Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52022IP0068

    Resolutie van het Europees Parlement van 10 maart 2022 over een nieuw strategisch EU-kader voor gezondheid en veiligheid op het werk voor de periode na 2020 (met inbegrip van een betere bescherming van werknemers tegen de blootstelling aan schadelijke stoffen, stress op het werk en lichamelijke klachten als gevolg van repeterende bewegingen) (2021/2165(INI))

    PB C 347 van 9.9.2022, p. 122–138 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
    PB C 347 van 9.9.2022, p. 111–127 (GA)

    9.9.2022   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 347/122


    P9_TA(2022)0068

    Een nieuw strategisch EU-kader voor gezondheid en veiligheid op het werk voor de periode na 2020

    Resolutie van het Europees Parlement van 10 maart 2022 over een nieuw strategisch EU-kader voor gezondheid en veiligheid op het werk voor de periode na 2020 (met inbegrip van een betere bescherming van werknemers tegen de blootstelling aan schadelijke stoffen, stress op het werk en lichamelijke klachten als gevolg van repeterende bewegingen) (2021/2165(INI))

    (2022/C 347/10)

    Het Europees Parlement,

    gezien artikel 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie,

    gezien de artikelen 153 en 168 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU),

    gezien artikel 3 van het Europees Sociaal Handvest van de Raad van Europa,

    gezien artikel 3 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,

    gezien de verdragen en aanbevelingen van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) op het gebied van gezondheid en veiligheid op het werk,

    gezien de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling (SDG’s) 2030 van de Verenigde Naties, en met name doelstelling 8.8, getiteld “Arbeidsrechten beschermen en veilige werkomgevingen bevorderen”,

    gezien het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap (het “gehandicaptenverdrag”), waar de EU en al haar lidstaten partij bij zijn,

    gezien het rapport van de Intergouvernementele Werkgroep inzake klimaatverandering (IPCC) van de VN getiteld “AR6 Climate Change 2021: The Physical Science Basis”,

    gezien het Europees kader voor actie inzake geestelijke gezondheid 2021-2025 van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) (1),

    gezien Richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep (2),

    gezien de mededeling van de Commissie getiteld “Het Europees kankerbestrijdingsplan”, van 3 februari 2021 (COM(2021)0044),

    gezien de mededeling van de Commissie getiteld “Strategisch EU-kader voor gezondheid en veiligheid op het werk 2021-2027 — Gezondheid en veiligheid op het werk in een veranderende arbeidswereld”, van 28 juni 2021 (COM(2021)0323),

    gezien het advies van de deskundigengroep van de Commissie over doeltreffende manieren om te investeren in gezondheid, getiteld “Supporting mental health of health workforce and other essential workers”, van 23 juni 2021,

    gezien de Europese pijler van sociale rechten, en met name de beginselen 5 t/m 10 daarvan, zoals op 17 november 2017 afgekondigd door het Parlement, de Raad en de Commissie (de “pijler”),

    gezien het actieplan van de Europese pijler van sociale rechten van de Commissie van 4 maart 2021,

    gezien de verklaring van de Europese Raad van Porto van 8 mei 2021,

    gezien de conclusies van de Raad van oktober 2019 over “the Economy of Wellbeing”, waarin het cruciale belang van het bevorderen van de geestelijke gezondheid op het werk wordt benadrukt,

    gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité getiteld “Gezondheid en veiligheid op het werk — Strategisch EU-kader (2021-2027)”, van 20 oktober 2021,

    gezien het EU-kader voor actie inzake geestelijke gezondheid en welzijn, dat tijdens de slotconferentie over de gezamenlijke actie op het gebied van geestelijke gezondheid en welzijn van 21-22 januari 2016 werd aangenomen (3),

    gezien de EU-strategie voor de rechten van personen met een handicap 2021-2030,

    gezien het eerste gezamenlijke verslag over de uitvoering van de kaderovereenkomst inzake digitalisering (2021) van de Europese sociale partners,

    gezien de richtsnoeren van het Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk (EU-OSHA) getiteld “COVID-19: terug naar de werkplek — Aanpassing van werkplekken en veiligheidsmaatregelen voor werknemers”, van 24 april 2020,

    gezien het rapport van het Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk (EU-OSHA) getiteld “Telewerken en gezondheidsrisico’s in de context van de COVID-19-pandemie: gegevens uit de praktijk en beleidsimplicaties”, van 22 oktober 2021,

    gezien zijn resolutie van 11 september 2018 over trajecten voor de re-integratie van werknemers die herstellen van letsel of ziekte in een hoogwaardige baan (4),

    gezien zijn resolutie van 19 juni 2020 over Europese bescherming van grensoverschrijdende en seizoenarbeiders in het kader van de COVID-19-crisis (5),

    gezien zijn resolutie van 17 december 2020 over een sterk sociaal Europa voor rechtvaardige transities (6),

    gezien zijn resolutie van 21 januari 2021 met aanbevelingen aan de Commissie betreffende het recht om offline te zijn (7),

    gezien zijn resolutie van 16 september 2021 inzake eerlijke arbeidsvoorwaarden, rechten en sociale bescherming voor platformwerkers — nieuwe vormen van werkgelegenheid die gekoppeld zijn aan de digitale ontwikkeling (8),

    gezien zijn resolutie van 20 oktober 2021 met aanbevelingen aan de Commissie betreffende de bescherming van werknemers tegen asbest (9),

    gezien artikel 54 van zijn Reglement,

    gezien het verslag van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken (A9-0023/2022),

    A.

    overwegende dat bij de bepaling en uitvoering van elk beleid en elk optreden van de Unie een hoge mate van bescherming van de menselijke gezondheid moet worden gewaarborgd;

    B.

    overwegende dat volgens de oprichtingsakte van de WHO gezondheid een toestand is van volkomen lichamelijk, geestelijk en sociaal welzijn en niet alleen de afwezigheid van ziekte of beperkingen (10);

    C.

    overwegende dat de WHO geestelijke gezondheid definieert als een toestand van welbevinden die een persoon toelaat zijn/haar mogelijkheden te verwezenlijken, de normale lasten van het leven te dragen, productieve arbeid te verrichten en bij te dragen aan de gemeenschap waarvan hij/zij deel uitmaakt (11);

    D.

    overwegende dat er in 2018 in de EU-27 meer dan 3 300 dodelijke ongevallen en 3,1 miljoen niet-dodelijke ongevallen waren; overwegende dat elk jaar meer dan 200 000 werknemers sterven aan werkgerelateerde ziekten (12); overwegende dat in deze gegevens niet de ongevallen in het kader van zwartwerk zijn meegenomen, waardoor de daadwerkelijke cijfers waarschijnlijk veel hoger liggen dan de cijfers in de officiële statistieken (13); overwegende dat volgens de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden (Eurofound) 20 % van de banen in Europa in 2017 “laagwaardig” was en een verhoogd risico voor de lichamelijke of geestelijke gezondheid van werknemers inhield; overwegende dat 14 % van de werknemers op enig moment aan een verhoogd niveau van psychosociale risico’s wordt blootgesteld (14); overwegende dat 23 % van de werknemers in Europa van oordeel is dat hun gezondheid of veiligheid gevaar loopt vanwege hun werk; overwegende dat uit de Europese enquête naar de arbeidsomstandigheden (EWCS) in 2015 bleek dat 21 % van de banen in Europa destijds het profiel “ambitieus” had (15); overwegende dat het veldwerk in het kader van de EWCS in 2020 is stopgezet vanwege het uitbreken van de COVID-19-pandemie, maar in juli 2021 opnieuw is opgestart met het oog op publicatie eind 2022;

    E.

    overwegende dat werknemers tijdens de eerste vier weken op hun werk meer dan drie keer zoveel risico lopen op werkgerelateerd letsel als werknemers die hun baan al langer dan een jaar uitoefenen (16);

    F.

    overwegende dat niet alle landen dezelfde trend volgen wat de vermindering van het aantal ongevallen en sterfgevallen op het werk betreft;

    G.

    overwegende dat het Europees kankerbestrijdingsplan erop is gericht de gevolgen van kanker voor patiënten, hun gezinnen en families en de zorgstelsels in te perken; overwegende dat kanker de voornaamste oorzaak van werkgerelateerde sterfgevallen in de EU is (52 % van het totaal); overwegende dat carcinogenen bijdragen aan naar schatting 100 000 werkgerelateerde kankerdoden per jaar (17); overwegende dat diverse agentschappen, belanghebbenden en de WHO prioritaire lijsten hebben opgesteld van tussen de 50 en 70 stoffen of groepen stoffen die worden geclassificeerd als carcinogene, mutagene en reprotoxische agentia op de werkplek, waar bindende grenswaarden voor moeten worden vastgesteld; overwegende dat werknemers op de werkplek kunnen worden blootgesteld aan een combinatie van stoffen die gezondheidsrisico’s kunnen vergroten, nadelige effecten op hun voortplantingssysteem kunnen hebben, waaronder verminderde vruchtbaarheid of onvruchtbaarheid, en een negatief effect op de ontwikkeling van de foetus en borstvoeding kunnen hebben;

    H.

    overwegende dat blootstelling aan asbest jaarlijks ongeveer 88 000 mensen in Europa het leven kost en 55 tot 75 procent van alle op de werkplek ontwikkelde longkankers veroorzaakt, en verder overwegende dat asbest de belangrijkste oorzaak van longkanker is (verantwoordelijk voor 45 % van alle gevallen) (18); overwegende dat de mortaliteitscijfers naar aanleiding van deze blootstelling volgens ramingen nog tot het eind van de jaren 20 en 30 van deze eeuw zullen blijven stijgen (19); overwegende dat asbest in de EU weliswaar sinds 2005 verboden is, maar nog steeds vaak voorkomt in overheidsgebouwen, scholen, woningen, infrastructuur, openbaarvervoersvoorzieningen en waterleidingnetwerken; overwegende dat 80 % van de in de lidstaten erkende beroepskankers asbestgerelateerd is;

    I.

    overwegende dat factoren zoals straling, stress, de organisatie van het werk en de arbeidsomstandigheden allemaal in verband zijn gebracht met werkgerelateerde kanker; overwegende dat het aantal gevallen van huidkanker, een van de meest voorkomende beroepsziekten, toeneemt als gevolg van verschillende factoren, waaronder klimaatverandering, maar dat slechts een zeer klein deel van de arbeidsgerelateerde huidkankers als beroepsziekte wordt erkend; overwegende dat personen die buiten werken, met name degenen die in de landbouw, de bosbouw, de bouw of de toerismesector werken, een aanzienlijk risico lopen om niet-melanome huidkanker te krijgen vanwege de verhoogde niveaus van blootstelling aan uv-straling; overwegende dat personen die in de sectoren gezondheidszorg en noodhulpverlening werken, die een essentiële rol vervullen bij de voorbereidheid en de respons op noodsituaties, zoals brandweermannen en verplegend personeel, met vergelijkbare blootstellingen worden geconfronteerd, alsook met bijkomende stress als gevolg van een verhoogde werkdruk, die de psychosociale risico’s kan vergroten; overwegende dat Europa nog geen gemeenschappelijke aanpak van blootstelling aan uv-straling heeft (20); overwegende dat er momenteel een tekort aan betrouwbare en vergelijkbare gegevens op EU-niveau bestaat over de blootstelling op de werkplek aan risicofactoren voor kanker (21); overwegende dat 2 % van alle gevallen van kanker in de EU kan worden toegerekend aan ioniserende straling en dat de blootstelling aan radon en vervalproducten ervan binnenshuis de op een na belangrijkste oorzaak van longkanker is in Europa (22) (23);

    J.

    overwegende dat de klimaatverandering al schadelijke gevolgen heeft gehad en zal blijven hebben voor de menselijke gezondheid, de veiligheid op het werk en de arbeidsomstandigheden; overwegende dat volgens het meest recente IPCC-rapport de arbeidsomstandigheden steeds meer zullen worden beïnvloed door significante veranderingen in weerpatronen zoals hittegolven en zware regenval; overwegende dat een grotere blootstelling aan hoge temperaturen op de werkplek het risico op beroertes door hitte, uitdroging, vermoeidheid, gebrek aan concentratie en complicaties van chronische ziekten zal vergroten; overwegende dat werkgerelateerde ziekten die verband houden met biologische agentia ook worden beïnvloed door klimaatverandering, aangezien bijvoorbeeld stijgende temperaturen van invloed kunnen zijn op de geografische verspreiding van de overbrengers (teken, muggen) van biologische agentia, wat de verspreiding van ziekten die nieuw zijn voor een regio vergemakkelijkt; overwegende dat het van essentieel belang is de werkmethoden aan te passen om rekening te houden met de effecten van de klimaatverandering (24);

    K.

    overwegende dat een goede psychosociale werkomgeving het mentale en fysieke welzijn van de werknemers verbetert; overwegende dat psychosociale risico’s kunnen voortvloeien uit een slecht ontwerp, een slechte organisatie en slecht management van het werk, alsook uit een slechte sociale context van het werk, en kunnen leiden tot negatieve psychologische, fysieke en sociale gevolgen zoals stress, angst, burn-outs en depressies, die tot de op een na grootste groep door de betroffenen zelf gemelde arbeidsgerelateerde gezondheidsproblemen behoren (25); overwegende dat werkgerelateerde stress het risico op het uitlokken of verergeren van spier- en skeletaandoeningen, hartaandoeningen, auto-immuunziekten en reumatische/chronische ontstekingsziekten aanzienlijk kan verhogen (26); overwegende dat volgens Eurofound en EU-OSHA een kwart van de werknemers in Europa met buitensporige werkgerelateerde stress wordt geconfronteerd; overwegende dat 51 % van de werknemers in de EU aangeeft dat stress op hun werk gemeengoed is en dat bijna 80 % van de leidinggevenden zich zorgen maakt over werkgerelateerde stress (27), hetgeen laat zien dat psychosociale risico’s in de meeste bedrijven een bron van zorg zijn (28); overwegende dat meer dan de helft van alle verloren werkdagen in de EU wordt veroorzaakt door werkgerelateerde stress (29); overwegende dat de aanpak van en de wetgeving inzake psychosociale risico’s per lidstaat enorm verschillen; overwegende dat de geestelijke gezondheid en het welzijn van de Europese bevolking positief kunnen worden beïnvloed door aandacht te besteden aan strategieën die op de werkplek worden toegepast; overwegende dat het voorkómen van geestelijke gezondheidsproblemen en het bevorderen van de geestelijke gezondheid ook zouden bijdragen tot het verminderen van daarmee samenhangend risicogedrag op gezondheidsgebied, zoals alcohol-, drugs- en tabaksgebruik, lichamelijke inactiviteit en slechte eetgewoonten; overwegende dat een hoger niveau van psychisch en lichamelijk welzijn rechtstreeks verband houdt met betere prestaties op de werkplek;

    L.

    overwegende dat werkplekken, naargelang van hun logistieke middelen, een belangrijke rol kunnen spelen in de volksgezondheid door een gezonde levensstijl te bevorderen, het beoefenen van sport en lichamelijke activiteiten aan te moedigen, en bij werknemers gezondheid in al haar aspecten op grotere schaal te bevorderen;

    M.

    overwegende dat kennis over gezondheid een fundamentele rol speelt bij de voorbereiding op en de beperking van de gevolgen van gezondheidsbedreigingen en ertoe bijdraagt dat de bevolking de tegenmaatregelen en de risicobeoordeling van diverse bedreigingen voor de gezondheid beter begrijpt;

    N.

    overwegende dat de COVID-19-pandemie duidelijk heeft gemaakt dat de veiligheid en bescherming van werknemers moeten worden gewaarborgd, inclusief hun geestelijke gezondheid; overwegende dat de pandemie het belang zichtbaar heeft gemaakt van investeringen in volksgezondheid; overwegende dat de COVID-19-pandemie voor een enorme toename van het verschijnsel telewerken heeft gezorgd, erin resulterend dat bijna de helft van alle werknemers in de EU nu in ieder geval een deel van hun arbeidstijd thuis werkt (30) gedurende lockdowns, en meer zorgtaken moet vervullen; overwegende dat bekend is dat werken op afstand een grote impact heeft op de organisatie van de arbeidstijd, doordat het de flexibiliteit vergroot en erin resulteert dat werknemers permanent beschikbaar zijn (31), hetgeen vaak leidt tot een conflict tussen werk en privéleven; overwegende dat werken op afstand en telewerken naar verwachting ook na de COVID-19-crisis populairder zullen zijn dan voorheen het geval was, en mogelijkerwijs zelfs nog verder zullen toenemen (32); overwegende dat werken op afstand tijdens de crisis als buffer diende en banen in stand hield die anders mogelijkerwijs verloren zouden zijn gegaan (33); overwegende dat telewerken werknemers ook de vrijheid biedt om hun werkuren en roosters aan te passen aan hun eigen persoonlijke en gezinsbehoeften (34); overwegende dat uit sommige studies blijkt dat de perceptie van werken op afstand aanzienlijk is verbeterd sinds het begin van de pandemie, wat zich op zijn beurt vertaalt in een algemene voorkeur voor hybride werkregelingen (35);

    O.

    overwegende dat mensen die veel thuis werken meer dan twee keer zoveel kans hebben om meer dan 48 uur per week te werken, en minder vaak een rusttijd van 11 uur tussen werkdagen in acht nemen; overwegende dat bijna 30 % van de telewerkers aangeeft elke dag of meerdere keren per week ook in de vrije tijd te werken, terwijl dat voor werknemers op kantoor minder dan 5 % is, en dat telewerkers ook vaker geneigd zijn op onregelmatige tijden te werken; overwegende dat psychosociale risico’s de meest voorkomende gezondheidsrisico’s zijn bij telewerken (36); overwegende dat de grotere gangbaarheid van telewerken ook geresulteerd heeft in een hogere prevalentie van bijvoorbeeld spier- en skeletaandoeningen in verband met een zittend bestaan, slechte ergonomische omstandigheden, lange werktijden en werkgerelateerde stress;

    P.

    overwegende dat een veranderende arbeidsmarkt, met demografische ontwikkelingen, de invoering van nieuwe technologieën zoals nanotechnologieën en artificiële intelligentie, alsook generaties van bestaande gereedschappen of machines, de aanwezigheid van nieuwe stoffen en chemische producten en nieuwe soorten banen, in potentie gevolgen kan hebben voor de gezondheid en veiligheid op het werk en voor de arbeidsomstandigheden; overwegende dat meer werknemers platformwerk, niet-traditioneel werk of atypisch werk verrichten;

    Q.

    overwegende dat de COVID-19-crisis de kwetsbaarheid van atypische werknemers, met inbegrip van diegenen die digitaal of via platforms werken en van zelfstandigen, aan het licht heeft gebracht; overwegende dat het aandeel van platformwerk op de arbeidsmarkt zeer waarschijnlijk zal blijven toenemen; overwegende dat zelfstandigen uitgesloten zijn van het toepassingsgebied van het strategisch kader voor gezondheid en veiligheid op het werk, aangezien de EU-wetgeving inzake gezondheid en veiligheid op het werk niet op hen van toepassing is; overwegende dat platformwerkers blootgesteld kunnen worden aan verhoogde gezondheids- en veiligheidsrisico’s, die niet beperkt blijven tot fysieke gezondheid, maar ook van invloed kunnen zijn op de psychosociale gezondheid door onvoorspelbare werktijden, de intensiteit van het werk, een concurrerende omgeving, een overdaad aan informatie en isolement; overwegende dat algoritmisch management nieuwe uitdagingen met zich meebrengt voor de toekomst van werk, die een buitensporige snelheids- en efficiëntiedruk voor werknemers kunnen veroorzaken; overwegende dat deze vorm van management de verkeersveiligheid van platformwerkers in de vervoers- en leveringssector, met name van fietsers, die kwetsbare weggebruikers zijn, alsmede de veiligheid van andere weggebruikers, in het gedrang kan brengen; overwegende dat vrouwelijke platformwerkers, met name vrouwelijke chauffeurs en vrouwen die schoonmaak- en zorgdiensten verstrekken in particuliere woningen, mogelijk een groter risico lopen het slachtoffer te worden van seksuele intimidatie en geweld, en dat zij dat mogelijk niet zullen aangeven omdat er geen instrumenten zijn voor aangifte, omdat zij geen contact hebben met een manager of omdat zij bang zijn slechte beoordelingen te krijgen en toekomstige opdrachten mis te lopen; overwegende dat seksuele intimidatie en geweld in het kader van platformwerk niet altijd worden gemeld (37);

    R.

    overwegende dat de COVID-19-pandemie heeft aangetoond dat werkplekken belangrijke besmettingsbrandhaarden kunnen zijn; overwegende dat de precaire arbeids- en levensomstandigheden van seizoensarbeiders in Europa, met name in de landbouwsector, al goed gedocumenteerd waren vóór de COVID-19-crisis (38); overwegende dat verontrustende berichten over inbreuken op de rechten inzake arbeids- en levensomstandigheden van grensoverschrijdende en seizoensarbeiders hebben aangetoond dat hun toestand tijdens de pandemie nog verder is verslechterd; overwegende dat werknemers met een kortlopende aanstelling vaak in groepsaccommodaties wonen, waar het moeilijk is fysieke afstand te bewaren, hetgeen het risico op infectie vergroot; overwegende dat er grote uitbraken van COVID-19-infecties hebben plaatsgevonden in sectoren zoals de voedselverwerkende industrie; overwegende dat onzekere vormen van werk, zoals uitzendwerk, schijnzelfstandigheid of werk in onderaannemingsketens, werknemers regelmatig uitsluiten van diensten en opleiding op het gebied van veiligheid en gezondheid op het werk; overwegende dat de Europese Arbeidsautoriteit (ELA) tot doel heeft te zorgen voor eerlijke arbeidsmobiliteit door de lidstaten en de Commissie bij te staan bij de doeltreffende toepassing en handhaving van het recht van de Unie dat verband houdt met het arbeidsmobiliteit en de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels in de EU, inclusief het melden van verdachte onregelmatigheden, zoals inbreuken op de regelgeving inzake arbeidsomstandigheden en de regels inzake gezondheid en veiligheid op het werk, wanneer zij daar in het kader van de uitoefening van hun taken kennis van nemen;

    S.

    overwegende dat preventie, bewustmaking, welzijnsactiviteiten en bevordering van een gezondheids- en veiligheidscultuur op het werk positieve resultaten kunnen opleveren bij de verbetering van de gezondheid van werknemers, en tevens nieuwe mogelijkheden voor werkgelegenheid of vrijwilligerswerk kunnen bieden;

    T.

    overwegende dat arbeidsinspecties een belangrijke rol spelen bij de tenuitvoerlegging op regionaal en plaatselijk niveau van het beleid inzake gezondheid en veiligheid op het werk; overwegende dat in de IAO-aanbeveling gepleit wordt voor 1 arbeidsinspecteur per 10 000 werknemers, teneinde doeltreffende en tijdige inspecties uit te voeren om een einde te maken aan alle vormen van misbruik; overwegende dat volgens onderzoek van EU-OSHA 88 % van de werkgevers stelt dat naleving van de wetgeving de belangrijkste reden is waarom zij de gezondheid en veiligheid op het werk beheren (39);

    U.

    overwegende dat de COVID-19-pandemie buitengewone eisen heeft gesteld aan werknemers in de gezondheidszorg; overwegende dat een veeleisende werkomgeving en angst voor persoonlijke en gezinsveiligheid tot negatieve psychologische gevolgen hebben geleid; overwegende dat beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg meer stress, angst en depressie ervaren dan beroepsbeoefenaren in andere sectoren (40); overwegende dat de Europese Unie lering moet trekken uit de COVID-19-crisis en een doeltreffend systeem moet opzetten voor de coördinatie van de respons op elke toekomstige bedreiging van de volksgezondheid, met inbegrip van een planning voor preventie, paraatheid en respons op het werk;

    V.

    overwegende dat de COVID-19-pandemie de genderongelijkheid heeft blootgelegd en verergerd; overwegende dat een meerderheid van de eerstelijnswerkers in de gezondheidszorg, de sociale sector, het onderwijs en de zorg vrouw is; overwegende dat deze vrouwelijke werknemers tijdens het hoogtepunt van de pandemie te maken hadden met lange werktijden en meldden dat zij problemen hadden om werk en gezinsleven te combineren; overwegende dat deze beroepen, hoewel ze als essentieel worden beschouwd, nog steeds tot de meest ondergewaardeerde en onderbetaalde banen in de EU behoren; overwegende dat vrouwen een bijzonder hoog risico hebben gelopen en harder getroffen zijn door de economische en sociale gevolgen van de COVID-19-crisis (41);

    W.

    overwegende dat het belangrijk is een genderperspectief toe te passen op gezondheid en veiligheid op het werk, aangezien werknemers — afhankelijk van hun geslacht — meer kunnen worden blootgesteld aan en kwetsbaarder zijn voor verschillende soorten stoffen of risico’s; overwegende dat genderaspecten moeten worden aangepakt in het kader van het recht om offline te zijn;

    X.

    overwegende dat het aanpakken van de blootstelling aan gevaarlijke stoffen en andere risicofactoren op de werkplek met name relevant is om ongelijkheden op gezondheidsgebied aan te pakken, aangezien sommige categorieën werknemers, die tot de meest kwetsbare behoren, er ook in toenemende mate aan blootgesteld kunnen zijn; overwegende dat personen met een handicap, jongeren en ouderen in het kader van de COVID-19-crisis bijzonder kwetsbaar zijn; overwegende dat zij waarschijnlijk onevenredig zullen lijden en bijzondere ondersteuningsbehoeften hebben waarmee in een strategie voor veiligheid en gezondheid op het werk rekening moet worden gehouden bij de respons op de pandemie; overwegende dat mensen met een handicap, chronisch zieken en mensen die herstellen van letsel of ziekte om individuele ondersteuning en aanpassing van de werkplek kunnen vragen wanneer zij aan het arbeidsproces willen deelnemen; overwegende dat uit onderzoek blijkt dat deze groepen een hoog risico lopen op het ontwikkelen van geestelijke gezondheidsproblemen; overwegende dat het ontbreken van voorzieningen voor aanpassingen van de werkplek en voor redelijke accommodatie, inclusief evacuatieprocedures voor noodsituaties, met name voor werknemers met een handicap, kan leiden tot fysieke, mentale en psychologische spanningen die de gezondheid en veiligheid van deze werknemers in gevaar kunnen brengen, met name wanneer nog geen sprake is van volledige toegankelijkheid van werkgerelateerde digitale tools voor personen met een handicap;

    Y.

    overwegende dat in het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap, dat in 2011 in de EU in werking is getreden, is bepaald dat “staten die partij zijn […] doeltreffende en passende maatregelen [nemen], onder andere via ondersteuning door lotgenoten, om personen met een handicap in staat te stellen de maximaal mogelijke onafhankelijkheid, fysieke, mentale, sociale en beroepsmatige vaardigheden te verwerven en volledige opname in en participatie in alle aspecten van het leven”, alsook dat zij “het recht van personen met een handicap op werk [erkennen], op voet van gelijkheid met anderen” en dat “dit […] het recht [omvat] op de mogelijkheid in het levensonderhoud te voorzien door middel van in vrijheid gekozen of aanvaard werk op een arbeidsmarkt en in een werkomgeving die open zijn, waarbij niemand wordt uitgesloten, en die toegankelijk zijn voor personen met een handicap”;

    Z.

    overwegende dat EU-burgers volgens Eurofound (42) ongelijk zijn in hun vermogen om weer aan het werk te gaan tijdens of na een blessure of ziekte; overwegende dat slechts een op de drie werknemers in de EU wier dagelijkse activiteiten ernstig of enigszins door een chronische ziekte beperkt worden, aangeeft dat hun werkplek is aangepast aan hun gezondheidsprobleem; overwegende dat Eurofound er ook op wijst dat laagopgeleide werknemers en laaggeschoolden niet alleen een grotere kans hebben op een chronische ziekte en beperkingen in hun dagelijkse activiteiten, maar ook minder baat hebben bij aanpassing van de werkplek;

    AA.

    overwegende dat de wetenschappelijke kennis over de blootstelling aan verschillende risico’s de laatste jaren opmerkelijk is toegenomen; overwegende dat de EU-lijst van beroepsziekten derhalve moet worden geactualiseerd; overwegende dat in Aanbeveling 2003/670/EG van de Commissie van 19 september 2003 betreffende de Europese lijst van beroepsziekten (43) wordt aanbevolen dat de lidstaten in hun nationale wetgeving zo spoedig mogelijk wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen inzake voor schadevergoeding in aanmerking komende beroepsziekten opnemen; overwegende dat de lidstaten in hun nationale wetgeving een recht op schadeloosstelling wegens beroepsziekte moeten opnemen voor werknemers die aan een aandoening lijden waarvan de beroepsgerelateerde oorsprong en aard kunnen worden vastgesteld; overwegende dat het bestaande gebrek aan harmonisatie inzake de erkenning van beroepsziekten kan leiden tot discriminatie van sommige werknemers in de EU wier landen een hogere of lagere erkenning van beroepsziekten kennen;

    AB.

    overwegende dat strenge normen op het gebied van gezondheid en veiligheid op het werk, evenwicht tussen werk en privéleven, een werkomgeving die past bij de leeftijd, lagere kwantitatieve eisen en autonomie op het gebied van arbeidstijd ouderen in staat zouden kunnen stellen en aanmoedigen om vrijwillig op de arbeidsmarkt te blijven; overwegende dat speciale aandacht moet uitgaan naar de behoeften van werknemers met een lichamelijk of mentaal zwaar beroep;

    AC.

    overwegende dat werkgerelateerde verkeersongevallen met motorvoertuigen plaatsvinden op de werkplek en tijdens het rijden in verband met het werk, waarbij meestal een bedrijfsvoertuig betrokken is; overwegende dat dodelijke werkgerelateerde ongevallen en sterfgevallen op de weg in de lidstaten verschillend worden gerapporteerd, wat het vergelijken van statistieken over werkgerelateerde ongevallen moeilijk maakt; overwegende dat werkgerelateerde ongevallen naar schatting verantwoordelijk zijn voor tussen een kwart en meer dan een derde van alle werkgerelateerde sterfgevallen; overwegende dat er geen gestandaardiseerde EU-definitie is van werkgerelateerde verkeersdode; overwegende dat er verschillende doelstellingen voor heel Europa bestaan om het sterftecijfer als gevolg van verkeersongevallen terug te dringen, maar dat geen enkele daarvan rechtstreeks betrekking heeft op werkgerelateerde verkeersongevallen;

    AD.

    overwegende dat traditionele gezondheidsrisico’s, zoals het manueel hanteren van zware lasten, lawaai, ongemakkelijke werkhoudingen en repetitieve hand-armbewegingen, een bedreiging blijven voor veel werknemers en als zodanig ook zijn gepresenteerd in de vijfde enquête naar de arbeidsomstandigheden van Eurofound (44); overwegende dat tot de risicofactoren voor reumatische ziekten en spier- en skeletaandoeningen op de werkplek onder meer trillingen, zwaar tillen, werken met beeldschermapparatuur en het gebruik van machines en zware werkuitrusting behoren; overwegende dat reumatische ziekten en spier- en skeletaandoeningen van alle arbeidsomstandigheden het grootste verlies aan productiviteit veroorzaken (45);

    AE.

    overwegende dat werkgerelateerde hart- en vaatziekten en aandoeningen van de luchtwegen de op een na grootste bijdrage leveren aan werkgerelateerde sterfgevallen; overwegende dat hoge psychologische eisen, werkdruk, lange werkdagen, psychische stoornissen, baanonzekerheid en lichamelijke inactiviteit direct daarmee in verband worden gebracht (46);

    AF.

    overwegende dat gezondheid en veiligheid op het werk moeten worden beschouwd als een ethische en sociale plicht en als een strikte wettelijke verplichting waaraan ondernemers moeten voldoen;

    1.

    verwelkomt het strategisch kader van de Commissie en — met name — de invoering van de Vision Zero-benadering van werkgerelateerde ongelukken en ziekten, met inbegrip van de aangekondigde nieuwe indicatoren van het sociaal scorebord voor dodelijke ongevallen op het werk; betreurt echter dat het ambitieniveau van de strategie voor gezondheid en veiligheid op het werk niet strookt met de doelstelling van de Vision Zero-benadering, en verzoekt de Commissie om met voorstellen te komen die op deze ambitie zijn afgestemd; pleit voor de totstandbrenging van een routekaart voor het verminderen van ongevallen en sterfgevallen op het werk, met toereikende EU- en nationale financiering voor de lidstaten, teneinde de doelstelling van nul dodelijke ongevallen te verwezenlijken; benadrukt dat de Vision Zero-benadering niet mag leiden tot onderrapportage van werkgerelateerde ongevallen en ziekten; verzoekt de Commissie alle vormen van letsel en ongevallen, alsook fysieke en mentale uitputting, op te nemen in de Vision Zero-benadering; verzoekt de Commissie en de lidstaten aanzienlijk meer aandacht te besteden aan preventiestrategieën, zoals het versterken van de arbeidsinspectiediensten, de nationale gezondheids- en veiligheidsdiensten, en de dialoog met de sociale partners, teneinde ervoor te zorgen dat alle werknemers, ongeacht het type of de omvang van de werkgever, het recht hebben op het hoogst mogelijke beschermingsniveau van hun gezondheid en veiligheid; dringt aan op een ambitieuze tenuitvoerlegging en monitoring van het nieuwe strategische kader voor veiligheid en gezondheid op het werk 2021-2027, ook in het licht van de impact van de COVID-19-pandemie; dringt erop aan het strategische kader regelmatig te actualiseren en de bestaande nationale strategieën te verbeteren, rekening houdend met de ontwikkeling van de arbeidsmarkten en de dubbele (digitale en groene) transitie; is van mening dat verschillende aspecten van het EU-beleid inzake gezondheid en veiligheid op de werkplek baat zouden hebben bij een sterke samenwerking met sociale partners en bij wetgevende maatregelen, als aanvulling op de reeks zachte maatregelen die zijn voorzien met het oog op het verwezenlijken van Vision Zero; dringt aan op specifieke aandacht voor werknemersparticipatie en voor versterking van de raadpleging van de sociale partners in de Vision Zero-benadering; juicht toe dat tijdens de top over gezondheid en veiligheid op het werk in 2023 met name aandacht zal worden besteed aan de voortgang van de Vision Zero-benadering;

    2.

    verzoekt de Commissie in het Europees kankerbestrijdingsplan haar ambities op het gebied van de aanpak van werkgerelateerde kanker op te voeren; dringt erop aan Richtlijn 2004/37/EG betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico’s van blootstelling aan carcinogene of mutagene agentia op het werk (47) continu en binnen een ambitieus tijdskader te actualiseren, onder andere middels het op korte termijn in de richtlijn opnemen van grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling voor ten minste 25 extra stoffen, in het verlengde van de presentatie van het actieplan en vóór eind 2022, na raadpleging van Raadgevend Comité voor veiligheid en gezondheid op de arbeidsplaats; benadrukt in dat verband dat de Commissie voor voldoende personele middelen moet zorgen, onder andere in de desbetreffende eenheden en instanties; beklemtoont dat het voor alle lidstaten tot stand brengen van alomvattende nationale registers de weg vrij zou kunnen maken voor de Europabrede verzameling van gegevens over alle relevante kankerverwekkende stoffen; roept op tot nauwe samenwerking tussen de EU-instellingen en relevante agentschappen, de lidstaten en relevante betrokken partijen, en tot intensieve participatie van de sociale partners bij het actief gebruiken van de verzamelde gegevens om de noodzakelijke wetgevende en niet-wetgevende maatregelen te nemen ter bestrijding van werkgerelateerde kanker; verzoekt de lidstaten het recht van alle werknemers te waarborgen om het werk te staken bij dreigend gevaar en in uitzonderlijk gevaarlijke arbeidsomstandigheden, in overeenstemming met de nationale praktijken;

    3.

    is ingenomen met de toezegging van de Commissie om de grenswaarden voor blootstelling aan lood en loodverbindingen en diisocyanaten in Richtlijn 2004/37/EG te herzien; merkt op dat, hoewel het Comité risicobeoordeling (RAC) van het Europees Agentschap voor chemische stoffen (ECHA) de atmosferische grenswaarde van 4 μg/m3 en de biologische grenswaarde van 150 μg lood per liter bloed aanbeveelt, wat een stap in de goede richting zou zijn, de voorgestelde biologische grenswaarde vrouwen, en vooral zwangere vrouwen, geen passende bescherming biedt (48); verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat elk voorstel voor herziene grenswaarden voor blootstelling aan lood en loodverbindingen gelijke bescherming biedt voor alle werknemers op de werkplek, ongeacht geslacht; is ingenomen met de verbintenis van de Commissie om hormoonontregelende stoffen toe te voegen als categorie zeer zorgwekkende stoffen uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (49) (Reach-verordening), en ze voorts te classificeren uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1272/2008 (50) (CLP-verordening); benadrukt dat werknemers krachtens EU-wetgeving moeten worden beschermd tegen de blootstelling aan hormoonontregelende stoffen; wijst erop dat de automatisering en robotisering van sommige activiteiten de risico’s van blootstelling aan carcinogene agentia op het werk voor werknemers sterk zouden kunnen verkleinen; benadrukt dat er aanvullende maatregelen moeten worden genomen om werkgerelateerde vormen van kanker die samenhangen met nachtarbeid te voorkomen, te detecteren en beter te herkennen; verzoekt de Commissie met name aandacht te schenken aan groepen die in het bijzonder worden blootgesteld aan gevaarlijke chemicaliën, zoals werknemers in de chemische industrie en de landbouw, of werknemers die bijzonder kwetsbaar zijn, zoals vrouwen die zwanger zijn of borstvoeding geven;

    4.

    is ingenomen met de toezegging van de Commissie om in 2022 een wetsvoorstel in te dienen teneinde de blootstelling van werknemers aan asbest verder te beperken; verzoekt de Commissie zich ambitieuzer op te stellen en met een Europese strategie voor de verwijdering van alle asbest te komen, in overeenstemming met de resolutie van het Parlement met aanbevelingen aan de Commissie over de bescherming van werknemers tegen asbest; vraagt de Commissie op ambitieus te zijn bij haar inspanningen om de verwijdering van alle asbest te bewerkstelligen, en Richtlijn 2009/148/EG (51) te herzien met betrekking tot de minimumeisen voor gecertificeerde opleiding van werknemers die aan asbest worden blootgesteld, en als prioriteit de grenswaarde voor blootstelling aan asbest, die moet worden vastgesteld op 0,001 vezel/cm3 (1 000 vezels/m3), bij te werken; verzoekt de Commissie met een voorstel te komen voor een EU-kaderrichtlijn inzake nationale strategieën voor de verwijdering van asbest; verzoekt de Commissie Richtlijn 2010/31/EU (52) bij te werken met het oog op de verplichte screening van gebouwen en de daaropvolgende verwijdering van asbest en andere gevaarlijke stoffen voor de aanvang van renovatiewerkzaamheden, om de omhulling en inkapseling te verbieden van asbesthoudende materialen die technisch gezien kunnen worden verwijderd; verzoekt de Commissie een wetgevingsvoorstel voor te leggen waarin rekening wordt gehouden met de bestaande nationale regelgeving, alsook een effectbeoordeling van de meest efficiënte modellen voor de verplichte screening van gebouwen, die bestaat uit een door een professionele entiteit met gepaste kwalificaties en vergunningen uit te voeren oppervlaktediagnose om, voordat gebouwen worden verkocht of verhuurd, vast te stellen of er asbest aanwezig is, en waarin minimumeisen voor asbestcertificaten worden vastgesteld voor gebouwen die voor 2005 of voor het jaar van inwerkingtreding van een gelijkwaardig nationaal asbestverbod zijn gebouwd; verzoekt de Commissie en de lidstaten te zorgen voor de betere erkenning van ziekten die verband houden met asbest en de schadeloosstelling van alle werknemers die aan asbest worden blootgesteld, om de gezondheid van bouwvakkers en andere werknemers in de groene transitie te beschermen; pleit voor het gebruik van analytische transmissie-elektronenmicroscopie (Analytical Transmission Electron Microscopy — ATEM) of vergelijkbaar geavanceerde methoden voor het tellen van vezels, waar mogelijk;

    5.

    is van oordeel dat Richtlijn 89/391/EEG van de Raad betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk (53) wellicht niet doeltreffend genoeg is voor het arbeidsbestel van de 21e eeuw en de laatste ontwikkelingen op de arbeidsmarkt, onder meer voor het beoordelen en aanpakken van psychosociale risico’s; is van mening dat de richtlijn daarom moet worden aangevuld om dit aspect te versterken; wijst nogmaals op zijn verzoek aan de Commissie om het recht om offline te zijn op te nemen in het strategisch kader voor gezondheid en veiligheid op het werk en om, meer in het bijzonder, als onderdeel van het kader nieuwe psychosociale maatregelen vast te stellen; verzoekt de Commissie in dit verband meer ambitie aan de dag te leggen met betrekking tot het strategisch kader voor gezondheid en veiligheid op het werk; verzoekt de Commissie in overleg met de sociale partners met een voorstel te komen voor een richtlijn inzake psychosociale risico’s en welzijn op het werk, die gericht is op de doelmatige voorkoming van psychosociale risico’s op de werkvloer, zoals angstigheid, depressie, burn-out en stress, waaronder risico’s die veroorzaakt worden door structurele problemen, bijvoorbeeld de manier waarop het werk wordt georganiseerd (d.w.z. slecht management, slechte inrichting van werk of toewijzing van taken aan werknemers die niet over de benodigde kennis en vaardigheden beschikken); verzoekt de Commissie en de lidstaten mechanismen in het leven te roepen ter voorkoming van deze risico’s en ter re-integratie van getroffen werknemers, en over te stappen van optreden bij afzonderlijke gevallen naar een aanpak voor de gehele arbeidsorganisatie, in overeenstemming met de algemene preventiebeginselen als bedoeld in Richtlijn 89/391/EEG; verzoekt de Commissie richtsnoeren op te stellen met betrekking tot het minimumaantal personeelsleden dat bedrijfsgeneeskundige diensten levert dat nodig is om adequaat toezicht op de gezondheid op het werk te waarborgen (54); meent dat de bescherming en bevordering van de geestelijke gezondheid een integraal deel moet uitmaken van de plannen voor gezondheid en veiligheid op het werk voor toekomstige gezondheidscrises; beklemtoont dat bijzondere aandacht moet worden besteed aan de geestelijke gezondheid van gezondheidswerkers en andere essentiële werknemers; is in dit verband ingenomen met de bijdrage die de deskundigengroep inzake doeltreffende manieren om te investeren in gezondheid heeft geleverd met haar advies inzake de ondersteuning van de geestelijke gezondheid van gezondheidswerkers en andere essentiële werknemers; verzoekt de Commissie en de lidstaten ervoor te zorgen dat deze aanbevelingen naar behoren worden opgevolgd en uitgevoerd;

    6.

    benadrukt dat het van belang is ervoor te zorgen dat werknemers beschikken over doeltreffende opties voor schadevergoeding in het geval van beroepsziekten; verzoekt de Commissie in overleg met de sociale partners de aanbeveling van de Commissie van 2003 betreffende de Europese lijst van beroepsziekten te herzien en daaraan werkgerelateerde spier- en skeletaandoeningen, werkgerelateerde geestelijke aandoeningen, en met name depressie, burn-out, angstigheid en stress, alle ziekten die verband houden met asbest, huidkanker, reuma en chronische ontstekingsziekten toe te voegen; verzoekt de Commissie deze aanbeveling na overleg met de sociale partners om te vormen tot een richtlijn tot vaststelling van een minimumlijst van beroepsziekten en minimumeisen voor de erkenning van deze beroepsziekten en de schadeloosstelling van getroffen personen;

    7.

    benadrukt dat vrouwelijke werknemers voor steeds grotere uitdagingen worden gesteld op het gebied van gezondheid en welzijn op het werk, met name in de gezondheids- en zorgsector; is verheugd dat de Commissie wat veiligheid en gezondheid op het werk betreft meer aandacht besteedt aan een genderbewuste aanpak; verzoekt de Commissie en de lidstaten in alle maatregelen op het gebied van gezondheid en veiligheid op het werk het genderperspectief op te nemen en rekening te houden met genderverschillen; verzoekt de Commissie het aankomende wetgevingsinitiatief inzake de voorkoming en bestrijding van gendergerelateerd geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld te baseren op de kaderovereenkomst inzake intimidatie en geweld op het werk; verzoekt de Commissie en de lidstaten ervoor te zorgen dat de preventieve en beschermingsmaatregelen voor de uitbanning van geweld, discriminatie en intimidatie op het werk, alsook geweld en intimidatie door derden (d.w.z. door klanten, cliënten, bezoekers of patiënten), in voorkomend geval ongeacht de reden en de oorzaak van de intimidatie van toepassing zijn en niet beperkt blijven tot gevallen waarbij sprake is van discriminatie; verzoekt de lidstaten Verdrag nr. 190 en Aanbeveling No. 206 van de IAO inzake geweld en intimidatie te ratificeren en de noodzakelijke wetgeving en beleidsmaatregelen vast te stellen om geweld en intimidatie op het werk te voorkomen en aan te pakken;

    8.

    roept de Commissie en de lidstaten op strategieën vast te stellen om zich voor te bereiden op de vergrijzing van de beroepsbevolking, de hogere prevalentie van werknemers met chronische aandoeningen en de noodzaak om de werkplek aan te passen aan de behoeften van werknemers met een handicap, om re-integratie en non-discriminatie actief te ondersteunen, en om de arbeidsomstandigheden aan te passen voor mensen met een handicap of een chronische aandoening, alsook voor mensen die van een ziekte herstellen; onderstreept dat er op maat gesneden, individuele strategieën moeten worden vastgesteld en uitgevoerd om het herstel- en revalidatieproces van werknemers te vergemakkelijken; benadrukt dat deze strategieën de bevordering van onderwijs, opleiding en een leven lang leren voor mensen van alle leeftijden moeten omvatten, alsmede een beter evenwicht tussen werk en privéleven en de bevordering van uitwisseling tussen de generaties op de werkplek; benadrukt dat er tevens speciale aandacht moet worden besteed aan zorgverleners;

    9.

    verzoekt de Commissie in het kader van de strategie inzake de rechten van personen met een handicap 2021-2030 duidelijke en ambitieuze richtsnoeren te verstrekken aan de lidstaten en werkgevers voor het bieden van aanpassingen op de werkplek en redelijke voorzieningen voor mensen met een handicap; verzoekt de Commissie in dit verband over te gaan tot een ambitieuze herziening van Richtlijn 2000/78/EG inzake gelijke behandeling; benadrukt dat het evenzeer belangrijk is aandacht te schenken aan de situatie van werknemers met chronische aandoeningen;

    10.

    verzoekt de Commissie en de lidstaten in hun strategieën voor gezondheid en veiligheid op het werk bijzondere aandacht te besteden aan jonge werknemers, en met name aan werknemers onder de 18 jaar; wijst erop dat uit statistieken blijkt dat het risico op een ernstig arbeidsongeval hoger is onder 18- tot 24-jarigen dan onder oudere volwassenen vanwege onvoldoende ervaring, opleiding en toezicht, slechte kennis van hun rechten en van de plichten van werkgevers, een gebrek aan erkenning van hun behoeften door werkgevers, en blootstelling aan onzekere arbeidsomstandigheden, hetgeen leidt tot beroepsziekten op jonge of op latere leeftijd (55);

    11.

    wijst erop dat platformwerkers mogelijk grotere gezondheids- en veiligheidsrisico’s lopen, zowel bij platformwerk op locatie als online; benadrukt dat deze risico’s niet beperkt blijven tot de lichamelijke gezondheid, maar ook van invloed kunnen zijn op de psychosociale gezondheid, en dat onvoorspelbare werktijden, de intensiteit van het werk, een concurrerende omgeving, een overvloed aan informatie en isolement opkomende risicofactoren zijn; is ingenomen met het voorstel van de Commissie voor een richtlijn ter verbetering van de arbeidsomstandigheden van platformwerkers, die de arbeidsomstandigheden van platformwerkers moet verbeteren; onderstreept dat alle platformwerkers recht moeten hebben op schadeloosstelling in geval van een arbeidsongeval of beroepsziekte, en sociale bescherming moeten krijgen, waaronder een ziektekosten- en invaliditeitsverzekering, door middel van de invoering van een weerlegbaar vermoeden van een arbeidsverhouding voor platformwerkers, in overeenstemming met de nationale definities zoals vastgelegd in de wetgeving of collectieve arbeidsovereenkomsten van de afzonderlijke lidstaten; wijst in dit verband nogmaals op de aanbevelingen die zijn opgenomen in zijn resolutie van 16 september 2021 over eerlijke arbeidsvoorwaarden, rechten en sociale bescherming voor platformwerkers — nieuwe vormen van werkgelegenheid die gekoppeld zijn aan de digitale ontwikkeling;

    12.

    verzoekt de Commissie en de lidstaten ervoor te zorgen dat alle werknemers met een arbeidsovereenkomst of arbeidsverhouding in de zin van het nationaal recht, collectieve overeenkomsten of praktijken, waaronder atypische werknemers (56), zelfstandigen, schijnzelfstandigen en mobiele werknemers, binnen het toepassingsgebied van de wetgeving en beleidsmaatregelen inzake gezondheid en veiligheid op het werk vallen; benadrukt dat collectieve onderhandelingen een cruciale rol spelen bij de waarborging van hoge gezondheids- en veiligheidsnormen op de werkvloer; onderstreept dat Europese en internationale mensenrechten alle werknemers het recht garanderen om vakbonden op te richten en zich daarbij aan te sluiten, collectieve onderhandelingen aan te gaan, collectieve actie te ondernemen om hun rechten te beschermen, en bescherming te genieten op grond van collectieve overeenkomsten, ongeacht hun dienstverband (57);

    13.

    verzoekt de Commissie gezondheid en veiligheid op te nemen in alle relevante EU-strategieën en -maatregelen voor de groene en de digitale transitie, alsook voor artificiële intelligentie (AI); benadrukt dat AI-oplossingen op de werkplek ethisch, transparant en eerlijk moeten zijn, de mens centraal moeten stellen en alle negatieve gevolgen voor de gezondheid en veiligheid van werknemers moeten voorkomen; verzoekt de Commissie te overwegen na overleg met de sociale partners een wetgevingsinitiatief voor te leggen om de verplichtingen en verantwoordelijkheden op het gebied van gezondheid en veiligheid op het werk met betrekking tot AI-systemen en nieuwe manieren van werken te verduidelijken; benadrukt dat voorlichting en opleiding voor werknemers en maatregelen ter waarborging van doeltreffende strategieën voor gezondheid en veiligheid op het werk noodzakelijk zijn voor de invoering van AI en het gebruik ervan door werknemers op de werkplek; wijst erop dat het aannemelijk is dat AI en digitalisering synergieën tussen mens en machine bevorderen en zo economische en maatschappelijke voordelen bieden, evenals nieuwe kansen voor bedrijven; merkt op dat deze ontwikkelingen niettemin ook bezorgdheid met zich meebrengen wat betreft gezondheid en veiligheid op het werk, waaronder over de opkomst van nieuwe vormen van toezicht op en beheer van werknemers op basis van de verzameling van grote hoeveelheden realtime-gegevens, hetgeen kan leiden tot juridische, regelgevings- en ethische vragen; pleit in het bijzonder voor de invoering van waarborgen tegen de nadelige gevolgen van beheer op basis van algoritmen voor de gezondheid en veiligheid van werknemers; onderstreept dat algoritmen die op de werkvloer worden ingezet, transparant, niet-discriminerend en ethisch moeten zijn en dat besluiten die op grond van algoritmen worden genomen, moeten kunnen worden verantwoord, betwist en, in voorkomend geval, teruggedraaid, en bovendien aan menselijk toezicht moeten worden onderworpen; vestigt de aandacht op de rol van de sociale partners bij het anticiperen op nieuwe beroepsrisico’s die voortvloeien uit de ontwikkeling van disruptieve technologieën;

    14.

    herinnert eraan dat de klimaatverandering directe gevolgen heeft voor de gezondheid van werknemers; wijst erop dat de intensivering van extreme weersomstandigheden tot meer lichamelijk letsel zal leiden en dat de klimaatverandering ook het risico op huidkanker en blootstelling aan stof kan vergroten, evenals de psychosociale risico’s; wijst er nadrukkelijk op dat een gebrekkige organisatie van het werk de situatie ook kan verergeren; vestigt de aandacht op de rol van de sociale partners bij het anticiperen op nieuwe beroepsrisico’s als gevolg van de klimaatverandering; wijst erop dat de gezondheid en veiligheid van werknemers onder de bevoegdheden van de EU vallen en dat werknemers overeenkomstig Richtlijn 89/391/EEG tegen alle risico’s moeten worden beschermd, met inbegrip van opkomende risico’s; verzoekt de Commissie de nieuwe en opkomende risico’s voor de gezondheid en veiligheid op het werk in verband met de klimaatverandering grondig en met spoed te beoordelen om werknemers beter te beschermen tegen blootstelling aan hogere temperaturen, natuurlijke uv-straling en andere veiligheidsrisico’s op dit gebied;

    15.

    pleit voor de verbetering van de bescherming tegen blootstelling aan uv-straling op EU-niveau, met name in het kader van de wetgeving inzake gezondheid en veiligheid op het werk voor werknemers die in de buitenlucht werken; verzoekt de Commissie daarom Richtlijn 2006/25/EG betreffende de minimumvoorschriften inzake gezondheid en veiligheid met betrekking tot de blootstelling van werknemers aan risico’s van fysische agentia (kunstmatige optische straling) (58) te herzien en zonnestraling in het toepassingsgebied op te nemen; verzoekt de Commissie over te gaan tot een beoordeling van de uitvoering van de huidige maatregelen ter bescherming van werknemers die aan ioniserende straling worden blootgesteld, zoals personeel in vliegtuigen, werknemers van kerncentrales, werknemers in bepaalde industriële omgevingen en onderzoekers, gezondheidswerkers en dierenartsen die werkzaam zijn op het vlak van radiologie, radiotherapie en stralingsgeneeskunde, en deze maatregelen waar nodig naar verhouding te herzien;

    16.

    verzoekt de Commissie binnen de huidige interinstitutionele opzet een mechanisme voor vroegtijdige waarschuwing tot stand te brengen om vast te stellen waar aanpassingen en herzieningen nodig zijn van richtlijnen op het gebied van gezondheid en veiligheid op het werk, die betrekking hebben op terreinen die voortdurend aan verandering onderhevig zijn en bijvoorbeeld kunnen worden beïnvloed door nieuwe wetenschappelijke informatie over gevaarlijke producten of ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en van de arbeidsomstandigheden binnen de gelijktijdige groene en digitale transitie; onderstreept dat het bijzonder belangrijk is om sociale partners uit de desbetreffende sectoren bij dit mechanisme te betrekken, aangezien zij als eersten met veranderende situaties te maken krijgen;

    17.

    dringt er bij de lidstaten op aan om nationaal beleid te ontwikkelen ter bescherming van de gezondheid en veiligheid op het werk als een fundamenteel onderdeel van overheidsopdrachten;

    18.

    verzoekt de Commissie de bredere kwestie van fatsoenlijk werk in toekomstige handelsovereenkomsten van de EU te bevorderen en ervoor te zorgen dat naar behoren rekening wordt gehouden met de gezondheids- en veiligheidsnormen op de werkvloer als onderdeel van bindende toezeggingen op het gebied van arbeids- en sociale normen; verzoekt de Commissie kandidaat-lidstaten bij te staan bij de afstemming van hun rechtskader op het EU-acquis op het gebied van veiligheid en gezondheid op het werk; verzoekt de Commissie en de lidstaten nauw samen te werken met de IAO en de WHO om het recht op gezonde en veilige arbeidsomstandigheden te bevorderen binnen het kader van fundamentele arbeidsbeginselen en -rechten van de IAO, en om de naleving van deze beginselen door actoren in wereldwijde toeleveringsketens te waarborgen; is ingenomen met het voornemen van de Commissie om een Uniebreed verbod voor te stellen op producten die met behulp van dwangarbeid zijn vervaardigd;

    19.

    is ingenomen met de doelstelling om de betrokkenheid bij de aangelegenheden van de partnerlanden van de EU, van regionale en internationale organisaties en van andere internationale fora te versterken teneinde de normen op het gebied van gezondheid en veiligheid op het werk wereldwijd te verhogen; dringt aan op actieve betrokkenheid van de Commissie bij de ondersteuning van de opname van het recht op gezonde en veilige arbeidsomstandigheden in het kader van fundamentele arbeidsbeginselen en -rechten van de IAO;

    20.

    is van oordeel dat gezamenlijke grensoverschrijdende opleidingen voor gezondheidswerkers en volksgezondheidswerkers in grensregio’s moeten worden bevorderd, alsook de uitwisseling van optimale werkmethoden;

    Paraatheidsplan voor toekomstige gezondheidscrises: de lessen die uit de COVID-19-pandemie getrokken zijn en de gevolgen ervan voor de werkgelegenheid

    21.

    benadrukt dat het van wezenlijk belang is lessen te trekken uit de COVID-19-pandemie en beter voorbereid te zijn op de eventuele gezondheidscrises van morgen; staat achter het verzoek aan de lidstaten om in het kader van hun nationale strategieën op het gebied van veiligheid en gezondheid op het werk, in overleg met de nationale sociale partners, paraatheidsplannen voor toekomstige crises vast te stellen, onder meer voor de tenuitvoerlegging van richtsnoeren en instrumenten van de EU; onderstreept dat er doeltreffende EU-mechanismen nodig zijn voor de coördinatie van deze plannen; meent dat de verbetering van de mededeling van geverifieerde informatie in elk paraatheidsplan op gezondheidsgebied centraal moet staan; is van oordeel dat de bescherming en bevordering van de geestelijke gezondheid een integraal onderdeel moet vormen van de paraatheidsplannen op het gebied van gezondheid en veiligheid op het werk voor toekomstige gezondheidscrises en benadrukt dat er bijzondere aandacht moet worden besteed aan de geestelijke gezondheid van gezondheidswerkers en andere essentiële werknemers; is verheugd over het voornemen van de Commissie om over te gaan tot een diepgaande beoordeling van de gevolgen van de pandemie en de doelmatigheid van de EU- en nationale kaders op het gebied van gezondheid en veiligheid op het werk, teneinde noodprocedures en richtsnoeren vast te stellen voor de snelle uitrol, uitvoering en monitoring van maatregelen bij eventuele toekomstige gezondheidscrises, in nauwe samenwerking met actoren op het gebied van volksgezondheid; vraagt de lidstaten bijzondere aandacht te schenken aan grensregio’s om de samenwerking te verbeteren; is van oordeel dat de afkondiging van een noodsituatie voor de volksgezondheid van de EU, waarin de toekomstige verordening inzake ernstige grensoverschrijdende bedreigingen van de gezondheid (59) voorzien, de aanzet moet geven tot de uitvoering en coördinatie op EU-niveau van de maatregelen waarin de nationale paraatheidsplannen van de lidstaten op het gebied van gezondheid en veiligheid op het werk voorzien;

    22.

    brengt in herinnering dat de Commissie heeft toegezegd te zullen bepalen of er aanvullende maatregelen nodig zijn om de werking van het bestaande regelgevingskader van de EU inzake gezondheid en veiligheid te verbeteren, en of Richtlijn 2000/54/EG betreffende biologische agentia op het werk moet worden herzien; verzoekt de Commissie onverwijld over te gaan tot een gerichte herziening van deze richtlijn en daarbij voort te bouwen op de lessen die getrokken zijn uit de COVID-19-pandemie, om de paraatheid en responsplanning tijdens gezondheidscrises en de veerkracht van alle werkplekken te verbeteren; benadrukt dat de herziening ervoor moet zorgen dat met behulp van de richtlijn op pandemieën kan worden gereageerd, de opstelling van nationale noodplannen bij de uitbraak van een pandemie kan worden vergemakkelijkt en werkgevers aan alle werknemers schriftelijke instructies in verschillende talen verstrekken over de risico’s voor de gezondheid en veiligheid, de gezondheidsmaatregelen en de manier waarop het werk in geval van een uitbraak zal worden georganiseerd; is ingenomen met het voornemen van de Commissie om COVID-19 op te nemen in de aanbeveling betreffende de Europese lijst van beroepsziekten;

    23.

    verzoekt de Commissie en de lidstaten zowel op EU- als op nationaal niveau hoge prioriteit en toereikende financiering toe te kennen aan de versterking van onderzoek en gegevensverzameling op het gebied van gezondheid en veiligheid op het werk, in het bijzonder met betrekking tot de oorzaken van en gevolgen voor de geestelijke gezondheid, psychosociale en ergonomische risico’s, spier- en skeletaandoeningen, werkgerelateerde hart- en vaatziekten, beroepskanker en chronische ontstekingsziekten in alle sectoren, en een grondige beoordeling uit te voeren van problemen, met inbegrip van de gevolgen van het veranderende arbeidsbestel, alsook kansen en uitdagingen, op het gebied van gezondheid en veiligheid die verband houden met werken op afstand, telewerken en het recht om offline te zijn, om het effect van gender, leeftijd en handicaps te analyseren; verzoekt de Commissie dit onderzoek na overleg met de sociale partners op te volgen met zowel wetgevende als niet-wetgevende maatregelen om de gezondheid en veiligheid van werknemers te beschermen;

    24.

    verzoekt de Commissie aanvullend onderzoek te doen naar de economische kosten van gezondheid en uitsluiting op het werk;

    25.

    verzoekt de Commissie een wetgevingskader voor te stellen met het oog op de vaststelling van minimumeisen voor telewerk in de hele Unie zonder de arbeidsomstandigheden van telewerkers aan te tasten; merkt op dat dit kader moet worden vormgegeven in overleg met de lidstaten en de Europese sociale partners, met volledige eerbiediging van de nationale arbeidsmarktmodellen en met inachtneming van de kaderovereenkomsten van de sociale partners voor telewerk en digitalisering; benadrukt dat dit kader de arbeidsomstandigheden moet verduidelijken, waaronder de verstrekking en het gebruik van evenals de aansprakelijkheid voor apparatuur (zowel bestaande als nieuwe digitale hulpmiddelen), en ervoor moet zorgen dat dit werk vrijwillig wordt uitgevoerd en dat de rechten, het evenwicht tussen werk en privéleven en de werklast van evenals de prestatienormen voor telewerkers gelijk zijn aan die van vergelijkbare werknemers die op de werkplek werken; onderstreept dat dit wetgevingsinitiatief moet stoelen op een alomvattende beoordeling van de psychosociale risico’s die gepaard gaan met digitale werk- en telewerkmethoden en doordringbare werkomgevingen; verzoekt de Commissie en de lidstaten te zorgen voor preventieve maatregelen met betrekking tot toegankelijkheid en inclusieve technologie voor mensen met een handicap die de overgang maken naar telewerken en/of een beroepsopleiding volgen op afstand;

    26.

    vraagt de Commissie in overleg met de sociale partners met een voorstel te komen voor een richtlijn betreffende minimumnormen en -voorwaarden om ervoor te zorgen dat alle werknemers hun recht om offline te zijn daadwerkelijk kunnen uitoefenen en om het gebruik van bestaande en nieuwe digitale hulpmiddelen voor werk te reguleren, in overeenstemming met zijn resolutie van 21 januari 2021 met aanbevelingen aan de Commissie betreffende het recht om offline te zijn, en met inachtneming van de kaderovereenkomst van de sociale partners inzake digitalisering;

    27.

    is ingenomen met de toezegging van de Commissie om het wetgevingskader voor veiligheid en gezondheid op het werk te moderniseren door Richtlijn 89/654/EEG betreffende minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid voor arbeidsplaatsen (60) en Richtlijn 90/270/EEG betreffende minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid met betrekking tot het werken met beeldschermapparatuur (61) te herzien; vraagt de Commissie zich in dit verband ambitieuzer op te stellen en onverwijld met een voorstel te komen voor een bredere en omvattendere richtlijn betreffende de preventie en het beheer van werkgerelateerde spier- en skeletaandoeningen, reuma en chronische ontstekingsziekten, en vraagt de lidstaten hun onderzoek en gegevensverzameling op te voeren; verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat alle werkgerelateerde risico’s die kunnen leiden tot spier- en skeletaandoeningen, reuma of chronische ontstekingsziekten, zoals zwaar tilwerk, repetitieve bewegingen, trillingen of langdurig staan of zitten, onder het toepassingsgebied van de richtlijn vallen; wijst erop dat vrouwelijke werknemers een hoger risico lopen op spier- en skeletaandoeningen; herinnert de Commissie eraan dat een voorstel inzake werkgerelateerde spier- en skeletaandoeningen een sterke genderdimensie moet hebben voor de beoordeling preventie en behandeling van deze aandoeningen; verzoekt de Commissie en de lidstaten te overwegen flexibele werkroosters in te voeren voor werknemers die lijden aan spier- en skeletaandoeningen, reuma of chronische ontstekingsziekten; verzoekt de Commissie en de lidstaten werkgerelateerde risico’s in verband met hart- en vaatziekten aan de orde te stellen;

    28.

    verzoekt de Commissie en de lidstaten bedrijven aan te sporen om zich met behulp van de logistieke middelen waarover zij beschikken, in te zetten voor de bevordering van de gezondheid van werknemers door aanbevelingen te doen over een gezonde levensstijl, werknemers aan te sporen tot lichaamsbeweging door toegang te bieden tot speciale ruimten in het bedrijfsgebouw of in externe gebouwen, de samenstelling van interne sportteams te stimuleren, te voorzien in fietsgarages, goede eetgewoonten te bevorderen door gezonde, gebalanceerde en gevarieerde gerechten aan te bieden in de bedrijfskantine, evenals automaten met natuurlijke dranken, en borden op te hangen om werknemers te verzoeken de ruimten rond gemeenschappelijke in- en uitgangen vrij te houden van schadelijke stoffen, zoals sigarettenrook, alsook door middel van andere educatieve maatregelen die daartoe kunnen bijdragen, zoals de bevordering van de Europese code tegen kanker; vestigt de aandacht op het positieve effect van behoorlijke voorlichting en opleiding van managers en werknemers die verantwoordelijk zijn voor het personeel, om psychosociale risico’s en intimidatie op het werk te voorkomen; verzoekt de Commissie en de lidstaten ervoor te zorgen dat managers en werknemers die verantwoordelijk zijn voor het personeel een opleiding op dit vlak krijgen of hebben gevolgd, met inbegrip van opleidingen in de preventie van psychosociale risico’s en anti-intimidatiecursussen, voordat zij hun taken op de werkplek opnemen; verzoekt de lidstaten en de sociale partners initiatieven te ontplooien om de opleiding van vertegenwoordigers en managers op het gebied van gezondheid en veiligheid te verbeteren, in overeenstemming met nationale wetgeving en praktijken; verzoekt de lidstaten de actieve betrokkenheid van werknemers bij de uitvoering van preventieve maatregelen voor gezondheid en veiligheid op het werk te ondersteunen en ervoor te zorgen dat gezondheids- en veiligheidsvertegenwoordigers opleidingen kunnen krijgen die verder gaan dan de basismodules;

    29.

    wijst erop dat de rechten van werknemers tijdens de COVID-19-pandemie veelvuldig zijn geschonden, en met name de rechten van mobiele werknemers, waaronder grensarbeiders, seizoensarbeiders en migrerende werknemers, die werden blootgesteld aan ongezonde en onveilige woon- en werkomstandigheden, zoals slechte of overvolle huisvesting, en die niet naar behoren over hun rechten werden geïnformeerd; verzoekt de Commissie nogmaals dringend actie te ondernemen om de arbeids-, werk- en gezondheids- en veiligheidsomstandigheden van mobiele en migrerende werknemers, zoals grens- en seizoensarbeiders en gedetacheerde werknemers, te verbeteren door de rol van uitzendbureaus, aanwervingsbureaus, andere tussenpersonen en onderaannemers onder de loep te nemen om lacunes op het gebied van bescherming in kaart te brengen in het licht van het beginsel van gelijke behandeling en van de bijzondere gezondheids- en veiligheidsuitdagingen waarmee mobiele en migrerende werknemers te maken hebben, zoals toegang tot goede uitrusting en voorzieningen, hoogwaardige accommodatie, veilig vervoer en degelijke maaltijden (62); vraagt de Commissie voorts werk te maken van de herziening van het bestaande wetgevingskader om de vastgestelde lacunes weg te nemen en het kader pandemiebestand te maken, met inachtneming van de lessen die uit de COVID-19-pandemie zijn getrokken; verzoekt de Commissie en de lidstaten ervoor te zorgen dat de huisvesting van werknemers, indien deze door de werkgever wordt geregeld, veilig en fatsoenlijk is en aan de minimumnormen voldoet; vestigt de aandacht op de rol die de ELA speelt bij de verlening van bijstand aan de lidstaten en de Commissie met het oog op de doeltreffende toepassing en handhaving van het EU-recht op het gebied van arbeidsmobiliteit en de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels in de EU; onderstreept dat het mandaat van de ELA in het kader van de evaluatie van 2024 moet worden herzien en dat hierin bepalingen moeten worden opgenomen inzake gezondheid en veiligheid op het werk; verzoekt EU-OSHA en de ELA samen te werken om de Commissie en de lidstaten te ondersteunen bij het verbeteren van de gezondheid en veiligheid van mobiele en migrerende werknemers op het werk; verzoekt de Commissie na te gaan hoe digitale hulpmiddelen kunnen helpen de grensoverschrijdende handhaving van gezondheids- en veiligheidsnormen op het werk voor alle mobiele werknemers te versterken, waaronder voor zelfstandige en mobiele onderdanen van derde landen die onder de EU-regels inzake arbeidsmobiliteit binnen de EU vallen; verzoekt de Commissie in nauwe samenwerking met de ELA en na de uitvoering van een gedegen beoordeling met een wetgevingsvoorstel te komen voor een Europese socialezekerheidspas voor alle mobiele werknemers en onderdanen van derde landen die onder de EU-regels inzake arbeidsmobiliteit binnen de EU vallen, om de betrokken nationale autoriteiten en sociale partners een instrument te bieden met behulp waarvan zij de handhaving van de EU-regels inzake arbeidsmobiliteit en de coördinatie van sociale zekerheid op de arbeidsmarkt op eerlijke en doeltreffende wijze kunnen verbeteren teneinde een gelijk speelveld tot stand te brengen in de EU, onder meer met betrekking tot de bescherming van de gezondheid en veiligheid van mobiele werknemers, overeenkomstig de resolutie van het Parlement van 25 november 2021 over de invoering van een Europese socialezekerheidspas voor het verbeteren van de digitale handhaving van socialezekerheidsrechten en billijke mobiliteit (63);

    30.

    onderstreept dat gezondheid en veiligheid op het werk in openbare aanbestedingen moeten worden opgenomen en verzoekt de lidstaten in dit verband nationaal beleid voor te stellen ter waarborging daarvan; dringt er bij de Commissie op aan optimale werkmethoden uit te wisselen betreffende de manier waarop gezondheid en veiligheid op het werk in de regels voor openbare aanbestedingen kunnen worden opgenomen en de manier waarop clausules met betrekking tot veiligheid en gezondheid op het werk in nationale wetgeving kunnen worden opgenomen, in overeenstemming met de richtlijn overheidsopdrachten;

    Uitvoering en handhaving

    31.

    vestigt de aandacht op de essentiële rol die nationale arbeidsinspecties spelen bij het waarborgen van de naleving van de gezondheids- en veiligheidswetgeving en bij de preventie van beroepsziekten en -letsel; verzoekt de lidstaten ervoor te zorgen dat nationale arbeidsinspecties voldoende financiering ontvangen, en uitvoering te geven aan de aanbeveling van de IAO om te zorgen dat er één arbeidsinspecteur per tienduizend werknemers kan worden aangewezen, opdat inspecties doeltreffend en tijdig kunnen worden uitgevoerd en een eind kan worden gemaakt aan alle vormen van misbruik; verzoekt de Commissie onderzoek te doen naar de manier waarop nationale arbeidsinspecties hun inspecties uitvoeren, alsook naar de reikwijdte en de inhoud van deze inspecties, onder meer met betrekking tot het aantal vastgestelde inbreuken en de oplegging van doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties, en de resultaten van dit onderzoek te verspreiden, teneinde in kaart te brengen in hoeverre de arbeidsinspecties de bestaande regels op het gebied van gezondheid en veiligheid op het werk kunnen handhaven, en zo een gelijk speelveld tot stand te brengen dat voldoende bescherming biedt; verzoekt de Commissie een speciale tripartiete werkgroep voor handhaving op te richten binnen de bevoegdheid van het Raadgevend Comité voor veiligheid en gezondheid op de arbeidsplaats om het onderzoek te volgen; verzoekt de Commissie en de lidstaten de normen voor gezondheid en veiligheid op het werk in alle beleidsmaatregelen te stroomlijnen en de preventieve maatregelen en de handhaving van de bestaande regels voor gezondheid en veiligheid op het werk te verbeteren; vestigt de aandacht op de rol die de sociale partners en de nationale gezondheids- en veiligheidsdiensten in dit verband spelen; verzoekt de Commissie en de lidstaten te zorgen voor meer coördinatie, samenwerking en opleiding op Europees niveau;

    32.

    verzoekt de Commissie en de lidstaten te zorgen voor passende financiering van en toegang voor alle werknemers tot opleidings- en leerfaciliteiten op het gebied van gezondheid en veiligheid om ongevallen en ziekten op het werk tegen te gaan; benadrukt dat op dit gebied nauw moet worden samengewerkt met de sociale partners;

    33.

    verzoekt de Commissie de asymmetrie tussen de nationale wetgevingen inzake gezondheid en veiligheid op het werk te bestrijden, die niet alleen in de interne markt, maar ook in de betrekkingen met derde landen tot oneerlijke mededinging leidt;

    34.

    verzoekt de Commissie een evaluatie te starten van het werk van de gezondheids- en veiligheidsdiensten en van de lessen die op het gebied van de verlening van externe gezondheids- en veiligheidsdiensten zijn geleerd sinds de invoering van de bepalingen van artikel 7, lid 3, van Richtlijn 89/391/EEG; verzoekt de Commissie aanbevelingen op te stellen ter versterking van de nationale verlening van externe gezondheids- en veiligheidsdiensten met het oog op de verbetering van de risicopreventie op het werk;

    35.

    verzoekt de lidstaten verslag uit te brengen over de doelstellingen die in de nationale strategieën op het gebied van gezondheid en veiligheid op het werk zijn vastgelegd en te zorgen voor voldoende financiering om de uitvoering ervan te ondersteunen; benadrukt dat de sociale partners volledig bij de uitvoering en opvolging van nationale plannen op het gebied van gezondheid en veiligheid op het werk moeten worden betrokken; benadrukt dat de sociale partners en de gezondheids- en veiligheidsvertegenwoordigers op de werkvloer tevens erkend en betrokken moeten worden bij de vormgeving, uitvoering en handhaving van het wetgevingskader voor gezondheid en veiligheid op het werk; verzoekt de Commissie een onderzoek te starten naar concepten en praktijken die de betere participatie mogelijk maken van werknemers en hun vertegenwoordigers in vakbonden en ondernemingsraden in alle stadia van risicobeoordeling en beleid inzake veiligheid en gezondheid op het werk op bedrijfsniveau, en gefinancierde programma’s te lanceren ter verbetering van de participatie van werknemers in de gezondheids- en veiligheidsactiviteiten van bedrijven; verzoekt de lidstaten nationale wetgeving weg te nemen die collectieve onderhandelingen in de weg staat, onder meer door ervoor te zorgen dat vakbonden toegang hebben tot de werkplek met het oog op organisatie, uitwisseling van informatie en raadpleging, de werknemersvertegenwoordiging te versterken en zodoende goede gezondheids- en veiligheidsnormen op de werkplek te waarborgen;

    36.

    onderstreept dat het mobiliteitspakket en de bijbehorende initiatieven, waaronder de richtsnoeren van de Commissie inzake rij- en rusttijden, de gezondheid en veiligheid op het werk kunnen verbeteren; verzoekt de lidstaten te zorgen voor meer toezicht op de wegen en voor de naleving van deze regels, door onder meer te waarborgen dat werkgevers chauffeurs degelijke werkroosters geven om buitensporige werkdruk te voorkomen, en zodoende de veiligheid op de weg te verbeteren; verzoekt de Commissie en de lidstaten in hun nationale verkeersveiligheidsstrategieën duidelijke streefdoelen vast te stellen voor het terugdringen van het aantal verkeersdoden als gevolg van arbeidsongevallen; verzoekt de Commissie met soortgelijke initiatieven te komen om de gezondheid en veiligheid van werknemers in de luchtvaart- en maritieme industrie te verbeteren; verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat arbeidsongevallen op de weg door de lidstaten worden gemeld en dat hierover statistieken worden verstrekt;

    37.

    benadrukt dat alle werknemers afdoende moeten worden beschermd, ongeacht de omvang van de ondernemingen, en dat er met name steun moet worden verleend aan micro-ondernemingen en kmo’s om hen te helpen de regels inzake gezondheid en veiligheid op het werk correct toe te passen; wijst op de rol die EU-OSHA speelt bij het voorzien in de hulpmiddelen en normen die micro-ondernemingen en kmo’s nodig hebben om de risico’s voor hun personeel te beoordelen en passende preventieve maatregelen te treffen; is van mening dat de rol van EU-OSHA moet worden versterkt opdat in de hele Unie gezonde en veilige werkplekken kunnen worden bevorderd en verdere initiatieven kunnen worden ontwikkeld om preventie op het werk in alle bedrijfstakken te verbeteren;

    o

    o o

    38.

    verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de regeringen en parlementen van de lidstaten.

    (1)  Ontwerpresolutie over het Europees kader voor actie inzake geestelijke gezondheid 2021-2025 van de WHO, 71e Regionaal Comité voor Europa, 13-15 september 2021.

    (2)  PB L 303 van 2.12.2000, blz. 16.

    (3)  https://ec.europa.eu/research/participants/data/ref/h2020/other/guides_for_applicants/h2020-SC1-BHC-22-2019-framework-for-action_en.pdf

    (4)  PB C 433 van 23.12.2019, blz. 9.

    (5)  PB C 362 van 8.9.2021, blz. 82.

    (6)  PB C 445 van 29.10.2021, blz. 75.

    (7)  PB C 456 van 10.11.2021, blz. 161.

    (8)  Aangenomen teksten, P9_TA(2021)0385.

    (9)  Aangenomen teksten, P9_TA(2021)0427.

    (10)  https://www.who.int/about/governance/constitution

    (11)  Fact sheet van de WHO getiteld “Mental health: strengthening our response”, maart 2018. https://www.who.int/news-room/fact-sheets/detail/mental-health-strengthening-our-response

    (12)  Persbericht van de Europese Commissie over gezondheid en veiligheid op het werk in een veranderende arbeidswereld, 28 juni 2021. https://ec.europa.eu/commission/presscorner/detail/en/IP_21_3170

    (13)  Eurostat, statistieken over ongevallen op het werk, november 2020.

    (14)  Eurofound, Zesde Europese enquête naar de arbeidsomstandigheden — Overzichtsverslag (update 2017), Bureau voor publicaties van de Europese Unie, Luxemburg, 2017.

    (15)  Patronen in werkkwaliteit suggereren dat het beeld genuanceerder is dan een duidelijke tweedeling tussen banen van hoge en lage kwaliteit. In de analyse zijn werknemers in vijf werkkwaliteitsprofielen gegroepeerd: banen met het profiel “ambitieus” (omvat 21 % van de werknemers); banen met het profiel “comfortabel” (25 %); banen met het profiel “actieve handenarbeid” (21 %); banen met het profiel “onder druk” (13 %); en banen met het profiel “zeer lage kwaliteit” (20 %). Het patroon van de werkkwaliteitsscores tussen de profielen is ongelijk, wat de aanname versterkt dat werkkwaliteit verschillende dimensies omvat.

    (16)  https://www.safetyandhealthmagazine.com/articles/14053-new-workers-higher-risk

    (17)  EU-OSHA, An international comparison of the cost of work-related accidents and illnesses, 2017.

    (18)  Takala, J., werkdocument Eliminating occupational cancer in Europe and globally, 2015, blz. 6.

    (19)  Global Asbestos Disaster, International Journal of Environmental Research and Public Health, 2018.

    (20)  https://www.euractiv.com/section/health-consumers/infographic/the-economic-impact-of-non-melanoma-skin-cancer-on-the-society-and-the-welfare-system/

    (21)  Werknemersenquête inzake blootstelling aan risicofactoren voor kanker, EU-OSHA, 20 mei 2020.

    (22)  Fact sheet van de WHO getiteld “Radon and health”, 2 februari 2021. https://www.who.int/news-room/fact-sheets/detail/radon-and-health

    (23)  Europees Parlement, DG IPOL, Strengthening Europe in the fight against cancer — Going further, faster, juli 2020. https://www.europarl.europa.eu/RegData/etudes/STUD/2020/642388/IPOL_STU(2020)642388_EN.pdf

    (24)  IPCC, sixth assessment report, regional fact sheet — Europe. https://www.ipcc.ch/report/ar6/wg1/downloads/factsheets/IPCC_AR6_WGI_Regional_Fact_Sheet_Europe.pdf

    (25)  Eurostat, self-reported work-related health problems and risk factors — key statistics, september 2021.

    (26)  EU OSHA, Musculoskeletal disorders: association with psychosocial risk factors at work, 2021.

    (27)  Eurofound en EU-OSHA, Psychosocial risks in Europe: Prevalence and strategies for prevention, Bureau voor publicaties van de Europese Unie, Luxemburg, 2014.

    (28)  EU-OSHA, Psychosocial risks and stress at work. https://osha.europa.eu/en/themes/psychosocial-risks-and-stress

    (29)  EU OSHA, OSH figures: stress at work — facts and figures, 2009.

    (30)  Eurofound, Living, working and COVID-19, Bureau voor publicaties van de Europese Unie, Luxemburg, 2020.

    (31)  Eurofound and the International Labour Office, Working anytime, anywhere: The effects on the world of work, Bureau voor publicaties van de Europese Unie, Luxemburg, en het Internationaal Arbeidsbureau, Genève, 2017.

    (32)  Europees Vakbondsinstituut, Teleworking in the aftermath of the Covid-19 pandemic: enabling conditions for a successful transition, Europees Vakbondsinstituut, 2021.

    (33)  Eurofound and European Commission Joint Research Centre, What just happened? COVID-19 lockdowns and change in the labour market, Bureau voor publicaties van de Europese Unie, Luxemburg, 2021.

    (34)  Eurofound, Telework and ICT-based mobile work: Flexible working in the digital age, New forms of employment series, Bureau voor publicaties van de Europese Unie, Luxemburg, 2020.

    (35)  Microsoft Work Trend Index, “The next great disruption is hybrid work — are we ready?”, 2021.

    (36)  EU-OSHA, Telework and health risks in the context of the COVID-19 pandemic: evidence from the field and policy implications, Bureau voor publicaties van de Europese Unie, Luxembourg, 2021.

    (37)  Internationale Arbeidsorganisatie, World Employment and Social Outlook 2021, The role of digital labour platforms in transforming the world of work. https://www.ilo.org/global/research/global-reports/weso/2021/lang--en/index.htm

    https://eige.europa.eu/publications/gender-equality-index-2020-digitalisation-and-future-work

    (38)  Europees Verbond van Vakverenigingen, nota getiteld “National measures targeting seasonal workers to address labour shortages (particularly in the agricultural sector)”, 29 mei 2020. https://www.etuc.org/sites/default/files/publication/file/2020-05/Covid-19%20Briefing%20Seasonal%20Workers%20Final_updated%2029%20May%202020.pdf

    (39)  EU-OSHA, Derde Europese bedrijvenenquête naar nieuwe en opkomende risico’s (ESENER 3), 2019. https://www.enshpo.eu/pdfs/news01.pdf

    (40)  da Silva Neto, AM et al, “Psychological effects caused by the COVID-19 pandemic in health professionals: A systematic review with meta-analysis”, Progress in neuro-psychopharmacology & biological psychiatry, 10 januari 2021.

    (41)  Infographic van het Europees Parlement “Understanding Covid-19’s impact on women”, 1 maart 2021. https://www.europarl.europa.eu/news/en/headlines/society/20210225STO98702/understanding-the-impact-of-covid-19-on-women-infographics; European Institute for Gender Equality. https://eige.europa.eu/covid-19-and-gender-equality/essential-workers

    (42)  Eurofound, nieuwsartikel getiteld “Just one in three workers with limiting chronic disease in adapted workplace”, 15 oktober 2019, https://www.eurofound.europa.eu/news/news-articles/just-one-in-three-workers-with-limiting-chronic-disease-in-adapted-workplace

    (43)  PB L 238 van 25.9.2003, blz. 28.

    (44)  Eurofound, Europese enquête naar de arbeidsomstandigheden 2021 https://www.eurofound.europa.eu/surveys/2021/european-working-conditions-survey-2021;

    (45)  https://eular.org/myUploadData/files/ eular_vision_paper_on_eu_health_policy_branded.pdf

    (46)  Niedhammer I, Bertrais S, Witt K (2021), Psychosocial work exposures and health outcomes: a meta-review of 72 literature reviews with meta-analysis, Scand J Work Environ Health 2021; 47(7):489-508.

    (47)  Richtlijn 2004/37/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de bescherming van werknemers tegen de risico’s van blootstelling aan carcinogene of mutagene agentia op het werk (PB L 158 van 30.4.2004, blz. 50).

    (48)  Europees Vakbondsinstituut, Occupational Exposure Limits (OELs) for lead and lead compounds & equality of treatment of women and men at work, 14 december 2020.

    (49)  Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH) (PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1).

    (50)  Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels (PB L 353 van 31.12.2008, blz. 1).

    (51)  Richtlijn 2009/148/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 betreffende de bescherming van werknemers tegen de risico’s van blootstelling aan asbest op het werk (PB L 330 van 16.12.2009, blz. 28).

    (52)  Richtlijn 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de energieprestatie van gebouwen (PB L 153 van 18.6.2010, blz. 13).

    (53)  PB L 183 van 29.6.1989, blz. 1.

    (54)  Aanbeveling nr. 171 van de IAO over bedrijfsgeneeskundige diensten:https://www.ilo.org/dyn/normlex/en/f?p=NORMLEXPUB:12100:0::NO::P12100_INSTRUMENT_ID:312509

    (55)  https://osha.europa.eu/nl/themes/young-workers

    (56)  https://www.ilo.org/global/topics/non-standard-employment/lang--en/index.htm

    (57)  In artikel 23 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens is het volgende bepaald: “Eenieder heeft het recht om vakverenigingen op te richten en zich daarbij aan te sluiten ter bescherming van zijn belangen”; Verdrag nr. 87 van de IAO van 1948 betreffende de vrijheid tot het oprichten van vakverenigingen en de bescherming van het vakverenigingsrecht; en Verdrag nr. 98 van de IAO van 1949 betreffende het recht zich te organiseren en collectief te onderhandelen.

    (58)  Richtlijn 2006/25/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2006 betreffende de minimumvoorschriften inzake gezondheid en veiligheid met betrekking tot de blootstelling van werknemers aan risico’s van fysische agentia (kunstmatige optische straling) (PB L 114 van 27.4.2006, blz. 38).

    (59)  Voorstel van de Commissie voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad van 11 november 2020 inzake ernstige grensoverschrijdende bedreigingen van de gezondheid en houdende intrekking van Besluit nr. 1082/2013/EU (COM(2020)0727). Op 14 september en 11 november 2021 werden door het Parlement amendementen op het voorstel aangenomen (Aangenomen teksten, P9_TA(2021)0377 en P9_TA(2021)0449).

    (60)  Richtlijn 89/654/EEG van de Raad van 30 november 1989 betreffende minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid voor arbeidsplaatsen (PB L 393 van 30.12.1989, blz. 1).

    (61)  Richtlijn 90/270/EEG van de Raad van 29 mei 1990 betreffende minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid met betrekking tot het werken met beeldschermapparatuur (PB L 156 van 21.6.1990, blz. 14).

    (62)  https://www.ilo.org/global/about-the-ilo/newsroom/news/WCMS_075505/lang--en/index.htm

    (63)  Aangenomen teksten, P9_TA(2021)0473.


    Top