EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52022AE5991

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité inzake het verslag van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Europees Comité van de Regio’s — Stand van de energie-unie 2022 (op grond van Verordening (EU) 2018/1999 inzake de governance van de energie-unie en van de klimaatactie) (COM(2022) 547 final)

EESC 2022/05991

PB C 184 van 25.5.2023, p. 88–92 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

25.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 184/88


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité inzake het verslag van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Europees Comité van de Regio’s — Stand van de energie-unie 2022 (op grond van Verordening (EU) 2018/1999 inzake de governance van de energie-unie en van de klimaatactie)

(COM(2022) 547 final)

(2023/C 184/16)

Rapporteurs: Marcin NOWACKI, Angelo PAGLIARA, Lutz RIBBE

Raadpleging

Europese Commissie, 25.11.2022

Rechtsgrond

Artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

Bevoegde afdeling

Vervoer, Energie, Infrastructuur en Informatiemaatschappij

Goedkeuring door de afdeling

7.3.2023

Goedkeuring door de voltallige vergadering

22.3.2023

Zitting nr.

577

Stemuitslag

(voor/tegen/onthoudingen)

208/4/7

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1.

In haar verslag over de stand van de energie-unie van 2022 presenteert de Europese Commissie een vrij optimistische reflectie over de maatregelen en doelstellingen van de voorbije maanden.

1.2.

Bij lezing van het verslag wordt duidelijk dat tal van doelstellingen die vóór de oorlog tegen Oekraïne te ambitieus leken, nu worden voorgesteld als realistische antwoorden op de energiecrisis. De vraag dringt zich op wat de EU als geheel ervan heeft weerhouden om vóór 24 februari 2022 besluitvaardiger op te treden op het gebied van klimaatbescherming, voorzieningszekerheid, energie-autonomie en de veerkracht van het Europese energiesysteem.

1.3.

Hoewel de verschillende feiten en cijfers die in de mededeling worden aangehaald leerzaam zijn, gaat het bij de energie-unie om veel meer dan wiskundig of statistisch vast te stellen doelstellingen voor de uitrol van hernieuwbare energie, energiebesparing of emissiereductie. Het EESC wijst erop dat de energie-unie in de eerste plaats een politiek project is met de volgende nauwkeurig omschreven beleidsdoelstellingen, die als visies worden omschreven (1):

(1)

een energie-unie gebaseerd op solidariteit en vertrouwen tussen de lidstaten die met één stem spreken op de internationale fora;

(2)

een geïntegreerd energiesysteem waarbinnen energie vrijelijk stroomt over de grenzen heen, op basis van mededinging, effectieve regulering en een optimaal bronnengebruik;

(3)

een duurzame, koolstofarme en klimaatvriendelijke economie, ontworpen voor de lange termijn;

(4)

sterke, innovatieve en concurrerende Europese ondernemingen die de producten en technologie ontwikkelen die nodig zijn om de energie-efficiëntie te verbeteren en de koolstofuitstoot terug te dringen, met lagere energierekeningen, een actieve marktdeelname en bescherming van kwetsbare consumenten;

(5)

het ontwikkelen van de vaardigheden van de Europese beroepsbevolking die nodig zijn om de energie-economie op te bouwen en te beheren;

(6)

het scheppen van beleggersvertrouwen met prijssignalen die gebaseerd zijn op langetermijnbehoeften en -beleidsdoelstellingen, wat onder meer veronderstelt dat subsidies voor fossiele energiebronnen geleidelijk worden afgeschaft, en

(7)

een energie-unie waarin de burger centraal staat, inspraak heeft in en controle heeft over de omvorming van het energiesysteem, de vruchten plukt van nieuwe technologieën in de vorm van lagere energierekeningen, een actieve marktdeelnemer is, en als consument bescherming geniet wanneer hij of zij zich in een kwetsbare situatie bevindt.

Het verslag bevat een beschrijving van de tot dusver genomen of geplande maatregelen ter verwezenlijking van deze visies. Het EESC betreurt echter dat de uiteenzetting in het verslag geen betrekking heeft op de visies, maar op de vijf elkaar wederzijds versterkende en nauw met elkaar samenhangende dimensies die voor meer energiezekerheid, duurzaamheid en concurrentievermogen moeten zorgen. Deze dubbele reeks doelstellingen of visies enerzijds en dimensies anderzijds maakt het uiterst moeilijk om de vorderingen met deze visies te volgen, ook omdat bijvoorbeeld de kwestie van burgers die centraal staan in de energie-unie of de behoefte aan bij- en omscholing van de beroepsbevolking verband houden met verscheidene dimensies. Het EESC betreurt dat dit het zeer moeilijk maakt om de vooruitgang te volgen die is geboekt bij de verwezenlijking van de doelstellingen van de strategie voor de energie-unie.

1.4.

In de mededeling wordt terecht verwezen naar het door het EESC gesteunde plan REPowerEU, dat de Green Deal en het maatregelenpakket “Fit for 55” nieuw leven heeft ingeblazen en versterkt. Diversificatie, besparingen, voorzieningszekerheid en een versnelde ontwikkeling van hernieuwbare energiebronnen staan hierin centraal. De huidige klimaat- en energiecrisis en het gebrek aan zekerheid, stabiliteit en voorspelbaarheid van de voorziening en de prijzen vergen evenwel het uiterste van de EU. De crisis zou minder ernstig zijn als men eerder gerichtere maatregelen had genomen en bijvoorbeeld de eigen doelstellingen van de EU (zoals die van de Europese energie-unie) serieuzer had genomen.

1.5.

Volgens het verslag over de stand van de energie-unie 2022 moet tussen nu en 2030 naar schatting 300 miljard EUR aan overheidsgeld worden geïnvesteerd in de verschillende pakketten maatregelen om de afhankelijkheid van Russische fossiele brandstoffen tot nul terug te dringen. Dit zal aanzienlijke gevolgen hebben voor de totale begroting van de EU. Daarnaast zullen verdere particuliere investeringen nodig zijn, met inbegrip van investeringen door Europese burgers. Het EESC vindt dat de middelen zodanig moeten worden besteed dat zij helpen de bovengenoemde doelstellingen van de energie-unie te bereiken. Bovendien mogen de uitgaven niet leiden tot een vermindering van de middelen voor de rechtvaardige transitie, voor onderzoek en innovatie of voor bedrijven en consumenten die te lijden hebben onder de stijgende energieprijzen.

1.6.

De ongekende stijging van de energieprijzen als gevolg van de Russische inval in Oekraïne heeft enorme sociale en economische gevolgen, ook voor de industriële en productiestructuur van landen. Het EESC onderstreept het gebrek aan duidelijke Europese coördinatie tijdens de energiecrisis en pleit, als onderdeel van de respons hierop, voor de invoering van een op het SURE-model gebaseerd instrument ter ondersteuning van werknemers en bedrijven in moeilijkheden.

1.7.

Door recente gebeurtenissen is het potentiële risico op cyberaanvallen en sabotage van kritieke infrastructuur zoals het energienetwerk en elektriciteitscentrales toegenomen. Het EESC beveelt daarom aan een alomvattende strategie te ontwerpen en goed te keuren om de EU tegen zulke bedreigingen te beschermen.

1.8.

De belangrijkste strategische doelstelling van de EU-lidstaten op middellange termijn moet energie-autonomie blijven, vooral tegen de achtergrond van de oorlog in Oekraïne en met het oog op een mogelijke verdere complicatie van de internationale situatie. Onder “strategische autonomie op energiegebied” verstaat het EESC een politiek concept dat de toekomstige energiemarkt van de EU gestalte zal helpen geven, waarbij de EU op autonome wijze besluiten neemt die haar op energiegebied onafhankelijk maken van onbetrouwbare leveranciers. Het EESC betreurt dat deze kwestie onvoldoende aan bod komt in het verslag en nog steeds op de achtergrond blijft, want de aandacht gaat uitsluitend naar onafhankelijkheid van de invoer van energie uit Rusland.

1.9.

Om de EU-doelstellingen inzake strategische autonomie te verwezenlijken, verzoekt het EESC de Raad en de Commissie passende instrumenten te ontwikkelen, onder meer via de oprichting van Europees soevereiniteitsfonds, om investeringen in schone binnenlandse energietechnologieën en energie-infrastructuur te bevorderen. Tegelijkertijd is het van cruciaal belang de lidstaten aan te sporen de middelen optimaal en efficiënt in te zetten voor de ontwikkeling van schone energie. Een dergelijke strategie moet ook richtsnoeren bevatten over hoe bedrijven, publieke instanties, burgers en energiegemeenschappen kunnen worden aangemoedigd om meer te investeren. De momenteel beschikbare instrumenten en middelen lijken niet toegerust op de grote uitdagingen. Het EESC verzoekt de Commissie bijzondere aandacht te besteden aan de milieueffecten van nieuwe hulpbronnen en leveringen en aan nieuwe afhankelijkheden ten aanzien van derde landen.

1.10.

Het EESC stelt een bottom-upaanpak voor om de energie-autonomie te versterken. Op die manier kunnen de in paragraaf 1.3 genoemde doelstellingen gemakkelijker worden verwezenlijkt.

1.11.

De Green Deal gaat nog niet gepaard met het sociale beleid dat nodig is voor een rechtvaardige transitie. Aangezien het transitieproces grote gevolgen zal hebben voor de werkgelegenheid en de industriële structuur, betreurt het EESC dat in het verslag onvoldoende aandacht wordt besteed aan het belang van een alomvattend beleid op het gebied van werkgelegenheid, vaardigheden en sociale zaken. Investeringen in onderwijs, omscholing en bijscholing moeten worden gezien als een sociaal-economische verantwoordelijkheid.

2.   Algemene opmerkingen

2.1

Het ideale antwoord op de aanbodschok als gevolg van de Russische agressie tegen Oekraïne zou een energiesysteem zijn dat voor 100 % gebaseerd is op in Europa opgewekte schone energie. Dat antwoord strookt ook met de strategische doelstellingen van de energie-unie. Het EESC beseft dat de meningen over de vraag of dit doel kan worden bereikt, uiteenlopen. In het verwachte scenario zou een dergelijk energiesysteem echter het grote voordeel hebben van absolute autonomie en grote veerkracht. Zodra de kapitaaluitgaven voor installaties voor hernieuwbare energie, slimme technologieën, schoon vervoer en energie-efficiëntie zijn geherfinancierd, zou het systeem de eindverbruikers de meest betaalbare energie leveren, terwijl de lokale en regionale economieën worden versterkt en er meer banen worden gecreëerd dan in het oude systeem. Al deze voordelen worden duidelijk beschreven in de respectieve overwegingen van het pakket schone energie. Hoewel hernieuwbare energie het in theorie mogelijk maakt om in operationele zin voor energieautonomie te zorgen, moet er nog steeds voor worden gezorgd dat het hele ecosysteem, met inbegrip van het materiaal voor de installaties voor hernieuwbare energie zelf, lokale productie mogelijk maakt. Uit het verslag over de stand van de energie-unie blijkt echter dat het Europese energiesysteem nog ver van dit doel verwijderd is.

2.2

Dat maakt differentiatie dus noodzakelijk. Als absolute autonomie niet haalbaar is, zal de EU strategische autonomie nodig hebben. Bij strategische autonomie moet worden bepaald in hoeverre energie-import in de toekomst onvermijdelijk zal blijven en wat dit betekent voor de kwetsbaarheid/weerbaarheid van het Europese energiesysteem. Het verslag over de stand van de energie-unie geeft echter geen antwoord op deze vraag, noch bevat enige andere strategienota van de Commissie aanwijzingen in die zin.

2.3

Om de in paragraaf 2.2 gestelde vraag te beantwoorden, moet worden berekend welke bijdrage hernieuwbare energie, met inbegrip van elektriciteitsopslag, vraagbeheersing en andere flexibiliteitsopties, levert om tegemoet te komen aan de vraag in de sectoren elektriciteit, verwarming en vervoer (minimale capaciteitsfactor). De minimale capaciteitsfactor is het deel van de geïnstalleerde capaciteit van een elektriciteitscentrale dat te allen tijde kan worden aangesproken. Aangezien hernieuwbare energiebronnen decentrale energiebronnen zijn, is het zinvol deze beoordeling te beginnen op de plaats waar ze worden opgewekt. Volgens deze aanpak zou de minimale capaciteitsfactor eerst op lokaal niveau (bijv. op districtsniveau) moeten worden bepaald. Daarmee wordt de bijdrage uitgedrukt die prosumenten, gemeenschappen voor hernieuwbare energie en andere producenten kunnen leveren. Een van de doelstellingen van of visies op de energie-unie — de burger centraal stellen in het energiesysteem — moet op lokaal niveau worden uitgevoerd. Daarop volgt het regionale niveau, waar tekorten (minimale capaciteitsfactor van minder dan 100 %) en overschotten (minimale capaciteitsfactor van meer dan 100 %) zoveel mogelijk in evenwicht kunnen worden gebracht. Daarna zouden het interregionale, het nationale en uiteindelijk het Europese niveau volgen. Aangezien hernieuwbare energiebronnen aanzienlijke systeemkosten voor de energie-infrastructuur met zich meebrengen, bestaat het hoofddoel erin dat uit hernieuwbare energiebronnen opgewekte energie lokaal wordt verbruikt; zo niet moeten de kosten door de energieproducenten worden gedragen.

2.4

De in paragraaf 2.3 beschreven bottom-upaanpak sluit het best aan bij de aard van hernieuwbare energiebronnen en flexibiliteitsopties ten aanzien van producenten van elke omvang, waaronder zowel grote energiecentrales als kleine producenten, met inbegrip van zogenaamde prosumenten.

2.5

De in paragraaf 2.3 beschreven aanpak heeft drie fundamentele voordelen voor de energie-unie.

2.5.1

Ten eerste moet vanuit het oogpunt van een investeringsplanning worden geanticipeerd op de omvang van de energie-invoer in de EU die nu en in de toekomst nodig is. Alleen dan kunnen slechte investeringen en vooral lock-in-effecten worden vermeden. Concreet: zonder de hierboven beschreven analyse is het niet mogelijk de werkelijke vraag naar LNG voor 2025, 2030 en 2035 correct te voorspellen. Aankoopbeslissingen, vooral die op basis van langetermijncontracten, dreigen verkeerd uit te pakken als de minimale capaciteitsfactoren niet op lokaal, regionaal, interregionaal en Europees niveau worden onderzocht. Dit is van bijzonder belang omdat langetermijncontracten nodig zijn om LNG nu veilig te stellen. Het succes van de energie-unie hangt af van deze analyse, maar die ontbreekt nu juist.

2.5.2

De analyse van de minimale capaciteitsfactoren van duurzame energie, met inbegrip van flexibiliteitsopties, op lokaal, regionaal, interregionaal en Europees niveau heeft een tweede voordeel. Dit zou bijdragen tot een toekomstgerichte planning van de energie-infrastructuur, die het elektriciteitsnet, het distributienetwerk voor koolstofarm gas en de systemen voor stadsverwarming omvat. Het is uiterst belangrijk hier op te merken dat de gasinfrastructuur in Europa gereed moet zijn voor het gebruik van waterstof. Momenteel bestaat er echter geen betrouwbaar criterium voor de gereedheid voor het gebruik van waterstof. Het EESC roept de Commissie op met de ontwikkeling van dergelijke normen te beginnen, zodat zij zo spoedig mogelijk een voorstel kan indienen.

2.5.3

Een derde voordeel hangt nauw samen met het voordeel dat in paragraaf 1.10 is genoemd: de stabiliteit van het systeem moet opnieuw worden bekeken. De toekomstige transmissie- en distributienetwerken in Europa en in de lidstaten van de EU moeten bestaan uit een matrix van gestandaardiseerde, onderling verbonden koppelingen en zowel centraal beheerde hoogspanningslijnen als energiecoöperaties op basis van commerciële midden- en laagspanningslijnen omvatten. Op lokaal niveau is het van essentieel belang de ontplooiing van gedecentraliseerde energie te versnellen en de ontwikkeling ervan te vergemakkelijken via juridische en organisatorische mechanismen om zogenaamde directe lijnen te exploiteren, kabels te bundelen en samen te werken met producenten van hernieuwbare energie op basis van gemeenschappelijke en duidelijke beginselen in het kader van stroomafnameovereenkomsten.

2.6

Momenteel zijn de transmissienetbeheerders op nationaal niveau niet voldoende geïnteresseerd in de ontwikkeling van lokale netwerken die de flexibiliteit in de elektriciteitssector zouden vergroten, aangezien die volgens hen het elektriciteitsnet zouden kunnen destabiliseren. Distributienetbeheerders worden niet aangemoedigd in lokale netwerken te investeren omdat het huidige politieke en regelgevingsklimaat geen duidelijke richtsnoeren biedt. De netvergoedingsregeling stimuleert alleen de transmissie en de distributie van elektriciteit. Er worden geen stimulansen gegeven voor slim elektriciteitsbeheer. Het EESC is ervan overtuigd dat de ontwikkeling van energiecoöperaties en van het prosumentenmodel voor energieopwekking het mogelijk maakt de voorzieningszekerheid op lokaal niveau te verbeteren en de netbelasting te verminderen. Lokaal verbruik van “volatiele” hernieuwbare energie vermindert de druk op het net; daarom verdient zulk verbruik de voorkeur wanneer dit hulpbronnen- en kostenefficiënt is. Prosumenten en energiegemeenschappen (met medewerking van energiedistributeurs, lokale overheden, ondernemers en burgers) kunnen de beschikbare hulpbronnen en de vraag naar elektriciteit in huishoudens, in bedrijven en in openbare gebouwen met elkaar in evenwicht brengen — vooral dankzij de ontwikkeling van technologieën voor energieopslag en digitale technologieën. Het EESC wijst erop dat elektriciteitsdistributeurs in dit verband in een belangenconflict kunnen verkeren en verzoekt de bevoegde toezichthoudende autoriteiten maatregelen te overwegen om negatieve gevolgen van verticale integratie te voorkomen.

2.7

Gezien de in paragraaf 2.6 beschreven ontoereikende praktijken wordt het des te belangrijker de in paragraaf 2.3 beschreven aanpak te volgen om de drie voordelen van paragraaf 2.5.1, 2.5.2 en 2.5.3 te verwezenlijken. Het EESC verzoekt de Commissie dan ook een voorstel uit te werken om deze aanpak in haar beleid voor de energie-unie op te nemen. Om het strategische perspectief van energie-onafhankelijkheid te verwezenlijken, ongeacht de noodmaatregelen die het afgelopen jaar nodig waren, is het noodzakelijk de volgende aspecten voortdurend te controleren en te ontwikkelen:

het evenwicht tussen de bestaande hulpbronnen (olie, gas, hernieuwbare en nucleaire bronnen, enz.);

het evenwicht tussen de potentiële hulpbronnen (exploratie, winning van conventionele hulpbronnen, ontwikkeling van innovatieve technologieën enz.);

de planning en prioritering met het oog op een optimale ontwikkeling van de verschillende energiebronnen in Europa, alsmede de financieringsregeling van de strategie voor een onafhankelijke energievoorziening.

Dat betekent ook dat moet worden beoordeeld welke nog in bedrijf zijnde centrales moeten worden behouden en welke oude installaties, met inbegrip van conventionele, moeten worden vervangen in een soepel en complementair proces. Er moet ook een analyse worden gemaakt van de kosten en baten van omzetting van methaan met stoom (SMR) en technologieën voor het afvangen en opslaan van koolstof (CCS)/het afvangen en gebruiken van koolstof (CCU).

2.8

In dit verband wijst het EESC er nogmaals op dat het uiterst belangrijk is dat vergunningen voor projecten voor hernieuwbare energie sneller worden afgegeven. Dit is een belangrijke maatregel die vrij gemakkelijk uit te voeren is. Door de hoeveelheid bureaucratie lopen sommige projecten duidelijk vertraging op, vooral projecten met een grote productiecapaciteit. Het EESC erkent en apprecieert de inspanningen van de Commissie in dit verband, maar nu is het tijd voor echte verandering.

2.9

Bij de uitvoering van de in paragraaf 2.5.3 genoemde taak zou de Commissie ook rekening moeten houden met het strategische verband tussen de Europese energiestrategie en de noodzaak van een sterk, duurzaam en innovatief Europees industrieel systeem, wat tot nu toe niet het geval is geweest in de verslagen over de stand van de energie-unie. In zijn advies over de stand van de energie-unie 2021 (TEN 767) heeft het EESC aanbevolen om bij de governance en het beheer van de energie-unie beter na te denken over synergieën met de nieuwe industriestrategie van de EU. Het EESC roept de Europese Commissie op om vanaf het volgende verslag rekening te houden met het belang van dit strategische verband en het beter af te stemmen op het strategisch prognoseverslag.

2.10

Ook wordt de centrale en actieve rol van de burgers, die in het middelpunt van het beleid zouden moeten staan, zowel in het document als in de bijlagen onvoldoende in aanmerking genomen. Het EESC is ervan overtuigd dat de burgers centraal moeten staan in de energie-unie door hen in de markt te integreren en hen tot echte “prosumenten” te maken. Het concept “prosumptie” moet worden verruimd tot het delen van energie, virtuele zelfconsumptie en andere gevallen van prosumptie waarbij gebruik wordt gemaakt van het openbare net. Daarom roept het EESC de beleidsmakers op om alle maatregelen die nodig zijn om consumenten in staat te stellen energieprosumenten te worden, aan te moedigen en te bevorderen.

2.11

De lidstaten zijn verplicht om voor juni 2023 hun nationale energie- en klimaatplannen in te dienen. Daarom moeten zij een duidelijke boodschap krijgen met een routekaart, zodat zij hun energietransitietraject naar behoren kunnen plannen, zoals beschreven in paragraaf 2.3 en rekening houdend met de aanbevelingen in de paragrafen 2.7, 2.8 en 2.9.

2.12

De geplande maatregelen voor de herinrichting van de markt moeten in de bovengenoemde context worden geplaatst. Het EESC is het ermee eens dat er maatregelen nodig zijn om de opzet van de elektriciteitsmarkt in de EU te optimaliseren en te verbeteren, ook met het oog op de toekomstige evolutie van het energielandschap zoals beschreven in paragraaf 2.3, nieuwe technologieën, geopolitieke ontwikkelingen en de lessen die uit de huidige crisis zijn getrokken. Het EESC is ingenomen met het voornemen van de Commissie om het REMIT-kader te herzien teneinde de risico’s van marktmisbruik te beperken, en dringt erop aan dat zij alle nodige maatregelen neemt om de marktwerking te vrijwaren en prijsdistorsie en speculatie te voorkomen. De Europese energiemarkt mag niet mag functioneren zoals de financiële markten. De interne energiemarkt moet een realistisch beeld geven van het energiesysteem in Europa. Het EESC wijst op het recente verslag van de Europese Rekenkamer waarin wordt gewezen op de ontoereikendheid van de middelen van ACER om markttoezicht te kunnen uitoefenen teneinde misbruik te voorkomen, en verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat ACER zijn taken op dit gebied kan vervullen.

2.13

Het EESC vindt het zorgwekkend dat de subsidies voor hernieuwbare energie in 2021 zijn gedaald, terwijl de subsidies voor fossiele brandstoffen stabiel blijven. Na de crisis zijn beslissende stappen nodig om een einde te maken aan de “subsidiestrijd” tussen hernieuwbare en fossiele energiebronnen. In haar verslag gaat de Commissie hier niet op in.

2.14

Het EESC wijst erop dat in het verslag over de stand van de energie-unie 2022 de kwestie van de kosten en gevolgen van de pijler “vermindering van de vraag naar energie” van de EU-strategie onvoldoende aan bod komt. Het EESC beveelt de Commissie dan ook aan nader te onderzoeken hoe deze vermindering in elke regionale context kan uitpakken en welke instrumenten nodig zijn om de gevolgen ervan te verzachten.

2.15

Het klimaatbeleid zal grote gevolgen hebben voor werknemers en bedrijven en zal uitgebreide opleiding, omscholing en bijscholing vergen. Deze overgang moet worden aangegrepen om in alle sectoren en regio’s kwaliteitsbanen met goede arbeidsvoorwaarden te scheppen. De “rechtvaardige transitie” komt in het verslag onvoldoende aan bod. Het EESC dringt er bij de Commissie op aan het mechanisme voor een rechtvaardige transitie te versterken en bijzondere aandacht te besteden aan de gevolgen voor werknemers, banen en het industriële bestel. Evenzo moeten de sociale partners voortdurend en structureel worden betrokken bij de ontwikkeling van beleid inzake duurzaamheid, veiligheid en solidariteit. De “rechtvaardige transitie” is niet alleen een kwestie van financiering. Het gaat er daarbij ook om dat de werknemersrechten worden beschermd, er fatsoenlijke banen worden gecreëerd, er wordt gezorgd voor kwalitatief hoogwaardige werkgelegenheid en sociale zekerheid en het concurrentievermogen van Europese ondernemingen in stand wordt gehouden en verder wordt vergroot. Dit vereist gerichte maatregelen op alle niveaus, en met name op regionale schaal.

Brussel, 22 maart 2023.

Voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Christa SCHWENG


(1)  Zie COM(2015) 80 final “Een kaderstrategie voor een schokbestendige energie-unie met een toekomstgericht beleid inzake klimaatverandering”.


Top