Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52022DP0019

    Besluit van het Europees Parlement van 15 februari 2022 over het verzoek om opheffing van de immuniteit van Álvaro Amaro (2021/2082(IMM))

    PB C 342 van 6.9.2022, p. 313–314 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
    PB C 342 van 6.9.2022, p. 277–278 (GA)

    6.9.2022   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 342/313


    P9_TA(2022)0019

    Verzoek om opheffing van de immuniteit van Álvaro Amaro

    Besluit van het Europees Parlement van 15 februari 2022 over het verzoek om opheffing van de immuniteit van Álvaro Amaro (2021/2082(IMM))

    (2022/C 342/27)

    Het Europees Parlement,

    gezien het aan het Parlement voorgelegde verzoek om opheffing van de immuniteit van Álvaro Amaro, dat op 26 april 2021 werd ingediend door de rechter in eerste aanleg te Guarda in verband met een strafrechtelijke procedure, en van de ontvangst waarvan op 7 juni 2021 ter plenaire vergadering kennis werd gegeven,

    na Álvaro Amaro te hebben gehoord, overeenkomstig artikel 9, lid 6, van zijn Reglement,

    gezien de artikelen 8 en 9 van protocol nr. 7 betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie, en artikel 6, lid 2, van de Akte van 20 september 1976 betreffende de verkiezing van de leden van het Europees Parlement door middel van rechtstreekse algemene verkiezingen,

    gezien de arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 21 oktober 2008, 19 maart 2010, 6 september 2011, 17 januari 2013 en 19 december 2019 (1),

    gezien artikel 157, leden 2 en 3, van de Portugese grondwet en artikel 11 van wet nr. 7/93 van 1 maart 1993 betreffende het statuut van de leden van het Portugese parlement,

    gezien artikel 5, lid 2, artikel 6, lid 1, en artikel 9 van zijn Reglement,

    gezien het verslag van de Commissie juridische zaken (A9-0017/2022),

    A.

    overwegende dat de rechter in eerste aanleg te Guarda een verzoek om opheffing van de parlementaire immuniteit van Álvaro Amaro heeft ingediend met het oog op het inleiden van een strafrechtelijke procedure tegen hem wegens verduistering van overheidsmiddelen met misbruik van zijn politieke ambt, welk feiten zouden hebben plaatsgevonden tussen medio 2007 en medio 2013, zoals bepaald en strafbaar gesteld in artikel 26 van het Portugese wetboek van strafrecht en artikel 3, punt i), en artikel 11 van de Portugese wet nr. 34/87 van 16 juli 1987;

    B.

    overwegende dat Álvaro Amaro op 9 oktober 2005 tot burgemeester van Gouveia werd gekozen (termijn 2005-2009) en op 11 oktober 2009 werd herkozen (termijn 2009-2013); overwegende dat hij in zijn hoedanigheid van burgemeester gezamenlijk en in overleg met anderen zou hebben gehandeld in strijd met de regels voor begrotingscontrole en openbare aanbestedingen en met de beginselen van non-discriminatie, transparantie en goed beheer van overheidsmiddelen, waardoor hij de plichten die voortvloeiden uit zijn openbare functie als politiek ambtsdrager niet zou zijn nagekomen, en waarmee hij als oogmerk zou hebben gehad voordelen te behalen voor zichzelf en de andere verdachten; overwegende voorts dat hij de wettelijke regels en administratiefrechtelijke beginselen zou hebben geschonden, in het bijzonder die van openbare aanbestedingen, met het oogmerk illegale financiële voordelen te verkrijgen;

    C.

    overwegende dat Álvaro Amaro in mei 2019 is verkozen tot lid van het Europees Parlement;

    D.

    overwegende dat de gestelde strafbare feiten geen betrekking hebben op een mening of een stem die Álvaro Amaro in de uitoefening van zijn ambt heeft uitgebracht, als bedoeld in artikel 8 van Protocol nr. 7 betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie;

    E.

    overwegende dat in artikel 9 van Protocol nr. 7 betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie is bepaald dat de leden van het Europees Parlement op hun eigen grondgebied de immuniteiten genieten welke aan de leden van de volksvertegenwoordiging in hun land zijn verleend;

    F.

    overwegende dat in artikel 157, leden 2 en 3, van de Portugese grondwet het volgende wordt bepaald:

    “2.   Een lid van het Portugese parlement mag niet zonder toestemming van dat parlement als getuige worden gehoord noch als verdachte worden verhoord, waarbij het Portugese parlement in het laatste geval toestemming dient te geven voor een verhoor indien er sterke aanwijzingen zijn voor een opzettelijk gepleegd strafbaar feit waarop een vrijheidsstraf staat van meer dan drie jaar.

    3.   Geen enkel lid van het Portugese parlement mag worden gearresteerd of in hechtenis worden genomen zonder toestemming van dat parlement, tenzij sprake is van een opzettelijk gepleegd strafbaar feit waarop de in het vorige lid genoemde vrijheidsstraf staat en het lid op heterdaad betrapt wordt.”;

    G.

    overwegende dat het uitsluitend aan het Parlement toekomt om in een bepaald geval over de opheffing van de immuniteit te beslissen; overwegende dat het Parlement bij het nemen van het besluit om de immuniteit al dan niet op te heffen redelijkerwijs rekening kan houden met het standpunt van het lid (2); overwegende dat Álvaro Amaro tijdens zijn hoorzitting heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen de opheffing van zijn parlementaire immuniteit;

    H.

    overwegende dat de parlementaire immuniteit tot doel heeft het Parlement en zijn leden te beschermen tegen gerechtelijke procedures in verband met activiteiten die in de uitoefening van parlementaire taken zijn verricht en niet los daarvan kunnen worden gezien;

    I.

    overwegende dat de strafbare feiten waarvan Álvaro Amaro wordt beschuldigd, hebben plaatsgevonden vóór zijn verkiezing in het Europees Parlement;

    J.

    overwegende dat het Parlement in deze zaak geen bewijs heeft gevonden dat duidt op fumus persecutionis, dat wil zeggen feiten die erop wijzen dat de betrokken gerechtelijke procedure is ingeleid om de politieke activiteit van het lid en daarmee het Europees Parlement te schaden;

    K.

    overwegende dat het Parlement niet als een rechtbank kan worden beschouwd en dat het lid in het kader van een procedure tot opheffing van de immuniteit niet als een “verdachte” kan worden beschouwd (3);

    1.

    besluit de immuniteit van Álvaro Amaro op te heffen;

    2.

    verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en het verslag van zijn bevoegde commissie onmiddellijk te doen toekomen aan de bevoegde Portugese autoriteit en aan Álvaro Amaro.

    (1)  Arrest van het Hof van Justitie van 21 oktober 2008, Marra/De Gregorio en Clemente, C-200/07 en C-201/07, ECLI:EU:C:2008:579; arrest van het Gerecht van 19 maart 2010, Gollnisch/Parlement, T-42/06, ECLI:EU:T:2010:102; arrest van het Hof van Justitie van 6 september 2011, Patriciello, C-163/10, ECLI:EU:C:2011:543; arrest van het Gerecht van 17 januari 2013, Gollnisch/Parlement, T-346/11 en T-347/11, ECLI:EU:T:2013:23; arrest van het Hof van Justitie van 19 december 2019, Junqueras Vies, C-502/19, ECLI:EU:C:2019:1115.

    (2)  Arrest van het Gerecht van 15 oktober 2008, Mote/Parlement, T-345/05, ECLI:EU:T:2008:440, punt 28.

    (3)  Arrest van het Gerecht van 30 april 2019, Briois/Parlement, T-214/18, ECLI:EU:T:2019:266.


    Top