EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52022DC0253

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Naar een duurzamere visserij in de EU: stand van zaken en oriëntaties voor 2023

COM/2022/253 final

Brussel, 1.6.2022

COM(2022) 253 final

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Naar een duurzamere visserij in de EU: stand van zaken en oriëntaties voor 2023

{SWD(2022) 157 final}


MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Naar een duurzamere visserij in de EU: stand van zaken en oriëntaties voor 2023

1.Inleiding

In deze mededeling wordt nader ingegaan op de toestand van de Europese visserij. Ze bevat ook oriëntaties voor de voorstellen en het overleg met derde landen van de Commissie over de vangstmogelijkheden van 2023. Die zijn erop gericht het herstel van bepaalde bestanden verder te versterken en gezonde bestanden op het niveau van de maximale duurzame opbrengst (MDO) te houden.

In het algemeen is de visserij weer duurzamer geworden, dankzij de inspanningen van de sector om niet alleen de toestand van de bestanden verder te verbeteren, maar de duurzame bestanden ook in goede staat te houden. Dat heeft ertoe geleid dat nog meer bestanden op een duurzaam niveau werden gebracht. Vooral in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan werden zeer goede resultaten geboekt.

Internationaal bleef de EU in 2021 een belangrijke drijvende kracht voor verdere vooruitgang in regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB’s). Er zijn echter nog meer inspanningen nodig, vooral in de Middellandse Zee, waar de situatie zorgwekkend blijft, en in de Oostzee, waar de recente verbeteringen een terugslag kenden door andere drukfactoren op het milieu en de mariene ecosystemen.

Sinds februari heeft de militaire agressie van Rusland tegen Oekraïne vanuit verschillende opzichten gevolgen gehad voor de visserij, vooral in de Zwarte Zee. De veranderende veiligheidssituatie in de Zwarte Zee heeft geleid tot een verstoring van de visserijactiviteiten. In de wateren van bepaalde lidstaten, zoals de Roemeense wateren aan de Oekraïense grens in de Donaudelta, zijn visserijactiviteiten om veiligheidsredenen tijdelijk verboden. Andere lidstaten en oeverstaten hebben op regionaal niveau veiligheidswaarschuwingen aan de sector afgegeven. Daarnaast heeft de militaire agressie van Rusland geleid tot verstoorde handelsstromen, gevolgen voor de verstrekking van wetenschappelijk advies en voor bepaalde onderhandelingen op internationaal niveau, en hogere energieprijzen die crisismaatregelen van het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur (EFMZVA) noodzakelijk maken om de aanzienlijke verstoring van de markt in de sector op te vangen. Het is dan ook belangrijk om de veerkracht verder te vergroten om de voedselzekerheid in Europa te waarborgen, en om de doelstellingen van de Green Deal te verwezenlijken, met name door verdere innovatie en energietransitie.

2.Vorderingen bij de totstandbrenging van een duurzame visserij in de EU

2.1.Ontwikkeling van de biomassa en visserijdruk

Om de duurzaamheid van visserijactiviteiten te waarborgen, mag niet meer vis worden gevangen dan jaarlijks weer kan worden geproduceerd. Een bestand wordt duurzaam bevist op het niveau van de maximale duurzame opbrengst als de verhouding tussen de werkelijke visserijsterfte (F) en de visserijsterfte op het niveau van de maximale duurzame opbrengst (FMDO) lager dan of gelijk aan 1 is.

In 2020 is de totale visserijdruk in de EU-wateren verder afgenomen en is de toestand van de bestanden verder verbeterd. Het is met name een goede zaak dat dankzij de inspanningen van de sector in 2020 de totale visserijmortaliteitsratio in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan voor het eerst tot minder dan 1 is gedaald. Sommige andere bestanden blijven echter overbevist en/of onder de biologisch veilige grenzen. Er is dan ook meer vooruitgang nodig om de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) te verwezenlijken. In de Oostzee kent de positieve tendens van de afgelopen jaren een terugslag als gevolg van de dramatische milieusituatie en overbevissing in het verleden. Dat heeft geleid tot habitatverlies voor een aantal visbestanden, tot een afname van de hoeveelheid vis in de zee en tot een kleinere omvang van het kabeljauwbestand en nu ook andere bestanden in de Oostzee. In de Middellandse Zee zijn voor EU-bestanden en gedeelde bestanden die gereglementeerd zijn in het kader van het meerjarenplan voor het westelijke deel van de Middellandse Zee 1 en de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee (GFCM), stappen gezet in de richting van de MDO-doelstelling: de visserijmortaliteitsratio bedraagt daar voor het eerst sinds 2003 minder dan 2.

2.2.Vangstmogelijkheden voor 2022

De voor 2022 vastgestelde vangstmogelijkheden zijn een belangrijke stap op het vlak van duurzaam visserijbeheer.

In de Atlantische Oceaan, de Oostzee en het Skagerrak/Kattegat worden vangstmogelijkheden voornamelijk gedefinieerd als vangstbeperkingen in de vorm van totaal toegestane vangsten (TAC’s).

In die gebieden werden voor uitsluitend door de EU beheerde bestanden vangstbeperkingen vastgesteld in overeenstemming met de MDO voor alle bestanden waarvoor die ratio beschikbaar was, behalve voor haring in het westelijke deel van de Oostzee, waarvoor andere strenge maatregelen werden getroffen conform het meerjarenplan voor de Oostzee. Voor bestanden die in een moeilijke situatie verkeren, zoals kabeljauw in het Kattegat en in het oostelijke en westelijke deel van de Oostzee, werden aanvullende beschermingsmaatregelen getroffen. In het algemeen beseffen de Baltische lidstaten en belanghebbenden dat er maatregelen moeten komen om belangrijke commerciële visbestanden in de Oostzee weer op te bouwen, en zij dragen daartoe hun deel bij.

Voor bestanden die met het VK worden gedeeld, zijn beide partijen binnen de in de handels- en samenwerkingsovereenkomst 2 vastgestelde termijn vangstbeperkingen overeengekomen die in overeenstemming zijn met de MDO, voor de meeste bestanden waarvoor dit advies beschikbaar was. Ten aanzien van vier bestanden waarvoor een nulvangst werd geadviseerd, werd een ander besluit genomen en kwamen de partijen een lage vangstbeperking overeen die alleen betrekking heeft op bijvangsten, om verstikking van de gemengde demersale visserij te voorkomen. Voor één bestand kwamen de partijen een kleine TAC overeen om te kunnen doorgaan met het verzamelen van gegevens.

Wat betreft bestanden die trilateraal met Noorwegen en het VK worden gedeeld, kwamen de drie partijen overeen om verder herstel van het kabeljauwbestand in de Noordzee na te streven door de herstelmaatregelen voort te zetten en een TAC onder het wetenschappelijk advies vast te leggen voor verscheidene andere bestanden die in gemengde visserijen in wisselwerking staan met kabeljauw. De TAC’s voor haring zijn vastgelegd onder het wetenschappelijk advies. Voor het enige in het kader van de MDO beoordeelde bestand dat bilateraal met Noorwegen wordt gedeeld, werd de TAC vastgelegd op MDO-niveau.

Wat de bestanden van makreel, blauwe wijting en Atlantisch-Scandinavische haring betreft, zijn de kuststaten 3 overeengekomen de totale TAC’s vast te leggen op MDO-niveau. In 2022 staan besprekingen over verdelingsregelingen op de agenda om overbevissing bij gebrek aan dergelijke regelingen te vermijden.

De Middellandse Zee en de Zwarte Zee worden gekenmerkt door gemengde visserij en veel bestanden die worden gedeeld met derde landen. Veel bestanden in die zeeën worden nog altijd boven het duurzame niveau bevist, hoewel voor sommige bestanden de visserijmortaliteitsratio in de buurt van het duurzame niveau komt en voor zeven soorten de FMDO werd gehaald in 2020. Om de MDO-doelstelling te bereiken in 2025, moeten nog meer krachtige instandhoudingsinspanningen worden geleverd, met name door toepassing van het meerjarenplan voor het westelijke deel van de Middellandse Zee en de nieuwe strategie voor 2030 van de GFCM 4 . De vangstmogelijkheden voor 2022 geven inderdaad uitvoering aan een aanzienlijk pakket maatregelen die in 2021 door de GFCM zijn aangenomen.

In het licht van de doelstelling van het meerjarenplan voor het westelijke deel van de Middellandse Zee om voor alle demersale bestanden uiterlijk in januari 2025 de MDO te bereiken, is in de vangstmogelijkheden een geïntegreerde en globale aanpak vastgesteld die voortbouwt op verschillende beheersinstrumenten en is een stimuleringsmechanisme voor meer visserijactiviteit ingevoerd om het gebruik van selectiever vistuig en efficiënte sluiting van gebieden te belonen. De lidstaten worden aangemoedigd om maatregelen vast te stellen om dit mechanisme te benutten. Daarnaast heeft de Raad maximale vangstbeperkingen voor de meest overbeviste diepzeegarnalen vastgesteld, alsook inspanningsmaxima voor beugvisserijvaartuigen.

Intensieve werkzaamheden in het kader van de GFCM, die worden gesteund door het consistente standpunt van de EU in de ROVB’s, hebben geleid tot de vaststelling van belangrijke besluiten. Er is een langetermijnbeheersplan van de GFCM voor kleine pelagische soorten in de Adriatische Zee overeengekomen om te zorgen voor hoge langetermijnopbrengsten die in overeenstemming zijn met de MDO. Het plan bevat verlaagde vangstbeperkingen voor ansjovis en sardines in 2022 en een bevriezing van de capaciteit van pelagische trawlers en ringzegenvaartuigen. De GFCM heeft ook besloten een baanbrekend meerjarenplan voor demersale bestanden in de Adriatische Zee uit te voeren, waarbij een maximumcapaciteit voor zowel bodem- als boomkortrawlers wordt vastgesteld, teneinde in 2026 de MDO-doelstelling voor alle belangrijke bestanden te halen. De GFCM heeft daarnaast oogstbeperkingen voor rood koraal, een maximale visserijinspanning voor goudmakreel in de internationale wateren van de Middellandse Zee en voor diepzeegarnalen in de Ionische Zee, de Levantijnse Zee en de Straat van Sicilië, en vangstbeperkingen voor zeebrasem vastgesteld. Ook heeft ze besloten de beschermingsmaatregelen voor de Europese aal voort te zetten. Met betrekking tot de soorten in de Zwarte Zee zijn er in het kader van het GFCM-plan TAC’s vastgesteld voor tarbot en is voor sprot een autonoom quotum bepaald.

3.Toestand van de EU-vloot

Het GVB omvat ook het beheer van de omvang van de vissersvloten om te waarborgen dat hun vangstcapaciteit in evenwicht is met het productiepotentieel van de visbestanden. Een bovenmatige vangstcapaciteit is vanuit ecologisch en financieel perspectief ongewenst, omdat bestanden het risico van overbevissing lopen, er nutteloos brandstof wordt verbruikt en de rentabiliteit afneemt.

De lidstaten moeten waarborgen dat de vloten in overeenstemming zijn met de nationale maxima voor vaartuigcapaciteit (brutotonnage) en motorvermogen (kW). Zij moeten maatregelen treffen om de capaciteit van onevenwichtige vloten te verminderen door jaarverslagen op te stellen over de biologische en economische duurzaamheid van de vloten. Als er aanwijzingen zijn voor een gebrek aan evenwicht, moeten zij een actieplan indienen om dat evenwicht binnen een duidelijk tijdsbestek te herstellen. Capaciteit die met overheidssteun aan de vloot is onttrokken, mag niet worden vervangen.

Ten opzichte van 2020 is het aantal vaartuigen, het brutotonnage en het motorvermogen licht gedaald met respectievelijk 0,07 %, 0,1 % en 0,1 %. In december 2021 bestond de in de EU geregistreerde vloot (met inbegrip van vaartuigen in de ultraperifere gebieden) uit 74 380 vaartuigen, met een tonnage van 1 320 362 BT en een vermogen van 5 304 015 kW.

De lidstaten geven in hun rapport over 2021 aan dat zij de vloten onder de maxima houden, zodat zij voldoen aan de voorschriften van artikel 22 van Verordening (EU) nr. 1380/2013. Er bestaat echter ernstige bezorgdheid over de nauwkeurigheid en betrouwbaarheid van de opgave van het motorvermogen door de lidstaten, over de gegevens die ten grondslag liggen aan de nationale rapporten en over het bestaan of de nauwkeurigheid van de actieplannen van de lidstaten als bedoeld in artikel 22 van de GVB-verordening.

Uit de rapporten blijkt dat er aanzienlijke lacunes zijn in de verstrekking van biologische gegevens in de ultraperifere gebieden en in het oostelijke Middellandse Zeegebied, en van economische indicatoren. Bulgarije, Cyprus, Spanje, Frankrijk, Griekenland, Ierland, Italië, Malta, Portugal en Zweden hadden segmenten van 50 vaartuigen of meer waarvoor geen biologische of economische gegevens beschikbaar waren. Voor Cyprus, Frankrijk, Ierland en Zweden ging het om meer dan 200 vaartuigen.

De actieplannen lijken niet altijd te volstaan om de onevenwichtigheden aan te pakken. Dat is vooral zorgwekkend in de Oostzee, waar de verlaging van de vangstmogelijkheden waarschijnlijk tot verdere onevenwichtigheden zal leiden, en in de Middellandse Zee, waar bestanden worden bevist op een niveau dat 1,94 maal hoger ligt dan het MDO-niveau en waar de opname van specifiekere streefdoelen in het actieplan de basis kan vormen voor een optimaal gebruik van EFMZVA-middelen.

Aangezien permanente stopzetting van de visserijactiviteiten een van de door het EFMZVA ondersteunde instrumenten is om een einde te maken aan structurele overcapaciteit van de vloot, verzoekt de Commissie de lidstaten om EFMZVA-programma’s voor de periode 2021-2027 af te stemmen op hun vlootbeheersbeleid.

Tegelijk neemt de Commissie contact op met de desbetreffende lidstaten en verzoekt zij hen de problemen in elk afzonderlijk geval aan te pakken.

4.Economische prestaties

Na enkele jaren met betaalbare brandstofprijzen zijn die sinds maart 2022 sterk gestegen en verdubbeld ten opzichte van de gemiddelde prijs in 2021. Medio maart 2022 betaalde de EU-vissersvloot ongeveer 1,1 à 1,2 euro per liter brandstof.

In afwachting van het voor juli 2022 geplande rapport van het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) over de economische prestaties van de EU-vissersvloot, blijkt uit vroege schattingen dat als de energieprijzen op het huidige peil blijven, de bedrijfswinst van de vissersvloot van de EU-27 dit jaar 300 miljoen euro lager zou liggen.

De gevolgen van de stijgende energieprijzen verschillende echter sterk voor de verschillende vissersvloten en vistuigen in de EU. Als de energieprijzen tijdens het verdere verloop van 2022 op dit niveau blijven, zouden ongeveer 40 % van de kleinschalige vloot, 66 % van de grootschalige vloot en 87 % van de vloot voor de verre zeevisserij niet winstgevend zijn. Ook vlootsegmenten die brandstofintensief vistuig gebruiken, zoals de trawlvisserij, zouden zwaar worden getroffen.

De ramingen worden verder behandeld in het WTECV-rapport van juli en meegenomen in de besluiten voor de vangstmogelijkheden van 2023.

Daarnaast heeft de Commissie snel op de crisis gereageerd door op 25 maart 2022 het crisismechanisme van het EFMZVA in werking te stellen, zodat de lidstaten EFMZVA-steun kunnen verstrekken om de aanzienlijke verstoring van de markt op te vangen. Die steun kan worden gecombineerd met de andere beschikbare crisispakketten om de gevolgen van de crisis te beperken, met name het tijdelijk crisiskader voor staatssteun. De mogelijkheid om tot 10 % van alle ongebruikte quota naar volgend jaar over te dragen, blijft eveneens geldig. Bovendien heeft de Commissie op 13 april 2022 een wetswijziging van het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij voorgesteld, waardoor extra crisismaatregelen mogelijk zouden worden.

5.Aanlandingsverplichting

De aanlandingsverplichting heeft tot doel de selectiviteit te vergroten en ongewenste vangsten te beperken door te garanderen dat alle vangsten worden aangeland.

Uit advies van het WTECV en de ICES (Internationale Raad voor het onderzoek van de zee) blijkt dat het niveau van ongewenste vangsten hoog blijft in veel gemengde demersale visserijen in EU-wateren (20 tot 30 % in de ruimere Noordzee, de Keltische Zee en de Golf van Biskaje en voor de Iberische kust). Bovendien wordt in de rapporten van de lidstaten nog altijd maar beperkte informatie verstrekt over het sociaal-economische effect van de aanlandingsverplichting.

Onder verwijzing naar de negen gedelegeerde verordeningen tot nadere bepaling van de wijze van uitvoering van de aanlandingsverplichting merkt het WTECV op dat het effect van vrijstellingen op de visserijsterfte niet goed wordt begrepen, gezien het niveau van rapportage over vangsten die in het kader van vrijstellingen worden teruggegooid. De Commissie zal daarom met de regionale groepen van de lidstaten samenwerken aan een herziening van alle bestaande vrijstellingen van de aanlandingsverplichting in 2023.

Het EFMZV en het EFMZVA, beide met een hoog percentage staatssteun, verlenen steun voor de uitvoering van de aanlandingsverplichting. In dat verband besteedden de lidstaten in 2020 ruim 86 miljoen euro aan steunmaatregelen in verband met de aanlandingsverplichting. Dat is meer dan in elk van de voorgaande jaren. Hoewel de steun voor technische maatregelen ter verbetering van de selectiviteit bleef toenemen, blijkt uit een gedetailleerde analyse ook dat de meeste financiële steun werd besteed aan onderzoek ter ondersteuning van vrijstellingen en aan upgrades van IT-systemen die een doeltreffender gebruik van quota mogelijk maken. Hoewel talrijke projecten en proeven voor innovatie van vistuig zijn uitgevoerd, is de toepassing daarvan in de vloot in veel gevallen niet zo wijdverspreid als verwacht kon worden. Het WTECV wees er ook op dat de lidstaten zich meer leken te richten op het vaststellen van vrijstellingen dan op het verbeteren van de selectiviteit.

Daarom blijft de Commissie de lidstaten aanmoedigen om de middelen voor verdere innovatie en daadwerkelijk gebruik van selectiever vistuig en selectievere methoden beter te benutten, om de controles te verbeteren en om enige waarde te verkrijgen uit ongewenste vangsten (zonder een gestructureerde markt voor dergelijke vangsten te creëren).

De controle en de handhaving van de aanlandingsverplichting blijven problematisch. Uit de resultaten van audits die de Commissie in 2020 is gestart, blijkt dat de gecontroleerde lidstaten niet de nodige maatregelen ter waarborging van de effectieve controle en handhaving van die verplichting hebben getroffen. Er is ook sprake van aanzienlijke ongedocumenteerde teruggooi door exploitanten. Dat wordt bevestigd in andere verslagen, onder meer in drie door het Europees Bureau voor visserijcontrole (EBVC) uitgevoerde beoordelingen van de naleving. Het WTECV noemt de vooruitgang die de lidstaten boeken bij proefprojecten voor elektronische monitoringsystemen echter een positieve en innovatieve stap die zal bijdragen tot de effectieve uitvoering van de aanlandingsverplichting. Gezien het belang van het toezicht op en de handhaving van de aanlandingsverplichting voor het welslagen van het GVB, heeft de Commissie in 2021 inbreukprocedures ingeleid tegen Spanje, Frankrijk, België, Ierland en Nederland omdat zij geen passende maatregelen hebben getroffen om de controle, handhaving en inspectie van de aanlandingsverplichting te waarborgen en een gedetailleerde en nauwkeurige documentatie van de vangsten te verzekeren. Als in die gebieden geen passende maatregelen worden genomen, heeft dat gevolgen met betrekking tot de mogelijk grote hoeveelheden niet-gemelde of onjuist gemelde vangsten.

De Commissie blijft ook samenwerken met de medewetgevers om overeenstemming te bereiken over een herzien visserijcontrolesysteem 5 , met name om het gebruik te verplichten van instrumenten voor elektronische monitoring op afstand, die de doeltreffendste en kostenefficiëntste manier zijn om toezicht te houden op de aanlandingsverplichting. Ook het verzamelen en rapporteren van vangstgegevens blijft van essentieel belang voor de kwaliteit van wetenschappelijke adviezen en voor het realiseren van de MDO-doelstelling.

6.Aandachtspunten en oriëntaties voor de voorstellen voor vangstmogelijkheden van 2023

6.1. Belangrijke stappen voor de vaststelling van de volgende vangstmogelijkheden

Zoals in vorige jaren zal de Commissie haar voorstellen voor de vangstmogelijkheden van 2023 baseren op het wetenschappelijk advies van de ICES en het WTECV, op de besluiten die zijn genomen tijdens bilaterale onderhandelingen met derde landen, op de besluiten die in 2022 door de ROVB’s zijn genomen en op een sociaal-economische analyse. Het wetenschappelijk advies kan voor een klein aantal bestanden vertraging oplopen door de gevolgen van de Russische invasie van Oekraïne voor de activiteiten van de ICES, maar dat zal waarschijnlijk geen invloed hebben op het tijdstip van de desbetreffende zittingen van de Raad. De Commissie neemt in haar voorlopige voorstellen zo veel mogelijk bestanden op.

De Commissie verzoekt de lidstaten en belanghebbenden om rekening te houden met het wetenschappelijk advies zodra dat publiekelijk beschikbaar is. Belanghebbenden kunnen ook aanbevelingen doen via adviesraden en nationale autoriteiten en op eigen initiatief.

De Commissie zal tussen oktober en december 2022 verschillende keren overleg plegen met het Verenigd Koninkrijk, Noorwegen en andere kuststaten, teneinde het resultaat tijdig te kunnen verwerken in de Raad Landbouw en Visserij van december.

De Commissie zal niet alleen vangstmogelijkheden vaststellen, maar gedurende het hele jaar werken om vooruitgang te boeken op het vlak van verdelingsregelingen voor wijdverspreide bestanden met derde landen waarmee nog geen verdelingsregelingen zijn getroffen, om de duurzame exploitatie van gedeelde bestanden te verzekeren.

6.2. Vaststelling van vangstmogelijkheden voor verschillende zeebekkens

Voor bestanden die uitsluitend door de EU worden beheerd in de Oostzee, het Skagerrak/Kattegat en de zuidwestelijke wateren, zal de Commissie voorstellen de visserijsterfte verder te handhaven/verminderen conform het MDO-niveau zodra het advies daarover beschikbaar is. Als beheersplannen meer flexibiliteit bieden om vangstbeperkingen vast te stellen, kan de Commissie voorstellen het bovenste segment van de FMDO-bandbreedte toe te passen voor gezonde bestanden, op voorwaarde dat uit het wetenschappelijk advies blijkt dat dit nodig is om de doelstellingen van het meerjarenplan voor de gemengde visserij te verwezenlijken. Voor bestanden waarvoor het wetenschappelijk advies een nulvangst inhoudt of waarvan de biomassa zo sterk is afgenomen dat hij onder een veilige grens is gezakt, zullen herstelmaatregelen in het kader van de desbetreffende meerjarenplannen worden voorgesteld om de bestanden weer op te bouwen. Er zal meer aandacht uitgaan naar het zo spoedig mogelijk verkrijgen van een volledige wetenschappelijke MDO-evaluatie van andere belangrijke bestanden.

Tegen de achtergrond van de aanlandingsverplichting worden in voorkomend geval de de‑minimistoewijzingen of op hoge overlevingskansen gebaseerde toewijzingen in mindering gebracht op het WTECV-advies. De Commissie zal tevens de door de lidstaten geboekte vooruitgang met betrekking tot de bijvangstbeperkende maatregelen evalueren.

Voor bestanden die worden gedeeld met derde landen (VK, Noorwegen, kuststaten), is het aantal overeenkomstig het wetenschappelijk advies vastgestelde TAC’s in 2022 toegenomen, zowel voor bestanden met MDO-advies als voor bestanden waarvoor een voorzorgsadvies is uitgebracht. Voor 2023 zal de EU voortbouwen op de oefening van 2022 en duurzame TAC’s blijven nastreven conform het wetenschappelijk advies, zoals bepaald in het kader van het GVB en de handels- en samenwerkingsovereenkomst. De Commissie zal proberen om het overleg, met name met het VK en Noorwegen, zo vroeg mogelijk in het najaar te starten, op voorwaarde dat er een wetenschappelijk advies is.

De EU heeft ook aangedrongen op overleg over het delen van quota voor drie wijdverspreide bestanden (makreel, blauwe wijting, Noorse lentepaaiende haring) die met andere kuststaten worden gedeeld. Wat makreel betreft, loopt het overleg sinds maart 2022. De betrokken partijen zijn overeengekomen dat het overleg over blauwe wijting en haring vanaf september moet worden versneld. De Unie heeft alle partijen verzocht een duurzaam compromis mogelijk te maken dat de legitieme belangen van de Unie en haar sector niet in gevaar brengt.

Voor de Middellandse Zee en de Zwarte Zee is het van essentieel belang dat de lidstaten zich blijven inspannen om de doelstellingen van de meerjarenplannen voor het westelijke deel van de Middellandse Zee en van de GFCM te verwezenlijken, en dat ambitieuze operationele programma’s voor het EFMZVA worden vastgesteld en uitgevoerd voor de ontwikkeling van begeleidende maatregelen. Het voorstel voor vangstmogelijkheden van de Commissie zal gericht zijn op de verdere uitvoering van het meerjarenplan voor het westelijke deel van de Middellandse Zee, met inbegrip van verdere verlagingen en de ontwikkeling van beheersinstrumenten om uiterlijk in januari 2025 tot een MDO voor alle bestanden te komen, op basis van een holistische aanpak over een periode van twee jaar.

De uitvoering van het meerjarenplan voor het westelijke deel van de Middellandse Zee wordt sinds de goedkeuring ervan jaarlijks door het WTECV geëvalueerd en bovendien zal de Commissie beginnen met de voorbereidende werkzaamheden om in juli 2024 verslag te kunnen uitbrengen over de resultaten van het plan en het effect op de desbetreffende bestanden en de visserijen die deze bestanden exploiteren, in overeenstemming met de voorschriften van het meerjarenplan.

Naast de uitvoering van het meerjarenplan voor het westelijke deel van de Middellandse Zee, dat van cruciaal belang is voor de toekomst van de mediterrane vloten, is het beheer van gedeelde bestanden ook noodzakelijk om een gelijk speelveld te waarborgen voor alle vissers in de Middellandse Zee. De Commissie zal daarom, met de steun van de lidstaten, proactief blijven optreden in de GFCM. Het voorstel voor de vangstmogelijkheden van 2023 omvat daarom ook de verlenging van de reeds geldende maatregelen van de GFCM en aanvullende maatregelen die moeten worden vastgesteld op de jaarvergadering van de GFCM in november. Voor soorten in de Zwarte Zee zullen TAC’s en quota voor tarbot worden voorgesteld overeenkomstig het GFCM-besluit van november 2022.

Gezien de kritieke toestand van het bestand van Europese aal onderzoekt de Commissie bovendien hoe gevolg kan worden gegeven aan het recentste ICES-advies over nulvangsten 6 en hoe de vooruitgang van de lidstaten bij de uitvoering van de beheersplannen voor aal en de maatregelen in het kader van de aalverordening 7 kan worden gevolgd.

Ten slotte werkt de GFCM momenteel aan mogelijke beheersmaatregelen, met name op basis van de resultaten van een onlangs afgerond onderzoeksprogramma voor Europese aal 8 . In dat verband zal het wetenschappelijk orgaan van de GFCM in juni een specifiek advies over het beheer van Europese aal in de Middellandse Zee goedkeuren. Dat zal de besluitvorming over mogelijke beheersbenaderingen in de EU onderbouwen.

7.Conclusie

In 2021 is de duurzaamheid van de visserij in de EU verder toegenomen, behalve in de Oostzee, waar een aantal voorheen belangrijke commerciële bestanden momenteel teruglopen als gevolg van de milieusituatie in de Oostzee. Er zijn ook verdere inspanningen nodig, vooral in de Middellandse Zee. Met haar voorstellen voor de vangstmogelijkheden van 2023 zal de Commissie streven naar een verder herstel van de bestanden en de consolidatie van de reeds op een duurzaam niveau gebrachte bestanden.

Naast de toestand van de visbestanden moet ook aandacht uitgaan naar mariene ecosystemen in ruimere zin. De Commissie stelt in die zin een actieplan op om visbestanden in stand te houden en mariene ecosystemen te beschermen. Het plan zal gericht zijn op de verdere bescherming van kwetsbare soorten en habitats, met maatregelen die worden onderbouwd door een betere kennisbasis, versterkte synergie tussen belanghebbenden op het gebied van visserij en milieu, en steun voor de sector om een eerlijke en rechtvaardige transitie te waarborgen. Die steun zal de komende maanden en jaren van cruciaal belang blijven om de veerkracht van de visserij te waarborgen, vooral gezien de militaire agressie van Rusland tegen Oekraïne en de milieu- en klimaatcrisis.

De Commissie zal de uitvoering van het GVB verder behandelen in een rapport dat voor het einde van het jaar moet worden goedgekeurd.

De Commissie verzoekt de lidstaten, adviesraden, belanghebbenden en het publiek om uiterlijk 31 augustus 2022 feedback over deze mededeling te geven.



Planning van de werkzaamheden 9

Wanneer

Wat

Mei-november 2022

Wetenschappelijk advies van de ICES

Juni-eind augustus 2022

Openbare raadpleging over de mededeling

Eind augustus 2022

Vaststelling door de Commissie van het voorstel voor de vangstmogelijkheden voor de Oostzee

September-december 2022

Jaarlijks overleg over de vangstmogelijkheden met het VK, met het VK en Noorwegen, en met Noorwegen

Medio september 2022

Vaststelling door de Commissie van het voorstel voor de vangstmogelijkheden voor de Middellandse Zee en de Zwarte Zee

Oktober 2022

Zitting van de Raad over de vangstmogelijkheden voor de Oostzee

Overleg met de kuststaten over wijdverspreide bestanden in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan

Eind oktober 2022

Vaststelling door de Commissie van het voorstel voor de vangstmogelijkheden voor de Atlantische Oceaan/de Noordzee

7-11 november 2022

Jaarvergadering van de GFCM

2 december 2022

Beoordeling van de bestanden en advies over het beheer door het WTECV

December 2022

Zitting van de Raad over de vangstmogelijkheden voor de Atlantische Oceaan/de Noordzee

Zitting van de Raad over de vangstmogelijkheden voor de Middellandse Zee en de Zwarte Zee

(1) Verordening (EU) 2019/1022 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 tot vaststelling van een meerjarenplan voor de visserijen die demersale bestanden exploiteren in het westelijke deel van de Middellandse Zee en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 508/2014 (PB L 172 van 26.6.2019, blz. 1).
(2) Handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds ST/5198/2021/INIT (PB L 149 van 30.4.2021, blz. 10).
(3) Kuststaten in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan voor de desbetreffende bestanden zijn de Europese Unie, het Verenigd Koninkrijk, Noorwegen, IJsland, de Faeröer, Groenland en de Russische Federatie.
(4)   https://www.fao.org/gfcm/2seas1vision/GFCM2030Strategy/es
(5) Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad, en tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 1967/2006, (EG) nr. 1005/2008 van de Raad, en Verordening (EU) 2016/1139 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft visserijcontroles (COM/2018/368 final van 30.5.2018).
(6)

 Advies van de ICES van 4 november 2021: ele.2737.nea (ices.dk) : “De ICES adviseert, wanneer de voorzorgsbenadering wordt toegepast, nulvangsten voor alle habitats in 2022.”

(7) Verordening (EG) nr. 1100/2007 van de Raad van 18 september 2007 tot vaststelling van maatregelen voor het herstel van het bestand van Europese aal (PB L 248 van 22.9.2007, blz. 17).
(8)   https://www.fao.org/gfcm/technical-meetings/detail/en/c/1507967/
(9) Voor door ROVB’s beheerde bestanden in EU-wateren en bepaalde wateren buiten de EU worden na de jaarvergadering van de ROVB’s vangstmogelijkheden vastgesteld door middel van periodieke herzieningen van de verordening van de Raad tot vaststelling van de vangstmogelijkheden.
Top