Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52022XR2657

    Resolutie over de voorstellen van het Europees Comité van de Regio’s betreffende het werkprogramma van de Europese Commissie voor 2023

    COR 2022/02657

    PB C 375 van 30.9.2022, p. 1–8 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    30.9.2022   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 375/1


    Resolutie over de voorstellen van het Europees Comité van de Regio’s betreffende het werkprogramma van de Europese Commissie voor 2023

    (2022/C 375/01)

    HET EUROPEES COMITÉ VAN DE REGIO’S,

    gezien:

    het Protocol betreffende de samenwerking met de Europese Commissie van februari 2012,

    de resolutie van het CvdR over de prioriteiten van het Europees Comité van de Regio’s voor 2020-2025 (1),

    het eindverslag van de Conferentie over de toekomst van Europa,

    de bijdragen van de regionale parlementen met wetgevende bevoegdheden die zijn ontvangen in het kader van de samenwerkingsovereenkomst tussen CvdR en CALRE,

    zijn resolutie over het eindresultaat van de Conferentie over de toekomst van Europa,

    moedigt de Europese Commissie aan om via haar werkprogramma voor 2023 de volgende stappen te zetten:

    Toekomst van Europa

    1.

    is ingenomen met de aanbevelingen voor een democratischere, duurzamere en eerlijkere Europese Unie die zijn aangenomen door de plenaire vergadering van de Conferentie over de toekomst van Europa (hierna: de Conferentie). Het CvdR is vastbesloten bij te dragen tot de uitvoering van het eindverslag en tot de institutionele hervormingen die nodig zijn om een sterke relatie tot stand te brengen tussen de burgers en hun gekozen vertegenwoordigers op alle niveaus. Het CvdR heeft zijn voorstellen voor eventuele Verdragswijzigingen en aanpassingen van interinstitutionele akkoorden in een aparte resolutie uiteengezet;

    2.

    roept ertoe op in het werkprogramma van de Europese Commissie concrete initiatieven op te nemen om uitvoering te geven aan deze voorstellen, vooral met het oog op de ontwikkeling van plaatsgebonden participatiemethoden en de verankering ervan als vast onderdeel van de EU-besluitvorming, met inachtneming van de wetgevende bevoegdheden van regionale overheden;

    3.

    is derhalve ingenomen met het voorstel van de Conferentie om een systeem van EU-raadsleden in te voeren, dat het CvdR heeft geïnitieerd, als een manier om de afstand tussen de EU-instellingen en de burgers verder te verkleinen. Het CvdR is vastbesloten dit voorstel samen met de Europese Commissie uit te voeren via zijn Europees netwerk van regionale en lokale raadsleden en het project “Building Europe with Local Councillors”. Het CvdR pleit er verder voor jonge lokale politici en bestuurders zo veel mogelijk te betrekken bij het EU-wetgevingsproces, onder meer door zijn programma voor jonge gekozen politici (Young Elected Politicians) te promoten;

    4.

    dringt erop aan jongeren meer te betrekken bij democratische processen en op gestructureerde wijze met jongeren samen te werken (bijvoorbeeld via jeugdraden), en beschouwt burgerschapsvorming als een essentiële voorwaarde om burgers slagvaardiger te maken en in staat te stellen op geïnformeerde en actieve wijze deel te nemen aan het democratische leven; dringt erop aan in het werkprogramma van de Europese Commissie initiatieven op te nemen voor de ontwikkeling van een Europees leerplan voor burgerschapsvorming, de bevordering van Europese democratische waarden, kritisch denken, digitale vaardigheden en mediawijsheid, in partnerschap met de lokale en regionale overheden;

    5.

    dringt er bij de Europese Commissie op aan het voortouw te nemen in een snelle procedure om te komen tot een bevredigende en permanente oplossing voor de humanitaire crisis in het Middellandse Zeegebied. Deze procedure moet in de eerste plaats gericht zijn op de bescherming van de levens van migranten, maar ook op het waarborgen van de eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden. Het CvdR en de lokale en regionale overheden bieden elke vorm van samenwerking aan;

    6.

    verzoekt de Europese Commissie systematisch over te gaan tot subsidiariteitsbeoordeling wanneer zij wetgevingsvoorstellen indient op beleidsterreinen met gedeelde of coördinerende bevoegdheden;

    Oekraïne

    7.

    herhaalt zijn verzoek aan de Europese Commissie om een lokale faciliteit van de EU voor Oekraïense vluchtelingen op te zetten, niet als een nieuw fonds, maar als een operationeel en aanvullend instrument om de bureaucratie te verminderen en lokale leiders sneller toegang te geven tot de bestaande fondsen;

    8.

    benadrukt dat de lidstaten gebruik kunnen maken van de financiering voor de maatregelen uit hoofde van het cohesiebeleid ten behoeve van vluchtelingen in Europa (CARE) om pasklare oplossingen uit te werken voor de duurzame integratie van mensen met een migratieachtergrond door te investeren in huisvesting, onderwijs, werkgelegenheid, gezondheid, sociale inclusie en zorg of andere sociale diensten. Noodhulp aan vluchtelingen moet onafhankelijk van hun land van herkomst worden verleend;

    9.

    verzoekt de Europese Commissie te komen met een voorstel voor een herziening van de cohesiebeleidsmaatregelen ten behoeve van vluchtelingen in Europa, na te denken over oplossingen voor de korte en middellange termijn waarmee lokale en regionale overheden kunnen voorzien in de aanhoudende financiële behoeften in verband met de crisis in Oekraïne, en roept op tot krachtige maatregelen om mensenhandel te voorkomen en te bestrijden, tot waarborgen voor de toegang van vluchtelingen tot medische en psychologische zorg en tot rechten inzake seksuele en reproductieve gezondheid; spreekt zijn steun uit voor een pakket ter bescherming van minderjarige Oekraïense vluchtelingen en dringt aan op speciale maatregelen om kwetsbare vluchtelingen te beschermen;

    10.

    herhaalt met betrekking tot de toepassing van het beginsel “one in, one out”, waarbij nieuwe “lasten” op wetgevingsgebied alleen mogen worden ingevoerd voor zover eerdere “lasten” worden weggenomen, dat de fundamentele rechtvaardiging voor alle wetgeving in democratische gemeenschappen het maximaliseren van het nettovoordeel voor de samenleving als geheel is en dat de wetgevingsdoelstellingen van de EU en de strenge economische, sociale en milieunormen in stand moeten worden gehouden;

    11.

    is ingenomen met de activering van de richtlijn tijdelijke bescherming en benadrukt dat de erkenning van het recht op vrij verkeer en de autonomie van vluchtelingen leidt tot verlichting van de druk op de nationale asielstelsels en op de opvangcapaciteit in de grensregio’s. Het CvdR roept de Europese Commissie echter op om nog eens goed te kijken naar de relevantie van haar voorstel voor een verordening inzake instrumentalisering op het gebied van migratie en asiel en naar de definitie van instrumentalisering in het ontwerp voor een herziene Schengengrenscode, aangezien deze ook van toepassing zouden zijn op Oekraïense vluchtelingen die door het Russische regime zijn bewapend, wat rechtstreeks zou indruisen tegen de richtlijn tijdelijke bescherming;

    12.

    is een groot voorstander van een herstelplan van de EU voor Oekraïne om de Oekraïense economie nieuw leven in te blazen, de verwoeste infrastructuur weer op te bouwen en steunt het traject van democratische hervormingen van de Oekraïense instellingen en overheidsdiensten. In dit verband zal het CvdR een Alliantie van steden en regio’s voor de wederopbouw van Oekraïne oprichten, waarin lokale en regionale overheden uit Europa en Oekraïne zullen samenwerken, met als doel zelfbestuur een centrale rol te geven in de strategische planning voor de wederopbouw, het decentralisatieproces en multilevel governance in Oekraïne verder te implementeren en goed lokaal/regionaal bestuur te verbeteren. Het CvdR schaart zich ook achter de oproep van lokale en regionale overheden uit Oekraïne en de EU om als integraal element van de wederopbouw partnerschappen en steden- en regiobanden aan te gaan of nieuw leven in te blazen. Het CvdR is voorstander van maatregelen om de sociale en economische langetermijngevolgen van de Russische oorlog in Oekraïne voor de regio’s en steden in de EU te beperken;

    13.

    merkt op dat de corrigerende maatregelen in het kader van de procedures voor macro-economische onevenwichtigheden van de lidstaten in sommige regio’s een groter effect hebben, zoals in de regio’s die in artikel 349 VWEU worden genoemd, die in economisch en sociaal opzicht zeer gevoelig zijn voor exogene schokken en afremmend economisch beleid;

    Herstel en cohesie

    14.

    meent dat de deactivering van de ontsnappingsclausule van het stabiliteits- en groeipact (SGP) in de huidige context van een energiecrisis, geopolitieke instabiliteit en herstel van de COVID-19-pandemie, aanzienlijke economische, sociale en milieugevolgen zou kunnen hebben. Het CvdR roept er derhalve toe op de algemene ontsnappingsclausule in werking te laten totdat een herzien kader voor economisch bestuur is vastgesteld. Het schaart zich tevens achter de oproep van de Conferentie om het Europees Semester te hervormen teneinde de democratische legitimiteit ervan te vergroten en de lokale en regionale overheden er meer bij te betrekken via een “gedragscode” naar het voorbeeld van de gedragscode voor partnerschappen in de structuurfondsen;

    15.

    is van mening dat de Europese Commissie, nu de nationale herstel- en veerkrachtplannen worden uitgevoerd, moet waarborgen dat de lokale en regionale overheden ten volle worden betrokken bij de besluitvorming, programmering en uitvoering ervan om de risico’s als gevolg van gebrekkige coördinatie met andere financieringsbronnen, waaronder de cohesiefondsen, te beperken en de samenhang en synergieën met lokale ontwikkelingsstrategieën te versterken, die beide van essentieel belang zijn voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de herstel- en veerkrachtfaciliteit;

    16.

    onderstreept dat het potentieel van het Europees cohesiebeleid een doorslaggevende rol speelt bij het minimaliseren van de territoriale onevenwichtigheden van de economische activiteiten — vooral die met een hogere toegevoegde waarde — en bij een billijker regionale verdeling van het Europese inkomen, waarvoor de interne markt en de mondialisering alleen niet kunnen zorgen. Het moet dus een van de kernideeën blijven voor de reflectie;

    17.

    spreekt zijn krachtige steun uit voor het beginsel “doe geen afbreuk aan de cohesie” zoals geformuleerd in het achtste cohesieverslag, en benadrukt dat cohesie een algemene waarde van de EU is, en stelt voor vroegtijdig te beginnen met een grondige bezinning op de uitdagingen voor de cohesie op lange termijn en de wijze waarop het cohesiebeleid en andere EU-beleidsmaatregelen daarop kunnen inspelen; steunt de Europese Commissie in dit verband bij de invoering van plattelandstoetsing om ervoor te zorgen dat alle beleidsmaatregelen beter bijdragen tot de cohesie in plattelandsgebieden, zowel op EU-, lidstaat- als subnationaal niveau;

    18.

    verzoekt om bij de evaluatie in 2023 van de langetermijnvisie voor de plattelandsgebieden van de EU in 2040 concrete voorstellen te formuleren die vergezeld gaan van middelen, financiële instrumenten en kwantitatieve doelstellingen, en rekening te houden met de gevolgen van de oorlog in Oekraïne voor de plattelandsgebieden; pleit voor de vaststelling van een toekomstgerichte Europese plattelandsagenda die de landbouw en lokale productie ondersteunt, de integratie tussen stad en platteland verbetert, rekening houdt met de situatie in gebieden die kampen met ernstige en blijvende natuurlijke of demografische belemmeringen, de veerkracht op voedselgebied versterkt en plattelandsgemeenschappen en perifere gebieden op duurzame wijze nieuw elan geeft;

    19.

    verzoekt de Europese Commissie meer te doen op het gebied van communicatie over het Europees beleid in plattelandsgebieden, die zich niet betrokken voelen bij het debat en vaak niet op de hoogte zijn van de participatiemogelijkheden die de instellingen hun bieden;

    20.

    verzoekt de Europese Commissie de nieuwe strategie voor de ultraperifere gebieden van de Unie in al haar reikwijdte en diepgang in praktijk te brengen, aangezien deze gebieden in het bijzonder door de pandemie zijn en nog steeds worden getroffen en ook het kwetsbaarst zijn voor de internationale crisis als gevolg van de oorlog in Oekraïne;

    21.

    is het met de Conferentie van Europese regionale wetgevende parlementen (CALRE) en het Europees Parlement eens dat de perifere en insulaire gebieden, met inbegrip van eilandengroepen en ultraperifere gebieden, gezien hun specifieke demografische kenmerken, behoeften en problemen specifieke en gerichte EU-steun nodig hebben, bijvoorbeeld voor de groene en digitale transitie, met inbegrip van onderzoeks- en investeringsprogramma’s gericht op het potentieel van deze gebieden inzake hernieuwbare energie, duurzame landbouw en visserij, mariene bescherming en bescherming van de biodiversiteit, en op beperking van de meervoudige structurele en permanente handicaps waarmee deze gebieden van de Europese Unie te kampen hebben, zoals de moeilijkheden die deze regio’s ondervinden bij het verkleinen van de koolstofvoetafdruk;

    22.

    is het eens met het Europees Parlement om werk te maken van een eilandenpact en een EU-agenda voor de eilanden, met deelname van de voornaamste belanghebbenden, namelijk de nationale, regionale en lokale overheden, de economische en sociale betrokkenen, het maatschappelijk middenveld, de academische wereld en ngo’s, naar het voorbeeld van het stedenpact en het toekomstige plattelandspact; en verzoekt de Europese Commissie een studie te verrichten naar de uiteenlopende situatie van de eilandgebieden in de Europese Unie;

    23.

    verzoekt de Europese Commissie de wetgevingsbesluiten te nemen die nodig zijn voor de uitvoering van de nieuwe strategie voor de ultraperifere gebieden “Mensen vooropstellen, zorgen voor duurzame en inclusieve groei en het potentieel van de ultraperifere regio’s van de EU ontsluiten”, waaruit de niet-aflatende inzet van de Commissie voor deze gebieden blijkt in de vorm van een plaatsgebonden aanpak en op maat gesneden steun, in overeenstemming met het Verdrag;

    24.

    benadrukt dat kleine steden en dorpen een essentiële rol kunnen spelen bij het opzetten en uitvoeren van geïntegreerde territoriale ontwikkelingsprocessen, en verzoekt de Europese Commissie om hun aandeel in geïntegreerde territoriale investeringen (ITI) en vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling (CLLD) alsook in andere territoriale instrumenten ter ondersteuning van door de lidstaten genomen initiatieven te vergroten door een advies- en steunnetwerk op te zetten binnen het cohesiebeleid, teneinde het gebruik van voornoemde instrumenten te bevorderen, met name in kleine stedelijke gebieden die fungeren als regionale centra; verzoekt de Commissie tevens om te garanderen dat de nationale regeringen alle ITI- en CLLD-initiatieven zullen steunen, vooral in de regio’s die daar het meest behoefte aan hebben, zoals de minder ontwikkelde regio’s en de regio’s die achterop zijn geraakt bij de lokale ontwikkeling;

    25.

    meent dat de talrijke crises waarmee de Europese Unie thans wordt geconfronteerd de noodzaak versterken om het tempo van de uitvoering van de Europese Green Deal te handhaven en deze in 2023 een nieuwe wetgevingsimpuls te geven en is er daarom mee ingenomen dat volgens het eerste jaarverslag over de uitvoering van de herstel- en veerkrachtfaciliteit meer dan het gestelde minimum van 37 % van de middelen van de faciliteit is toegewezen aan de groene transitie;

    Groene transitie en duurzaamheid

    26.

    verzoekt de Europese Commissie om samen met lokale en regionale overheden te werken aan de uitvoering van initiatieven die voortvloeien uit het klimaatpact van Glasgow en de toekomstige COP27-conclusies, en om samenwerking op verschillende niveaus en lokaal bepaalde bijdragen te ondersteunen; verzoekt de Commissie de rol van lokale en regionale overheden bij de verwezenlijking van de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs en bij subnationale klimaatdiplomatie te erkennen; roept op tot gezamenlijke inspanningen voor een ambitieus mondiaal biodiversiteitskader voor de periode na 2020 teneinde de gedeelde visie van “leven in harmonie met de natuur” tegen 2050 te verwezenlijken;

    27.

    is bezorgd over het feit dat de resultaten van de bevordering van de aanpassing aan de klimaatverandering achterblijven bij de hoge ambities die zijn aangekondigd in de nieuwe EU-strategie voor aanpassing aan de klimaatverandering en bij de hoge mondiale ambities, zoals het UNFCCC benadrukt in zijn pleidooi voor een mondiale doelstelling inzake aanpassing aan de klimaatverandering;

    28.

    verzoekt de Europese Commissie het beginsel van energievoorzieningszekerheid stelselmatig te integreren in het EU-wetgevingskader, systematische energiebesparingsmaatregelen te bevorderen, de transitie naar een schone, hernieuwbare, betaalbare en zekere energievoorziening te begeleiden en te bespoedigen, en verzoekt de Commissie en de medewetgevers te werken aan een degelijk wetgevingskader voor de beoordeling en aanpak van energie- en mobiliteitsarmoede; vraagt te worden opgenomen in de Coördinatiegroep energiearmoede en kwetsbare consumenten; wijst erop dat hernieuwbare-energiegemeenschappen een belangrijk instrument zijn om een grootschalig gebruik van hernieuwbare energiebronnen te bevorderen en een gedecentraliseerd en zeker energiesysteem tot stand te brengen; verzoekt de Commissie en de lidstaten samen met de regionale overheden de belemmeringen voor de ontwikkeling van deze gemeenschappen aan te pakken en verdere stimulansen uit te werken, alsook de nodige investeringen voor dit proces te ondersteunen; wijst er in dit verband op dat regio’s waar de energietransitie duurder uitvalt vanwege hun isolement op energiegebied, zoals eilanden en ultraperifere gebieden, niet mogen worden vergeten;

    29.

    verzoekt de Europese Commissie te werken aan een permanent Green Deal-wetgevingskader waarin de duurzameontwikkelingsdoelstellingen beter zijn verankerd en waarin lokale en regionale overheden structureel worden betrokken bij een grondige herziening van de verordening inzake de governance van de energie-unie en klimaatactie;

    30.

    verzoekt de Europese Commissie het werk van het Europees Burgemeestersconvenant te blijven ondersteunen, alsook initiatieven zoals de EU-missie voor klimaatneutrale en slimme steden — een belangrijk instrument voor de uitvoering van de Europese Green Deal in steden en regio’s in de hele EU — en initiatieven om lokale en regionale overheden te helpen de aanpassingsdoelstellingen te halen;

    31.

    verzoekt de Europese Commissie om samen met de lidstaten een financierings- en ondersteuningskader op te zetten om de verwezenlijking van de renovatiedoelstellingen voor subnationale openbare gebouwen een impuls te geven, teneinde te verzekeren dat de in de richtlijn energie-efficiëntie voorgestelde normen haalbaar zijn; brengt in dit verband in herinnering hoe belangrijk het is lokale en regionale overheden rechtstreekse financiering te bieden voor energie-efficiëntiemaatregelen, alsook extra begeleiding en ondersteuning, met name voor de renovatie van historische gebouwen;

    32.

    zegt toe te blijven samenwerken in het kader van het stakeholdersplatform voor een samenleving zonder verontreiniging, en een meerlagige bestuursaanpak voor het actieplan inzake een samenleving zonder verontreiniging te bevorderen, met inbegrip van monitoring en, in een later stadium, het opzetten van een scorebord van de groene prestaties van de regio’s van de EU;

    33.

    steunt de uitroeping van een Europees Jaar van groenere steden en verklaart zich bereid hier een actieve bijdrage aan te leveren;

    34.

    steunt een alomvattende, plaatsgebonden en gebiedsgerichte benadering van milieubeleid en herhaalt zijn oproep voor een oceaanwet, in dezelfde geest als de klimaatwet;

    35.

    dringt aan op meer aandacht voor korte waardeketens in de agrovoedingssector en de erkenning van de diversiteit van de Europese productiesystemen, met inbegrip van alternatieve productiesystemen, ter bevordering van lokale en regionale vormen van productie, verwerking en marketing om zelf te voorzien in de lokale en regionale voedselbehoefte; roept op tot meer steun voor collectieve lokale projecten waarbij verwerkers, lokale overheden, landbouw- en bosbouwbedrijven, handelaren, coöperaties, verenigingen voor lokale producten en lokale consumenten samen een lokaal voedselaanbod ontwikkelen;

    36.

    benadrukt dat er maatregelen moeten worden genomen in de vorm van economische steun van korte en middellange duur en structureel sociaal beleid om de kwetsbaarste groepen betere toegang te verlenen tot een duurzamer en gezonder voedselsysteem en zo obesitas en ondervoeding tegen te gaan, met inbegrip van een op te stellen EU-actieplan inzake obesitas bij kinderen voor de periode na 2020;

    37.

    pleit voor een doeltreffend systeem van bestuur op verschillende niveaus waarin Europese missies worden gecombineerd met lokale en regionale ontwikkelingsstrategieën, COVID-19-herstelmaatregelen en financiering voor innovatie via de structuurfondsen teneinde de EU groener, gezonder, inclusiever en veerkrachtiger te maken;

    38.

    spreekt zijn krachtige steun uit voor het recente proefproject inzake partnerschappen voor regionale innovatie, vanwege de combinatie van slimme specialisatie met de missiebenadering van de groene en de digitale transitie; stelt voor dat de EU extra steun verleent voor het promoten van territoriale missies en lokale innovatie-ecosystemen via de hubs van de Europese Onderzoeksruimte (EOR), zodat zij een actieve rol kunnen spelen in de EOR en bij het dichten van de innovatiekloof in de EU;

    39.

    benadrukt dat het Nieuw Europees Bauhaus alleen uitvoerbaar is via bestuur op verschillende niveaus en een plaatsgebonden aanpak, met een onderling verbonden netwerk van regionale of lokale hubs in plaats van één enkele geografische buitenpost; herhaalt zijn voorstel voor een gebruiksvriendelijke voucherregeling om steden en regio’s praktisch te ondersteunen bij hun deelname aan de Nieuwe Europese Bauhaus-gemeenschap;

    40.

    verwacht dat de Europese Commissie de genderdimensie verder integreert in haar beleidsprocessen en daartoe met name een methode voorstelt om het gendereffect van de EU-programma’s te beoordelen;

    41.

    erkent ten volle dat er doortastende maatregelen nodig zijn om de EU-klimaatdoelstellingen in de vervoerssector te halen. Alle vervoerswijzen moeten duurzamer worden, en de uitstoot van het wegvervoer moet worden verminderd met behulp van een combinatie van op lange termijn duurzame alternatieve brandstoffen en emissievrije voertuigen. Ook moet worden gekeken naar de gehele levenscyclus, zodat de broeikasgasemissies tijdens het hele traject “van bron tot wiel”, en niet alleen aan de uitlaat, tot een minimum worden beperkt. Met het oog op de ingrijpende transformatie die de autosector in alle regio’s moet doormaken om te garanderen dat geen enkele regio achterblijft, dringt het CvdR er bij de Europese Commissie op aan de gevolgen van de strengere CO2-emissienormen voor auto’s en bestelwagens aan te pakken via een Europees mechanisme om een rechtvaardige en sociaal eerlijke transitie te ondersteunen voor de Europese regio’s waar de auto- en de toeleveringssectoren gevestigd zijn;

    Digitale transitie en industrie

    42.

    beveelt ten zeerste aan om onderzoeksresultaten en beste praktijken te delen met lokale betrokkenen bij innovatie, bijvoorbeeld via het Platform voor kennisuitwisseling en “Science Meets Regions”, alsook via de lopende activiteiten van het Europees Instituut voor innovatie en technologie en de Europese Innovatieraad, die in de eerste plaats gericht zijn op startende ondernemingen en ondernemingen met een groot groeipotentieel in de Europese regio’s;

    43.

    is ingenomen met de inspanningen die de Europese Commissie heeft geleverd in het kader van de beweging “Join, Boost, Sustain”, en verklaart zich bereid expertise te blijven verlenen op het gebied van lokale en regionale digitale indicatoren en de Commissie te ondersteunen om steden en gemeenten te voorzien van geschikte instrumenten voor het meten van de digitale transformatie;

    44.

    verzoekt de Europese Commissie in het licht van het CvdR-advies over digitale cohesie om samen met het CvdR en territoriale organisaties na te gaan 1) hoe de groeiende digitale kloof in kaart kan worden gebracht en gemonitord, 2) hoe de digitale cohesie in de Unie kan worden versterkt en 3) hoe uitvoering kan worden gegeven aan de aanbevelingen van het CvdR en de Conferentie over de toekomst van Europa met betrekking tot de digitale transformatie;

    45.

    is ingenomen met het voorstel van de Europese Commissie voor een datawet en kijkt uit naar het voorstel voor een verordening inzake de interoperabiliteitsstrategie, die een eerlijke en billijke gegevensuitwisseling moet faciliteren, met name tussen overheidsinstanties op verschillende niveaus en tussen particuliere entiteiten, en vertrouwen moet wekken tussen particuliere bedrijven en overheidsinstanties;

    46.

    kijkt uit naar de publicatie van een nieuw wetgevingsinitiatief voor de instelling van een noodinstrument voor de eengemaakte markt, en is ingenomen met de toelichting van de Europese Commissie dat dit instrument bedoeld is om het Europese bestuur van de eengemaakte markt in crisistijden te versterken en te anticiperen op verstoringen en die te voorkomen, en roept alle betrokkenen, waaronder de lokale en regionale overheden, op om een rol te spelen in mechanismen voor crisisparaatheid en -respons;

    47.

    benadrukt het belang van een meer politiek gecoördineerde en brede industriële strategie, teneinde de meer afgelegen regio’s niet uit te sluiten waar een gebrek aan industriële vestigingsfactoren heerst en die een geringe diversificatie van hun economische structuren kennen, maar die het potentieel hebben om dienstverlenende bedrijven te vestigen die een aanvulling vormen op de industriële bedrijven die de Europese strategie naar het grondgebied van de EU tracht te halen;

    48.

    herhaalt zijn aanbeveling aan de Europese Commissie om haar toekomstige industriebeleid nauwer te koppelen aan toekomstbestendigheid en lessen te trekken uit concurrerende regionale ecosystemen, het belang van sleuteltechnologieën en de noodzaak om een evenwicht te vinden tussen concurrentievermogen en open strategische autonomie;

    49.

    stelt de Europese Commissie voor de koppeling tussen het cohesiebeleid en het onderdeel staatssteun van het mededingingsbeleid te verbeteren en te versterken door het gebruik van cofinanciering van React-EU toe te staan voor maatregelen die worden uitgevoerd uit hoofde van het tijdelijke crisiskader voor staatssteunmaatregelen ter ondersteuning van de economie na de agressie van Rusland tegen Oekraïne;

    Grensoverschrijdende samenwerking en mobiliteit

    50.

    merkt op dat de ontwikkeling van de Europese grensregio’s nog steeds wordt belemmerd door juridische en administratieve hindernissen, en verzoekt de Europese Commissie met een instrument te komen voor coördinatie tussen de lidstaten tijdens de omzettingstermijn van EU-richtlijnen om nieuwe juridische obstakels aan de grenzen te voorkomen; verzoekt de Commissie tevens het gesprek met de Raad over het voorstel voor een verordening inzake een mechanisme om juridische en administratieve belemmeringen uit de weg te ruimen te hervatten of om een alternatief instrument voor te stellen waarmee de Europese grensregio’s de obstakels op efficiënte wijze kunnen wegnemen;

    51.

    verzoekt de Europese Commissie te komen met een voorstel om ervoor te zorgen dat de grensoverschrijdende samenwerking over land en over zee in geval van een EU-brede of regionale crisis in stand blijft, en om voldoende financiering uit te trekken voor projecten die grensoverschrijdende connectiviteit en intermodaliteit ontwikkelen. In het kader van de Connecting Europe Facility moeten specifieke oproepen worden gedaan om ontbrekende grensoverschrijdende verbindingen aan te leggen, en Interreg moet meer bijdragen aan de financiering van oplossingen voor deze vervoersknelpunten. Grensoverschrijdende projecten moeten ook worden gefinancierd door middel van langlopende en duurzame investeringen via de Europese Investeringsbank (EIB) en de nationale stimuleringsbanken en -instellingen;

    52.

    is ingenomen met de door de Europese Commissie geïnitieerde openbare raadpleging over “Braindrain — verzachting van de gevolgen van bevolkingsafname”, en herhaalt zijn oproep om voor elk aspect van de braindrain (braingain, verspilling van talent, braincirculation, remigratie en de migratie van geschoolde arbeidskrachten) een verschillende aanpak vast te stellen en uit te voeren;

    53.

    is verheugd over de ambitieuze herziening van de richtsnoeren voor de ontwikkeling van de trans-Europese vervoersnetwerken (TEN-T) en in het bijzonder met de betere integratie van stedelijke knooppunten in het langeafstandsnetwerk, en met het verbeterde beheer van de Europese corridors. Er is evenwel een aanzienlijke financiële inspanning op Europees, nationaal en regionaal niveau nodig om de infrastructuur voor elke laag van het netwerk binnen de termijnen aan te leggen. Om de continuïteit en de beschikbaarheid van financiering te garanderen, beveelt het CvdR aan de besprekingen over de volgende Connecting Europe Facility (CEF 3) te starten;

    54.

    is ingenomen met het voorstel van de Europese Commissie voor een nieuw kader voor stedelijke mobiliteit, maar meent dat de bevordering van actieve mobiliteit en openbaar vervoer meer nadruk moet krijgen. De aanzienlijke financieringstekorten waarmee de lokale en regionale overheden in stedelijke en peri-urbane gebieden te maken hebben, moet worden aangepakt, en er moet worden gezorgd voor inclusief vervoer in plattelandsgebieden, teneinde de decarbonisatiedoelstellingen van de EU te verwezenlijken;

    Sociale bescherming, onderwijs en jongeren

    55.

    herhaalt dat jongeren meer moeten worden betrokken bij de democratische processen en besluitvorming op alle bestuursniveaus en wijst erop dat de EU, wanneer zij jongeren betrekt bij alle beleidsterreinen die hen aangaan, een belangrijke nalatenschap creëert voor het Europees Jaar van de jeugd 2022;

    56.

    wijst erop dat eenieder en zeker jongeren makkelijker toegang moeten krijgen tot sociale bescherming en betaalbare en duurzame huisvesting, onder meer via EU-financiering, en dat onzeker werk onder jongeren moet worden bestreden, in reactie op de verslechterde omstandigheden waarin Europese jongeren verkeren in de nasleep van de COVID-19-pandemie;

    57.

    dringt er bij de Europese Commissie op aan een EU-regelgevingskader voor te leggen om een einde te maken aan onbetaalde stages;

    58.

    verzoekt de Europese Commissie een Europese huisvestingsagenda op te stellen waarmee de problemen en kansen van de woonsector doeltreffend worden aangepakt door het “renovatiegolf”-initiatief daadwerkelijk uit te voeren; vraagt derhalve langetermijninvesteringen in huisvesting niet aan te merken als openbare of daarmee gelijkgestelde structurele uitgaven zoals bedoeld in het SGP;

    59.

    verzoekt de Europese Commissie om een actualisering van de aanbeveling van de Raad van 2011 inzake beleid ter bestrijding van voortijdig schoolverlaten in het licht van de grote maatschappelijke uitdagingen van de afgelopen jaren;

    60.

    benadrukt dat het digitale onderwijs dringend moet worden verbeterd, als een belangrijke strategische doelstelling voor kwalitatief hoogwaardig onderwijs en leren in het digitale tijdperk. Het beheersen van digitale vaardigheden stelt onze huidige en toekomstige burgers in staat om beter om te gaan met de huidige vierde industriële revolutie (digitale revolutie) en de komende vijfde revolutie (“industrie 5.0”);

    61.

    herhaalt dat de Europese pijler van sociale rechten en de bijbehorende kerndoelen voor 2030 volledig moeten worden uitgevoerd; dringt er in dit verband bij de Europese Commissie op aan een alomvattende Europese strategie voor armoedebestrijding vast te stellen, die ook doeltreffende mechanismen voor monitoring en gegevensverzameling omvat, ook op subnationaal niveau;

    62.

    vraagt dat de lokale en regionale overheden worden betrokken bij de uitwerking en uitvoering van de voorstellen voor inclusieve arbeidsmarkten en een krachtiger sociaal beleid;

    Gezondheid, civiele bescherming en toerisme

    63.

    spreekt zijn volmondige steun uit voor de aanbeveling van de Conferentie om de gezondheidsstelsels in Europa veerkrachtiger te maken, en brengt in herinnering dat zij in twee derde van de lidstaten decentraal worden aangestuurd, waardoor de regio’s een belangrijke partner zijn bij het overleg over en de uitvoering van nieuwe beleidsmaatregelen om de EU minder afhankelijk te maken van buitenlandse geneesmiddelenleveranciers, onderzoek en financiering te coördineren, sneller strategische voorraden aan te leggen, de productie te versterken en de kwetsbaarheid van de gezondheidsstelsels te evalueren; verzoekt de Europese Commissie in dit verband na te denken over nieuwe, met de Europese chipverordening vergelijkbare wetgeving om de EU onafhankelijker te maken wat betreft werkzame bestanddelen, geprefabriceerde geneesmiddelen en alle soorten medische tegenmaatregelen;

    64.

    verwacht dat de Europese Commissie concrete voorstellen doet voor de uitvoering van de aanbevelingen van het CvdR om de toepassing van de richtlijn betreffende de rechten van patiënten bij grensoverschrijdende gezondheidszorg te vereenvoudigen voor patiënten, gezondheidswerkers, zorgverzekeraars en overheden; dringt met name aan op meer begeleiding en actieve (logistieke, juridische en financiële) ondersteuning van grensregio’s die betrokken zijn (of willen worden) bij grensoverschrijdende samenwerking op het gebied van gezondheidszorg;

    65.

    verwacht dat de Europese Commissie bij de komende herziening van de geneesmiddelenwetgeving maatregelen voorstelt om te waarborgen dat alle patiënten ongeacht hun woonplaats tijdig toegang hebben tot betaalbare, essentiële en innovatieve geneesmiddelen, en om de onderliggende oorzaken van geneesmiddelentekorten aan te pakken;

    66.

    herhaalt zijn oproep voor een duidelijk plan voor een langetermijnverbintenis en financiële versterking van het Uniemechanisme voor civiele bescherming en de instrumenten daarvan, zowel wat rampenpreventie en -paraatheid als wat de collectieve responscapaciteit in noodsituaties betreft, met name wat betreft complexe, frequent voorkomende rampen; is bereid regionale en lokale kennis op het gebied van rampenbeheersing te delen met het kennisnetwerk op het gebied van Europese civiele bescherming;

    67.

    herhaalt zijn verzoek om een nieuwe strategie voor het Europese toerisme en verzoekt de Europese Commissie eindelijk te komen met een Europese agenda voor toerisme 2030/2050, teneinde de dubbele (groene en digitale) transitie van Europese toeristische bestemmingen te ondersteunen, met name in de ultraperifere gebieden, hun concurrentievermogen te stimuleren en zowel het herstel van de economie en de werkgelegenheid in het toerisme, de veerkrachtige hervatting van de activiteiten van de sector als de uitoefening van het recht op veilig en alomvattend toerisme door de burgers van de Europese Unie te vergemakkelijken;

    Externe samenwerking

    68.

    verwacht dat de Europese Commissie gehoor geeft aan zijn verzoek om de betrekkingen tussen het Verenigd Koninkrijk (VK) en de EU territoriaal te verdiepen en na te gaan hoe de lokale en regionale overheden via het CvdR structureel kunnen worden betrokken bij het partnerschap met het VK en bij het institutionele kader van de handels- en samenwerkingsovereenkomst. Behalve van de handels- en samenwerkingsovereenkomst zouden de betrekkingen tussen de EU en het VK ook de vruchten moeten plukken van het onaangeboorde potentieel voor samenwerking tussen lokale en regionale overheden aan beide zijden bij de gezamenlijke aanpak van gemeenschappelijke uitdagingen, zoals duurzaam beheer van de Noordzee, het Kanaal en de Ierse Zee, of bij de lokale en regionale uitvoering van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen;

    69.

    verzoekt de Europese Commissie bij het opstellen van toerismewetgeving rekening te houden met de extra beperkingen van de ultraperifere gebieden, die voor hun economische, sociale en culturele ontwikkeling sterk afhankelijk zijn van toerisme, en benadrukt in deze context de noodzaak van adequate financiering om de toegankelijkheid van en de digitale en de klimaattransitie in deze gebieden te waarborgen;

    70.

    stelt voor een kader vast te stellen om subnationale maatregelen formeel in aanmerking te nemen in het UNFCCC-kader en het daaruit voortvloeiende EU-klimaatbeleid;

    71.

    verzoekt de Europese Commissie de rol te erkennen die lokale en regionale overheden en peer-to-peersamenwerking mede kunnen spelen bij de totstandbrenging van vrede en welvaart in derde landen, zoals het Nicosia-initiatief;

    72.

    is ingenomen met de adviezen van de Europese Commissie over de aanvragen van Oekraïne, Georgië en Moldavië om lid te worden van de EU en spreekt dan ook zijn goedkeuring uit over het besluit van de Europese Raad om Oekraïne en Moldavië de status van kandidaat-lidstaat te verlenen en Georgië Europees perspectief te bieden; verzoekt de Commissie in dit verband het Oostelijk Partnerschap te herzien en de betrekkingen met de landen van het Oostelijk Partnerschap grondig te analyseren en daarbij vooral te focussen op hun inspanningen met het oog op Europese integratie;

    73.

    spreekt zijn steun uit voor de toetreding van alle landen van de Westelijke Balkan tot de EU, mits zij aan alle criteria voor het EU-lidmaatschap voldoen; benadrukt dat het van belang is positieve signalen te geven aan de landen van de Westelijke Balkan, zodat zij zich verder gaan inzetten voor het — helaas langdurige — toetredingsproces tot de EU;

    74.

    draagt zijn voorzitter op om deze resolutie aan de EU-instellingen en de voorzitterschappen van de Raad van de EU te doen toekomen.

    Brussel, 29 juni 2022.

    De voorzitter van het Europees Comité van de Regio's

    Vasco ALVES CORDEIRO


    (1)  COR-2020-01392-00-00-RES-TRA.


    Top