Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52022JC0024

    GEZAMENLIJKE MEDEDELING AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE EUROPESE RAAD, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S over de analyse van de lacunes op het gebied van defensie-investeringen en de te volgen koers

    JOIN/2022/24 final

    Brussel, 18.5.2022

    JOIN(2022) 24 final

    GEZAMENLIJKE MEDEDELING AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE EUROPESE RAAD, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

    over de analyse van de lacunes op het gebied van defensie-investeringen en de te volgen koers


    1.Inleiding

    De staatshoofden en regeringsleiders van de EU hebben zich er op 11 maart in Versailles toe verbonden de Europese defensievermogens te versterken in het licht van de Russische militaire agressie tegen Oekraïne. Zij kwamen overeen om: 1de defensie-uitgaven te verhogen; 2door middel van gezamenlijke projecten intensiever samen te werken; 3tekorten te dichten en doelstellingen inzake vermogens te halen; 4de innovatie te stimuleren, onder meer door civiel/militaire synergieën; en 5onze defensie-industrie, met inbegrip van kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s), te versterken en te ontwikkelen. Daarnaast hebben zij de Commissie verzocht om “in coördinatie met het Europese Defensieagentschap, uiterlijk medio mei met een analyse te komen van de lacunes op het gebied van defensie-investeringen en alle verdere initiatieven voor te stellen die nodig zijn om de Europese industriële en technologische defensiebasis te verstevigen.” Deze taakstelling is ook opgenomen in het in maart 2022 door de Raad aangenomen en door de Europese Raad bekrachtigde strategisch kompas inzake veiligheid en defensie 1 .

    Deze gezamenlijke mededeling voorziet in de door de Europese Raad gevraagde analyse om ervoor te zorgen dat de toegenomen defensie-uitgaven van de lidstaten leiden tot een veel sterkere technologische en industriële defensiebasis van de EU, met een betere conventionele afschrikking ten opzichte van elke potentiële vijand tot resultaat. Met name voortbouwend op de mededeling van 15 februari 2022 in het kader van het “defensiepakket” 2 , wijst zij de lidstaten op nieuwe mogelijkheden om de gezamenlijke aanbestedingen op te voeren en samen te werken met de industrie aan het vergroten van de productiecapaciteit zodat er op basis van een geconsolideerde en meer voorspelbare vraag aan de toegenomen behoeften kan worden voldaan. In het eindverslag van de Conferentie over de toekomst van Europa 3 wordt gewezen op de perceptie van de burgers dat er behoefte is aan een krachtiger optreden van de EU op het gebied van defensie.

    Dergelijke stappen zijn van cruciaal belang in het licht van de aanzienlijke gevolgen die de niet-uitgelokte militaire agressie van Rusland tegen Oekraïne heeft voor de Europese defensie. Nu de oorlog terug is in Europa worden de gevolgen van jarenlange onderbesteding op defensiegebied duidelijk: de lacunes en tekorten in de collectieve militaire inventarissen hebben zich opgehoopt en de industriële productiecapaciteit is teruggelopen. Hogere defensie-uitgaven zijn nodig, zowel om deze situatie te verbeteren als om op korte termijn te voldoen aan de dringende behoefte aan aanvulling en uitbreiding van de defensievoorraden, onder meer om de militaire bijstand aan Oekraïne te compenseren.

    De lidstaten hebben aangekondigd hun defensiebegroting de komende jaren te verhogen met een bedrag dat volgens de laatste stand van zaken in de orde van grootte van 200 miljard EUR ligt 4 . Hoewel deze verhogingen cruciaal zijn, is er een aanzienlijke kans dat deze de bestaande tekorten niet zullen kunnen compenseren als de uitgaven op niet-gecoördineerde wijze plaatsvinden. De EU-lidstaten moeten daarom niet alleen meer uitgeven, maar ook beter investeren en daarbij meer gezamenlijk optreden, zoals in de verklaring van Versailles en in het strategisch kompas van de EU wordt erkend. Alleen door samen te werken, kunnen de lidstaten de schaalvoordelen maximaliseren en het hoofd bieden aan de hoge kosten van geavanceerde vermogens, en tegelijkertijd concurrentie om beperkte leveringscapaciteit en onnodige overlappingen te vermijden.

    Uit de ervaringen in het verleden is niettemin gebleken dat het risico bestaat dat de lidstaten uit industriepolitieke overwegingen en om redenen van voorzieningszekerheid kiezen voor nationale oplossingen, of, wanneer die niet beschikbaar zijn, vanwege de ervaren urgentie de voorkeur geven aan “off-the-shelf”-oplossingen 5 van buiten de EU boven mogelijke EU-oplossingen die wellicht een vergelijkbare aanlooptijd hebben. De defensie-industrie zou geneigd kunnen zijn een voorkeursbehandeling toe te kennen aan de nationale regeringen in plaats van aan een meer Europabrede klantenkring. Zonder coördinatie en samenwerking zouden de toegenomen investeringen de versnippering van de Europese defensiesector vergroten, het potentieel voor samenwerking gedurende de gehele levenscyclus van de uitrusting beperken, de externe afhankelijkheid versterken en de interoperabiliteit waarschijnlijk belemmeren. Aankopen voor de korte termijn zullen in dit opzicht op de langere termijn effecten hebben die zullen leiden tot vermindering van de marktmacht en gederfde kansen over de komende decennia.

    Kortom, de aanhoudende onderbesteding en het gebrek aan samenwerking hebben geleid tot kritieke tekorten aan defensievermogens op alle gebieden, en met name aan de bovenkant van het spectrum, alsook tot de versnippering van de aanverwante bedrijfstakken in Europa. Het is van essentieel belang dat de EU de fouten uit het verleden die tot inefficiënties, overlappingen en afhankelijkheden hebben geleid, niet herhaalt en in plaats daarvan voortbouwt op de defensie-initiatieven en instrumenten voor vermogensontwikkeling van de EU die de afgelopen jaren zijn ontwikkeld om de samenwerking van de lidstaten op defensiegebied te intensiveren. Deze initiatieven zijn erop gericht de versnippering van de Europese defensiemarkt te verminderen — met name het Europees Defensiefonds (EDF) — en de coördinatie van het defensiebeleid, de planning en de vermogensontwikkeling van de lidstaten te verbeteren — met name door middel van de permanente gestructureerde samenwerking (PESCO), de gecoördineerde jaarlijkse evaluatie inzake defensie (CARD) en het vermogensontwikkelingsplan (CDP). Bovendien roept het strategisch kompas op tot het houden, met ingang van 2022, van jaarlijkse bijeenkomsten van de ministers van Defensie over defensie-initiatieven van de EU inzake vermogensontwikkeling, die worden georganiseerd en voorgezeten door de hoge vertegenwoordiger/vicevoorzitter van de Commissie/hoofd van het Europees Defensieagentschap, waarbij volop gebruik wordt gemaakt van alle bestaande formats. Dit zijn allemaal belangrijke stappen in de goede richting om de bestaande tekorten aan te pakken, die echter in het licht van de nieuwe situatie nog verder moeten worden versterkt, met name wat betreft gezamenlijke investeringen in en aanbestedingen voor defensievermogens. Dergelijke maatregelen zijn van cruciaal belang om ervoor te zorgen dat Europa sterkere en meer interoperabele defensievermogens kan inzetten, en versterken tegelijkertijd de Europese technologische en industriële defensiebasis (EDTIB); beide aspecten zijn essentieel voor de veiligheid en de open strategische autonomie van Europa op de lange termijn.

    Het algemene doel is derhalve te investeren, en wel:

    ·gezamenlijk, door schaalvoordelen te benutten door middel van samenwerkingsprojecten en gezamenlijke aanbestedingen. Gezamenlijk ontwikkelen en aankopen zorgt voor lagere prijzen en waarborgen tevens de solidariteit door te voorkomen dat de lidstaten concurreren om beperkte industriële hulpbronnen, waardoor de prijzen verder stijgen of kleinere of meer blootgestelde lidstaten worden verdrongen. Er zijn overeenkomsten met de COVID-vaccinsituatie in 2020-21;

    ·beter, door de lidstaten te helpen zich te concentreren op de vastgestelde vermogensprioriteiten van de EU. Deze zijn in overeenstemming met die van de NAVO en zullen ook worden herzien in het licht van de politiek-strategische sturing van het strategisch kompas. Deze analyse wijst op een aantal dringende lacunes in de defensievermogens in het licht van de veranderde strategische context; en

    ·Europees, door defensie-investeringen te stimuleren die de opschaling van de industrie, de industriële capaciteit op de langere termijn en de economische groei binnen de Unie versterken door de Europese defensie-industrie concurrender te maken. Het versterken van de Europese technologische en industriële defensiebasis (EDTIB) is van strategisch belang geworden in het licht van de verslechterende geostrategische omgeving.

    Dit is ook in het belang van de NAVO, die het fundament van de collectieve verdediging van haar leden blijft. EU-initiatieven ter bevordering van defensiesamenwerking dragen ook bij tot een eerlijkere trans-Atlantische lastenverdeling en een effectievere Europese bijdrage in het kader van de NAVO. De lidstaten kunnen hun troepenmacht volgens het beginsel van “één set strijdkrachten” inzetten op nationaal niveau of binnen de EU, de NAVO, de VN of andere kaders. De prioriteiten van de EU op het gebied van de ontwikkeling van vermogens zijn in overeenstemming met die welke in het kader van de NAVO zijn overeengekomen, waarbij rekening wordt gehouden met het verschil in aard en verantwoordelijkheden tussen de twee organisaties en wordt gezorgd voor wederzijdse versterking van de respectievelijke inspanning. De ontwikkeling van defensievermogens is een belangrijke pijler van de versterkte dialoog en samenwerking tussen de EU en de NAVO die in het kader van de gezamenlijke verklaringen van 2016 en 2018 zijn overeengekomen.

    In deze gezamenlijke mededeling wordt ingegaan op: a) defensie-uitgaven binnen de EU, b) de lacunes in de defensievermogens en -industrie die moeten worden aangepakt, met inbegrip van de meest dringende, c) manieren om deze aan te pakken, en d) opties om het aanbod van defensievermogens te versterken.

    2.Defensie-uitgaven binnen de EU en het niveau van de onderinvesteringen

    Als reactie op de nieuwe bedreigingen voor de veiligheid hebben de meeste lidstaten in 2022 aanzienlijke verhogingen van hun defensiebegroting aangekondigd, die in sommige gevallen zelfs meer dan 2 % van hun bbp bedragen, waarmee zich een opwaartse trend voortzet die enkele jaren geleden al is begonnen. In 2020 besteedden de lidstaten samen meer dan 200 miljard EUR aan defensie 6 en in 2021 zijn hun gecombineerde uitgaven naar schatting gestegen tot 220 miljard EUR. Deze recente ontwikkelingen volgen echter op een langdurige periode van forse bezuinigingen op de defensie-uitgaven na de economische en financiële crisis van 2007-08; daarbij daalden de uitgaven van 183 miljard EUR in 2008 tot 159 miljard EUR in 2014 7 , om pas in 2018-19 weer het niveau van voor de crisis te bereiken (zie onderstaande grafiek). Over de periode tussen 2009 en 2018 komen de bezuinigingen van de lidstaten neer op een onderinvestering van in totaal ongeveer 160 miljard EUR ten opzichte van het uitgavenniveau van 2008 8 .

     

    In combinatie met de structurele trend van kostenstijgingen voor defensiesystemen en de nadruk op expeditieoperaties in sommige lidstaten heeft dit geleid tot een sterke daling van de totale omvang van de nationale strijdkrachten, de hoeveelheid uitrusting en de voorraden — die nu nog verder zijn uitgeput door de steun aan Oekraïne. Als gevolg daarvan is de capaciteit voor operaties die het volledige spectrum bestrijken en met hoge intensiteit worden uitgevoerd, verwaarloosd, terwijl bestaande tekorten en ontbrekende geavanceerde vermogens waar nodig werden afgedekt door NAVO-bondgenoten van buiten de EU, met name door de VS.

    Bovendien hebben de VS — en, wat verontrustender is, Rusland — de afgelopen tien jaar hun defensiebegrotingen veel sterker verhoogd dan Europa. Het is opvallend dat China zijn begroting in dezelfde periode nog sterker heeft verhoogd. Van 1999 tot 2021 stegen de gecombineerde defensie-uitgaven van de EU met 19,7 %, tegenover 65,7 % voor de VS, 292 % voor Rusland en 592 % voor China 9 . Hierbij is nog niet eens rekening gehouden met de aanzienlijke onderschatting van de defensie-uitgaven van China en Rusland, aangezien de koopkracht van hun begrotingsmiddelen groter is dan de omrekening op basis van wisselkoersen doet vermoeden. Op basis van koopkrachtpariteit worden de Russische en Chinese defensiebegrotingen voor 2021 geraamd op respectievelijk 178 miljard en 332 miljard USD 10 . Bovendien is het aandeel van de investeringen in de defensie-uitgaven in de Verenigde Staten, China en Rusland aanzienlijk hoger dan in de EU-lidstaten.

    Hoewel er geen juridisch bindend streefcijfer is voor de afzonderlijke nationale defensie-uitgaven van de lidstaten, is de overgrote meerderheid van de lidstaten in het kader van de NAVO en/of de permanente gestructureerde samenwerking (PESCO) overeengekomen hun defensie-uitgaven te verhogen 11 . Ter indicatie: indien alle lidstaten van 2006 tot 2020 2 % van hun bbp aan defensie hadden besteed, met 20 % daarvan aan investeringen, zou dit hebben geresulteerd in een extra bedrag van ongeveer 1 100 miljard EUR voor defensie, waarvan ongeveer 270 miljard EUR aan investeringen 12 .

    Bovendien hebben de Europese defensie-uitgaven van oudsher geleid tot een lagere efficiëntie en output dan die van onze bondgenoten en van onze concurrenten. Het gebrek aan samenwerking tussen de lidstaten op het gebied van defensie kost naar schatting tientallen miljarden EUR per jaar 13 . Ondanks de stijging van de Europese defensie-uitgaven in 2020 werd er wat betreft het aantal gezamenlijk gedane investeringen met slechts 11 % 14 een nieuw dieptepunt bereikt — ver onder de door de lidstaten in het kader van het EDA overeengekomen en in het kader van de permanente gestructureerde samenwerking vastgestelde benchmark van 35 % — terwijl 89 % op nationaal niveau werd uitgegeven. Gebrek aan samenwerking heeft geleid tot verspilling door overlapping en tot een veelvoud van gelijksoortige defensiesystemen binnen de EU. Terwijl de gecombineerde uitgaven van de lidstaten voor onderzoek en technologie (O&T) in 2020 2,5 miljard EUR bedroegen, komt dit neer op slechts 1,2 % van hun totale defensie-uitgaven, wat ver onder de benchmark van 2 % ligt die in het kader van het EDA is overeengekomen en als een meer bindende toezegging in het kader van de PESCO is vastgelegd 15 .

    3.De lacunes in de defensie-industrie

    De Europese industriële basis op het gebied van defensie bestaat uit een groot aantal hoofdaannemers, midcaps en kleine en middelgrote ondernemingen die het merendeel van de geavanceerde technologieën en defensievermogens ontwikkelen en produceren die de strijdkrachten van de lidstaten nodig hebben en zouden kunnen aankopen. In totaal bedraagt de geschatte jaaromzet van de defensiesector in de EU bijna 84 miljard EUR, waarmee naar schatting direct meer dan 196 000 hooggekwalificeerde banen en indirect meer dan 315 000 banen worden ondersteund 16

    De sector is weliswaar over het algemeen concurrerend, maar niet vrij van problemen en lacunes. Defensiebedrijven zijn nog steeds hoofdzakelijk langs nationale lijnen gestructureerd en profiteren van nauwe banden met nationale regeringen. Deze structuur van de markt, in combinatie met lage investeringsuitgaven, heeft ertoe geleid dat een aantal nationale spelers actief is op kleine markten en dus kleine volumes produceert 17 . Een reeks consolidatiestappen op nationaal en Europees niveau is ver achtergebleven bij de consolidatie van de bedrijfstak in de VS. 

    Daarom blijft de EDTIB sterk versnipperd, met name buiten de luchtvaart- en raketsectoren. Hierdoor wordt het vermogen van de EDTIB om haar concurrentievermogen te verbeteren door bundeling van O&O en het behalen van schaalvoordelen bij de productie sterk beperkt. Bovendien bestaan er afhankelijkheden voor bepaalde belangrijke militaire uitrusting waarvoor de EDTIB binnen de eigen grenzen geen oplossingen biedt.

    De onderliggende oorzaken van de problemen van de EDTIB zijn de eerder beschreven lacunes in de defensie-investeringen door de lidstaten en de versnipperde uitgaven, in combinatie met het feit dat een zeer aanzienlijk deel van de uitgaven van de lidstaten niet in de EDTIB wordt geïnvesteerd, zelfs wanneer er een in de EU vervaardigd product beschikbaar is. Ter indicatie: in de periode 2007-16 18 werd naar schatting meer dan 60 % van het Europese budget voor overheidsopdrachten op defensiegebied besteed aan militaire invoer van buiten de EU, met de daaruit voortvloeiende controles of beperkingen door derde landen 19 .

    De terugkeer van hevige conflicten en de toegenomen territoriale dreiging vereisen een omvorming van het industriële ecosysteem op het gebied van defensie in de EU om de voorzieningszekerheid te waarborgen en, waar nodig, te zorgen voor uitbreiding van de productiecapaciteit of een groter vermogen tot opschaling. Waar het disruptieve technologieën betreft die het potentieel hebben om de toekomstige slachtvelden en de toekomstige uitrusting radicaal te veranderen (AI, quantumtechnologie), bestaat bovendien het risico dat de reeds beschreven onderliggende oorzaken op de langere termijn het concurrentievermogen van de EDTIB en haar geschiktheid voor de ontwikkeling van geavanceerde vermogens (bv. hypersonische systemen, gezamenlijke oorlogvoering) zullen aantasten.

    4.Lacunes in defensievermogens

    In het strategisch kompas werd de algemene ambitie van de EU omschreven als de verdere ontwikkeling van “full-spectrum strijdkrachten die beweeglijk en mobiel zijn, interoperabel, technologisch geavanceerd, energie-efficiënt en weerbaar”. In het strategisch kompas wordt er ook aan herinnerd dat er reeds kritieke tekorten aan vermogens zijn vastgesteld die onontbeerlijk zijn om de Unie in staat te stellen alle in het Verdrag vastgelegde taken in het kader van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB) uit te voeren, en met name die met een hogere intensiteit. Deze tekorten zijn opgenomen in de prioriteiten die de lidstaten hebben vastgesteld in het vermogensontwikkelingsplan van 2018, dat in het licht van het strategisch kompas zal worden herzien en een belangrijke referentie blijft voor de samenhang tussen de defensie-initiatieven van de EU 20 .

    Om deze prioriteiten aan te pakken, verstrekt het EDF financiële steun voor de ontwikkeling van strategische hulpmiddelen en belangrijke vermogens 21 , terwijl de lidstaten ook samenwerken bij de aanpak ervan door middel van zestig projecten in het kader van de PESCO.

    De Commissie en het Europees Defensieagentschap (EDA) hebben de lacunes op het gebied van defensie-investeringen geanalyseerd. In dat verband heeft het EDA de lidstaten een analyse voorgelegd van de lacunes in de defensie-investeringen die op korte, middellange en lange termijn moeten worden aangepakt aan de hand van drie actielijnen: 1) voorbereid zijn (een grotere paraatheid, met inbegrip van de aanvulling van voorraden in verband met de steun aan Oekraïne); 2) uitbreiding van de bestaande strijdkrachten en vermogens; en 3) versteviging en modernisering van vermogens, op basis van de door de EU overeengekomen vermogensprioriteiten en informatie van de CARD (zie de bijlage).

    In het licht van de verhoogde veiligheidsdreiging en voortbouwend op de gecoördineerde analyse van de Commissie en het EDA, stellen de Commissie en de hoge vertegenwoordiger voor te focussen op de volgende, meest dringende lacunes in de defensievermogens die door de Europese defensie-industrie kunnen worden aangepakt:

    1.het aanvullen van voorraden: de gevechtsparaatheid van de strijdkrachten veiligstellen en concurrerende nationale behoeften coördineren, om opwaartse prijsspiralen te voorkomen en ervoor te zorgen dat de meest blootgestelde landen toegang hebben tot de vereiste vermogens;

    2.vervangen: bestaande uit het Sovjettijdperk daterende systemen die nog in gebruik zijn binnen de strijdkrachten van de EU geleidelijk afschaffen en vervangen door Europese oplossingen (zoals: gevechtstanks, gepantserde gevechtsvoertuigen, infanteriegevechtsvoertuigen, gepantserde personeelsvoertuigen, zware artillerie enz.), als onderdeel van bredere inspanningen om de bestaande vermogens uit te breiden, de interoperabiliteit te ondersteunen en de voorzieningszekerheid te verbeteren;

    3.versterken: versterken van de meerlagige lucht- en raketafweersystemen van de lidstaten, te beginnen met systemen voor de middellange afstand in de meest blootgestelde landen. De verdediging van bewoonde gebieden, strijdkrachten en/of kritieke infrastructuur tegen lucht- en raketdreigingen vormt een cruciale uitdaging in het licht van de nieuwe veiligheidssituatie.

    Naast deze dringende lacunes in de defensievermogens stellen de Commissie en de hoge vertegenwoordiger voor om te werken aan de volgende strategische middellange- tot langetermijnsvermogens, teneinde de Europese defensievermogens te verbeteren tegen de achtergrond van aanhoudende dreigingen:

    ·luchtcomponent: de ontwikkeling en operationalisering van de middelhoge “Eurodrone” (MALE RPAS), die deel uitmaakt van PESCO- en EDF-projecten, heeft aan belang gewonnen. Op de korte tot middellange termijn hebben het verbeteren en uitbreiden van de capaciteit voor bijtanken in de lucht en van bestaande vliegtuigvloten, het bouwen van meerlagige luchtafweermaatregelen die geschikt zijn voor geïntegreerd beheer, evenals het ontwikkelen en aankopen van verdedigingsvermogens tegen drones en met wapens uitgeruste middelgrote drones voorrang. Op de middellange en langere termijn is de modernisering van anti-access- en area denial-systemen en de vloot van multifunctionele gevechtsvliegtuigen in de EU een ander gebied waarop de lidstaten nieuwe investeringen willen doen en waar een gecoördineerde aanpak, mede met het oog op de ontwikkeling van de systemen van de volgende generatie, zou bijdragen tot optimalisering van de middelen;

    ·landcomponent: in het licht van de terugkeer van grootschalige, intensieve oorlogvoering in Europa is de opwaardering en uitbreiding van de bestaande inventaris van gevechtstanks en gepantserde gevechtsvoertuigen, alsook van de systemen van de volgende generatie, voor veel lidstaten dringend geworden. De versterking van het landgevechtsvermogen moet gevechtsondersteuning omvatten, met name een breed scala aan antitank- en artilleriesystemen, met de nadruk op precisieaanvallen en contra-artillerie;

    ·zeecomponent: de verdere versterking van de marinetroepen van de lidstaten blijft kritiek in het licht van de oplopende spanningen ten aanzien van de Zwarte Zee, Oostzee en Middellandse Zee en de noodzaak om de vermogens voor kracht- en machtsprojectie, maar ook de anti-access- en area denial-systemen en kustverdediging te versterken. Hieronder vallen fregatten, onderzeeërs en patrouillecorvettes om de veiligheid op zee te waarborgen. Op de middellange tot lange termijn zullen vermogens op het gebied van inlichtingen, surveillance en verkenning (ISR) en de bescherming van de zeescheepvaartcommunicatielijnen gebaat zijn bij hoogwaardige, onderling verbonden schepen die worden versterkt door onbemande platforms voor oppervlakte- en onderwatercontrole en elektronische oorlogvoering;

    ·ruimte (connectiviteit, bewaking, bescherming): de oorlog in Oekraïne heeft verder aangetoond hoe belangrijk beveiligde satellietconnectiviteit is, met inbegrip van een zeer veerkrachtig, ultrabeveiligd Europees connectiviteitsprogramma, met gebruik van kwantumencryptie en aardobservatie vanuit de ruimte als cruciale faciliterende factoren. Het optimaliseren van synergieën met het op ruimtevaart gebaseerde connectiviteitsprogramma van de EU is een van de voordelen van samenwerking in dit verband. Bescherming van de ruimtevaartinfrastructuur van de EU tegen dreigingen (omgevingsbewustzijn in de ruimte) is ook een steeds grotere prioriteit. In de ruimte gestationeerde activa kunnen ook een belangrijke factor zijn voor een krachtig systeem voor vroegtijdige waarschuwing, dat nodig is om het vertrek van (bv. ballistische of hypersonische) raketten te detecteren en deze te volgen;

    ·cyberdefensie: om het toenemende risico van cyberaanvallen door overheden in de context van geopolitieke wedijver tegen te gaan, zouden de EU en haar lidstaten kunnen werken aan een cyberdefensievermogen dat het hele spectrum bestrijkt (van onderzoek, opsporing en bescherming tot respons, met inbegrip van actieve defensievermogens). Dit omvat vermogens voor cybersituationeel bewustzijn en het delen van informatie (ook voortbouwend op potentiële synergieën met een Europese “cyberschildinfrastructuur” van operationele beveiligingscentra 22 , cyberbestendige en interoperabele bevelvoering en controle voor militaire operaties en missies, cyberoefeningen en -opleiding, en cyberreservetroepen op nationaal niveau. De EU kan hier een platform bieden voor samenwerking tussen de diensten van de EU en de lidstaten, met inbegrip van synergieën met relevante EU-programma’s.

    Daarnaast is door de oorlog in Oekraïne opnieuw het belang bevestigd van een doeltreffende en efficiënte logistiek, met inbegrip van het onderhoud, de instandhouding en de verplaatsing van strijdkrachten, uitrusting en leveringen aan, uit en door het inzetgebied. De Commissie heeft de uitvoering van het budget voor militaire mobiliteit in het kader van de Connecting Europe Facility (CEF) versneld en staat klaar om deze vroegtijdig uit te voeren, binnen de beperkingen van het MFK. Met name de vervoersinfrastructuur vergt meer investeringen. Uit het overleg met de lidstaten over hun op stapel staande vervoersinfrastructuurprojecten voor tweeërlei gebruik en de overinschrijving voor medefinanciering in het kader van de eerste oproep tot het indienen van voorstellen is gebleken dat een groter budget nodig en realiseerbaar is. De EU moet voortbouwen op haar werkzaamheden op het gebied van verhoogde militaire mobiliteit, waarbij zij de strategische en tactische transportcapaciteit over land, door de lucht en over zee, alsook de civiel-militaire synergieën op het gebied van vervoer, veerkracht en energie-efficiëntie versterkt, en meer in het algemeen zorgen voor grotere synergieën tussen de vermogens waar het de behoeften op het gebied van civiele bescherming, grensbeheer en defensie betreft.

    5.Versterkt kader voor samenwerking op defensiegebied

    Om deze lacunes aan te pakken, stellen de Commissie en de hoge vertegenwoordiger voor de volgende koers te volgen om de gezamenlijke aanbesteding van militaire uitrusting te coördineren en te stimuleren, te beginnen met het aanvullen van de voorraden als de meest dringende stap. Deze aanpak zou een aanvulling vormen op bestaande samenwerkingsinitiatieven van de EU op defensiegebied, zoals in het kader van het EDF en de PESCO, en synergieën met andere EU-programma’s scheppen. De Europese defensie-industrie heeft op al deze gebieden sterke vermogens en producten te bieden.

    Het succes van elk defensie-initiatief van de EU hangt af van de inzet van de lidstaten om betere uitgaven te doen — om in het gemeenschappelijk belang gezamenlijk te investeren, aan te besteden en samen te werken. De voorgestelde coöperatieve benadering is van cruciaal belang om zowel de Europese defensievraag (programmering en aanbesteding) als het aanbod (ontwikkeling en productie) te stroomlijnen en te versterken.

    5.1. Onmiddellijke maatregelen: taskforce ter ondersteuning van de coördinatie

    Gezien de dringende noodzaak om te handelen, zullen de Commissie en de hoge vertegenwoordiger/hoofd van het agentschap snel een taskforce voor gezamenlijke aanbestedingen op defensiegebied oprichten voor samenwerking met de lidstaten om deze te ondersteunen bij de coördinatie van hun aankoopbehoeften op zeer korte termijn teneinde de nieuwe veiligheidssituatie het hoofd te bieden. De taskforce zou zich in eerste instantie toespitsen op conflictoplossing en coördinatie om een wedloop naar bestellingen te voorkomen, die zou leiden tot prijsstijgingen, een concentratie van de vraag binnen hetzelfde tijdsbestek, een tekort aan leveringen en moeilijkheden voor de lidstaten met een grotere afhankelijkheid van onontbeerlijke goederen. Door een wedloop te vermijden kunnen mogelijke conflicten tussen gelijklopende nationale inspanningen op het gebied van overheidsopdrachten worden voorkomen. Dit kan decentralisering van de informatieverzameling, het bieden van methodologische ondersteuning en het coördineren of beheren van aankopen omvatten. De taskforce zou ook een geaggregeerde raming van de behoeften opstellen en de uitbreiding van de industriële productiecapaciteit van de EU die nodig is om aan de behoeften te voldoen in kaart brengen en ondersteunen.

    Binnen de taskforce en in partnerschap met de Commissie zou het EDA reeds een dergelijke gezamenlijke aanbesteding voor de zeer korte termijn kunnen faciliteren op basis van zijn deskundigheid en ervaring op dit gebied 23 . De taskforce zou ook samenwerken met de Clearing House Cell die binnen de EDEO/Militaire Staf van de EU is opgericht om de coördinatie van de militaire bijstand aan Oekraïne te vergemakkelijken, teneinde de lidstaten te ondersteunen bij de aankoop van de goederen die het meest dringend nodig zijn voor het aanvullen van de voorraden.

    5.2. EU-instrument voor de korte termijn ter versterking van de industriële capaciteit op het gebied van defensie door middel van gezamenlijke aanbesteding

    Zoals reeds opgemerkt, zouden de toegenomen investeringen door de lidstaten bij gebrek aan coördinatie en samenwerking de versnippering van de Europese defensiesector vergroten, het potentieel voor samenwerking gedurende de gehele levenscyclus van de uitrusting beperken, de externe afhankelijkheid versterken en de interoperabiliteit waarschijnlijk belemmeren. Aankopen voor de korte termijn zullen in dit opzicht op de langere termijn effecten hebben die zullen leiden tot vermindering van de marktmacht en gederfde kansen over de komende decennia.

    De lidstaten moeten de defensieve gevechtsparaatheid dringend herstellen in het licht van de veiligheidssituatie en de overdrachten aan Oekraïne die reeds hebben plaatsgevonden. Het aanvullen van de materieelvoorraden zou hen met name ook in staat stellen verdere bijstand aan Oekraïne te verlenen. De lidstaten die Oekraïne militaire bijstand verlenen, kunnen momenteel een financiële vergoeding ontvangen via de Europese Vredesfaciliteit. Bij het aanvullen van hun voorraden en uitrusting moeten zij echter de gelegenheid aangrijpen om dit op een gezamenlijke manier te doen, aangezien dit een grotere kosteneffectiviteit zou opleveren dankzij de benutting van schaalvoordelen, en zou zorgen voor een betere interoperabiliteit. Dit vereist ook een verdere verbetering en versterking van de EDTIB.

    Daartoe zal de Commissie een speciaal instrument voor de korte termijn voorstellen dat is ontworpen in een geest van solidariteit en dat de lidstaten die bereid zijn over te gaan tot gezamenlijke aanbestedingen, stimuleert om de meest dringende en kritieke lacunes via samenwerking aan te pakken, met name waar die zijn ontstaan door de reactie op de huidige agressie. Het nieuwe instrument zou bijdragen tot de versterking van de gezamenlijke aanbestedingen op defensiegebied en, via de bijbehorende financiering van de Unie, tot het versterken en hervormen van de industriële capaciteit van de lidstaten op defensiegebied. De financiële steun van de EU moet als hefboom fungeren voor nieuwe defensie-investeringen door de lidstaten en ten goede komen aan de Europese industriële basis, en tegelijkertijd waarborgen dat de EU-lidstaten kunnen optreden en een grotere interoperabiliteit kunnen bereiken.

    Het nieuwe instrument moet op eenvoudige en duidelijke wijze worden uitgevoerd, maar afhankelijk worden gesteld van de voorwaarde dat de lidstaten aan specifieke criteria voldoen, bv. dat er ten minste drie lidstaten deelnemen aan de gezamenlijke aanbesteding. Voor de uitvoering van dit nieuwe instrument zal de Commissie een beroep doen op de bijstand van de taskforce.

    De Commissie is bereid over een periode van twee jaar (2022-24) 500 miljoen EUR in deze regeling te investeren. Met het oog hierop zal de Commissie de medewetgevers voorstellen over te gaan tot een versnelde vaststelling van een verordening die het instrument en de daarmee verband houdende verhoging van de beschikbare middelen mogelijk maakt.

    5.3.    Een EU-kader voor gezamenlijke aanbestedingen op defensiegebied

    Naast het voorzien in de dringende behoeften op korte termijn in verband met het nieuwe veiligheidsparadigma is het noodzakelijk ook vooruitgang te boeken in de richting van een EU-kader voor gezamenlijke aanbestedingen op defensiegebied. Met het Europees Defensiefonds beschikt de EU over een krachtig instrument om gezamenlijke en collectieve ontwikkeling op defensiegebied te stimuleren, en dit tot op het niveau van prototypen. Het EDA is bevoegd om gezamenlijke aanbestedingen uit te voeren en doet dit ook al, maar het zou moeten worden versterkt om de EU te laten profiteren van een volledig geschikte capaciteit voor gezamenlijke aanbestedingen.

    In het licht hiervan zal de Commissie in het derde kwartaal van 2022 een voorstel doen voor een verordening betreffende het Europees defensie-investeringsprogramma (EDIP). Deze zal tot doel hebben de voorwaarden en criteria vast te stellen aan de hand waarvan de lidstaten consortia kunnen vormen die kunnen worden aangemerkt als een Europees defensievermogensconsortium (EDCC) dat gezamenlijk, ten behoeve van de deelnemende lidstaten, defensievermogens zal aankopen die in samenwerkingsverband binnen de EU worden ontwikkeld en die in aanmerking komen voor een btw-vrijstelling. Dit nieuwe instrument zou een aanvulling vormen op bestaande vergelijkbare opties in het kader van het EDA, en zou ook kunnen worden ingezet voor projecten in het kader van de PESCO.

    Voor samenwerking op basis van onderzoek en ontwikkeling (O&O) voor een nieuw product zou het EDCC ook profiteren van de flexibiliteit waarin artikel 13, punt c), van de richtlijn betreffende aanbestedingen op defensiegebied voorziet, indien van toepassing ook voor de latere fasen van de gehele levenscyclus van dit product, of een deel daarvan.

    Een EDCC zou een zeer krachtig samenwerkingselement introduceren en extra voordelen, zoals interoperabiliteit gedurende de levenscyclus, de harmonisatie van procedures en opleidingscurricula voor exploitatie, onderhoud, reparatie en revisie, alsook schaalvoordelen, met zich meebrengen. De btw-vrijstelling zou ook gelden voor de exploitatie, het onderhoud en de buitengebruikstelling, die gedurende de levenscyclus van militaire uitrusting met hoge kosten gepaard gaan. De via een EDCC aangekochte vermogens zouden beschikbaar zijn voor gebruik door de lidstaten op nationaal niveau of in het kader van GVDB-missies en -operaties, alsook in het kader van de VN of de NAVO. Het EDCC zou ook kunnen helpen synergieën en bundeling van de vraag naar vermogens mogelijk te maken met relevantie voor de behoeften van de EU op het gebied van civiele bescherming, grensbeheer en defensie.

    De EDIP-verordening kan de spil vormen voor toekomstige gezamenlijke ontwikkelings- en aanbestedingsprojecten die van groot gemeenschappelijk belang zijn voor de veiligheid van de lidstaten en de Unie, en, in het verlengde van de logica van het instrument voor de korte termijn, voor de eventueel daarmee samenhangende financiële bijdragen van de Unie ter versterking van de Europese industriële defensiebasis, met name waar het projecten betreft die niet door één lidstaat alleen kunnen worden ontwikkeld of aanbesteed.

    5.4. Naar gezamenlijke EU-aanpak van programmering en overheidsopdrachten op defensiegebied

    Naast hulpmiddelen en instrumenten die de samenwerking “stroomafwaarts” te stimuleren, is het van het grootste belang stroomopwaarts een ambitieuzere coördinatie voor te stellen. Er is gecoördineerde actie op EU-niveau nodig om 27 niet op elkaar afgestemde nationale benaderingen te voorkomen. De huidige processen en aanpak zijn niet allesomvattend en maken het niet in voldoende mate mogelijk prioriteiten te stellen. Nu de lidstaten beginnen met het aanpassen van hun planningsprocessen aan het nieuwe veiligheidslandschap, is het van het grootste belang om een meer gestructureerde aanpak te ontwikkelen — een gezamenlijke strategische programmering en aanbesteding van de EU op defensiegebied — om deze nieuwe ambitie op gecoördineerde wijze te verwezenlijken. Er moet worden voortgebouwd op bestaande processen en structuren en er moet worden gezorgd voor samenhang met het planningsproces van de NAVO.

    Daartoe zou een gezamenlijke EU-voorziening voor programmering en aanbesteding op defensiegebied kunnen worden overwogen waarbij de lidstaten, de hoge vertegenwoordiger/hoofd van het agentschap en de Commissie worden betrokken. Deze zou zorgen voor een gezamenlijke en uitgebreide meerjarige programmering — voortbouwend op het meerjarenperspectief van het EDF en op een verfijning van de behoeften en specificaties — en tevens dienen als centrale aankoopinstantie voor gezamenlijke aanbestedingen van de EU en de lidstaten ondersteunen bij hun gezamenlijke aanbestedingen, ook stroomafwaarts in aansluiting op de door het EDF gefinancierde projecten.

    In dit verband zouden de werkzaamheden van de in punt 5.1 genoemde taskforce kunnen worden beschouwd als een proefproject voor een dergelijke toekomstige voorziening.

    5.5. Versterking van de Europese industriële capaciteit op defensiegebied

    Voor versterking van de Europese defensiesamenwerking is ook een solide actieplan nodig dat de defensie-industrie duidelijke inzichten biedt om in de productiecapaciteit van de EU op defensiegebied te kunnen investeren en deze te moderniseren en op te schalen, en dat de industrie tegelijkertijd ook in de gelegenheid stelt om te anticiperen op potentiële knelpunten in de toeleveringsketen en deze aan te pakken en om de voorzieningszekerheid van de EU op het gebied van defensievermogens te waarborgen.

    De Commissie zal de defensie-industrie ondersteunen bij haar inspanningen om haar productielijnen en -processen te moderniseren, de productiecapaciteit op te voeren, kritieke afhankelijkheden te verminderen en kritieke knelpunten aan te pakken.

    In dit verband stelt de Commissie, in voorkomend geval in samenwerking met het EDA, verschillende maatregelen voor:

    ·de huidige en noodzakelijke aanvullende industriële productiecapaciteit van de EU zullen grondig in kaart worden gebracht, onder meer door voort te bouwen op de lopende inspanningen in het kader van de industriestrategie en in andere fora (bv. de belangrijkste strategische activiteiten van het EDA 24 ). Het doel is een gemeenschappelijk beeld te krijgen van de productiecapaciteit en de behoeften om de Europese voorzieningszekerheid van de lidstaten te waarborgen, met inbegrip van de meest blootgestelde lidstaten;

    ·er zal worden overwegen om de defensie-industrie toegang te verlenen tot kritieke grondstoffen en andere belangrijke componenten in tijden van crisis, met inbegrip van de voor de productie benodigde machinewerktuigen. De Commissie zal een initiatief inzake kritieke grondstoffen indienen, met inbegrip van wetgevingsmaatregelen om, onder meer op het gebied van defensie, de veerkracht en voorzieningszekerheid van de EU met betrekking tot kritieke grondstoffen te versterken;

    ·er zullen maatregelen worden overwogen met betrekking tot defensiespecifieke vaardigheden, met inbegrip van cybervaardigheden, om ervoor te zorgen dat de defensie-industrie toegang heeft tot de nodige arbeidskrachten en deze in stand houdt, met name op het gebied van wetenschap, technologie, engineering en wiskunde (STEM) en op enig ander gebied dat verband houdt met de huidige buitengewone inspanningen om de productiecapaciteit op te voeren. Er zal bijzondere aandacht worden besteed aan het aantrekken van alle talenten en vaardigheden;

    ·de Commissie zal werk maken van verdere maatregelen (onder meer gecoördineerde oproepen tussen bestaande EU-instrumenten en EIB-leningen) ter ondersteuning van kritieke technologieën en industriële capaciteit door de ontwikkeling van strategische projecten;

    ·de Commissie zal mogelijke wijzigingen van het kader voor onderzoek en innovatie voor tweeërlei gebruik overwegen om de synergieën tussen civiele en defensie-instrumenten te verbeteren.

    5.6. De inspanningen op het gebied van O&O voortzetten

    Op dit moment is het Europees Defensiefonds het EU-programma voor O&O op defensiegebied. Gezien het nieuwe veiligheidsparadigma en de ongekende aanpassing en verhoging van de defensie-uitgaven, moet het EDF echter kunnen inspelen op de nieuwe behoeften.

    Het is van het grootste belang een zorgvuldige planning vast te stellen ter ondersteuning van de samenwerking op het gebied van O&T en O&O 25 , om de weg te effenen voor toekomstige gezamenlijke aanbestedingen en vermogens, waarbij wordt voorkomen dat er nieuwe afhankelijkheden ontstaan ten opzichte van derde landen die de voorzieningszekerheid van de EU-strijdkrachten en de informatiebeveiliging zouden kunnen verzwakken, met name tijdens een militair conflict.

    Om de stimulerende kracht van het EDF in de context van hogere nationale defensie-uitgaven te waarborgen, zal de Commissie overwegen haar begroting te versterken in het kader van de algehele herziening van de prioriteiten in de tussentijdse evaluatie van het MFK. Daarnaast onderzoekt de Commissie, zoals aangekondigd in het defensiepakket van februari, hoe de bonussen van het EDF kunnen worden herzien ter ondersteuning van nog meer gezamenlijke aankopen van de vermogens die via financiële steun van het EDF zijn ontwikkeld.

    Ten slotte zal de Commissie het fonds aantrekkelijk maken voor nieuwkomers op de markt en samen met het EDA de innovatie op defensiegebied ondersteunen via de aangekondigde EU-innovatieregeling voor defensie. Daartoe zal de Commissie vaart zetten achter de oprichting van het Cassini voor defensie, dat in het defensiepakket is aangekondigd als onderdeel van de EU-regeling voor defensie-innovatie. Een blendingfaciliteit in het kader van InvestEU, die in samenwerking met het Europees Investeringsfonds innovatie ondersteunt en gericht is op kmo’s en midcaps die defensietechnologieën ontwikkelen, zal er deel van uitmaken.

    5.7. Versterking van de EIB-steun voor defensie

    Gezien de toegenomen veiligheidsdreiging waarmee de EU wordt geconfronteerd en omdat zij alle instrumenten waarover zij beschikt zo doeltreffend mogelijk dient te gebruiken, moet de Europese Investeringsbank haar ondersteuning van de Europese defensie-industrie en van gezamenlijke aanbestedingen opvoeren, in aanvulling op de ondersteuning die zij nu al biedt op het gebied van tweeërlei gebruik. Het recente Strategisch Europees Veiligheidsinitiatief (SESI) van de EIB zal financiering beschikbaar stellen voor niet tot de kern behorende aspecten van defensie, waarmee tegen 2027 naar schatting een bedrag van ongeveer 6 miljard EUR gemoeid zal zijn en die is gericht op gebieden waarop duidelijke tekortkomingen van de markt zijn geconstateerd (bv. waar de gerichtheid op het scheppen van productiecapaciteit ontbreekt). De nadruk ligt daarbij op onderzoek, ontwikkeling en innovatie voor tweeërlei gebruik, civiele beveiligingsinfrastructuur en baanbrekende technologieprojecten, van de Nieuwe Ruimte, kunstmatige intelligentie en kwantumtechnologieën tot cyberbeveiliging en biobeveiliging 26 . Evenzo zal de betrokkenheid van de EIB bij het door het EDA geïnitieerde coöperatief financieel mechanisme beperkt blijven tot de ontwikkeling van technologieën voor tweeërlei gebruik ter ondersteuning van GVDB-beleidsdoelstellingen, zodra dit mechanisme operationeel wordt.

    Tegen deze achtergrond zou de EIB meer kunnen investeren ten gunste van geïnteresseerde initiatiefnemers en partners ter ondersteuning van samenwerkingsprojecten op het gebied van O&T, d.w.z. projecten die gezamenlijk worden uitgevoerd door twee of meer lidstaten, met inbegrip van PESCO-projecten. De EIB-groep zou ook ondersteuning kunnen verlenen voor de versterking van kmo’s en kleine midcaps in de toeleveringsketen door middel van de verstrekking van intermediaire leningen met financiële partners. Ten slotte zou de EIB-groep, door in de eerste fasen van de projectontwikkeling met de initiatiefnemers samen te werken, de levensvatbaarheid van het bedrijfsmodel van opkomende technologieën die van cruciaal belang zijn voor de toekomst van de defensie-industrie van de EU, kunnen versterken.

    De EIB zou ook een rol kunnen spelen bij het op korte termijn opvoeren van de productie van de defensie-industrie en bij de moderniseringsinspanningen op langere termijn. Daartoe moeten de EIB en haar aandeelhouders, de lidstaten, worden verzocht na te gaan of de EIB in het licht van de huidige markt- en geopolitieke omstandigheden haar ondersteuning van dergelijke defensiegerelateerde industriële projecten moet uitbreiden, indien nodig door het kredietverleningsbeleid aan te passen.

    Acties ter ondersteuning van de Europese defensiesamenwerking

    ·De Commissie en de hoge vertegenwoordiger/hoofd van het agentschap zullen onmiddellijk een taskforce voor gezamenlijke aanbestedingen op defensiegebied oprichten voor een gecoördineerde reactie van de EU op dringende behoeften op zeer korte termijn, met name het aanvullen van voorraden

    ·De Commissie zal een instrument voor de korte termijn opzetten om de Europese industriële capaciteit op defensiegebied te versterken door middel van gezamenlijke aanbesteding.

    ·De Commissie zal tegen het derde kwartaal van 2022 een verordening inzake Europese defensie-investeringen voorstellen waarin de voorwaarden en criteria worden vastgesteld waaronder Europese consortia voor defensievermogens kunnen worden gevormd, als basis voor btw-vrijstelling voor gezamenlijke aanbestedingen en als instrument (met inbegrip van mogelijke medefinanciering) voor Europese defensieprojecten van groot gemeenschappelijk belang.

    ·Een gezamenlijke EU-voorziening voor programmering en aanbesteding op defensiegebied zal worden overwogen.

    ·De Commissie zal een initiatief inzake kritieke grondstoffen voorstellen, met inbegrip van wetgevingsmaatregelen, om onder meer de toegang van de defensie-industrie tot kritieke grondstoffen te vergemakkelijken en zo de veerkracht en voorzieningszekerheid van de EU te versterken.

    ·De Commissie zal, in het kader van de algemene evaluatie van de prioriteiten in de tussentijdse evaluatie van het MFK, overwegen de begrotingen van het Europees Defensiefonds en de militaire mobiliteit te versterken via de Connecting Europe Facility.

    ·De EIB moet haar steun aan de Europese defensie-industrie en gezamenlijke aanbestedingen versterken in aanvulling op de ondersteuning die zij nu al biedt op het gebied van tweeërlei gebruik.

    ·De Commissie zal werk maken van verdere maatregelen (zoals gecoördineerde oproepen tussen bestaande EU-instrumenten en EIB-leningen) ter ondersteuning van kritieke technologieën en industriële capaciteit door de ontwikkeling van strategische projecten.

    ·De Commissie zal mogelijke wijzigingen van het kader voor onderzoek en innovatie voor tweeërlei gebruik overwegen om de synergieën tussen civiele en defensie-instrumenten te verbeteren.

    6.Aanbevelingen

    De Commissie en de hoge vertegenwoordiger/hoofd van het Europees Defensieagentschap bevelen de Europese Raad aan deze analyse goed te keuren en te benadrukken dat de lacunes op het gebied van de defensie-investeringen van Europa op de korte en middellange termijn dringend en collectief moeten worden aangepakt, en

    ·de Commissie en de hoge vertegenwoordiger/hoofd van het agentschap te verzoeken onmiddellijk een taskforce op te richten om de aankoopbehoeften op zeer korte termijn op het gebied van defensie te coördineren en samen te werken met de lidstaten en de fabrikanten van defensiegoederen in de EU om de gezamenlijke aanbesteding voor de aanvulling van de voorraden te ondersteunen, met name in het licht van de steun die aan Oekraïne is verleend;

    ·de Commissie te verzoeken een EU-instrument voor de korte termijn ter versterking van de industriële capaciteit op het gebied van defensie door middel van gezamenlijke aanbesteding voor te stellen; 

    ·de Commissie te verzoeken uiterlijk in het derde kwartaal van 2022 een voorstel in in te dienen voor een verordening tot instelling van een gezamenlijk Europees defensie-investeringsprogramma (EDIP), met inbegrip van een instrument voor vrijstelling van belasting over de toegevoegde waarde (btw) en voor Europese defensieprojecten van groot gemeenschappelijk belang;

    ·de lidstaten, de hoge vertegenwoordiger/hoofd van het agentschap en de Commissie te verzoeken een gezamenlijke EU-voorziening voor strategische programmering en aanbesteding op defensiegebied te overwegen;

    ·de Commissie te verzoeken verdere maatregelen voor te stellen om de huidige en de benodigde aanvullende productiecapaciteit in kaart te brengen en de capaciteit en veerkracht van de Europese technologische en industriële defensiesector te versterken;

    ·de EIB te verzoeken na te gaan of zij in het licht van de huidige markt- en geopolitieke omstandigheden haar ondersteuning van de Europese defensie, met inbegrip van de industriële productiecapaciteit, moet uitbreiden, indien nodig door haar kredietverleningsbeleid aan te passen, en de lidstaten, als aandeelhouders van de EIB, te verzoeken dit proces te ondersteunen. 

    (1) Raad van de Europese Unie, 7371/22.
    (2) Te weten de Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s: “Bijdrage van de Commissie aan de Europese defensie” (COM (202260 final) van 15 februari 2022. 
    (3)

      https://futureu.europa.eu/pages/reporting?format=html&locale=nl

    (4) Geaggregeerd op basis van gegevens uit open bronnen.
    (5) De defensie-industrie produceert doorgaans alleen naar aanleiding van een vaste order, zonder dat er eindproducten in voorraad worden gehouden. “Off the shelf” heeft betrekking op reeds bestaande producten, in tegenstelling tot de ontwikkeling van nieuwe uitrusting.
    (6) Gegevens van het EDA: eda-defence-data-report-2019-2020.pdf (europa.eu) . (Denemarken niet inbegrepen)
    (7) Defensiegegevens van het EDA 2019-2020, in constante EUR-prijzen (2020).
    (8) EDA-gegevens op basis van de gecoördineerde jaarlijkse evaluatie inzake defensie (CARD).
    (9) SIPRI.
    (10) Bron: Military Balance 2022.
    (11) PESCO-verbintenis nr. 1 betreft de “regelmatige verhoging van de defensiebegrotingen in reële termen om de afgesproken doelstellingen te halen”. In 2006 kwamen de ministers van Defensie van de NAVO-lidstaten overeen ernaar te streven 2 % van het nationale bbp aan defensie te besteden, waarvan 20 % aan investeringen. In 2014 kwamen de staatshoofden en regeringsleiders op de top van Wales overeen om binnen tien jaar te voldoen aan het richtsnoer om 2 % van het bbp aan defensie te besteden.
    (12) Beide ramingen zijn gebaseerd op gegevens van het EDA (Denemarken niet inbegrepen).
    (13)   Het Europees Defensiefonds (EDF) (europa.eu)
    (14)    Gegevens van 11 lidstaten.
    (15) https://eda.europa.eu/docs/default-source/brochures/eda---defence-data-report-2019-2020.pdf
    (16) Bron: Raming door het EDA op basis van gegevens van de Europese vereniging van luchtvaart- en defensie-industrieën (AeroSpace and Defence Industries Association of Europe, ASD).
    (17) Het grootste bedrijf is Airbus (trans-Europees), gevolgd door een aantal van de grotere bedrijven in Frankrijk, Italië, Duitsland en Zweden. Kleinere platformfabrikanten, leveranciers van uitrusting en onderleveranciers maken het leeuwendeel van de DTIB’s van de lidstaten uit. Het totale aantal kmo’s in de EU, die actief zijn in de meerlagige en vaak grensoverschrijdende toeleveringsketens voor defensie, wordt geraamd op 2 500. Zij bedienen klanten op het gebied van land- (39,6 %), lucht- (30,5 %), zee- (18,7 %), cyber- (7,8 %) en ruimtedefensie (3,4 %).
    (18) Exclusief 2013 (cijfers voor de VS zijn niet beschikbaar voor dat jaar); de invoer-/uitvoercijfers omvatten zowel het VK als Denemarken (bron: ministerie van Buitenlandse Zaken van de VS (via “The poison pill: EU defence on US terms?”, EUISS, D. Fiott)); De cijfers voor de EU omvatten het VK, maar niet Denemarken (bron: defensiegegevens van het EDA, aangepast met behulp van de omrekeningskoersen van Eurostat).
    (19) Zo heeft het stimuleringsprogramma voor herkapitalisatie in Europa (European Recapitalization Incentive Program, ERIP) van de VS, dat in 2018 is opgezet om de vervanging van uit het Sovjettijdperk daterende uitrusting te stimuleren, gezorgd voor subsidies van 277 miljoen USD aan enkele Europese landen, waardoor Amerikaanse wapenverkopen ter waarde van 2,5 miljard USD mogelijk zijn gemaakt.
    (20) Het vermogensontwikkelingsplan (CDP) is het prioriteringsinstrument van de EU voor de ontwikkeling van defensievermogens. Het houdt rekening met de militaire tekorten in verband met het militaire GVDB (d.w.z. operaties die binnen het toepassingsgebied van artikel 43 VEU vallen) die in het kader van het hoofddoelproces zijn vastgesteld, alsook met de lering die uit missies en operaties is getrokken, waarbij ook technologische trends op de middellange tot lange termijn en de nationale defensiebehoeften in aanmerking worden genomen. Het hoofddoelproces is het kader dat is opgezet voor het vaststellen van militaire tekorten (vermogensdoelstellingen met een grote impact, HICG’s) op basis van illustratieve scenario’s die zijn afgeleid van het militaire ambitieniveau voor het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid. Deze HICG’s vormen input voor het CDP. Door middel van de gecoördineerde jaarlijkse evaluatie inzake defensie (CARD) wordt toezicht gehouden op de wijze waarop de lidstaten deze prioriteiten in het kader van hun nationale defensieplanning nastreven, om mogelijkheden voor samenwerking in kaart te brengen, en wel op, tot dusver, zes specifieke “aandachtsgebieden” voor samenwerking: gevechtstanks, troepensystemen, patrouille-oppervlakteschepen, systemen ter bestrijding van onbemande luchtvaartuigen, defensietoepassingen in de ruimte en militaire mobiliteit. Deze inspanningen stemmen overeen met de vereisten die voortvloeien uit de desbetreffende NAVO-processen, met name het NAVO-defensieplanningsproces, en zullen de paraatheid, robuustheid en interoperabiliteit van de volgens het beginsel van “één set strijdkrachten” ingezette troepenmachten van de lidstaten vergroten.
    (21)  Bijvoorbeeld het Europese MALE RPAS-project (een drone voor middelgrote hoogte en lange vliegduur), antidronesystemen, een capaciteit voor omgevingsbewustzijn in de ruimte, systemen voor vroegtijdige waarschuwing, de volgende generatie op de grond gebaseerde precisieaanvalsvermogens, de ontwikkeling van cyberdefensietechnologieën en -systemen, en steun voor projecten van innovatieve kleine en middelgrote ondernemingen.
    (22) Gezamenlijke mededeling “De EU-strategie inzake cyberbeveiliging voor het digitale tijdperk”, JOIN(202018 final, punt 1.2; de strategie inzake cyberbeveiliging maakt deel uit van de algemene benadering van de veiligheidsunie.
    (23) In artikel 42, lid 3, VEU wordt het EDA aangewezen als het “agentschap op het gebied van de ontwikkeling van defensievermogens, onderzoek, aankopen en bewapening [...]”. De taken van het EDA zijn omschreven in artikel 45 VEU, waarin is bepaald dat het Europees Defensieagentschap, dat onder het gezag van de Raad ressorteert, tot taak heeft “[...] b) het harmoniseren van de operationele behoeften en het hanteren van doelmatige en onderling verenigbare aankoopmethoden te bevorderen [...]”.
    (24)    De belangrijkste strategische activiteiten van het EDA zorgen voor bewustmaking en bevordering van een gemeenschappelijk begrip van de lidstaten, de EU-instellingen en de defensie-industrie ten aanzien van industriële en technologische gebieden, alsook voor vaardigheden en competenties op terreinen waar afhankelijkheid van niet-EU-actoren de vrijheid van handelen van de EU op defensiegebied in gevaar zou kunnen brengen.
    (25)    Rekening houdend met bestaande initiatieven zoals de overkoepelende strategische onderzoeksagenda met haar technologische bouwstenen, die in het kader van het Europees Defensieagentschap zijn ontwikkeld.
    (26) Jaarlijkse conferentie van het EDA over “Innovatie in de Europese defensie”, 7.12.2021.
    Top