Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52022PC0468

    Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende het namens de Europese Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt over een wijziging van bijlage XI (Elektronische communicatie, audiovisuele diensten en informatiemaatschappij) bij de EER-Overeenkomst (richtlijn audiovisuele mediadiensten)

    COM/2022/468 final

    Brussel, 16.9.2022

    COM(2022) 468 final

    2022/0283(NLE)

    Voorstel voor een

    BESLUIT VAN DE RAAD

    betreffende het namens de Europese Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt over een wijziging van bijlage XI (Elektronische communicatie, audiovisuele diensten en informatiemaatschappij) bij de EER-Overeenkomst

    (richtlijn audiovisuele mediadiensten)

    (Voor de EER relevante tekst)


    TOELICHTING

    1.Onderwerp van het voorstel

    Dit voorstel betreft het besluit tot vaststelling van het namens de Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt in verband met de beoogde vaststelling van het besluit van het Gemengd Comité van de EER tot wijziging van bijlage XI (Elektronische communicatie, audiovisuele diensten en informatiemaatschappij) bij de EER-Overeenkomst.

    2.Achtergrond van het voorstel

    2.1.De EER-Overeenkomst

    De Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (hierna “de EER-Overeenkomst” genoemd) waarborgt gelijke rechten en verplichtingen binnen de interne markt voor burgers en marktdeelnemers in de EER. De EER-Overeenkomst voorziet in de opname van EU-wetgeving met betrekking tot de vier vrijheden in de 30 EER-staten, bestaande uit de EU-lidstaten, Noorwegen, IJsland en Liechtenstein. Daarnaast heeft de EER-Overeenkomst betrekking op samenwerking op andere belangrijke gebieden, zoals onderzoek en ontwikkeling, onderwijs, sociaal beleid, milieu, consumentenbescherming, toerisme en cultuur, gezamenlijk aangeduid als “flankerend en horizontaal” beleid. De EER-Overeenkomst is op 1 januari 1994 in werking getreden. De Europese Unie is samen met haar lidstaten partij bij de EER-Overeenkomst.

    2.2.Het Gemengd Comité van de EER

    Het Gemengd Comité van de EER is verantwoordelijk voor het beheer van de EER-Overeenkomst. Het is een forum voor het uitwisselen van standpunten in verband met de werking van de EER-Overeenkomst. Zijn besluiten worden bij consensus genomen en zijn bindend voor de partijen. Het Secretariaat-generaal van de Europese Commissie is verantwoordelijk voor de coördinatie van EER-aangelegenheden aan EU-zijde.

    2.3.De beoogde handeling van het Gemengd Comité van de EER

    Het Gemengd Comité van de EER zal naar verwachting het besluit van het Gemengd Comité van de EER tot wijziging van bijlage XI (Elektronische communicatie, audiovisuele diensten en informatiemaatschappij) bij de EER-Overeenkomst (hierna “de beoogde handeling” genoemd) vaststellen.

    Het doel van de beoogde handeling is Richtlijn (EU) 2018/1808 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (richtlijn audiovisuele mediadiensten) in het licht van een veranderende marktsituatie 1 in de EER-Overeenkomst op te nemen.

    De beoogde handeling zal voor de partijen bindend zijn overeenkomstig de artikelen 103 en 104 van de EER-Overeenkomst.

    3.Namens de Unie in te nemen standpunt

    De Commissie legt het ontwerpbesluit van het Gemengd Comité van de EER voor aan de Raad met het oog op vaststelling van het standpunt van de Unie. Dit standpunt dient na vaststelling zo spoedig mogelijk in het Gemengd Comité van de EER te worden uiteengezet.

    Het bijgaande besluit van het Gemengd Comité van de EER voert voor de EER-EVA-staten participatierechten in bij de werkzaamheden van een bestuursorgaan van de Unie – de Europese Groep van regulerende instanties voor audiovisuele mediadiensten (ERGA). Voorts is het volgende bepaald in een gemeenschappelijke verklaring die aan het ontwerpbesluit van het Gemengd Comité van de EER is gehecht:

    “Richtlijn (EU) 2018/1808 bevat bepalingen met verwijzingen naar Richtlijn (EU) 2017/541 van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijn 2011/93/EU van het Europees Parlement en de Raad en Kaderbesluit 2008/913/JBZ, die op grond van titel V, VWEU zijn vastgesteld. Er wordt aan herinnerd dat de opneming van rechtshandelingen met dergelijke bepalingen in de EER-Overeenkomst geen afbreuk doet aan het feit dat EU-wetgeving die is vastgesteld uit hoofde van Titel V, VWEU, buiten het bestek van de EER-Overeenkomst valt.

    Wat de verwijzingen naar artikel 5 van Richtlijn (EU) 2017/541, artikel 5, lid 4, van Richtlijn 2011/93/EU en artikel 1 van Kaderbesluit 2008/913/JBZ betreft, erkennen de overeenkomstsluitende partijen, in het kader van traditionele gemeenschappelijke waarden en een Europese identiteit, dat de overeenkomstige bepalingen van het nationale recht van de EVA-staten op een functioneel gelijkwaardige wijze worden toegepast.”

    Wij zijn van mening dat deze elementen verder gaan dan wat als louter technische aanpassingen kan worden beschouwd in de zin van Verordening nr. 2894/94 van de Raad. Het standpunt van de Unie moet derhalve door de Raad worden vastgesteld.

    4.Rechtsgrondslag

    4.1.Procedurele rechtsgrondslag

    4.1.1.Beginselen

    Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.

    Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die “beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt” 2 .

    4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval

    Het Gemengd Comité van de EER is een lichaam dat is opgericht krachtens een overeenkomst, namelijk de EER-Overeenkomst. De door het Gemengd Comité van de EER vast te stellen handeling is een handeling met rechtsgevolgen. De beoogde handeling zal overeenkomstig de artikelen 103 en 104 van de EER-Overeenkomst volkenrechtelijk bindend zijn.

    De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de EER-Overeenkomst. De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU, in samenhang met artikel 1, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2894/94 van de Raad houdende bepaalde wijzen van toepassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.

    4.2.Materiële rechtsgrondslag

    4.2.1.Beginselen

    De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU, in samenhang met artikel 1, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2894/94 van de Raad, vast te stellen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de materiële rechtsgrondslag van de in de EER-Overeenkomst op te nemen EU-rechtshandelingen.

    Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of hoofdcomponent, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is voor de hoofddoelstelling of de hoofdcomponent dan wel de belangrijkste doelstelling of component.

    4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval

    De doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling hebben in de eerste plaats betrekking op het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (onderlinge aanpassing van de wetgevingen). De materiële rechtsgrondslag van het voorgestelde besluit is daarom artikel 53, lid 1, en artikel 62 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

    4.3.Conclusie

    Het voorgestelde besluit moet artikel 53, lid 1, en artikel 62, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU en artikel 1, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2894/94 van de Raad houdende bepaalde wijzen van toepassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, als rechtsgrondslag hebben.

    5.Bekendmaking van de beoogde handeling

    Aangezien bij het besluit van het Gemengd Comité van de EER bijlage XI (Elektronische communicatie, audiovisuele diensten en informatiemaatschappij) bij de EER-Overeenkomst wordt gewijzigd, dient het besluit na de vaststelling ervan bekend te worden gemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    2022/0283 (NLE)

    Voorstel voor een

    BESLUIT VAN DE RAAD

    betreffende het namens de Europese Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt over een wijziging van bijlage XI (Elektronische communicatie, audiovisuele diensten en informatiemaatschappij) bij de EER-Overeenkomst

    (richtlijn audiovisuele mediadiensten)


    (Voor de EER relevante tekst)

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 53, lid 1, en artikel 62, in samenhang met artikel 218, lid 9,

    Gezien Verordening (EG) nr. 2894/94 van de Raad van 28 november 1994 houdende bepaalde wijzen van toepassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte 3 , en met name artikel 1, lid 3,

    Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)De Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte 4 (hierna “de EER-Overeenkomst” genoemd) is op 1 januari 1994 in werking getreden.

    (2)Overeenkomstig artikel 98 van de EER-Overeenkomst kan het Gemengd Comité van de EER besluiten onder andere bijlage XI bij de EER-Overeenkomst, die bepalingen inzake elektronische communicatie, audiovisuele diensten en informatiemaatschappij bevat, te wijzigen.

    (3)Richtlijn (EU) 2018/1808 van het Europees Parlement en de Raad 5 moet in de EER-Overeenkomst worden opgenomen.

    (4)Bijlage XI (Elektronische communicatie, audiovisuele diensten en informatiemaatschappij) bij de EER-Overeenkomst moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

    (5)Het standpunt van de Unie in het Gemengd Comité van de EER moet derhalve worden gebaseerd op het ontwerpbesluit van het Gemengd Comité van de EER in de bijlage bij dit besluit,

    HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Het in het Gemengd Comité van de EER namens de Unie in te nemen standpunt met betrekking tot de voorgestelde wijziging van bijlage XI (Elektronische communicatie, audiovisuele diensten en informatiemaatschappij) bij de EER-Overeenkomst wordt gebaseerd op het aan dit besluit gehechte ontwerpbesluit van het Gemengd Comité van de EER.

    Artikel 2

    Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

    Gedaan te Brussel,

       Voor de Raad

       De Voorzitter

    (1)    Richtlijn (EU) 2018/1808 van het Europees Parlement en de Raad van 14 november 2018 tot wijziging van Richtlijn 2010/13/EU betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (richtlijn audiovisuele mediadiensten) in het licht van een veranderende marktsituatie (PB L 303 van 28.11.2018, blz. 69).
    (2)    Arrest van het Hof van 7 oktober 2014, Duitsland/Raad, C-399/12, ECLI:EU:C:2014:2258, punten 61 tot en met 64.
    (3)    PB L 305 van 30.11.1994, blz. 6.
    (4)    PB L 1 van 3.1.1994, blz. 3.
    (5)    Richtlijn (EU) 2018/1808 van het Europees Parlement en de Raad van 14 november 2018 tot wijziging van Richtlijn 2010/13/EU betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (richtlijn audiovisuele mediadiensten) in het licht van een veranderende marktsituatie (PB L 303 van 28.11.2018, blz. 69).
    Top

    Brussel, 16.9.2022

    COM(2022) 468 final

    BIJLAGE

    bij

    Voorstel voor een besluit van de Raad

    betreffende het namens de Europese Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt over een wijziging van bijlage XI (Elektronische communicatie, audiovisuele diensten en informatiemaatschappij) bij de EER-Overeenkomst



    (richtlijn audiovisuele mediadiensten)


    BIJLAGE

    BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER

    Nr. […]

    van […]

    tot wijziging van bijlage XI (Elektronische communicatie, audiovisuele diensten en informatiemaatschappij) bij de EER-Overeenkomst

    HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER,

    Gezien de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (hierna “de EER-Overeenkomst” genoemd), en met name artikel 98,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)Richtlijn (EU) 2018/1808 van het Europees Parlement en de Raad van 14 november 2018 tot wijziging van Richtlijn 2010/13/EU betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (richtlijn audiovisuele mediadiensten) in het licht van een veranderende marktsituatie 1 moet in de EER-Overeenkomst worden opgenomen.

    (2)Bijlage XI bij de EER-Overeenkomst moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

    HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

    Artikel 1

    In bijlage XI bij de EER-Overeenkomst wordt punt 5p (Richtlijn 2010/13/EU van het Europees Parlement en de Raad) als volgt gewijzigd:

    1.    Het volgende wordt toegevoegd:

    “, gewijzigd bij:

    -32018 L 1808: Richtlijn (EU) 2018/1808 van het Europees Parlement en de Raad van 14 november 2018 (PB L 303 van 28.11.2018, blz. 69).”.

    2.    De aanpassingen a), b) en c) worden als aanpassingen b), c) en d) hernummerd.

    3.    Vóór aanpassing b) wordt de volgende aanpassing ingevoegd:

    “a)    In artikel 1, lid 1, punt a), i) en punt a bis), worden de woorden “de artikelen 56 en 57 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie” vervangen door de woorden “de artikelen 36 en 37 van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte”.”.

    4.    Na aanpassing d) wordt het volgende ingevoegd:

    “e)    Aan artikel 2, lid 5 ter, en artikel 28 bis, lid 7, wordt de volgende alinea toegevoegd:

       “In zaken waarbij zowel een EVA-staat als een EU-lidstaat betrokken zijn, werken de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA en de Commissie samen om tot overeenstemming te komen over identieke besluiten met betrekking tot welke lidstaat bevoegd is.”.

    f)    In artikel 6 worden, wat de EVA-staten betreft:

    i)    in lid 1, punt a), de woorden “een van de in artikel 21 van het Handvest genoemde gronden” gelezen als “grond van geslacht, ras, kleur, etnische of sociale afkomst, genetische kenmerken, taal, godsdienst of overtuiging, politieke of andere denkbeelden, het behoren tot een nationale minderheid, vermogen, geboorte, een handicap, leeftijd of seksuele gerichtheid, of op grond van nationaliteit”;

    ii)    in lid 1, punt b), wordt de verwijzing naar artikel 5 van Richtlijn (EU) 2017/541 geacht te verwijzen naar de overeenkomstige bepalingen van het nationale recht van de EVA-staten;

    iii)    in lid 2 worden de woorden “, eerbiedigen de rechten en leven de beginselen als vastgesteld in het Handvest na” gelezen als “en eerbiedigen de grondrechten”.

    g)    In artikel 28 ter worden, wat de EVA-staten betreft:

    i)    in lid 1, punt b), de woorden “een van de in artikel 21 van het Handvest genoemde gronden” gelezen als “grond van geslacht, ras, kleur, etnische of sociale afkomst, genetische kenmerken, taal, godsdienst of overtuiging, politieke of andere denkbeelden, het behoren tot een nationale minderheid, vermogen, geboorte, een handicap, leeftijd of seksuele gerichtheid, of op grond van nationaliteit”;

    ii)    in lid 1, punt c), wordt de verwijzing naar artikel 5 van Richtlijn (EU) 2017/541, artikel 5, lid 4, van Richtlijn 2011/93/EU en artikel 1 van Kaderbesluit 2008/913/JBZ geacht te verwijzen naar de overeenkomstige bepalingen van het nationale recht van de EVA-staten.

    h)    In artikel 30 ter:

    i)    worden in lid 2 de woorden “vertegenwoordiger van de Commissie neemt” vervangen door “vertegenwoordiger van de Commissie en een vertegenwoordiger van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA nemen”;

    ii)    in lid 2 wordt de volgende zin toegevoegd:

       “De EVA-staten nemen volwaardig deel aan de ERGA; daarbij beschikken zij evenwel niet over stemrecht.”.”.

    Artikel 2

    De tekst van artikel 39 van Protocol nr. 37 bij de EER-Overeenkomst wordt vervangen door:

    “De Europese Groep van regelgevende instanties voor audiovisuele mediadiensten (ERGA) (Besluit C(2014) 462 van de Commissie van 3 februari 2014 tot oprichting van de Europese groep van regelgevende instanties voor audiovisuele mediadiensten en Richtlijn (EU) 2018/1808 van het Europees Parlement en de Raad).”.

    Artikel 3

    De in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken teksten in de IJslandse en de Noorse taal van Richtlijn (EU) 2018/1808 zijn authentiek.

    Artikel 4

    Dit besluit treedt in werking op [...], op voorwaarde dat alle in artikel 103, lid 1, van de EER-Overeenkomst bedoelde kennisgevingen hebben plaatsgevonden 2*.

    Artikel 5

    Dit besluit wordt bekendgemaakt in het EER-gedeelte van en in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Gedaan te Brussel, […].

       Voor het Gemengd Comité van de EER

       De Voorzitter

       […]

       De secretarissen

       van het Gemengd Comité van de EER

       […]



    Gemeenschappelijke verklaring van de overeenkomstsluitende partijen

    bij Besluit nr. […] waarbij Richtlijn (EU) 2018/1808 in de EER-Overeenkomst wordt opgenomen

    [ter goedkeuring met het besluit en voor publicatie in het PB]

    Richtlijn (EU) 2018/1808 bevat bepalingen met verwijzingen naar Richtlijn (EU) 2017/541 van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijn 2011/93/EU van het Europees Parlement en de Raad en Kaderbesluit 2008/913/JBZ, die op grond van titel V, VWEU zijn vastgesteld. Er wordt aan herinnerd dat de opneming van rechtshandelingen met dergelijke bepalingen in de EER-Overeenkomst geen afbreuk doet aan het feit dat EU-wetgeving die is vastgesteld uit hoofde van Titel V, VWEU, buiten het bestek van de EER-Overeenkomst valt.

    Wat de verwijzingen naar artikel 5 van Richtlijn (EU) 2017/541, artikel 5, lid 4, van Richtlijn 2011/93/EU en artikel 1 van Kaderbesluit 2008/913/JBZ betreft, erkennen de overeenkomstsluitende partijen, in het kader van traditionele gemeenschappelijke waarden en een Europese identiteit, dat de overeenkomstige bepalingen van het nationale recht van de EVA-staten op een functioneel gelijkwaardige wijze worden toegepast.

    (1)    PB L 303 van 28.11.2018, blz. 69.
    (2) *    [Geen grondwettelijke vereisten aangegeven.] [Grondwettelijke vereisten aangegeven.]
    Top