Vyberte si experimentálne prvky, ktoré chcete vyskúšať

Tento dokument je výňatok z webového sídla EUR-Lex

Dokument 52022PC0215

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in het Gespecialiseerd Handelscomité voor douanesamenwerking en oorsprongsregels met betrekking tot het overleg als bedoeld in artikel 63, lid 3, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds

COM/2022/215 final

Brussel, 16.5.2022

COM(2022) 215 final

2022/0153(NLE)

Voorstel voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in het Gespecialiseerd Handelscomité voor douanesamenwerking en oorsprongsregels met betrekking tot het overleg als bedoeld in artikel 63, lid 3, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds


TOELICHTING

1.Onderwerp van het voorstel

Het Gespecialiseerd Handelscomité voor douanesamenwerking en oorsprongsregels is voornemens een besluit vast te stellen over overleg op grond van artikel 63, lid 3, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds. Dit voorstel betreft het besluit tot vaststelling van het namens de EU in het Gespecialiseerd Handelscomité in te nemen standpunt over douanesamenwerking en oorsprongsregels.

2.Achtergrond van het voorstel

2.1.Handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en het VK

Krachtens de handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds, (“de overeenkomst”) wordt de invoer van producten van oorsprong in een partij bij de overeenkomst rechten‑ en contingentvrije toegang tot de andere partij bij de overeenkomst verleend, indien aan de vereisten inzake de oorsprongsregels is voldaan. Artikel 63 van de overeenkomst voorziet in een procedure om de oorsprong van de producten te controleren. Daarin is tevens vastgelegd dat de partijen overleg moeten plegen wanneer een partij de preferentiële behandeling van een product van een andere partij weigert, hoewel de partij van uitvoer een positieve opinie heeft uitgebracht, waarin de oorsprong van het product wordt bevestigd.

2.2.Het Gespecialiseerd Handelscomité voor douanesamenwerking en oorsprongsregels

Overeenkomstig artikel 8, lid 1, punt c), van de overeenkomst behandelt het Gespecialiseerd Handelscomité aangelegenheden die vallen:

- onder deel twee, rubriek een, titel I, hoofdstukken 2 en 5, van de overeenkomst;

- onder het Protocol betreffende wederzijdse bijstand in douanezaken en

- onder de voorschriften inzake de handhaving door de douane van intellectuele-eigendomsrechten, vergoedingen en heffingen, douanewaarde en herstelde goederen.

Overeenkomstig artikel 121, lid 2, punt d), van de overeenkomst kan het Gespecialiseerd Handelscomité voor douanesamenwerking en oorsprongsregels besluiten nemen of aanbevelingen doen met betrekking tot de in artikel 63 vastgestelde overlegprocedures. Het comité kan tevens besluiten nemen of aanbevelingen doen met betrekking tot alle technische of administratieve aangelegenheden in verband met de uitvoering van hoofdstuk 2 van titel I. Hiertoe behoren de interpretatie-aantekeningen die tot doel hebben een uniform beheer van de oorsprongsregels te waarborgen.

2.3.De beoogde handeling van het Gespecialiseerd Handelscomité voor douanesamenwerking en oorsprongsregels

De beoogde handeling heeft tot doel regels vast te leggen voor het overleg tussen de partijen wanneer een partij de preferentiële behandeling van een product van de andere partij weigert, hoewel de partij van uitvoer een positieve opinie over de oorsprong van het product heeft uitgebracht.

De beoogde handeling zal overeenkomstig artikel 10 en artikel 121, lid 2, punt d), van de overeenkomst bindend zijn voor de partijen. De handeling zal uitvoering geven aan artikel 63, lid 3, van de overeenkomst. Op grond van dit artikel moet het Gespecialiseerd Handelscomité voor douanesamenwerking en oorsprongsregels een overlegprocedure opzetten voor overleg dat de partijen moeten plegen indien zij het niet eens zijn over de toepassing van de oorsprongsregels. Dit is met name het geval wanneer een partij de preferentiële behandeling van een product van de andere partij weigert, hoewel de partij van uitvoer een positieve opinie heeft uitgebracht, waarin de oorsprong van het product na een controleprocedure wordt bevestigd. Volgens de voorgestelde regels moeten de partijen op flexibele wijze overleg plegen, wat de communicatie tussen de twee partijen ten goede moet komen en waarbij de weigering van een preferentiële behandeling wordt gemotiveerd.

Met regel 1 wordt vastgelegd hoe een partij om een overleg met de andere partij kan verzoeken. Daarnaast wordt het secretariaat van het Gespecialiseerd Handelscomité als contactpunt aangewezen.

In regel 2 worden de termijnen voor het bijeenroepen en afsluiten van overlegsessies vastgesteld. Er worden ook verschillende mogelijkheden voorgesteld voor de wijze waarop deze kunnen worden gehouden.

Krachtens regel 3 worden de partijen verplicht om de voorgenomen samenstelling van hun respectieve delegaties vóór elke sessie bekend te maken.

In regel 4 worden de talenregeling voor het overleg en de vooraf te verspreiden relevante documenten vastgelegd.

In regel 5 worden de wijze en de termijnen voor het opstellen van de notulen van de sessies vastgelegd.

Regel 6 verplicht de partijen te trachten om tot een wederzijds bevredigende oplossing te komen. Ook wordt verduidelijkt wanneer de overlegperiode wordt geacht te zijn verstreken. Aangegeven wordt dat de overlegperiode geacht wordt niet te zijn verstreken als het overleg niet plaatsvond om redenen die aan een van de partijen toe te schrijven zijn.

3.Namens de EU in te nemen standpunt

De Raad moet het standpunt bepalen dat de EU in het Gespecialiseerd Handelscomité voor douanesamenwerking en oorsprongsregels moet innemen met betrekking tot de vaststelling van de procedureregels voor overleg overeenkomstig artikel 63, lid 3, van de overeenkomst. Dit zal leiden tot betere regelgeving en meer transparantie.

De voorgestelde procedure heeft geen gevolgen voor de inhoud van de oorsprongsregels in het kader van de overeenkomst.

4.Rechtsgrondslag

4.1.Procedurele rechtsgrondslag

4.1.1.Beginselen

Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.

Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat tevens handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen.

4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval

Bij de overeenkomst is het Gespecialiseerd Handelscomité voor douanesamenwerking en oorsprongsregels opgericht. Het gaat dus om een door de overeenkomst ingesteld lichaam.

De door het Gespecialiseerd Handelscomité voor douanesamenwerking en oorsprongsregels vast te stellen handeling is een handeling met rechtsgevolgen. De handeling zal overeenkomstig artikel 10 en artikel 121, lid 2, punt d), van de overeenkomst bindend zijn voor de partijen.

De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2.Materiële rechtsgrondslag

4.2.1.Beginselen

De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de EU een standpunt wordt ingenomen. De beoogde handeling kan twee doelstellingen of twee componenten hebben, waarvan de ene als hoofddoelstelling en de andere als slechts bijkomstig kan worden aangemerkt. In dit geval moet het op grond van artikel 218, lid 9, VWEU genomen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk op die grondslag die het hoofddoel of de overwegende doelstelling of component betreft.

4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval

De hoofddoelstelling en de inhoud van de beoogde handeling zijn in de eerste plaats de vaststelling van een procedure voor overleg indien een partij een preferentiële behandeling van een product van de andere partij op grond van artikel 63, lid 3, van de overeenkomst weigert.

4.3.Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 207, lid 4, eerste alinea, VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.

2022/0153 (NLE)

Voorstel voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in het Gespecialiseerd Handelscomité voor douanesamenwerking en oorsprongsregels met betrekking tot het overleg als bedoeld in artikel 63, lid 3, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207, lid 4, eerste alinea, in combinatie met artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)De handels- en samenwerkingsovereenkomst waarbij de betrekkingen tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds (“de overeenkomst”) worden vastgesteld, is gesloten bij Besluit 2020/2252 van de Raad van 29 december 2020 en is op 1 mei 2021 in werking getreden.

(2)Artikel 63, lid 3, van de overeenkomst bevat een overlegprocedure in het geval preferenties worden geweigerd. Krachtens artikel 121, lid 2, punt d), van de handels- en samenwerkingsovereenkomst kan het bij artikel 8, lid 1, punt c), van de overeenkomst opgerichte Gespecialiseerd Handelscomité voor douanesamenwerking en oorsprongsregels (“het comité”) besluiten nemen of aanbevelingen doen met betrekking tot de in artikel 63, lid 3, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst vastgestelde overlegprocedures. Overeenkomstig artikel 10 van de handels- en samenwerkingsovereenkomst zijn de besluiten van het comité bindend voor de partijen.

(3)Het is passend bij besluit van de Raad het standpunt vast te stellen dat namens de EU in het comité moet worden ingenomen, aangezien het besluit van het comité over de regels voor overleg zoals vastgesteld in artikel 63, lid 3, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst rechtsgevolgen zal hebben.

(4)De vaststelling van regels voor de overlegprocedure van artikel 63, lid 3, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst zal duidelijkheid scheppen en voor transparantie zorgen wanneer een partij besluit de preferentiële tariefbehandeling te weigeren van een product van de andere partij, hoewel laatstgenoemde een positieve opinie heeft uitgebracht waarin de oorsprongsstatus wordt bevestigd.

(5)Het standpunt van de Unie in het comité moet derhalve worden gebaseerd op het ontwerpbesluit van het comité dat is opgenomen in de bijlage bij dit besluit,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in het bij de overeenkomst ingestelde Gespecialiseerd Handelscomité voor douanesamenwerking en oorsprongsregels, is gebaseerd op het aan dit besluit gehechte ontwerpbesluit van dit comité.

Artikel 2

Dit besluit wordt van kracht op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot de Commissie.

Gedaan te Brussel,

   Voor de Raad

   De voorzitter

Začiatok

Brussel, 16.5.2022

COM(2022) 215 final

BIJLAGE

bij het

Voorstel voor een besluit van de Raad

betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in het Gespecialiseerd Handelscomité voor douanesamenwerking en oorsprongsregels met betrekking tot het overleg als bedoeld in artikel 63, lid 3, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds


BIJLAGE

Ontwerp

BESLUIT Nr. ... VAN HET GESPECIALISEERD HANDELSCOMITÉ TUSSEN DE EU EN HET VK

voor douanesamenwerking en oorsprongsregels

van

de handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds, betreffende de overlegprocedure in geval van weigering van preferenties

HET GESPECIALISEERD HANDELSCOMITÉ voor douanesamenwerking en oorsprongsregels,

Gezien de handels- en samenwerkingsovereenkomst waarbij de betrekkingen tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds, zijn vastgesteld, (de “overeenkomst”), en met name artikel 63, lid 3, betreffende de vastlegging van een overlegprocedure in geval van weigering van preferenties,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)    De handels- en samenwerkingsovereenkomst waarbij de betrekkingen tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds (“de overeenkomst”) zijn vastgesteld, is gesloten bij Besluit 2020/2252 van de Raad van 29 december 2020 en is op 1 mei 2021 in werking getreden.

(2)    Bij artikel 121, lid 2, punt d), van de overeenkomst is bepaald dat het Gespecialiseerd Handelscomité voor douanesamenwerking en oorsprongsregels (“het comité”) besluiten kan nemen of aanbevelingen kan doen voor het in artikel 63, lid 3, van de overeenkomst vastgestelde overleg.

(3)    In artikel 63, lid 3, van de overeenkomst is bepaald dat wanneer de douaneautoriteit van de partij van invoer de douaneautoriteit van de partij van uitvoer in kennis stelt van haar voornemen om de preferentiële tariefbehandeling te weigeren na ontvangst van de opinie van de partij van uitvoer waarin de oorsprong van het product wordt bevestigd, op verzoek van een van beide partijen binnen drie maanden na de datum van die kennisgeving overleg kan plaatsvinden volgens de door het comité vastgestelde procedure.

(4)    Overeenkomstig artikel 63, lid 3, van de overeenkomst moeten procedureregels worden vastgesteld om een overeenkomst tussen de partijen te vergemakkelijken in geval van weigering van preferenties, hoewel de opinie van de andere partij de oorsprong van het product bevestigt,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het in artikel 63, lid 3, van de overeenkomst bedoelde overleg vindt plaats overeenkomstig het in de bijlage bij dit besluit vastgestelde reglement van orde.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Het is met ingang van dezelfde dag van toepassing.

Gedaan te …

   Voor het Gespecialiseerd Handelscomité

De covoorzitter van de EU en de Britse covoorzitter



BIJLAGE

OVERLEGPROCEDURE

OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 63, LID 3, TWEEDE ALINEA, VAN DE HANDELS- EN SAMENWERKINGSOVEREENKOMST TUSSEN DE EU EN HET VK

Regel 1

1.Nadat de douaneautoriteit van de partij van invoer de douaneautoriteit van de partij van uitvoer in kennis heeft gesteld van haar voornemen om de preferentiële tariefbehandeling te weigeren, kan een partij bij de andere partij een verzoek om overleg indienen overeenkomstig artikel 63, lid 3, tweede alinea, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en het VK (“de overeenkomst”).

2.Het verzoek wordt door het lid van het secretariaat van het Gespecialiseerd Handelscomité voor douanesamenwerking en oorsprongsregels (“het comité”) van de verzoekende partij per e-mail of, in voorkomend geval, via enig ander (tele)communicatiemiddel waarbij de verzending wordt geregistreerd, aan het lid van het secretariaat van de andere partij gedaan. Een dergelijk verzoek wordt geacht te zijn ontvangen op de datum van verzending, tenzij wordt aangetoond dat dit niet het geval is.

Regel 2

1.Het overleg wordt geopend en afgerond binnen drie maanden na de datum van kennisgeving van het in regel 1 bedoelde voornemen, tenzij de partijen zijn overeengekomen de termijn voor het overleg te verlengen. Gedurende die periode kunnen de partijen één of meerdere keren bijeenkomen.

2.Het overleg kan worden gehouden in persoon of door middel van enig ander door de partijen overeengekomen communicatiemiddel. Indien het overleg in persoon wordt gehouden, vindt het plaats op het grondgebied van de partij tot wie het verzoek om overleg is gericht, tenzij de partijen anders overeenkomen.

Regel 3

Vijftien kalenderdagen vóór elke overlegsessie informeren respectievelijk de Unie en het Verenigd Koninkrijk de andere partij via het secretariaat over de voorgenomen samenstelling van hun respectieve delegaties en vermelden zij de naam en functie van elk lid van de delegatie.

Regel 4

1.Het overleg vindt plaats in het Engels.

2.Schriftelijke documenten die relevant zijn voor het overleg, worden via het secretariaat onder de andere partij verspreid. Deze documenten mogen in elke officiële taal van de Unie zijn opgesteld.

Regel 5

1.De ontwerpnotulen van elke overlegsessie worden binnen acht kalenderdagen opgesteld door de ambtenaar die handelt als lid van het secretariaat van de verwerende partij die als gastheer voor de vergadering optreedt. De ontwerpnotulen worden voor commentaar toegezonden aan het lid van het secretariaat van de andere partij. Laatstgenoemde kan binnen acht kalenderdagen opmerkingen indienen.

2.De notulen bevatten een samenvatting van de overlegsessies, in voorkomend geval met vermelding van:

(a)de ingediende documenten,

(b)een verklaring waarvan een van de partijen om opneming in de notulen heeft verzocht en

(c)de conclusies, waaronder een mogelijke verlenging van de duur van het overleg.

3.De notulen bevatten als bijlage een deelnemerslijst met daarin voor elk van de delegaties de namen en functies van alle personen die de vergadering hebben bijgewoond.

4.Het secretariaat past de ontwerpnotulen aan op basis van de ontvangen opmerkingen. De herziene ontwerpnotulen worden binnen 28 dagen na de datum van de vergadering of op een andere door de partijen overeengekomen datum door de partijen goedgekeurd. Na goedkeuring van de notulen wordt de bereikte overeenkomst tussen de partijen van kracht tijdens de overlegsessie waarin die conclusie werd aangenomen.

5.Indien het overleg schriftelijk plaatsvindt, wordt het resultaat van het overleg in de notulen van de volgende vergadering van het comité opgenomen. De tijdens het overleg bereikte overeenkomst wordt tussen de partijen van kracht tijdens de overlegsessie waarin die conclusie werd aangenomen.

Regel 6

1.De partijen stellen alles in het werk om binnen de in regel 2 bedoelde overlegperiode tot een wederzijds bevredigende oplossing te komen. Indien de partijen tot een overeenkomst komen, is deze bindend voor de partijen.

2.Voor de toepassing van artikel 63, lid 3, derde alinea, van de overeenkomst wordt de in regel 2 bedoelde overlegperiode geacht te zijn verstreken wanneer zij aan het einde van de termijn is gekomen en de partijen niet overeenkomen de termijn te verlengen, behalve wanneer het overleg niet heeft plaatsgevonden om redenen die aan de partij van invoer kunnen worden toegeschreven.

Začiatok