Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52022AR6180

    Advies van het Europees Comité van de Regio’s over de herziening van de EU-wetgeving inzake luchtkwaliteit

    COR 2022/06180

    PB C, C/2023/251, 26.10.2023, ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2023/251/oj (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2023/251/oj

    European flag

    Publicatieblad
    van de Europese Unie

    NL

    Serie C


    C/2023/251

    26.10.2023

    Advies van het Europees Comité van de Regio’s over de herziening van de EU-wetgeving inzake luchtkwaliteit

    (C/2023/251)

    Rapporteur:

    Una POWER (IE/Groenen), lid van de graafschapsraad van Dún Laoghaire Rathdown

    Referentiedocument:

    Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa (herschikking)

    COM(2022) 542 final

    I.   AANBEVELINGEN VOOR WIJZIGINGEN

    Wijzigingsvoorstel 1

    Overweging 5

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel

    (5)

    Bij het nemen van de relevante maatregelen op het niveau van de Unie en op nationaal niveau ter verwezenlijking van de doelstelling om de luchtverontreiniging tot nul terug te brengen, moeten de lidstaten, het Europees Parlement, de Raad en de Commissie zich laten leiden door het voorzorgsbeginsel en het beginsel dat de vervuiler betaalt, zoals vastgelegd in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en het niet-schadenbeginsel van de Europese Green Deal. Zij moeten onder meer rekening houden met: de bijdrage van een betere luchtkwaliteit aan de volksgezondheid, de kwaliteit van het milieu, het welzijn van de burgers, de welvaart van de samenleving, de werkgelegenheid en het concurrentievermogen van de economie; de energietransitie, een grotere energiezekerheid en het aanpakken van energiearmoede; voedselzekerheid en de betaalbaarheid van levensmiddelen; de ontwikkeling van duurzame en slimme mobiliteits- en vervoersoplossingen; het effect van gedragsveranderingen; een rechtvaardige verdeling en solidariteit tussen de lidstaten, in het licht van hun economische draagkracht, nationale omstandigheden, zoals de specifieke kenmerken van eilanden, en de noodzaak om in de loop der tijd te convergeren; de noodzaak om de transitie billijk en sociaal rechtvaardig te maken door middel van passende onderwijs- en opleidingsprogramma’s; de beste beschikbare en meest recente wetenschappelijke gegevens, met name de bevindingen van de WHO; de noodzaak om bij het nemen van beslissingen over investeringen en planning rekening te houden met de risico’s in verband met luchtverontreiniging; de kosteneffectiviteit en technologische neutraliteit bij het terugdringen van emissies van luchtverontreinigende stoffen, en de evolutie op het gebied van milieu-integriteit en het ambitieniveau.

    (5)

    Bij het nemen van de relevante maatregelen op het niveau van de Unie en op nationaal niveau ter verwezenlijking van de doelstelling om de luchtverontreiniging tot nul terug te brengen — met name op het gebied van het klimaat-, landbouw-, industrie-, vervoers- en energiebeleid — , moeten de lidstaten, het Europees Parlement, de Raad en de Commissie zich laten leiden door het voorzorgsbeginsel en het beginsel dat de vervuiler betaalt, zoals vastgelegd in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en het niet-schadenbeginsel van de Europese Green Deal. Zij moeten onder meer rekening houden met: de bijdrage van een betere luchtkwaliteit aan de volksgezondheid, de kwaliteit van het milieu, het welzijn van de burgers, de bestrijding van ongelijkheden op gezondheidsgebied, de bescherming van kwetsbare groepen en gevoelige bevolkingsgroepen alsmede van werknemers die aan hoge verontreinigingsniveaus zijn blootgesteld; de sociaal-economische aspecten van maatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit; de rol van het maatschappelijk middenveld bij de strijd voor schone lucht; de welvaart van de samenleving, de werkgelegenheid en het concurrentievermogen van de economie; de energietransitie, een grotere energiezekerheid en het aanpakken van energiearmoede; voedselzekerheid en de betaalbaarheid van levensmiddelen; de ontwikkeling van duurzame en slimme mobiliteits- en vervoersoplossingen; het effect van gedragsveranderingen; een rechtvaardige verdeling en solidariteit tussen de lidstaten, in het licht van hun economische draagkracht, nationale omstandigheden, zoals de specifieke kenmerken van eilanden, en de noodzaak om in de loop der tijd te convergeren; de noodzaak om de transitie billijk en sociaal rechtvaardig te maken door middel van passende onderwijs- en opleidingsprogramma’s; de beste beschikbare en meest recente wetenschappelijke gegevens, met name de bevindingen van de WHO; de noodzaak om bij het nemen van beslissingen over investeringen en planning rekening te houden met de risico’s in verband met luchtverontreiniging; de kosteneffectiviteit en technologische neutraliteit bij het terugdringen van emissies van luchtverontreinigende stoffen, en de evolutie op het gebied van milieu-integriteit en het ambitieniveau.

    Motivering

    Luchtverontreiniging vergroot bestaande ongelijkheden, waaronder ongelijkheden op gezondheidsgebied.

    Wijzigingsvoorstel 2

    Overweging 6

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    (6)

    In het achtste algemene milieuactieprogramma voor de Europese Unie voor de periode tot en met 2030, dat op 6 april 2022 bij Besluit (EU) 2022/591 van het Europees Parlement en de Raad is vastgesteld, wordt de doelstelling vastgesteld om een gifvrij milieu tot stand te brengen dat de gezondheid en het welzijn van mensen, dieren en ecosystemen beschermt tegen milieugerelateerde risico’s en negatieve effecten, en wordt daartoe bepaald dat de monitoringmethoden, de voorlichting van het publiek en de toegang tot de rechter verder moeten worden verbeterd. Dit vormt de leidraad voor de doelstellingen van deze richtlijn.

    (6)

    In het achtste algemene milieuactieprogramma voor de Europese Unie voor de periode tot en met 2030, dat op 6 april 2022 bij Besluit (EU) 2022/591 van het Europees Parlement en de Raad is vastgesteld, wordt de doelstelling vastgesteld om een gifvrij milieu tot stand te brengen dat de gezondheid en het welzijn van mensen, dieren en ecosystemen beschermt tegen milieugerelateerde risico’s en negatieve effecten, en wordt daartoe bepaald dat de monitoringmethoden, de voorlichting van het publiek en de toegang tot de rechter verder moeten worden verbeterd. Dit vormt de leidraad voor de doelstellingen van deze richtlijn.

    Volgens het programma moeten de Commissie, de lidstaten, regionale en lokale overheden en belanghebbenden er waar nodig voor zorgdragen dat regionale en lokale overheden in stedelijke en plattelandsgebieden, en ook in ultraperifere gebieden, door middel van een coöperatieve aanpak op verschillende niveaus participeren in alle aspecten van de beleidsvorming op milieugebied.

    Motivering

    De tenuitvoerlegging van deze richtlijn zal aanzienlijke kosten met zich meebrengen voor bepaalde gemeenschappen, vooral als deze met structurele uitdagingen kampen, en EU-steun is daarom noodzakelijk.

    Wijzigingsvoorstel 3

    Overweging 15

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    (15)

    Ter bescherming van de gezondheid van de mens en het milieu als geheel, is het van bijzonder belang dat de uitstoot van verontreinigende stoffen bij de bron wordt bestreden en dat op lokaal, nationaal en Unie niveau wordt bepaald wat de beste uitstootverminderende maatregelen zijn, en dat deze maatregelen worden uitgevoerd, met name wat de uitstoot door landbouw, industrie, transport en energieopwekking betreft. Daarom dient de uitstoot van schadelijke luchtverontreinigende stoffen te worden vermeden, voorkomen of verminderd en dienen passende normen inzake de luchtkwaliteit te worden vastgesteld, rekening gehouden met de toepasselijke normen, richtsnoeren en programma’s van de Wereldgezondheidsorganisatie.

    (15)

    Ter bescherming van de gezondheid van de mens en het milieu als geheel, is het van bijzonder belang dat de uitstoot van verontreinigende stoffen bij de bron wordt bestreden en dat op lokaal, nationaal en Unie niveau wordt bepaald wat de beste uitstootverminderende maatregelen zijn, en dat deze maatregelen worden uitgevoerd, met name wat de uitstoot door landbouw, industrie, transport en energieopwekking betreft. Daarom dient de uitstoot van schadelijke luchtverontreinigende stoffen te worden vermeden, voorkomen of verminderd en dienen passende normen inzake de luchtkwaliteit te worden vastgesteld, rekening gehouden met de toepasselijke normen, richtsnoeren en programma’s van de Wereldgezondheidsorganisatie. Aangezien diffuse emissies in de lucht het moeilijkst te bestrijden zijn, is nauwe samenwerking op alle bestuursniveaus nodig om verontreiniging aan de bron aan te pakken. Op Europees niveau moeten de Europese instellingen voor meer synergie zorgen tussen de wetgeving van de EU inzake luchtkwaliteit en haar maatregelen om emissies aan de bron aan te pakken, zoals in haar klimaat-, landbouw-, vervoers-, industrie- en energiebeleid. Verder moeten de lidstaten het eens worden over ambitieuze bronwetgeving en zorgen voor samenhang en doeltreffende nationale programma's ter bestrijding van luchtverontreiniging ((Richtlijn 2016/2284/EU inzake nationale emissiereductieverbintenissen), waarbij de maatregelen van lokale en regionale overheden ter vermindering van de luchtverontreiniging worden ondersteund.

    Wijzigingsvoorstel 4

    Overweging 18

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel

    (18)

    De gemiddelde blootstelling van de bevolking aan de verontreinigende stoffen met de grootste gedocumenteerde gevolgen voor de gezondheid van de mens, namelijk fijne zwevende deeltjes (PM2,5 ) en stikstofdioxide (NO2), moet op basis van de aanbevelingen van de WHO worden verminderd. Daartoe moet voor deze verontreinigende stoffen, naast grenswaarden, een gemiddeldeblootstellingsverminderingsverplichting worden ingevoerd.

    (18)

    De gemiddelde blootstelling van de bevolking aan de verontreinigende stoffen met de grootste gedocumenteerde gevolgen voor de gezondheid van de mens, namelijk fijne zwevende deeltjes (PM2,5 ) en stikstofdioxide (NO2), moet op basis van de aanbevelingen van de WHO worden verminderd. Daartoe moet voor deze verontreinigende stoffen, naast grenswaarden, een gemiddeldeblootstellingsverminderingsverplichting worden ingevoerd. Voorts zal de Commissie in het kader van het voor 31 december 2025 geplande evaluatieproces een herziening van de richtlijn inzake nationale emissiereductieverbintenissen voorstellen.

    Motivering

    In de richtlijn moet om een herziening van de richtlijn inzake nationale emissiereductieverbintenissen worden verzocht.

    Wijzigingsvoorstel 5

    Artikel 1

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    1.   Deze richtlijn bevat een doelstelling om de luchtverontreiniging tot nul terug te dringen, zodat de luchtkwaliteit in de Unie geleidelijk wordt verbeterd tot zij niveaus bereikt die niet langer als schadelijk voor de gezondheid van de mens en natuurlijke ecosystemen worden beschouwd, zoals bepaald door wetenschappelijke gegevens, en om zo te helpen uiterlijk in 2050 een gifvrij milieu te verwezenlijken.

    1.   Deze richtlijn bevat een doelstelling om de luchtverontreiniging tot nul terug te dringen, zodat de luchtkwaliteit in de Unie geleidelijk wordt verbeterd tot zij niveaus bereikt die niet langer als schadelijk voor de gezondheid van de mens en natuurlijke ecosystemen worden beschouwd, zoals bepaald door wetenschappelijke gegevens, en om zo te helpen uiterlijk in 2050 een gifvrij milieu te verwezenlijken.

    2.   Bij deze richtlijn worden tussentijdse grenswaarden, streefwaarden, gemiddeldeblootstellingsverminderingsver-plichtingen, gemiddeldeblootstellingsconcentratiedoel-stellingen, kritieke niveaus, informatiedrempels, alarmdrempels en langetermijndoelstellingen (“luchtkwaliteitsnormen”) vastgesteld waaraan uiterlijk in 2030 moet worden voldaan en die vervolgens overeenkomstig artikel 3 regelmatig moeten worden herzien.

    2.   Bij deze richtlijn worden tussentijdse grenswaarden, streefwaarden, gemiddeldeblootstellingsverminderingsver-plichtingen, gemiddeldeblootstellingsconcentratiedoel-stellingen en kritieke niveaus vastgesteld waaraan uiterlijk in 2030 moet worden voldaan en die vervolgens overeenkomstig artikel 3 regelmatig moeten worden herzien. Ook wordt een bindende deadline vastgesteld: uiterlijk in 2035 moet volledig aan de richtsnoeren inzake luchtkwaliteit van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) worden voldaan.

    3.   Daarnaast draagt deze richtlijn bij tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de Unie inzake de vermindering van verontreiniging, inzake biodiversiteit en inzake ecosystemen, overeenkomstig het achtste milieuactieprogramma zoals uiteengezet in Besluit (EU) 2022/591 van het Europees Parlement en de Raad (75).

    3.    In de richtlijn worden ook langetermijndoelstellingen, informatiedrempels en alarmdrempels vastgesteld als onderdeel van de luchtkwaliteitsnormen.

     

    4.    Daarnaast draagt deze richtlijn bij tot:

    a)

    de verwezenlijking van de doelstellingen van de Unie inzake de vermindering van verontreiniging, inzake biodiversiteit en inzake ecosystemen, overeenkomstig het achtste milieuactieprogramma zoals uiteengezet in Besluit (EU) 2022/591 van het Europees Parlement en de Raad (75);

    b)

    versterkte synergieën tussen het luchtkwaliteitsbeleid van de Unie en andere relevante beleidsterreinen van de Unie, met name het klimaat-, vervoers- en energiebeleid .

     

    5.     De lidstaten voeren op nationaal niveau de nodige maatregelen uit om de verwezenlijking van de in lid 1 genoemde doelstelling inzake luchtkwaliteit in de hele Unie mogelijk te maken, met inachtneming van de sociale of economische ontwikkeling van lokale gemeenschappen en lokale bedrijven, en bieden lokale en regionale overheden ondersteuning bij dit streven.

    Motivering

    Met deze richtlijn moet worden gestreefd naar synergieën met andere relevante wetgeving van de Unie om de samenhang te waarborgen. en rekening worden gehouden met de sociale en economische ontwikkeling van lokale gemeenschappen. Om de eisen van deze richtlijn met succes ten uitvoer te kunnen leggen, moeten steden kunnen vertrouwen op een robuust rechtskader voor het terugdringen van emissies. Het CvdR steunt de grenswaarden die de Europese Commissie voor 2030 heeft vastgesteld, maar dringt erop aan dat in 2035 volledig aan de wetenschappelijk onderbouwde luchtkwaliteitsrichtsnoeren van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) wordt voldaan.

    Wijzigingsvoorstel 6

    Artikel 3, leden 2 en 4

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    2.   Bij de evaluatie wordt beoordeeld of de geldende luchtkwaliteitsnormen nog steeds geschikt zijn om de doelstelling van het vermijden, voorkomen of verminderen van schadelijke gevolgen voor de gezondheid van de mens en het milieu te verwezenlijken en of ook andere luchtverontreinigende stoffen in de normen moeten worden opgenomen.

    2.   Bij de evaluatie wordt beoordeeld of de geldende luchtkwaliteitsnormen nog steeds voldoende zijn om de doelstelling van het vermijden, voorkomen of verminderen van schadelijke gevolgen voor de gezondheid van de mens en het milieu te verwezenlijken en of ook andere luchtverontreinigende stoffen in de normen moeten worden opgenomen.

    Met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van artikel 1 wordt bij de evaluatie nagegaan of deze richtlijn moet worden herzien om haar in overeenstemming te brengen met de richtsnoeren inzake luchtkwaliteit van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) en de meest recente wetenschappelijke informatie.

    Met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van artikel 1 wordt bij de evaluatie nagegaan of deze richtlijn moet worden herzien om haar steeds in overeenstemming te brengen met de meest actuele richtsnoeren inzake luchtkwaliteit van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) en de meest recente wetenschappelijke informatie.

    Bij de evaluatie houdt de Commissie onder meer rekening met het volgende:

    Bij de evaluatie houdt de Commissie onder meer rekening met het volgende:

    a)

    de meest recente wetenschappelijke informatie van de Wereldgezondheidsorganisatie (WGO) en andere relevante organisaties;

    a)

    de meest recente wetenschappelijke informatie van de Wereldgezondheidsorganisatie (WGO) en andere relevante organisaties;

    b)

    technologische ontwikkelingen die van invloed zijn op de luchtkwaliteit en de beoordeling daarvan;

    b)

    technologische ontwikkelingen die van invloed zijn op de luchtkwaliteit en de beoordeling daarvan;

    c)

    de situatie wat betreft de luchtkwaliteit in de lidstaten en de gevolgen daarvan voor de gezondheid van de mens en het milieu;

    c)

    de situatie wat betreft de luchtkwaliteit in de lidstaten en de gevolgen daarvan voor de gezondheid van de mens en het milieu;

    d)

    de vooruitgang die is geboekt bij de uitvoering van nationale en Unie-maatregelen voor de vermindering van verontreinigende stoffen en bij de verbetering van de luchtkwaliteit.

    d)

    de vooruitgang die is geboekt bij de uitvoering van nationale en Unie-maatregelen voor de vermindering van verontreinigende stoffen en bij de verbetering van de luchtkwaliteit.

    […]

    e)

    de speciale omstandigheden van bepaalde gebieden met specifieke natuurlijke of structurele nadelen;

     

    f)

    versterkte synergieën tussen het luchtkwaliteitsbeleid van de Unie en andere relevante beleidsterreinen van de Unie, met name het klimaat-, vervoers- en energiebeleid, en de vooruitgang bij de uitvoering van de desbetreffende Uniewetgeving;

     

    g)

    de noodzakelijke ontwikkeling van OOI en financiële steun voor de uitvoering van de innovatieve maatregelen die steden en regio’s samen met hun stakeholders in kaart hebben gebracht, en de sociaal-economische gevolgen van de maatregelen, waaronder ook de kosten van niet-handelen.

     

    […]

    4.   Indien de Commissie dit naar aanleiding van de evaluatie passend acht, dient zij een voorstel in om de luchtkwaliteitsnormen te herzien of er andere luchtverontreinigende stoffen in op te nemen.

    4.   Indien de Commissie dit naar aanleiding van de evaluatie passend acht, dient zij binnen één jaar na publicatie van de evaluatie een voorstel in om de luchtkwaliteitsnormen te herzien of er andere luchtverontreinigende stoffen in op te nemen. Dergelijke voorstellen worden conform het non-regressiebeginsel uitgewerkt.

    5.     De eerste evaluatie omvat een gedetailleerde beoordeling van verontreinigende stoffen waarover de bezorgdheid toeneemt, zoals ultrafijne deeltjes, zwarte koolstof, ammoniak en zwevende deeltjes die kleiner zijn dan 1 micron. Deze evaluatie geschiedt op basis van studies waarin het effect van deze verontreinigende stoffen op de menselijke gezondheid en het milieu wordt beoordeeld.

    Motivering

    Zorgen voor volledige afstemming met de aanbevelingen van de WHO is een essentiële doelstelling om de verontreiniging tot nul terug te brengen en een gifvrij milieu te realiseren. In de richtlijn moeten updates in aanmerking worden genomen.

    Om vast te stellen welke financiële en technische ondersteuning nodig is, moet er gekeken worden naar de specifieke omstandigheden van regio’s met bijzondere uitdagingen, zoals morfologische kenmerken.

    Als lokale gemeenschappen dure transitiemaatregelen moeten uitvoeren, mag dat er niet toe leiden dat de doelstellingen worden teruggeschroefd. Dan zou er van meet af aan weinig animo zijn voor maatregelen, met als gevolg een afkalvend vertrouwen in gezamenlijke inspanningen, en zou een gelijk speelveld voor degenen die zich te goeder trouw het meest hebben ingespannen niet gewaarborgd zijn. De evaluatie moet gericht zijn op de aanpassing van de doelstellingen aan de wetenschappelijke vooruitgang, terwijl objectieve moeilijkheden om de doelstellingen te halen op andere manieren moeten worden aangepakt.

    Het voorstel voorziet in extra bemonsteringspunten voor verontreinigende stoffen waarover de bezorgdheid toeneemt. Het gebruik hiervan moet een bredere evaluatie mogelijk maken van de vraag of bindende maatregelen nodig zijn voor deze stoffen.

    Wijzigingsvoorstel 7

    Artikel 4, punt 39

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel

    (39)

    “gevoelige bevolkingsgroepen en kwetsbare groepen”: de bevolkingsgroepen die gevoeliger zijn voor blootstelling aan luchtverontreiniging dan de gemiddelde bevolking, omdat zij een hogere gevoeligheid of een lagere drempelwaarde voor gezondheidseffecten hebben of minder goed in staat zijn zichzelf te beschermen.

    (39)

    “gevoelige bevolkingsgroepen en kwetsbare groepen”: de bevolkingsgroepen die permanent of tijdelijk gevoeliger of kwetsbaarder zijn voor de gevolgen van blootstelling aan luchtverontreiniging dan de gemiddelde bevolking, vanwege specifieke kenmerken die de gevolgen van blootstelling voor de gezondheid groter maken of omdat zij een hogere gevoeligheid of een lagere drempelwaarde voor gezondheidseffecten hebben of minder goed in staat zijn zichzelf te beschermen, bijvoorbeeld personen met specifieke reeds bestaande gezondheidsproblemen, zwangere vrouwen, pasgeborenen, kinderen, ouderen, mensen die in armoede leven en mensen met een handicap .

    Motivering

    Luchtverontreiniging vergroot bestaande ongelijkheden, waaronder ongelijkheden op gezondheidsgebied.

    Wijzigingsvoorstel 8

    Artikel 12, lid 1

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel

    1.   In zones waar de niveaus van zwaveldioxide, stikstofdioxide, zwevende deeltjes (PM10, PM2,5 ), lood, benzeen, koolmonoxide, arseen, cadmium, nikkel en benzo(a)pyreen in de lucht lager zijn dan de respectieve grenswaarden genoemd in afdeling 1 van bijlage I, houden de lidstaten de niveaus van die stoffen beneden de grenswaarden .

    1.   In zones waar de niveaus van zwaveldioxide, stikstofdioxide, zwevende deeltjes (PM10, PM2,5 ), lood, benzeen, koolmonoxide, arseen, cadmium, nikkel en benzo(a)pyreen in de lucht lager zijn dan de respectieve grenswaarden genoemd in afdeling 1 van bijlage I, houden de lidstaten de niveaus van die stoffen beneden de grenswaarden. De grenswaarden zijn van toepassing volgens het tijdschema in bijlage I, tenzij op grond van artikel 18 extra tijd is toegekend om aan de grenswaarden te voldoen.

    Wijzigingsvoorstel 9

    Artikel 16, leden 2 en 3

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    2.   De lidstaten verstrekken de Commissie lijsten van die in lid 1 bedoelde zones en territoriale eenheden op het niveau NUTS 1, samen met gegevens over de concentraties en bronnen en het bewijsmateriaal dat aantoont dat de overschrijdingen aan natuurlijke bronnen zijn toe te schrijven.

    2.   De lidstaten verstrekken de Commissie lijsten van die in lid 1 bedoelde zones en territoriale eenheden op het niveau NUTS 1, samen met gegevens over de concentraties en bronnen en het bewijsmateriaal dat aantoont dat de overschrijdingen aan natuurlijke bronnen zijn toe te schrijven.

    3.   Wanneer de Commissie overeenkomstig lid 2 in kennis is gesteld van een aan natuurlijke bronnen toe te schrijven overschrijding, wordt die overschrijding niet als een overschrijding in de zin van deze richtlijn aangemerkt.

    3.   Wanneer de Commissie overeenkomstig lid 2 in kennis is gesteld van een aan natuurlijke bronnen toe te schrijven overschrijding, wordt die overschrijding niet als een overschrijding in de zin van deze richtlijn aangemerkt , mits de lidstaat met verifieerbaar bewijs duidelijk maakt dat hij de overschrijdingen niet kon voorkomen of beperken.

     

    4.     Om de bevoegde autoriteiten te helpen bij het beoordelen van de bijdrage van natuurlijke bronnen aan de luchtverontreiniging op hun grondgebied, evalueert en actualiseert de Europese Commissie de bestaande richtsnoeren uiterlijk op 31 december 2026, met name wat betreft de methoden om natuurlijke bijdragen aan de verplichting om de gemiddelde blootstelling te verminderen te kwantificeren.

    Motivering

    De lidstaten zouden moeten aantonen dat deze vrijstelling noodzakelijk is; een dergelijke voorwaarde wordt ook in artikel 17 gesteld. Natuurlijke bronnen kunnen gevolgen hebben voor bepaalde gebieden, zelfs als zij de drempels niet overschrijden. Ook voor deze gebieden zijn richtsnoeren nodig.

    Wijzigingsvoorstel 10

    Artikel 18

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    1.   Wanneer in een bepaalde zone wegens locatiespecifieke dispersiekarakteristieken, orografische grensomstandigheden, ongunstige klimaatomstandigheden of grensoverschrijdende bijdragen overeenstemming met de grenswaarden voor zwevende deeltjes (PM10 en PM2,5 ) of stikstofdioxide niet kan worden bereikt op het in tabel 1 van afdeling 1 van bijlage I genoemde uiterste tijdstip , mag een lidstaat dat tijdstip voor die specifieke zone eenmaal met ten hoogste vijf jaar uitstellen, mits voldaan is aan de volgende voorwaarden:

    1.   Wanneer in een bepaalde zone wegens locatiespecifieke dispersiekarakteristieken, orografische grensomstandigheden, ongunstige klimaatomstandigheden, grensoverschrijdende bijdragen , of doordat de kosten voor de uitvoering van de maatregelen veel hoger uitvallen dan de kosten van niet-handelen, overeenstemming met de grenswaarden voor zwevende deeltjes (PM10 en PM2,5 ) of stikstofdioxide, niet kan worden bereikt op de in tabel 1 en tabel 1a van afdeling 1 van bijlage I genoemde uiterste tijdstippen , mag een lidstaat dat tijdstip voor die specifieke zone eenmaal met ten hoogste vijf jaar uitstellen, mits voldaan is aan de volgende voorwaarden:

    a)

    voor de zone waarvoor het uitstel zou gaan gelden, wordt overeenkomstig artikel 19, lid 4, een luchtkwaliteitsplan opgesteld dat aan de vereisten van artikel 19, leden 5 tot en met 7 voldoet;

    a)

    voor de zone waarvoor het uitstel zou gaan gelden, wordt overeenkomstig artikel 19, lid 4, een luchtkwaliteitsplan opgesteld dat aan de vereisten van artikel 19, leden 5 tot en met 7 voldoet;

    b)

    het in punt a) bedoelde luchtkwaliteitsplan wordt aangevuld met de in punt B van bijlage VIII opgesomde gegevens die verband houden met de betrokken verontreinigende stoffen en toont aan hoe perioden van overschrijding van de grenswaarden zo kort mogelijk zullen worden gehouden;

    b)

    het in punt a) bedoelde luchtkwaliteitsplan wordt aangevuld met de in punt B van bijlage VIII opgesomde gegevens die verband houden met de betrokken verontreinigende stoffen en toont aan hoe perioden van overschrijding van de grenswaarden zo kort mogelijk zullen worden gehouden;

    c)

    in het in punt a) bedoelde luchtkwaliteitsplan wordt uiteengezet hoe het publiek, en met name gevoelige bevolkingsgroepen en kwetsbare groepen, zullen worden geïnformeerd over de gevolgen van het uitstel voor de gezondheid van de mens en het milieu;

    c)

    in het in punt a) bedoelde luchtkwaliteitsplan wordt uiteengezet hoe het publiek, en met name gevoelige bevolkingsgroepen en kwetsbare groepen, zullen worden geïnformeerd over de gevolgen van het uitstel voor de gezondheid van de mens en het milieu;

    d)

    in het in punt a) bedoelde luchtkwaliteitsplan wordt uiteengezet hoe aanvullende financiering, onder meer via relevante nationale en Uniefinancieringsprogramma’s, zal worden gemobiliseerd om de verbetering van de luchtkwaliteit in de zone waarop het uitstel van toepassing zou zijn, te versnellen.

    d)

    in het in punt a) bedoelde luchtkwaliteitsplan wordt uiteengezet hoe aanvullende financiering, onder meer via relevante nationale en Uniefinancieringsprogramma’s, zal worden geoormerkt en gemobiliseerd om de verbetering van de luchtkwaliteit in de zone waarop het uitstel van toepassing zou zijn, te versnellen.

    2.   Wanneer lid 1 volgens een lidstaat van toepassing is, stelt hij de Commissie daarvan in kennis en deelt hij het in lid 1 bedoelde luchtkwaliteitsplan mede alsook alle relevante gegevens die de Commissie nodig heeft om te beoordelen of aan de aangehaalde reden voor het uitstel en de in dat lid vastgestelde voorwaarden is voldaan. Bij haar beoordeling houdt de Commissie rekening met de geraamde effecten op de luchtkwaliteit in de lidstaten, nu en in de toekomst, van door de lidstaten genomen maatregelen en met de geraamde effecten op de luchtkwaliteit van maatregelen van de Unie.

    2.   Wanneer lid 1 volgens een lidstaat van toepassing is, stelt hij de Commissie daarvan in kennis en deelt hij het in lid 1 bedoelde luchtkwaliteitsplan mede alsook alle relevante gegevens die de Commissie nodig heeft om te beoordelen of aan de aangehaalde reden voor het uitstel en de in dat lid vastgestelde voorwaarden is voldaan. Bij haar beoordeling houdt de Commissie rekening met de geraamde effecten op de luchtkwaliteit in de lidstaten, nu en in de toekomst, van door de lidstaten genomen maatregelen en met de geraamde effecten op de luchtkwaliteit van maatregelen van de Unie . De Commissie zal de bevoegde autoriteiten helpen om mogelijke vormen van EU-steun in kaart te brengen voor de administratieve en financiële inspanningen die bovengenoemde maatregelen met zich meebrengen.

    Wijzigingsvoorstel 11

    Artikel 19, leden 1, 5, 6 en 7

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    1.   Wanneer het niveau van verontreinigende stoffen in de lucht in bepaalde zones een in afdeling 1 van bijlage I vastgestelde grenswaarde overschrijdt, stellen de lidstaten voor die zones zo snel mogelijk en ten laatste twee jaar na het kalenderjaar waarin die overschrijding van een grenswaarde is geregistreerd luchtkwaliteitsplannen vast. Die luchtkwaliteitsplannen bevatten passende maatregelen om de desbetreffende grenswaarde te bereiken en om de periode van overschrijding zo kort mogelijk te houden, en in elk geval korter dan drie jaar na het einde van het kalenderjaar waarin de eerste overschrijding is gemeld.

    1.   Wanneer het niveau van verontreinigende stoffen in de lucht in bepaalde zones een in afdeling 1 van bijlage I vastgestelde grenswaarde overschrijdt, stellen de lidstaten voor die zones zo snel mogelijk en ten laatste twee jaar na het kalenderjaar waarin die overschrijding van een grenswaarde is geregistreerd luchtkwaliteitsplannen vast. Die luchtkwaliteitsplannen bevatten passende maatregelen om de desbetreffende grenswaarde te bereiken en om de periode van overschrijding zo kort mogelijk te houden, en in elk geval korter dan drie jaar na het einde van het kalenderjaar waarin de eerste overschrijding is gemeld.

    […]

    […]

    5.   Luchtkwaliteitsplannen bevatten ten minste de volgende gegevens:

    5.   Luchtkwaliteitsplannen bevatten ten minste de volgende gegevens:

    a)

    de in punt A.1 tot en met A.6 van bijlage VIII bedoelde gegevens;

    a)

    de in punt A.1 tot en met A.6 van bijlage VIII bedoelde gegevens;

    b)

    indien van toepassing, de in punt A.7 en A.8, van bijlage VIII bedoelde gegevens;

    b)

    indien van toepassing, de in punt A.7 en A.8, van bijlage VIII bedoelde gegevens;

    c)

    in voorkomend geval, gegevens over de in punt B.2 van bijlage VIII opgenomen bestrijdingsmaatregelen. […]

    c)

    gegevens over de in punt B.2 van bijlage VIII opgenomen bestrijdingsmaatregelen. […]

    6.   […] Bij het opstellen van luchtkwaliteitsplannen zorgen de lidstaten ervoor dat belanghebbenden wier activiteiten aan de overschrijdingen bijdragen, worden aangemoedigd om maatregelen voor te stellen die zij kunnen nemen om een einde te helpen maken aan de overschrijdingen, en dat niet-gouvernementele organisaties, zoals milieuorganisaties, consumentenorganisaties, organisaties die de belangen van gevoelige bevolkingsgroepen en kwetsbare groepen behartigen, andere relevante bij de gezondheidszorg betrokken organen en de relevante vakverenigingen aan die raadplegingen mogen deelnemen.

    6.   […] Bij het opstellen van luchtkwaliteitsplannen zorgen de lidstaten ervoor dat belanghebbenden wier activiteiten aan de overschrijdingen bijdragen, worden aangemoedigd om maatregelen voor te stellen die zij kunnen nemen om een einde te helpen maken aan de overschrijdingen, en dat niet-gouvernementele organisaties, zoals milieuorganisaties, consumentenorganisaties, organisaties die de belangen van gevoelige bevolkingsgroepen en kwetsbare groepen behartigen, andere relevante bij de gezondheidszorg betrokken organen en de relevante vakverenigingen aan die raadplegingen mogen deelnemen.

     

    De lidstaten zorgen ervoor dat lokale en regionale overheden in gebieden die grote kans lopen aanzienlijke gevolgen te zullen ondervinden van die overschrijdingen van de luchtverontreiniging op grond waarvan luchtkwaliteitsplannen nodig bleken, aan deze raadplegingen mogen deelnemen.

    7.   Luchtkwaliteitsplannen worden binnen twee maanden na de vaststelling ervan aan de Commissie meegedeeld.

    7.   Luchtkwaliteitsplannen worden binnen twee maanden na de vaststelling ervan aan de Commissie meegedeeld.

     

    8.     In voorkomend geval faciliteert de Commissie de opstelling en uitvoering van de luchtkwaliteitsplannen door de uitwisseling van goede praktijken. Voor de opstelling, uitvoering en herziening van luchtkwaliteitsplannen stelt de Commissie richtsnoeren op die specifiek zijn toegesneden op lokale en regionale overheden.

    9.     Het opstellen van luchtkwaliteitsplannen geschiedt in coördinatie met het nationale programma ter beperking van de luchtverontreiniging dat overeenkomstig Richtlijn (EU) 2016/2284 is vervaardigd.

    Motivering

    Indien nodig moet informatie over reductiemaatregelen worden opgenomen in luchtkwaliteitsplannen, zodat alle relevante lokale autoriteiten uit de voeten kunnen met deze maatregelen en kunnen bijdragen aan de uitvoering ervan.

    Lokale en regionale overheden die gevolgen van verontreiniging zouden kunnen ondervinden moeten worden geraadpleegd, en dus niet alleen de lokale en regionale overheden die rechtstreeks bevoegd zijn om de plannen uit te voeren.

    Wijzigingsvoorstel 12

    Artikel 20

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    1.   Wanneer in een bepaalde zone het risico bestaat dat de niveaus van verontreinigende stoffen een of meer van de in afdeling 4 van bijlage I genoemde alarmdrempels zullen overschrijden, stellen de lidstaten kortetermijnactieplannen op, die op korte termijn te nemen noodmaatregelen aanduiden om het risico van overschrijding of de duur van een dergelijke overschrijding te beperken.

    1.   Wanneer in een bepaalde zone het risico bestaat dat de niveaus van verontreinigende stoffen een of meer van de in afdeling 4 van bijlage I genoemde alarmdrempels zullen overschrijden, stellen de lidstaten kortetermijnactieplannen op, die op korte termijn te nemen noodmaatregelen en maatregelen aanduiden om het risico van overschrijding of de duur van een dergelijke overschrijding te beperken.

    Wanneer evenwel een risico bestaat dat de alarmdrempel voor ozon zal worden overschreden, mogen de lidstaten ervan afzien dergelijke kortetermijnactieplannen op te stellen indien er, rekening houdend met de nationale geografische, meteorologische en economische omstandigheden, geen substantiële mogelijkheden bestaan om het risico, de duur of de ernst van een dergelijke overschrijding te verminderen.

    Wanneer evenwel een risico bestaat dat de alarmdrempel voor ozon zal worden overschreden, mogen de lidstaten ervan afzien dergelijke kortetermijnactieplannen op te stellen indien er, rekening houdend met de nationale geografische, meteorologische en economische omstandigheden, geen substantiële mogelijkheden bestaan om het risico, de duur of de ernst van een dergelijke overschrijding te verminderen.

    2.   Bij het opstellen van de in lid 1 bedoelde kortetermijnactieplannen kunnen de lidstaten, naar gelang van het geval, voorzien in effectieve maatregelen om activiteiten die bijdragen tot het risico op overschrijding van de respectieve grenswaarden, streefwaarden of alarmdrempels, te beheersen en indien nodig tijdelijk op te schorten. Afhankelijk van het aandeel van de belangrijkste bronnen van verontreiniging aan de aan te pakken overschrijdingen, kunnen die kortetermijnactieplannen eventueel maatregelen ten aanzien van vervoer, bouwwerkzaamheden, industriële installaties en het gebruik van producten en de verwarming van woningen behelzen. In het kader van deze plannen worden ook specifieke acties voor de bescherming van gevoelige bevolkingsgroepen en kwetsbare groepen, zoals kinderen, in overweging genomen.

    2.   Bij het opstellen van de in lid 1 bedoelde kortetermijnactieplannen kunnen de lidstaten, naar gelang van het geval, voorzien in effectieve maatregelen om activiteiten die bijdragen tot het risico op overschrijding van de respectieve grenswaarden, streefwaarden of alarmdrempels, te beheersen en indien nodig tijdelijk op te schorten. Afhankelijk van het aandeel van de belangrijkste bronnen van verontreiniging aan de aan te pakken overschrijdingen, kunnen die kortetermijnactieplannen eventueel maatregelen ten aanzien van vervoer, bouwwerkzaamheden, industriële installaties en het gebruik van producten en de verwarming van woningen behelzen. In het kader van deze plannen worden ook specifieke acties voor de bescherming van gevoelige bevolkingsgroepen en kwetsbare groepen, zoals kinderen, in overweging genomen.

    […]

    […]

    5.   De lidstaten dienen kortetermijnactieplannen binnen twee maanden na de vaststelling ervan in bij de Commissie.

    5.   De lidstaten dienen kortetermijnactieplannen binnen twee maanden na de vaststelling ervan in bij de Commissie.

    6.     De Commissie publiceert voorbeelden van goede praktijken voor het opstellen van kortetermijnactieplannen en werkt deze regelmatig bij.

    Wijzigingsvoorstel 13

    Artikel 21, leden 1, 3 en 4

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    1.   Wanneer grensoverschrijdend transport van luchtverontreiniging vanuit één of meer lidstaten in aanzienlijke mate bijdraagt aan de overschrijding van een grenswaarde, streefwaarde voor ozon, gemiddeldeblootstellingsverminderingsver-plichting of alarmdrempel in een andere lidstaat, stelt die laatste de lidstaat waaruit de luchtverontreiniging afkomstig is en de Commissie daarvan in kennis.

    1.   Wanneer grensoverschrijdend transport van luchtverontreiniging vanuit één of meer lidstaten in aanzienlijke mate bijdraagt aan de overschrijding van een grenswaarde, streefwaarde voor ozon, gemiddeldeblootstellingsverminderingsver-plichting of alarmdrempel in een andere lidstaat, stelt die laatste de lidstaat waaruit de luchtverontreiniging afkomstig is en de Commissie daarvan in kennis.

    De betrokken lidstaten werken samen om de bronnen van de luchtverontreiniging op te sporen en de maatregelen om die bronnen aan te pakken te bepalen en zij ontplooien gezamenlijke activiteiten, zoals het opstellen van gezamenlijke of gecoördineerde luchtkwaliteitsplannen overeenkomstig artikel 19, teneinde zulke overschrijdingen op te heffen.

    De betrokken lidstaten werken samen om de bronnen van de luchtverontreiniging op te sporen en de maatregelen om die bronnen aan te pakken te bepalen en zij ontplooien gezamenlijke activiteiten, zoals het opstellen van gezamenlijke of gecoördineerde luchtkwaliteitsplannen overeenkomstig artikel 19, teneinde zulke overschrijdingen op te heffen.

    De lidstaten reageren tijdig en uiterlijk drie maanden nadat een andere lidstaat hen overeenkomstig de eerste alinea in kennis heeft gesteld.

    De lidstaten zorgen ervoor dat lokale en regionale overheden van zwaar getroffen gebieden op de hoogte worden gehouden van elke vorm van samenwerking en dat zij daar eventueel bij worden betrokken.

     

    De lidstaten reageren tijdig en uiterlijk drie maanden nadat een andere lidstaat hen overeenkomstig de eerste alinea in kennis heeft gesteld.

    […]

    […]

    3.   Indien opportuun overeenkomstig artikel 20 gaan de lidstaten over tot het opstellen en uitvoeren van gezamenlijke kortetermijnactieplannen die naburige zones in andere lidstaten bestrijken. De lidstaten zorgen ervoor, dat naburige zones in andere lidstaten alle relevante gegevens over deze kortetermijnactieplannen onverwijld ontvangen.

    3.   Indien opportuun overeenkomstig artikel 20 gaan de lidstaten over tot het opstellen en uitvoeren van gezamenlijke kortetermijnactieplannen die naburige zones in andere lidstaten bestrijken. De lidstaten zorgen ervoor, dat naburige zones in andere lidstaten , en ook de lokale en regionale overheden aldaar, alle relevante gegevens over deze kortetermijnactieplannen onverwijld ontvangen.

    4.   Wanneer de informatiedrempel of alarmdrempels worden overschreden in zones in de nabijheid van nationale grenzen, worden zo snel mogelijk gegevens over die overschrijdingen verstrekt aan de bevoegde autoriteiten van de betrokken naburige lidstaten. Deze gegevens worden ook aan de bevolking ter beschikking gesteld.

    4.   Wanneer de informatiedrempel of alarmdrempels worden overschreden in zones in de nabijheid van nationale grenzen, worden zo snel mogelijk gegevens over die overschrijdingen verstrekt aan de bevoegde autoriteiten van de betrokken naburige lidstaten, waaronder lokale en regionale overheden . Deze gegevens worden ook aan de bevolking ter beschikking gesteld.

    Motivering

    Lokale en regionale overheden in grensregio’s moeten op de hoogte worden gebracht van problemen en van vormen van samenwerking en moeten in voorkomend geval bij een dergelijke samenwerking worden betrokken.

    Wijzigingsvoorstel 14

    Artikel 22, leden 1 en 2

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    1.   De lidstaten zorgen ervoor, dat de bevolking alsook belanghebbende organisaties, zoals milieuorganisaties, consumentenorganisaties, organisaties die de belangen van gevoelige bevolkingsgroepen en kwetsbare groepen behartigen, andere bij de gezondheidszorg betrokken organen en de belanghebbende vakverenigingen adequaat en tijdig het volgende wordt meegedeeld:

    1.   De lidstaten zorgen ervoor, dat de bevolking en lokale en regionale overheden, alsook belanghebbende organisaties, zoals milieuorganisaties, consumentenorganisaties, organisaties die de belangen van gevoelige bevolkingsgroepen en kwetsbare groepen behartigen, andere bij de gezondheidszorg betrokken organen en de belanghebbende vakverenigingen adequaat en tijdig het volgende wordt meegedeeld:

    […]

    […]

     

    f)

    bijdrage tot gezondheids- en milieuschade veroorzaakt door verontreinigende stoffen waarover de bezorgdheid toeneemt en ozonprecursoren;

    2.   De lidstaten voorzien in een luchtkwaliteitsindex die betrekking heeft op zwaveldioxide, stikstofdioxide, zwevende deeltjes (PM10 en PM2,5 ) en ozon, maken die index openbaar toegankelijk en werken hem elk uur bij. In de luchtkwaliteitsindex wordt rekening gehouden met de aanbevelingen van de WHO en wordt voortgebouwd op de luchtkwaliteitsindexen op Europese schaal die door het Europees Milieuagentschap worden verstrekt.

    2.   De lidstaten voorzien in een luchtkwaliteitsindex die betrekking heeft op zwaveldioxide, stikstofdioxide, zwevende deeltjes (PM10 en PM2,5 ) en ozon, maken die index openbaar toegankelijk en werken hem elk uur bij. De luchtkwaliteitsindex bouwt voort op de luchtkwaliteitsindexen op Europese schaal die door het Europees Milieuagentschap worden verstrekt en voldoet vanaf 2035 aan de luchtkwaliteitsrichtsnoeren van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO).

    De luchtkwaliteitsindex bevat gebruiksvriendelijke informatie die van lidstaat tot lidstaat vergelijkbaar is en toegankelijk is voor het grote publiek, en biedt richtsnoeren voor op kennis van zaken gebaseerd gedrag, vooral met betrekking tot gezondheidsrisico’s voor met name kwetsbare groepen.

    Motivering

    Bij de bestrijding van luchtverontreiniging en de bewustmaking over dit probleem op hun grondgebied spelen lokale overheden een belangrijke rol, en zij moeten adequate informatie krijgen.

    Een luchtkwaliteitsindex mag niet louter bestaan uit technische gegevens, maar moet ook informatie bevatten die van praktisch nut kan zijn voor het grote publiek, en dan met name voor kwetsbare groepen.

    Het publiek moet worden geïnformeerd over verontreinigende stoffen waarover de bezorgdheid toeneemt.

    Als de meest recente aanbevelingen van de WHO als referentie worden genomen, zijn de gegevens vergelijkbaar.

    Wijzigingsvoorstel 15

    Artikel 27, lid 1

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    1.   De lidstaten zorgen ervoor dat, overeenkomstig hun nationale rechtsstelsel, de leden van het betrokken publiek in beroep kunnen gaan bij een rechtbank […]

    1.   De lidstaten zorgen ervoor dat, overeenkomstig hun nationale rechtsstelsel, de leden van het betrokken publiek in beroep kunnen gaan bij een rechtbank […]

    b)

    indien de toepasselijke wetgeving van de lidstaat dit als voorwaarde stelt, stellen de leden van het publiek dat inbreuk is gemaakt op een recht.

    b)

    indien de toepasselijke wetgeving van de lidstaat dit als voorwaarde stelt, stellen de leden van het publiek dat inbreuk is gemaakt op een recht.

    […]

    […]

    Het belang van een niet-gouvernementele organisatie die deel uitmaakt van het betrokken publiek, wordt geacht voldoende te zijn in de zin van de eerste alinea, punt a). Tevens worden die organisaties geacht rechten te hebben waarop inbreuk kan worden gemaakt in de zin van lid 1, punt b).

    Het belang van een niet-gouvernementele organisatie die deel uitmaakt van het betrokken publiek, of een subnationale overheid die het betrokken publiek, of een deel daarvan, vertegenwoordigt, wordt geacht voldoende te zijn in de zin van de eerste alinea, punt a). Tevens worden die organisaties geacht rechten te hebben waarop inbreuk kan worden gemaakt in de zin van lid 1, punt b).

    Motivering

    Lokale en regionale overheden worden mogelijk niet naar behoren betrokken bij de processen betreffende luchtkwaliteitsplannen en kortetermijnactieplannen en moeten recht hebben op toegang tot de rechter.

    Wijzigingsvoorstel 16

    Artikel 27, lid 3

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel

    3.   De beroepsprocedure moet eerlijk, billijk, tijdig en niet buitensporig kostbaar zijn, en voorzien in adequate en doeltreffende verhaalmechanismen, met inbegrip van een rechterlijk bevel waar zulks passend is.

    3.   De beroepsprocedure moet eerlijk, billijk, tijdig en niet buitensporig kostbaar zijn, en voorzien in adequate en doeltreffende verhaalmechanismen, met inbegrip van een rechterlijk bevel waar zulks passend is. De lidstaten zorgen ervoor dat de rechtbanken of andere onafhankelijke en onpartijdige beroepsinstanties doeltreffende dwangmaatregelen kunnen opleggen

    Wijzigingsvoorstel 17

    Artikel 28, leden 2, 3, 4 en 5

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel

    2.   De lidstaten zorgen ervoor dat niet-gouvernementele organisaties die zich inzetten voor de bescherming van de gezondheid van de mens of het milieu en die aan alle eisen krachtens het nationaal recht voldoen , natuurlijke personen zoals bedoeld in lid 1 mogen vertegenwoordigen en collectieve vorderingen voor schadevergoeding mogen instellen. De vereisten van artikel 10 en artikel 12, lid 1, van Richtlijn (EU) 2020/1828 zijn van overeenkomstige toepassing op dergelijke collectieve acties.

    2.   De lidstaten zorgen ervoor dat niet-gouvernementele organisaties die zich inzetten voor de bescherming van de gezondheid van de mens of het milieu, natuurlijke personen zoals bedoeld in lid 1 mogen vertegenwoordigen en vorderingen voor schadevergoeding mogen instellen. De vereisten van artikel 10 en artikel 12, lid 1, van Richtlijn (EU) 2020/1828 zijn van overeenkomstige toepassing op dergelijke collectieve acties.

    3.   De lidstaten zorgen ervoor dat een vordering tot schadevergoeding voor een schending slechts eenmaal kan worden ingesteld door een in lid 1 bedoelde natuurlijke persoon en door de in lid 2 bedoelde niet-gouvernementele organisaties die de persoon vertegenwoordigen. De lidstaten stellen regels vast om ervoor te zorgen dat de getroffen personen niet meer dan één keer een schadevergoeding ontvangen voor dezelfde vordering tegen dezelfde bevoegde autoriteit.

    3.   De lidstaten zorgen ervoor dat een vordering tot schadevergoeding voor een schending slechts eenmaal kan worden ingesteld door een in lid 1 bedoelde natuurlijke persoon en door de in lid 2 bedoelde niet-gouvernementele organisaties die de persoon vertegenwoordigen. De lidstaten stellen regels vast om ervoor te zorgen dat de getroffen personen niet meer dan één keer een schadevergoeding ontvangen voor dezelfde vordering tegen dezelfde bevoegde autoriteit.

    4.   Wanneer een schadevordering wordt gestaafd met bewijsmateriaal waaruit blijkt dat de in lid 1 bedoelde schending de meest plausibele verklaring is voor het ontstaan van de schade bij die persoon, wordt het oorzakelijke verband tussen de schending en het ontstaan van de schade voorondersteld. De verwerende overheidsinstantie kan deze vooronderstelling weerleggen. De verweerder heeft met name het recht om de relevantie van het door de natuurlijke persoon aangevoerde bewijs en de plausibiliteit van de verstrekte uitleg te betwisten.

    4.   Wanneer een schadevordering wordt gestaafd met bewijsmateriaal, waaronder relevante wetenschappelijke gegevens, op basis waarvan kan worden aangenomen dat de in lid 1 bedoelde schending de oorzaak is of heeft bijgedragen aan het ontstaan van de schade bij die persoon, wordt het oorzakelijke verband tussen de schending en het ontstaan van de schade voorondersteld. De verwerende overheidsinstantie kan deze vooronderstelling weerleggen. De verweerder heeft met name het recht om de relevantie van het door de natuurlijke persoon aangevoerde bewijs en de plausibiliteit van de verstrekte uitleg te betwisten.

     

    4 bis.     Voor de toepassing van dit artikel worden onder “relevante wetenschappelijke gegevens” statistische, epidemiologische en andere gegevens verstaan waaruit een uit statistisch oogpunt sterk causaal verband tussen bepaalde soorten verontreiniging en bepaalde gezondheidsomstandigheden blijkt.

    5.   De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale regels en procedures in verband met eisen tot schadevergoeding, onder andere wat de bewijslast betreft, zodanig worden opgesteld en toegepast dat zij de uitoefening van het recht op vergoeding van schade krachtens lid 1 niet onmogelijk of buitensporig moeilijk maken.

    5.   De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale regels en procedures in verband met eisen tot schadevergoeding, onder andere wat de bewijslast betreft, zodanig worden opgesteld en toegepast dat zij de uitoefening van het recht op vergoeding van schade krachtens lid 1 niet onmogelijk of buitensporig moeilijk maken.

    Wijzigingsvoorstel 18

    Bijlage I, afdeling 1

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Tabel 1 — Grenswaarden voor de bescherming van de gezondheid van de mens die uiterlijk op 1 januari 2030 moeten zijn bereikt

    Middelingstijd

    Grenswaarde

     

    PM2,5

     

     

    1 dag

    25 μg/m3

    mag niet vaker dan 18 keer per kalenderjaar worden overschreden

    Kalenderjaar

    10 μg/m3

     

    PM10

     

     

    1 dag

    45 μg/m3

    mag niet vaker dan 18 keer per kalenderjaar worden overschreden

    Kalenderjaar

    20 μg/m3

     

    Stikstofdioxide (NO2)

    1 uur

    200 μg/m3

    mag niet vaker dan één keer per kalenderjaar worden overschreden

    1 dag

    50 μg/m3

    mag niet vaker dan 18 keer per kalenderjaar worden overschreden

    Kalenderjaar

    20 μg/m3

     

    Zwaveldioxide (SO2)

    1 uur

    350 μg/m3

    mag niet vaker dan één keer per kalenderjaar worden overschreden

    1 dag

    50 μg/m3

    mag niet vaker dan 18 keer per kalenderjaar worden overschreden

    Kalenderjaar

    20 μg/m3

     

    Benzeen

    Kalenderjaar

    3,4  μg/m3

     

    Koolmonoxide (CO)

    Hoogste 8-uurgemiddelde van een dag (1)

    10 mg/m3

     

    1 dag

    4 mg/m3

    mag niet vaker dan 18 keer per kalenderjaar worden overschreden

    Lood (Pb)

     

     

    Kalenderjaar

    0,5  μg/m3

     

    Arseen (As)

     

     

    Kalenderjaar

    6,0  ng/m3

     

    cadmium (Cd)

     

     

    Kalenderjaar

    5,0  ng/m3

     

    Nikkel (Ni)

     

     

    Kalenderjaar

    20 ng/m3

     

    Benzo(a)pyreen

     

     

    Kalenderjaar

    1,0  ng/m3

     


    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    Tabel 1 — Grenswaarden voor de bescherming van de gezondheid van de mens die uiterlijk op 1 januari 2030 moeten zijn bereikt

    Middelingstijd

    Grenswaarde

     

    PM2,5

     

     

    1 dag

    25 μg/m3

    mag niet vaker dan 18 keer per kalenderjaar worden overschreden

    Kalenderjaar

    10 μg/m3

     

    PM10

     

     

    1 dag

    45 μg/m3

    mag niet vaker dan 18 keer per kalenderjaar worden overschreden

    Kalenderjaar

    20 μg/m3

     

    Stikstofdioxide (NO2)

    1 uur

    200 μg/m3

    mag niet vaker dan één keer per kalenderjaar worden overschreden

    1 dag

    50 μg/m3

    mag niet vaker dan 18 keer per kalenderjaar worden overschreden

    Kalenderjaar

    20 μg/m3

     

    Zwaveldioxide (SO2)

    1 uur

    350 μg/m3

    mag niet vaker dan één keer per kalenderjaar worden overschreden

    1 dag

    50 μg/m3

    mag niet vaker dan 18 keer per kalenderjaar worden overschreden

    Kalenderjaar

    20 μg/m3

     

    Benzeen

    Kalenderjaar

    3,4  μg/m3

     

    Koolmonoxide (CO)

    Hoogste 8-uurgemiddelde van een dag (2)

    10 mg/m3

     

    1 dag

    4 mg/m3

    mag niet vaker dan 18 keer per kalenderjaar worden overschreden

    Lood (Pb)

     

     

    Kalenderjaar

    0,5  μg/m3

     

    Arseen (As)

     

     

    Kalenderjaar

    6,0  ng/m3

     

    cadmium (Cd)

     

     

    Kalenderjaar

    5,0  ng/m3

     

    Nikkel (Ni)

     

     

    Kalenderjaar

    20 ng/m3

     

    Benzo(a)pyreen

     

     

    Kalenderjaar

    1,0  ng/m3

     

    Tabel 1a — Grenswaarden voor de bescherming van de gezondheid van de mens die uiterlijk op 1 januari 2035 moeten zijn bereikt

    Middelingstijd

    Grenswaarde

     

    PM2,5

     

     

    1 dag

    15 μg/m3

    mag niet vaker dan 3 keer per kalenderjaar worden overschreden

    Kalenderjaar

    5 μg/m3

     

    PM10

     

     

    1 dag

    45 μg/m3

    mag niet vaker dan 3 keer per kalenderjaar worden overschreden

    Kalenderjaar

    15 μg/m3

     

    Stikstofdioxide (NO2)

    1 uur

    200 μg/m3

    mag niet vaker dan één keer per kalenderjaar worden overschreden

    1 dag

    25 μg/m3

    mag niet vaker dan 3 keer per kalenderjaar worden overschreden

    Kalenderjaar

    10 μg/m3

     

    Zwaveldioxide (SO2)

    1 uur

    200 μg/m3

    mag niet vaker dan één keer per kalenderjaar worden overschreden

    1 dag

    40 μg/m3

    mag niet vaker dan 3 keer per kalenderjaar worden overschreden

    Kalenderjaar

    20 μg/m3

     

    Ozon (O3)

    Piekseizoen  (3)

    60 μg/m3

     

    hoogste 8-uurgemiddelde

    van een dag  (4)

    100 μg/m3

    mag niet vaker dan 3 keer per kalenderjaar worden overschreden

    Benzeen

    Kalenderjaar

    0,17  μg/m3

     

    Koolmonoxide (CO)

    Hoogste 8-uurgemiddelde van een dag  (4)

    10 mg/m3

     

    1 dag

    4 mg/m3

    mag niet vaker dan 3 keer per kalenderjaar worden overschreden

    Lood (Pb)

     

     

    Kalenderjaar

    0,5  μg/m3

     

    Arseen (As)

     

     

    Kalenderjaar

    6,0  ng/m3

     

    cadmium (Cd)

     

     

    Kalenderjaar

    5,0  ng/m3

     

    Nikkel (Ni)

     

     

    Kalenderjaar

    20 ng/m3

     

    Benzo(a)pyreen

     

     

    Kalenderjaar

    0,12  ng/m3

     

    Motivering

    De gevolgen van luchtverontreiniging in de zin van vroegtijdige sterfgevallen, ziekten, economische gevolgen en bijdrage aan de klimaatverandering zijn onaanvaardbaar. Doortastend optreden is nodig om ervoor te zorgen dat het recht van alle EU-gemeenschappen op schone lucht wordt gerespecteerd. Het CvdR steunt de grenswaarden die de Europese Commissie voor 2030 heeft vastgesteld, maar dringt erop aan dat in 2035 volledig aan de wetenschappelijk onderbouwde luchtkwaliteitsrichtsnoeren van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) wordt voldaan.

    Wijzigingsvoorstel 19

    Bijlage IX, lid 1, punt f)

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    f)

    informatie over meetcampagnes of soortgelijke activiteiten en de resultaten daarvan.

    f)

    informatie over meetcampagnes of soortgelijke activiteiten , waaronder initiatieven voor burgerwetenschap, en de resultaten daarvan.

    Motivering

    Als burgers worden betrokken bij het toezicht op luchtverontreiniging, kan dat de kwaliteit van de gegevens en de participatie ten goede komen.

    II.   BELEIDSAANBEVELINGEN

    HET EUROPEES COMITÉ VAN DE REGIO'S (CvdR)

    1.

    wijst erop dat luchtverontreiniging niet wordt tegengehouden door EU-, nationale, regionale of lokale grenzen. Voor een adequate bestrijding van de verontreiniging mogen lokale gebieden en regio's niet aan hun lot worden overgelaten en moeten zij worden betrokken bij horizontale en verticale samenwerking in het kader van een multilevel governance-aanpak over de grenzen heen.

    2.

    Het CvdR steunt de herziening van de twee richtlijnen inzake luchtkwaliteit en de samenvoeging ervan tot één richtlijn om de regels te verduidelijken en te vereenvoudigen, en ook de grenswaarden die de Europese Commissie voorstelt en waaraan in 2030 moet zijn voldaan. Het pleit ervoor dat uiterlijk in 2035 een volledige en bindende afstemming met de WHO-richtsnoeren van 2021 tot stand is gebracht teneinde de volksgezondheid te beschermen en de doelstelling van nulverontreiniging in het jaar 2050 te helpen bereiken, en steunt de invoering van een mechanisme voor regelmatige evaluatie van de luchtkwaliteitsnormen rekening houdend met de meest recente wetenschappelijke gegevens. Deze doelstellingen kunnen alleen verwezenlijkt worden als de EU en de lidstaten het eens worden over en uitvoering geven aan ambitieuze maatregelen om de bronnen van verontreiniging op alle niveaus aan te pakken;

    3.

    Uitvoering en handhaving zijn van groot belang, gezien het grote aantal schendingen van de luchtkwaliteitsnormen. Gemeenschappen moeten voldoende steun krijgen om de richtlijn volledig ten uitvoer te kunnen leggen. Het beginsel dat de vervuiler betaalt, moet volledig worden toegepast.

    4.

    Met name gezien de kosten van niet-handelen wegen de voordelen die een ambitieus beleid ter bestrijding van luchtverontreiniging met zich meebrengt voor de economie, de natuur, het klimaat en met name de gezondheid ruimschoots op tegen de kosten ervan, met name voor mensen die in kwetsbare omstandigheden leven, aangezien verontreiniging wereldwijd de belangrijkste milieuoorzaak van ziekten en vroegtijdige sterfte is. Het CvdR benadrukt de “één gezondheid”-benadering, die de verwevenheid tussen de gezondheid van mens, milieu en dier onderkent.

    5.

    Er zijn specifieke lokale gebieden waar overeenstemming met de grenswaarden voor bepaalde verontreinigende stoffen niet binnen de in tabel 1 en 1a van deel 1 van bijlage I genoemde termijn kan worden bereikt wegens locatiespecifieke dispersiekarakteristieken, orografische grensomstandigheden, ongunstige klimaatomstandigheden of grensoverschrijdende bijdragen of omdat de kosten voor de uitvoering veel hoger uitvallen dan de kosten van niet-handelen. Het CvdR is derhalve ingenomen met artikel 18 van het voorstel van de Europese Commissie, op grond waarvan gebieden waar zich specifieke problemen voordoen extra tijd krijgen om te voldoen aan de luchtkwaliteitsnormen. Het dringt aan op steun om zulke gebieden te helpen de doelstellingen voor de luchtkwaliteit te verwezenlijken.

    6.

    Het kan een lastige opgave zijn om de bestaande en geplande maatregelen nog vóór 2030 aan te scherpen voor verschillende van de relevante beleidsdossiers, zoals mobiliteit, industrie, klimaat, energie en landbouw. Om besluiten te kunnen nemen is het belangrijk dat lokale en regionale overheden inzicht krijgen in de sociale gevolgen voor inwoners, ondernemers, bezoekers en in zaken als handhaving, overgangsregelingen en financiële gevolgen. Openbare raadplegingen en tijdige en duidelijke communicatie zijn van groot belang voor een publiek draagvlak.

    7.

    Het CvdR roept de lidstaten op ervoor zorgen dat lokale en regionale overheden die gebieden vertegenwoordigen die grote kans lopen om de nodige gevolgen te ondervinden van overschrijdingen van de luchtverontreiniging, kunnen deelnemen aan raadplegingen bij het opstellen van luchtkwaliteitsplannen.

    8.

    De Commissie zou het opstellen en uitvoeren van luchtkwaliteitsplannen en latere herzieningen daarvan waar nodig moeten vergemakkelijken door middel van een uitwisseling van goede praktijken en richtsnoeren die zijn toegesneden op lokale en regionale overheden.

    9.

    Er moet worden gezorgd voor samenhang tussen de door de EU gefinancierde projecten en het beleid van nationale, regionale en lokale overheden, om de impact ervan te maximaliseren.

    10.

    Luchtverontreiniging is een grensoverschrijdend fenomeen. Het ligt niet volledig in de macht van een gemeente of provincie om met een lokaal programma te bewerkstelligen dat aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit wordt voldaan. Het is van fundamenteel belang dat de EU en de lidstaten overeenstemming bereiken over een coherent bronbeleid en coherente wetgeving waarmee zij, en lokale overheden, de doelstellingen voor de luchtkwaliteit kunnen verwezenlijken.

    11.

    Er is een algemeen gebrek aan specifieke EU-financiering voor de luchtkwaliteit. De EU zou de overgang naar betere luchtkwaliteit moeten ondersteunen door:

    nieuwe beter afgestemde of specifieke EU-financieringsmogelijkheden te bieden en de toegang tot bestaande financieringsmogelijkheden te vereenvoudigen en te verbeteren, met name in het kader van EFRO, LIFE en Elfpo;

    de financieringsmogelijkheden voor de klimaattransitie, zoals het Fonds voor een rechtvaardige transitie of het sociaal klimaatfonds, uit te breiden of aan te passen zodat de middelen ook gebruikt kunnen worden voor de transitie naar een betere luchtkwaliteit;

    technische bijstand te verlenen en meertalige, op maat gesneden richtsnoeren te verschaffen inzake financiering die specifiek gericht zijn op lokale en regionale overheden;

    een modal shift van wegvervoer naar spoorvervoer te stimuleren, met name in het zware transitovervoer.

    12.

    Het CvdR dringt aan op/bepleit EU-financiering voor luchtkwaliteitsonderzoek, met name voor gebieden met structurele uitdagingen. Het CvdR maakt zich ook sterk voor EU-financiering voor toezicht, dat in sommige lidstaten mogelijk een verantwoordelijkheid van lokale en regionale overheden is.

    13.

    Er is een zorgwekkend gebrek aan stimulansen die lokale en regionale overheden met structurele uitdagingen zouden kunnen helpen hun operationele en financiële capaciteit te vergroten om de naleving van deze strengere regelgeving te vergemakkelijken en de uitvoering ervan doeltreffend te maken. Het CvdR verzoekt lokale en regionale overheden met al goede luchtkwaliteitsniveaus om deze nog verder te verhogen, in plaats van dat zij net onder de vereiste drempels blijven, met het risico dat er in de loop van de tijd een terugval optreedt.

    14.

    Inspraakprocedures en tijdige en duidelijke communicatie zijn van groot belang voor maatschappelijk draagvlak en om betrokkenen voldoende tijd te geven om te anticiperen.

    15.

    Het CvdR erkent dat een sanctiesysteem dient te worden opgezet dat er met name voor moet zorgen dat de centrale overheid op coherente en tijdige wijze in actie komt om de lokale en regionale overheden bij hun uitvoeringsmaatregelen van dienst te zijn, en dringt aan op financiële steun voor lokale en regionale overheden die niet over de bevoegdheden of middelen beschikken om zelf de luchtkwaliteitsnormen adequaat te verbeteren. Multilevel governance, horizontale coördinatie en adequate financiering zijn van essentieel belang om de uitvoering van deze richtlijn te waarborgen.

    16.

    Het CvdR steunt de verstrekking van luchtkwaliteitsindexen op basis van de luchtkwaliteitsindex van het Europees Milieuagentschap, met inachtneming van de aanbevelingen van de WHO.

    17.

    Het CvdR benadrukt dat dit initiatief van de Europese Commissie verband houdt met de follow-up van de Conferentie over de toekomst van Europa (COFE). Het is ingenomen met de in dat kader gedane voorstellen ter bestrijding van vervuiling en is van mening dat de aanbevelingen in dit advies kunnen bijdragen tot de algemene doelstellingen in dit verband.

    18.

    Publieksvoorlichting over de luchtkwaliteit is van groot belang, met name voor kwetsbare groepen. Hierbij kan een rol zijn weggelegd voor lokale en regionale overheden, die naar behoren moeten worden geïnformeerd en de middelen moeten krijgen om in alle EU-gemeenschappen het bewustzijn te vergroten.

    19.

    Het CvdR is er voorstander van dat lokale gemeenschappen en burgerwetenschap een rol spelen bij het toezicht op verontreiniging, als aanvulling op de standaardmonitoring. Het CvdR is voor goede praktijken en steunt nader onderzoek om goedkope, voor burgerwetenschap gebruikte sensoren te verbeteren.

    20.

    Luchtverontreiniging is een van de belangrijkste oorzaken van kanker, met name longkanker. Strengere luchtkwaliteitsnormen zouden ook bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het in december 2021 gepubliceerde Europees kankerbestrijdingsplan (5).

    21.

    Het CvdR kan zich vinden in de rechtsgrond waarop de Europese Commissie de bevoegdheid van de EU voor dit voorstel baseert. Op grond van artikel 192 VWEU is de EU immers bevoegd om maatregelen te treffen ter verbetering van de luchtkwaliteit. Het wetgevingsvoorstel lijkt geen algemene problemen op te leveren wat betreft de inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel, gezien het grensoverschrijdende karakter van luchtverontreiniging en de mogelijkheid om specifieke territoriale benaderingen vast te stellen om aan de voorgestelde normen te voldoen; evenmin lijkt het voorstel algemene problemen op te leveren wat betreft de inachtneming van het evenredigheidsbeginsel, gezien de dringende noodzaak om de uiterst negatieve gevolgen van luchtverontreiniging tegen te gaan.

    22.

    Om zijn prerogatieven ten volle te kunnen uitoefenen, verzoekt het Europees Comité van de Regio’s om toegang tot alle documenten (met bijzondere aandacht voor de “vierkolommentabel”) die de medewetgevers tijdens de trialoogvergaderingen over het onderhavige wetgevingsvoorstel uitwisselen.

    Brussel, 5 juli 2023.

    De voorzitter van het Europees Comité van de Regio's

    Vasco ALVES CORDEIRO


    (75)  Besluit (EU) 2022/591 van het Europees Parlement en de Raad van 6 april 2022 betreffende een algemeen milieuactieprogramma voor de Europese Unie voor de periode tot en met 2030 (PB L 114 van 12.4.2022, blz. 22).

    (75)  Besluit (EU) 2022/591 van het Europees Parlement en de Raad van 6 april 2022 betreffende een algemeen milieuactieprogramma voor de Europese Unie voor de periode tot en met 2030 (PB L 114 van 12.4.2022, blz. 22).

    (1)  De hoogste 8-uurgemiddelde concentratie per dag wordt bepaald door analyse van de voortschrijdende gemiddelden over perioden van 8 uur, die ieder uur worden berekend op basis van de uurwaarden. […]

    (2)  De hoogste 8-uurgemiddelde concentratie per dag wordt bepaald door analyse van de voortschrijdende gemiddelden over perioden van 8 uur, die ieder uur worden berekend op basis van de uurwaarden. […]

    (3)   Gemiddelde van de dagelijkse hoogste 8-uurgemiddelde O3-concentratie in de zes opeenvolgende maanden met de hoogste zesmaandelijkse voortschrijdende gemiddelde O3-concentratie

    (4)   De hoogste 8-uurgemiddelde concentratie per dag wordt bepaald door analyse van de voortschrijdende gemiddelden over perioden van 8 uur, die ieder uur worden berekend op basis van de uurwaarden. […]

    (5)  Het Europees kankerbestrijdingsplan, Europese Commissie, 2021.


    ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2023/251/oj

    ISSN 1977-0995 (electronic edition)


    Top