitter van de Commissie in haar toespraak over de Staat van de Unie van september 2022 heeft aangekondigd dat de Commissie een pakket voor de verdediging van de democratie zal presenteren, dat in het tweede kwartaal van 2023 zou moeten worden goedgekeurd; overwegende dat dit pakket een wetgevingsvoorstel zou omvatten om democratieën te beschermen tegen entiteiten uit derde landen die activiteiten in de EU uitoefenen welke de publieke opinie en de democratische sfeer kunnen beïnvloeden, een herziening van de acties in het kader van het actieplan voor de Europese democratie en maatregelen inzake veilige en veerkrachtige verkiezingen, waaronder onder meer cyberbeveiligingsmaatregelen in verkiezingsprocessen;

D.

overwegende dat de Raad van de Europese Unie, de Commissie en de Europese Dienst voor extern optreden gezamenlijk de oefening “EU Integrated Resolve 2022” hebben uitgevoerd, die erop gericht was de respons van de EU op hybride campagnes te testen;

E.

overwegende dat de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne is begonnen als een zorgvuldig geplande en agressief uitgevoerde informatieoorlog, gevolgd door een grootschalige militaire inval op 24 februari 2022; overwegende dat Rusland gebruikmaakt van een reeks verschillende methoden van inmenging, die zijn ingebed in een grotere strategie om de lidstaten van de EU en haar nabuurschap te schaden, te verwarren, bang te maken, te verzwakken en te verdelen; overwegende dat de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk vóór de grootschalige Russische inval in Oekraïne doeltreffende “prebunking”-voorlichtingscampagnes hebben gevoerd, waarbij op ongekende wijze publiekelijk gebruik werd gemaakt van beschikbare betrouwbare inlichtingen om het discours van het Kremlin tegen te gaan en de leugens van de Russische regering en aanverwante actoren aan het licht te brengen; overwegende dat Rusland al jaren desinformatiecampagnes, cyberaanvallen, het gevangennemen van leden van de elite en aanvallen gericht op het herschrijven van de geschiedenis uitvoert in een poging de basis te leggen voor zijn invasie in Oekraïne en deze te ondersteunen;

F.

overwegende dat van de diensten van het Parlement wordt verwacht dat zij aanzienlijke inspanningen leveren om gevolg te geven aan de op 9 maart 2022 aangenomen aanbevelingen, met name bij de voorbereiding voor de Europese verkiezingen in 2024; overwegende dat de taskforce desinformatie van het Parlement tot taak heeft de werkzaamheden van verschillende directoraten-generaal van het Europees Parlement te coördineren, en met andere EU-instellingen samen te werken bij een aantal acties, met name op de volgende gebieden: situationeel bewustzijn, versterking van de weerbaarheid, “prebunking” en het bevorderen van een gezonde informatieruimte, en beperking;

G.

overwegende dat het Parlement de parlementaire democratie in een aantal niet-EU-landen proactief steunt, onder meer door middel van de acties van de steungroep democratie en verkiezingen; overwegende dat het directe nabuurschap van de EU in dit verband bijzonder belangrijk is;

H.

overwegende dat de toetredingslanden worden geconfronteerd met uitdagingen die voortvloeien uit kwaadaardige buitenlandse inmenging en desinformatiecampagnes; overwegende dat ontwikkelingen in het verleden hebben aangetoond dat niet-uitbreiding hoge strategische kosten met zich meebrengt; overwegende dat de Westelijke Balkan een gebied is van strategische en geopolitieke concurrentie en dat sommige van de landen daar vatbaar zijn voor destabilisatie, hetgeen een gevaar oplevert voor de veiligheid en stabiliteit van ons continent; overwegende dat derde landen deze kwetsbaarheden uitbuiten, onder meer door middel van strategische investeringen en desinformatiecampagnes; overwegende dat de stabiliteit, veiligheid en democratische weerbaarheid van de toetredingslanden onlosmakelijk verbonden zijn met de stabiliteit, veiligheid en democratische weerbaarheid van de EU;

I.

overwegende dat deze inmengingscampagnes in de Westelijke Balkan ten doel hebben de toenemende Euro-Atlantische oriëntatie en stabiliteit van de afzonderlijke landen negatief te beïnvloeden en zo de oriëntatie van de regio als geheel te veranderen; overwegende dat Rusland zijn invloed in Servië aanwendt in een poging de soevereine buurlanden te destabiliseren en zich erin te mengen: in Bosnië via de Republika Srpska; in Montenegro via de pro-Servische gevoelens in het land en de Servisch-orthodoxe kerk; en in Kosovo door bestaande geschillen in het noorden van Kosovo uit te buiten en aan te wakkeren; overwegende dat Rusland derhalve nog steeds een aanzienlijke invloed heeft in de Westelijke Balkan en zich kan mengen in regionale pogingen tot verzoening, integratie en hervorming met het oog op democratisering;

J.

overwegende dat een initiatief als het door de EU gefinancierde RADAR-project van de Trans European Policy Studies Association (TEPSA, een pan-Europees consortium van vooraanstaande onderzoeksinstituten en universiteiten) erop gericht is burgers bewust te maken van desinformatie en een openbaar platform voor debat te bieden, en dat het project speciaal gericht is op jongeren opdat zij hun stem kunnen laten horen, hun betrokkenheid bij het maatschappelijk middenveld kan worden versterkt en hun onderwijs in kritisch denken en mediawijsheid kan worden verbeterd;

K.

overwegende dat een holistische aanpak, die onze samenleving als geheel omvat, nodig is bij het onderwijzen en opleiden van Europese burgers van alle leeftijden, waaronder specifieke opleidingen voor mensen in de werkende leeftijd en op scholen, om toekomstige desinformatieoperaties en informatiemanipulatie op te sporen en zich daartegen te wapenen; overwegende dat er een strategie moet worden vastgesteld om internetgebruikers preventief video’s en inhoud te tonen over de tactieken achter desinformatie, die hen bewuster en weerbaarder kunnen maken tegen valse informatie en desinformatie en de weerbaarheid van kwetsbare bevolkingsgroepen kunnen vergroten; overwegende dat bewustmaking van de burgers en een voortdurende dialoog met de media in dit verband van cruciaal belang zijn; overwegende dat het centrale kenmerk van communicatiesucces tegen desinformatie het vertrouwen in de communicerende instellingen is;

L.

overwegende dat het hedendaagse antisemitisme veel vormen kent, zoals online aanzetten tot haat en de opkomst van nieuwe complottheorieën, en overwegende dat de EU zich in het kader van de EU-strategie ter bestrijding van antisemitisme en ter bevordering van het Joodse leven (2021-2030) inzet voor een toekomst zonder antisemitisme in de EU en daarbuiten;

M.

overwegende dat maatschappelijke organisaties een essentiële rol vervullen als waakhond, de sleutel vormen tot het opbouwen van democratische weerbaarheid van binnenuit en bescherming van de democratie, de bestrijding van schendingen van de rechtsstaat ondersteunen en tegelijkertijd in de praktijk actief bijdragen tot de bevordering van de rechtsstaat, de democratie en de grondrechten; overwegende dat maatschappelijke organisaties met name een belangrijke rol vervullen bij het opsporen en tegengaan van buitenlandse inmenging in democratische processen; overwegende dat maatschappelijke organisaties een cruciale rol spelen bij de ontwikkeling van zelfregulering, waardoor industrienormen kunnen worden ontwikkeld ter bestrijding van desinformatie, met name op gebieden waar overheidsmaatregelen wantrouwen kunnen wekken; overwegende dat wanneer de deelname van burgers en het maatschappelijk middenveld aan democratische processen verder wordt versterkt, de democratie als geheel beter bestand is tegen het risico van buitenlandse inmenging;

N.

overwegende dat maatschappelijke organisaties, denktanks, adviesbureaus, stichtingen en bedrijven zelf niet immuun zijn voor dergelijke inmenging en in sommige gevallen kunnen dienen als vehikel, instrument of drijvende kracht voor invloed van kwaadwillende actoren, waaronder actoren uit derde landen, die rechtstreeks buitenlandse inmenging sponsoren of daartoe aanzetten en beleidsmakers beïnvloeden; overwegende dat transparantie essentieel is om ervoor te zorgen dat deze actoren geen vehikel voor buitenlandse inmenging worden en niet als zodanig worden gebruikt, en dat daarom duidelijke regels voor hun invloed moeten worden nageleefd en gecontroleerd; overwegende dat sommige EU-lidstaten hebben getracht mechanismen in te voeren om buitenlandse overheidsfinanciering voor maatschappelijke organisaties, met name uit Rusland en China, te screenen;

O.

overwegende dat de EU-steun voor maatschappelijke organisaties via het programma “Burgers, gelijkheid, rechten en waarden” (het CERV-programma) is opgevoerd ter ondersteuning van maatschappelijke organisaties, met name de kleinere, lokale organisaties die met specifieke beperkingen te kampen hebben; overwegende dat bepaalde lidstaten via de nationale herstel- en veerkrachtprogramma’s financiële middelen hebben uitgetrokken voor capaciteitsopbouw op het gebied van het controleren van feiten en de aanpak van desinformatie;

P.

overwegende dat ondanks bepaalde beschikbare financiële middelen, waaronder succesvolle projecten die zijn gefinancierd vanuit EU-fondsen en -programma’s, de financiering van maatschappelijke organisaties en de media over het algemeen versnipperd en projectmatig is, en vaak afkomstig is uit niet-EU-landen; overwegende dat de aanvraagprocedures voor financiering transparant en toegankelijk moeten zijn; overwegende dat de Rekenkamer heeft geconcludeerd dat het ontbreken van een coherente EU-strategie inzake mediawijsheid, met daarin de aanpak van desinformatie, en de versnippering van de EU-acties het effect van projecten inzake mediawijsheid verwateren, en dat veel van deze projecten onvoldoende omvang en bereik hebben getoond;

Q.

overwegende dat op feiten gebaseerde journalistiek een essentiële rol speelt in een democratische samenleving door de beginselen van waarheidsgetrouwheid, nauwkeurigheid, onpartijdigheid, eerlijkheid en onafhankelijkheid hoog te houden; overwegende dat vrijheid van meningsuiting en van informatie grondrechten zijn die worden gewaarborgd door het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en worden erkend in het Handvest van de grondrechten van de EU en in het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten; overwegende dat de “tabloidisering” van de media een nadelig effect heeft op de betrouwbaarheid van publiek toegankelijke informatie en het medialandschap;

R.

overwegende dat klokkenluiders, journalisten, maatschappelijke organisaties, activisten en mensenrechtenverdedigers steeds vaker te maken krijgen met intimidatie, opdringerige surveillance en hacking, pesterijen en bedreigingen, waaronder juridische bedreigingen en misbruik van het procesrecht; overwegende dat zij door de EU en haar instellingen moeten worden gesteund; overwegende dat strategische rechtszaken tegen publieke participatie (SLAPP’s), met inbegrip van die welke door autoriteiten van derde landen tegen EU-onderdanen of in de EU gevestigde entiteiten worden aangespannen, een ernstige bedreiging vormen voor de democratie en de grondrechten, zoals de vrijheid van meningsuiting en informatie, aangezien zij een middel zijn om journalisten en activisten alsook actoren uit het maatschappelijk middenveld in bredere zin te beletten zich uit te spreken over kwesties van openbaar belang en hen daarvoor te bestraffen, en aldus een afschrikkend effect hebben op alle daadwerkelijke of potentiële kritische stemmen;

S.

overwegende dat er in de EU gevallen zijn van journalisten wier bestaan en leven worden bedreigd als gevolg van hun onderzoek naar onderwerpen van algemeen belang; overwegende dat buitenlandse mogendheden worden verdacht van inmenging in de Unie en repressieve maatregelen hebben uitgebreid tot gebieden binnen de Unie om journalisten die criminele handelingen willen melden en aan de kaak willen stellen, het zwijgen op te leggen; overwegende dat de strategie van gerechtelijke intimidatie door het Koninkrijk Marokko tegen de Spaanse journalist Ignacio Cembrero hiervan een voorbeeld is; overwegende dat sommige journalisten en mensenrechtenverdedigers die asiel hebben gekregen in de EU nog steeds het doelwit zijn van vervolgingen, intimidatie, geweld en pogingen tot moord; overwegende dat de lidstaten hun veiligheid moeten waarborgen en ervoor moeten zorgen dat zij hun werk kunnen voortzetten;

T.

overwegende dat het verminderen van de doeltreffendheid van kwaadwillige informatiemanipulatie, en met name de gevolgen ervan voor de werking van democratische processen, zaken van algemeen belang zijn; overwegende dat desinformatie het vermogen van burgers om weloverwogen beslissingen te nemen en vrijelijk deel te nemen aan democratische processen vermindert; overwegende dat deze situatie wordt versterkt door de snelle ontwikkeling van nieuwe soorten media; overwegende dat volgens de monitor voor de pluriformiteit van de media 2022 geen enkel land een laag risico loopt voor de indicator “levensvatbaarheid van de media”, hetgeen de bestaande economische bedreigingen voor de pluriformiteit van de media weerspiegelt; overwegende dat nieuwsmedia die actief zijn op kleinere markten, met inbegrip van lokale en regionale media en nichemedia, zich voor extra uitdagingen geplaatst zien doordat ze beperkte inkomsten hebben, in het licht van de huidige commerciële bedrijfsmodellen minder levensvatbaar zijn en geen nieuwe bedrijfsmodellen kunnen invoeren die voor media op grotere markten wel tot de mogelijkheden behoren; overwegende dat sommige lidstaten, die Rusland tot zijn invloedssfeer rekent, bovendien meer worden blootgesteld aan geopolitieke risico’s als gevolg van de inmenging van het Kremlin in hun informatieruimte;

U.

overwegende dat de bevordering van de onafhankelijkheid en de pluriformiteit van de media en van mediawijsheid voor het aanpakken van desinformatie een van de voorstellen van de burgers is in het op 9 mei 2022 gepubliceerde eindverslag van de Conferentie over de toekomst van Europa, waarin de burgers de EU specifiek opriepen om bedreigingen van de onafhankelijkheid van de media aan te pakken door de vaststelling van EU-brede minimumnormen, alsook om vrije, pluralistische en onafhankelijke media te beschermen en te ondersteunen, desinformatie en buitenlandse inmenging sterker tegen te gaan en de bescherming van journalisten te waarborgen; overwegende dat in het eindverslag van de Conferentie over de toekomst van Europa ook wordt aangedrongen op de oprichting van een EU-orgaan dat belast is met het aanpakken en bestrijden van gerichte desinformatie en inmenging, ter versterking van de samenwerking tussen nationale autoriteiten op het gebied van cyberbeveiliging en wetgeving en richtsnoeren voor onlineplatforms en socialemediabedrijven om kwetsbaarheden op het gebied van desinformatie aan te pakken;

V.

overwegende dat de integriteit van de interne markt voor mediadiensten kan worden aangetast en de polarisatie van de samenleving kan worden aangewakkerd door media-aanbieders die zich systematisch bezighouden met desinformatie, waaronder informatiemanipulatie en inmenging van door de staat gecontroleerde aanbieders van mediadiensten die worden gefinancierd door bepaalde niet-EU-landen, zoals China, Rusland en Turkije; overwegende dat een sterk geconcentreerd en door de overheid gecontroleerd medialandschap kan leiden tot een informatieve autocratie, waar de staat of kwaadwillende buitenlandse actoren gemakkelijk invloed kunnen uitoefenen door middel van de manipulatie van informatie;

W.

overwegende dat China de afgelopen tien jaar bijna 3 miljard EUR heeft geïnvesteerd in Europese mediabedrijven, zonder dat de EU en haar lidstaten daarop adequaat hebben gereageerd; overwegende dat het voorbeeld van China gevolgd zou kunnen worden door andere staten met een soortgelijke autoritaire politieke ideologie, hetgeen aanzienlijke risico’s voor de integriteit van de Europese democratieën en inmenging van andere landen in de binnenlandse aangelegenheden van de EU met zich mee zou brengen; overwegende dat in de EU nog steeds een aantal door de Chinese staat geleide Confucius-instituten functioneert, die propaganda verspreiden en zich mengen in academische instellingen; overwegende dat de Chinese omroepmedia de ideologie van de Chinese Communistische Partij (CCP) vertegenwoordigen en verspreiden; overwegende dat Chinese botaccounts steeds actiever worden op sociale media en in sociale netwerken, ten dienste van de Chinese autoriteiten;

X.

overwegende dat onlangs door het DisinfoLab van de EU een grootschalige, op internationale instellingen in met name Brussel en Genève gerichte operatie die Indiase belangen dient, aan het licht is gebracht, waarbij honderden valse media en tientallen door de regering georganiseerde ngo’s betrokken zijn;

Y.

overwegende dat slechts een klein aantal EU-lidstaten over screeningmechanismen voor buitenlandse media-investeringen beschikt; overwegende dat het in het algemeen belang is om te weten hoe de structuur van uiteindelijke begunstigden van mediakanalen in elkaar steekt;

Z.

overwegende dat er nog altijd grote structurele tekortkomingen bestaan die de informatiemanipulatie via onlineplatforms faciliteren; overwegende dat de bedrijfsmodellen van onlineplatforms gebaseerd zijn op persoonsgegevens, algoritmen die extreme en polariserende inhoud zaaien en advertenties, waarbij interactie meer reclame-inkomsten betekent en het streven naar interactie polariserende en extreme opvattingen in de hand werkt die ten koste gaan van op feiten gebaseerde informatie; overwegende dat onlineplatforms derhalve zo zijn ontworpen dat ze samenzweringstheorieën en desinformatie helpen versterken; overwegende dat deze wereldwijde onlineplatforms bovendien een enorme ontwrichtende invloed hebben gehad op de economische levensvatbaarheid van de Europese mediasector, aangezien zij de reclamemarkt domineren en aldus de bedrijfsmodellen van de media beïnvloeden;

AA.

overwegende dat hoewel de praktijkcode betreffende desinformatie is aangescherpt, er nog veel structurele problemen blijven bestaan, zoals het ontbreken van bindende regels en de bepaling dat bedrijven zelf hun verbintenissen kunnen kiezen, hetgeen uiteindelijk het succes van de praktijkcode als instrument verhindert;

AB.

overwegende dat de zich snel ontwikkelende technologieën op het gebied van generatieve artificiële intelligentie (AI) mogelijk ernstige gevolgen kunnen hebben die kwaadwillende actoren in staat zouden kunnen stellen goedkoper en sneller meer desinformatie-inhoud te produceren en te verspreiden; overwegende dat landen in de hele wereld die geen middelen hebben om dit probleem aan te pakken hiervan bijzonder verwoestende gevolgen zouden kunnen ondervinden;

AC.

overwegende dat het voorstel van de Commissie betreffende transparantie en gerichte politieke reclame tot doel heeft deze structurele problemen in de context van politieke reclame aan te pakken;

AD.

overwegende dat platforms diverse initiatieven hebben ontwikkeld om onlinedesinformatie tegen te gaan, onder meer door “prebunking”-campagnes te ontwerpen om gebruikers te informeren over de gevaren van desinformatie door middel van preventieve waarschuwingen voor en het weerleggen van valse beweringen die via des- en misinformatiecampagnes van kwaadwillende actoren worden verspreid; overwegende dat het effect van deze initiatieven niet volledig kan worden geëvalueerd ten gevolge van het ontbreken van onafhankelijke of geïnstitutionaliseerde analyses door onderzoekers die volledige toegang hebben tot gegevens;

AE.

overwegende dat niet-Engelstalige inhoud nog steeds grotendeels ongecontroleerd blijft omdat platforms nog steeds niet voldoende beoordelaars en personen die feiten controleren in dienst hebben die hun respectieve taken in andere talen kunnen verrichten, met name in kleinere talen in landen die zwaar getroffen zijn door desinformatie; overwegende dat online platforms de grondrechten van de burgers, zoals vrijheid van meningsuiting en van informatie, moeten waarborgen;

AF.

overwegende dat Twitter sinds de overname door Elon Musk een crisismisinformatiebeleid heeft ingevoerd, volgens hetwelk het bedrijf actie zou ondernemen in reactie op tweets die valse of misleidende beweringen bevatten over het gebruik van geweld en wapens, en dat het zou reageren door voorrang te geven aan tweets van aan de staat gelieerde media-accounts en een waarschuwing zou plaatsen dat een tweet het crisismisinformatiebeleid van het bedrijf heeft geschonden, maar dat deze aanpak op 23 november 2022 gedeeltelijk is geannuleerd; overwegende dat het bedrijf het personeel heeft ontslagen van alle afdelingen die verantwoordelijk zijn voor het opsporen en classificeren van of reageren op desinformatie, waaronder een meerderheid van de inhoudsmoderatoren en landspecifieke teams, en meer dan 60 000 accounts heeft hersteld waarvan eerder was vastgesteld dat zij de regels van het platform hadden overtreden door desinformatie te delen, zich bezig te houden met intimidatie of misbruik, of oplichting te organiseren; overwegende dat er sinds de overname sprake is van een toename van de hoeveelheid misleidende inhoud met ongeveer 40 %; overwegende dat er sprake is van herhaalde en ontoelaatbare schorsingen van accounts van journalisten en mediakanalen zonder concrete rechtvaardiging;

AG.

overwegende dat berichten in de media over interne documenten vragen hebben opgeroepen over de politieke neutraliteit van de inspanningen van het bedrijf om zijn beleid tegen buitenlandse inmenging en desinformatie bij de Amerikaanse presidentsverkiezingen van 2020 uit te voeren, en of die inspanningen ook neerkomen op een vorm van inmenging in het politieke en bredere maatschappelijke debat rond de verkiezingen, aangezien uit tientallen interne e-mails is gebleken dat methoden die bedoeld zijn om desinformatie en haatspraak tegen te gaan door de belangrijkste partijen in de Verenigde Staten zijn gebruikt om het electoraat onder controle te houden; overwegende dat het vanwege verontrustende verklaringen en beslissingen van het nieuwe hoger management onduidelijk blijft hoe Twitter zich in de nabije toekomst zal ontwikkelen;

AH.

overwegende dat desinformatie en misinformatie over gezondheid een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid vormen, aangezien zij het vertrouwen in de wetenschap, de openbare instellingen, de autoriteiten en het medisch personeel ondermijnen en vijandigheid jegens hen opwekken, en samenzweringstheorieën bevorderen; overwegende dat dergelijke desinformatie levensbedreigend kan zijn wanneer mensen erdoor van worden weerhouden om medisch noodzakelijke behandelingen, waaronder vaccinaties, te zoeken of wanneer valse behandelingen worden aangeprezen; overwegende dat tijdens de COVID-19-pandemie de hoeveelheid COVID-19-gerelateerde inhoud die niet werd aangepakt nadat de feiten waren gecontroleerd en bleek te bestaat uit mis- of desinformatie 20 % bedroeg in het Duits en Spaans, 47 % in het Frans en 84 % in het Italiaans; overwegende dat kleinere talen zelfs nog zwaarder zijn getroffen;

AI.

overwegende dat netwerken van bots en nepaccounts op socialemediaplatforms door kwaadwillende actoren worden gebruikt om democratische processen te ondermijnen; overwegende dat Meta twee netwerken uit China en Rusland heeft verwijderd wegens overtreding van zijn beleid tegen gecoördineerd niet-authentiek gedrag; overwegende dat het uit Rusland afkomstige netwerk van meer dan zestig websites zich voordeed als legitieme websites van nieuwsorganisaties in Europa, en originele artikelen plaatste waarin Oekraïne werd bekritiseerd, Rusland werd gesteund en werd betoogd dat westerse sancties tegen Rusland averechts zouden werken; overwegende dat het DisinfoLab van de EU in zijn parallelle studie tot soortgelijke bevindingen is gekomen; overwegende dat dit slechts het topje van de ijsberg is en dat onlineplatforms voortdurend waakzaam moeten zijn en hun beleid inzake inhoudsmoderatie moeten verbeteren;

AJ.

overwegende dat er een gebrek aan toezicht is op platforms zoals Reddit en Telegram, waar desinformatie zich meestal ongecontroleerd verspreidt; overwegende dat Spotify podcasts aanbiedt die mis- en desinformatie bevatten, met name wat betreft desinformatie over vaccins; overwegende dat sommige van deze podcasts tot 11 miljoen luisteraars per aflevering hebben; overwegende dat het bedrijf heeft geweigerd maatregelen te nemen tegen de accounts die deze podcasts uitzenden, aangezien het geen desinformatiebeleid heeft; overwegende dat de EU meerdere onderzoeken naar TikTok heeft gestart met betrekking tot de overdracht van gegevens van EU-burgers aan China en gerichte reclame specifiek gericht op minderjarigen;

AK.

overwegende dat de digitaledienstenverordening (15) op 16 november 2022 in werking is getreden en met ingang van 17 februari 2024 van toepassing zal zijn; overwegende dat deze verordening de regels die van toepassing zijn op tussenhandelsdiensten op de interne markt volledig harmoniseert en specifieke bepalingen bevat die van toepassing zijn op zeer grote onlineplatforms en zeer grote onlinezoekmachines in het geval van systeemrisico’s, zoals desinformatie en manipulatie;

AL.

overwegende dat de digitaledienstenverordening zeer grote onlineplatforms en zeer grote onlinezoekmachines ertoe verplicht jaarlijkse risicobeoordelingen uit te voeren en maatregelen te nemen om de risico’s te beperken die voortvloeien uit het ontwerp en het gebruik van hun diensten; overwegende dat sommige bepalingen van de digitaledienstenverordening moeten worden uitgebreid tot kleinere platforms waarop desinformatie zich ongehinderd blijft verspreiden;

AM.

overwegende dat desinformatie en verkiezingsmanipulatie volgens de digitaledienstenverordening als systeemrisico’s worden aangemerkt;

AN.

overwegende dat algoritmen die zijn ontworpen om de bedrijfsmodellen van platforms ten goede te komen een cruciale rol spelen in de versterking van onjuiste en misleidende berichtgeving, doordat zij filterbubbels creëren die de voor individuele gebruikers beschikbare informatie beperken of vervormen; overwegende dat de platforms nog steeds niet genoeg hebben gedaan om dit tegen te gaan; overwegende dat de ontwikkeling, het testen en het functioneren van algoritmen nog steeds niet transparant zijn;

AO.

overwegende dat socialemediaplatforms worden gebruikt als instrumenten om bijvoorbeeld Russische propaganda te verspreiden met als doel de invasie van Vladimir Poetin in Oekraïne te rechtvaardigen, en om antidemocratische politieke bewegingen op de Balkan aan te moedigen; overwegende dat artificiële intelligentie door het kwaadwillige gebruik van grote taalmodellen, zoals ChatGPT, een steeds belangrijker instrument wordt om propaganda en desinformatie te verspreiden, maar ook van cruciaal belang zal zijn om onjuiste berichtgeving doeltreffender te ontdekken en tegen te gaan; overwegende dat digitale technologieën moeten worden ontwikkeld onder eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat;

AP.

overwegende dat de Commissie een Europees centrum voor algoritmische transparantie heeft opgericht, dat deel uitmaakt van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek van de Commissie en voornamelijk bestaat uit ingenieurs en datawetenschappers die zich toeleggen op de studie van algoritmen;

AQ.

overwegende dat de digitaledienstencoördinatoren, oftewel de onafhankelijke autoriteiten die door elke lidstaat worden aangewezen, een belangrijke rol en functie hebben en verantwoordelijk zijn voor het toezicht op en de handhaving van de digitaledienstenverordening in de lidstaten;

AR.

overwegende dat er niet alleen een risico bestaat op economische afhankelijkheid, maar ook op spionage en sabotage, als gevolg waarvan buitenlandse bedrijven de kritieke infrastructuur van de EU kunnen beïnvloeden; overwegende dat Chinese rederijen meerderheidsbelangen of aanzienlijke belangen hebben verworven in meer dan twintig Europese havens, zoals China Merchants Group in Frankrijk en COSCO in de havens van Piraeus, Antwerpen, Bilbao, Genua, Hamburg, Rotterdam, Valencia en Zeebrugge; overwegende dat in het verslag van INGE 1 wordt aangedrongen op een sterker regelgevings- en handhavingskader om te waarborgen dat buitenlandse directe investeringen (BDI) met een negatief effect op de veiligheid van de EU worden geblokkeerd;

AS.

overwegende dat buitenlandse actoren, voornamelijk China en Rusland, maar ook Iran, de Europese kritieke infrastructuur en toeleveringsketens actief proberen te infiltreren om door middel van spionage informatie en/of knowhow te stelen, teneinde concurrentievoordeel te verkrijgen of delen van deze infrastructuur te saboteren om de werking ervan te belemmeren; overwegende dat hetzelfde kwaadwillige gedrag gepaard gaat met economische en infrastructurele projecten in kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten van de EU; overwegende dat ook de mogelijkheid van spionage en informatieverzameling via alledaagse huishoudelijke apparaten een steeds grotere bedreiging voor de Europese burgers vormt;

AT.

overwegende dat de energieafhankelijkheid van de EU van Rusland, nadat het zijn aanvalsoorlog tegen Oekraïne begon, tot enorme moeilijkheden ten aanzien van haar energiezekerheid heeft geleid; overwegende dat “ondermijnend kapitaal”-projecten van buitenlandse actoren in de lidstaten, zoals de kerncentrale van Paks in Hongarije, de politieke besluitvorming dreigen te beïnvloeden; overwegende dat ondanks de illegale bezetting en annexatie van delen van Oekraïne door Rusland in 2014, veel EU-landen hun afhankelijkheid van gas uit Rusland hebben vergroot; overwegende dat sommige van deze landen hun afhankelijkheid onlangs tot bijna 0 % hebben teruggebracht;

AU.

overwegende dat de investeringsprogramma’s voor de invoering van 5G, zoals CEF2 Digital, alsook het 6G-programma van de Gemeenschappelijke Onderneming “Slimme netwerken en diensten”, de technologische soevereiniteit kunnen ondersteunen en de afhankelijkheid van buitenlandse leveranciers op dit gebied zullen doen afnemen door de totstandbrenging van veilige 5G-infrastructuur en technologische capaciteit voor 6G-systemen; overwegende dat de ontwikkeling van kritieke technologische infrastructuur voor de Europese economie moet worden voorbehouden aan Europese fabrikanten en ontwikkelaars of die uit gelijkgestemde landen;

AV.

overwegende dat de nationale autoriteiten van sommige lidstaten hun aanpak hebben versterkt waar het buitenlandse bedreigingen betreft op het gebied van kritieke infrastructuur, zoals spionage en sabotage;

AW.

overwegende dat desinformatie en andere informatiemanipulatie het publieke debat omtrent verkiezingen en andere democratische processen verstoren, en burgers ervan kunnen weerhouden weloverwogen keuzes te maken of hen helemaal van politieke participatie kunnen weerhouden; overwegende dat desinformatie in politieke campagnes een rechtstreekse bedreiging vormt voor eerlijke democratische politieke concurrentie; overwegende dat deze kwesties een uitdaging vormen voor de Europese verkiezingen van 2024;

AX.

overwegende dat aan de vooravond van de Europese verkiezingen van 2024 meer inmenging en informatiemanipulatie wordt verwacht; overwegende dat de Europese verkiezingen fundamenteel zijn voor de werking van de democratische processen van de Europese Unie en ook hun stabiliteit en legitimiteit versterken; overwegende dat de democratische integriteit van de Unie derhalve moet worden verdedigd, onder meer door de verbreiding van desinformatie en van ongeoorloofde buitenlandse invloed op de Europese verkiezingen te voorkomen; overwegende dat het voorstel betreffende transparantie en gerichte politieke reclame een bijdrage kan leveren door een verbod op opdrachtgevers van politieke reclame uit landen buiten de EU in te voeren;

AY.

overwegende dat vrije en eerlijke verkiezingen een hoeksteen vormen van democratische landen en dat onafhankelijke en transparante verkiezingsprocessen noodzakelijk zijn om een concurrerend verkiezingsklimaat en het vertrouwen van de burgers in de integriteit van verkiezingen te bevorderen; overwegende dat systemische integriteit van verkiezingsprocessen ook verankerd is in de wettelijke en institutionele kaders die bepalen op welke wijze verkiezingen worden gehouden, waaronder de kiescommissies; overwegende dat de kwaliteit en de kracht van deze kaders en democratische instellingen essentieel is voor de integriteit van de verkiezingen van elk land; overwegende dat sociale onlineplatforms steeds belangrijker instrumenten worden in de electorale besluitvorming;

AZ.

overwegende dat inmenging in het verkiezingsproces zich kan voordoen in verschillende vormen, direct of indirect, waaronder frauduleuze handelingen met stembiljetten, het blokkeren van de toegang tot stembureaus of fysieke dwang om te stemmen, verspreiding van vertekende informatie over de kandidaten, manipulatie of wijziging van de verkiezingsdatum, en desinformatiecampagnes op sociale media;

BA.

overwegende dat autoritaire regimes doeltreffender zijn geworden in het overnemen of omzeilen van normen en instellingen die fundamentele vrijheden ondersteunen en hulp bieden aan anderen die hetzelfde willen doen; overwegende dat deze regimes via bondgenoten in derde landen en in de EU polarisatie hebben aangewakkerd en uitgebuit, en hebben geprobeerd de nationale politiek te verstoren om haat, geweld en ongebreidelde macht te bevorderen; overwegende dat buitenlandse inmenging in verkiezingsprocessen dikwijls niet uitsluitend tot doel heeft specifieke verkiezingsresultaten te beïnvloeden, maar ook om het vertrouwen van burgers in de legitimiteit van hun democratische instellingen en hun democratische processen op lange termijn te ondermijnen en te vernietigen;

BB.

overwegende dat de Autoriteit voor Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen bijdraagt tot de bescherming van de integriteit van de Europese verkiezingen;

BC.

overwegende dat het Europese samenwerkingsnetwerk voor verkiezingen een cruciale rol speelt bij het waarborgen van de integriteit van de verkiezingen in de Europese Unie; overwegende dat dit netwerk door de diensten van de Commissie is opgezet in samenwerking met de betrokken diensten van de lidstaten;

BD.

overwegende dat journalisten en deskundigen nog altijd extracommunautaire financiering van politieke activiteiten en politici binnen de Europese Unie voor en na 24 februari 2022 aan het licht brengen, met name uit Rusland, en dat deze de integriteit van het democratisch functioneren van de EU-lidstaten in gevaar brengt en een grondig onderzoek vereist om de medeplichtigen ter verantwoording te roepen; overwegende dat El País de betrokkenheid van de Iraanse Nationale Raad van Verzet heeft onthuld bij de financiering van extreemrechtse politieke bewegingen in de Europese Unie; overwegende dat Rusland en Iran, samen met andere landen zoals Venezuela, als gemeenschappelijk doel hebben democratische staten te verzwakken;

BE.

overwegende dat de wetgevers momenteel onderhandelen over het voorstel betreffende politieke reclame, dat bedoeld is als aanvulling op de digitaledienstenverordening, om de schadelijke versnippering die nu op dit gebied bestaat aan te pakken en onze democratieën in Europa en onze democratische processen te helpen versterken, burgers in staat te stellen om tijdens een verkiezing of referendum via een open proces een weloverwogen beslissing te nemen en EU-burgers te beschermen tegen desinformatie, nepnieuws, ondoorzichtige politieke reclametechnieken en buitenlandse inmenging in het algemeen; overwegende dat de wetgevers hierover zo spoedig mogelijk een akkoord moeten bereiken om ervoor te zorgen dat de nieuwe regels vóór de Europese verkiezingen in 2024 van kracht zijn;

BF.

overwegende dat er alleen al in de eerste helft van 2021 evenveel cyberaanvallen op EU-instellingen waren als in heel 2020 (16); overwegende dat het aantal aanvallen op EU- en nationale instellingen is toegenomen na de Russische agressie in Oekraïne, zoals blijkt uit een cyberaanval op het Europees Parlement tijdens de plenaire vergadering van november 2022, waarbij de website werd platgelegd na een stemming over een resolutie om Rusland tot staat die terrorisme sponsort te verklaren;

BG.

overwegende dat de EU haar inspanningen en investeringen met betrekking tot het ontwikkelen van capaciteit op het gebied van cyberbeveiliging aanzienlijk heeft opgevoerd via de EU-programma’s, met inbegrip van Horizon Europa en Digitaal Europa; overwegende dat er nog steeds behoefte is aan efficiëntere cyberbeveiliging, ondersteund door de benodigde financiering; overwegende dat een sterke cyberbeveiligingsinfrastructuur de kosten van cyberincidenten kan verlagen; overwegende dat in de effectbeoordeling van de voorgestelde verordening cyberweerbaarheid wordt geraamd dat het initiatief kan leiden tot een kostenbesparing van ongeveer 180 tot 290 miljard EUR als gevolg van incidenten die het bedrijfsleven treffen (17); overwegende dat de Commissie traag is geweest met het nemen van maatregelen in reactie op het hacken van EU-burgers in de EU met spyware door derde landen, waaronder prominente figuren zoals staatshoofden of commissarissen; overwegende dat er momenteel geen actieplan bestaat om het hacken van EU-burgers binnen de EU door personen die buiten de EU opereren te voorkomen;

BH.

overwegende dat de Raad onlangs de NIS 2-richtlijn heeft aangenomen om een hoog gemeenschappelijk niveau van cyberbeveiliging in de hele Unie te waarborgen; overwegende dat met de NIS 2-richtlijn het Europees Netwerk van verbindingsorganisaties voor cybercrises (EU CyCLONe) is opgericht, ter versterking van de weerbaarheid van informatiesystemen; overwegende dat een passend niveau van cyberbeveiliging alleen kan worden bereikt door samenwerking tussen meerdere actoren uit de publieke en de particuliere sector; overwegende dat de EU nog steeds kampt met een grote afhankelijkheid op het gebied van cyberbeveiliging;

BI.

overwegende dat de cyberdefensie van Oekraïne de actie en de samenwerking van alle partners vereist; overwegende dat westerse IT-ondernemingen Oekraïne hebben geholpen bij het opsporen van zwakke plekken in haar infrastructuur; overwegende dat het de EU aan technische capaciteit ontbreekt om kwetsbaarheden in haar kritieke infrastructuur op te sporen; overwegende dat samenwerking en uitwisseling van informatie met specifieke partners, zoals de VS, het VK, Oekraïne en Taiwan, van cruciaal belang is om de capaciteit van de EU om aanvallen toe te schrijven, te verbeteren;

BJ.

overwegende dat in 2021 de Gemeenschappelijke Onderneming “Slimme netwerken en diensten” is opgericht om Europese actoren in staat te stellen vorm te geven aan mondiale 6G-normen; overwegende dat de Commissie en de autoriteiten van de lidstaten in het kader van de samenwerkingsgroep Netwerk- en informatiesystemen (NIS) samenwerken aan de uitvoering van het 5G-cyberinstrumentarium; overwegende dat de Europese Rekenkamer heeft geconcludeerd dat sinds de goedkeuring van het 5G-instrumentarium vooruitgang is geboekt om de beveiliging van 5G-netwerken te versterken, waarbij een meerderheid van de lidstaten beperkingen toepast of bezig is toe te passen op verkopers met een hoog risico, maar dat geen van de voorgestelde maatregelen juridisch bindend is, hetgeen betekent dat de Commissie niet bevoegd is om deze af te dwingen;

BK.

overwegende dat het is voorgekomen dat derde landen migranten en asielzoekers naar de buitengrens van de EU vervoerden als onderdeel van hun hybride strategieën voor buitenlandse inmenging om de EU en haar lidstaten uit te dagen, zoals Belarus in het najaar van 2021 tegen Polen, Litouwen en Letland; overwegende dat deze hybride inmengingspogingen ook de vorm aannemen van het verspreiden van desinformatie door de samenlevingen in de EU te polariseren en de Europese waarden en grondrechten te ondermijnen;

BL.

overwegende dat migranten, minderheden en diasporagemeenschappen vaak worden gebruikt door buitenlandse actoren, die desinformatiecampagnes orkestreren met als doel negatieve vooroordelen over migratie te misbruiken en te versterken om spanningen binnen de Europese samenlevingen op te bouwen, zoals het geval is bij de Oekraïense diasporagemeenschappen in Europa die het slachtoffer zijn van Russische desinformatiecampagnes; overwegende dat platforms een cruciale rol spelen in de verspreiding van dergelijke informatie;

BM.

overwegende dat er in Europa steeds meer anti-genderbewegingen zijn, die specifiek gericht zijn tegen seksuele en reproductieve gezondheid, vrouwenrechten en LHBTIQ+-personen; overwegende dat dergelijke bewegingen desinformatie verspreiden om de vooruitgang bij de rechten van vrouwen en gendergelijkheid ongedaan te maken; overwegende dat deze bewegingen naar verluidt miljoenen euro’s aan buitenlandse financiering hebben ontvangen, van de overheid of van particulieren, onder meer uit Rusland en de VS;

BN.

overwegende dat deze instrumentalisering van migranten en minderheden aan de buitengrenzen van de EU benadrukt hoe belangrijk het is om over een doeltreffend en geïntegreerd grensbeheersysteem te beschikken en operationele, financiële en diplomatieke maatregelen toe te passen om weerbaar te blijven;

BO.

overwegende dat het Parlement het voorstel van de Commissie steunt om bepalingen over de instrumentalisering van migranten in de Schengengrenscode op te nemen, waardoor de lidstaten doeltreffender en meer gecoördineerd kunnen optreden;

BP.

overwegende dat Russische desinformatie- en propagandacampagnes ook invloed uitoefenen op de indirecte meningsvorming in Europa door deze met name te richten op de Russischtalige diaspora in Europa en de buurlanden; overwegende dat de lidstaten een essentiële rol moeten spelen bij het beschikbaar maken van op feiten gebaseerde nieuwsbronnen voor Russischtalige bevolkingsgroepen teneinde het pro-Kremlin-discours tegen te gaan; overwegende dat Russische desinformatie- en propagandacampagnes ook wijdverbreid zijn in tal van post-Sovjetlanden, waaronder in Centraal-Azië;

BQ.

overwegende dat het Belgische federale parket een onderzoek heeft ingesteld naar verdenkingen van witwassen, corruptie en deelname aan een criminele organisatie die afkomstig is uit derde landen; overwegende dat sinds 9 december 2022 verschillende arrestaties en huiszoekingen hebben plaatsgevonden, waarbij zowel huidige en voormalige leden als personeelsleden van het Europees Parlement betrokken waren; overwegende dat deze aantijgingen moeten worden gevolgd door doeltreffende maatregelen van het Parlement en de andere EU-instellingen om alle mazen voor buitenlandse inmenging te dichten, en om de transparantie en verantwoordingsplicht te vergroten teneinde de integriteit van de instellingen te beschermen;

BR.

overwegende dat vertrouwen in de integriteit van het Parlement en de rechtsstaat van het grootste belang is voor het functioneren van de Europese democratie; overwegende dat het van essentieel belang is ervoor te zorgen dat democratische processen niet door particuliere en externe belangen worden gekaapt en dat de rechten van de burgers volledig worden geëerbiedigd; overwegende dat het vermogen van vertegenwoordigers van belangen en groepen om met argumenten de besluitvorming in het Parlement te beïnvloeden een essentieel onderdeel vormt van de Europese democratie;

BS.

overwegende dat in het INGE 1-verslag al werd benadrukt dat er een ernstig gebrek bestaat aan juridisch bindende regels met betrekking tot lobbyen en de handhaving van het lobbyregister van de EU, en dat voormalige Europese politici en ambtenaren op hoog niveau worden ingehuurd of gecoöpteerd door buitenlandse autoritaire staats- of particuliere bedrijven; overwegende dat dit het praktisch onmogelijk maakt om lobbywerk van buiten de EU te traceren;

BT.

overwegende dat de inkapseling van elites door buitenlandse belangen, gefaciliteerd door het niet aan banden leggen van “draaideuren” tussen de instellingen van de EU en autocratische landen met een hoog risico op schadelijke inmenging in de democratische belangen van de Unie, nog altijd een aanzienlijke vorm van buitenlandse inmenging in de democratische werking van de Europese Unie is en kan worden beschouwd als een probleem dat verband houdt met corruptie;

BU.

overwegende dat China en Rusland sancties tegen Europese onderzoekers en onderzoeksinstellingen hebben ingesteld vanwege hun geschriften of standpunten;

BV.

overwegende dat er meer duidelijkheid nodig is over buitenlandse invloed via belangenvertegenwoordigers op EU-niveau, met name in samenwerking met niet-gouvernementele organisaties (ngo’s), adviesbureaus, stichtingen, denktanks en particuliere bedrijven; overwegende dat dit de normale uitwisselingsactiviteiten van ambassades niet in de weg mag staan; overwegende dat het aantal Russische ambassademedewerkers in de rest van Europa afneemt en in Boedapest blijft stijgen, wat aantoont dat Hongarije kwetsbaar is voor Russische inlichtingenactiviteiten;

BW.

overwegende dat lobbyen namens buitenlandse belangen, vooral wanneer het gaat om bedrijven in strategische sectoren en hun regeringen, de deur kan openzetten voor buitenlandse inmenging in onze instellingen; overwegende dat het transparantieregister na een interinstitutioneel akkoord aanzienlijk is versterkt; overwegende dat het aanscherpen van de transparantie-eisen voor maatschappelijke organisaties, adviesbureaus, stichtingen, denktanks en particuliere bedrijven kan dienen om buitenlandse inmenging op te sporen;

BX.

overwegende dat er verschillende gevallen zijn geweest van door het buitenland georkestreerde en gecoördineerde vijandige campagnes in de vorm van intimidatie van en pesterijen tegen leden van het Europees Parlement; overwegende dat landen als Rusland, China en Iran individuele leden en organen van het Europees Parlement en de parlementen van de lidstaten inreisverboden en sancties hebben opgelegd wegens hun kritiek op het mensenrechtenbeleid van de betreffende regeringen;

BY.

overwegende dat sommige autoritaire staten Europese burgers vals beschuldigen van strafbare feiten of misdrijven en hen gevangen houden met als doel de besluitvorming van de lidstaten van de Unie te beïnvloeden; overwegende dat in Iran burgers zonder enige grond worden vastgehouden en veroordeeld, waaronder Zweeds staatsburger Ahmadreza Djalalie en zeven Franse staatsburgers;

BZ.

overwegende dat de EU in maart 2022 sancties heeft opgelegd aan de Russische propagandakanalen Russia Today (RT) en Sputnik en hun omroepactiviteiten tijdelijk heeft opgeschort, en aanbieders van internettoegang en zoekmachines heeft gelast de toegang tot hun inhoud te blokkeren en hun inhoud uit de inhoudsopgave te verwijderen; overwegende dat satellietexploitanten zoals het Franse Eutelsat en het Luxemburgse SES sinds de aanneming van het negende sanctiepakket de uitzendingen van RT en Sputnik in de EU hebben gestaakt; overwegende dat Eutelsat 36B in de door Rusland bezette Oekraïense gebieden programma’s blijft uitzenden van het Russische Trikolor en NTV plus; overwegende dat SES nog steeds RT News uitzendt in India, Mexico en Zuid-Afrika; overwegende dat andere nationale satellietexploitanten, zoals Hellas Sat en Hispasat, alsmede de Hongaarse nationale zenders, nog steeds gesanctioneerde tv-zenders uitzenden; overwegende dat RT France en RT News nog steeds online beschikbaar zijn; overwegende dat Russische propaganda vaak wordt versterkt door verschillende internationale mediakanalen met een zeer breed bereik in bepaalde regio’s van de wereld;

CA.

overwegende dat Servië, een kandidaat-lidstaat van de EU, in duidelijke tegenspraak met de door de EU opgelegde sancties een veilige haven is geworden voor sommige Russische bedrijven die de door de EU opgelegde sancties willen omzeilen of ontlopen, aangezien Belgrado sinds juli 2022 onderdak biedt aan meerdere kantoren van RT (voorheen Russia Today), dat zijn online nieuwsdienst in het Servisch heeft gestart;

CB.

overwegende dat de strafbaarstelling van buitenlandse inmenging dit kwaadwillige gedrag zou aanpakken en stigmatiseren; overwegende dat er momenteel geen algemeen verbod op buitenlandse inmenging in de EU bestaat, hetgeen betekent dat daders zich eraan schuldig kunnen maken zonder een sanctie te hoeven vrezen, tenzij hun gedrag neerkomt op een bestaand strafbaar feit; overwegende dat de Raad overeenkomstig artikel 83, lid 1, derde alinea, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), op basis van de ontwikkelingen in de criminaliteit een besluit kan vaststellen waarin andere gebieden van bijzonder zware criminaliteit met een grensoverschrijdende dimensie worden aangewezen; overwegende dat partijen die zich schuldig maken aan buitenlandse inmenging sancties en beperkingen moeten worden opgelegd om hen ervan te weerhouden in de toekomst acties te ondernemen;

CC.

overwegende dat de Commissie een voorstel heeft ingediend voor het harmoniseren van strafbare feiten en van sancties wegens de schending van EU-sancties; overwegende dat een aantal lidstaten in overweging heeft genomen de bevoegdheden van het Europees Openbaar Ministerie uit te breiden zodat deze ook deze schendingen bestrijken;

CD.

overwegende dat de EU reeds verscheidene belangrijke wettelijke bepalingen heeft opgesteld om kwaadwillende buitenlandse informatiemanipulatie en inmenging tegen te gaan; overwegende dat het gevaar bestaat dat regelgevingskaders van de EU ter bestrijding van desinformatie door andere (autoritaire) landen kunnen worden gekopieerd en selectief worden gebruikt om de mediavrijheid en de vrijheid van meningsuiting in te perken; overwegende dat er op EU-niveau geen behoorlijke evaluatie van de doeltreffendheid en de gevolgen van de bestaande instrumenten voor de versterking van de maatschappelijke weerbaarheid is uitgevoerd; overwegende dat een dergelijke evaluatie de oriëntatie van toekomstige beleidsmaatregelen en instrumenten om buitenlandse inmenging en hybride dreigingen aan te pakken verder zou verbeteren;

CE.

overwegende dat China sinds haar economische groei en politieke uitbreiding op het wereldtoneel de verspreiding van haar propaganda in het buitenland probeert te maximaliseren, door positieve berichtgeving over het land te verspreiden en tegelijkertijd te pogen kritische stemmen het zwijgen op te leggen; overwegende dat China de controle overneemt over alle traditionele media-informatiekanalen in Afrika, die op dat continent nog steeds de meest gebruikte instrumenten zijn om toegang tot informatie te krijgen; overwegende dat ook Rusland zijn desinformatie-operaties in Afrika uitbreidt; overwegende dat de Wagnergroep rechtstreeks bij deze activiteiten is betrokken; overwegende dat deze activiteiten de veiligheid van de Europese burgers en de ontwikkeling van de samenwerking met Afrikaanse partnerlanden in gevaar kunnen brengen;

CF.

overwegende dat de EU een leidende rol vervult bij de werkzaamheden van het ad-hoccomité van de VN inzake cybercriminaliteit, in het kader van het Derde Comité van de VN, met als doel de fundamentele en procedurele rechten van verdachten te waarborgen;

CG.

overwegende dat de algemene bekendheid met de gevaren van informatiemanipulatie en inmenging in andere landen in de wereld sinds de COVID-19-pandemie is toegenomen; overwegende dat de VN verschillende initiatieven hebben voorgesteld om de governance in de digitale sfeer te verbeteren en meer samenhang tussen de VN-lidstaten tot stand te brengen, zoals de mondiale gedragscode ter bevordering van de integriteit van openbare informatie en het “Global Digital Compact”;

CH.

overwegende dat vertegenwoordigers van sommige platforms en andere belanghebbenden tijdens besprekingen met de Bijzondere Commissie INGE 2 positief hebben gereageerd op de vaststelling van mondiale — en met name Europese en, wanneer mogelijk, trans-Atlantische — normen ter bestrijding van buitenlandse informatiemanipulatie en inmenging;

CI.

overwegende dat succesvolle missies en operaties in het kader van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) en het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB) en EU-delegaties in het buitenland tot de beste strategische communicatiecampagnes van de EU in niet-EU-landen behoren;

CJ.

overwegende dat de Raad het strategisch kompas in maart 2022 heeft goedgekeurd; overwegende dat in het strategisch kompas is vastgesteld dat alle GVDB/GBVB-missies en -operaties uiterlijk in 2024 moeten zijn uitgerust met voldoende strategische communicatiemiddelen en -instrumenten om buitenlandse informatiemanipulatie en inmenging tegen te gaan; overwegende dat een proces van modernisering en professionalisering van de communicatie van missies vereist is, met inbegrip van ondersteuning van initiatieven ter bestrijding van kwetsbaarheden op het gebied van desinformatie; overwegende dat de taskforce voor strategische communicatie (StratCom) van de Europese dienst voor extern optreden (EDEO) haar samenwerking met GVDB-missies en -operaties heeft geïntensiveerd om hen te helpen buitenlandse informatiemanipulatie- en inmengingscampagnes op te sporen, te analyseren en te begrijpen;

Een gecoördineerde EU-strategie tegen buitenlandse inmenging

1.

onderstreept dat de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne duidelijk de verbanden heeft blootgelegd tussen buitenlandse pogingen om informatie te manipuleren en bedreigingen voor de EU en haar onmiddellijke nabuurschap, de Westelijke Balkan en de landen van het Oostelijk Partnerschap, alsook voor de mondiale veiligheid en stabiliteit; merkt op dat de grootschalige oorlog van Rusland in Oekraïne de gevolgen van de Russische inmenging in democratische processen, die lang voor de invasie is begonnen en gebaseerd is op historisch revisionisme, nog duidelijker heeft gemaakt;

2.

benadrukt de noodzaak om de open strategische autonomie van de Europese Unie te ontwikkelen om de mogelijkheden tot inmenging door afhankelijkheid van de EU in strategische sectoren zoals de energiesector, de digitale sector en de gezondheidszorg, te beperken; steunt de inspanningen van de Europese Commissie, de Raad en de andere instellingen in dit verband, met name in het kader van REPowerEU en de digitale agenda van de EU;

3.

neemt kennis van de follow-up door de Commissie van de eerste aanbevelingen die het Parlement op 9 maart 2022 heeft aangenomen; herhaalt evenwel zijn oproep tot een gecoördineerde EU-strategie om buitenlandse inmenging aan te pakken, waarin rekening wordt gehouden met zowel de complexiteit als de multidimensionale aard van de dreigingen en die gebaseerd is op een gearticuleerde en multipolaire geopolitieke analyse; is van oordeel dat deze strategie voor de gehele samenleving maatregelen moet bevatten om de bestaande bepalingen inzake buitenlandse inmenging beter te handhaven, een centraal punt te creëren voor onderzoek en strategische reacties om buitenlandse inmenging tegen te gaan, en te zorgen voor financiering voor capaciteitsopbouwactiviteiten om desinformatie aan te pakken en democratische processen te handhaven; is van mening dat deze strategie synergieën tussen geïsoleerde inspanningen, strategieën, actieplannen, routekaarten en onderliggende projecten en financieringsstromen moet samenbrengen en creëren; is van mening dat in die strategie de strategische doelstellingen, de vereiste mandaten en de operationele capaciteit moeten worden vastgesteld, zoals het delen van dreigingsinformatie en technische toewijzing, de wetgevende en diplomatieke instrumenten, zoals nieuwe wetgeving, normen, toolboxen, politieke toewijzing, sancties en andere tegenmaatregelen, alsmede de vereisten voor capaciteitsopbouw, zoals aanvullende financiering van EU-agentschappen en maatschappelijke organisaties die aan deze inspanningen bijdragen, met kernprestatie-indicatoren om ervoor te zorgen dat er voldoende schaalgrootte en bereik van de resultaten worden bereikt;

4.

is in dit verband ingenomen met de aankondiging door de voorzitter van de Commissie van een pakket voor de verdediging van de democratie; herinnert aan de verklaringen van de Commissie dat zij zorgvuldig rekening zal houden met de aanbevelingen van de commissies INGE en ING2 om een robuust pakket voor de verdediging van de democratie te ontwikkelen, samen met wetgeving om hybride dreigingen in de EU tegen te gaan;

5.

verzoekt de Commissie en de lidstaten ervoor te zorgen dat alle maatregelen om de EU te beschermen tegen buitenlandse inmenging en informatiemanipulatie sterke en solide waarborgen inhouden ten aanzien van de grondrechten, met inbegrip van de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van mening;

6.

is van mening dat zorgvuldig moet worden overwogen over te schakelen van een landenneutrale benadering waarbij alle buitenlandse beïnvloedingsinspanningen op dezelfde manier worden behandeld, ongeacht het land van herkomst, naar een op objectieve criteria gebaseerde aanpak, naar analogie van Richtlijn (EU) 2015/849 (18), en waarbij lering wordt getrokken uit andere landen; is van mening dat de op risico gebaseerde aanpak zou fungeren als een van de bouwstenen van een gelaagde aanpak die beleid en tegenmaatregelen tegen buitenlandse inmenging onderbouwt, onnodige juridische complexiteit wegneemt en de beperkte capaciteiten en middelen, van operationeel tot beleidsniveau, efficiënter gebruikt door rekening te houden met de factor die het belangrijkst is bij het evalueren van en reageren op buitenlandse invloeden, namelijk het land van herkomst; is van mening dat deze aanpak ook een duidelijke reeks mogelijke sancties moet omvatten, en om die reden zou fungeren als een vorm van afschrikking voor overtreders en als hefboom voor opkomende kwaadwillende actoren die aan de lijst kunnen worden toegevoegd; is van mening dat mogelijke criteria kunnen zijn:

(a)

betrokkenheid bij activiteiten van buitenlandse inmenging,

(b)

een programma voor diefstal van intellectuele eigendom gericht tegen de Unie en haar lidstaten,

(c)

wetgeving die nationale niet-overheidsactoren dwingt deel te nemen aan inlichtingenactiviteiten,

(d)

consistente schending van de mensenrechten,

(e)

revisionistisch beleid ten aanzien van de bestaande internationale rechtsorde,

(f)

de handhaving van autoritaire ideologie buiten het eigen grondgebied; verzoekt de Commissie en de EDEO specifieke aanbevelingen voor de invoering van deze aanpak te doen en deze ter goedkeuring aan de Raad voor te leggen;

7.

is van mening dat de EU, in samenwerking met de lidstaten, haar strategische communicatie over het tegengaan en ontkrachten van informatiemanipulatie moet intensiveren door op grote schaal verslag uit te brengen over lopende buitenlandse operaties (“debunking”), met name in het Globale Zuiden; roept op tot het versterken en vermeerderen van investeringen om de EU beter in staat te stellen desinformatie op voorhand te weerleggen (“prebunking”); herinnert aan de voorbeelden die Oekraïne en Taiwan hebben gegeven in het pre- en debunken van informatiemanipulatie en de noodzaak om voort te bouwen op de uit hun ervaringen getrokken lering; herinnert er eveneens aan dat er voor het prebunken of snel debunken van informatiemanipulatie een kader zijn om te zorgen voor een snelle uitwisseling van informatie van het maatschappelijk middenveld en particuliere bedrijven;

8.

steunt de openbare oproep van vicevoorzitter Věra Jourová in Tallinn in januari 2023 (19) om onafhankelijke communicatiekanalen voor Russische sprekers uit te breiden; verzoekt de Commissie en de EDEO dienovereenkomstig concrete voorstellen en maatregelen in te dienen;

9.

veroordeelt het gevaarlijke verschijnsel van betaalde desinformatiecampagnes, waarbij aanbieders desinformatiediensten aanbieden aan overheids- en niet-overheidsactoren, bijvoorbeeld via het darkweb, met lijsten van diensten en prijzen; betreurt dat dit soort dienstverlening onder meer is gebruikt om te proberen verkiezingsprocessen te ondermijnen;

10.

pleit voor de oprichting van een EU-structuur die belast is met het analyseren van statistische gegevens, het coördineren van onderzoeksprojecten en het opstellen van verslagen om het situationele bewustzijn en de uitwisseling van dreigingsinformatie, de toeschrijving en de tegenmaatregelen in verband met buitenlandse informatiemanipulatie en inmenging, waarbij ook de dienst voor extern optreden van de EU betrokken wordt, te vergroten en die dient als referentiepunt en gespecialiseerd kenniscentrum om de operationele uitwisseling tussen de autoriteiten van de lidstaten, de EU-instellingen en de EU-agentschappen te vergemakkelijken en te bevorderen; is van mening dat deze structuur moet worden gefinancierd uit de EU-begroting en de vorm moet krijgen van een centrum voor informatie-integriteit dat bij het gebruik van alle beschikbare instrumenten met alle EU-instellingen samenwerkt om dubbel werk te voorkomen;

11.

verzoekt de lidstaten te erkennen dat buitenlandse inmenging, met inbegrip van desinformatie, een bedreiging voor de nationale en grensoverschrijdende veiligheid vormt; wijst op de noodzaak van solidariteit tussen de lidstaten om doeltreffend tegen dit soort daden op te treden; dringt erop aan dat artikel 222 VWEU zodanig wordt gewijzigd dat buitenlandse inmenging eronder valt;

12.

roept de nationale parlementen van de EU-lidstaten op na te denken over de oprichting van eigen parlementaire organen die belast zijn met het toezicht op acties in verband met de bescherming van hun democratie tegen buitenlandse inmenging en informatiemanipulatie, en regelmatige uitwisselingen over deze onderwerpen te organiseren;

13.

neemt met belangstelling kennis van de afsluiting van de gezamenlijke oefening “EU Integrated Resolve 2022”, die tot doel had de EU in staat te stellen beter te reageren op een complexe, hybride crisis met zowel een interne als een externe dimensie; betreurt echter dat het Parlement niet bij deze oefening betrokken was en verzoekt de andere EU-instellingen het Parlement bij de opzet van al dit soort oefeningen te betrekken;

14.

moedigt alle vormen van samenwerking aan tussen de diensten van de verschillende EU-instellingen die belast zijn met operationele activiteiten betreffende het monitoren en tegengaan van desinformatie, zoals de bestaande samenwerking tussen de taskforce desinformatie van het Parlement, de diensten van de Commissie en de StratCom-divisie van de EDEO met haar systeem voor snelle waarschuwing; is ermee ingenomen dat de EDEO en de Commissie het Parlement regelmatig op de hoogte houden van belangrijke ontwikkelingen in het dreigingslandschap van buitenlandse informatiemanipulatie en inmenging, met name wanneer het om EU-verkiezingen gaat; stelt voor een systeem voor snelle waarschuwingen op te zetten voor leden van het Europees Parlement en leden van nationale parlementen teneinde desinformatie op onlineplatforms tegen te gaan en het delen van desinformatie te voorkomen;

15.

juicht het toe dat de EDEO een centrum voor informatie-uitwisseling en -analyse (ISAC) faciliteert om een gemeenschappelijke methodiek en een gemeenschappelijk kader te ontwikkelen voor het systematisch verzamelen en delen van dreigingsinformatie en bewijsmateriaal, en uiteindelijk te zorgen voor een beter situationeel bewustzijn; wijst op de vooruitgang die de EDEO heeft geboekt met een gemeenschappelijk analytisch kader en methodiek met betrekking tot buitenlandse informatiemanipulatie en inmenging, zoals beschreven in het Europees defensieactieplan, en onderstreept op welke wijze een dergelijk opensource-, collaboratief en interoperabel protocol ter ondersteuning van het situationeel bewustzijn als onderdeel van het ISAC kan bijdragen tot nauwere samenwerking tussen EU-instellingen, -organen en -agentschappen, lidstaten, socialemediaplatforms, nieuwsagentschappen en actoren uit het maatschappelijk middenveld; dringt erop aan dat er voldoende middelen worden uitgetrokken voor de voortdurende ontwikkeling van, de betrokkenheid van de samenleving bij en de capaciteitsopbouw die bijdraagt tot de brede invoering van dit model met een aanzienlijke reikwijdte en schaal in de gehele Unie;

16.

dringt aan op een permanent orgaan in het Europees Parlement om te zorgen voor een transversale aanpak om buitenlandse inmenging doeltreffend te monitoren en te bestrijden;

Weerbaarheid

17.

pleit voor collectieve inspanningen van de instellingen van de Europese Unie, de lidstaten, de partnerlanden, het maatschappelijk middenveld, het bedrijfsleven en de onafhankelijke media om het maatschappelijk en institutioneel bewustzijn te vergroten en te investeren in onderwijs over desinformatie, informatiemanipulatie en buitenlandse inmenging en de wijze waarop deze op holistische wijze kunnen worden tegengegaan;

18.

benadrukt dat de EU lering moet trekken uit de ervaring en deskundigheid van Oekraïne, Taiwan en andere staten bij het tegengaan van buitenlandse inmenging en agressie, en op dit gebied nauw met Oekraïne moet blijven samenwerken; wijst echter op de andere context waarin Taiwan opereert;

19.

is ingenomen met het feit dat het Europees Waarnemingscentrum voor digitale media (EDMO) — een onafhankelijk netwerk voor personen die feiten controleren, academische onderzoekers en andere belanghebbenden — binnenkort over hubs zal beschikken die alle EU-lidstaten bestrijken, waarmee het beter in staat zal zijn desinformatiecampagnes, onjuiste informatie en andere door derde landen met duidelijke propagandistische bedoelingen gecreëerde inhoud op te sporen en te analyseren, alsook om activiteiten op het gebied van mediawijsheid en andere activiteiten ter ondersteuning van de bestrijding van desinformatie te organiseren; benadrukt de mogelijke noodzaak van een rechtskader in de EU of in de lidstaten om de kwaliteit van het controleren van feiten te waarborgen;

20.

herhaalt zijn oproep aan de lidstaten om mediawijsheid en digitale geletterdheid, burgerschapsvorming, gemeenschappelijke Europese geschiedenis, eerbiediging van de grondrechten, kritisch denken en bevordering van publieke participatie op te nemen in de leerplannen van scholen en universiteiten, naast algemene inspanningen om volwassenen, ook de ouderen, bewuster te maken en inspanningen om de digitale kloof op basis van leeftijd, geslacht en sociaal-economische status te overbruggen; dringt aan op een gecoördineerde EU-strategie inzake mediawijsheid met projecten die tastbare resultaten op grote schaal opleveren en de hele Unie bereiken; moedigt het aan dat de EU-richtsnoeren voor mediawijsheid worden gedeeld met kandidaat-lidstaten, vertaald naar de nationale taal, om desinformatie aan te pakken en digitale geletterdheid te bevorderen door middel van onderwijs en opleiding; verzoekt de lidstaten in dit verband te overwegen binnen de onderwijsinstellingen voor verschillende leeftijdscategorieën bestemd lesmateriaal te ontwikkelen en te verspreiden, waarmee kinderen en jongeren kunnen leren hoe zij zich goed kunnen informeren en hoe zij de juistheid van informatie kunnen controleren; dringt aan op de oprichting van een waarnemingscentrum voor buitenlandse invloeden en de gevolgen daarvan voor het hoger onderwijs en onderzoek;

21.

wijst op het belang van historische herinnering aan en onderzoek naar totalitaire regimes, zoals het Sovjetregime, en van een transparant, op feiten gebaseerd publiek debat over de misdaden van dergelijke regimes, teneinde de weerbaarheid van onze samenlevingen tegen verdraaiingen en manipulaties van de geschiedenis te versterken; wijst nogmaals op het belang van maatschappelijke organisaties zoals Memorial, die werkzaam zijn op het gebied van historische herinnering, met name met betrekking tot de recente Europese geschiedenis, die het doelwit is van systematische desinformatie en revisionisme door Rusland in zijn pogingen om zijn aanhoudende inmenging en agressie te rechtvaardigen;

22.

verzoekt de Commissie om, rekening houdend met de unieke ervaring en de definitieve voorstellen van de Conferentie over de toekomst van Europa, waaronder ook de initiatieven om onze democratie van binnenuit te versterken, een doeltreffend pakket voor de verdediging van de democratie te ontwikkelen door een maatschappelijke cultuur van democratisch engagement en actieve deelname van de burgers te allen tijde te bevorderen, ook buiten de verkiezingsperiode;

23.

onderstreept dat overheidsdiensten op alle niveaus een specifieke opleiding moeten krijgen voor het herkennen en tegengaan van informatiemanipulatie en inmenging, en benadrukt dat deze opleidingen gendergevoelig moeten zijn; herhaalt de oproep aan de instellingen, organen en instanties van de Unie en aan de nationale autoriteiten om soortgelijke acties inzake opleiding en bewustzijn van de huidige situatie voort te zetten en te versterken, nu de hybride dreigingen hardnekkig en wijdverbreid zijn en steeds meer gericht zijn op beïnvloeding van het beleid en de wetgeving van de EU; verzoekt de instellingen, organen en instanties van de Unie een interinstitutionele opleiding in het leven te roepen om de algemene weerbaarheid van de instellingen, organen en instanties van de Unie als geheel te bevorderen;

24.

verzoekt de instellingen, organen en instanties van de Unie een specifiek kader voor communicatie aan te nemen met maatregelen om gevallen van buitenlandse inmenging en pogingen tot manipulatie van de informatiesfeer snel op te sporen, teneinde dergelijke pogingen te voorkomen en tegen te gaan; is ingenomen met de rol van de EDEO en het StratCom-kenniscentrum en het hybride kenniscentrum van de NAVO als belangrijke partners voor het ontwikkelen van een sterker situationeel bewustzijn en het nemen van aanvullende maatregelen ter bestrijding van buitenlandse informatiemanipulatie en inmenging;

25.

herhaalt zijn verzoek aan de EDEO om zijn deskundigheid op het gebied van strategische communicatie en publieksdiplomatie te vergroten, hetgeen een versterkt mandaat vereist, alsmede meer financiële en personele middelen, met name voor zijn divisie strategische communicatie en zijn taskforces, waarbij een risicogebaseerde aanpak wordt gevolgd en rekening wordt gehouden met de aanhoudende Russische aanvalsoorlog in Oekraïne en de hybride oorlogsvoering en propaganda door Russische overheids- en niet-overheidsactoren, alsook met de gevolgen daarvan voor de kandidaat-lidstaten van de EU in de Westelijke Balkan en voor Moldavië en andere landen van het Oostelijk Partnerschap; benadrukt dat de dialoog met de burgers onontbeerlijk is om de prioriteiten van het buitenlands en veiligheidsbeleid van de EU onder de aandacht te brengen; erkent en prijst het werk aan de website en de databank van EUvsDisinfo, en dringt aan op verdere uitbreiding van dit platform met passende financiering;

26.

merkt op dat het dringend noodzakelijk is meer inspanningen te leveren ter bestrijding van kwaadwillende buitenlandse informatiemanipulatie- en inmengingscampagnes die gericht zijn op het beperken van de mogelijkheden van kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten van de EU om zich geleidelijk aan te passen aan het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) van de EU; is ingenomen met de bijdrage van de EDEO aan de ondersteuning van de institutionele capaciteit en de transparantie van media-eigendom, met name in de Westelijke Balkan, rekening houdend met de kwetsbare veiligheidssituatie en het risico van overloopeffecten; benadrukt de noodzaak van een proactieve bestrijding van de propaganda van kwaadwillende actoren in de regio, die tot doel heeft de belangen en waarden van de EU te ondermijnen;

27.

roept de EU en de lidstaten op de ondersteuning van de inspanningen van maatschappelijke organisaties voor het tegengaan van buitenlandse informatiemanipulatie en inmeng te intensiveren, aangezien deze met name effectief zijn gebleken bij de bewustmaking van de risico’s van via sociale media verspreide informatie en desinformatie, en ook hebben getoond dat zij effectief zijn in het geval van de traditionele media, omdat veel maatschappelijke organisaties op lokaal niveau actief zijn, zich dus dichter bij de doelwitten van desinformatie bevinden en daarom beter weten hoe zij met hen moeten communiceren; is van mening dat technologie- en mediabedrijven moeten samenwerken met maatschappelijke organisaties, die hun deskundigheid op het gebied van de politieke en culturele context kunnen inbrengen, teneinde strategieën uit te werken om het risico van inmenging in verkiezingsprocessen te beperken;

28.

pleit ervoor onderzoeksjournalisten en maatschappelijke organisaties op een duidelijke en transparante manier voldoende en duurzame financiering ter beschikking te stellen, die in verhouding staat tot hun inspanningen om het bewustzijn te vergroten, pogingen tot inmenging in democratische processen aan het licht te brengen en de gevolgen ervan te neutraliseren;

29.

roept op tot het toewijzen, stimuleren en benutten van publieke bronnen voor de betrokken maatschappelijke organisaties, en ook tot inspanningen ter verhoging van particuliere financiering, zoals het faciliteren van een donorconferentie; dringt aan op het lanceren van een gezamenlijk initiatief waarin de EU-fondsen en -programma’s, met inbegrip van het komende pakket ter verdediging van de democratie, samen met financiële organisaties, bilaterale donateurs en begunstigden worden samengebracht, teneinde de harmonisatie en samenwerking bij investeringen in democratische weerbaarheid te verbeteren en buitenlandse informatiemanipulatie en inmenging tegen te gaan, en pleit ervoor dat dit investeringskader op basis van objectieve, transparante en controleerbare criteria naar maat gesneden subsidies moet verstrekken aan onafhankelijke personen die feiten controleren, onderzoeksjournalisten, academici, denktanks en maatschappelijke organisaties die zich bezighouden met het vergroten van het situationele bewustzijn (zoals het onderzoeken, naspeuren en identificeren van de oorsprong van informatiemanipulatie en inmenging, het tot stand brengen van samenwerking ter plaatse en het ontwikkelen en operationaliseren van ISAC-methodes en open-source-instrumenten om de uitdaging van buitenlandse informatiemanipulatie en inmenging aan te gaan), en maatregelen moet omvatten ter bevordering van mediawijsheid en informatie- en digitale geletterdheid, alsmede andere activiteiten ter vergroting van de weerbaarheid en steun voor mensenrechtenverdedigers door middel van jaarlijkse of tweejaarlijkse oproepen tot het indienen van voorstellen waarvoor meerjarenfinanciering op lange termijn nodig is;

30.

benadrukt dat het van essentieel belang is dat klokkenluiders, journalisten en andere mediaprofessionals verzekerd zijn van de noodzakelijke voorwaarden om bij te kunnen dragen aan een open, vrij en eerlijk publiek debat, hetgeen van vitaal belang is voor de democratie en een wezenlijk aspect is om de samenleving te helpen bij het tegengaan van desinformatie, informatiemanipulatie en inmenging; benadrukt de noodzaak van beveiligde apparatuur en robuuste, opensource end-to-endencryptie om de vertrouwelijkheid en integriteit van de communicatie van journalisten en hun bronnen te beschermen;

31.

is ingenomen met het SLAPP-voorstel (20), dat bestaat uit een voorstel voor een richtlijn en een aanbeveling en erop is gericht journalisten, mensenrechtenverdedigers en maatschappelijke organisaties beter te beschermen tegen onrechtmatige gerechtelijke procedures; is voorts ingenomen met de analyse van de Commissie in haar verslag over de rechtsstaat 2022 met betrekking tot de bestaande bedreigingen voor de veiligheid van journalisten in de EU en juridische bedreigingen en strategische rechtszaken tegen publieke participatie; wijst op de toename van spywaresurveillance van journalisten en maatschappelijke organisaties in de EU als middel om hen te intimideren en lastig te vallen; benadrukt dat deze dimensie in de beoordeling van de rechtsstaat van de Commissie moet worden opgenomen;

32.

herinnert eraan dat onafhankelijke, pluralistische, hoogwaardige mediadiensten een krachtige remedie tegen buitenlandse informatiemanipulatie en inmenging vormen; herinnert in dat verband aan het Journalism Trust Initiative, opgericht door Reporters without Borders, dat beoogt normen voor de sector vast te stellen; herhaalt zijn verzoek om een permanent EU-programma voor nieuwsmedia en tijdschriften; is van mening dat de vrijheid en de pluriformiteit van de media ook in de onlineomgeving moeten worden beschermd en bevorderd, met name ten aanzien van de beschikbaarheid van journalistieke inhoud op onlineplatforms;

33.

merkt op dat bij de bestrijding van desinformatie ook traditionele kranten en nieuwskanalen moeten worden betrokken; dringt er met name voor nieuwskanalen op aan dat zij transparanter zijn ten aanzien van het profiel van deskundigen die zij in de studio uitnodigen;

34.

is ingenomen met het voorstel van de Commissie voor een “verordening mediavrijheid” (21), die tot doel heeft een gemeenschappelijk kader op EU-niveau vast te stellen om de pluriformiteit en de onafhankelijkheid op de interne markt voor mediadiensten te waarborgen door specifieke bepalingen vast te stellen tegen politieke inmenging in redactionele beslissingen en tegen surveillance, alsmede door te zorgen voor afdoende financiering van publiekrechtelijke mediakanalen, de transparantie van media-eigendom en het beschermen van onlinemedia-inhoud; dringt erop aan dat er ook maatregelen worden getroffen om de media en hun werknemers te beschermen, met name wanneer zij het doelwit zijn van buitenlandse mogendheden die het recht op informatie willen ondermijnen; onderstreept dat met name de bepalingen inzake surveillance nog steeds aanzienlijke verbeteringen vereisen om ervoor te zorgen dat zij het gebruik van spyware tegen personen, met name journalisten, niet legitimeren en daardoor de grondrechten ondermijnen in plaats van ze te versterken;

35.

is ingenomen met de in het kader van het voorstel voor de verordening mediavrijheid voorgestelde oprichting van een nieuwe Europese Raad voor mediadiensten waarin de nationale media-autoriteiten worden samengebracht en die een belangrijke rol moet spelen in de strijd tegen desinformatie, met inbegrip van buitenlandse inmenging en informatiemanipulatie; wijst er met name op dat een van de voorgestelde taken van de raad bestaat uit de coördinatie van nationale maatregelen in verband met het aanbieden van mediadiensten door buiten de EU gevestigde aanbieders die zich richten op een publiek in de EU, en die een risico kunnen vormen voor de openbare veiligheid; beveelt in dit verband aan dat de landen van de Westelijke Balkan en het Oostelijk Partnerschap in het mandaat van de raad worden opgenomen; dringt erop aan dat de Europese Raad voor mediadiensten onafhankelijk moet zijn van de Commissie en de regeringen van de lidstaten, zowel qua organisatie als qua financiering, zodat deze objectief en politiek onafhankelijk kan werken;

36.

is in verband met de verordening mediavrijheid ingenomen met de voorstellen voor onafhankelijke monitoring van de interne markt voor mediadiensten, hetgeen gedetailleerde gegevens en een kwalitatieve analyse van de weerbaarheid van de mediamarkten van de lidstaten zou omvatten, met name waar het de risico’s van buitenlandse informatiemanipulatie en inmenging betreft; is ingenomen met het voorstel om een gestructureerde dialoog tussen platforms en de mediasector te organiseren om na te gaan of de platforms zelfregulerende initiatieven naleven; wijst erop dat het van belang is ervoor te zorgen dat de verordening mediavrijheid of enige andere huidige of toekomstige wetgeving op het gebied van media of technologie geen bijzondere vrijstellingen van horizontale regels voor inhoudsmoderatie bevat, waardoor blanco volmacht zou worden gegeven aan degenen die desinformatie verspreiden;

37.

dringt aan op de invoering van “spiegelclausules”, waardoor de openstelling van de Europese informatieruimte voor derde landen in verhouding zou staan tot de toegang die Europese mediakanalen in deze landen hebben; moedigt de Commissie aan een EU-breed regelgevingskader te ontwikkelen om te voorkomen dat mediabedrijven die onder redactioneel toezicht van buitenlandse regeringen staan of eigendom zijn van niet-EU-landen met een hoog risico Europese mediabedrijven overnemen; merkt op dat dit voornamelijk zou moeten gelden voor niet-democratische landen of landen met een hoog risico waar Europese mediaorganisaties hun activiteiten niet vrijelijk mogen uitoefenen of onder druk worden gezet om hun berichtgeving ten gunste van de nationale regeringen te manipuleren; stelt vast dat deze inspanningen gebaseerd moeten zijn op een gemeenschappelijke databank om geharmoniseerde preventie en/of vervolging in de gehele Europese Unie te vergemakkelijken; stelt voor dat een dergelijk regelgevingskader kan worden gebaseerd op bestaande mechanismen voor de screening van BDI om dubbel werk te voorkomen; moedigt aan dat de bepalingen inzake transparantie van media-eigendom die thans in de aanbevelingen staan, in de verordening mediavrijheid worden opgenomen;

38.

benadrukt dat de toenemende ontkenning van de klimaatverandering in verband kan worden gebracht met een bredere omarming van complottheorieën in het publieke discours, die gebaseerd zijn op het doelbewust creëren van een tegenwerkelijkheid en het verwerpen van de wetenschap en die onjuiste ideeën omvatten, uiteenlopend van de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne tot de COVID-19-vaccins; benadrukt de rol van buitenlandse actoren bij het verspreiden van desinformatie over klimaatverandering en het klimaatbeleid van de EU, hetgeen de overheidssteun ondermijnt en ook wordt gebruikt in verhalen van binnenlandse actoren die deze desinformatie over het klimaat voor hun eigen politieke doeleinden aanwenden;

39.

steunt de oproep die vooraanstaande klimaatdeskundigen tijdens de 27e Conferentie van de partijen bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (COP 27) hebben gedaan aan technologiebedrijven om het toenemende probleem van desinformatie aan te pakken, en in het bijzonder om een universele definitie van mis- en desinformatie op het gebied van klimaat vast te stellen die de onjuiste voorstelling van wetenschappelijk bewijs en de bevordering van onjuiste oplossingen omvat, om zich te verbinden tot het doel geen advertenties te publiceren die mis- en desinformatie over het klimaat en greenwashing bevatten, en om intern onderzoek naar de verspreiding van mis- en desinformatie op het gebied van klimaat en greenwashing op hun platforms te delen;

40.

verzoekt de platforms maatregelen te nemen om de transparantie te vergroten en het plaatsen van reclame waarin ontkenning van de klimaatverandering wordt gepropageerd te voorkomen en te verbieden, en deze toe te passen op complottheorieën en desinformatie; erkent dat de verspreiding van de desinformatie-economie rond klimaatverandering dringend aan banden moet worden gelegd;

41.

stelt met bezorgdheid vast dat veel van de invloedrijkste actoren die ontkenning van de klimaatverandering en aanvallen op klimaatactie stimuleren een “geverifieerde” status hebben op verschillende socialemediaplatforms, waaronder Twitter, waardoor zij met behulp van deze bevoorrechte status mis- en desinformatie kunnen verspreiden onder miljoenen volgers en dat zulke actoren vaak buiten de Europese Unie zijn gevestigd; roept Twitter op strengere controles uit te voeren bij de verkoop van zijn “blauwe vinkjes”;

Inmenging met behulp van onlineplatforms

42.

herinnert eraan dat het bedrijfsmodel van onlineplatforms nog steeds berust op advertenties op basis van persoonsgegevens en ondoorzichtige algoritmen, waardoor meer betrokkenheid zich vertaalt in meer reclame-inkomsten, en dat deze betrokkenheid wordt gegenereerd via algoritmen die gepolariseerde en extreme meningen belonen ten koste van op feiten gebaseerde informatie en dus aanzienlijke risico’s op gegevensmanipulatie met zich meebrengen; benadrukt dat de Algemene verordening gegevensbescherming (22) (AVG), de digitaledienstenverordening, de praktijkcode betreffende desinformatie en de aankomende verordening betreffende transparantie en gerichte politieke reclame aanvullende waarborgen bieden tegen dergelijke vormen van misbruik en manipulatieve praktijken; herinnert aan de steun voor alle maatregelen om microtargeting voor politieke reclame te verbieden, met name maar niet beperkt tot die op basis van gevoelige persoonsgegevens;

43.

roept de Commissie, de lidstaten en techbedrijven op om samen te werken en meer middelen te investeren in de ontwikkeling van regelgevende en technologische oplossingen voor door AI aangedreven desinformatie;

44.

betreurt het feit dat grotere platforms, zoals Meta, Google, YouTube, TikTok en Twitter, nog steeds niet genoeg doen om desinformatie actief te bestrijden, en ondanks voortdurende oproepen van regelgevers, het maatschappelijk middenveld en zelfs intern van medewerkers van bedrijven die verantwoordelijk zijn voor de integriteit, zelfs personeel ontslaan; herinnert eraan dat platforms over voldoende personeel moeten beschikken om te zorgen voor regelmatige updates van geautomatiseerde moderatie-instrumenten om te voorkomen dat schadelijke inhoud hun moderatiebeleid omzeilt; herinnert eraan dat desinformatie- en inmengingscampagnes sterk afhankelijk zijn van platformoverschrijdende coördinatie van desinformatie en microtargeting; betreurt het feit dat de EU afhankelijk is van de hulp van niet-EU-bedrijven om de integriteit van de Europese verkiezingen te waarborgen; dringt er, aangezien de zelfregulerende aanpak van de praktijkcode tekort is geschoten, bij alle platforms, met inbegrip van kleinere platforms, op aan hun coördinatie te intensiveren om campagnes beter te identificeren en de verspreiding ervan te voorkomen;

45.

betreurt dat socialemediabedrijven hun verantwoordelijkheden niet nakomen en ondoelmatig blijken te zijn bij het opsporen van misinformatie en desinformatie op hun platforms en traag zijn bij het verwijderen ervan wanneer dat wel gebeurt; betreurt dat deze passiviteit van onlineplatforms wijst op een gebrek aan bindende regels in het Europese regelgevingskader; herinnert eraan dat de platforms volgens hun bedrijfsmodel toegang hebben tot de relevante gegevens; betreurt dat zij vaak alleen actie ondernemen als burgers, onderzoekers of de media specifieke inhoud melden; verzoekt de platforms voorrang te geven aan op feiten gebaseerde informatie uit betrouwbare bronnen;

46.

roept de platforms op meer gekwalificeerd personeel, middelen en capaciteit toe te wijzen om schadelijke inhoud en gedrag in alle officiële talen, lokale talen en dialecten van de EU te monitoren en te modereren, en moedigt de platforms aan de financiering te verhogen en de integratie van geaccrediteerde onafhankelijke personen die feiten controleren in alle EU-talen te verbeteren; onderstreept dat schadelijke inhoud dringend moet worden aangepakt;

47.

merkt op dat het ook zeer betreurenswaardig is dat grote technologieplatforms in de meeste EU-lidstaten geen persoonlijke klantenservice bieden;

48.

hekelt de achteruitgang van Twitter in de strijd tegen desinformatie sinds het platform van eigenaar is veranderd; betreurt met name het feit dat Twitter het aantal personeelsleden dat verantwoordelijk is voor het tegengaan van desinformatie aanzienlijk is verminderd, met inbegrip van degenen die verantwoordelijk zijn voor wereldwijde inhoudmoderatie, haatzaaiende uitlatingen en online-intimidatie; betreurt de recente reactivering van opgeschorte accounts, zonder behoorlijke evaluatie, en met name de reactivering van gewelddadige rechtse en openlijk fascistische accounts, ook van accounts die de correcte uitslag van de Amerikaanse presidentsverkiezingen in 2020 ontkennen; verwerpt met klem het besluit van Twitter om zijn beleid tegen desinformatie in het kader van COVID-19 niet langer te handhaven;

49.

merkt op dat de Russische aanvalsoorlog in Oekraïne het gebrek aan contactpunten voor autoriteiten om desinformatie en schadelijke inhoud te melden aan het licht heeft gebracht; betreurt dat het management van Meta vaak de verantwoordelijkheid voor het modereren van inhoud heeft overgedragen aan het beveiligingsteam in de Verenigde Staten; is bezorgd over het feit dat er slechts twee vertegenwoordigers van Meta in de Baltische landen zijn, wat betekent dat er onvoldoende middelen zijn om inhoud te modereren, hetgeen leidt tot fouten zoals het verbieden van legitieme accounts;

50.

vindt het verontrustend desinformatiegroepen, politieke extremisten en religieuze fundamentalisten zoals de Taliban de status “geverifieerd” met een vinkje hebben kunnen krijgen door zich te abonneren op “Twitter Blue”; roept Twitter op zijn beleid te wijzigen om imitatie, vervalsing of misleidende claims van deskundigheid te voorkomen;

51.

herinnert eraan dat Twitter de aangescherpte praktijkcode betreffende desinformatie heeft ondertekend, en dat een verandering van eigenaar geen gevolgen mag hebben voor de verplichtingen van het platform uit hoofde van deze praktijkcode; herinnert Twitter eraan dat het bedrijf zich moet houden aan alle relevante regelgeving van de Europese Unie, met inbegrip van de digitaledienstenverordening; dringt er bij de Commissie en de bevoegde nationale autoriteiten op aan ervoor te zorgen dat Twitter de EU-normen en -regels eerbiedigt, en passende sancties in te stellen als technologiebedrijven niet aan de EU-normen voldoen;

52.

verzoekt de platforms om volledige toegang, met name voor onderzoekers, tot gegevens ter onderbouwing van de bevindingen te vergemakkelijken, en om een register van verwijderde informatie bij te houden om onderzoekers te helpen bij toekomstige onderzoeken en om andere technologiebedrijven, democratische regeringen en rechtshandhavingsinstanties te helpen bij het nemen van passende maatregelen; verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat dit plaatsvindt overeenkomstig het kader van de digitaledienstenverordening en de praktijkcode betreffende desinformatie en van platforms te verlangen dat zij uitleggen waarom zij het technisch niet haalbaar achten om toegang tot gegevens te verlenen;

53.

is ingenomen met de in de digitaledienstenverordening vervatte bepalingen die voorschrijven dat zeer grote onlineplatforms en zeer grote onlinezoekmachines informatie moeten verstrekken over algoritmen, en dat zij uitleg moeten geven over de werking ervan, zodat het mogelijk is hun effect op verkiezingen en andere democratische processen te beoordelen, en de nodige risicobeperkende maatregelen te nemen; verzoekt de ondertekenaars van de praktijkcode betreffende desinformatie hun verbintenissen volledig na te komen; betreurt het gebrek aan bindende verbintenissen voor de ondertekenaars van de praktijkcode betreffende desinformatie; dringt aan op een spoedige aanneming van de praktijkcode als een gedragscode in het kader van de digitaledienstenverordening, met inbegrip van audits om de naleving te beoordelen, zoals bepaald in artikel 28, en verzoekt de Commissie na te gaan welke nieuwe wetgevingsvoorstellen of actualiseringen nodig zijn om de leemte in de naleving op te vullen, en te voorzien in de mogelijkheid van tijdelijke of permanente schorsing van platforms die systematisch hun verplichtingen uit hoofde van de gedragscode niet nakomen;

54.

is bezorgd over het feit dat sommige actoren waarvan de diensten aanzienlijk bijdragen tot de verspreiding van desinformatie, de praktijkcode niet hebben ondertekend, zoals Apple, Amazon, Odysee, Patreon, GoFundMe en Telegram; verzoekt de Commissie overige relevante belanghebbenden aan te moedigen de praktijkcode te ondertekenen en volledig te eerbiedigen, en aan zijn taskforce deel te nemen; dringt aan op de vaststelling van een rechtskader om te zorgen voor een minimumniveau van verbintenissen ter bestrijding van desinformatie voor deze diensten; is bezorgd over het feit dat Telegram helemaal niet samenwerkt met beleidsmakers in democratische landen en zich terughoudend heeft opgesteld ten aanzien van samenwerking met maatschappelijke organisaties;

55.

is ingenomen met het feit dat alle spelers in het ecosysteem voor onlinereclame zich ertoe verbinden het plaatsen van reclame op accounts en websites die desinformatie verspreiden, of het plaatsen van reclame naast desinformatie-inhoud, te controleren en te beperken, alsook de verspreiding van reclame die desinformatie bevat, en dat deze verbintenis ook geldt voor politieke reclame; wijst er echter op dat er nog steeds onvoldoende gegevens voorhanden zijn om te bevestigen dat de genomen maatregelen resultaten opleveren; betreurt dat dit bedrijfsmodel en de aanbevelingsalgoritmen die eraan ten grondslag liggen cruciale factoren blijven voor de verspreiding van desinformatie en valse, misleidende en opruiende inhoud; is bezorgd over de bereidheid van platforms om onder het mom van “empowerment” van gebruikers de verantwoordelijkheid voor het beperken van de plaatsing van advertenties op accounts en websites die desinformatie verspreiden op hen af te schuiven, terwijl deze verantwoordelijkheid bij de platforms moet berusten, aangezien zij over de relevante gegevens en deskundigheid beschikken, zolang hun acties transparant blijven en de gegevens beschikbaar worden gesteld voor onderzoekers; is bezorgd over het gebrek aan transparantie op de markt voor instrumenten ter bescherming van merken tegen risico’s in verband met hun imago, aangezien deze instrumenten vaak vertrouwen op algoritmen waarvan is bewezen dat zij legitieme en betrouwbare nieuwskanalen onjuist labelen;

56.

is bezorgd over het gebruik van beelden die met behulp van videospellen zijn gemaakt om desinformatie over de Russische invasie in Oekraïne en andere gewapende conflicten te verspreiden; dringt er bij mediakanalen op aan waakzamer te zijn voor dergelijke inhoud en doeltreffende middelen te ontwikkelen om deze van hun platforms te verwijderen; maakt zich er zorgen over dat Russische video- en onlinespelbedrijven, waaronder bedrijven die spellen voor de mobiele telefoon produceren, nog steeds vrijelijk actief zijn op de Europese markten en kunnen worden gebruikt om desinformatie en propaganda te verspreiden;

57.

dringt aan op de snelle goedkeuring van de praktijkcode tegen desinformatie als een gedragscode in het kader van het mechanisme voor gezamenlijke regelgeving van de digitaledienstenverordening, waarbij rekening wordt gehouden met het feit dat het succes ervan zal afhangen van een sterke handhaving ten aanzien van onderpresterende ondertekenaars door middel van verplichte audits uit hoofde van artikel 28 van de digitaledienstenverordening; dringt aan op harmonisatie van de verschillende beroepsmogelijkheden voor gebruikers en de verbintenissen inzake ondermaatse en overmatige moderatie;

58.

herinnert eraan dat overheidsinstanties accounts hebben op socialemediaplatforms, waaronder accounts die worden gebruikt voor politiedoeleinden en om desinformatietrends te monitoren; merkt op dat, zolang deze accounts geen interacties met andere gebruikers aangaan, zij als veilig moeten worden aangemerkt en niet door platforms mogen worden verwijderd;

59.

dringt erop aan dat personen en rechtspersonen in staat zijn platforms aan te klagen wegens niet-handelen wanneer misinformatie of desinformatie niet wordt verwijderd, met name wanneer zij het doelwit daarvan zijn;

60.

steunt de oprichting van onafhankelijke beoordelingsbureaus voor platforms om het publiek te informeren over de praktijken van platforms, zodat mensen een geïnformeerde keuze kunnen maken wanneer zij zich inschrijven om er gebruik van te maken;

Kritieke infrastructuur en strategische sectoren

61.

is ingenomen met de onlangs overeengekomen CER-richtlijn, de aanbeveling van de Raad om de kritieke infrastructuur te versterken, en de NIS 2-richtlijn; is verheugd dat deze is uitgebreid naar kritieke infrastructuren op het gebied van productie, verwerking en distributie van voedingsmiddelen; is van mening dat recente aanvallen, zoals de sabotage van kritieke infrastructuur en het toenemende aantal cyberaanvallen, aantonen dat de bestaande wetgeving, zodra deze in de lidstaten ten uitvoer is gelegd, moet worden geëvalueerd, en verzoekt de Commissie indien nodig met aanvullende aangescherpte voorstellen te komen, waaronder het opbouwen van de weerbaarheid van maatschappelijke organisaties die zich inzetten om buitenlandse inmenging en desinformatie tegen te gaan; verzoekt bovendien alle lidstaten om hun nationale beveiligingsstrategieën snel te actualiseren en stresstests op hun kritieke infrastructuur uit te voeren om zwakke punten op te sporen; herhaalt zijn aanbeveling om de lijst van kritieke entiteiten uit te breiden met digitale verkiezingsinfrastructuur en onderwijssystemen;

62.

is bezorgd over de afhankelijkheid van de EU van buitenlandse actoren en buitenlandse technologieën in kritieke infrastructuren en toeleveringsketens; wijst op de kwetsbaarheden die ontstaan doordat BDI als een geopolitiek hulpmiddel worden gebruikt; herhaalt zijn oproep aan de Commissie om, in aansluiting op het voorstel van de Raad, ambitieuze bindende wetgeving inzake de veiligheid van de ICT-toeleveringsketen te ontwikkelen die ook niet-technische risicofactoren omvat, en een sterker regelgevingskader voor de verordening inzake de screening van BDI (23); is van mening dat het sterkere regelgevingskader met richtsnoeren voor verdere harmonisatie van nationale praktijken voor de screening van BDI ook moet voorkomen dat kritieke bedrijven in vitale sectoren of mediabedrijven worden overgenomen door buitenlandse partijen die onder de directe of indirecte controle van landen met een hoog risico staan en dat de toevoeging van uitgaande investeringen voor opneming in het toepassingsgebied van het instrument moet worden overwogen; verzoekt de lidstaten transparantieregisters inzake eigendom tot stand te brengen; is van mening dat de Commissie, onder toezicht van de Raad, BDI moet kunnen blokkeren die schadelijk zouden kunnen zijn voor of strijdig met EU-projecten en -programma’s of andere EU-belangen; onderstreept dat in de Westelijke Balkan dit soort investeringen landen in een schuldenval kan brengen, waardoor de regio nog meer gedestabiliseerd wordt;

63.

merkt op dat, ondanks dergelijke mechanismen voor de screening van BDI, Chinese bedrijven zoals Nuctech contracten toegekend hebben gekregen in Europese kritieke infrastructuur, hetgeen tot veiligheidsrisico’s leidt; verzoekt de Raad en de Commissie daarom het gebruik van apparatuur en software van fabrikanten uit landen met een hoog risico, met name China en Rusland, uit te sluiten, zoals TikTok, ByteDance, Huawei, ZTE, Kaspersky, NtechLab of Nuctech; roept vitale sectoren en andere gevoelige sectoren op het gebruik van hardware en software uit risicolanden waarmee de vertrouwelijkheid, integriteit en beschikbaarheid van gegevens en diensten kan worden bedreigd, uit te sluiten; herinnert eraan dat software die in een gesloten lus werkt, nog steeds kwetsbaar is tijdens routinecontroles of updates; is van mening dat de TikTok-app, die eigendom is van het Chinese conglomeraat ByteDance, in strijd is met het Europese kader voor de bescherming van persoonsgegevens, waardoor hij een potentieel risico en een bron van door China gesteunde desinformatie is; is ingenomen met het besluit van de EU-instellingen om het gebruik van TikTok op bedrijfsapparaten te beperken; beveelt aan om TikTok op alle niveaus van de nationale overheid en binnen de EU-instellingen te verbieden;

64.

benadrukt dat er op technologisch gebied allianties met democratische partners moeten worden opgericht en ontwikkeld om de strategische autonomie te vergroten en de afhankelijkheid van de EU van buitenlandse actoren met een hoog risico en hun technologieën te verminderen en de industriële capaciteit van de EU op belangrijke technologische gebieden, zoals artificiële intelligentie, halfgeleiders, de cloud en andere geavanceerde technologieën, te versterken;

65.

is bezorgd over de kwetsbaarheid en de toenemende aanvallen op onderzeese kabels en pijpleidingen, en wijst in het bijzonder op de sabotage van de Nord Stream-gaspijpleiding in september 2022; is van mening dat BDI in onderzeese kabels en pijpleidingen een extra veiligheidsrisico inhouden; is ingenomen met de maritieme veiligheidsstrategie van de EU (EMSA) en verzoekt de Commissie het Parlement op de hoogte te houden van de vorderingen om het inzicht in en de veerkracht van de bescherming van onderzeese infrastructuur te vergroten, de coördinatie en informatie-uitwisseling te verbeteren, samen met de sector de capaciteit voor het toezicht te verbeteren, de reactiemechanismen te versterken en deze kwestie in alle aspecten van het externe optreden te integreren;

66.

is bezorgd over de onthullingen over de manier waarop politieke elites in de EU-lidstaten, bijvoorbeeld in Duitsland, de agenda van Gazprom hebben bevorderd en voortdurend steun hebben uitgesproken voor gasleveringen uit Rusland; neemt bezorgd kennis van het effect van lobbyactiviteiten door buitenlandse staten en bedrijfsactoren met een gevestigd belang in de voortzetting van de productie en het gebruik van olie en fossiel gas op de beleidsvormingsprocessen in de EU; herinnert in dit verband aan zijn bevindingen in het INGE 1-verslag; is ingenomen met het REPowerEU-voorstel van de Commissie dat tot doel heeft het energiesysteem van de EU te transformeren en een einde te maken aan haar afhankelijkheid van Russische fossiele brandstoffen; dringt er bij de EU-lidstaten en de Commissie op aan alle invoer in de EU van fossiele brandstoffen uit landen met autocratische regimes stop te zetten en te streven naar duurzame energiesoevereiniteit;

67.

is bezorgd over de nauwe banden tussen Hongarije en Rusland, waarbij Rusland zijn invloed uitoefent door middel van hefboomwerking in de energiesector; betreurt dat Hongarije geen belangrijke stappen heeft ondernomen om haar energieafhankelijkheid van Rusland te verminderen; meent dat er meer moet worden gedaan voor het waarborgen van een open strategische autonomie in de energiesector; dringt erop aan de uitrol van hernieuwbare energie te versnellen en tegelijkertijd de verdere afhankelijkheid van China tot een minimum te beperken;

68.

is ingenomen met de onlangs voorgestelde verordening kritieke grondstoffen (24); is van mening dat de verordening van essentieel belang is om Europese toeleveringsketens die nodig zijn om de Europese chipverordening (25) tot een succes te maken, veilig te stellen; benadrukt dat er verder moet worden gestreefd naar handelsovereenkomsten met gelijkgestemde democratieën om de levering van strategische hulpbronnen veilig te stellen;

Inmenging tijdens verkiezingsprocessen

69.

is ingenomen met de werkzaamheden die de APPF (Autoriteit voor Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen) in dit verband heeft verricht, met name bij het voorkomen en tegengaan van verboden financiële betalingen uit niet-EU-landen in het politieke systeem van de EU; verzoekt de Commissie en de medewetgevers het instrumentarium van de APPF te verbeteren en de effectieve tracering van donaties naar de uiteindelijke betaler mogelijk te maken, en aldus te voorkomen dat het verbod wordt omzeild door middel van tussenpersonen, met name door de APPF mandaat te verlenen om rechtstreeks informatie van de donoren van hun bankinstelling te verkrijgen en door te voorzien in een systeem van pushmeldingen van verdachte transacties van de financiële-inlichtingeneenheden in de lidstaten aan de APPF; verzoekt de lidstaten voorts wettelijke waarborgen te versterken om te voorkomen dat nationale partijen die lid zijn van Europese politieke partijen op nationaal niveau betalingen van niet-EU-oorsprong ontvangen die vervolgens worden gebruikt als bijdrage voor Europese politieke partijen en stichtingen; is tevens ingenomen met de operationele contacten die de APPF reeds heeft gelegd met de bevoegde EU-instellingen en -agentschappen en met de lidstaten om pogingen om persoonsgegevens voor verkiezingsdoeleinden te gebruiken effectief tegen te gaan; verzoekt de lidstaten de samenwerking met de APPF verder te versterken door gespecialiseerde contactpunten ter beschikking te stellen en operationeel te maken bij de bevoegde autoriteiten voor gegevensbescherming en voor cyberbeveiliging op het gebied van verkiezingen;

70.

is ingenomen met de initiatieven in het kader van het Europese samenwerkingsnetwerk voor verkiezingen, waaronder de gezamenlijke veerkrachtplannen; verzoekt de Commissie het Parlement alsook de APPF volledig te betrekken bij de activiteiten van het netwerk; is van mening dat soortgelijke netwerken in samenwerking met de nationale parlementen moeten worden opgezet in de lidstaten; is tevens van mening dat de parlementen van de lidstaten en de verkiezingsautoriteiten meer moeten doen om het publiek te informeren over het risico op inmenging in de nationale verkiezingsprocessen; verzoekt de Commissie een code van goede praktijken inzake sociale media op te stellen voor openbare vertegenwoordigers en autoriteiten met het oog op het vaststellen gemeenschappelijke gedragsnormen, aangezien politici en regeringen soms hun toevlucht nemen tot desinformatie om ideologische vijandigheid aan te moedigen;

71.

merkt op dat het Europees Parlement een strategie voor de Europese verkiezingen van 2024 heeft vastgesteld, die eronder meer op gericht is informatiemanipulatie in de aanloop naar de verkiezingen te voorkomen en aan de orde te stellen, zonder zich in de politieke of bredere sociale debatten te mengen en met volledige inachtneming van de onafhankelijkheid van het mandaat van de leden; onderstreept dat deze strategie gebaseerd moet zijn op een intensivering van de reeds bestaande maatregelen van het Parlement, met inbegrip van de maatregelen in het kader van de taskforce desinformatie van het Parlement, en dringt derhalve aan op de toewijzing van extra middelen om de verschillende maatregelen uit te voeren;

72.

benadrukt dat het van het grootste belang is de veiligheid, weerbaarheid en betrouwbaarheid van de verkiezingsinfrastructuur te beschermen, met inbegrip van onder andere IT-systemen, stemmachines en -apparatuur, netwerken en procedures van verkiezingsbureaus, databanken voor kiezersregistratie en opslagfaciliteiten; onderstreept dat informatie- en communicatietechnologieën een steeds grotere rol spelen bij het beheer van verkiezingen en democratische processen; merkt op dat kiescommissies om doeltreffend te kunnen reageren op opkomende verkiezingsuitdagingen nieuwe werkpatronen moeten aannemen die hen beter in staat stellen risico’s te voorkomen en veerkracht te tonen, ook in een complexe digitale omgeving; dringt erop aan dat aan de lidstaten en de lokale overheden van de EU een toolbox met diensten en instrumenten ter bestrijding van buitenlandse informatiemanipulatie en inmenging ter beschikking wordt gesteld; merkt op dat bij verkiezingen papieren stembiljetten vergezeld moeten gaan van een verifieerbaar papieren spoor en moeten worden onderworpen aan onafhankelijke controles om te waarborgen dat de resultaten juist zijn; wijst op de fundamentele rol van verkiezingswaarneming en onafhankelijke verkiezingswaarnemers;

Heimelijke financiering van politieke activiteiten door buitenlandse actoren en donateurs

73.

herhaalt zijn bezorgdheid over de regelmatige onthullingen van grootschalige Russische financiering van politieke partijen, politici, voormalige politici en ambtenaren in een aantal democratische landen in een poging zich in hun binnenlandse processen te mengen en er invloed op te krijgen; spreekt zijn bezorgdheid uit over de banden van Rusland met verscheidene politieke partijen en politici in de EU en de verregaande inmenging van Rusland in afscheidingsbewegingen in Europese gebieden en in de EU, zoals in Catalonië, waar de bevoegde autoriteiten dringend wordt verzocht een alomvattend onderzoek in te stellen, en stelt het Europees kenniscentrum voor de bestrijding van hybride bedreigingen (Hybrid CoE) in Helsinki voor dit specifieke geval te bestuderen;

74.

neemt kennis van het feit dat het Europees samenwerkingsnetwerk voor verkiezingen de buitenlandse financiering in de EU-lidstaten in kaart brengt en spreekt zijn belangstelling uit om informatie over deze inspanningen te ontvangen; verzoekt om een verbod op buitenlandse financiering uit landen buiten de EU; verzoekt het netwerk gemeenschappelijke EU-regels inzake politieke campagnes en financiering van politieke partijen, ook die door derde landen, vast te stellen, in het bijzonder die normen op basis waarvan de mazen kunnen worden gedicht die zijn vastgesteld in de aanbevelingen van het op 9 maart 2022 aangenomen INGE 1-verslag, en die van toepassing zouden zijn op de nationale kieswetten in alle lidstaten, met inbegrip van handhavingsmechanismen; verzoekt de lidstaten om met spoed de kwestie van donaties uit derde landen aan nationale politieke partijen aan te pakken teneinde de bestaande mazen in hun wetgeving te dichten;

75.

neemt kennis van de lopende wetgevingsonderhandelingen over het statuut en de financiering van Europese politieke partijen en stichtingen; verwacht dat het mandaat van de APPF als gevolg van deze onderhandelingen zal worden versterkt, met name om te waarborgen dat financiële transacties van niet-EU-landen in het politieke systeem van de EU beperkt en transparant zijn en aan strengere controles worden onderworpen, en zullen resulteren in een geactualiseerd kader, dat de rol van de politieke partijen van de EU in de Europese democratische sfeer moet versterken en inmenging door buitenlandse mogendheden aan banden moet leggen; herhaalt dat er een evenwichtige en evenredige aanpak nodig is om politieke partijen uit gelijkgestemde derde landen — waaronder landen binnen de Raad van Europa, mits zij daarin het volledige recht van vertegenwoordiging hebben — in staat te stellen deel te nemen via lidmaatschap en bijdragen, en tegelijkertijd de transparantie van de financiering en de besluitvorming verder te vergroten en het risico van inmenging door niet-democratische buitenlandse entiteiten of staten met een hoog risico te beperken;

76.

herinnert eraan dat de APPF moet kunnen beschikken over de benodigde middelen — met name personele en IT-middelen — om haar in staat te stellen haar huidige taken en eventuele nieuwe taken waarin de wetgeving voorziet en die alleen doeltreffend kunnen worden uitgevoerd met voldoende extra personeel, te vervullen;

77.

neemt kennis van de lopende wetgevingswerkzaamheden inzake transparantie en gerichte politieke reclame; wijst op het belang van deze voorgestelde verordening, die ondoorzichtige politieke reclametechnieken aan banden zal leggen, en benadrukt dat de medewetgevers de verordening tijdig vóór de Europese verkiezingen van 2024 moeten aannemen; herinnert in dit verband aan zijn wens om de aankoop van advertenties door actoren van buiten de EU en de Europese economische regio (EER) te verbieden en transparantie en non-discriminatie te waarborgen, onder meer door een passende etikettering met betrekking tot de aankoop van online politieke advertenties door actoren van binnen de EU; onderstreept dat de Europese politieke partijen in de aanloop naar de Europese verkiezingen online en EU-breed campagne moeten kunnen voeren, waarbij het risico van buitenlandse inmenging moet worden beperkt;

Cyberbeveiliging en weerbaarheid met betrekking tot cyberaanvallen in verband met democratische processen

78.

is bezorgd over de ernstige toename van het aantal cyberaanvallen, met name de recente de recente DDoS-aanval (Distributed Denial-of-Service) tegen de website van het Europees Parlement op 23 november 2022, waarvoor een pro-Kremlin hackersgroep de verantwoordelijkheid opeiste, en de mogelijke hack van drie leden van het Europees Parlement en meer dan vijftig ambtenaren van de Commissie met Pegasus-software; roept derhalve op tot versterking van de weerbaarheid en de beschermingscapaciteit van de EU-instellingen op digitaal gebied, met name in de aanloop naar de verkiezingen voor het Europees Parlement;

79.

is verheugd over het akkoord over de NIS 2-richtlijn en is van mening dat hiermee het probleem op het gebied van coördinatie tussen de lidstaten wordt aangepakt; verzoekt de lidstaten te zorgen voor nauwere samenwerking en beste praktijken uit te wisselen in de samenwerkingsgroep NIS, met name op het gebied van cyberbeveiliging voor verkiezingen; verzoekt om verkiezingsinfrastructuur te beschouwen als kritieke infrastructuur; is van mening dat aanvullende wetgeving nodig is om de veiligheid van de Europese ICT-toeleveringsketen doeltreffend te beschermen tegen risicovolle leveranciers en om bescherming te bieden tegen cyberdiefstal van intellectuele eigendom;

80.

is ingenomen met het voorstel van de Commissie voor nieuwe regels voor de vaststelling van een gemeenschappelijk kader voor cyberbeveiliging en informatiebeveiliging voor alle instellingen, organen en instanties van de Unie; is verheugd over de oprichting van een nieuwe interinstitutionele raad voor cyberbeveiliging, het opvoeren van de cyberbeveiligingsvermogens en het bevorderen van regelmatige maturiteitsbeoordelingen en een betere cyberhygiëne, overeenkomstig het speciaal verslag van de Rekenkamer van maart 2022; benadrukt de noodzaak van doeltreffende, tijdige en nauwe coördinatie tussen de instellingen, organen en instanties van de Unie op basis van bestaande structuren, waaronder het computercrisisresponsteam voor de instellingen, organen en instanties van de Europese Unie (CERT-EU) en het Agentschap van de Europese Unie voor cyberbeveiliging (Enisa); is van mening dat deze structuren moeten worden versterkt en dat de coördinatie doelmatiger moet zijn; verzoekt deze organen, agentschappen en de Commissie om het Parlement regelmatig te informeren over toekomstige conclusies en bevindingen met betrekking tot cyberbeveiliging en informatiebeveiliging in de EU; dringt aan op een volledige cyberbeveiligingscontrole om te bepalen of de instellingen, organen en instanties van de Unie voldoende controle hebben over de beveiliging van hun ICT-systemen en -apparatuur, met inbegrip van een risico-, kwetsbaarheids- en dreigingsbeoordeling, ondersteund door penetratietests, door een leidende en geverifieerde externe derde partij, wanneer deze verordening in werking treedt en vervolgens ieder jaar, rekening houdend met de informatiebeveiligingsvereisten van de instellingen; is van mening dat de gemelde risico’s en kwetsbaarheden bij cyberbeveiligingsupdates moeten worden beperkt en dat de aanbevelingen uit de beoordeling via het respectieve cyberbeveiligingsbeleid moeten worden uitgevoerd;

81.

verzoekt de Commissie en Enisa de bestaande en geplande organen, agentschappen en andere Europese organisaties die met cyberbeveiliging werken, in kaart te brengen en oplossingen voor te stellen om mogelijke lacunes op te vullen;

82.

verzoekt de Raad, de Commissie en de EDEO de cybergerelateerde controles op strategische communicatiekanalen (bijvoorbeeld militaire kanalen in tijden van oorlog en tijdens GVDB-missies) te versterken;

83.

erkent dat preventie met betrekking tot cyberaanvallen noodzakelijk maar niet voldoende is; is van mening dat een trefzeker gerichte reactie van cruciaal belang is voor het tegengaan van cyberaanvallen; is van mening dat de EU cyberaanvallen moet aanpakken door de volgende aspecten in overweging te nemen:

(a)

de noodzaak van een krachtiger vermogen om te reageren op cyberaanvallen en grotere weerbaarheid daartegen;

(b)

de noodzaak van flexibiliteit in kritieke situaties, met inachtneming van de rechtsstaat en de grondrechten;

(c)

de noodzaak van gemeenschappelijke regelgeving om te zorgen voor doelmatige coördinatie; verzoekt de lidstaten derhalve versneld over te gaan tot de uitvoering van de CER- en de NIS 2-richtlijn;

(d)

de noodzaak om informatie te delen tussen en binnen de lidstaten, met name met betrekking tot kwetsbaarheden in beveiliging, rekening houdend met het feit dat het kritieke beschermingsniveau niet publiekelijk mag worden gedeeld;

(e)

de noodzaak van onderzoek naar en investeringen in nieuwe technologieën die de cyberveerkracht vergroten;

(f)

de noodzaak om actoren zoals maatschappelijke organisaties, de particuliere sector en andere partners op een veilige en duurzame manier erbij te betrekken;

(g)

verzoekt de lidstaten daarom een proactievere houding aan te nemen en hun capaciteit in de cyberruimte uit te breiden op basis van de benaderingen “voortdurend engagement” en “voorwaartse verdediging”, met nauwe coördinatie tussen de lidstaten en in overleg met de betrokken tegenhangers in de EU;

De impact van inmenging op de rechten van minderheden en andere kwetsbare groepen

84.

herinnert eraan dat buitenlandse inmenging vaak verband houdt met politieke doelstellingen die indruisen tegen de EU en haar democratische waarden, waarbij flagrante schendingen van de mensenrechten in de doofpot worden gestopt, de rechten van vrouwen en LHBTIQ+-gemeenschappen worden beperkt en wordt aangezet tot haat jegens minderheden, migranten en de meest kwetsbare mensen;

85.

betreurt de politieke instrumentalisering van de migratiekwestie en het gebruik ervan in inmengings- en desinformatiecampagnes; dringt erop aan dat het efficiënte beheer van de buitengrens van de EU wordt gewaarborgd met volledige inachtneming van de grondrechten;

86.

vreest dat de LHBTIQ+-gemeenschap het doelwit blijft van buitenlandse inmenging en desinformatiecampagnes; is bezorgd over de situatie van de LHBTIQ+-gemeenschap in verschillende lidstaten zoals Slowakije, Hongarije en Polen, en over de desinformatie die hierover door de staatsmedia en extreemrechtse organisaties wordt verspreid; betreurt dat desinformatie en haatzaaiende uitlatingen tegen LHBTIQ+ het voornaamste motief vormden dat in oktober 2022 in Slowakije tot de moord op twee jongeren heeft geleid; dringt aan op de ontwikkeling van langetermijnprogramma’s ter ondersteuning van lokale basisorganisaties en burgerinitiatieven om het verzet van de bevolking tegen rechts extremisme te helpen ontwikkelen;

87.

is bezorgd over de pogingen door Russische desinformatie om de steun van de Europese samenleving voor Oekraïense vluchtelingen te ondermijnen; verzoekt de instellingen, organen en instanties van de Unie en de nationale autoriteiten Russische desinformatie over Oekraïense vluchtelingen te monitoren en te ontkrachten;

88.

verzoekt de Commissie en de lidstaten om de partnerschappen met ngo’s en internationale organisaties die ter plaatse werkzaam zijn te versterken, teneinde toezicht te kunnen houden op kinderarbeid en de verspreiding van desinformatie over dit onderwerp (bijvoorbeeld kinderen in gewapende conflicten) af te remmen;

89.

herhaalt zijn oproep voor een systeem om het delen van materiaal in regionale en minderheidstalen gemakkelijk te maken; is in dit verband verheugd over de steun van de Commissie voor het proefproject “European Language Equality” (ELE); is van mening dat aanvullende maatregelen moeten worden genomen om te zorgen voor een doeltreffende respons op tegen minderheden gerichte inmenging; verzoekt de EU en de lidstaten tevens toegankelijke controle van feiten uit te voeren teneinde desinformatie te bestrijden en toegang te bieden tot informatie in alle mogelijke formaten voor personen met een handicap;

90.

wijst nogmaals op de noodzaak van gerichte actie door middel van een geharmoniseerd EU-rechtskader tegen de verspreiding van desinformatie en haatzaaiende uitlatingen over kwesties die verband houden met gender, LHBTIQ+ en Roma-personen, andere minderheden, immigranten en vluchtelingen en personen met een handicap, alsook met religieuze gemeenschappen; herhaalt zijn oproep aan de Commissie om strategieën uit te werken en in te voeren ter belemmering van de financiering van anti-gendergroepen, -bewegingen en -individuen die actief desinformatie verspreiden of meewerken aan informatiemanipulatie gericht tegen LHBTIQ+-personen, rechten van vrouwen, minderheden, vluchtelingen en personen met een handicap en kwesties die hen aangaan, met als doel verdeeldheid te zaaien in de samenleving;

91.

vreest dat de rechten van vrouwen specifiek het doelwit zijn van desinformatie, met name desinformatie over gezondheid, en van buitenlandse inmenging; roept op tot een volledig onderzoek naar de financieringsbronnen van gendergerelateerde desinformatiecampagnes; herhaalt zijn oproep tot het opzetten van systemen voor vroegtijdige waarschuwing waarmee gendergerelateerde desinformatiecampagnes kunnen worden gemeld en geïdentificeerd;

92.

verzoekt de Commissie en de lidstaten maatregelen uit te werken om onafhankelijke Russischtalige media te versterken die gemakkelijk toegankelijk zijn voor Russisch sprekende bevolkingsgroepen; verzoekt de Commissie en de lidstaten tevens onafhankelijke commentatoren te ondersteunen om de beïnvloeding van minderheden in Europa door middel van propaganda door derde landen tegen te gaan;

Inmenging door mondiale actoren via het inkapselen van elites, nationale diasporagemeenschappen, universiteiten en culturele evenementen

93.

veroordeelt in de krachtigste bewoordingen de vermeende pogingen uit het buitenland, waaronder van Qatar en Marokko, om leden, voormalige leden en personeel van het Europees Parlement door middel van omkoping te beïnvloeden, hetgeen een ernstige buitenlandse inmenging in de democratische processen van de EU vormt; onderstreept dat de inspanningen om de transparantie en integriteit van de EU-instellingen te vergroten en corruptie, manipulatie, beïnvloeding en inmengingscampagnes te bestrijden, moeten worden opgevoerd; herhaalt zijn verzoek om geactualiseerde regels op het gebied van transparantie en ethiek, het in kaart brengen van buitenlandse financiering voor EU-gerelateerd lobbyen, met inbegrip van financiering voor organisaties zonder winstoogmerk, en adequate regulering van en toezicht op vriendschapsgroepen; herhaalt dat alle werkzaamheden aan wetgevingsdossiers met betrekking tot Qatar en Marokko, alsmede de toegangsbadges van belangenvertegenwoordigers van beide landen, onmiddellijk moeten worden opgeschort totdat de gerechtelijke onderzoeken relevante informatie en opheldering opleveren, plus een beoordeling welke dossiers als gevolg van deze buitenlandse inmenging gecompromitteerd kunnen zijn;

94.

is ingenomen met de verlenging van de ambtstermijn en het geactualiseerde mandaat van de bijzondere commissie ING2 en verwacht dat deze commissie een invloedrijk verslag opstelt waarin de tekortkomingen van de regels van het Europees Parlement inzake transparantie, ethiek, integriteit en corruptie in kaart worden gebracht, en voorstellen doet voor hervormingen om corruptie en andere middelen die door buitenlandse actoren worden gebruikt om de Europese besluitvormingsprocessen te beïnvloeden, doeltreffend te bestrijden, met dien verstande dat eventuele aangescherpte openbaarmakingsvereisten moeten worden afgewogen tegen de noodzaak om bepaalde kwetsbare personen en groepen te beschermen;

95.

betreurt het dat de aanbevelingen uit het INGE I-verslag over het invoeren van strengere transparantieregels, het in kaart brengen van buitenlandse financiering voor lobbyactiviteiten bij de EU en het en het ervoor zorgen dat deze in de registers wordt opgenomen om de financiering door buitenlandse regeringen te kunnen identificeren, tot nog toe niet ten uitvoer zijn gelegd;

96.

herinnert aan de toezeggingen van de voorzitter van de Commissie in haar toespraak over de Staat van de Unie met betrekking tot de noodzaak om het wetgevingskader van de EU te actualiseren met het oog op corruptiebestrijding; is van mening dat een dergelijke actualisering met name gericht moet zijn op het inkapselen van elites door buitenlandse belangen, draaideurconstructies en ongeoorloofde beïnvloeding, teneinde te voorkomen dat buitenlandse actoren zich mengen in het politieke systeem van de EU; verzoekt de Commissie ook haar regels aan te scherpen om een dergelijke inkapseling door autocratische regeringen of met regeringen met een hoog risico of entiteiten onder hun controle te voorkomen, en om in de jaarlijkse verslagen over de rechtsstaat het probleem van inkapseling van elites aan de orde te stellen; herinnert aan de herhaalde oproepen van het Parlement om een nieuwe permanente sanctieregeling in te stellen die gericht is tegen personen en entiteiten die verantwoordelijk zijn voor grootschalige corruptie;

97.

neemt kennis van het arrest van 22 november 2022 van het Hof van Justitie van de Europese Unie in zaak C-37/2013 (26), waarbij een bepaling van de vijfde antiwitwasrichtlijn (27), op grond waarvan de lidstaten ervoor moesten zorgen dat informatie over de uiteindelijke begunstigden van bedrijven in alle gevallen voor ieder lid van het grote publiek toegankelijk is, ongeldig is verklaard; benadrukt dat registers van uiteindelijk begunstigden een essentieel instrument zijn voor maatschappelijke organisaties, onderzoekers, rechercheurs en journalisten om vermeende corruptie en ongeoorloofde zakelijke belangen op te sporen, en dat het beperken van de toegang tot deze registers een ernstige beperking vormt van het toekomstig toezicht op echt eigendom door het grote publiek; is van mening dat deze ongeldigverklaring de werkzaamheden beperkt van een groot aantal beroepsbeoefenaren die corruptie en het witwassen van geld bestrijden; verzoekt de Commissie passende manieren te vinden om ervoor te zorgen dat informatie over de uiteindelijk begunstigden van bedrijven toegankelijk is voor het grote publiek; verzoekt de Commissie in het kader van de antiwitwasrichtlijn maatregelen voor te stellen om het gebruik van contant geld te beperken teneinde het gebruik van illegaal geld te ontmoedigen en aldus corruptie te voorkomen; betreurt het dat sommige lidstaten het arrest hebben opgevat als een voorwendsel om de toegang tot het register volledig op te schorten;

98.

is van mening dat de gegevens over buitenlandse invloed via belangenvertegenwoordigers op EU-niveau ruim beschikbaar moeten zijn en duidelijk moeten worden gepresenteerd; is in dit kader ingenomen met de wijzigingen als gevolg van het Interinstitutioneel Akkoord van 20 mei 2021 over een transparantieregister (28); beveelt echter aan in het transparantieregister van de EU een specifieke rubriek over buitenlandse invloed op te nemen of een register voor buitenlandse invloed in te stellen; is van mening dat het transparantieregister van de EU een lijst van landen met een hoog risico moet bevatten; pleit voor strengere eisen en stimulansen voor buitenlandse mogendheden om zich te laten registreren; acht verscherpte registratie- en openbaarmakingsvereisten noodzakelijk voor maatschappelijke organisaties, adviesbureaus, agentschappen, stichtingen, denktanks en particuliere bedrijven die buitenlandse financiering ontvangen;

99.

verzoekt het secretariaat van het transparantieregister van de EU om een verbod op alle entiteiten die directe of indirecte betrekkingen onderhouden met de regering van Rusland, overeenkomstig het besluit van de Raad van 3 juni 2022 betreffende beperkende maatregelen naar aanleiding van acties van Rusland die de situatie in Oekraïne destabiliseren (29); dringt erop aan dat dezelfde maatregelen worden toegepast op Belarus;

100.

herhaalt zijn bezorgdheid over partnerschappen tussen universiteiten en Chinese entiteiten, waaronder Confucius-instituten, maar met name de onderzoeksfaciliteiten die verband houden met het Chinese militaire complex, en het risico dat zij kunnen vormen voor de academische vrijheid en de bescherming van de intellectuele eigendom; is verontrust over recente bevindingen (30) dat een aanzienlijk aantal Europese onderzoekers die werken aan artificiële intelligentie, kwantumtechnologieën, geïntegreerde schakelingen, ruimteonderzoek, onderzoek naar nieuwe materialen, neurowetenschappen en biotechnologie rechtstreeks door de Volksrepubliek China wordt gefinancierd; herhaalt zijn verzoek aan de autoriteiten en de onderzoeksinstellingen van de lidstaten om deze partnerschappen opnieuw te bekijken en om, wanneer vermeende spionage of inmenging wordt aangetoond, handhavingsmaatregelen te nemen om de Europese economische en politieke soevereiniteit te waarborgen, onder meer door financiering te weigeren of de vergunningen van verwante instellingen in te trekken; herhaalt dat de academische vrijheid in elke democratische samenleving een fundamentele waarde is; dringt er bij de lidstaten op aan beter gebruik te maken van de bestaande mechanismen om wetenschappelijke, industriële en technische kennis te beschermen en deze uit te breiden tot de geesteswetenschappen en de sociale wetenschappen; roept op tot meer transparantie bij de financiering van onderzoeksactiviteiten en de financiële steun die zij ontvangen, met name door de instelling van zorgvuldigheidsprocedures om te beoordelen of de buitenlandse financiering van projecten een bedreiging voor de veiligheid vormt;

101.

wijst erop dat China civiel en militair wetenschappelijk onderzoek probeert te combineren in het kader van het civiel-militaire integratieprogramma; eist de onmiddellijke beëindiging van de bestaande samenwerking met onderzoeksinstellingen die rechtstreeks worden gefinancierd door of betrekkingen hebben met het Chinese leger, en een onderzoek naar welke wetenschappelijke kennis naar de Chinese zijde zou kunnen zijn gegaan; is ingenomen met de publicatie door de Europese Commissie van de richtsnoeren voor het aanpakken van buitenlandse O&I-inmenging, maar stelt voor dat er evenredige maatregelen worden toegepast op academische en onderzoeksinstellingen, en dat er wordt gezorgd voor meer transparantie bij buitenlandse partnerschappen; spreekt zijn bezorgdheid uit over de Chinese nationale inlichtingenwet, die Chinese onderzoekers aan westerse universiteiten verplicht hun kennis met de staat te delen, en over China’s afhankelijkheid van spionage als een manier om kennis te verwerven om haar economische en militaire doelen te bevorderen; dringt erop aan dat toezeggingen van meer toewijding en naleving in de academische samenwerking met Chinese universiteiten en onderzoekers verplicht worden gesteld en dat elke samenwerking met Chinese universiteiten wordt onderworpen aan een alomvattende veiligheidsrisicobeoordeling;

102.

spreekt zijn bezorgdheid uit over de lopende activiteiten van de Russkiy Dom-kantoren (Russisch Huis), die worden gefinancierd door het door de EU erkende Russische federale agentschap Rossotrudnichestvo, waarvan de misleidende projecten desinformatie, propaganda en de agenda van het Kremlin verspreiden onder het maatschappelijk middenveld van de EU;

103.

is ingenomen met de publicatie door de Commissie van een toolkit voor het beperken van buitenlandse inmenging in onderzoek en innovatie, met als doel Europese universiteiten en onderzoeksorganisaties te helpen buitenlandse inmenging op te sporen en te voorkomen, en tegelijkertijd open te blijven staan voor partnerschappen; verzoekt de Commissie academische en onderzoeksinstellingen op te nemen in het pakket ter verdediging van de democratie; roept de Commissie en de lidstaten op de acties op dit gebied verder te coördineren, met name om de rol van ethiek- en veiligheidsfunctionarissen in instellingen voor hoger onderwijs te versterken; verzoekt de Commissie om de verdere ontwikkeling van richtsnoeren voor betrouwbaar onderzoek en kennisbeveiliging teneinde de integriteit van internationale onderzoekssamenwerking met Europese organisaties te ondersteunen; wijst op het potentieel van een register of databank met mogelijke slapende of buitenlandse agenten uit landen met een hoog risico bij Europese universiteiten en onderzoeksorganisaties;

104.

uit zijn bezorgdheid over recente berichten over de inrichting van overzeese Chinese politiebureaus in de EU; verzoekt de lidstaten en de EU-autoriteiten het vermeende bestaan van deze politiebureaus te onderzoeken en gecoördineerd op te treden tegen alle illegale activiteiten die verband houden met China’s afdeling Eenheidsfrontwerk in Europa; herhaalt dat dergelijke bureaus een bedreiging vormen voor de nationale veiligheid van de betrokken lidstaten en van de Unie in het algemeen, en derhalve moeten worden verboden; verzoekt de lidstaten ze onmiddellijk te sluiten; veroordeelt de praktijk waarbij in de Europese Unie wonende personen, met name de Chinese diaspora en politieke dissidenten, worden bedreigd en hun familieleden in China in hechtenis worden genomen met als doel personen die in het buitenland wonen te dwingen naar China terug te keren;

105.

is bezorgd over de beschuldigingen van illegale politieoperaties op vreemde bodem waarbij officiële bilaterale politiële en justitiële samenwerking wordt geschuwd; verzoekt de Commissie een onderzoek in te stellen naar de zogenaamde Chinese overzeese politiebureaus in de EU, die naar verluidt duizenden verdachte vluchtelingen hebben overgehaald om naar China terug te keren, en in dit verband passende maatregelen te nemen; eist dat de Chinese autoriteiten en de Chinese ambassades in de lidstaten van de EU zich houden aan de internationale standaardprocedures;

106.

hekelt de tekenen van Turkse inmenging en de vervolging van politieke activisten, oppositieleiders en minderheden binnen de EU; veroordeelt het nieuwe voorstel van Turkije voor een wet inzake desinformatie, dat een ernstige bedreiging vormt voor de vrijheid van meningsuiting in het land;

107.

betreurt de verspreiding van desinformatie en het repressieve gebruik van het internet door het Iraanse regime om grove schendingen van de mensenrechten, geweld tegen demonstranten en machtsmisbruik te verhullen; maakt zich zorgen over de inmenging van door buitenlandse staten geïnspireerde islamitische organisaties;

108.

is bezorgd over de toenemende invloed van inlichtingendiensten van buitenlandse autoritaire staten in de EU, met name in Brussel; herhaalt zijn oproep aan de nationale autoriteiten om hun antispionagekaders te evalueren en te actualiseren; verwelkomt in dit verband de door de Belgische regering aangekondigde modernisering van het antispionagekader en dringt aan op meer capaciteit voor het inlichtingen- en situatiecentrum van de EU (Intcen) om zijn contraspionageopdracht uit te voeren en de samenwerking met de nationale autoriteiten te verdiepen; verzoekt de immigratieautoriteiten waakzamer te zijn bij het screenen van werknemers van buitenlandse bedrijven uit landen met een hoog risico, zoals TASS en COSCO, wanneer zij een werkvisum aanvragen; verzoekt de immigratiediensten voorts om betere coördinatie teneinde buitenlandse inlichtingenofficieren het reizen onder een valse identiteit te bemoeilijken;

109.

spreekt zijn bezorgdheid uit over een recent onderzoek van de New York Times waarin de Russische imperiale beweging, een suprematiegroep, wordt beschuldigd van het organiseren van een campagne om eind 2022 bombrieven te sturen naar prominente Spaanse burgers, met de hulp van de GROe, de Russische militaire inlichtingendienst; waarschuwt voor het risico van spionage op Franse luchthavens zoals Straatsburg, Bordeaux, Brest, Quimper en Toulouse, die voor de bagagecontrole gebruik maken van het Chinese uitrustingsbedrijf Nuctech, dat gelieerd is aan het Chinese regime en zijn militair-industriële complex; onderstreept dat Nuctech aanwezig is in 26 van de 27 EU-lidstaten, en herinnert eraan dat Litouwen, de Verenigde Staten en Canada het bedrijf hebben uitgesloten van hun overheidsopdrachten;

110.

verzoekt de politieke partijen van de EU om krachtig te reageren op haatzaaiende uitlatingen en intimidatiecampagnes tegen leden van het Parlement; verzoekt de administratieve diensten van het Parlement een geïnstitutionaliseerde procedure te ontwikkelen voor gevallen waarin dergelijke campagnes tegen gekozen EU-vertegenwoordigers worden gevoerd;

Afschrikking, toerekening en collectieve tegenmaatregelen, waaronder sancties

111.

is ingenomen met de EU-brede sancties en het vermogen van de EU-beleidsmakers om snel op te treden bij het tijdelijk beperken van uitzendingen door bepaalde propagandakanalen na de ongerechtvaardigde en illegale aanvalsoorlog van Rusland tegen Oekraïne, en onderstreept dat er voor moet worden gezorgd dat deze sancties consequent worden uitgevoerd en niet worden omzeild; is ingenomen met de aanpassing van bepaalde kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten van de EU aan deze maatregelen; verzoekt de Commissie nauwer met de lidstaten samen te werken bij het opleggen en uitvoeren van sancties; is verheugd over het arrest van het Gerecht van 27 juli 2022 in zaak T-125/22, RT France (31), waarin het Gerecht het argument van RT heeft verworpen dat het uitzendverbod onwettig is, en derhalve het aan RT France opgelegde uitzendverbod heeft gehandhaafd; verzoekt de Commissie en de Raad om satellietomroepen op te nemen in de sanctiepakketten tegen Rusland (32), alsmede het aan de GROe gelieerde “persbureau” InfoRos, zoals gesteld in zijn resolutie van mei 2022, en om alle prominente propagandisten van het Kremlin op te nemen in individuele sanctielijsten van de EU; betreurt dat deze kanalen nog steeds in staat zijn hun verhaal onder valse aliassen of via andere kanalen in de Europese Unie te verspreiden; veroordeelt met name krachtig de opening van een RT-kantoor (voorheen Russia Today) in Belgrado en de lancering van zijn online nieuwsdienst in het Servisch, waardoor deze kwaadwillende actor zijn desinformatie in de hele regio kan verspreiden; dringt er in dit verband bij de Servische autoriteiten op aan zich aan te sluiten bij het besluit van de Raad inzake de opschorting van de omroepactiviteiten van Sputnik en RT;

112.

is ingenomen met het voorstel van de Commissie voor een richtlijn betreffende de definitie van strafbare feiten en sancties voor de schending van beperkende maatregelen van de Unie (COM(2022)0684) en verzoekt de Commissie na te gaan of het Europees Openbaar Ministerie kan worden belast met het waarborgen van een consequente en uniforme opsporing en vervolging van dergelijke strafbare feiten in de gehele EU; dringt erop aan dat het Intcen van de EU meer middelen krijgt om te helpen informeren over en toe te zien op de naleving van EU-sancties, alsook om de uitwisseling van forensische informatie te verbeteren en het toeschrijvingsbeleid doeltreffender te coördineren;

113.

uit zijn bezorgdheid over de toename van de manipulatie van automatische identificatiesystemen (AIS) om de gps-gegevens te ondermijnen en de positie van schepen te manipuleren, waardoor bepaalde actoren sancties kunnen omzeilen; verzoekt de Commissie om strengere AIS-beveiligingsprotocollen op te leggen en dringt aan op opname van AIS-identiteitsvervalsingstechnologie in de EU-regeling voor uitvoercontrole voor tweeërlei gebruik;

114.

herhaalt zijn oproep om door middel van een sterke toeschrijvingscapaciteit kosten op te leggen aan degenen die zich schuldig maken aan buitenlandse inmenging; neemt kennis van de lopende discussies naar aanleiding van de conclusies van de Raad van juni 2022 over de ontwikkeling van een instrumentarium als aanvulling op het hybride instrumentarium en het cyberinstrumentarium van de EU, dat specifiek betrekking heeft op activiteiten inzake buitenlandse informatiemanipulatie en inmenging; merkt op dat het instrumentarium voor buitenlandse informatiemanipulatie en inmenging naar verwachting in het najaar van 2022 zou worden ingevoerd; is sterk van mening dat dit instrumentarium een specifieke sanctieregeling voor buitenlandse informatiemanipulatie en inmenging moet omvatten, alsmede maatregelen om de toeschrijvingscapaciteit van Europese instellingen en nationale regeringen te versterken; merkt op dat deze maatregelen richtsnoeren voor nationale sancties tegen buitenlandse informatiemanipulatie en inmenging moeten omvatten en door de lidstaten op gecoördineerde wijze moeten worden toegepast; verzoekt de lidstaten de mogelijkheid te bespreken van besluitvorming met een gekwalificeerde meerderheid bij het opleggen van sancties aan staten met een hoog risico; merkt op dat de toegevoegde waarde van het hybride instrumentarium en het voorgestelde instrumentarium voor buitenlandse informatiemanipulatie en inmenging in vergelijking met het cyberinstrumentarium zal liggen in de overeenstemming van normen van verantwoordelijk statelijk gedrag die een verbeterde interpretatie bieden van wat een schending van internationaalrechtelijke beginselen inhoudt, zoals soevereiniteit en niet-inmenging in de interne aangelegenheden van een lidstaat;

115.

herhaalt dat het vermogen van de EU om zich te verdedigen tegen aanvallen met desinformatie en om buitenlandse inmenging tegen te gaan van belang is; dringt in dat verband aan op voldoende financiering en op het aanpakken van mogelijke lacunes op het gebied van investeringen en wetgeving; roept de lidstaten op om, indien nodig, hun rechtskaders te actualiseren om een rechtsgrondslag in te voeren voor de bestraffing van buitenlandse inmenging uit landen met een hoog risico; is ingenomen met de invoering van een dergelijke rechtsgrondslag in het Belgische ontwerp van het wetboek van strafrecht, waardoor de Europese instellingen op zijn grondgebied beter kunnen worden beschermd;

116.

verzoekt de lidstaten en de Commissie te bezien hoe desinformatie van individuele actoren binnen de EU kan worden tegengegaan, zoals van influencers op sociale media of politici die desinformatie promoten namens staten met een hoog risico enz.; wijst op de mogelijke noodzaak om binnen de EU een sanctieregeling te ontwikkelen voor degenen die zich schuldig maken aan buitenlandse informatiemanipulatie en inmenging;

Nabuurschap, wereldwijde samenwerking en multilateralisme

117.

is bezorgd over pogingen van Rusland, die ook in andere communicatiekanalen, waaronder voornamelijk Chinese kanalen en in sommige gevallen Al Jazeera, weerklinken, om het discours over de mondiale voedsel- en energiezekerheid te manipuleren door het Westen de schuld te geven van de stijging van de voedselprijzen als gevolg van zijn sancties tegen Rusland; benadrukt dat deze gemanipuleerde berichtgeving vooral in het Globale Zuiden en enkele kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten aanzienlijke opgang maakt; herinnert eraan dat Rusland als enige verantwoordelijk is voor de ontwrichting van de landbouwproductie en de handel van Oekraïne als gevolg van zijn aanvalsoorlog tegen het land; verzoekt de EDEO derhalve aanvullende maatregelen te nemen tegen de verspreiding door Rusland en China van gemanipuleerde berichtgeving in het Globale Zuiden, onder meer door versterking van de instrumenten en middelen van zijn StratCom-afdeling en uit hoofde van zijn GVDB/GBVB-missies en -operaties, en de samenwerking en coördinatie met de Verenigde Staten en andere gelijkgestemde partners op te schroeven; is van mening dat de EU nauw met Oekraïne moet samenwerken bij het tegengaan van gemanipuleerde berichtgeving uit Rusland; verzoekt de EU-instellingen derhalve steun te verlenen aan de diplomatieke toenadering van Oekraïne tot het Globale Zuiden; roept op tot nauwere samenwerking met regionale organisaties uit het Globale Zuiden, zoals de Afrikaanse Unie en de ASEAN, om beste praktijken voor de bestrijding van buitenlandse informatiemanipulatie en inmenging uit te wisselen;

118.

herinnert eraan dat veel informatiemanipulatiecampagnes en veel door de staat gesteunde propaganda gericht zijn op landen die strategische keuzes maken over hun democratische hervormingsprocessen en de pro-Europese oriëntatie van hun land; onderstreept het belang van proactieve, doeltreffende en transparante communicatie en pleit voor intensievere samenwerking op het gebied van strategische communicatie met partnerorganisaties en -landen om buitenlandse informatiemanipulatie en inmenging in toetredingslanden en strategisch belangrijke gebieden als de Westelijke Balkan en de landen van het Oostelijk Partnerschap tegen te gaan; is van mening dat de EU meer met de VS moet samenwerken met betrekking tot de buurlanden om veerkrachtige democratische samenlevingen op te bouwen; herinnert eraan dat de stabiliteit van deze landen een kwestie van vrede en veiligheid is;

119.

roept daarom op tot strategische en proactieve maatregelen om hybride dreigingen tegen te gaan en te voorkomen dat derde landen zich mengen in de politieke, electorale en andere democratische processen van de toetredingslanden; roept op tot inspanningen om deze landen weerbaarder te maken tegen buitenlandse informatiemanipulatie- en inmengingscampagnes en om kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten aan te moedigen doortastende stappen te ondernemen om manipulatieve desinformatie, kwaadaardige propaganda en andere hybride dreigingen aan te pakken;

120.

betreurt het gebrek aan vooruitgang en het aanhoudende trage tempo van het uitbreidingsproces in de Westelijke Balkan, dat heeft geleid tot minder steun voor de EU en frustratie bij de bevolking van de regio; veroordeelt de voortzetting van de Russische pogingen om invloed uit te oefenen op de Westelijke Balkan, wat moet worden gezien als onderdeel van een bredere strategie om autoritarisme in Europa te bevorderen; merkt voorts op dat de pro-Russische boodschap wordt verspreid via Servische en Hongaarse media in de Westelijke Balkan; is bezorgd over recente bevindingen dat Servië het land in de Westelijke Balkan is dat het meest kwetsbaar is voor kwaadaardige buitenlandse invloed, met name van Rusland en China, en dat Servië nog steeds geen sancties tegen Rusland ten uitvoer heeft gelegd en zich niet heeft aangepast aan het buitenlandse beleid van de EU;

121.

verzoekt de Commissie in haar aanstaande evaluatie van de AVG duidelijkheid te verschaffen of en op welke wijze de AVG gevolgen heeft voor het delen van gegevens voor het bestrijden van informatiemanipulatie tussen openbare, particuliere en academische actoren in de Unie en in samenwerking met gelijkgestemde partners;

122.

is van mening dat de Global Gateway-strategie een belangrijk geopolitiek instrument zal zijn om het engagement en de betrekkingen van de EU met partners uit het Globale Zuiden te intensiveren, de Chinese invloed, via zijn Nieuwe Zijderoute, en die van andere niet-EU-landen zoals Rusland en Iran tegen te gaan, en om vertrouwen op te bouwen met niet-EU-landen en het vertrouwen in kandidaat-lidstaten te versterken teneinde het imago van de EU ten aanzien van Rusland en China te versterken; is van mening dat de strategie moet worden benaderd als een geopolitiek project waarmee, door middel van een sterke verbinding met de verordening kritieke grondstoffen en de chipverordening, strategische investeringen worden gedaan op basis van de Europese behoeften voor de digitale en groene transitie, en vraagt de Commissie duidelijkheid te verschaffen over de prioriteiten van het Global Gateway-initiatief; acht het van het grootste belang om bij de uitvoering van de strategie op te treden als “Team Europa” en te zorgen voor goed democratisch toezicht, volledige betrokkenheid van het Parlement en gecoördineerd optreden met alle EU-instellingen en -lidstaten, alsook met de Europese particuliere sector; verzoekt de Commissie en de EDEO te zorgen voor nauwe samenwerking en coördinatie met andere initiatieven op het gebied van connectiviteit waarbij gelijkgestemde partners betrokken zijn, waaronder de VS, Japan, Zuid-Korea en Taiwan, teneinde ervoor te zorgen dat de grondrechten worden gewaarborgd;

123.

steunt ten zeerste het werk van de afdeling strategische communicatie, taskforces en informatieanalyse van de EDEO en van de geografische taskforces van EDEO; is van mening dat er meer aandacht moet worden besteed aan het schetsen van het dreigingslandschap in de context van actoren die banden hebben met de Chinese autoriteiten, alsook in de Oostelijke en Zuidelijke Nabuurschappen van de EU en daarbuiten; verwelkomt tegen deze achtergrond de werkzaamheden van de EDEO ter versterking van de capaciteit van de EU-delegaties en de GVDB-missies en -operaties om, in nauwe samenwerking met internationale partners, te reageren op buitenlandse informatiemanipulatie en inmenging; is echter van mening dat er meer middelen moeten worden uitgetrokken ter bevordering van hun werkzaamheden, zowel op het hoofdkantoor van de EDEO als in het veld; dringt aan op verdere capaciteitsopbouw, waaronder opleiding op maat voor GVDB-personeel, meer kennisuitwisseling en coördinatie met andere EU-missies, -operaties en -delegaties, betere betrokkenheid bij de lokale media en de samenleving en proactieve en reactieve communicatie in lokale talen;

124.

is ingenomen met de bestaande samenwerkingsmechanismen met de VS, zoals de lopende samenwerking tussen de EU en de VS in het kader van de Handels- en Technologieraad (Trade and Technology Council — TTC); neemt met belangstelling kennis van de gezamenlijke verklaring naar aanleiding van de TTC van 5 december 2022, waarin met name werd gesteld dat werkgroep 5 inzake gegevensbeheer en technologieplatforms, en werkgroep 6 inzake het misbruik van technologieën die een risico vormen voor de veiligheid en de mensenrechten, hun werkzaamheden coördineren om de verspreiding van Russische informatiemanipulatie en inmenging te begrijpen en aan te pakken, met name in de context van de Russische agressie tegen Oekraïne, alsook de gevolgen daarvan voor niet-EU-landen, met name in Afrika en Latijns-Amerika; is verheugd over de toezegging van de Commissie om het Parlement regelmatig te informeren over de werkzaamheden van de TTC, en pleit voor aanhoudende inspanningen om de gemeenschappelijke uitdagingen op deze gebieden aan te pakken; verzoekt de Commissie en de EDEO bovendien de werkzaamheden met de VS inzake het delen van beste praktijken en operationele kennis verder te intensiveren, ook waar het de ontwikkeling van gemeenschappelijke definities en benaderingen betreft;

125.

beschouwt initiatieven als de TTC en het mechanisme voor snelle respons van de G7 als belangrijke platforms voor samenwerking tussen gelijkgestemde partners bij de ontwikkeling van instrumenten en de uitwisseling van beste praktijken ter bestrijding van buitenlandse informatiemanipulatie en inmenging; verzoekt de EU het voortouw te nemen bij deze samenwerkingsinitiatieven teneinde ervoor te zorgen dat er mondiale normen worden ontwikkeld in overeenstemming met de Europese waarden; verzoekt de Commissie en de EDEO om het Parlement regelmatig via zijn administratieve diensten te betrekken bij besprekingen met gelijkgestemde partners, en na te gaan op welke gebieden de steun van het Parlement waarde aan het proces kan toevoegen; roept op tot nauwere samenwerking tussen democratische partners, zoals de VS, en bevordering van academische samenwerking ter voorkoming van de situatie dat China de ontwikkeling van AI domineert;

126.

dringt aan op versterkt en direct contact tussen gespecialiseerde parlementaire commissies in de trans-Atlantische betrekkingen via de trans-Atlantische wetgeversdialoog;

127.

is verheugd over de mondiale gedragscode van de VN; dringt er bij de EDEO op aan nauw betrokken te blijven bij het proces en de andere VN-lidstaten te wijzen op het belang van een gemeenschappelijk bewustzijn van de mondiale uitdagingen en de noodzaak van intensieve samenwerking; is van mening dat de gedragscode niet alleen op platforms gericht moet zijn, maar ook op andere overheids- en niet-overheidsactoren; verzoekt de platforms meer middelen en capaciteit uit te trekken om toezicht te houden op schadelijke inhoud in lokale talen of dialecten; verzoekt de platforms benaderingen op te nemen om de risico’s van AI en andere technologieën te beperken; herhaalt dat de grondrechten in de gedragscode moeten worden gewaarborgd; is van mening dat een wijziging van het internationale recht uiterst moeilijk zal zijn, en stelt derhalve voor dat de EU nauw samenwerkt met gelijkgestemde partners om tot internationale reacties op buitenlandse informatiemanipulatie en inmenging te komen;

128.

is bezorgd over de eerbiediging van de grondrechten in het VN-proces inzake de opstelling van een mondiaal verdrag inzake cybercriminaliteit; verzoekt de Commissie en de EDEO om ervoor te zorgen dat de Europese normen, rechten en waarden tijdens het proces in acht worden genomen, onder meer door het Verdrag van Boedapest te promoten als de mondiale standaard; herinnert aan het gevaar dat processen ter bestrijding van desinformatie worden gebruikt als voorwendsel om de vrijheid van de media in te perken;

129.

herinnert eraan dat bij alle inspanningen om buitenlandse inmenging tegen te gaan alles in het werk moet worden gesteld om maatschappelijke organisaties, bestaande uitspraken van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens en het Europese Hof van Justitie, alsook het Handvest van de grondrechten van de EU te eerbiedigen, en niet mogen worden misbruikt om restrictief beleid te rechtvaardigen en te legitimeren, wat een zorg is die zich ook uitstrekt tot de EU-lidstaten; pleit voor strengere toepassing van de criteria voor opschorting of opzegging van overeenkomsten met niet-EU-landen, bijvoorbeeld bij mensenrechtenschendingen, aangezien de huidige toepassing van die criteria de EU blootstelt aan buitenlandse invloed;

130.

veroordeelt de pogingen van particuliere militaire bedrijven, zoals de Wagnergroep en andere gewapende groepen, milities en gevolmachtigden, zoals de Kadyrovieten en de Nachtwolven, om democratische processen in verschillende landen in de wereld te beïnvloeden; veroordeelt de recente bedreigings- en intimidatieberichten die door de Wagnergroep naar het Europees Parlement zijn gestuurd; verzoekt de Raad en de lidstaten om Russische particuliere militaire bedrijven op de EU-lijst van terroristische organisaties te plaatsen; verzoekt de EDEO om met gelijkgestemde partners een initiatief in het leven te roepen ter bestrijding van kwaadwillende groepen van niet-overheidsactoren, zoals de Wagnergroep; benadrukt dat de bestaande instrumentaria van de EU reacties moeten bevatten, zoals sancties, op financiering door niet-EU-staten of samenwerking met particuliere militaire bedrijven in kwetsbare regio’s;

131.

wijst op het belang van nauwe en voortdurende samenwerking met de landen van het Oostelijk Partnerschap, met name Oekraïne en andere kandidaat-lidstaten, bij het opbouwen van weerbaarheid tegen hybride aanvallen; is van mening dat deze mogelijke samenwerking de vorm zou kunnen aannemen van een “Informatie-Ramstein”, naar het voorbeeld van de defensiecontactgroep Ramstein, waarin mediadeskundigen uit Oekraïne, de EU en daarbuiten samenkomen om de lessen te bespreken die zijn getrokken uit de weerbaarheid van Oekraïne tegen de Russische informatieoorlogsvoering en om gezamenlijke operaties te ontwikkelen; moedigt de EU en haar lidstaten voorts aan om nauwer samen te werken met Taiwan bij het tegengaan van desinformatiecampagnes en inmengingsoperaties;

132.

verzoekt de Commissie en de EDEO om meer samen te werken met andere gelijkgestemde partners bij het ontwikkelen van mechanismen voor het aanpakken van inmenging in verkiezingen, bijvoorbeeld met de verkiezingsautoriteiten van Taiwan, Canada, Australië en Brazilië; roept op tot meer samenwerking met de NAVO bij het versterken van de weerbaarheid van de EU- en de NAVO-lidstaten; roept de EU-delegaties en ambassades van de lidstaten in derde landen op voortdurend desinformatietechnieken en -actoren in de respectieve landen waar zij gevestigd zijn te monitoren en in kaart te brengen, waarvoor zij de benodigde middelen moeten krijgen, en om partnerlanden te helpen bij de ontwikkeling en versterking van hun kritieke verkiezingsinfrastructuur, en om ambitieuze normen vast te stellen voor een betere interpretatie van het bestaande internationale recht; acht het noodzakelijk om geactualiseerde opleidingen te organiseren voor EU-ambtenaren en -diplomaten met betrekking tot buitenlandse informatiemanipulatie en inmenging;

133.

herhaalt zijn aanbeveling om, op initiatief van de EDEO en met voldoende financiering, regionale strategische communicatiecentra buiten de EU op te richten; is van oordeel dat deze meertalige centra de stem van de EU in de prioritaire regio’s (d.w.z. de Westelijke Balkan, het Indo-Stille Oceaangebied, het Midden-Oosten en Noord-Afrika, Latijns-Amerika en West- en Oost-Afrika) moeten versterken, de reikwijdte van de regionale media moeten verbeteren en vanuit het buitenland gesponsorde informatiemanipulatie- en desinformatiecampagnes die gericht zijn tegen de waarden en belangen van de EU moeten tegengaan; onderstreept dat de activiteiten van de centra ook ondersteuning moeten bieden aan EU-delegaties en diplomatieke missies van de lidstaten, synergieën moeten bieden met de EU-mediadienstverleners die in deze regio’s aanwezig zijn en voorrang moeten geven aan samenwerking met lokale media en opiniebeïnvloeders;

134.

verzoekt de EDEO en de lidstaten nauw te blijven samenwerken met gelijkgestemde partners bij het vaststellen van gemeenschappelijke normen voor en definities van verantwoordelijk staatsgedrag, en bij het ontwikkelen van instrumenten en wetgeving om buitenlandse informatiemanipulatie en inmenging tegen te gaan; verzoekt de EDEO de multilaterale en multistakeholdersamenwerking met niet-EU-landen, het maatschappelijk middenveld en de industrie voor de bestrijding van buitenlandse informatiemanipulatie en inmenging te versterken door middel van gelijkgestemde partnerschappen en van internationale diplomatieke dialogen en fora, en tegelijkertijd er bij het ontwikkelen van instrumenten om buitenlandse informatiemanipulatie en inmenging tegen te gaan voor te zorgen dat de grondrechten worden gewaarborgd; betreurt dat sommige EU-lidstaten de vacante posities van nationale deskundigen binnen het hybride kenniscentrum van de EU nog steeds niet hebben ingevuld; verzoekt de lidstaten nationale vertegenwoordigers en deskundigen in het hybride kenniscentrum te benoemen;

135.

onderstreept het belang van parlementaire diplomatie en missies om de ontmaskeringsinspanningen en strategische belangen van de EU te versterken en om doeltreffend te communiceren met niet-EU-landen, met name in Afrika en de regio Midden-Oosten/Noord-Afrika; onderstreept de grote waarde van de initiatieven van het Parlement en zijn diensten ter ondersteuning van de parlementaire democratie in niet-EU-landen door het democratisch functioneren van parlementen, de parlementaire bemiddeling en dialoog te versterken, verkiezingen waar te nemen en debatten met het maatschappelijk middenveld aan te gaan;

136.

wijst op het potentieel voor de EU om bij te dragen aan de totstandbrenging van een mondiale gemeenschap voor personen die feiten controleren en mondiale kwaliteitsnormen voor het controleren van feiten, geïnspireerd op het Europese reglement met normen voor onafhankelijke organisaties die feiten controleren; acht het voorts noodzakelijk dat de EU inspanningen op het gebied van het controleren van feiten in kandidaat-lidstaten en uitbreidingslanden ondersteunt;

137.

is ingenomen met de steun die via het Europees Fonds voor democratie wordt verleend, maar is van mening dat de EU meer actie moet ondernemen om onafhankelijke journalistiek te ondersteunen in gebieden die worden beïnvloed door kwaadwillende buitenlandse actoren, zoals Rusland en China, en om strategische steun en structurele financiering te verlenen aan lokale ngo’s, maatschappelijke organisaties, personen die feiten controleren en media die buiten de EU zijn gevestigd, ook in landen met een hoog risico, uitbreidingslanden en kandidaat-lidstaten; herhaalt derhalve zijn oproep voor de oprichting van een specifiek Europees fonds voor democratische media ter ondersteuning van de journalistiek in de uitbreidingslanden, de landen van het Europees nabuurschap en de kandidaat-lidstaten; merkt op dat veel journalisten uit Oekraïne naar de EU zijn gekomen, samen met het groeiende aantal oorlogsvluchtelingen, en roept op tot naar maat gesneden steun voor het Oekraïense medialandschap, dat door de Russische invasie ernstige schade heeft geleden; verzoekt de EDEO een parlementaire dimensie op te nemen in zijn outreach- en capaciteitsopbouwinitiatieven in de landen van het Europees nabuurschap, ter ondersteuning van maatschappelijke organisaties en onafhankelijke media;

138.

is van oordeel dat de EU een belangrijk knooppunt is geworden voor onafhankelijke nieuwsredacties uit Rusland en Belarus, aangezien deze landen de onafhankelijke media op hun grondgebied hebben uitgeroeid; is van mening dat onafhankelijke media kunnen bijdragen aan het tegengaan van de desinformatie die door het Kremlin wordt verspreid en op lange termijn aan de omvorming van Rusland tot een democratischer land dat in vrede met zijn buren leeft; verzoekt de Commissie derhalve een gestructureerde langetermijnaanpak te ontwikkelen, met inbegrip van de vaststelling van een voldoende gefinancierd beleid dat voorziet in basissteun op lange termijn voor onafhankelijke Russische en Belarussische media en journalistiek in ballingschap;

139.

verzoekt de Commissie en de EDEO over te schakelen van een landenneutrale benadering naar een risicogebaseerde benadering, en er niet voor terug te deinzen om de landen die zich schuldig hebben gemaakt aan pogingen tot buitenlandse inmenging, bekend te maken en bij naam te noemen op internationale fora als de VN, teneinde andere landen bewust te maken van de risico’s die dit probleem met zich brengt;

o

o o

140.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

(1)  Aangenomen teksten, P9_TA(2022)0070.

(2)  Aangenomen teksten, P9_TA(2023)0030.

(3)   PB C 347 van 9.9.2022, blz. 61.

(4)  Aangenomen teksten, P9_TA(2022)0406.

(5)   PB C 347 van 9.9.2022, blz. 2.

(6)  Aangenomen teksten, P9_TA(2022)0448.

(7)   PB C 224 van 27.6.2018, blz. 58.

(8)   PB C 23 van 21.1.2021, blz. 152.

(9)   PB C 184 van 5.5.2022, blz. 71.

(10)   PB L 156 van 5.5.2021, blz. 1.

(11)   PB L 277 van 27.10.2022, blz. 1.

(12)   PB L 333 van 27.12.2022, blz. 164.

(13)  Aangenomen teksten, P9_TA(2023)0027.

(14)   PB L 207 van 11.6.2021, blz. 1.

(15)  Verordening (EU) 2022/2065 van het Europees Parlement en de Raad van 19 oktober 2022 betreffende een eengemaakte markt voor digitale diensten en tot wijziging van Richtlijn 2000/31/EG (digitaledienstenverordening) (PB L 277 van 27.10.2022, blz. 1).

(16)  Verslag van de effectbeoordeling bij het document Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de informatiebeveiliging in de instellingen, organen en instanties van de Unie (SWD(2022)0066). https://www.europarl.europa.eu/doceo/document/A-9-2023-0064_NL.html

(17)  Samenvatting van de effectbeoordeling bij het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende horizontale cyberbeveiligingsvereisten voor producten met digitale elementen en tot wijziging van Verordening (EU) 2019/1020 (SWD(2022)0282).

(18)  Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie (PB L 141 van 5.6.2015, blz. 73).

(19)  Toespraak van vicevoorzitter Jourová over de verdediging van de EU-waarden ten tijde van de oorlog.

(20)  Voorstel voor een richtlijn tot bescherming van bij publieke participatie betrokken personen tegen kennelijk ongegronde of onrechtmatige gerechtelijke procedures (“strategische rechtszaken tegen publieke participatie”) (COM(2022)0177).

(21)  Voorstel voor een verordening tot vaststelling van een gemeenschappelijk kader voor mediadiensten op de interne markt (“verordening mediavrijheid”) en tot wijziging van Richtlijn 2010/13/EU (COM(2022)0457).

(22)  Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).

(23)  Verordening (EU) 2019/452 van het Europees Parlement en de Raad van 19 maart 2019 tot vaststelling van een kader voor de screening van buitenlandse directe investeringen in de Unie (PB L 79 I van 21.3.2019, blz. 1).

(24)  Voorstel voor een verordening tot vaststelling van een kader om een veilige en duurzame voorziening van kritieke grondstoffen te waarborgen, en tot wijziging van de Verordeningen (EU) 168/2013, (EU) 2018/858, 2018/1724 en (EU) 2019/1020 (COM(2023)0160).

(25)  Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een kader voor maatregelen ter versterking van het Europese ecosysteem voor halfgeleiders (chipverordening) (COM(2022)0046).

(26)  Arrest van 22 november 2022, Luxembourg Business Registers, C-37/20, C-37/20, ECLI:EU:C:2022:912.

(27)  Richtlijn (EU) 2018/843 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 tot wijziging van Richtlijn (EU) 2015/849 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, en tot wijziging van de Richtlijnen 2009/138/EG en 2013/36/EU (PB L 156 van 19.6.2018, blz. 43).

(28)  Interinstitutioneel Akkoord van 20 mei 2021 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie over een verplicht transparantieregister (PB L 207 van 11.6.2021, blz. 1).

(29)  Besluit (GBVB) 2022/884 van de Raad van 3 juni 2022 tot wijziging van Besluit 2014/512/GBVB betreffende beperkende maatregelen naar aanleiding van acties van Rusland die de situatie in Oekraïne destabiliseren (PB L 153 van 3.6.2022, blz. 128).

(30)  Studie getiteld “How to Do Trusted Research: China-Specific Guidelines for European Stakeholders”, gepubliceerd in september 2022.

(31)  Arrest van 27 juli 2022, RT France/Raad, T-125/22, ECLI:EU:T 2022:483.

(32)  Resolutie van het Europees Parlement van 19 mei 2022 over de sociale en economische gevolgen voor de EU van de Russische oorlog in Oekraïne — versterking van het vermogen van de EU om op te treden (PB C 479 van 16.12.2022, blz. 75).


ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2023/1226/oj

ISSN 1977-0995 (electronic edition)


Top