Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52023AE3253

    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende een snellere en veiligere vermindering van te veel ingehouden bronbelasting (COM(2023) 324 final — 2023/0187 (CNS))

    EESC 2023/03253

    PB C, C/2024/1580, 5.3.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2024/1580/oj (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2024/1580/oj

    European flag

    Publicatieblad
    van de Europese Unie

    NL

    Serie C


    C/2024/1580

    5.3.2024

    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende een snellere en veiligere vermindering van te veel ingehouden bronbelasting

    (COM(2023) 324 final — 2023/0187 (CNS))

    (C/2024/1580)

    Rapporteur:

    Benjamin RIZZO

    Adviesaanvraag

    Raad van de Europese Unie, 28.7.2023

    Rechtsgrond

    Artikel 113 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

    Bevoegde afdeling

    Economische en Monetaire Unie, Economische en Sociale Samenhang

    Goedkeuring door de afdeling

    15.11.2023

    Goedkeuring door de voltallige vergadering

    13.12.2023

    Zitting nr.

    583

    Stemuitslag

    (voor/tegen/onthoudingen)

    198/0/2

    1.   Conclusies en aanbevelingen

    1.1.

    Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) staat achter het streven van de Commissie naar het vermijden van dubbele belasting en ingewikkelde procedures voor verlaagde tarieven, die in het nadeel zijn van beleggers die in een transnationale context effecten aanhouden. Snellere en efficiëntere procedures zullen grensoverschrijdende beleggingen ondersteunen in het belang van de interne markt.

    1.2.

    Het EESC waardeert de meerwaarde die het voorstel van de Commissie zou kunnen opleveren voor grensoverschrijdende beleggingen in de hele EU, met name voor retailbeleggers, door de procedures aanzienlijk te vereenvoudigen. Het voorstel is dan ook in overeenstemming met de doelstelling om een kapitaalmarktenunie tot stand te brengen en het algemene concurrentievermogen van de interne markt te versterken.

    1.3.

    Het EESC waardeert de inspanningen van de Commissie om fraude en belastingmisbruik met betrekking tot terugvorderingsregelingen voor bronbelasting (cum/ex- en cum/cum-fraude) aan te pakken, hetgeen zal leiden tot een eerlijker belastingstelsel in de lidstaten, een betere inning van belastinginkomsten en een betere samenwerking tussen belastingautoriteiten.

    1.4.

    Het EESC merkt op dat het voorstel van de Commissie overeenstemt met de aanbevelingen van de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA) in haar “Final report on Cum/Ex, Cum/Cum and withholding tax reclaim schemes”, waarin wordt aangedrongen op specifieke maatregelen op EU-niveau teneinde fraude en misbruik te bestrijden.

    1.5.

    Het EESC is ingenomen met de invoering van de elektronische verklaring van fiscale woonplaats (eTRC, electronic Tax Residence Certificate), een uniform, EU-breed document dat de timing van terugbetalingen zal verbeteren en aldus de transnationale beleggers ten goede zal komen. Het EESC suggereert dat de eTRC kan worden gebruikt om ook nog andere kwesties dan die welke al in het voorstel aan bod komen te vereenvoudigen.

    1.6.

    Het EESC benadrukt dat de Commissie verwacht dat het voorstel aanzienlijke kostenbesparingen zal opleveren in vergelijking met de status quo en moedigt de Commissie aan om periodiek na te gaan of die besparingen daadwerkelijk worden gerealiseerd.

    1.7.

    Financiële instellingen moeten zich bij elke lidstaat registreren en derhalve verwacht de Commissie op korte termijn hogere nalevingskosten, die in de loop der tijd zouden moeten dalen om op lange termijn aanzienlijke voordelen op te leveren. In dit verband beveelt het EESC gerichte inspanningen aan om de nalevingskosten zo laag mogelijk te houden in de beginfase van de uitvoering van de nieuwe regels.

    1.8.

    Het EESC staat achter de keuze van de Commissie om een de-minimisdrempel vast te stellen, waarbij aan beleggers met een dividenduitkering van minder dan 1 000 EUR geen informatie wordt gevraagd over financiële regelingen of minimale aanhoudingsperiodes. Deze keuze lijkt een evenwicht te vinden tussen de doeltreffendheid van de nieuwe regels ten behoeve van de interne markt en de beleggers en de noodzaak van vereenvoudiging door te vermijden dat kleine hoeveelheden aangehouden effecten gepaard gaan met buitensporig zware verplichtingen.

    1.9.

    Het EESC moedigt de lidstaten aan om tijdens de uitvoeringsperiode zonder dralen jaarverslagen in te dienen bij de Commissie, met statistieken over de hoeveelheid teruggevorderde bronbelasting waarvoor zowel binnen de gestelde termijnen als erna terugbetaling of vermindering is verleend, om ervoor te zorgen dat de teruggevorderde bronbelasting geleidelijk wordt terugbetaald/verminderd binnen de in het Commissievoorstel vastgestelde ambitieuze termijn van maximaal 25 dagen.

    1.10.

    Het EESC merkt op dat de mogelijke sancties tegen financieel intermediairs zoals bedoeld in artikel 17 van het voorstel worden gedelegeerd aan de lidstaten. De sancties moeten doeltreffend en afschrikkend, evenredig en redelijk zijn om een snelle uitvoering van de nieuwe regels te combineren met de noodzaak voor financieel intermediairs om zich aan te passen aan de door de Commissie omarmde nieuwe regelgevingsaanpak.

    2.   Voorstel van de Commissie

    2.1.

    Het aanhouden van effecten in een grensoverschrijdende context resulteert momenteel in een dubbele belasting voor beleggers met betrekking tot dividenden en rentes die respectievelijk voortvloeien uit het aanhouden van aandelen en obligaties. Inderdaad wordt er mogelijk twee keer belasting geheven, eerst in het land van de uitgevende instelling van de effecten (bronland) in de vorm van belasting die wordt ingehouden op de bruto-inkomsten uit effecten (bronbelasting), en ten tweede in het land waar de belegger verblijfplaats heeft (woonland), aangezien deze inkomsten zullen worden belast.

    2.2.

    Om dit soort dubbele belasting te vermijden, zijn verdragen tot het vermijden van dubbele belasting (dubbelbelastingverdragen) ingevoerd om het mogelijk te maken de heffingsbevoegdheid tussen het bron- en het woonland te delen. Niet-ingezeten beleggers hebben dus mogelijk recht op een lager bronbelastingtarief of op een vrijstelling in het bronland. Bovendien zou de binnenlandse wetgeving in sommige bronlanden kunnen voorzien in een verlaagd belastingtarief of belastingvrijstelling. Deze verlaagde belasting of belastingvrijstelling kan direct worden toegepast wanneer het dividend/de rente wordt uitgekeerd (vermindering aan de bron), of door terugbetaling van de te veel ingehouden belasting op basis van een terugvordering door de belegger (teruggaafprocedure).

    2.3.

    De bronbelastingprocedures op basis van belastingverdragen of binnenlandse voordelen die van toepassing zijn op niet-ingezeten beleggers zijn echter vaak belastend en langdurig, omdat ze aanzienlijk verschillen tussen de lidstaten, die verschillende digitaliseringsniveaus hebben en in elke jurisdictie verschillende documenten vereisen. Bovendien dreigen bronbelastingprocedures belastingfraude en -misbruik mogelijk te maken, hetgeen leidt tot inkomstenderving voor de lidstaten, zoals blijkt uit recente schandalen (de cum/cum- en cum/ex-zaken). In dergelijke gevallen ging het om buitensporige terugbetalingen die zonder rechten werden verkregen.

    2.4.

    De beschreven situatie ontmoedigt in feite grensoverschrijdende beleggingen in de EU, met name voor particuliere beleggers, als gevolg van lange en dure procedures die haaks staan op de doelstellingen om een kapitaalmarktenunie tot stand te brengen en op het algemene concurrentievermogen van de interne markt. Deze nadelen worden aangevuld met het genoemde risico van fraude en misbruik, waardoor de belastinginkomsten van de lidstaten negatief worden beïnvloed.

    2.5.

    In de effectbeoordeling die de Commissie heeft uitgevoerd voor de beoordeling van mogelijke wetgevingsoplossingen werden drie levensvatbare beleidsopties onderscheiden: a) het opzetten van een gemeenschappelijke digitale verklaring van fiscale woonplaats (eTRC) en gezamenlijke rapportage; b) de invoering van een systeem voor vermindering aan de bron; c) de invoering van een systeem van snelle teruggave binnen een vastgestelde termijn en/of een systeem voor vermindering aan de bron. De derde optie wordt beschouwd als de meest doeltreffende in termen van effectiviteit (snelheid, eenvoud en digitalisering van procedures) en politieke haalbaarheid.

    2.6.

    Het wetgevingsvoorstel van de Commissie heeft tot doel de procedurele context te verbeteren, de dubbele doelstelling na te streven om de goede werking van de kapitaalmarktenunie te ondersteunen door enerzijds grensoverschrijdende beleggingen te vergemakkelijken en anderzijds eerlijke belastingen te waarborgen door belastingfraude en -misbruik te verminderen. Volgens ramingen van de Commissie zullen de besparingen voor beleggers die worden veroorzaakt door de uitvoering van het nieuwe voorstel ongeveer 5,17 miljard EUR per jaar bedragen.

    2.7.

    Het voorstel is opgebouwd uit twee bouwstenen (die in de hoofdstukken 2 en 3 worden behandeld). Hoofdstuk 2 voorziet in de invoering van een EU-brede digitale verklaring van fiscale woonplaats en hoofdstuk 3 gaat in op de procedures voor de vermindering van bronbelasting. Het omvat ook de procedure voor het opzetten van nationale registers voor specifieke financieel intermediairs (gecertificeerde financieel intermediairs — CFI), een gestandaardiseerde rapportageverplichting voor dergelijke CFI, en de verplichting voor lidstaten om een systeem voor vermindering aan de bron of een systeem voor snelle teruggave of een combinatie van beide op te zetten.

    2.8.

    De gemeenschappelijke eTRC moet door alle lidstaten worden ingevoerd en zal een snelle en veilige administratieve procedure bieden om de fiscale woonplaats van EU-belastingplichtigen te bevestigen. Overeenkomstig artikel 4 komt er een gemeenschappelijke inhoud voor de eTRC, ongeacht de lidstaat van afgifte, d.w.z. de lidstaat van verblijf. Bovendien wordt voorgesteld om, ter vermindering van de administratieve lasten, een eTRC te verstrekken die een kalenderjaar bestrijkt indien het verzoek wordt ingediend in een lopend jaar voor dat belastingjaar.

    2.9.

    De lidstaten zijn verplicht om binnen één dag een eTRC af te geven, mits ze over een specifieke reeks gegevens beschikken en er zich geen uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een vertraging teweegbrengen. In de gevallen waarin de afgiftetermijn van één dag niet wordt nageleefd, moet de verzoekende partij door de betrokken lidstaat op de hoogte worden gebracht. Om aan de eis van een afgiftetermijn van één dag te voldoen, moeten de lidstaten een volledig geautomatiseerd systeem voor de uitgifte van eTRC ontwikkelen.

    2.10.

    Om in aanmerking te komen voor de procedures voor de vermindering van bronbelasting die de kern van de richtlijn vormen, moeten beleggers een beroep kunnen doen op financieel intermediairs die gecertificeerd zijn om deze diensten te verlenen. Er zijn twee redenen om als CFI te worden gecertificeerd en dus toegang te krijgen tot de procedures van deze richtlijn: a) op verplichte basis voor grote instellingen; b) op vrijwillige basis voor alle andere entiteiten.

    2.11.

    Met betrekking tot degenen die moeten rapporteren, worden rapportageverplichtingen in gang gezet door registratie in een van de nationale registers. Alle gecertificeerde financieel intermediairs die in een of meer van de nationale registers zijn opgenomen, moeten rapporteren aan de autoriteit die het register bijhoudt, en in voorkomend geval aan de inhoudingsplichtige instantie, ongeacht hun woonland (EU of buiten de EU, of in een lidstaat met of zonder een eigen nationaal register).

    2.12.

    Wat de inhoud van de rapportage betreft, is in de richtlijn een gemeenschappelijke reeks rapportage-elementen vastgesteld (bijlage II). Elke gecertificeerde financieel intermediair rapporteert alleen over het deel van de transactie dat voor hem zichtbaar is, d.w.z. van wie hij de dividenduitkering of rentebetaling ontvangt en aan wie hij het dividend of de rente uitbetaalt. De ontvanger van de volledige rapportage, hetzij de belastingdienst van het bronland of een namens hem aangewezen inhoudingsplichtige instantie, zal dus over alle noodzakelijke informatie beschikken om de financiële keten van de transactie te reconstrueren, van de belegger tot de uitgevende instelling van de effecten.

    2.13.

    De belastingdienst kan aan de hand van de gerapporteerde informatie vaststellen wie de uiteindelijke belegger is en of hij in aanmerking komt voor het verlaagde bronbelastingtarief. Het risico van dubbele teruggaaf wordt dus beperkt en belastingdiensten worden beter in staat gesteld om andere misbruik- en frauduleuze praktijken op te sporen en te bestrijden.

    2.14.

    Wat de werking van de rapportage betreft, zal deze plaatsvinden via een gestandaardiseerd XML-formaat dat in een uitvoeringshandeling van de Commissie zal worden vastgesteld. Het geautomatiseerde kanaal voor het verstrekken van de informatie door de marktdeelnemers aan de overeenkomstige belastingdienst of inhoudingsplichtige instantie die namens deze optreedt, wordt gestandaardiseerd en vastgelegd in deze uitvoeringshandeling.

    2.15.

    De termijn voor het rapporteren van de informatie is uiterlijk 25 dagen na de registratiedatum. Rapportage moet zo snel mogelijk na de registratiedatum plaatsvinden, tenzij een afwikkelingsopdracht met betrekking tot een deel van een transactie op de registratiedatum nog in behandeling is, in welk geval de rapportage voor die transactie zo spoedig mogelijk na de afwikkeling moet plaatsvinden.

    2.16.

    Het voorstel voorziet ook in: a) een systeem voor vermindering aan de bron; en b) een systeem van snelle teruggave. Bij een systeem voor vermindering aan de bron wordt het juiste belastingbedrag toegepast door de inhoudingsplichtige instantie op het moment van de dividenduitkering of rentebetaling (artikel 12). Bij een systeem van snelle teruggave wordt de belasting ingehouden tegen het hoogste tarief dat wordt toegepast in het bronland, maar de te veel ingehouden belasting wordt dan teruggegeven binnen een bepaalde termijn van maximaal 25 dagen vanaf de datum van het verzoek of vanaf de datum waarop aan de vereiste rapportering is voldaan, waarbij de laatste van deze twee data geldt.

    2.17.

    Ter vereenvoudiging is een de-minimisregel ingevoerd voor rapportageverplichtingen en due diligence-procedures, waarbij aan beleggers met een dividenduitkering van minder dan 1 000 EUR geen informatie wordt gevraagd over financiële regelingen of minimale aanhoudingsperiodes.

    2.18.

    Om ervoor te zorgen dat binnen de gestelde termijn (maximaal 25 dagen) terugbetaling of vermindering wordt verleend voor te veel ingehouden bronbelasting die wordt teruggevorderd, moeten de lidstaten jaarlijks bij de Commissie statistieken indienen over het aantal terugvorderingen waarvoor er binnen de gestelde termijn en het aantal waarvoor er na de gestelde termijn terugbetaling of vermindering is verleend.

    2.19.

    Ten slotte stellen de lidstaten, overeenkomstig artikel 17 van het voorstel, “de voorschriften vast ten aanzien van de sancties die van toepassing zijn op overtredingen van nationale bepalingen die zijn vastgesteld op grond van deze richtlijn en nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat deze sancties worden uitgevoerd.”.

    3.   Algemene en specifieke opmerkingen

    3.1.

    Het EESC stelt met voldoening vast dat de Commissie, getuige haar voorstel, streeft naar het vermijden van dubbele belasting en veel te ingewikkelde procedures voor verlaagde tarieven, die in het nadeel zijn van beleggers die in een transnationale context effecten aanhouden. Snellere en efficiëntere bronbelastingprocedures zullen grensoverschrijdende beleggingen ondersteunen, waarbij de huidige nadelen in het volle belang van de kapitaalmarktenunie als een essentieel onderdeel van de interne markt van de EU worden vermeden.

    3.2.

    Het EESC waardeert ook de inspanningen van de Commissie om fraude en belastingmisbruik te voorkomen of op zijn minst terug te dringen, hetgeen zal leiden tot een eerlijker belastingstelsel in de lidstaten en tot een toegenomen inning van belastinginkomsten door de lidstaten. De extra inkomsten kunnen inderdaad worden ingezet om groei en openbare diensten binnen de lidstaten te bevorderen en om bij te dragen aan de groene en digitale transitie, in overeenstemming met de EU-doelstellingen.

    3.3.

    Het EESC is ingenomen met de invoering van een uniforme, EU-brede digitale verklaring van fiscale woonplaats (eTRC, electronic Tax Residence Certificate), die de timing van terugbetalingen zal verbeteren en aldus beleggers die bepaalde beleggingen aanhouden, ten goede zal komen. Het EESC suggereert dat de eTRC kan worden gebruikt om ook nog andere kwesties dan die welke al in het voorstel aan bod komen te vereenvoudigen. De informatie over de eTRC moet indien nodig in meerdere talen beschikbaar zijn, waardoor terugbetalingen efficiënter verlopen.

    3.4.

    Het EESC is het met de Commissie eens dat het aanhoudende risico van fraude of misbruik van de belastingdiensten aanzienlijke middelen vergt, die zouden kunnen worden geïnvesteerd om andere prioriteiten aan te pakken nadat een naar behoren gedigitaliseerd en doeltreffend systeem is ingevoerd om snelle terugbetalingen binnen een bepaald tijdsbestek mogelijk te maken, en/of als er vanaf het begin een systeem van vermindering aan de bron wordt ingevoerd.

    3.5.

    Het EESC deelt de mening van de Commissie dat een Europees wetgevingsinitiatief beter geschikt is dan afzonderlijke acties van de lidstaten om kwesties aan te pakken die verband houden met belastingheffing op effecten in een transnationale context. Een gelijk speelveld voor zowel nationale als buitenlandse beleggers en voor binnenlandse en niet-ingezeten intermediairs zou het best door een EU-richtlijn kunnen worden nagestreefd. Nationale initiatieven kunnen inderdaad leiden tot discrepanties en nalevingskosten, terwijl een richtlijn op basis van artikel 115 VWEU om de nationale wetgeving die van invloed is op de werking van de interne markt, op elkaar af te stemmen, geschikter lijkt om de doelstellingen van de Commissie te verwezenlijken.

    3.6.

    Het EESC waardeert de algemene steun van de lidstaten voor het Commissievoorstel. Tegelijkertijd is het vermeldenswaard dat sommige lidstaten waar het binnenlandse tarief voor niet-ingezeten beleggers lager of hetzelfde is als het tarief in het belastingverdrag, wellicht geen procedures voor teruggave hebben of nodig hebben. Anderzijds zijn de lidstaten waar het interne bronbelastingtarief hoger is dan het toepasselijke belastingverdrag met zekerheid meer geïnteresseerd in het verbeteren van de transparantie en het standaardiseren van procedures.

    3.7.

    In dit verband merkt het Comité op dat het Commissievoorstel ten goede zal komen aan in de EU ingezeten en niet-ingezeten beleggers met een gediversifieerde portefeuille in de hele EU, waardoor zij toegang krijgen tot de verlaagde tarieven waarop zij recht hebben wanneer zij over de grenzen heen beleggen en zo grensoverschrijdende beleggingen aanmoedigen. Derhalve wordt aanbevolen het voorstel snel goed te keuren, in het belang van de interne markt.

    3.8.

    Het EESC merkt op dat het Commissievoorstel in overeenstemming is met eerdere wetgeving en met name met de richtlijn bestrijding belastingontwijking, de richtlijn administratieve samenwerking en de richtlijn ter bestrijding van misbruik van lege entiteiten, waarover het EESC uitgesproken positieve adviezen heeft uitgebracht. Het voorliggende initiatief, dat betrekking heeft op fiscale misbruikpraktijken inzake niet eerder gedekte bronbelastingprocedures, is niet alleen consistent met het huidige rechtskader, maar vult het ook aan.

    3.9.

    Het EESC waardeert het feit dat de Commissie in haar voorstel rekening houdt met de aanbevelingen van ESMA in haar “Final report on Cum/Ex, Cum/Cum and withholding tax reclaim schemes”, waarin wordt gepleit voor specifieke maatregelen op belastinggebied op EU-niveau om fraude en misbruik effectief te bestrijden.

    3.10.

    Het EESC is van mening dat de door de Commissie uitgevoerde raadpleging, waaraan talrijke belanghebbenden hebben deelgenomen (1 682 reacties), het proces transparanter en democratischer heeft gemaakt, ondanks de zeer technische aard van de zaak. lidstaten, beleggers, financiële instellingen en belastingautoriteiten werden hier naar behoren bij betrokken. Uit het hele proces blijkt dat er brede consensus bestaat over de problemen die voortvloeien uit de verschillende bronbelastingprocedures in de lidstaten, en over de noodzaak van EU-maatregelen om de gefragmenteerde en inefficiënte situatie aan te pakken.

    3.11.

    Het EESC benadrukt dat de Commissie van de uitvoering van het voorstel aanzienlijke kostenbesparingen verwacht in vergelijking met de status quo, en moedigt de Commissie aan om periodiek na te gaan of die besparingen daadwerkelijk worden gerealiseerd wanneer het voorstel van kracht wordt. Wat de financiële instellingen betreft, verwacht de Commissie op korte termijn hogere nalevingskosten, die in de loop der tijd zouden moeten dalen om op lange termijn aanzienlijke voordelen op te leveren. Het EESC beveelt gerichte inspanningen aan om de nalevingskosten zo laag mogelijk te houden in de beginfase van de uitvoering van de nieuwe regels.

    3.12.

    Het EESC staat achter de keuze van de Commissie om een de-minimisdrempel vast te stellen, waarbij aan beleggers met een dividenduitkering van minder dan 1 000 EUR geen informatie wordt gevraagd over financiële regelingen of minimale aanhoudingsperiodes. Door deze keuze lijkt er een evenwicht te worden gevonden tussen enerzijds de doeltreffendheid van de nieuwe regels (ten behoeve van de interne markt en de beleggers) en anderzijds de noodzaak om de buitensporig zware verplichtingen met betrekking tot kleine hoeveelheden aangehouden effecten te vereenvoudigen.

    3.13.

    Het EESC merkt op dat de mogelijke sancties tegen financieel intermediairs zoals bedoeld in artikel 17 van het voorstel worden gedelegeerd aan de lidstaten. De sancties moeten doeltreffend en afschrikkend, evenredig en redelijk zijn om een evenwicht te vinden tussen een snelle uitvoering van het nieuwe systeem en de noodzaak voor financieel intermediairs om zich aan te passen aan de door de Commissie omarmde nieuwe regelgevingsaanpak.

    3.14.

    Het EESC beveelt een adequate samenwerking aan tussen de nationale belastingautoriteiten en tussen de nationale autoriteiten en de Europese Commissie, met name in de eerste periode waarin de nieuwe regels worden toegepast, teneinde het nieuwe systeem binnen een redelijke termijn stevig te kunnen opzetten en ervoor te zorgen dat terugvorderingen van bronbelasting binnen de vastgestelde termijn van 25 dagen worden terugbetaald/verminderd.

    3.15.

    Het EESC wijst erop dat persoonsgegevens zullen worden verwerkt met het oog op de controle op de toepassing van het juiste bronbelastingtarief voor de belastingbetaler, en benadrukt dat de hoeveelheid te verwerken persoonsgegevens moet worden beperkt en dat moet worden doorgegeven wat nodig is om fraude of misbruik op het gebied van onderrapportage, niet-rapportage of belastingfraude op te sporen, in overeenstemming met de vereisten in de algemene verordening gegevensbescherming en het beginsel van gegevensminimalisatie, waarin wordt gesteld dat persoonsgegevens “toereikend [moeten] zijn, ter zake dienend en beperkt tot wat noodzakelijk is voor de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt”.

    Brussel, 13 december 2023.

    De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

    Oliver RÖPKE


    ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2024/1580/oj

    ISSN 1977-0995 (electronic edition)


    Top