EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52022XC0504(01)

Mededeling van de Commissie Werkplan inzake ecologisch ontwerp en energie-etikettering 2022-2024 2022/C 182/01

C/2022/2026

PB C 182 van 4.5.2022, p. 1–12 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

4.5.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 182/1


MEDEDELING VAN DE COMMISSIE

Werkplan inzake ecologisch ontwerp en energie-etikettering 2022-2024

(2022/C 182/01)

1.   Inleiding

De spanningen op de energiemarkt in de EU in de afgelopen maanden maken nog eens pijnlijk duidelijk welke risico’s en kosten doorgaans verbonden zijn aan een grote afhankelijkheid van ingevoerde fossiele brandstoffen. Die spanningen worden nog verergerd door de aanval van Rusland op Oekraïne. De energieprijzen staan opnieuw in het middelpunt van de politieke belangstelling, vanwege de zeer reële gevolgen ervan voor de burgers en het bedrijfsleven in Europa. Het is echter niet de eerste energiecrisis in Europa en het zal waarschijnlijk ook niet de laatste zijn, tenzij we de veerkracht vergroten door meer te investeren in de groene transitie en daarbij energie-efficiëntie voorop te stellen (1). De huidige koolstofvrije energiecapaciteit blijft ver achter bij de totale energiebehoeften en in deze omstandigheden kan een lager energieverbruik onmiddellijk een bijdrage leveren. Als we naar de toekomst kijken, vormen energiebesparingen een wezenlijk onderdeel van de ontwikkeling van een kostenoptimaal en veerkrachtig energiesysteem waarmee aan iedereen betaalbare energiediensten kunnen worden aangeboden en energiearmoede kan worden aangepakt (2). Energie-efficiëntie wordt ook een centraal onderdeel van het REPowerEU-plan dat de Commissie in opdracht van de EU-leiders uiterlijk in mei moet presenteren.

Het EU-beleid inzake ecologisch ontwerp en energie-etikettering is een belangrijk onderdeel van deze agenda. Het bestaat uit regels voor de eengemaakte markt die het voor bedrijven, burgers en overheden gemakkelijker en goedkoper maken om een bijdrage te leveren aan de transitie naar schone energie en om de energie-efficiëntiedoelstellingen van de EU en de bredere doelstellingen van de Europese Green Deal te verwezenlijken, met inbegrip van de agenda voor de circulaire economie. Het creëert kansen voor het bedrijfsleven en vergroot de veerkracht door voor “energiegerelateerde producten” geharmoniseerde regels vast te stellen met betrekking tot aspecten als energieverbruik, waterverbruik, emissieniveaus en materiaalefficiëntie, het stimuleert zowel de vraag naar als het aanbod van duurzamere producten en doet de uitgaven van de energieverbruikers aanzienlijk dalen: uit ramingen blijkt dat de besparingen in 2021 meer dan 120 miljard EUR bedroegen en in 2022 zouden kunnen oplopen tot het dubbele (3).

Binnen de mogelijkheden van de bestaande EU-regels inzake ecologisch ontwerp en in synergie met de aandacht voor energie-efficiëntie, wordt in dit werkplan de nadruk op de circulaire aspecten van ecologisch ontwerp versterkt, in navolging van het voorbeeld in het vorige werkplan9 en in overeenstemming met het actieplan voor de circulaire economie 2020 (4). Derhalve kunnen en zullen reeds voordat de verordening inzake ecologisch ontwerp voor duurzame producten in werking treedt en de huidige richtlijn ecologisch ontwerp vervangt, nieuwe productspecifieke eisen inzake materiaalefficiëntie worden onderzocht. Dit moet leiden tot een verdere verbetering van de circulariteit, tot een algemene vermindering van de milieu- en klimaatvoetafdruk van energiegerelateerde producten en tot een grotere veerkracht van de EU.

De richtlijn ecologisch ontwerp (5) en de kaderverordening energie-etikettering (6) bevatten allebei criteria voor de vaststelling van maatregelen voor specifieke productgroepen. Zij schrijven ook voor dat prioriteiten moeten worden vastgesteld door middel van regelmatig bijgewerkte, doorlopende werkplannen waarin de balans wordt opgemaakt van de geboekte vooruitgang en die indicatieve prioriteiten voor nieuwe energiegerelateerde productgroepen bevatten die in overweging moeten worden genomen.

Dit plan bouwt voort op het werk dat is verricht sinds de vaststelling van de eerste richtlijn ecologisch ontwerp en de vorige werkplannen (voor de perioden 2009-2011 (7), 2012-2014 (8) en 2016-2019 (9)), maar heeft ook betrekking op het werk dat nodig is krachtens de kaderverordening energie-etikettering, waarin termijnen zijn vastgesteld voor de schaalaanpassing van de bestaande etiketten. Daarnaast wordt in dit plan de balans opgemaakt van de vooruitgang die is geboekt met het Europees productregister voor energie-etikettering (EPREL). Tot slot heeft het plan ook betrekking op vergelijkbare werkzaamheden op het gebied van de etikettering van banden, hoewel die gebaseerd zijn op een specifieke rechtsgrondslag (10).

Met de verordening inzake ecologisch ontwerp voor duurzame producten, die tegelijk met dit werkplan is vastgesteld, wordt de richtlijn ecologisch ontwerp vervangen door een verordening die van toepassing is op een breder scala van producten en wordt het mogelijk om de duurzaamheidseisen voor de gereguleerde producten verder uit te breiden. Totdat deze nieuwe verordening in werking treedt, zal de uitvoering van de huidige richtlijn worden voortgezet. In dit document ligt de nadruk op energiegerelateerde producten en het bevat de prioriteiten en de planning daarvoor. Het biedt een overzicht van de productspecifieke en horizontale werkzaamheden in verband met de uitvoering, consolidatie en verdere ontwikkeling van dit belangrijke pakket rechtstreeks toepasselijke EU-wetgeving. Zodra de verordening inzake ecologisch ontwerp voor duurzame producten is aangenomen, zullen de werkzaamheden met betrekking tot energiegerelateerde producten worden geïntegreerd in bredere werkplannen krachtens de verordening inzake ecologisch ontwerp voor duurzame producten en een belangrijk aandachtspunt blijven.

Momenteel worden ongeveer dertig productgroepen van energiegerelateerde producten gereguleerd via circa vijftig maatregelen. Deze maatregelen zijn van toepassing op miljarden producten (11) die jaarlijks in de handel worden gebracht en hebben dagelijks rechtstreekse gevolgen voor leveranciers, detailhandelaren, bedrijven en consumenten. Producten die onder deze wetgeving vallen vertegenwoordigen ongeveer de helft van het totale eindenergieverbruik in de EU.

Bij de voorbereiding van het werkplan is gebleken dat er nog aanzienlijke kosteneffectieve besparingen kunnen worden gerealiseerd door het toepassingsgebied uit te breiden naar nieuwe energiegerelateerde producten. Tegelijkertijd is een belangrijke les die uit de uitvoering van het laatste werkplan is geleerd dat ambitie en middelen beter op elkaar moeten worden afgestemd om de voordelen van dit beleidsterrein volledig te kunnen benutten, zowel voor de uitvoering van het beleid op EU-niveau als wat betreft de inspanningen van de lidstaten op het gebied van markttoezicht.

2.   Verwachte effecten van het beleid

In het meest recente verslag over de impact van ecologisch ontwerp (12) wordt geschat dat door het cumulatieve effect van de EU-regels inzake ecologisch ontwerp en energie-etikettering in 2020 de vraag naar primaire energie in de EU met 7 % of 1 037 TWh/jaar is afgenomen (een broeikasgasemissiereductie met ongeveer 170 Mt CO2-equivalent), met inbegrip van ongeveer 16 miljard m3 gas. De energiebesparingen als gevolg van de huidige maatregelen zullen, met name dankzij de omloopsnelheid, de komende jaren sterk toenemen met een gemiddelde van meer dan 1 500 TWh/jaar in de periode 2021-2030. Meer dan 60 % van de energiebesparingen in 2020 werd gerealiseerd in de woonsector, 24 % in de tertiaire sector en 10 % in de industrie. De EU-regels hebben in 2020 voor de energieconsument voordelen opgeleverd ter waarde van 60 miljard EUR/jaar (ongeveer 0,4 % van het bbp van de EU) — 210 EUR/jaar per huishouden. Evenzo werd in 2020, in vergelijking met een scenario zonder beleid, voor ongeveer 21 miljard EUR/jaar aan extra bedrijfsinkomsten gegenereerd; dit zal tegen 2030 naar schatting oplopen tot 29 miljard EUR/jaar. Dit komt overeen met meer dan 320 000 nieuwe directe arbeidsplaatsen in 2020 (430 000 tegen 2030). Deze ramingen zijn gebaseerd op de energieprijzen vóór de prijspieken in 2021 (zie het werkdocument van de diensten van de Commissie voor meer informatie).

Meer in het algemeen blijkt uit een recente studie van het Internationaal Energieagentschap (13) dat apparaten in landen met een langlopend beleid nu doorgaans 30 % minder energie verbruiken dan anders het geval zou zijn geweest. De langstlopende programma’s, zoals die in de VS en de EU, zullen naar schatting een jaarlijkse besparing van ongeveer 15 % van het totale elektriciteitsverbruik opleveren (wat voor het EU-programma bijna evenveel is als de totale huidige EU-productie uit windenergie, of twee tot drie keer zoveel als die van zonnepanelen).

Uit een Eurobarometer-enquête is gebleken dat de overgrote meerderheid van de consumenten in de EU (93 %) het energielabel herkent en dat 79 % zich erdoor laat leiden bij de aankoop van apparaten (14). Recent wetenschappelijk onderzoek (15) bevestigt dat etiketten waarop een klasse wordt aangegeven, zoals het EU-energielabel, meer invloed op het consumentengedrag hebben dan alternatieve ontwerpen.

3.   Stand van zaken en geleerde lessen uit eerdere werkplannen

Een overzicht van de bestaande maatregelen is online beschikbaar (16). Sinds 1 maart 2022 gelden er voor 29 productgroepen verordeningen inzake ecologisch ontwerp, terwijl er voor 15 productgroepen verordeningen inzake energie-etikettering gelden. Er zijn vrijwillige overeenkomsten met de industrie erkend voor spelconsoles en beeldvormingsapparatuur. Een oudere overeenkomst inzake complexe set-top boxes werd in 2020 door de partijen beëindigd vanwege het dalende marktaandeel van de betrokken producten (dergelijke producten blijven onderworpen aan horizontale regels inzake het elektriciteitsverbruik in de stand by-stand en de uit-stand (17)).

Dit werkplan gaat vergezeld van een gedetailleerde stand van zaken met betrekking tot de vooruitgang die is geboekt ten aanzien van de prioriteiten en werkzaamheden die in het laatste werkplan van 2016 zijn vastgesteld (18). Er is veel bereikt, waaronder de modernisering van de energielabels voor belangrijke consumentenproducten zoals koelkasten, wasmachines, televisies en lichtbronnen, en de vaststelling van eisen inzake ecologisch ontwerp voor verschillende producten, variërend van servers tot elektromotoren. Zo’n 40 % loopt echter nog en zal worden doorgeschoven naar de huidige planningsperiode. Veel van de afgeronde werkstromen hebben geen nieuwe regels opgeleverd, maar zijn beëindigd omdat de Commissie heeft besloten haar werkzaamheden stop te zetten of in ieder geval voorlopig de wetgevingswerkzaamheden niet voort te zetten, hetzij omdat uit grondig onderzoek is gebleken dat het potentieel beperkter of moeilijker te benutten was dan oorspronkelijk gedacht, hetzij omdat andere prioriteiten zwaarder wogen tegen de achtergrond van beperkte personele middelen, of een combinatie van beide. Ramen, handdrogers, compressoren en elektrische waterkokers zijn allemaal voorbeelden van dergelijke stopgezette werkstromen waarvan het potentieel beperkt of moeilijk te benutten is en die niet met de beschikbare administratieve middelen konden worden voortgezet.

De noodzaak om de bestaande regels regelmatig te evalueren en aan te passen, zodat zij relevant, doeltreffend en geschikt blijven voor het beoogde doel in het licht van de marktontwikkelingen en de technologische ontwikkelingen, is een grondbeginsel van betere regelgeving. Daarom bevatten alle verordeningen inzake ecologisch ontwerp en energie-etikettering en de kaderwetgeving specifieke evaluatieclausules met wettelijke termijnen voor de Commissie om evaluaties voor te leggen of herziene verordeningen vast te stellen. Om onnodige vertragingen te voorkomen, zal de Commissie voortaan afzonderlijke maatregelen voor specifieke productgroepen vaststellen zodra deze klaar zijn, tenzij uitzonderlijke omstandigheden iets anders rechtvaardigen (19).

Een belangrijke les die geleerd is, is dat de totale inspanning die nodig is voor dergelijke kritieke “onderhoudsinspanningen” op den duur aanzienlijk wordt naarmate het toepassingsgebied van de wetgeving wordt uitgebreid (wat de producten en soorten eisen betreft), en dat er bij het vaststellen van prioriteiten meer rekening moet worden gehouden met deze werkzaamheden. Anders leidt dit tot vertragingen die belangrijke gevolgen hebben in de vorm van gederfde voordelen. Dit was een belangrijke bevinding van de in 2019 door de Europese Rekenkamer uitgevoerde controle (20). Voor drie geselecteerde producten bleek uit de controle dat het voorbereidingsproces respectievelijk 8, 7 en 6 jaar in beslag nam, in plaats van de verwachte 3,5 jaar. De “onderhoudswerkzaamheden” hebben daarom een belangrijke plaats in het werkplan. Tegelijkertijd zal de Commissie ernaar streven het proces te stroomlijnen door evaluatiestudies te integreren in “back-to-back”-evaluaties/effectbeoordelingen, en de besprekingen in het overlegforum beter af te stemmen op het algemene proces voor betere regelgeving.

Een andere belangrijke les van de afgelopen periode is de cruciale rol van technische normalisatiewerkzaamheden voor ecologisch ontwerp en energie-etikettering. Uit het arrest van het Gerecht van 2018 (21) waarbij de verordening betreffende de energie-etikettering van stofzuigers nietig wordt verklaard, volgt dat verordeningen kwetsbaar kunnen zijn voor gedingen als er twijfel ontstaat over de vraag of de testomstandigheden representatief zijn voor de werkelijke gebruiksomstandigheden. Tegelijkertijd werd in een recenter en verwant arrest (22) duidelijk bevestigd dat tests ook nauwkeurig en reproduceerbaar moeten zijn. Gezien de diversiteit van technologieën en gebruikersgedrag is de tijdige ontwikkeling van geharmoniseerde normen met methoden die een goed compromis tussen deze criteria vormen, een inherente en vaak moeilijke uitdaging die veel middelen kost. In de nieuwe EU-strategie voor normalisatie (23) wordt een pakket maatregelen voorgesteld om het Europese normalisatiesysteem functioneler en flexibeler te maken, normen weer een centrale rol te geven in een veerkrachtige, groene en digitale eengemaakte EU-markt en de wereldwijde rol van het Europese normalisatiesysteem te versterken.

4.   Productspecifieke prioriteiten in de komende jaren

4.1.   Evaluaties van bestaande maatregelen

De Commissie zal vóór eind 2024 38 evaluaties voorstellen of goedkeuren, en nog eens 8 in 2025, die bijgevolg van tevoren in gang moeten worden gezet (zie de lijst in het werkdocument van de diensten van de Commissie). Deze evaluaties bieden samen genomen aanzienlijke mogelijkheden voor verdere besparingen op het gebied van energie- en materiaalefficiëntie: een ruwe eerste raming wijst op mogelijke extra besparingen tijdens de gebruiksfase van ten minste 170 TWh (circa 600 petajoule (PJ), of de warmtevraag van circa 15 miljoen woningen), aangevuld met extra voordelen in verband met materiaalefficiëntie / circulaire economie, maar dit zal ook een grote inspanning vergen en een zware wissel trekken op de werkzaamheden in het kader van het huidige werkplan.

De Commissie is voornemens prioriteit te geven aan werkzaamheden voor evaluaties in drie grote groepen, op basis van de volgende motiveringen:

verwarmings- en koelingsapparatuur; in het kader van de vernieuwingsgolf heeft de Raad de Commissie opgeroepen “meer vaart te zetten achter de lopende werkzaamheden op het gebied van verwarmings- en koelingsapparatuur door de schaal van de energielabels zo spoedig mogelijk aan te passen” (24). Deze werkzaamheden zullen inderdaad een cruciale bijdrage leveren aan het koolstofvrij maken van gebouwen en het actieplan Verontreiniging naar nul (25) als onderdeel van de algemene doelstellingen van de Green Deal, en deze producten zijn die met het hoogste energieverbruik van alle gereguleerde producten;

andere productgroepen met energielabels waarvan de schaal moet worden aangepast (26); consumenten moeten erop kunnen blijven vertrouwen dat het EU-energielabel een relevant en actueel instrument is om de keuzen te sturen; een tijdige schaalaanpassing en actualisering van de resterende “oude” energielabels is daarom belangrijk, en bovendien noodzakelijk om ten volle gebruik te kunnen maken van de nieuwe mogelijkheden van EPREL;

het afronden van bepaalde andere evaluaties die aanzienlijke extra besparingsmogelijkheden bieden op het gebied van energie- of materiaalbesparingen die al veel eerder hadden moeten plaatsvinden, of waar er in verband met bepaalde omstandigheden een duidelijke of dringende behoefte aan herziening is (bv. waterpompen, ventilatoren, externe stroomvoorzieningen).

4.2.   Nieuwe maatregelen die in het kader van eerdere werkplannen zijn geïnitieerd en die moeten worden voltooid

In eerdere werkplannen zijn producten geïdentificeerd waarvoor maatregelen op het gebied van ecologisch ontwerp en energie-etikettering, op basis van verkennende studies en voorlopige ramingen, zeer veelbelovend leken. Sommige van deze werkstromen lopen nog en worden vanwege de verwachte extra voordelen naar het huidige werkplan overgeheveld.

Er zijn aanzienlijke vorderingen gemaakt met de beoordeling van de haalbaarheid van eisen inzake ecologisch ontwerp en een energie-etiketteringsregeling voor mobiele telefoons en tablets. De eisen zouden gevolgen hebben voor aspecten van zowel energie-efficiëntie als materiaalefficiëntie (duurzaamheid, repareerbaarheid, de mogelijkheid tot upgraden en recycling). De verordeningen zullen naar verwachting vóór eind 2022 worden aangenomen.

Ook worden er goede vorderingen gemaakt met de beoordeling van de haalbaarheid van eisen inzake ecologisch ontwerp en energie-etikettering voor fotovoltaïsche modulen, omvormers en systemen, met inbegrip van mogelijke eisen inzake de koolstofvoetafdruk.

Wat beeldvormingsapparatuur betreft, heeft de Commissie de door vertegenwoordigers van de sector voorgestelde herziening van de vrijwillige overeenkomst beoordeeld en geconcludeerd dat deze herziening niet zou bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het actieplan voor de circulaire economie en niet als in overeenstemming met de richtsnoeren betreffende zelfregulering (27) kan worden beschouwd, met name wat betreft het mogelijke hergebruik van verbruiksgoederen. Zoals aangekondigd in het actieplan voor de circulaire economie zal de Commissie beginnen met de voorbereiding van regelgevende maatregelen voor deze productgroep.

De Commissie zet haar in het werkplan 2016-2019 aangekondigde horizontale werkzaamheden inzake ICT-producten voort door middel van een specifieke ICT-studie (28). Het eerste deel verschafte bewijsmateriaal voor de voorbereidende studie voorafgaand aan dit werkplan over de prestaties en de mogelijke besparingen van verschillende ICT-productgroepen (29). Het tweede deel zal betrekking hebben op het totale energieverbruik van ICT-producten (onder meer als gevolg van hun connectiviteit en datatransmissie), materiaalefficiëntie en gedragsaspecten, teneinde in voorkomend geval de meest efficiënte manieren te vinden om ze te reguleren. Bij de beoordeling moet rekening worden gehouden met het tempo van de technologische ontwikkelingen in elke productgroepcategorie.

Tegelijkertijd blijft de Commissie werken aan energieslimme apparaten om het potentieel voor flexibiliteit aan de vraagzijde in de residentiële of dienstensectoren te ontwikkelen. Aangezien in eerdere studies werd vastgesteld dat interoperabiliteit het belangrijkste probleem is, wil de Commissie de coherente ontwikkeling van de markt en de naleving door de industrie van open normen op vrijwillige basis bevorderen (30). Deze werkzaamheden houden verband met verschillende andere actiegebieden, waaronder enkele die meer in detail zullen worden behandeld in het komende actieplan voor de digitalisering van de energiesector (31).

4.3.   Specifieke taken die vereist zijn uit hoofde van de etikettering van banden

Op grond van de verordening inzake de etikettering van banden moet de Commissie een aantal specifieke taken uitvoeren, waaronder:

uiterlijk in juni 2022 een gedelegeerde handeling vaststellen waarbij nieuwe informatievereisten voor coverbanden worden ingevoerd, mits een geschikte testmethode beschikbaar is. Er is echter nog geen methode beschikbaar, maar er wordt aan een testmethode gewerkt. Loopvlakvernieuwing biedt belangrijke mogelijkheden voor besparingen op olie en andere materialen;

een gedelegeerde handeling vaststellen inzake etikettering met betrekking tot slijtage/kilometrage, mits een geschikte testmethode beschikbaar is, waardoor wordt bijgedragen tot de bredere actie inzake microplastics van het actieplan voor de circulaire economie. Er is echter nog geen methode beschikbaar, maar er wordt aan een testmethode gewerkt;

het werk in verband met het op elkaar afstemmen van laboratoria met het oog op tests in het kader van de verordening inzake de etikettering van banden coördineren, dat ook belangrijke gevolgen heeft voor de EU-wetgeving inzake CO2-emissies van lichte en zware bedrijfsvoertuigen. Het meest recente verslag is gepubliceerd in december 2021 (32);

Hoewel de evaluatie van de verordening gepland is voor 2025, heeft het bedrijfsleven aangegeven dat deze moet worden vervroegd, aangezien de schaalaanpassing, die oorspronkelijk door de Commissie was voorgesteld, maar bij de laatste herziening niet door het Parlement en de Raad is overgenomen, nu duidelijk nodig is.

4.4.   Indicatieve lijst van nieuwe energiegerelateerde productgroepen die moeten worden onderzocht

Dit werkplan is opgesteld na een gedetailleerde voorbereidende studie met een screening van talrijke gebieden waarop inspanningen mogelijk zijn en uitgebreide raadplegingen van burgers en belanghebbenden. Meer informatie is te vinden in het begeleidende document van de diensten van de Commissie.

Er is een lijst samengesteld van de 31 meest veelbelovende kandidaten voor verdere werkzaamheden (met inbegrip van producten die in het verleden al zijn onderzocht, maar tot dusver nog niet zijn gereguleerd) die in de voorbereidende studie zijn geïdentificeerd. Deze zouden samen, op basis van de voorlopige ramingen, in 2030 nieuwe besparingen tijdens de gebruiksfase kunnen opleveren van zo’n 1 000 PJ, of 278 TWh, d.w.z. ongeveer 2 % van het primaire energieverbruik in de EU in 2020 (33). Het geraamde potentieel met betrekking tot ingebedde energie in materialen is van dezelfde orde van grootte (en in hoge mate afhankelijk van de aannamen over de werkingssfeer en striktheid van horizontale maatregelen betreffende duurzaamheid, maar ook in verband met andere voordelen). Belangrijk is dat het effect in de loop van de tijd zal toenemen naarmate de voorraad producten geleidelijk wordt vervangen door eenheden die aan de nieuwe eisen voldoen. Uitgaande van de reeks van 31 producten werd een beperktere lijst (zie onderstaande tabel) vastgesteld met producten waarnaar de Commissie verkennend onderzoek wil doen. Er werd prioriteit gegeven aan de producten met het grootste potentieel op het gebied van energie- en/of materiaalefficiëntie, die tegelijkertijd goed scoorden op andere criteria en waarbij de feedback van belanghebbenden geen grote twijfel deed rijzen over de vooruitzichten op succes, zoals hieronder uiteengezet.

Productgroep

Energiebesparingspotentieel 2030 (in verband met de gebruiksfase of materiaalefficiëntie)

Overwegingen (34)

Lagetemperatuurstralers (radiatoren, convectoren enz.)

170 petajoule (PJ) (gebruiksfase)

Grootste energiebesparingspotentieel, belangrijk voor de renovatiegolf / het koolstofvrij maken van gebouwen

Professionele wasautomaten

33 PJ (gebruiksfase)

In het verleden onderzocht (35) en nu rijper geacht in het licht van de vorderingen bij de technische normalisatie

Professionele vaatwasmachines

20 PJ (gebruiksfase)

In het verleden onderzocht (36) en nu rijper geacht in het licht van de vorderingen bij de technische normalisatie

Universele externe stroomvoorzieningen (EPS)

12-27 PJ (ingebed)

Verband met het initiatief voor een universele oplader, wordt uitgevoerd in het kader van de evaluatie van de bestaande EPS-verordening (37)

Opladers van elektrische voertuigen

11 PJ (gebruiksfase)

Na 2030 stijgen de mogelijke besparingen tot bijna 76 PJ per jaar in 2050. Daarom is het redelijk om te overwegen eisen vast te stellen voordat grote aantallen potentieel inefficiënte opladers worden geïnstalleerd.

5.   Horizontale aspecten

5.1.   Bijdrage aan de circulaire economie

Hoewel energie-efficiëntie uiteraard centraal staat bij de werkzaamheden inzake ecologisch ontwerp voor energiegerelateerde producten, zijn andere aspecten in de loop van de tijd steeds meer in overweging genomen en verder geïntegreerd, met name sinds het eerste actieplan voor de circulaire economie (38). Naast bepaalde bestaande eisen inzake duurzaamheid omvatten verschillende in 2019 vastgestelde maatregelen (39) nieuwe elementen van de circulaire economie met eisen inzake repareerbaarheid, recycleerbaarheid, gemakkelijke demontage en hergebruik aan het einde van de levensduur (zie de voorbeelden in het begeleidende werkdocument van de diensten van de Commissie).

Tegelijkertijd hebben het Europees Comité voor Normalisatie en het Europees Comité voor Elektrische Normalisatie (CEN-CENELEC) naar aanleiding van normalisatieverzoek M/543 (40) van de Commissie de laatste hand gelegd aan horizontale normen inzake aspecten van materiaalefficiëntie voor energiegerelateerde producten. Het gaat onder meer om horizontale normen (41) inzake duurzaamheid, recycleerbaarheid, mogelijkheden om te repareren, te hergebruiken en te upgraden, gerecycleerde inhoud enz. Zij kunnen de basis vormen voor de ontwikkeling van productspecifieke normen voor materiaalefficiëntie voor energiegerelateerde producten.

Op basis van de norm inzake de mogelijkheden om te repareren, te hergebruiken en te upgraden (EN 45554) heeft het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek van de Commissie een reparatiescoresysteem ontwikkeld. De Commissie onderzoekt de mogelijkheden om dit in te voeren voor relevante producten, eventueel als informatie op het energielabel voor specifieke producten zoals smartphones en tablets. Dit werk is baanbrekend en zal naar alle waarschijnlijkheid de praktijken van de industrie wereldwijd gunstig beïnvloeden.

Daarnaast wordt de methodologie voor het ecologisch ontwerp van energiegerelateerde producten (MEErP — zie bijlage) momenteel herzien om bij de uitvoering van voorbereidende of evaluatiestudies voor specifieke productgroepen systematischer rekening te houden met aspecten van de circulaire economie.

Bij de komende werkzaamheden zal de tendens om meer nadruk te leggen op de circulaire economie worden voortgezet door relevante eisen te integreren op basis van de tot dusver opgedane ervaringen, met name met de uitvoering van de maatregelen van 2019. Dergelijke eisen zouden worden ondersteund door verbeteringen in de methodologie en mogelijkheden voor normalisatie, en zouden moeten bijdragen tot de overgang naar het nieuwe wetgevingskader inzake ecologisch ontwerp voor duurzame producten.

Met het oog op de toekomst zal de Commissie ook verder nagaan of het mogelijk en passend is meer productspecifieke eisen vast te stellen met betrekking tot de volgende aspecten:

Typologie van de eis

Energiebesparingspotentieel 2030 (in verband met gebruik of materiaalefficiëntie)

Gerecycleerde inhoud

160 PJ (materiaalinhoud)

Duurzaamheid, firmware en software

Ten minste 175-1 052  PJ (materiaalinhoud)

Schaarse, voor het milieu relevante en kritieke grondstoffen

Groot potentieel van de hulpbronnen

De eisen zijn theoretisch van toepassing op alle energiegerelateerde producten; er moeten specifieke voorbereidende studies worden verricht om te helpen bepalen welke productcategorieën het meest relevant zijn voor mogelijke regelgevende benaderingen.

5.2.   Normalisatiewerkzaamheden

Voor de handhaving van eisen inzake ecologisch ontwerp of de etikettering van producten op basis van hun respectieve kenmerken zijn duidelijke definities nodig van de manier waarop de prestaties worden gedefinieerd en voor een bepaald product kunnen worden getest. Daartoe kunnen geharmoniseerde technische normen waarin geschikte testmethoden worden gedefinieerd, fabrikanten helpen om, als zij de daarin beschreven methoden toepassen, een “vermoeden van overeenstemming” te genieten om aan te tonen dat aan de wettelijke eisen is voldaan. Technische normalisatiewerkzaamheden vormen een essentieel, maar vaak over het hoofd gezien onderdeel van de uitvoering, en uit de recente ervaringen blijkt hoe belangrijk het is dat in een zo vroeg mogelijk stadium met deze werkzaamheden wordt gestart, tegelijk met de voorbereiding van de nieuwe of herziene verordeningen. Normalisatieverzoeken kunnen pas worden afgerond en goedgekeurd nadat de desbetreffende verordeningen inzake ecologisch ontwerp of etikettering zijn vastgesteld. In het ideale geval wordt eerder begonnen met de uitwerking ervan, zodat zij tijdig kunnen worden voltooid na de vaststelling van de verordeningen, gelet op de ongeveer 27 maanden die doorgaans nodig zijn voor de ontwikkeling van een norm zelf. Het totale proces duurt doorgaans beduidend langer, met onder andere de voorafgaande goedkeuring van het normalisatieverzoek en de daaropvolgende beoordeling en goedkeuring van de normen voor de bekendmaking in het Publicatieblad. Wanneer er ten tijde van de goedkeuring geen geharmoniseerde Europese normen voor alle relevante aspecten beschikbaar zijn, moeten er wellicht overgangsmethoden in de uitvoeringsmaatregelen worden opgenomen.

Er moeten nieuwe normalisatieverzoeken worden opgesteld voor de meeste, zo niet alle nieuwe of herziene verordeningen die in voorbereiding zijn. Onlangs zijn er verzoeken ingediend, of er worden momenteel verzoeken voorbereid, voor verlichting, elektronische beeldschermen, commerciële koeling en huishoudelijke koeling. Voor verschillende andere productgroepen zijn op basis van oudere mandaten ontwerpnormen ontwikkeld.

5.3.   Het Europees productregister voor energie-etikettering (EPREL)

Het Europees productregister voor energie-etikettering (EPREL) is een door de Commissie opgerichte en beheerde databank. Sinds 1 januari 2019 zijn leveranciers (fabrikanten, importeurs of gemachtigde vertegenwoordigers) wettelijk verplicht om aan energie-etiketteringsvoorschriften onderworpen producten in EPREL te registreren alvorens ze in Europa in de handel te brengen.

Overeenkomstig de wetgeving heeft EPREL de volgende doelen:

het publiek informatie verstrekken over in de handel gebrachte producten, de energielabels ervan en productinformatiebladen;

de markttoezichtautoriteiten ondersteunen bij de uitvoering van hun taken uit hoofde van de wetgeving inzake energie-etikettering (en de etikettering van banden), met inbegrip van de handhaving daarvan;

de Commissie actuele informatie verstrekken over de energie-efficiëntie van producten met het oog op de herziening van energielabels.

Na de lancering van de “bètaversie” van de openbare interface (42) in maart 2022 zal informatie uit EPREL in toenemende mate ook de uitvoering van ander Green Deal-beleid ondersteunen. EPREL-gegevens vormen voortaan het logische uitgangspunt voor beoordelingen waarvan de energie-etiketklassen de “hoogste twee significant meest bevolkte” klassen zijn, of hogere klassen, voor een bepaald product. Dit is een criterium dat nu wordt gebruikt voor het operationaliseren van verschillende beleidsmaatregelen van de EU, onder meer met betrekking tot overheidsstimulansen (43), duurzame investeringen uit de particuliere sector (44), groene overheidsopdrachten (45) en verlaagde btw-tarieven voor bepaalde producten met een energielabel die voldoen aan specifieke criteria voor energielabels en, indien van toepassing, lage deeltjesemissies (46).

EPREL biedt ook functies die de naleving door leveranciers en detailhandelaren vergemakkelijken. Leveranciers kunnen ervoor kiezen gebruik te maken van de ingebouwde etikettengenerator om op basis van de opgegeven waarden voor de prestaties en kenmerken van het product grafische etiketafbeeldingen te verkrijgen in een formaat dat aan de eisen voldoet. Detailhandelaren kunnen verwijzen naar EPREL, onder meer via applicatieprogramma-interfaces (API’s), wanneer zij etiketten of productinformatiebladen online weergeven, waardoor de inspanningen om actuele, samenhangende en meertalige informatie te presenteren tot een minimum worden beperkt.

Hoewel EPREL operationeel is, zijn er belangrijke functionaliteiten die in 2022 moeten worden aangepakt om de bovengenoemde doelstellingen te verwezenlijken. Hierbij gaat het onder meer om:

een speciaal webportaal dat het centrale toegangspunt zal zijn, met gerichte informatie voor burgers, nationale autoriteiten, leveranciers, handelaren en beleidsmakers (tweede/derde kwartaal);

verbetering van de gebruikersinterface en de instrumenten waarover de markttoezichtautoriteiten beschikken om hun activiteiten beter te stroomlijnen (derde kwartaal);

verandering van de structuur van de technische documentatie om de registratieactiviteiten van leveranciers te stroomlijnen en de analyse ervan door nalevingsautoriteiten te vergemakkelijken (eerste tot en met derde kwartaal);

beginnen met de uitvoering van de herziene verordeningen voor sommige productgroepen en eventueel nieuwe producten toevoegen (fotovoltaïsche panelen, smartphones/tablets) (vierde kwartaal).

Daarnaast moet worden nagedacht over de voorwaarden en de modaliteiten voor het verlenen van toegang tot EPREL of enkele functies ervan aan exploitanten en eventueel autoriteiten uit specifieke derde landen, met name die welke deel uitmaken van de douane-unie of de Energiegemeenschap. Dergelijke ontwikkelingen zullen echter zorgvuldig moeten worden voorbereid, waarbij de gevolgen ervan moeten worden geanalyseerd en de concrete modaliteiten — uiteindelijk — moeten worden uitgerold, wat niet op zeer korte termijn mogelijk is.

5.4.   Markttoezicht en ondersteuning van marktdeelnemers

Doeltreffend markttoezicht is cruciaal om ervoor te zorgen dat de regels naar behoren worden gehandhaafd, dat de verwachte voordelen worden gerealiseerd, dat een gelijk speelveld voor bedrijven wordt gewaarborgd, dat aan consumenten betrouwbare productinformatie wordt verstrekt en dat zowel burgers, regelgevende instanties als bedrijven vertrouwen hebben in het kader.

Markttoezicht is een nationale bevoegdheid en er zijn weinig gegevens over handhaving en naleving beschikbaar omdat er momenteel geen rapportageverplichting bestaat. Volgens de beschikbare gegevens, en zoals bevestigd door de controle inzake ecologisch ontwerp van de Europese Rekenkamer van 2020, is niet-naleving een groot probleem. Bij door de EU gefinancierde markttoezichtprojecten worden vaak bij een hoog tweecijferig percentage van de producten problemen in verband met de naleving geconstateerd (zowel met betrekking tot formele als inhoudelijke aspecten) (47), maar hierbij gaat het ook om gevallen van formele niet-naleving van relatief gering belang die door vrijwillige maatregelen kunnen worden verholpen (bv. een verkeerde waarde in het productinformatieblad) en niet alleen om ernstige problemen zoals het niet voldoen aan de minimumeis inzake ecologisch ontwerp. In totaal gaat naar schatting ten minste 10 % van de potentiële energiebesparingen als gevolg van ecologisch ontwerp en energie-etikettering verloren door niet-naleving, wat neerkomt op 15,3 Mtoe primaire energie per jaar in 2020 (of 178 TWh) en 6,4 miljard EUR aan jaarlijkse uitgaven voor consumenten aan energierekeningen (op basis van energieprijsniveaus van 2020). Dit komt overeen met 31 Mt CO2-eq. extra emissies per jaar en leidt tot aanzienlijke inkomsten- en banenverliezen voor de industrie. Deze cijfers wijzen erop dat elke verhoging van de bescheiden middelen die de lidstaten aan nationaal markttoezicht op ecologisch ontwerp en energie-etikettering besteden, zeer kosteneffectief zou zijn in termen van gegenereerde opbrengsten.

In de komende periode zal de Commissie haar steun aan de lidstaten opvoeren om bij te dragen tot een effectievere en uniformere uitoefening van markttoezicht op het gebied van ecologisch ontwerp en energie-etikettering. Dit omvat:

voortdurende verbetering van IT-instrumenten zoals het informatie- en communicatiesysteem voor markttoezicht (48) (ICSMS) en EPREL, en ondersteuning van andere instrumenten, bv. die waarmee uitdagingen in verband met markttoezicht op elektronische handel en nieuwe toeleveringsketens kunnen worden aangepakt;

technische en logistieke ondersteuning van de groepen voor administratieve samenwerking;

financiering van gezamenlijke of gecoördineerde acties en campagnes;

op politiek niveau overleg plegen met de lidstaten over manieren om het markttoezicht te verbeteren, met inbegrip van het niveau van de middelen die zij ter beschikking stellen;

nieuwe wettelijke bepalingen voorstellen om het markttoezicht te verbeteren, in het kader van de voorgestelde verordening inzake ecologisch ontwerp (zie het initiatief voor duurzame producten);

andere relevante activiteiten, zoals gepland in het werkprogramma van het Europees netwerk voor productconformiteit (EUPCN) voor 2021-2022, waarbij ook douaneautoriteiten worden betrokken.

De Commissie zal ook op verschillende manieren de inspanningen van de marktdeelnemers om aan de eisen te voldoen blijven ondersteunen, bv. met behulp van functionele mailboxen waar vragen naartoe kunnen worden gestuurd, met specifieke richtsnoeren, veelgestelde vragen, informatie op de website van de Commissie enz. Zij zal tevens de mogelijkheid onderzoeken van het verstrekken van EU-financiering voor het opzetten van een door het bedrijfsleven gestuurde faciliteit voor ondersteuning van de naleving, met het oog op het stimuleren van proactieve bewustwordingscampagnes en het verlenen van tijdige en gerichte bijstand om leveranciers en detailhandelaren te helpen hun verplichtingen beter te begrijpen en na te komen.

5.5.   Internationale aspecten en samenwerking

De beleidsmaatregelen van de EU inzake ecologisch ontwerp en met name energie-etikettering, en de daarmee verband houdende technische normen en testprocedures voor gereguleerde producten, hebben een grote positieve invloed gehad in derde landen tot ver buiten de EU (49).

Enerzijds passen verschillende belangrijke handelspartners van de EU de EU-regels inzake ecologisch ontwerp en/of etikettering systematisch toe in het kader van hun uiteenlopende betrekkingen met de EU. Dit is met name het geval in het kader van de EER, de douane-unie met Turkije en de Energiegemeenschap. Anderzijds moeten fabrikanten in andere grote exporterende landen hoe dan ook voldoen aan de EU-voorschriften om goederen in de EU in de handel te kunnen brengen, wat dan weer aanleiding kan geven tot en bevorderlijk kan zijn voor het vaststellen van binnenlandse eisen die volledig of gedeeltelijk in overeenstemming zijn met die van de EU. Tegelijkertijd is het belangrijk dat de EU de toepasselijke regels op dit gebied op het niveau van de WTO blijft naleven.

Internationale samenwerking op het gebied van productefficiëntie speelt ook een rol voor de snelheid en richting van de ontwikkelingen in de programma’s overal ter wereld. Sommige jurisdicties in derde landen achten het nuttig soortgelijke of identieke eisen toe te passen om te profiteren van het vele werk dat reeds in de ontwikkeling van de EU-regels is gaan zitten. Tegelijkertijd is de EU allerminst toonaangevend op álle gebieden of ten aanzien van álle producten, dus kan ook zij profiteren en leren van elders geleverde inspanningen. Bovendien kan convergentie van de regelgeving zorgen voor verlichting van de aan de nalevings- en conformiteitsbeoordeling verbonden kosten voor EU-bedrijven die belangrijke exportmarkten en de EU-markt bedienen. Om dergelijke wederzijds voordelige uitwisselingen te bevorderen, zal de Commissie doorgaan met haar steun en deelname aan gevestigde internationale multilaterale fora voor productbeleid, zoals het programma voor technologische samenwerking “Energy Efficient End-use Equipment (4E)” van het Internationaal Energieagentschap (50) en het initiatief “Super-efficient Equipment and Appliances Deployment (SEAD)” (51). Ook wordt bilaterale samenwerking nagestreefd om de toepassing van beste praktijken op het gebied van ecologisch ontwerp en energie-etikettering in partnerlanden te versnellen en de convergentie van de regelgeving wereldwijd verder te bevorderen.

6.   Conclusie

Het EU-programma voor ecologisch ontwerp en energie-etikettering is een van ’s werelds grootste en langstlopende programma’s voor apparaten, waarmee de kracht van de eengemaakte markt in de EU en daarbuiten wordt benut ten voordele van consumenten, bedrijven en het milieu.

Ecologisch ontwerp / energie-etikettering levert een vitale en toenemende bijdrage aan de doelstellingen van de Europese Green Deal en Fit for 55, en aan consumenten die te maken hebben met hoge energieprijzen en die anders een veel hogere energierekening hadden gehad: bij het huidige prijsniveau wordt geschat dat het bestaande beleid voor de energieverbruikers in de EU een besparing van meer dan 250 miljard EUR per jaar zal opleveren.

Door te investeren in het nastreven en versterken van dit programma om de ambities en middelen beter op elkaar af te stemmen, wordt er ook geïnvesteerd in een veerkrachtigere EU die beter bestand is tegen toekomstige energieprijzencrises en uitdagingen op het gebied van de voorzieningszekerheid in verband met de afhankelijkheid van de EU van ingevoerde fossiele brandstoffen. Evenzo draagt de toenemende aandacht voor materiaalefficiëntie, bv. de recycleerbaarheid, bij tot veerkrachtigere toeleveringsketens in de EU.

Versterking van de internationale samenwerking, zowel op multilateraal als op bilateraal niveau, is noodzakelijk om het tempo waarmee wereldwijd programma’s voor energie-efficiëntie van producten ingang vinden, op te voeren en kan ook bijdragen tot een betere convergentie van de regelgeving ten voordele van de EU en de partnerlanden.

Het Europees productregister voor energie-etikettering, EPREL, zorgt voor ongekende markttransparantie en biedt nieuwe mogelijkheden om consumenten in de EU mondiger te maken en met hen samen te werken. Het zal in toenemende mate ook een praktisch instrument zijn voor het operationaliseren van onlangs ingevoerde voorwaarden met betrekking tot productprestaties in ander EU-beleid (groene taxonomie, groene overheidsopdrachten krachtens de energie-efficiëntierichtlijn, overheidsstimulansen, btw-richtlijn).

Dit beleidsterrein biedt nog steeds aanzienlijke mogelijkheden voor extra, zeer kosteneffectieve voordelen voor EU-consumenten, minder luchtverontreiniging en energie-/CO2-besparingen die anders wellicht door ander beleid op EU- of nationaal niveau zouden moeten worden gerealiseerd. Er zijn echter grote inspanningen nodig om de bestaande regels tijdig te evalueren, steun te verlenen voor correcte toepassing/handhaving, EPREL te ontwikkelen en de regulering van nieuwe energiegerelateerde producten te onderzoeken.

De Commissie heeft daarom in het kader van het beleidspakket voor duurzame producten duidelijk aangegeven dat de middelen voor de uitvoering van het beleid inzake ecologisch ontwerp aanzienlijk moeten worden verhoogd als onderdeel van een ambitieuzer beleid voor duurzame producten, en verzoekt de lidstaten hetzelfde te doen wat betreft de nationale inspanningen op het gebied van markttoezicht.


(1)  Aanbeveling (EU) 2021/1749 van de Commissie van 28 september 2021 over “energie-efficiëntie eerst”: van beginselen tot praktijk — Richtsnoeren en voorbeelden voor de toepassing ervan in de besluitvorming in de energiesector en daarbuiten (PB L 350 van 4.10.2021, blz. 9).

(2)  Zie ook COM(2021) 801 final — Voorstel voor een aanbeveling van de Raad inzake het garanderen van een rechtvaardige transitie naar klimaatneutraliteit.

(3)  Zie het werkdocument van de diensten van de Commissie.

(4)  https://ec.europa.eu/environment/strategy/circular-economy-action-plan_nl

(5)  Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het vaststellen van eisen inzake ecologisch ontwerp voor energiegerelateerde producten (PB L 285 van 31.10.2009, blz. 10).

(6)  Verordening (EU) 2017/1369 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2017 tot vaststelling van een kader voor energie-etikettering en tot intrekking van Richtlijn 2010/30/EU (PB L 198 van 28.7.2017, blz. 1).

(7)  COM(2008) 660 definitief.

(8)  SWD(2012) 434 final.

(9)  COM(2016) 773 final.

(10)  Verordening (EU) 2020/740 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 2020 inzake de etikettering van banden met betrekking tot hun brandstofefficiëntie en andere parameters, tot wijziging van Verordening (EU) 2017/1369 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1222/2009 (PB L 177 van 5.6.2020, blz. 1).

(11)  In 2020 werden in de EU-27 naar schatting circa 3 miljard producten verkocht die aan maatregelen zijn onderworpen, waarvan 1,5 miljard lichtbronnen, 880 miljoen elektronische producten, 350 miljoen banden en 240 miljoen andere producten.

(12)  Ecodesign Impact Accounting (“EIA”) Report 2020: https://data.europa.eu/doi/10.2833/72143

Bij de EIA wordt gebruikgemaakt van gegevens van Eurostat, waaronder energiebalansen (nrg_bal_c) en uitgesplitst eindenergieverbruik in huishoudens — hoeveelheden (nrg_d_hhq).

(13)  Achievements of Energy Efficiency Appliance and Equipment Standards and Labelling Programs: 2021 update: https://www.iea-4e.org/projects/eesl-achievements-reports/

(14)  Eurobarometer-enquête 492, mei 2019: https://europa.eu/eurobarometer/surveys/detail/2238

(15)  https://publications.jrc.ec.europa.eu/repository/handle/JRC127006

(16)  https://ec.europa.eu/info/energy-climate-change-environment/standards-tools-and-labels/products-labelling-rules-and-requirements/energy-label-and-ecodesign_nl

(17)  Verordening (EG) nr. 1275/2008 van de Commissie van 17 december 2008 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Richtlijn 2005/32/EG van het Europees Parlement en de Raad, wat betreft voorschriften inzake ecologisch ontwerp voor het elektriciteitsverbruik van elektrische en elektronische huishoud- en kantoorapparatuur in de stand by-stand en de uit-stand (PB L 339 van 18.12.2008, blz. 45).

(18)  SWD(2022) 101 final.

(19)  Zie ook artikel 16, lid 4, van Verordening (EU) 2017/1369.

(20)  Speciaal verslag nr. 01/2020: EU-maatregelen op het gebied van ecologisch ontwerp en energie-etikettering: aanzienlijke vertragingen en niet-naleving doen afbreuk aan belangrijke bijdrage tot grotere energie-efficiëntie (PB C 18 van 20.1.2020, blz. 2).

(21)  Arrest van het Gerecht van 8 november 2018 in zaak T-544/13 RENV.

(22)  Arrest van het Gerecht van 8 december 2021 in zaak T-127/19.

(23)  COM(2022) 31 final van 2 februari 2022.

(24)  https://data.consilium.europa.eu/doc/document/ST-8923-2021-INIT/nl/pdf

(25)  COM(2021) 400 final van 12 mei 2021.

(26)  Droogtrommels, ventilatie-eenheden, huishoudelijke kooktoestellen.

(27)  Aanbeveling (EU) 2016/2125 van de Commissie van 30 november 2016 inzake richtsnoeren betreffende zelfregulering door de industrie op grond van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad(PB L 329 van 3.12.2016, blz. 109).

(28)  https://susproc.jrc.ec.europa.eu/product-bureau//product-groups/522/home

(29)  Bijvoorbeeld over bedrijfsnetwerkapparatuur, kleine netwerkapparatuur voor thuis en op kantoor, onderling verbonden thuisaudio en -video.

(30)  https://ses.jrc.ec.europa.eu/development-of-policy-proposals-for-energy-smart-appliances

(31)  https://ec.europa.eu/info/law/better-regulation/have-your-say/initiatives/13141-Digitalisering-van-de-energiesector-EU-actieplan_nl

(32)  https://ec.europa.eu/info/sites/default/files/energy_climate_change_environment/standards_tools_and_labels/documents/egla_report_2021_final.pdf

(33)  Deze besparingen mogen niet worden gecumuleerd met de cijfers in het werkplan 2016-2019 voor hetzelfde jaar.

(34)  Zie voor meer informatie het werkdocument van de diensten van de Commissie.

(35)  Voor het eerst genoemd in het werkplan 2012.

(36)  Ibidem.

(37)  Hoewel externe stroomvoorzieningen al gereguleerd zijn, worden “universele” externe stroomvoorzieningen als een nieuwe productgroep aangeduid, vanwege de relevantie en specificiteit van de analyse die nodig is om de noodzakelijke criteria/kenmerken af te leiden. Informatie over de lopende evaluatie is te vinden op: https://ec.europa.eu/info/law/better-regulation/have-your-say/initiatives/13351-External-power-supplies-ecodesign-&-information-requirements-review-_nl

(38)  COM(2015) 614 final.

(39)  https://ec.europa.eu/commission/presscorner/detail/nl/IP_19_5895

(40)  https://ec.europa.eu/growth/tools-databases/mandates/index.cfm?fuseaction=search.detail&id=564

(41)  https://standards.cencenelec.eu/dyn/www/f?p=205:32:0::::FSP_ORG_ID,FSP_LANG_ID:2240017,25&cs=10B7B067CC7107748A52C1C034BB4CFD3

(42)  https://eprel.ec.europa.eu

(43)  Zie artikel 7, lid 2, van Verordening (EU) 2017/1369.

(44)  Zie de EU-taxonomie voor duurzame activiteiten en het proefproject voor de duurzaamheidsgarantie van het EIF in het kader van het kmo-loket van InvestEU.

(45)  Zie bijlage IV bij de voorgestelde herziening van de richtlijn energie-efficiëntie.

(46)  Zie het nieuwe punt 22) dat is toegevoegd aan bijlage III bij Richtlijn 2006/112/EG https://data.consilium.europa.eu/doc/document/ST-14754-2021-INIT/nl/pdf

(47)  Dit was bijvoorbeeld het geval voor koelkasten die in 2018-2019 werden geïnspecteerd in het kader van het EEPLIANT2-project. De voorlopige resultaten van het EEPLIANT3-project in november 2021 bevestigen dit grotendeels: bij 75 % van de geïnspecteerde producten werden problemen geconstateerd met de technische documentatie of met online-etiketteringsvoorschriften, waarbij evenwel wordt opgemerkt dat de cijfers mogelijk niet volledig representatief zijn vanwege de op risico gebaseerde aanpak die doorgaans bij de bemonstering van producten wordt gebruikt.

(48)  https://ec.europa.eu/growth/single-market/goods/building-blocks/information-and-communication-system-market-surveillance_nl

(49)  Study on Impacts of the EU’s Ecodesign and Energy/Tyre Labelling Legislation on Third Jurisdictions, Waide et al, https://ec.europa.eu/energy/sites/ener/files/documents/201404_ieel_third_jurisdictions.pdf

(50)  https://www.iea-4e.org/

(51)  https://www.superefficient.org/


BIJLAGE

Methodologie voor het ecologisch ontwerp van energiegerelateerde producten (MEErP)

De methodologie voor het ecologisch ontwerp van energiegerelateerde producten (Methodology for Ecodesign of Energy-related Products, MEErP) is ontwikkeld om operationele richtsnoeren te bieden aan de Europese Commissie en contractanten en hen te voorzien van technische bijstand bij de uitvoering van de voorbereidende studie voor het ecologisch ontwerp van een product. De volledige methodologierapporten en het berekeningsmodel zijn online beschikbaar (1). De MEErP heeft in de loop van de tijd een ontwikkeling doorgemaakt, in samenspraak met belanghebbenden. De administratieve en juridische fasen na de voorbereidende studie vallen niet onder de MEErP. Niettemin is de MEErP zo ontworpen dat de output ervan kan worden geïntegreerd in een effectbeoordeling van de Europese Commissie.

De MEErP bestaat uit zeven taken. De eerste vier taken betreffen het verzamelen van gegevens en het uitvoeren van een eerste analyse. Zij hebben betrekking op:

Taak 1 — Toepassingsgebied (productdefinities, normen en wetgeving);

Taak 2 — Markten (economische en marktanalyse, met inbegrip van aantallen en prijzen);

Taak 3 — Gebruikers (productvraagzijde, consumentengedrag en lokale infrastructuur);

Taak 4 — Technologieën (productaanbodzijde, met inbegrip van de beste beschikbare technologie (BBT) en de beste nog niet beschikbare technologie (BNBT)).

Naast het leveren van input voor de taken 5 tot en met 7 zijn de taken 1 tot en met 4 ook bedoeld voor capaciteitsopbouw. De verslagen van de taken 1 tot en met 4 bieden beleidsmakers en belanghebbenden de context om elkaars problemen te begrijpen en deel te nemen aan een dialoog.

Taak 5 — Milieu & economie (levenscyclusanalyse & levenscycluskosten van de basissituatie (2));

Taak 6 — Ontwerpopties (verbeteringspotentieel);

Taak 7 — Scenario’s (beleids-, scenario-, impact- en gevoeligheidsanalyse).

De taken 5 tot en met 7 zijn bedoeld om te analyseren of, en zo ja, welke eisen inzake ecologisch ontwerp moeten worden vastgesteld voor het energiegerelateerde product in kwestie. In taak 5 wordt de “basissituatie” geïdentificeerd aan de hand van een samenvatting van de resultaten van de taken 1 tot en met 4. De basissituatie is een weloverwogen abstractie van de werkelijkheid en het referentiepunt voor de beoordeling van het verbeteringspotentieel en de beleids-, scenario-, impact- en gevoeligheidsanalyse.

De ontwerpopties, de gevolgen ervan voor de levenscycluskosten voor de consument, de ecologische kosten en baten, de oplossing met de laagste levenscycluskosten en de BBT worden vastgesteld in taak 6. De BBT geeft een streefcijfer voor de middellange termijn aan dat geschikt zou kunnen zijn voor stimulerende maatregelen in plaats van verplichte minimumeisen. De BNBT geeft mogelijkheden op lange termijn aan en helpt bij het bepalen van de precieze werkingssfeer en definitie van mogelijke maatregelen.

Bij taak 7 worden de resultaten van de vorige taken samengebracht om na te gaan welke beleidsmiddelen geschikt zijn om het verbeteringspotentieel te kunnen benutten. Er worden scenario’s gecreëerd met prognoses tot 2050, waarbij de haalbare verbeteringen ten opzichte van een scenario met ongewijzigd beleid worden gekwantificeerd. De resultaten worden vergeleken met de EU-doelstellingen en met de maatschappelijke kosten van het behalen van het voordeel op een andere manier. De gevolgen voor de consumenten (koopkracht, maatschappelijke kosten) en de industrie (werkgelegenheid, winstgevendheid, concurrentievermogen, investeringsniveau) worden geraamd, waarbij de typische ontwerpcyclus in de productsector expliciet wordt beschreven en toegelicht. Ten slotte wordt de robuustheid van de resultaten onderzocht aan de hand van een gevoeligheidsanalyse van de belangrijkste parameters.

Voor de geldigheid van de beoordelingen en de meerwaarde van het wetgevingsvoorstel dat eruit voortvloeit, is het belangrijk dat de methodologie regelmatig wordt bijgewerkt. De huidige methodologie heeft in de loop van de tijd een ontwikkeling doorgemaakt via periodieke evaluaties, in samenspraak met belanghebbenden, die tot periodieke aanpassingen hebben geleid.

De huidige versie van de MEErP is sinds 2013 in gebruik (3) en de huidige versie 3.06 van de Ecoreport-tool sinds 2014 (4). Er wordt nu gewerkt aan een evaluatie in het kader waarvan, waar nodig, de bij de analyse gebruikte gegevens worden geactualiseerd en ervoor wordt gezorgd dat de MEErP geschikt blijft voor het beoogde doel, overeenkomstig recente beleidsontwikkelingen. Het herzieningsproces wordt beheerd door het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek en de details van het lopende proces en de betrokkenheid van de belanghebbenden zullen worden gepubliceerd (5).


(1)  Methodology for Ecodesign of Energy-related Products — MEErP 2011 — Methodology Report — Part 1: Methods, https://ec.europa.eu/docsroom/documents/26525?locale=nl ; Methodology for Ecodesign of Energy-related Products — MEErP 2011 — Methodology Report — Part 2: Environmental policies and data, https://ec.europa.eu/docsroom/documents/26526?locale=nl ; EcoReport Calculations’ template: https://ec.europa.eu/docsroom/documents/5308/attachments/1/translations?locale=nl

(2)  Een of meer gemiddelde EU-producten of een representatieve productcategorie moeten worden gekozen als “basissituatie” voor de hele EU-27.

(3)  SWD(2012) 434 final: https://ec.europa.eu/docsroom/documents/9952/attachments/1/translations/en/renditions/pdf

(4)  Materiaalefficiëntiestudie voor MEErP (gepubliceerd in december 2013) op: https://ec.europa.eu/growth/industry/sustainability/sustainable-product-policy-ecodesign_nl , Ecoreport-tool beschikbaar op: https://ec.europa.eu/docsroom/documents/5308/attachments/1/translations?locale=nl

(5)  https://susproc.jrc.ec.europa.eu/product-bureau/product-groups/521/home


Top