Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52022PC0051

    Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot wijziging van Verordening (EU) 2019/833 tot vaststelling van instandhoudings- en handhavingsmaatregelen die van toepassing zijn in het gereglementeerde gebied van de Visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan

    COM/2022/51 final

    Brussel, 16.2.2022

    COM(2022) 51 final

    2022/0035(COD)

    Voorstel voor een

    VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    tot wijziging van Verordening (EU) 2019/833 tot vaststelling van instandhoudings- en handhavingsmaatregelen die van toepassing zijn in het gereglementeerde gebied van de Visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan


    TOELICHTING

    1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

    Motivering en doel van het voorstel

    De belangrijkste doelstelling van het voorstel bestaat erin om in het recht van de Unie uitvoering te geven aan de wijzigingen van de instandhoudings- en handhavingsmaatregelen die door de Visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan (NAFO) tijdens haar jaarvergadering in september 2021 zijn vastgesteld. Het voorstel omvat ook de redactionele verbeteringen van de NAFO en past de formulering aan de juridische context van de EU aan. De NAFO is een regionale organisatie voor visserijbeheer die verantwoordelijk is voor het beheer van de onder haar bevoegdheid vallende visbestanden in het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan. De instandhoudings- en beheersmaatregelen van de NAFO zijn uitsluitend van toepassing in het gereglementeerde gebied van de NAFO, de volle zee, gedefinieerd als het gebied dat ligt buiten het gebied waar de kuststaten hun visserij-jurisdictie uitoefenen. De EU is sinds 1979 een verdragsluitende partij bij de NAFO.

    In het NAFO-verdrag is bepaald dat de door de NAFO-commissie aangenomen instandhoudingsmaatregelen bindend zijn (artikelen XIV, VI.8 en VI.9) en dat de verdragsluitende partijen verplicht zijn ze uit te voeren.

    Bij Verordening (EU) 2019/833 is in het recht van de Unie uitvoering gegeven aan de instandhoudings- en handhavingsmaatregelen van de NAFO. Dit voorstel heeft betrekking op de wijzigingen die de NAFO tijdens haar jaarvergadering in september 2021 heeft vastgesteld. Deze wijzigingen zijn in werking getreden op 2 december 2021 en zijn met ingang van die datum van toepassing.

    Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

    Het voorstel is in overeenstemming met Verordening (EU) 2019/833.

    Het voorstel is in overeenstemming met deel VI (extern beleid) van Verordening (EU) nr. 1380/2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, waarin is bepaald dat de Unie haar externe betrekkingen op visserijgebied onderhoudt in overeenstemming met haar internationale verplichtingen, door de EU-visserijactiviteiten op regionale visserijsamenwerking te baseren.

    Het voorstel vormt een aanvulling op Verordening (EU) 2017/2403 inzake het beheer van externe vloten, waarin is bepaald dat de vissersvaartuigen van de Unie moeten beschikken over vismachtigingen in het kader van regionale organisaties voor visserijbeheer, en op Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad inzake illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij, waarin is bepaald dat de NAFO-lijst van bij illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij betrokken vaartuigen (IOO-vaartuigen) in de lijst van de Unie van IOO-vaartuigen wordt opgenomen.

    Dit voorstel heeft geen betrekking op de vangstmogelijkheden van de EU die door de NAFO worden vastgesteld. Krachtens artikel 43, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) komt het aan de Raad toe om maatregelen vast te stellen voor de prijsbepaling, de heffingen, de steun en de kwantitatieve beperkingen, alsook voor de vaststelling en verdeling van de vangstmogelijkheden.

    Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

    Het voorstel is in overeenstemming met de andere beleidsterreinen van de Unie.

     

    2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

    Rechtsgrondslag

    Het voorstel is gebaseerd op artikel 43, lid 2, VWEU, aangezien het bepalingen bevat die nodig zijn om de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid na te streven.

    Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

    Het voorstel valt onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie (artikel 3, lid 1, punt d), VWEU). Het subsidiariteitsbeginsel is derhalve niet van toepassing.

    Evenredigheid

    Het voorstel zal ervoor zorgen dat de NAFO-verplichtingen van de EU worden nagekomen, zonder verder te gaan dan nodig is om deze doelstelling te bereiken.

    Keuze van het instrument

    Het gekozen instrument wijzigt Verordening (EU) 2019/833.

    3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

    Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

    Niet van toepassing.

    Raadpleging van belanghebbenden

    Doel van dit voorstel is Verordening (EU) 2019/833 te wijzigen door in het recht van de Unie uitvoering te geven aan de wijzigingen van de instandhoudings- en handhavingsmaatregelen die tijdens de jaarvergadering van de NAFO van september 2021 zijn aangenomen. Zowel in de aanloop naar de jaarvergadering van de NAFO, waar deze aanbevelingen zijn aangenomen, als tijdens de NAFO-onderhandelingen zijn nationale deskundigen van de EU-lidstaten en vertegenwoordigers van de sector geraadpleegd.

    Bijeenbrengen en gebruik van expertise

    Met dit voorstel wordt in het recht van de Unie uitvoering gegeven aan wijzigingen van NAFO-instandhoudingsmaatregelen die zijn aangenomen in overeenstemming met het advies van de permanente comités van de NAFO inzake wetenschappelijk advies en inzake controle.

    Effectbeoordeling

    Niet van toepassing. Met dit voorstel wordt in het recht van de Unie uitvoering gegeven aan wijzigingen van NAFO-instandhoudingsmaatregelen die bindend zijn voor de verdragsluitende partijen en rechtstreeks van toepassing zijn op de lidstaten.

    Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

    Dit voorstel houdt geen verband met resultaatgerichtheid en vereenvoudiging (Refit).

    Grondrechten

    Dit voorstel heeft geen gevolgen voor de bescherming van de grondrechten.

    4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

    Dit voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting.

    5.OVERIGE ELEMENTEN

    Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

    Niet van toepassing.

    Toelichtende stukken (bij richtlijnen)

    Niet van toepassing.

    Artikelsgewijze toelichting

    Met het voorstel wordt uitvoering gegeven aan de tijdens de NAFO-jaarvergadering van september 2021 aangenomen wijzigingen die op de berekening van het “overige”-quotum betrekking hebben en waarbij met betrekking tot de inspectie van aanlandingen flankerende maatregelen worden ingevoerd voor kabeljauw in sector 3M en voor Groenlandse heilbot/zwarte heilbot. De wijzigingen omvatten eveneens herziene bepalingen inzake aanvullende procedures, ernstige inbreuken met betrekking tot het gebruik van maaswijdten of roosters, verscherpte maatregelen voor de follow-up van inbreuken, en de toezending van documenten aan de NAFO en het Europees Bureau voor visserijcontrole.

    Het voorstel kent aan de Commissie ook bevoegdheden toe om Verordening (EU) 2019/833 wat betreft de inspectie van aanlandingen van Groenlandse heilbot/zwarte heilbot als bedoeld in artikel 10, lid 1, punt e), en de controlemaatregelen voor kabeljauw in sector 3M als bedoeld in artikel 9 bis te wijzigen indien de NAFO haar maatregelen in de toekomst wijzigt. Deze bepalingen moeten snel worden gewijzigd om de vaartuigen van de Unie in staat te stellen in elk toekomstig visseizoen op gelijke voet met vaartuigen van andere verdragsluitende partijen bij de NAFO te vissen.

    2022/0035 (COD)

    Voorstel voor een

    VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    tot wijziging van Verordening (EU) 2019/833 tot vaststelling van instandhoudings- en handhavingsmaatregelen die van toepassing zijn in het gereglementeerde gebied van de Visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan

    HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 2,

    Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

    Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

    Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité 1 ,

    Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)Verordening (EU) 2019/833 van het Europees Parlement en de Raad 2 is aangenomen om in het recht van de Unie uitvoering te geven aan de recentste regels met betrekking tot de instandhoudings- en handhavingsmaatregelen die van toepassing zijn in het gereglementeerde gebied van de Visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan (NAFO). Die verordening is vervolgens gewijzigd op basis van de NAFO-maatregelen die tijdens de jaarvergaderingen in 2019 en 2020 zijn vastgesteld 3 .

    (2)Vervolgens heeft de NAFO tijdens haar 43e jaarvergadering in september 2021 een aantal juridisch bindende besluiten voor de instandhouding van de onder haar bevoegdheid vallende visbestanden vastgesteld met betrekking tot het aan boord houden van vangsten van het “overige”-quotum, inspectie in de haven van aanlandingen van kabeljauw uit sector 3M en van Groenlandse heilbot/zwarte heilbot, monitoring en aangescherpte bepalingen inzake inbreuken en de handhaving daarvan.

    (3)Deze besluiten zijn gericht tot de verdragsluitende partijen bij de NAFO en bevatten tevens verplichtingen voor exploitanten. Sinds de inwerkingtreding ervan op 2 december 2021 zijn de instandhoudings- en handhavingsmaatregelen (CEM — Conservation and Enforcement Measures) van de NAFO bindend voor alle verdragsluitende partijen bij de NAFO. Wat de Europese Unie betreft, moeten zij in het recht van de Unie worden opgenomen voor zover het recht van de Unie er niet reeds in voorziet.

    (4)Verordening (EU) 2019/833 moet derhalve worden gewijzigd om deze nieuwe NAFO-maatregelen toe te passen op de vissersvaartuigen van de Unie.

    (5)Sommige CEM-bepalingen zullen waarschijnlijk tijdens toekomstige jaarvergaderingen van de NAFO worden gewijzigd als gevolg van de invoering van nieuwe technische maatregelen met betrekking tot de wijzigende biomassa van de bestanden en de herziening van de gebiedsbeperkingen voor bodemvisserijactiviteiten. Teneinde dergelijke toekomstige wijzigingen van de CEM snel, vóór het begin van het visseizoen, in het recht van de Unie op te nemen, moet daarom aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen met betrekking tot de maatregelen inzake de inspectie van aanlandingen van Groenlandse heilbot/zwarte heilbot en de controlemaatregelen voor kabeljauw in sector 3M.

    (6)Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven 4 . Met name moeten het Europees Parlement en de Raad, met het oog op gelijke deelname aan de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen, alle documenten op hetzelfde tijdstip ontvangen als de deskundigen van de lidstaten en moeten hun deskundigen systematisch toegang hebben tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

    (7)Verordening (EU) 2019/833 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

    HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Wijzigingen van Verordening (EU) 2019/833

    Verordening (EU) 2019/833 wordt als volgt gewijzigd:

    (1)In artikel 7, lid 3, wordt punt d) vervangen door:

    “d) wanneer een vangstverbod geldt (moratorium) of wanneer het voor dat bestand geopende “overige”-quotum volledig is opgebruikt: 1 250 kg of 5 %, afhankelijk van welke hoeveelheid het grootst is, voor de verdragsluitende partijen die kennis hebben gegeven van het gebruik van het “overige”-quotum overeenkomstig artikel 6 van deze verordening;”.

    (2)De eerste zin van artikel 9 bis, lid 1, punt c), wordt vervangen door:

    “elke lidstaat inspecteert in zijn havens ten minste 50 % van de aanlandingen of overladingen van kabeljauwvangsten uit sector 3M en stelt een inspectieverslag op in het in bijlage IV.C bij de CEM voorgeschreven formaat als bedoeld in punt 9 van de bijlage bij deze verordening, en zendt het binnen twaalf werkdagen vanaf de datum waarop de inspectie is voltooid, toe aan de uitvoerend secretaris van de NAFO, met de Commissie en het EBVC in kopie.”.

    (3)In artikel 10, lid 1, punt e), wordt de eerste zin vervangen door:

    “e) elke lidstaat inspecteert in zijn havens elke aanlanding van Groenlandse heilbot/zwarte heilbot indien de hoeveelheid van dit bestand aan boord hetzij meer dan 5 % van de totale vangsten uitmaakt, hetzij meer dan 2 500 kg bedraagt, en stelt een inspectieverslag op in het in bijlage IV.C bij de CEM voorgeschreven formaat als bedoeld in punt 9 van de bijlage bij deze verordening, en zendt het binnen 14 werkdagen vanaf de datum waarop de inspectie is voltooid, toe aan de uitvoerend secretaris van de NAFO, met de Commissie en het EBVC in kopie.”.

    (4)In artikel 29 wordt lid 1 vervangen door:

    “Elke lidstaat zendt elk jaar uiterlijk op 1 november de volgende informatie naar het EBVC (met de Commissie in kopie), dat ervoor zorgt dat deze informatie wordt doorgezonden naar de uitvoerend secretaris van de NAFO:

    a) de contactgegevens van de bevoegde autoriteit die optreedt als het contactpunt voor de onmiddellijke kennisgeving van inbreuken in het gereglementeerde gebied, en eventuele latere wijzigingen van deze gegevens, uiterlijk 15 dagen vóór de wijziging van kracht wordt;

    b) de namen van de inspecteurs en inspecteur-stagiairs en de naam, radioroepnaam en contactgegevens van elk inspectieplatform dat aan de regeling is toegewezen. Hij geeft zo mogelijk uiterlijk zestig dagen op voorhand kennis van wijzigingen van de aldus meegedeelde gegevens.”.

    (5)In artikel 35, lid 1, wordt punt g), vervangen door:

    “g) vissen met een niet-toegestane maaswijdte of afstand tussen de roosterstaven of zonder gebruik te maken van sorteerroosters, in strijd met artikel 13 of artikel 14;”.

    (6)In artikel 36, lid 1, wordt punt d) vervangen door:

    “hij waarborgt dat de sancties voor inbreuken, en voor zover zulks in het kader van de nationale wetgeving mogelijk is, voor herhaalde ernstige inbreuken, en met name die welke in artikel 35, lid 3, punt c), iii) en iv) zijn vermeld, streng genoeg zijn om op doeltreffende wijze naleving te verzekeren, verdere inbreuken of de herhaling ervan te ontmoedigen en de overtreders de uit de inbreuk voortvloeiende voordelen te ontnemen.”.

    (7)In artikel 36, lid  2, worden de punten e) en f) toegevoegd:

    “e) verscherpte of aanvullende rapporteringsvereisten, onder meer een verhoogde rapportagefrequentie of extra te rapporteren gegevens; en

    f) verscherpte of aanvullende monitoringvereisten, onder meer het inzetten aan boord van een waarnemer of een inspecteur of elektronische monitoring op afstand overeenkomstig de desbetreffende technische specificaties voor vissersvaartuigen die in het kader van de NAFO actief zijn.”

    (8)In artikel 40, lid 3, wordt de tweede zin vervangen door:

    “De Commissie zendt die informatie naar de uitvoerend secretaris van de NAFO.”

    (9)Artikel 50, lid 2, wordt als volgt gewijzigd:

    a) punt c) wordt vervangen door:

    “c) procedures betreffende vaartuigen met een totale vangst van meer dan vijftig ton levend gewicht aan boord die het gereglementeerde gebied binnenvaren om op Groenlandse heilbot/zwarte heilbot te vissen en betreffende de inhoud van de in artikel 10, lid 2, punten a) en b), bedoelde kennisgevingen en in artikel 10, lid 2, punt d), bedoelde voorwaarden voor de aanvang van de visserij, evenals bepalingen inzake de inspectie van aanlandingen van Groenlandse heilbot/zwarte heilbot als bedoeld in artikel 10, lid 1, punt e);”;

    b) het volgende punt l) wordt toegevoegd:

    “l) controlemaatregelen voor kabeljauw in sector 3M als bedoeld in artikel 9 bis.”.

    Artikel 2

    Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel,

    Voor het Europees Parlement    Voor de Raad

    De voorzitter    De voorzitter

    (1)    PB C van , blz. .
    (2)    Verordening (EU) 2019/833 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2019 tot vaststelling van instandhoudings- en handhavingsmaatregelen die van toepassing zijn in het gereglementeerde gebied van de Visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan, tot wijziging van Verordening (EU) 2016/1627 en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2115/2005 en (EG) nr. 1386/2007 van de Raad (PB L 141 van 28.5.2019, blz. 1).
    (3)    Verordening (EU) 2021/1231 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juli 2021 tot wijziging van Verordening (EU) 2019/833 tot vaststelling van instandhoudings- en handhavingsmaatregelen die van toepassing zijn in het gereglementeerde gebied van de Visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan (PB L 274 van 30.7.2021, blz. 32).
    (4)

       PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.

    Top