Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52022DP0018

    Besluit van het Europees Parlement van 15 februari 2022 over het verzoek om opheffing van de immuniteit van Jörg Meuthen (2021/2160(IMM))

    PB C 342 van 6.9.2022, p. 311–312 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
    PB C 342 van 6.9.2022, p. 275–276 (GA)

    6.9.2022   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 342/311


    P9_TA(2022)0018

    Verzoek om opheffing van de immuniteit van Jörg Meuthen

    Besluit van het Europees Parlement van 15 februari 2022 over het verzoek om opheffing van de immuniteit van Jörg Meuthen (2021/2160(IMM))

    (2022/C 342/26)

    Het Europees Parlement,

    gezien het aan het Parlement voorgelegde verzoek om opheffing van de immuniteit van Jörg Meuthen, dat per brief d.d. 16 juni 2021 werd ingediend door de Duitse federale minister van Justitie en Consumentenbescherming in het kader van een vooronderzoek naar vermoedelijke strafbare feiten, en van de ontvangst waarvan op 5 juli 2021 ter plenaire vergadering kennis werd gegeven,

    na Jörg Meuthen te hebben gehoord, overeenkomstig artikel 9, lid 6, van zijn Reglement,

    gezien de artikelen 8 en 9 van protocol nr. 7 betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie, en artikel 6, lid 2, van de Akte van 20 september 1976 betreffende de verkiezing van de leden van het Europees Parlement door middel van rechtstreekse algemene verkiezingen,

    gezien de arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 21 oktober 2008, 19 maart 2010, 6 september 2011, 17 januari 2013 en 19 december 2019 (1),

    gezien artikel 46, leden 2, 3, en 4, van de Grondwet van de Bondsrepubliek Duitsland en artikel 192b van de Richtlinien für das Strafverfahren und das Bußgeldverfahren (richtsnoeren voor strafrechtelijke procedures en procedures ter oplegging van een boete),

    gezien artikel 5, lid 2, artikel 6, lid 1, en artikel 9 van zijn Reglement,

    gezien het verslag van de Commissie juridische zaken (A9-0016/2022),

    A.

    overwegende dat de officier van justitie van Berlijn heeft verzocht om opheffing van de immuniteit van Jörg Meuthen, lid van het Europees Parlement voor Duitsland, met het oog op het inleiden van een strafrechtelijke procedure in de zin van artikel 152, lid 2, van het Duitse wetboek van strafvordering (Strafprozessordnung), wegens misbruik van vertrouwen in de zin van artikel 266 van het Wetboek van Strafrecht en wegens het vermoeden dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit in de zin van artikel 31d, lid 1), punt 1, van de wet inzake politieke partijen (Parteiengesetz);

    B.

    overwegende dat Jörg Meuthen in zijn hoedanigheid van voorzitter op federaal niveau van de partij Alternative für Deutschland (AfD) voor de jaren 2016, 2017 en 2018:

    onjuiste informatie zou hebben verstrekt bij de presentatie van het financieel verantwoordingsverslag van de AfD over 2016 met betrekking tot diensten ter waarde van in totaal 89 800 EUR die hij van een Zwitsers bedrijf zou hebben ontvangen in de vorm van advertenties, verkiezingsposters, flyers, affiches en drukwerk voor zijn verkiezingscampagne als kandidaat voor de AfD bij de regionale verkiezingen van Baden-Württemberg van 13 maart 2016, en dat hij deze ontvangen diensten niet duidelijk had vermeld in het financieel verantwoordingsverslag van de AfD over 2016, gericht aan de voorzitter van de Duitse Bundestag op 21 december 2017;

    onjuiste of onvolledige informatie zou hebben verstrekt bij de presentatie van het financieel verantwoordingsverslag van de AfD over 2017 met betrekking tot afzonderlijke financiële bijdragen ten behoeve van de verkiezingscampagne voor de deelstaatverkiezingen van Noordrijn-Westfalen op 14 mei 2017 en de Bondsdagverkiezingen op 24 september 2017,

    bij de voorzitter van de Bundestag een onjuist financieel verantwoordingsverslag over 2018 zou hebben ingediend met betrekking tot de verkiezingen voor de achttiende zittingsperiode van het Beierse parlement op 14 oktober 2018;

    C.

    overwegende dat Jörg Meuthen met ingang van 8 november 2017 is verkozen tot lid van het Europees Parlement;

    D.

    overwegende dat de gerechtelijke procedure geen betrekking heeft op meningen die de betrokkene in de uitoefening van zijn ambt als lid van het Europees Parlement heeft geuit dan wel een stem die hij in de uitoefening van dat ambt heeft uitgebracht in de zin van artikel 8 van Protocol nr. 7 betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie;

    E.

    overwegende dat in artikel 9 van Protocol nr. 7 betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie is bepaald dat de leden van het Europees Parlement op hun eigen grondgebied de immuniteiten genieten welke aan de leden van de volksvertegenwoordiging in hun land zijn verleend;

    F.

    overwegende dat in artikel 46, leden 2, 3, en 4, van de Grondwet van de Bondsrepubliek Duitsland het volgende wordt bepaald:

    “(2)

    Een lid mag slechts ter verantwoording worden geroepen of worden gearresteerd op grond van een strafbaar feit als de Bondsdag daarvoor toestemming verleent, behalve in gevallen waarin hij op heterdaad of de dag volgend op het strafbare feit wordt aangehouden.

    (3)

    Beperking van de persoonlijke vrijheid van een lid of het inleiden van een procedure krachtens artikel 18 is alleen geoorloofd na toestemming van de Bondsdag.

    (4)

    Een tegen een lid ingestelde strafrechtelijke vervolging, een procedure krachtens artikel 18, alsmede iedere vorm van hechtenis of andere beperking van de persoonlijke vrijheid van een lid worden op verzoek van de Bondsdag geseponeerd.”;

    G.

    overwegende dat in artikel 192b van de Richtlinien für das Strafverfahren und das Bußgeldverfahren de opheffing van de immuniteit van een lid van het Europees Parlement wordt geregeld, en dat in het eerste lid van dat artikel het volgende wordt bepaald:

    “(1)

    Een lid van het Europees Parlement uit de Bondsrepubliek Duitsland geniet de immuniteit die aan een lid van de Duitse Bondsdag is verleend. (…)”;

    H.

    overwegende dat het Parlement niet als een rechtbank kan worden beschouwd en dat het lid in het kader van een procedure tot opheffing van de immuniteit niet als een “verdachte” kan worden beschouwd (2);

    I.

    overwegende dat de parlementaire immuniteit tot doel heeft het Parlement en zijn leden te beschermen tegen gerechtelijke procedures in verband met activiteiten die in de uitoefening van parlementaire taken zijn verricht en die niet van die taken kunnen worden gescheiden;

    J.

    overwegende dat het Parlement in dit geval geen bewijs van fumus persecutionis heeft gevonden, dat wil zeggen feiten die erop wijzen dat de gerechtelijke procedure wordt gevoerd met de intentie de politieke activiteiten van het lid en daarmee het Europees Parlement schade toe te brengen;

    1.

    besluit de immuniteit van Jörg Meuthen op te heffen;

    2.

    verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en het verslag van zijn bevoegde commissie onmiddellijk te doen toekomen aan de bevoegde autoriteit van de Bondsrepubliek Duitsland en aan Jörg Meuthen.

    (1)  Arrest van het Hof van Justitie van 21 oktober 2008, Marra/De Gregorio en Clemente, C-200/07 en C-201/07, ECLI:EU:C:2008:579; arrest van het Gerecht van 19 maart 2010, Gollnisch/Parlement, T-42/06, ECLI:EU:T:2010:102; arrest van het Hof van Justitie van 6 september 2011, Patriciello, C-163/10, ECLI:EU:C:2011:543; arrest van het Gerecht van 17 januari 2013, Gollnisch/Parlement, T-346/11 en T-347/11, ECLI:EU:T:2013:23; arrest van het Hof van Justitie van 19 december 2019, Junqueras Vies, C-502/19, ECLI:EU:C:2019:1115.

    (2)  Arrest van het Gerecht van 30 april 2019, Briois/Parlement, T-214/18, EU:T:2019:266.


    Top