Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52022XC0315(02)

    Mededeling van de Commissie Goedkeuring van de inhoud van een ontwerp voor een verordening van de Commissie betreffende de toepassing van artikel 101, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op bepaalde groepen onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomsten 2022/C 120/02

    C/2022/1161

    PB C 120 van 15.3.2022, p. 9–21 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    15.3.2022   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 120/9


    MEDEDELING VAN DE COMMISSIE

    Goedkeuring van de inhoud van een ontwerp voor een verordening van de Commissie betreffende de toepassing van artikel 101, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op bepaalde groepen onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomsten

    (2022/C 120/02)

    Op 1 maart 2022 heeft de Commissie de inhoud goedgekeurd van een ontwerp voor een verordening van de Commissie betreffende de toepassing van artikel 101, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op bepaalde groepen onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomsten.

    De ontwerpverordening van de Commissie is als bijlage aan deze mededeling gehecht.

    Deze ontwerpverordening van de Commissie is nu voor publieke consultatie opengesteld op:

    http://ec.europa.eu/competition/consultations/open.html.


    BIJLAGE

    DRAFT VERORDENING (EU) …/... VAN DE COMMISSIE

    van …

    betreffende de toepassing van artikel 101, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op bepaalde groepen onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomsten

    DE EUROPESE COMMISSIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (“het Verdrag”),

    Gezien Verordening (EEG) nr. 2821/71 van de Raad van 20 december 1971 betreffende de toepassing van artikel 85, lid 3, van het Verdrag op groepen van overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen (1),

    Na bekendmaking van de ontwerpverordening,

    Na raadpleging van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en economische machtsposities,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Verordening (EEG) nr. 2821/71 verleent de Commissie de bevoegdheid om artikel 101, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (*) bij verordening toe te passen op bepaalde groepen overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die onder artikel 101, lid 1, van het Verdrag vallen en die betrekking hebben op i) het onderzoek en de ontwikkeling van producten, technologieën of procedés tot aan het stadium van industriële toepassing, en ii) de exploitatie van de resultaten daarvan, met inbegrip van de bepalingen betreffende intellectuele-eigendomsrechten.

    (2)

    Artikel 179, lid 2, van het Verdrag roept de Unie op om ondernemingen, met inbegrip van kleine en middelgrote ondernemingen, te stimuleren bij hun inspanningen op het gebied van hoogwaardig onderzoek en hoogwaardige technologische ontwikkeling, en hun streven naar onderlinge samenwerking te ondersteunen.

    (3)

    Verordening (EU) nr. 1217/2010 van de Commissie (2) omschrijft groepen onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomsten waarvan volgens de Commissie kon worden aangenomen dat zij gewoonlijk aan de voorwaarden van artikel 101, lid 3, van het Verdrag voldoen. Gelet op de over het geheel genomen positieve ervaring met de toepassing van die verordening, die op 31 december 2022 vervalt, en gelet op de uitkomsten van de herzieningsprocedure, is het passend een nieuwe groepsvrijstellingsverordening vast te stellen.

    (4)

    Deze verordening beoogt onderzoek en ontwikkeling te vergemakkelijken en tegelijk de mededinging afdoende te beschermen. Bovendien moet deze verordening ondernemingen voldoende rechtszekerheid verschaffen. Bij het nastreven van deze doelstellingen moet rekening worden gehouden met de noodzaak het administratieve toezicht en het wetgevingskader zoveel mogelijk te vereenvoudigen.

    (5)

    Beneden een bepaald niveau van marktmacht kan, met het oog op de toepassing van artikel 101, lid 3, van het Verdrag, over het algemeen worden aangenomen dat de positieve effecten van onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomsten zullen opwegen tegen eventuele negatieve effecten ervan voor de mededinging.

    (6)

    Voor de toepassing van artikel 101, lid 3, van het Verdrag bij verordening hoeft niet te worden omschreven welke overeenkomsten onder artikel 101, lid 1, van het Verdrag kunnen vallen. Bij de individuele beoordeling van overeenkomsten in de zin van artikel 101, lid 1, van het Verdrag moet met verscheidene factoren rekening worden gehouden, in het bijzonder met de structuur van de relevante markt.

    (7)

    Overeenkomsten met het oog op het gezamenlijk verrichten van onderzoek of de gezamenlijke ontwikkeling van de resultaten daarvan, tot aan, maar niet met inbegrip van, het stadium van industriële toepassing, vallen over het algemeen niet onder artikel 101, lid 1, van het Verdrag. Onder bepaalde omstandigheden echter, bijvoorbeeld wanneer de partijen overeenkomen op eenzelfde gebied geen andere onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten te ondernemen, waardoor zij afzien van de mogelijkheid een concurrentievoordeel ten opzichte van de andere partijen te behalen, kunnen deze overeenkomsten wel onder artikel 101, lid 1, van het Verdrag vallen, en moeten zij daarom in de werkingssfeer van deze verordening worden opgenomen.

    (8)

    De bij deze verordening verleende vrijstelling moet slechts gelden voor overeenkomsten waarvan met voldoende zekerheid kan worden aangenomen dat zij aan de voorwaarden van artikel 101, lid 3, van het Verdrag voldoen.

    (9)

    In het algemeen kan worden aangenomen dat gebruikers baat hebben bij een toename van onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten en een grotere doeltreffendheid ervan doordat i) nieuwe of verbeterde producten, technologieën of procedés op de markt worden gebracht, doordat ii) die producten, technologieën of procedés sneller worden gelanceerd, of doordat iii) de nieuwe of verbeterde technologieën of procedés tot prijsverlagingen leiden.

    (10)

    Samenwerking op het gebied van tegen betaling verrichte gezamenlijke onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten en ten aanzien van de exploitatie van de resultaten daarvan kan het meest bevorderlijk zijn voor de technische en economische vooruitgang wanneer de partijen hun complementaire vaardigheden, activa of activiteiten ten behoeve van die samenwerking inzetten.

    (11)

    De gezamenlijke exploitatie van de resultaten kan uiteenlopende vormen aannemen, zoals productie, de distributie van producten of de toepassing van technologieën, de toekenning of licentiëring van intellectuele-eigendomsrechten of het doorgeven van de knowhow die noodzakelijk is voor die productie of toepassing, waarmee een wezenlijke bijdrage aan de technische of economische vooruitgang wordt geleverd.

    (12)

    Om de in deze verordening verleende vrijstelling te rechtvaardigen, moet de gezamenlijke exploitatie betrekking hebben op producten, technologieën of procedés waarvoor de toepassing van de onderzoeks- en ontwikkelingsresultaten onmisbaar is.

    (13)

    Bovendien moet in de onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst worden vastgelegd dat alle partijen volledige toegang krijgen tot de eindresultaten van de gezamenlijke onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten, met inbegrip van de mogelijk daaraan verbonden intellectuele-eigendomsrechten en knowhow, met het oog op i) verder onderzoek en ontwikkeling of ii) exploitatie, zodra de eindresultaten beschikbaar zijn. De toegang tot de resultaten mag doorgaans niet worden beperkt wanneer het gaat om gebruik van de resultaten voor verder onderzoek en ontwikkeling. Wanneer de partijen echter conform deze verordening hun exploitatierechten beperken, en met name wanneer zij zich op het niveau van de exploitatie specialiseren, kan de toegang tot de resultaten met het oog op exploitatie dienovereenkomstig worden beperkt. Wanneer voorts i) academische instellingen, onderzoeksinstituten of ii) ondernemingen die onderzoek en ontwikkeling als commerciële dienstverlening aanbieden zonder zich in de regel zelf met de exploitatie van de resultaten bezig te houden, aan onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten deelnemen, kunnen zij overeenkomen de resultaten hiervan uitsluitend voor verder onderzoek te gebruiken.

    (14)

    Afhankelijk van hun mogelijkheden en commerciële behoeften kunnen de bijdragen van de partijen aan hun gezamenlijke onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten verschillen. Om rekening te houden met de verschillen in de waarde of de aard van de bijdragen van partijen of om die verschillen te compenseren, kan daarom in een onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst die onder deze verordening valt, worden bepaald dat de ene partij een andere partij vergoedt voor het verkrijgen van toegang tot de resultaten ten behoeve van verder onderzoek of exploitatie. Die vergoeding mag echter niet zo hoog zijn dat deze de toegang in werkelijkheid belemmert.

    (15)

    Wanneer de onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst niet in een gezamenlijke exploitatie van de resultaten voorziet, moeten de partijen in de onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst vastleggen dat zij elkaar wederzijds toegang verlenen tot hun bestaande knowhow voor zover deze knowhow onmisbaar is voor de exploitatie van de resultaten door de andere partijen. De berekende vergoeding (bv. licentievergoedingen) mag niet zo hoog zijn dat deze de toegang tot de knowhow voor de andere partijen in werkelijkheid belemmert.

    (16)

    De bij deze verordening verleende vrijstelling moet uitsluitend worden toegekend voor onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomsten die de betrokken ondernemingen niet de mogelijkheid bieden de mededinging voor een wezenlijk deel van de betrokken producten of technologieën uit te schakelen. Overeenkomsten tussen concurrenten waarvan het gezamenlijke marktaandeel voor de producten of technologieën die door de resultaten van onderzoek en ontwikkeling kunnen worden verbeterd, gesubstitueerd of vervangen, op het moment dat de overeenkomst wordt gesloten, een bepaald niveau overschrijdt, moeten van de vrijstelling worden uitgesloten.

    (17)

    De bij deze verordening verleende vrijstelling moet uitsluitend worden toegekend voor onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomsten die de betrokken ondernemingen niet de mogelijkheid bieden de mededinging op het gebied van innovatie, met inbegrip van de ontwikkeling van nieuwe producten of technologieën, uit te schakelen. Onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomsten als gevolg waarvan er minder dan drie vergelijkbare concurrerende O&O-inspanningen overblijven naast die van de partijen bij de onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst, moeten van de vrijstelling worden uitgesloten.

    (18)

    Er geldt echter geen vermoeden dat onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomsten onder artikel 101, lid 1, van het Verdrag vallen of dat zij niet aan de voorwaarden van artikel 101, lid 3, van het Verdrag voldoen wanneer niet aan de in deze verordening gestelde drempels of andere voorwaarden is voldaan. In die gevallen moet een individuele toetsing van de onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst aan artikel 101 van het Verdrag plaatsvinden.

    (19)

    Om bij de gemeenschappelijke exploitatie van de resultaten een daadwerkelijke mededinging te behouden, moet worden bepaald dat de vrijstelling niet langer geldt wanneer het gezamenlijke marktaandeel van de partijen voor de producten of technologieën die het resultaat van tegen betaling verrichte gezamenlijke onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten zijn, een bepaald niveau overschrijdt. De vrijstelling moet, ongeacht de marktaandelen van de partijen, nog enige tijd na de aanvang van de gezamenlijke exploitatie blijven gelden totdat de marktaandelen gestabiliseerd zijn, met name na de invoering van een geheel nieuw product, zodat een minimumperiode van rendement op de betrokken investeringen wordt gewaarborgd.

    (20)

    Deze verordening mag geen vrijstelling verlenen voor overeenkomsten welke beperkingen bevatten die voor het bereiken van de positieve effecten van een onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst niet onmisbaar zijn. Overeenkomsten die bepaalde soorten ernstige mededingingsbeperkingen – zoals beperkingen van de vrijheid van de partijen om onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten te verrichten op een gebied waarop de overeenkomst geen betrekking heeft, de vaststelling van aan derden berekende prijzen, de beperking van de productie of verkoop, alsmede de beperking van de passieve verkoop van contractproducten of contracttechnologieën in gebieden of aan afnemers die aan andere partijen zijn voorbehouden – bevatten, moeten, ongeacht het marktaandeel van de partijen, in beginsel van de in deze verordening vervatte vrijstelling worden uitgesloten. In dit verband gelden beperkingen inzake gebruiksgebied (“field of use”) niet als productie- of verkoopbeperkingen en evenmin als territoriale beperkingen of beperkingen ten aanzien van de klantenkring.

    (21)

    De beperking van het marktaandeel, de uitsluiting van bepaalde overeenkomsten en de in deze verordening vervatte voorwaarden garanderen doorgaans dat de overeenkomsten waarvoor de groepsvrijstelling geldt, de partijen niet in staat stellen voor een wezenlijk deel van de betrokken producten of technologieën de mededinging uit te schakelen.

    (22)

    Het valt niet uit te sluiten dat er concurrentieverstorende afschermingseffecten optreden wanneer eenzelfde partij verscheidene onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten financiert die door concurrenten worden uitgevoerd met betrekking tot dezelfde contractproducten of -technologieën, en met name wanneer zij het exclusieve recht verkrijgt om de resultaten ten aanzien van derden te exploiteren. Daarom moet de in deze verordening vervatte vrijstelling alleen voor dergelijke tegen betaling verrichte onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten gelden indien het gezamenlijke marktaandeel van alle partijen die bij deze onderling verbonden overeenkomsten betrokken zijn — d.w.z. de financier en alle uitvoerders van onderzoek en ontwikkeling — niet meer dan 25 % bedraagt.

    (23)

    Het voordeel van deze verordening kan worden ingetrokken ingevolge artikel 29 van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad (3).

    (24)

    Aangezien onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomsten dikwijls voor langere tijd worden gesloten, vooral wanneer de samenwerking tevens de exploitatie van de resultaten omvat, moet de geldigheidsduur van deze verordening op twaalf jaar worden vastgesteld,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    TITEL I

    Definities

    Artikel 1

    Definities

    1.   Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

    (1)

    “onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst”: een overeenkomst tussen twee of meer partijen die betrekking heeft op de voorwaarden waaronder deze partijen:

    (a)

    gezamenlijk onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten verrichten ten aanzien van contractproducten of contracttechnologieën,

    i)

    zonder dat de daarbij verkregen resultaten gezamenlijk worden geëxploiteerd, of

    ii)

    waarbij de daarbij verkregen resultaten gezamenlijk worden geëxploiteerd; of

    (b)

    tegen betaling onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten verrichten ten aanzien van contractproducten of contracttechnologieën,

    i)

    zonder dat de daarbij verkregen resultaten gezamenlijk worden geëxploiteerd, of

    ii)

    waarbij de daarbij verkregen resultaten gezamenlijk worden geëxploiteerd; of

    (c)

    de resultaten van de onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten ten aanzien van contractproducten of contracttechnologieën die zijn verricht op grond van een eerdere onder lid 1, punt a), vallende overeenkomst tussen dezelfde partijen, gezamenlijk exploiteren; of

    (d)

    de resultaten van de onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten ten aanzien van contractproducten of contracttechnologieën, die zijn verricht op grond van een eerdere onder lid 1, punt b), vallende overeenkomst tussen dezelfde partijen, gezamenlijk exploiteren;

    (2)

    “overeenkomst”: een overeenkomst, een besluit van een ondernemingsvereniging of een onderling afgestemde feitelijke gedraging;

    (3)

    “onderzoek en ontwikkeling” (“O&O”): activiteiten gericht op de verwerving van knowhow ten aanzien van bestaande of nieuwe producten, technologieën of procedés, de uitvoering van theoretische analyses, systematische studies of experimenten, met inbegrip van experimentele productie en technische tests van producten of procedés, de inrichting van de daartoe benodigde installaties en de verwerving van intellectuele-eigendomsrechten op de resultaten;

    (4)

    “product”: een goed of een dienst, daaronder begrepen zowel intermediaire goederen of diensten als eindgoederen of -diensten;

    (5)

    “contracttechnologie”: een technologie die of een procedé dat uit de gezamenlijke of tegen betaling verrichte onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten voortvloeit. Dit is inclusief technologieën of procedés die via een onderzoeks- en ontwikkelingspool zijn verkregen en nieuwe technologieën of procedés;

    (6)

    “contractproduct”: een product dat uit de gezamenlijke of tegen betaling verrichte gezamenlijke onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten voortvloeit of met gebruikmaking van de contracttechnologieën wordt geproduceerd of geleverd. Dit is inclusief via een onderzoeks- en ontwikkelingspool verkregen producten en nieuwe producten;

    (7)

    “nieuwe producten of technologieën”: producten, technologieën of procedés die nog niet bestaan op het moment dat de onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst die onder lid 1, punt a) of b), valt, wordt gesloten en die, indien zij succesvol zijn, een eigen nieuwe markt creëren en bestaande producten, technologieën of procedés niet verbeteren, substitueren of vervangen;

    (8)

    “onderzoeks- en ontwikkelingspool”: O&O-inspanningen die hoofdzakelijk zijn gericht op een specifiek doel of een specifieke doelstelling. Het specifieke doel of de specifieke doelstelling van een onderzoeks- en ontwikkelingspool kan nog niet worden bepaald omdat een product of technologie betrekking heeft op een aanzienlijk breder doel dan producten of technologieën op een specifieke markt;

    (9)

    “exploitatie van de resultaten”: de productie of distributie van de contractproducten of de toepassing van de contracttechnologieën dan wel de toekenning of licentiëring van intellectuele-eigendomsrechten, alsmede het doorgeven van de knowhow die voor de productie van de producten of de toepassing van de technologieën noodzakelijk is;

    (10)

    “intellectuele-eigendomsrechten”: industriële-eigendomsrechten, en met name octrooien en handelsmerken, alsmede auteursrechten en naburige rechten;

    (11)

    “knowhow”: een geheel van praktische informatie die voortvloeit uit ervaring en proeven, die:

    a)

    “geheim” is, d.w.z. niet algemeen bekend of gemakkelijk verkrijgbaar is;

    b)

    “wezenlijk” is, d.w.z. van betekenis en nuttig is voor de productie van de contractproducten of de toepassing van de contracttechnologieën; en

    c)

    “geïdentificeerd” is, d.w.z. dusdanig uitvoerig beschreven is dat kan worden nagegaan of deze aan de criteria inzake het geheim en wezenlijk zijn voldoet;

    (12)

    “gezamenlijk” in samenhang met de ingevolge een onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst verrichte activiteiten: de omstandigheid dat de taken:

    a)

    door een gemeenschappelijk team, gemeenschappelijke organisatie of gemeenschappelijke onderneming worden verricht;

    b)

    gezamenlijk aan een derde partij worden toevertrouwd; of

    c)

    onder de partijen worden verdeeld door middel van specialisatie op het niveau van onderzoek en ontwikkeling dan wel exploitatie;

    (13)

    “specialisatie op het niveau van onderzoek en ontwikkeling”: de omstandigheid dat elk van de partijen bij de door de onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst bestreken onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten is betrokken en dat zij de onderzoeks- en ontwikkelingstaken onderling verdelen op de door hen meest passend geachte wijze. Tegen betaling verrichte onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten zijn hieronder niet begrepen;

    (14)

    “specialisatie op het niveau van de exploitatie”: de omstandigheid dat de partijen individuele taken, zoals productie of distributie, onderling verdelen of elkaar beperkingen opleggen ten aanzien van de exploitatie van de resultaten, zoals beperkingen betreffende bepaalde gebieden, klanten of gebruiksgebieden. Situaties waarin slechts één partij de contractproducten produceert en distribueert op basis van een door de andere partijen verleende exclusieve licentie, zijn hieronder mede begrepen;

    (15)

    “tegen betaling verrichte onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten”: onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten die door één partij worden verricht en door een financier worden gefinancierd;

    (16)

    “financier”: een partij die tegen betaling verrichte onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten financiert doch zelf geen van die activiteiten verricht;

    (17)

    “onderneming die concurreert voor een bestaand product en/of een bestaande technologie”: een daadwerkelijke of potentiële concurrent:

    (a)

    “daadwerkelijke concurrent”: een onderneming die bestaande producten, technologieën of procedés levert die door het contractproduct of de contracttechnologie op de relevante geografische markt zouden kunnen worden verbeterd, gesubstitueerd of vervangen;

    (b)

    “potentiële concurrent”: een onderneming die, zonder de onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst, op grond van realistische overwegingen en niet louter als theoretische mogelijkheid, wellicht binnen niet meer dan drie jaar de vereiste extra investeringen zou doen of andere noodzakelijke kosten zou maken om producten, technologieën of procedés te leveren die door het contractproduct of de contracttechnologie op de relevante geografische markt zouden kunnen worden verbeterd, gesubstitueerd of vervangen;

    (18)

    “onderneming die concurreert op innovatie”: een onderneming die niet concurreert voor bestaande producten en/of technologieën en die zelfstandig O&O-inspanningen verricht of, zonder de onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst, hiertoe in staat is en dit waarschijnlijk ook zal doen. Deze inspanningen hebben betrekking op:

    (a)

    onderzoek en ontwikkeling van dezelfde of waarschijnlijk substitueerbare nieuwe producten en/of technologieën als die welke onder de onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst vallen; of

    (b)

    onderzoeks- en ontwikkelingspools met in wezen hetzelfde doel of dezelfde doelstelling als die welke onder de onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst vallen;

    (19)

    “concurrerende O&O-inspanning”: een O&O-inspanning die een derde partij alleen of in samenwerking met andere derden verricht of waartoe zij in staat is en die zij waarschijnlijk zelfstandig zal verrichten, en die betrekking heeft op:

    (a)

    onderzoek en ontwikkeling van dezelfde of waarschijnlijk substitueerbare nieuwe producten en/of technologieën als die welke onder de onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst vallen; of

    (b)

    onderzoeks- en ontwikkelingspools met in wezen hetzelfde doel of dezelfde doelstelling als die welke onder de onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst vallen.

    Deze derden moeten onafhankelijk zijn van de partijen bij de onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst;

    (20)

    “niet-concurrerende onderneming”: een onderneming die geen onderneming is die concurreert voor bestaande producten en/of technologieën, noch een onderneming die concurreert op innovatie;

    (21)

    “relevante productmarkt”: de relevante markt voor de producten die door de contractproducten kunnen worden verbeterd, gesubstitueerd of vervangen;

    (22)

    “relevante technologiemarkt”: de relevante markt voor de technologieën of procedés die door de contracttechnologieën kunnen worden verbeterd, gesubstitueerd of vervangen;

    (23)

    “actieve verkoop”: alle vormen van verkoop niet zijnde passieve verkoop;

    (24)

    “passieve verkoop”: verkoop in reactie op spontane verzoeken van individuele klanten, daaronder begrepen de levering van producten of diensten aan de klant of klanten zonder dat de verkoop is geïnitieerd door actieve benadering van de specifieke klant, de specifieke klantenkring of het specifieke grondgebied; hieronder is ook begrepen verkoop die voortkomt uit de deelname aan aanbestedingen voor particuliere of overheidsopdrachten.

    2.   Voor de toepassing van deze verordening omvatten de begrippen “onderneming” en “partij” de respectieve daarmee verbonden ondernemingen.

    Onder “verbonden ondernemingen” wordt verstaan:

    a)

    ondernemingen waarin een partij bij de onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst direct of indirect:

    i)

    de bevoegdheid heeft meer dan de helft van de stemrechten uit te oefenen;

    ii)

    de bevoegdheid heeft meer dan de helft van de leden van de raad van toezicht, van de raad van bestuur of van de krachtens de wet tot vertegenwoordiging bevoegde organen te benoemen; of

    iii)

    het recht heeft de zaken van de onderneming te beheren;

    b)

    ondernemingen die ten aanzien van een partij bij de onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst direct of indirect over de in punt a) genoemde rechten of bevoegdheden beschikken;

    c)

    ondernemingen waarin een in punt b) bedoelde onderneming direct of indirect over de in punt a) genoemde rechten of bevoegdheden beschikt;

    d)

    ondernemingen waarin een partij bij de onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst gezamenlijk met een of meer van de in punt a), b) of c) bedoelde ondernemingen, of waarin twee of meer van de laatstbedoelde ondernemingen gezamenlijk over de in punt a) genoemde rechten of bevoegdheden beschikken;

    e)

    ondernemingen waarin over de in punt a) genoemde rechten of bevoegdheden gezamenlijk wordt beschikt door:

    i)

    partijen bij de onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst of de respectieve daarmee verbonden ondernemingen als bedoeld in de punten a) tot en met d); of

    ii)

    een of meer van de partijen bij de onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst of een of meer van de daarmee verbonden ondernemingen als bedoeld in de punten a) tot en met d), en een of meer derden.

    TITEL II

    Vrijstelling

    Artikel 2

    Vrijstelling

    1.   Overeenkomstig artikel 101, lid 3, van het Verdrag en onverminderd de bepalingen van deze verordening, wordt artikel 101, lid 1, van het Verdrag buiten toepassing verklaard voor onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomsten.

    2.   De in lid 1 bedoelde vrijstelling is van toepassing voor zover onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomsten beperkingen van de mededinging inhouden die onder artikel 101, lid 1, van het Verdrag vallen.

    3.   De in lid 1 bedoelde vrijstelling is ook van toepassing op onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomsten die bepalingen bevatten betreffende de toekenning of licentiëring van intellectuele-eigendomsrechten aan een of meer partijen of aan een door de partijen opgerichte entiteit die de gezamenlijke of tegen betaling verrichte onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten of de gezamenlijke exploitatie verricht, mits die bepalingen:

    (a)

    niet het voornaamste onderwerp van die overeenkomsten vormen; en

    (b)

    rechtstreeks verband houden met en noodzakelijk zijn voor de uitvoering van die overeenkomsten.

    TITEL III

    Voorwaarden voor vrijstelling

    Artikel 3

    Toegang tot de eindresultaten

    1.   De onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst moet bepalen dat alle partijen volledige toegang moeten krijgen tot de eindresultaten van de gezamenlijke of tegen betaling verrichte onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten, met het oog op verder onderzoek, ontwikkeling en exploitatie.

    (a)

    De in lid 1 bedoelde toegang is met inbegrip van daaruit voortvloeiende intellectuele-eigendomsrechten en knowhow.

    (b)

    De in lid 1 bedoelde toegang wordt verleend zodra de resultaten van onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten beschikbaar komen.

    2.   In de onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst kan worden bepaald dat de partijen elkaar vergoeden voor het verkrijgen van toegang tot de resultaten ten behoeve van verder onderzoek en ontwikkeling of verdere exploitatie, waarbij de vergoeding evenwel niet zo hoog mag zijn dat zij de toegang in werkelijkheid belemmert.

    3.   Onderzoekinstituten, academische instellingen en ondernemingen die onderzoek en ontwikkeling als commerciële dienstverlening aanbieden zonder zich gewoonlijk met de exploitatie van de resultaten daarvan bezig te houden, kunnen overeenkomen de resultaten hiervan uitsluitend voor verder onderzoek te gebruiken.

    4.   Wanneer de partijen hun exploitatierechten beperken in overeenstemming met deze verordening, en met name wanneer zij zich op het niveau van de exploitatie specialiseren, kan de toegang tot de resultaten met het oog op exploitatie dienovereenkomstig worden beperkt.

    Artikel 4

    Toegang tot bestaande knowhow

    1.   Onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomsten waarin de gezamenlijke exploitatie van de resultaten van gezamenlijke of tegen betaling verrichte onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten wordt uitgesloten, moeten bepalen dat aan elke partij toegang moet worden verleend tot bestaande knowhow van de andere partijen, indien deze knowhow onmisbaar is voor de exploitatie van de resultaten.

    2.   Onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomsten waarin de gezamenlijke exploitatie van de resultaten van gezamenlijke of tegen betaling verrichte onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten wordt uitgesloten, kunnen bepalen dat de partijen elkaar vergoeden voor het verkrijgen van toegang tot hun bestaande knowhow. De vergoeding mag niet zo hoog zijn dat zij deze toegang in werkelijkheid belemmert.

    Artikel 5

    Gezamenlijke exploitatie

    1.   Gezamenlijke exploitatie mag alleen betrekking hebben op resultaten:

    (a)

    die onmisbaar zijn voor de productie van de contractproducten of de toepassing van de contracttechnologieën; en

    (b)

    die door intellectuele-eigendomsrechten worden beschermd of die knowhow vormen.

    2.   Partijen die zijn belast met de productie van de contractproducten door middel van specialisatie op het niveau van de exploitatie, moeten ertoe worden verplicht de orders voor de levering van de contractproducten van de andere partijen uit te voeren, behalve wanneer:

    (a)

    de onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst tevens voorziet in gezamenlijke distributie door een gemeenschappelijk team, gemeenschappelijke organisatie of gemeenschappelijke onderneming of door een derde waaraan de partijen deze distributie gezamenlijk hebben toevertrouwd; of

    (b)

    wanneer de partijen zijn overeengekomen dat alleen de partij die de contractproducten produceert, deze mag distribueren.

    Artikel 6

    Drempels, marktaandelen en duur van de vrijstelling

    1.   Wanneer de partijen bij de onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst geen concurrerende ondernemingen zijn, geldt de in artikel 2 bedoelde vrijstelling, ongeacht hun marktaandelen, voor de duur van de onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten.

    2.   Wanneer twee of meer van de partijen bij de onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst concurrerende ondernemingen voor bestaande producten en/of technologieën zijn, geldt de in artikel 2 bedoelde vrijstelling voor de duur van de onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten, mits op het tijdstip waarop de onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst wordt gesloten:

    (a)

    het gezamenlijke marktaandeel van de partijen bij een onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst op het gebied van gezamenlijke onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten, zoals gedefinieerd in artikel 1, lid 1, punt 1, a), of artikel 1, lid 1, punt 1, c), op de relevante product- en technologiemarkt niet meer dan 25 % bedraagt; of

    (b)

    in het geval van een onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst voor tegen betaling verrichte onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten, zoals gedefinieerd in artikel 1, lid 1, punt 1), b), of artikel 1, lid 1, punt 1, d), het gezamenlijke marktaandeel van de financier en alle partijen waarmee de financier onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomsten heeft gesloten, ten aanzien van dezelfde contractproducten of contracttechnologieën, op de relevante product- en technologiemarkt niet meer dan 25 % bedraagt.

    3.   Wanneer twee of meer van de partijen bij de onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst ondernemingen zijn die concurreren op innovatie, geldt de in artikel 2 bedoelde vrijstelling voor de duur van de onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten, mits op het tijdstip waarop de onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst wordt gesloten ten minste drie vergelijkbare concurrerende O&O-inspanningen bestaan naast die van de partijen bij de onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst.

    4.   Voor onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomsten waarvoor de resultaten gezamenlijk worden geëxploiteerd, blijft de in artikel 2 bedoelde vrijstelling gelden voor een periode van zeven jaar vanaf het tijdstip waarop de contractproducten of contracttechnologieën voor het eerst in de interne markt in de handel worden gebracht, mits op het tijdstip waarop de onder artikel 1, lid 1, punt 1), a) of b), vallende overeenkomst wordt gesloten, aan de voorwaarden uit lid 1, 2 of 3 wordt voldaan. Voor een overeenkomst die onder artikel 1, lid 1, punt 1, c), valt, kan een dergelijke blijvende vrijstelling gelden mits op het tijdstip waarop de eerdere overeenkomst op grond van artikel 1, lid 1, punt 1, a) of b), wordt gesloten, aan de voorwaarden uit lid 1, 2 of 3 wordt voldaan.

    5.   Na het verstrijken van de in lid 4 bedoelde periode van zeven jaar blijft de in artikel 2 bedoelde vrijstelling gelden zolang het gezamenlijke marktaandeel van de partijen bij de onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst op de markt waartoe de contractproducten of contracttechnologieën behoren, niet meer dan 25 % bedraagt. Indien het marktaandeel na het verstrijken van de periode van zeven jaar op een van deze markten meer dan 25 % bedraagt, blijft de in artikel 2 bepaalde vrijstelling van toepassing gedurende twee opeenvolgende kalenderjaren volgende op het jaar waarin de drempel van 25 % voor het eerst is overschreden.

    Artikel 7

    Toepassing van de drempels

    1.   Voor de toepassing van de in artikel 6, leden 2 en 5, vastgestelde marktaandeeldrempels gelden de volgende regels:

    (a)

    het marktaandeel wordt berekend op grond van de waarde van de verkopen op de markt. Ingeval geen gegevens betreffende de waarde van de verkopen op de markt beschikbaar zijn, kan voor de bepaling van het marktaandeel van de partijen worden gebruikgemaakt van ramingen die zijn gebaseerd op andere betrouwbare marktinformatie, waaronder de omvang van de verkopen op de markt, uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling of onderzoeks- en ontwikkelingscapaciteit;

    (b)

    het marktaandeel wordt berekend op grond van gegevens die betrekking hebben op het voorafgaande kalenderjaar; of, indien het voorafgaande kalenderjaar niet representatief is voor de positie van de partijen op de relevante markt of markten, wordt het marktaandeel berekend als een gemiddelde van de marktaandelen van de partijen in de drie voorafgaande kalenderjaren;

    (c)

    het marktaandeel van de in artikel 1, lid 2, punt e), bedoelde ondernemingen wordt in gelijke delen toegerekend aan elke onderneming die over de in artikel 1, lid 2, punt a), genoemde rechten of bevoegdheden beschikt.

    2.   Voor het toepassen van de in artikel 6, lid 3, bedoelde drempel wordt de vergelijkbaarheid van concurrerende O&O-inspanningen beoordeeld op basis van betrouwbare informatie over elementen zoals i) de omvang, de fase en het tijdschema van de O&O-inspanningen, ii) de (toegang tot) financiële en menselijke hulpbronnen van derden, hun intellectuele eigendom, knowhow of andere bijzondere activa van derden, en iii) het vermogen van derden om mogelijke resultaten van hun O&O-inspanningen direct of indirect te exploiteren op de interne markt en de kans dat zij dit doen.

    TITEL IV

    Hardcore beperkingen en uitgesloten beperkingen

    Artikel 8

    Hardcore beperkingen

    De in artikel 2 bedoelde vrijstelling geldt niet voor onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomsten die, als zodanig of in combinatie met andere factoren waarover de partijen controle hebben, direct of indirect een van de volgende beperkingen tot doel hebben:

    1.

    De vrijheid van de partijen te beperken om zelfstandig of in samenwerking met derden onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten te verrichten:

    (a)

    op een gebied dat geen verband houdt met dat waarop de onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst betrekking heeft; of

    (b)

    op het gebied waarop de onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst betrekking heeft of een daarmee verband houdend gebied na de voltooiing van de gezamenlijke onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten of de tegen betaling verrichte onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten.

    2.

    De productie of de verkoop te beperken, met uitzondering van:

    (a)

    de vaststelling van productiedoelstellingen wanneer de gezamenlijke exploitatie van de resultaten tevens de gezamenlijke productie van de contractproducten omvat;

    (b)

    de vaststelling van verkoopdoelstellingen wanneer de gezamenlijke exploitatie van de resultaten:

    i)

    de gezamenlijke distributie van de contractproducten of de gezamenlijke licentiëring van de contracttechnologieën omvat, en

    ii)

    wordt uitgevoerd door een gemeenschappelijk team, gemeenschappelijke organisatie of gemeenschappelijke onderneming of gezamenlijk is toevertrouwd aan een derde;

    (c)

    praktijken in de vorm van specialisatie op het niveau van de exploitatie; en

    (d)

    de beperking van de vrijheid van de partijen om met de contractproducten of contracttechnologieën concurrerende producten, technologieën of procedés te produceren, te verkopen, toe te kennen of te licentiëren gedurende de periode waarvoor de partijen zijn overeengekomen de resultaten gezamenlijk te exploiteren.

    3.

    De prijzen vast te stellen bij de verkoop van het contractproduct of de licentiëring van de contracttechnologieën aan derden, met uitzondering van de vaststelling van de prijzen die directe afnemers worden berekend of de vaststelling van licentievergoedingen die directe licentienemers worden berekend wanneer de gezamenlijke exploitatie van de resultaten:

    (a)

    de gezamenlijke distributie van de contractproducten of de gezamenlijke licentiëring van de contracttechnologieën omvat, en

    (b)

    wordt uitgevoerd door een gemeenschappelijk team, gemeenschappelijke organisatie of gemeenschappelijke onderneming of gezamenlijk is toevertrouwd aan een derde.

    4.

    Het gebied te beperken waarin of de klantenkring waaraan de partijen de contractproducten passief mogen verkopen of de contracttechnologieën passief in licentie mogen geven, met uitzondering van de verplichting om een andere partij een exclusieve licentie te verlenen op de resultaten.

    5.

    De actieve verkoop van de contractproducten of de contracttechnologieën te verbieden of te beperken in gebieden of aan klanten die niet uitsluitend aan een van de partijen zijn toegewezen door middel van specialisatie op het niveau van de exploitatie.

    6.

    De partijen te verbieden te voldoen aan de vraag van gebruikers in de onderscheiden aan de partijen toegewezen gebieden of van gebruikers die anderszins door middel van specialisatie op het niveau van de exploitatie aan de partijen zijn toegewezen, en die de contractproducten in andere gebieden binnen de interne markt in de handel zouden brengen.

    7.

    De partijen te verplichten het voor gebruikers of wederverkopers moeilijk te maken de contractproducten van andere wederverkopers binnen de interne markt af te nemen.

    Artikel 9

    Uitgesloten beperkingen

    1.   De in artikel 2 bedoelde vrijstelling geldt niet voor de volgende in onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomsten vervatte verbodsbepalingen:

    (a)

    Het verbod om:

    i)

    na voltooiing van de onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten de geldigheid aan te vechten van de intellectuele-eigendomsrechten:

    (1)

    van de partijen in de interne markt, en

    (2)

    die relevant zijn voor de onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten; of

    ii)

    na het verstrijken van de onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst de geldigheid aan te vechten van intellectuele-eigendomsrechten:

    (1)

    van de partijen in de interne markt, en

    (2)

    waarmee de resultaten van de onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten worden beschermd.

    Een en ander doet geen afbreuk aan de mogelijkheid om in beëindiging van de onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst te voorzien ingeval een van de partijen de geldigheid van de in de punten i) en ii) bedoelde intellectuele-eigendomsrechten aanvecht.

    (b)

    Het verbod om aan derden licenties te verlenen voor de productie van de contractproducten of de toepassing van de contracttechnologieën, tenzij de overeenkomst voorziet in de exploitatie van de resultaten van de gezamenlijke of tegen betaling verrichte onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten door ten minste één van de partijen en deze exploitatie ten aanzien van derden in de interne markt plaatsvindt.

    2.   Indien de onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst een van de in dit artikel genoemde uitgesloten beperkingen bevat, blijft de in artikel 2 bedoelde vrijstelling van toepassing indien de uitgesloten beperkingen scheidbaar zijn van de rest van de onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst en mits aan de overige voorwaarden uit deze verordening wordt voldaan.

    TITEL V

    Intrekkingsprocedure

    Artikel 10

    Intrekking in individuele gevallen door de Europese Commissie

    1.   De Commissie kan, overeenkomstig artikel 29, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad, het voordeel van deze verordening intrekken wanneer zij in een bepaald geval van oordeel is dat een onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst waarop de in deze verordening vastgestelde vrijstelling van toepassing is, toch gevolgen heeft die onverenigbaar zijn met artikel 101, lid 3, van het Verdrag.

    2.   Het voordeel van deze verordening kan, overeenkomstig artikel 29, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1/2003, met name worden ingetrokken wanneer:

    (a)

    een onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst de mogelijkheid voor derden om op het of de bij de contractproducten of contracttechnologieën betrokken gebied of gebieden onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten te verrichten, merkbaar beperkt;

    (b)

    de onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst de toegang van derden tot de markt voor de contractproducten of contracttechnologieën merkbaar beperkt;

    (c)

    de partijen zonder objectief gerechtvaardigde reden de resultaten van hun gezamenlijke of tegen betaling verrichte onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten niet exploiteren ten aanzien van derden;

    (d)

    de contractproducten of contracttechnologieën in de gehele interne markt, of op een wezenlijk deel daarvan, geen daadwerkelijke mededinging ondervinden van producten, technologieën of procedés die door de gebruikers op grond van hun kenmerken, hun prijs en het gebruik waarvoor zij zijn bestemd, als gelijkaardig worden beschouwd.

    Artikel 11

    Intrekking in individuele gevallen door een mededingingsautoriteit van een lidstaat

    1.   De mededingingsautoriteit van een lidstaat kan, krachtens artikel 29, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1/2003, ten aanzien van het grondgebied van die lidstaat, of een gedeelte daarvan, het voordeel van deze verordening intrekken indien zij in een bepaald geval tot de bevinding komt dat een onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst waarop de in deze verordening vervatte vrijstelling van toepassing is, toch met artikel 101, lid 3, van het Verdrag onverenigbare gevolgen heeft op het grondgebied van die lidstaat, of op een gedeelte daarvan, voor zover dit grondgebied alle kenmerken van een afzonderlijke geografische markt vertoont.

    2.   Het voordeel van deze verordening kan door een mededingingsautoriteit van een lidstaat overeenkomstig artikel 29, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1/2003 met name worden ingetrokken wanneer de in artikel 10, lid 2, punten a) tot en met d), van deze verordening beschreven omstandigheden van toepassing zijn.

    TITEL VI

    Slotbepalingen

    Artikel 12

    Overgangsperiode

    1.   Onverminderd de in lid 2 vastgestelde specifieke overgangsbepaling voor onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomsten tussen ondernemingen die concurreren op innovatie, geldt het verbod van artikel 101, lid 1, van het Verdrag gedurende de periode van 1 januari 2023 tot en met 31 december 2024 niet voor op 31 december 2022 reeds van kracht zijnde overeenkomsten die niet aan de in deze verordening gestelde voorwaarden voor vrijstelling voldoen, maar wel aan de in Verordening (EG) nr. 1217/2010 gestelde voorwaarden voor vrijstelling.

    2.   Voor onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomsten tussen ondernemingen die concurreren op innovatie, zijn artikel 1, lid 1, punt 18, en artikel 6, lid 3, uitsluitend van toepassing op overeenkomsten die na 31 december 2022 in werking treden.

    Artikel 13

    Geldigheidsduur

    1.   Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2023.

    2.   Zij vervalt op 31 december 2034.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel,

    Voor de Commissie

    De voorzitter

    Ursula VON DER LEYEN


    (1)  PB L 285 van 29.12.1971, blz. 46.

    (*)  Sinds 1 december 2009 is artikel 81 van het EG-Verdrag (voorheen artikel 85 van het EEG-Verdrag) artikel 101 van het Verdrag. Beide artikelen zijn in wezen identiek. Voor zover van toepassing, moeten in deze verordening de verwijzingen naar artikel 85 van het EEG-Verdrag of artikel 81 van het EG-Verdrag worden gelezen als verwijzingen naar artikel 101 van het Verdrag.

    (2)  Verordening (EU) nr. 1217/2010 van de Commissie van 14 december 2010 betreffende de toepassing van artikel 101, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op bepaalde groepen onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomste (PB L 335 van 18.12.2010, blz. 36).

    (3)  Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1).


    Top