Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52022IP0438

    Resolutie van het Europees Parlement van 13 december 2022 over de digitale kloof: de maatschappelijke ongelijkheid als gevolg van de digitalisering (2022/2810(RSP))

    PB C 177 van 17.5.2023, p. 57–62 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
    PB C 177 van 17.5.2023, p. 48–48 (GA)

    17.5.2023   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 177/57


    P9_TA(2022)0438

    De digitale kloof: sociale verschillen als gevolg van digitalisering

    Resolutie van het Europees Parlement van 13 december 2022 over de digitale kloof: de maatschappelijke ongelijkheid als gevolg van de digitalisering (2022/2810(RSP))

    (2023/C 177/06)

    Het Europees Parlement,

    gezien artikel 2, artikel 3, lid 3, en artikel 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie,

    gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name de artikelen 9, 10, 12, 14, 16, 19, 26, 36, 67, lid 4, 114, lid 3, 153, 165, 169, lid 1, en 174,

    gezien het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en met name de artikelen 3, 8, 11, 21, 26, 34, 38 en 52,

    gezien het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en met name artikel 14 daarvan,

    gezien de Europese pijler van sociale rechten, en met name de beginselen 3, 17 en 20,

    gezien de definitie van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) van “digitale kloof”, waarin wordt verwezen naar de kloof tussen personen, huishoudens, bedrijven en geografische gebieden op verschillende sociaal-economische niveaus met betrekking tot zowel hun mogelijkheden om toegang te krijgen tot informatie- en communicatietechnologie (ICT) als hun gebruik van het internet voor diverse activiteiten (1),

    gezien zijn resolutie van 27 november 2014 over ondersteuning van de consumentenrechten op de digitale interne markt (2),

    gezien Richtlijn (EU) 2015/2366 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende betalingsdiensten in de interne markt (3) (tweede richtlijn betalingsdiensten),

    gezien Richtlijn (EU) 2016/2102 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2016 inzake de toegankelijkheid van de websites en mobiele applicaties van overheidsinstanties (4),

    gezien Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/389 van de Commissie van 27 november 2017 tot aanvulling van Richtlijn (EU) 2015/2366 wat betreft technische reguleringsnormen voor sterke cliëntauthenticatie en gemeenschappelijke en veilige open communicatiestandaarden (5),

    gezien Richtlijn (EU) 2019/882 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 betreffende de toegankelijkheidsvoorschriften voor producten en diensten (6),

    gezien de studie van de Europese Centrale Bank (ECB) uit 2020 over het betalingsgedrag van consumenten in de eurozone (SPACE),

    gezien het artikel in nummer 5 van het economisch bulletin van de ECB van 2022 getiteld “Guaranteeing freedom of payment choice: access to cash in the euro area”,

    gezien de mededeling van de Commissie van 9 maart 2021“Digitaal kompas 2030: de Europese aanpak voor het digitale decennium” (COM(2021)0118),

    gezien het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad van 15 september 2021 tot vaststelling van het beleidsprogramma 2030 “Traject naar het digitale decennium” (COM(2021)0574),

    gezien het verslag van mei 2022 over het eindresultaat van de Conferentie over de toekomst van Europa,

    gezien de beraadslagingen van de Commissie verzoekschriften over verzoekschrift nr. 1123/2021 van haar vergadering van 17 mei 2022,

    gezien zijn resolutie van 7 oktober 2021 over de bescherming van personen met een handicap via verzoekschriften: geleerde lessen (7),

    gezien de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de VN, waarvan de verwezenlijking het verkleinen van de digitale kloof vereist,

    gezien artikel 227, lid 2, van zijn Reglement,

    A.

    overwegende dat de Commissie verzoekschriften een verzoekschrift heeft ontvangen waarin terechte bezorgdheid wordt geuit over de onmogelijkheid om zonder mobiele telefoon elementaire bankdiensten te gebruiken, bijvoorbeeld om een betaling te bevestigen of een eigen bankrekening te raadplegen, terwijl het bezitten van een dergelijk apparaat niet wettelijk verplicht is; overwegende dat sprake is van een kloof tussen mensen die steeds meer gebruikmaken van digitale betaalmethoden en degene die hier terughoudend in zijn; overwegende dat met dit verzoekschrift een breder probleem aan de orde wordt gesteld, namelijk het effect van digitalisering op burgers, consumenten en gebruikers van overheids- en particuliere diensten;

    B.

    overwegende dat contant geld in de eurozone het meest gebruikte betaalmiddel is; overwegende dat het aantal geldautomaten in de eurozone volgens recente gegevens van de ECB in 2021 met 4,2 % is gedaald naar 0,28 miljoen (8); overwegende dat het aantal bankfilialen per inwoner van de eurozone tegelijkertijd ook is gedaald; overwegende dat in de nationale herstel- en veerkrachtplannen een bedrag van 127 miljard EUR is gereserveerd voor hervormingen en investeringen op het gebied van digitalisering (9); overwegende dat lidstaten tijdens de COVID-19-pandemie vorderingen hebben gemaakt met hun digitaliseringsinspanningen, maar nog steeds worstelen met het verkleinen van de digitalevaardighedenkloof en de bevordering van de digitale transformatie van kleine en middelgrote ondernemingen;

    C.

    overwegende dat de Commissie verzoekschriften een verzoekschrift heeft ontvangen waarin bezorgdheid wordt geuit over het feit dat veel dienstverleners informatie alleen online beschikbaar stellen en vaak via kanalen die uitsluitend toegankelijk zijn met smartphones, waardoor ouderen, personen met een handicap, personen met een laag inkomen, niet digitaal onderlegde personen en personen met beperkte internettoegang worden benadeeld;

    D.

    overwegende dat digitalisering en een passend gebruik van digitale hulpmiddelen veel economische en maatschappelijke baten en kansen hebben opgeleverd, maar dat hierdoor ook een aantal ethische, juridische en arbeidsgerelateerde uitdagingen zijn ontstaan die kunnen leiden tot ernstige nadelen of schade voor personen en de samenleving in haar geheel; overwegende dat het potentieel van nieuwe technologieën ambivalent is en dat deze technologieën, afhankelijk van hoe ze worden gebruikt en gereglementeerd, kunnen bijdragen tot een meer inclusieve samenleving en de ongelijkheden kunnen verminderen, of bestaande ongelijkheden kunnen vergroten en tot nieuwe vormen van discriminatie kunnen leiden;

    E.

    overwegende dat digitalisering een diepe impact heeft op het dagelijkse maatschappelijke, economische, politieke en culturele leven van burgers, werknemers en consumenten en alle sferen van de samenleving beïnvloedt; overwegende dat digitalisering aan de basis ligt van een aantal maatschappelijke ongelijkheden nu er een nieuwe digitale kloof ontstaat, niet alleen tussen goed verbonden stedelijke gebieden en plattelands- en afgelegen gebieden, maar ook tussen de mensen die wel en de mensen die niet volledig kunnen profiteren van een verrijkte, toegankelijke en veilige digitale ruimte met een breed scala aan diensten; overwegende dat het steeds grootschaliger gebruik van digitale betalingen, onder meer met betaalkaarten, digitale portemonnees of mobiele apps, tot gevolg heeft dat detailhandelaren geen contant geld meer accepteren;

    F.

    overwegende dat het dalende gebruik van contant geld bij transacties kan leiden tot een verslechtering van de infrastructuur voor contant geld, met als gevolg dat mensen minder gemakkelijk aan contant geld kunnen komen; overwegende dat de tekortkomingen met betrekking tot de toegang tot contant geld onverwijld moeten worden aangepakt en de vrijheid om een betaalmethode te kiezen, moet worden gewaarborgd;

    G.

    overwegende dat een buitensporig gebruik van technologische apparaten geestelijke en fysieke gezondheidsproblemen, zoals isolatie, aan het gebruik van technologie verwante verslavingsproblemen, slaaptekort, emotionele uitputting, angst en burn-out, kan verergeren;

    H.

    overwegende dat digitalisering negatieve gevolgen kan hebben voor mensen die over onvoldoende digitale vaardigheden beschikken of geen toegang hebben tot een internetverbinding of tot digitale apparaten; overwegende dat digitalisering maatschappelijke verschillen kan accentueren door de kans op hoogwaardig werk voor bepaalde werknemers te verkleinen; overwegende dat het noodzakelijk is de negatieve effecten van de digitalisering van overheids- en particuliere diensten op werknemers en bepaalde groepen personen, zoals ouderen, personen met een handicap, personen met een laag inkomen, sociaal kwetsbare of werkloze burgers, migranten en vluchtelingen en mensen in plattelands- en afgelegen gebieden, aan de kaak te stellen;

    I.

    overwegende dat de EU-indicator voor digitale vaardigheden momenteel op slechts 56 % staat; overwegende dat het een van de digitale doelstellingen van de EU is dat deze vaardighedenindicator uiterlijk in 2030 de 80 % bereikt (10); overwegende dat de pandemie bestaande ongelijkheden, met inbegrip van de digitale kloof, heeft verergerd, waardoor het absoluut noodzakelijk is te waarborgen dat alle Europese burgers en bedrijven de digitale transformatie kunnen benutten om hun leven beter, veiliger en welvarender te maken; overwegende dat tijdens de pandemie is gebleken dat de digitale kloof gevolgen heeft voor het onderwijs, aangezien sommige leerkrachten en leerlingen buitenspel kwamen te staan omdat hun technologische en digitale vaardigheden en toegang tot apparatuur ontoereikend waren;

    J.

    overwegende dat in de EU naar schatting 87 miljoen mensen een bepaalde soort handicap hebben (11); overwegende dat vaak onvoldoende aandacht wordt besteed aan de toegankelijkheid van onlineformulieren, waardoor gebruikers die afhankelijk zijn van een schermlezer de verzendknop in sommige gevallen zelfs niet kunnen vinden; overwegende dat de toegankelijkheid van websites moet worden gewaarborgd, zodat iedereen, met inbegrip van personen met een handicap, het internet kan waarnemen en begrijpen, erop kan navigeren en er interactie mee kan hebben;

    K.

    overwegende dat een doeltreffende bescherming van persoonsgegevens, privacy en activa, de beveiliging van netwerken en elektronica, alsmede de perceptie van burgers dat hun gegevens, privacy en activa worden beschermd en veilig zijn, van fundamenteel belang zijn om het vertrouwen van burgers te waarborgen en hun terughoudendheid wat het gebruik van digitale diensten betreft te verminderen;

    L.

    overwegende dat in het voorstel voor een Europese verklaring over digitale rechten en beginselen van 26 januari 2022 (COM(2022)0027) wordt benadrukt dat iedereen doeltreffend en aan de hand van objectieve, transparante en betrouwbare informatie moet kunnen kiezen welke digitale diensten hij of zij wil gebruiken;

    M.

    overwegende dat tijdens de Conferentie over de toekomst van Europa aandacht is besteed aan digitaal onderwijs, en de EU werd aanbevolen zich in te spannen om technologie toegankelijker te maken voor de oudere generatie door programma’s en initiatieven te bevorderen, bijvoorbeeld lessen die op hun behoeften aansluiten; overwegende dat de EU het recht om gebruik te maken van digitalisering moet waarborgen voor degenen die hiervan gebruik willen maken en alternatieven moet voorstellen voor degenen die dat niet willen;

    N.

    overwegende dat 5,3 % van de kinderen in de schoolgaande leeftijd in Europa een digitale achterstand heeft, er grote verschillen kunnen worden waargenomen tussen EU-landen (12) en kinderen van gezinnen die in armoede leven of ernstige materiële deprivatie ondervinden, en dus geen computer en/of internetverbinding kunnen betalen, het hardst worden getroffen;

    1.

    uit zijn bezorgdheid over het voorbestaan van de digitale kloof, die nog lang niet gedicht is en voor aanzienlijke uitdagingen zorgt omdat niet iedereen gebruik kan maken van het internet en mobiele telefoons, maar veel overheids- en particuliere diensten wel uitsluitend via digitale kanalen worden aangeboden; herinnert eraan dat digitalisering kan leiden tot sociaal-economische verschillen tussen mensen en tussen landen, omdat zij investeringen en infrastructuur vereist die zeer duur zijn voor minder ontwikkelde regio’s en plattelandsgebieden; pleit voor een grondige analyse van de behoeften van mensen op het gebied van digitale ontwikkelingen en innovatie, in het bijzonder de behoeften van kwetsbare groepen, zodat kan worden beoordeeld hoe deze groepen de vruchten kunnen plukken van deze nieuwe technologieën; benadrukt dat de digitale transitie zodanig moet plaatsvinden dat iedereen ervan profiteert;

    2.

    betreurt het dat veel mensen niet regelmatig gebruikmaken van digitale diensten of hun twijfels hebben bij onlinetransacties, en dat dit aanzienlijke negatieve gevolgen kan hebben voor hun persoonlijke leven, economische en sociale situatie en hun grondrechten, met inbegrip van de bescherming van hun persoonsgegevens en andere cyberbeveiligingskwesties; betreurt het bestaan van belemmeringen die het met name voor kwetsbare burgers, personen met een lager opleidingsniveau, ouderen, personen met een handicap, personen met leerproblemen en personen met een laag inkomen moeilijk maken om volledig deel te nemen aan een wereld waarin basisdiensten als bank- en administratieve diensten digitaal zijn, waardoor zij maatschappelijk uitgesloten kunnen raken of economische kansen mislopen; wijst erop hoe belangrijk het is iedereen de kans te geven zich aan te passen aan de veranderingen die voortvloeien uit digitalisering, met name door middel van vroegtijdig digitaal onderwijs, geactualiseerde lesprogramma’s voor digitaal onderwijs, een leven lang leren of om- en bijscholing, zodat digitale uitsluiting kan worden aangepakt, de digitale kloof in de samenleving kan worden gedicht en de inclusie van alle burgers mogelijk kan worden gemaakt;

    3.

    benadrukt dat het gebruik van de verschillende betaaldiensten binnen de EU, en ook binnen de lidstaten zelf, sterk varieert; merkt op dat veel burgers nog steeds alleen met contant geld betalen;

    4.

    erkent dat betalingen zonder contant geld en de tweede richtlijn betalingsdiensten een aantal voordelen hebben opgeleverd voor de interne markt, onder meer met betrekking tot de vermindering van fraude, economische winsten voor kleine bedrijven en de beschikbaarheid van een breder productaanbod; verzoekt de Commissie tijdens de alomvattende evaluatie van de toepassing en impact van de tweede richtlijn betalingsdiensten te analyseren hoe de beveiliging van digitale betalingen verder kan worden verbeterd en fraude bij betalingen, met inbegrip van onlinefraude, kan worden bestreden, en de bescherming van consumenten te waarborgen, en hierbij de specifieke behoeften van burgers in acht te nemen en te garanderen dat iedereen zelf zijn betaalmethoden kan kiezen; wijst erop hoe belangrijk het is persoonsgegevens en de privacy te beschermen, met name die van mensen die niet vertrouwd zijn met onlinegegevensbeveiliging; benadrukt dat er bepalingen moeten worden opgenomen om gebruiksvriendelijke software-interfaces voor digitale betaalopties, hoge normen van gegevensbescherming en -interoperabiliteit, gemak voor klanten en een doeltreffende toegang tot contant geld te garanderen;

    5.

    benadrukt dat het regelgevingskader van de EU moet garanderen dat mensen bij digitalisering centraal staan en dat de grondrechten, in het bijzonder die van werknemers, volledig worden geëerbiedigd in de digitale economie;

    6.

    herinnert eraan dat het democratische leven en onlineoverheidsdiensten inclusief en voor iedereen toegankelijk moeten zijn, en dat technologische discriminatie een vorm van armoede en sociale uitsluiting is die bepaalde burgers essentiële hulpmiddelen ontzegt die hun ontwikkeling en vermogensopbouw ten goede zouden komen; wijst erop dat iedereen moet kunnen profiteren van een hoogwaardige digitale omgeving met gebruiksvriendelijke, efficiënte en gepersonaliseerde diensten en hulpmiddelen, waarbinnen hoge normen van beveiliging en privacy worden toegepast, en dat potentiële discriminatie in de toegang tot basisdiensten die digitale vaardigheden vereisen, moet worden voorkomen met behulp van waarborgen;

    7.

    wijst erop dat veel alledaagse diensten een niet-digitale oplossing moeten bieden teneinde tegemoet te komen aan de behoeften van burgers die niet over de vaardigheden of kennis beschikken om onlinediensten te gebruiken, liever gebruikmaken van offlinediensten of geen toegang hebben tot digitale apparaten en toepassingen; dringt er in dit opzicht op aan een gelijk speelveld te hanteren voor de online- en offlinewereld; verzoekt overheden en bedrijven inclusief te zijn en hun onlinediensten begrijpelijk vorm te geven zodat deze toegankelijk zijn voor en kunnen worden gebruikt door mensen van alle leeftijden en onderwijsniveaus, teneinde bij te dragen aan het dichten van de kloven die binnen onze samenleving nog steeds bestaan als gevolg van een ongelijke toegang tot technologie;

    8.

    wijst erop dat iets moet worden gedaan aan de digitale kloof en de financiële uitsluiting van kwetsbare groepen in de samenleving om te voorkomen dat er tijdens de digitale transformatie mensen worden achtergelaten, in het bijzonder degenen die het grootste risico lopen niet over de nodige digitale vaardigheden te beschikken om het potentieel van de digitalisering van overheids- en particuliere diensten optimaal te kunnen benutten, zodat alle burgers deel kunnen uitmaken van de digitale samenleving, ongeacht hun inkomen, maatschappelijke positie, geografische locatie, gezondheid of leeftijd; wijst erop dat personen in de meest precaire situaties vaker afhankelijk zijn van administratieve procedures om hun financiële rechten uit te oefenen en dat derhalve meer initiatieven, waaronder programma’s voor digitale geletterdheid, moeten worden opgezet om de toegang tot technologie te faciliteren, en herhaalt nogmaals het belang van onderwijs en permanente educatie om de vaardigheden te ontwikkelen die noodzakelijk zijn in het digitale tijdperk en om digitale uitsluiting te bestrijden;

    9.

    uit zijn bezorgdheid over het dalende aantal fysieke locaties voor overheidsdiensten, met name in plattelandsgebieden en in de buitenwijken van steden; benadrukt dat het van het grootste belang is dat er niet alleen onlinediensten worden ontwikkeld, maar ook fysieke locaties worden aangehouden voor alle overheidsdiensten; roept op tot het bevorderen van specifieke bescherming voor de toegang tot basisdiensten voor iedereen, zonder discriminatie op grond van een gebrekkige beheersing van technologie; pleit voor een dienstverleningsmodel waarin mensen centraal staan en niemand wordt achtergelaten; benadrukt dat het, met betrekking tot de toegang tot overheidsdiensten in digitale vorm, belangrijk is af te stappen van de benadering waarin het administratieve werk — en ook de verantwoordelijkheid — bij de gebruiker komt te liggen en de gebruiker wordt verplicht zich te onderrichten in het gebruik van digitale technologie, autonoom moet zijn en tegemoet moet komen aan de verwachtingen die de overheid heeft van een modelgebruiker;

    10.

    pleit voor een model van verlening van overheidsdiensten waarbinnen gebruikers zelf kunnen kiezen hoe zij interactie hebben met de overheid en wijst erop dat maatregelen moeten worden genomen om het ontwerp en het gebruik van overheidswebsites te verbeteren zodat toegankelijkheidsproblemen kunnen worden verholpen en gebruikers de noodzakelijke juridische, technische en administratieve ondersteuning krijgen om deze websites onafhankelijk te kunnen gebruiken;

    11.

    erkent dat voor de invoering van dit model voor overheidsdiensten personele, technische en economische middelen nodig zijn en herinnert eraan dat EU-middelen, in het bijzonder NextGenerationEU-middelen, een uitgelezen kans kunnen zijn om deze transitie tot stand te brengen;

    12.

    is zich bewust van de gevolgen van sterke cliëntauthenticatie voor gebruikers die geen mobiele telefoon hebben; pleit ervoor deze authenticatie ook mogelijk te maken via andere kanalen, zoals e-mail, een telefoongesprek of persoonlijke dienstverlening bij een loket; betreurt het dat de tweede richtlijn betalingsdiensten klanten geen direct recht toekent om te verzoeken om een alternatieve authenticatiemethode; verzoekt de Commissie in haar evaluatie van de bepalingen van de tweede richtlijn betalingsdiensten rekening te houden met de risico’s van discriminatie van ouderen en andere kwetsbare groepen;

    13.

    wijst op het belang van een gemeenschappelijke Europese aanpak met betrekking tot de ethische aspecten van digitalisering; is ingenomen met de ontwerpverklaring van de EU over digitale rechten en beginselen voor het digitale decennium van januari 2022 en benadrukt dat de Commissie en de lidstaten moeten garanderen dat technologische oplossingen de individuele rechten eerbiedigen en dat niemand wordt achtergelaten tijdens de digitale transformatie, en dat het dichten van de digitale kloof hierbij de overkoepelende doelstelling moet zijn;

    14.

    herinnert eraan dat sociaaldemografische factoren een aanzienlijke invloed hebben op het niveau van digitale vaardigheden, en dat twee derde van de jongvolwassenen, personen met een hoog formeel opleidingsniveau en studenten uit het hoger onderwijs bijvoorbeeld ten minste over elementaire digitale vaardigheden beschikt; merkt op dat daarentegen slechts circa een derde van de personen in de leeftijd 55-74 jaar, gepensioneerden en niet-werkenden ten minste over deze elementaire vaardigheden beschikt; merkt voorts op dat het verschil in digitale vaardigheden tussen mensen in plattelandsgebieden en mensen in stedelijke gebieden nog steeds aanzienlijk is (13); merkt op dat digitale connectiviteit een cruciale factor is bij het aanpakken en verkleinen van de digitale kloof tussen dicht- en dunbevolkte gebieden, en verzoekt de Commissie dringend aandacht te besteden aan de bestaande digitale kloof in een geactualiseerd cohesiebeleid;

    15.

    wijst erop hoe belangrijk het is de digitale kloof te dichten, in het bijzonder door basis- en gespecialiseerde vaardigheden te bevorderen, met specifieke aandacht voor de kwetsbaarste bevolkingsgroepen, en onderwijs- en opleidingsstelsels te ontwikkelen, onder meer voor een leven lang leren en om- en bijscholing; herinnert eraan dat niet iedereen digitale geletterd kan worden en wijst erop dat personen niet mogen worden gediscrimineerd op grond van hun digitale vaardigheden; herhaalt dat het beginsel van digitale efficiëntie geen rechtvaardiging vormt om mensen de toegang tot basisdiensten te ontzeggen;

    16.

    pleit voor inspanningen om ervoor te zorgen dat de digitale transformatie nieuwe digitale rechten voor iedereen garandeert, met het oog op de noodzaak van toegang tot digitale media op alle gebieden, zodat digitale kloven tussen gebieden, mensen uit verschillende gebieden en mensen met een verschillende achtergrond of leeftijd kunnen worden voorkomen, waarbij in het bijzonder rekening moet worden gehouden met de genderkloof en de behoeften van ouderen die, in tegenstelling tot jongeren, vaak minder vertrouwd zijn met het gebruik van nieuwe technologieën;

    17.

    is van mening dat nieuwe technologieën kunnen bijdragen aan het dichten van de digitale kloof die negatieve gevolgen heeft voor de circa 87 miljoen Europeanen met een handicap, zodat hun integratie in de economie en toegang tot essentiële diensten kunnen worden bevorderd; is ervan overtuigd dat het gebruik van digitale technologieën de belemmeringen kan verminderen waarmee personen met een handicap worden geconfronteerd wanneer zij de arbeidsmarkt willen betreden, bijvoorbeeld op het gebied van de uitvoering van werkgerelateerde taken, communicatie, interacties of flexibiliteit;

    18.

    merkt op dat de digitale kloof aanzienlijke gevolgen heeft voor migranten, aangezien de discriminatie jegens hen kan verergeren wanneer zij onvolledige of ontoereikende toegang hebben tot online overheids- en particuliere diensten en tot digitale media (14);

    19.

    verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten.

    (1)  OESO, “Understanding the Digital Divide”, 2001.

    (2)  PB C 289 van 9.8.2016, blz. 65.

    (3)  PB L 337 van 23.12.2015, blz. 35.

    (4)  PB L 327 van 2.12.2016, blz. 1.

    (5)  PB L 69 van 13.3.2018, blz. 23.

    (6)  PB L 151 van 7.6.2019, blz. 70.

    (7)  PB C 132 van 24.3.2022, blz. 129.

    (8)  ECB-statistieken over niet-contante betalingen uit 2021.

    (9)  Verslag uit 2022 inzake de index van de digitale economie en samenleving (DESI).

    (10)  Index van de digitale economie en samenleving 2021.

    (11)  Eurostat, “Functional and activity limitations statistics”. Zie ook: https://ec.europa.eu/eurostat/statistics-explained/index.php?title=Functional_and_activity_limitations_statistics

    (12)  DigiGen, “The impact of technological transformations on the Digital Generation”, 2021.

    (13)  “Index van de digitale economie en samenleving (DESI) 2022: menselijk kapitaal”.

    (14)  “Divides — Impact of the digital divide on the foreign population”, 2018.


    Top