Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52022AE4806

    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de koers bepalen voor een duurzame blauwe planeet — Gezamenlijke mededeling over de EU-agenda voor internationale oceaangovernance (JOIN(2022) 28 final)

    EESC 2022/04806

    PB C 140 van 21.4.2023, p. 61–68 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    21.4.2023   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 140/61


    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de koers bepalen voor een duurzame blauwe planeet — Gezamenlijke mededeling over de EU-agenda voor internationale oceaangovernance

    (JOIN(2022) 28 final)

    (2023/C 140/11)

    Rapporteur:

    Stefano PALMIERI

    Raadpleging

    Europese Commissie, 25.11.2022

    Rechtsgrond

    Artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

    Besluit van de voltallige vergadering

    15.6.2022

    Bevoegde afdeling

    Externe Betrekkingen

    Goedkeuring door de afdeling

    20.12.2022

    Goedkeuring door de voltallige vergadering

    24.1.2023

    Zitting nr.

    575

    Stemuitslag

    (voor/tegen/onthoudingen)

    184/0/1

    1.   Conclusies en aanbevelingen

    1.1.

    Oceaangovernance mag niet louter als een “mariene aangelegenheid” worden beschouwd. Het mariene milieu vormt een complex systeem wat betreft sectoren, wetgeving, belanghebbenden op verschillende niveaus (lokaal, regionaal, mondiaal) en dimensies. Het is verweven met activiteiten, beleidsmaatregelen en acties op het land en vereist op kennis gebaseerde ondersteuning van de besluitvorming met een transdisciplinaire geïntegreerde aanpak en wetenschappelijke diplomatie. Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) is ingenomen met de voorgestelde oprichting van een intergouvernementeel panel voor oceaanduurzaamheid.

    1.2.

    Het EESC is ingenomen met de aanwijzing van beschermde mariene gebieden (MPA’s) en steunt het streven om tot koolstofneutraliteit en tot duurzame sloop van schepen te komen.

    1.3.

    Voor het nemen van besluiten en maatregelen is samenhang tussen verschillende beleidsmaatregelen en overeenkomsten nodig, met een transparante evaluatie van het evenwicht tussen haalbaarheid en impact. Het EESC ondersteunt de rol van de EU als wetgever en bij het versterken van wereldwijde netwerken en partnerschappen, met aandacht voor de rol van onderzoek en innovatie.

    1.4.

    Het EESC pleit ervoor het gebruik van goedkope vlaggen (“flags of convenience”) financieel te ontmoedigen (bijv. door de oprichting van een speciaal fonds met zekerheden voor de sloop van schepen), en stelt voor om het mechanisme voor koolstofgrenscorrectie uit te breiden tot het brede scala van verontreinigende stoffen die het mariene ecosysteem aantasten.

    1.5.

    Het EESC is ingenomen met de nultolerantieaanpak ten aanzien van illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij (IOO-visserij) en bijvangst, en moedigt de EU aan bonafide marktdeelnemers te ondersteunen in hun streven naar een duurzame instandhouding en een duurzaam beheer van visbestanden. Het EESC dringt er bij de Commissie op aan steun te verlenen aan duurzame kleinschalige en industriële visserij met een lage impact, alsmede aan “nulimpact”-aquacultuur en -algenkweek, om de ecologische, sociale en economische duurzaamheid van regio’s te waarborgen.

    1.6.

    Voor de evaluatie van de langetermijneffecten van diepzeemijnbouw op het milieu zijn nog degelijke wetenschappelijke resultaten nodig. Het EESC vindt het een goede zaak dat de Commissie het voorzorgsbeginsel hanteert en pleit voor een moratorium op de verlening van mijnbouwvergunningen door de Internationale Zeebodemautoriteit (ISA). Het EESC dringt aan op de oprichting van internationale onafhankelijke wetenschappelijke panels die besluiten en maatregelen met kennis kunnen ondersteunen.

    1.7.

    De gevolgen van niet-geëxplodeerde oorlogsmunitie, opkomende verontreinigende stoffen en natuurrampen kunnen het gebruik van de maritieme ruimte en de daaruit voortvloeiende economische en/of geopolitieke scenario’s veranderen. Het EESC onderschrijft de inspanningen die de Commissie levert om deze kwesties aan te pakken.

    1.8.

    Veiligheid en beveiliging op zee zijn van cruciaal belang. Een generatievernieuwing van vaardigheden en technologieën dringt zich op, in combinatie met fatsoenlijke leef- en werkomstandigheden. Het EESC roept de lidstaten tevens op om Verdrag nr. 188/2007 (1) van de Internationale Arbeidsorganisatie te ratificeren en ervoor te zorgen dat dit verdrag daadwerkelijk in nationaal recht wordt omgezet (2). Het EESC is ingenomen met Richtlijn (EU) 2017/159 van de Raad (3) en dringt erop aan dat het toepassingsgebied van de procedure wordt uitgebreid om de levens- en arbeidsomstandigheden te verbeteren en de gezondheid en veiligheid van werknemers in de zeevisserijsector te beschermen.

    1.9.

    Het EESC benadrukt nogmaals dat het van belang is dat de ultraperifere regio’s (4) — gelet op hun geografische kenmerken — een sleutelrol spelen in het kader van oceaangovernance, zoals duidelijk naar voren komt in COM(2022) 198 final (5) maar geheel en al onvermeld blijft in JOIN(2022) 28 final.

    1.10.

    Ten behoeve van een nieuwe en versterkte internationale oceaangovernance die door de EU wordt bevorderd, dringt het EESC erop aan dat verschillende belanghebbenden daadwerkelijk en op transparante wijze worden betrokken bij de ontwikkeling van op kennis gebaseerde beleidsondersteuning, alsook bij communicatie en outreach, en dit in elke fase van het proces, van raadpleging over en medeontwerp van plannen tot de uitvoering en eindevaluatie ervan. Nieuwe vormen van organisatiestructuur kunnen helpen om de complexe uitdagingen aan te pakken.

    1.11.

    Het EESC pleit voor een brede verspreiding van kennis over het zeerecht onder alle EU-burgers. Er is behoefte aan een internationale wet om verschillende bevoegdheidsgebieden te reguleren (kustgrenzen, economische zones, bescherming van mariene hulpbronnen, de definitie van “veilige haven” enz.), met name om de internationale verplichtingen inzake redding en bijstand op zee te verduidelijken en de begrippen gevaar en opsporings- en reddingsmethoden in wetgeving vast te leggen (6). Het EESC dringt aan op een goede handhaving van deze wet en bevestigt het fundamentele beginsel dat mensen die op zee in gevaar verkeren, zonder voorbehoud en zonder voorwaarden gered en naar een veilige haven gebracht moeten worden.

    1.12.

    Gezien het geopolitieke en ecologische belang van het noordpoolgebied is het EESC ingenomen met de toezegging van de EU om de Overeenkomst ter voorkoming van ongereglementeerde visserij op volle zee in de centrale Noordelijke IJszee onverkort ten uitvoer te leggen, en juicht het de inspanningen om beschermde mariene gebieden in het noordpoolgebied aan te wijzen en het verbod op het boren naar koolwaterstoffen toe (7).

    1.13.

    Het EESC wijst erop dat uit de geplande investeringen onvoldoende ambitie blijkt voor het aangaan van de uitdagingen op het gebied van oceaangovernance, en dringt daarom aan op de oprichting van een adequaat oceaanfonds voor het aangaan van maritieme uitdagingen.

    2.   Algemene opmerkingen bij het referentiekader

    2.1.

    Een van de belangrijkste uitdagingen voor mariene en maritieme kwesties is de samenhang tussen beleidsmaatregelen op verschillende niveaus (mondiaal, nationaal, regionaal en lokaal) en tussen sectoren. Veel tegenstrijdige eisen kunnen de maatregelen in gevaar brengen en het effect ervan drastisch verminderen.

    2.2.

    Oceaangovernance vereist op kennis gebaseerde ondersteuning van besluitvorming. De invloed van de mens op het mariene milieu is niet beperkt tot activiteiten op zee (mijnbouw, visserij, vervoer), maar omvat ook handelingen op het land die leiden tot verontreiniging op grotere schaal (afval, pesticiden, antibiotica, fosfaten, kunststof, explosieven enz.). Het is dan ook van cruciaal belang dat oceanen niet alleen in duurzameontwikkelingsdoelstelling (SDG) 14 worden opgenomen, maar ook in de doelstellingen die betrekking hebben op industriële productie en collectief gedrag. Een gezond en productief marien ecosysteem vereist een meer geïntegreerde benadering, met aspecten die niet beperkt blijven tot mariene en maritieme aangelegenheden alleen.

    2.3.

    De afgelopen jaren is de complexiteit op veel gebieden toegenomen en zijn er nieuwe governancewijzen ontstaan, voornamelijk onder impuls van de markt- en netwerkwetenschap. Complexe systemen zijn moeilijk te controleren en hun dynamiek op lange termijn laat zich niet eenvoudig voorspellen. Oceanen vormen een complex systeem, en de enorme verscheidenheid aan regels voor kust- en offshoregebieden en geschillen op het niveau van nationale regeringen en de particuliere sector wijzen erop dat er mogelijk een hernieuwde wetenschapsdiplomatie nodig is om de uitdagingen aan te pakken. Om de verschillende en onderling samenhangende dimensies te integreren, moeten volgens het EESC passende beheersinstrumenten en beleidsraakvlakken tussen de beleidsterreinen worden ontwikkeld.

    2.4.

    Het EESC ondersteunt de rol van de EU als wetgever en bij het versterken van wereldwijde netwerken en partnerschappen, met aandacht voor de rol van onderzoek en innovatie, waarbij zij oplossingen en richtsnoeren aanreikt en specifieke initiatieven stimuleert.

    3.   Beoordeling van de mededeling van de Commissie

    In dit advies wordt ingegaan op de vier gebieden van het voorstel: 1) Een sterker kader voor internationale oceaangovernance; 2) Naar een duurzame oceaan tegen 2030; 3) Beveiliging en veiligheid op zee waarborgen; 4) Kennis over de oceaan uitbouwen.

    3.1.   Een sterker kader voor internationale oceaangovernance

    3.1.1.

    Het EESC is ingenomen met de toezegging van de Commissie om de hoogste internationale normen op het gebied van transparantie, goed bestuur en een inclusieve aanpak ten aanzien van belanghebbenden in internationale organisaties zoals de Internationale Zeebodemautoriteit (ISA) en de Wereldhandelsorganisatie (WTO) te ondersteunen.

    3.1.2.

    Het EESC bevestigt nogmaals de rol van de EU op wetgevingsgebied, ook via wetenschapsdiplomatie en de versterking van wereldwijde netwerken en partnerschappen. Het Comité benadrukt met name de noodzaak om een systeem in te voeren voor toezicht op en vaststelling van passende maatregelen. De aanwijzing van beschermde mariene gebieden (MPA’s) en “andere doeltreffende gebiedsgebonden instandhoudingsmaatregelen” (OECM’s), met een streefcijfer van 30 % tegen 2030, wordt toegejuicht, op voorwaarde dat hun belang voor de werking van het oceaansysteem is erkend en de vaststelling van maatregelen gebaseerd is op de analyse van de efficiëntie en doelmatigheid in elk specifiek gebied, rekening houdend met kosten, verantwoordelijkheden, termijnen en toezicht.

    3.1.3.

    Het EESC wijst erop dat, ondanks enige technologische vooruitgang in de afgelopen jaren, de langetermijngevolgen van diepzeemijnbouw in gebieden die vele decennia geleden zijn uitgegraven nog steeds zichtbaar zijn en dat het ecosysteem zich nog aan het herstellen is (8). Het EESC vindt het een goede zaak dat het voorzorgsbeginsel wordt gehanteerd en pleit voor een moratorium op de verlening van mijnbouwvergunningen door de ISA. Het EESC dringt er bij de ISA op aan een internationaal onafhankelijk wetenschappelijk panel op te richten om op kennis gebaseerde analyses om te zetten in welomschreven beleidsbeslissingen. Het EESC stelt ook voor om investeringen in onderzoek en ontwikkeling voor alternatieve oplossingen voor uit de zeebodem gewonnen materialen te stimuleren.

    3.1.4.

    Kleinschalige kustvisserij en aquacultuur zijn cruciaal voor het voortbestaan van veel kustgemeenschappen en voor het behoud van hun cultureel erfgoed. De visserij in het algemeen en de traditionele en kleinschalige visserij in het bijzonder heeft de hoogste prijs betaald voor de economische crisis. Daarom heeft deze sector behoefte aan een specifieke strategie om een gezonde positie op de markt te heroveren (9). Het EESC pleit voor passende maatregelen om deze activiteiten te versterken, de inkomensbronnen van lokale gemeenschappen te diversifiëren (bijv. kusttoerisme en recreatieve wateractiviteiten), de heroriëntering van loopbanen te ondersteunen, steun te verlenen aan achteropgeraakte regio’s en milieuduurzaamheid te bevorderen (10).

    3.1.5.

    Het EESC is ingenomen met het nultolerantiebeleid ten aanzien van illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij en moedigt de EU aan om bonafide marktdeelnemers te ondersteunen in hun streven naar een duurzame instandhouding en een duurzaam beheer van visbestanden. Het Comité bevestigt de rol van de EU in de dialogen over visserij met derde landen om de naleving van internationale verplichtingen te bevorderen. In dit verband erkent het EESC de partnerschapsovereenkomsten inzake duurzame visserij (PODV’s) als een relevante bijdrage aan een robuust kader voor samenwerking met een aantal partnerlanden buiten de EU.

    3.1.6.

    Het noordpoolgebied wordt geconfronteerd met drastische veranderingen die het milieu en het geopolitieke evenwicht in gevaar kunnen brengen. Het EESC is ingenomen met de toezegging van de EU om de Overeenkomst ter voorkoming van ongereglementeerde visserij op volle zee in de centrale Noordelijke IJszee onverkort ten uitvoer te leggen, alsmede met de inspanningen om beschermde mariene gebieden in het noordpoolgebied aan te wijzen en met het verbod op het boren naar koolwaterstoffen (11).

    3.1.7.

    Het EESC erkent de moeilijkheden bij de uitvoering van acties in de gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht; het benadrukt hierbij dat de samenhang tussen verschillende partnerschappen en overeenkomsten moet worden gewaarborgd en ondersteunt de inspanningen van de EU bij de lopende onderhandelingen over een verdrag inzake de volle zee.

    3.2.   Naar een duurzame oceaan tegen 2030

    3.2.1.

    Het EESC is ingenomen met de toezeggingen en inspanningen om tegen 2050 koolstofneutraliteit te bereiken. Voor de EU is binnen de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) een belangrijke rol weggelegd bij het stimuleren van een mondiaal wetgevend en operationeel proces om de maritieme en visserijsector koolstofvrij te maken.

    3.2.2.

    Het EESC erkent dat het een hele opgave is om mariene vervuiling te bestrijden. De onderlinge verbondenheid van verschillende bronnen, met inbegrip van bronnen op het land, en de verscheidenheid aan belanghebbenden en wettelijke grenzen maken de situatie complexer. Het Comité wijst erop dat de verscheidenheid aan verontreinigende stoffen moet worden aangepakt en dat doeltreffende maatregelen moeten worden gestimuleerd. Het EESC benadrukt de noodzaak van samenhang en het in aanmerking nemen van aspecten die buiten oceaangovernance vallen (bv. aspecten die in de strategie om alle verontreiniging tot nul terug te dringen, de biodiversiteitsstrategie en de “van boer tot bord”-strategie (12) aan bod komen), maar van grote invloed zijn op mariene verontreiniging (13).

    3.2.3.

    Niet-geëxplodeerde oorlogsmunitie (UXO) omvat zowel conventionele explosieven als chemische wapens die in zee zijn gedumpt. De onmiskenbare dreiging die uitgaat van UXO op zee is in het verleden laag ingeschat. Het probleem vraagt dringend om een strategie. De vraag naar mariene ruimte door economische sectoren neemt immers toe en de meeste munitie is onderhevig aan corrosie en het weglekken van giftige, kankerverwekkende, mutagene en teratogene stoffen. Er zijn opsporings-, monitoring- en mitigatiemaatregelen nodig, op basis van gemeenschappelijke Europese kennis en technische ondersteuning (14).

    3.2.4.

    Het EESC is ingenomen met de inspanningen van de Commissie om de milieueffecten van gedumpte munitie te beperken en merkt op dat de risico’s niet beperkt blijven tot UXO uit de Eerste en Tweede Wereldoorlog, maar ook betrekking hebben op andere conflicten (bijv. in de Balkan en Oekraïne), en dat het niet alleen gaat om de mogelijke toxiciteit van vrijkomende stoffen, maar ook om accidentele ontploffing of zelfontploffing.

    3.2.5.

    Het EESC erkent de milieueffecten van visserijtuig op het ecosysteem en merkt op dat de kosten van veel voorgestelde oplossingen niet houdbaar zijn c.q. dat de impact ervan op mondiale schaal te verwaarlozen zijn. Het EESC pleit voor de invoering van nieuwe technologieën/materialen om het probleem in te dammen, in combinatie met compensatiemaatregelen en campagnes op maat om vissers bewust te maken van de mogelijkheden (15).

    3.2.6.

    Overexploitatie van visbestanden en bijvangst zijn wereldwijd een reëel probleem. De visserij heeft verstrekkende gevolgen voor vele soorten en daarom is er terechte bezorgdheid dat dit de duurzaamheid van sommige soorten en tevens het evenwicht van het hele mariene ecosysteem in gevaar zou kunnen brengen. Anderzijds vormen de activiteiten van lokale vissers een belangrijk aspect van de plaatselijke cultuur en een duurzame economie, waarbij zij de burgers van gezond voedsel voorzien in een vanuit ecologisch, sociaal en economisch oogpunt duurzaam proces. De druk van menselijke activiteiten op visbestanden kan worden verminderd door nulimpactaquacultuur (met inbegrip van algenteelt) te bevorderen.

    3.2.6.1.

    Op basis van deze aspecten pleit het EESC voor:

    a)

    strengere controles en sancties met betrekking tot IOO-visserij;

    b)

    controle en regulering van de visserij om overbevissing en bijvangsten te voorkomen, en bevordering van een werkelijk duurzame visserij;

    c)

    bevordering en ondersteuning van nulimpactaquacultuur en algenteelt, met aandacht voor de aspecten voeding en energieverbruik;

    d)

    economische compensatie voor werknemers tijdens de overgangsfasen van de omschakeling van technologieën en productiesystemen.

    3.2.7.

    Vervoer over zee is goed voor meer dan 90 % van de wereldwijd verhandelde vracht en vormt de ruggengraat van de wereldeconomie. Ook aan het einde van hun levensduur kunnen zeeschepen een aanzienlijke bron van verontreiniging vormen. Reders in hoge-inkomenslanden verhullen vaak de ware identiteit van schepen door ze in belastingparadijzen te registreren, ook om de milieuregels te omzeilen. Internationale en regionale inspanningen om deze praktijken een halt toe te roepen zijn tot dusverre mislukt (16). Goedkope vlaggen (“flags of convenience”) worden nog steeds als laatste vlag gebruikt om regulering te omzeilen en geld te besparen. Ook EU-landen doen dit. Het EESC stelt voor de sloop van schepen aan te merken als een belangrijke bron van mariene verontreiniging en verzoekt de EU: a) actie te ondernemen om te zorgen voor strengere bindende regelgeving, b) activiteiten te monitoren om te voorkomen dat milieubeschermingsregels worden omzeild, c) het gebruik van goedkope vlaggen financieel te ontmoedigen, bijv. door de oprichting van een specifiek fonds met zekerheden — die de hele levensduur van het schip omvatten — om te garanderen dat de EU-normen inzake milieu- en veiligheidsbescherming worden nageleefd, ook buiten de jurisdictie van de EU.

    3.3.   Beveiliging en veiligheid op zee waarborgen

    3.3.1.

    Het EESC prijst de inspanningen die de EU levert om haar rol als verstrekker van mondiale maritieme veiligheid, zowel binnen als buiten haar grenzen, te versterken. Het verzoekt de EU om in het licht van de recente geopolitieke ontwikkelingen potentiële maritieme gebieden van belang aan te wijzen en zich te richten op opkomende prioriteiten.

    3.3.2.

    Het EESC is ingenomen met de inspanningen van de EU om maatregelen ter verbetering van de veiligheid op zee te stimuleren en uit te voeren. Het roept de EU op om de reeks sectoren die betrokken zijn bij activiteiten op zee die het milieu en de volksgezondheid in gevaar kunnen brengen, uit te breiden met andere gebieden zoals toerisme, scheepsontmanteling en -bouw, energie en aquacultuur. Ook moet nadruk worden gelegd op de modernisering van technologieën (bv. schone aandrijvingsvormen), werkruimten en arbeidsomstandigheden in de diverse sectoren van de logistiek voor mariene en maritieme activiteiten (waaronder scheepswerven, havens en schepen).

    3.3.3.

    Het EESC pleit voor regelgevingsconsistentie tussen maatregelen voor de instandhouding van mariene ecosystemen en de regels inzake veiligheid en arbeidsomstandigheden op zee, aan de hand van effectbeoordelingen over: i) werkgelegenheid, ii) lonen, iii) technologieën, iv) fatsoenlijke leef- en arbeidsomstandigheden en v) de opleiding van werknemers. Het roept ook op tot een betere coördinatie tussen de verschillende overheidsdiensten op alle niveaus, met het oog op een geïntegreerd beheer van de mariene ruimte (17).

    3.3.4.

    Het Comité verzoekt de lidstaten Verdrag nr. 188 van de Internationale Arbeidsorganisatie te ratificeren en de nodige middelen beschikbaar te stellen voor de correcte omzetting en toepassing ervan in nationale wetgeving. Het EESC is ingenomen met Richtlijn 2017/159 van de Raad (18) en dringt erop aan dat een begin wordt gemaakt met de uitbreiding van het toepassingsgebied ervan, zodat ook het cumulatieve effect van de langetermijngevolgen voor de menselijke gezondheid worden bestreken. Voorts wijst het EESC op de noodzaak van echt ambitieuze EU-wetgeving inzake de duurzaamheid van bedrijven en inzake dwangarbeid (19).

    3.3.5.

    Het EESC acht het van essentieel belang dat er algemene beginselen en praktische richtsnoeren voor billijke arbeidsdiensten in deze sectoren worden ontwikkeld, met inbegrip van: a) passende en afdoende richtsnoeren voor eigenaren van vissersvaartuigen en met betrekking tot (grensoverschrijdende) arbeidsdiensten; b) standaardcontracten voor (grensoverschrijdende) arbeidsdiensten; c) passende en afdoende richtsnoeren voor vissers die op zoek zijn naar een baan aan boord van een (buitenlands) vissersvaartuig, en d) mechanismen voor het indienen van klachten (20).

    3.3.6.

    Een element dat verband houdt met de kennis van de zee en de oceanen en de veiligheid op zee is dat van de noodzakelijke ruime verspreiding van de kennis van het zeerecht en de daadwerkelijke handhaving ervan. Er is behoefte aan een internationale wet om verschillende bevoegdheidsgebieden te reguleren (kustgrenzen, economische zones, bescherming van mariene hulpbronnen, de definitie van “veilige haven” enz.), met name om de internationale verplichtingen inzake redding en bijstand op zee te verduidelijken en de begrippen gevaar en opsporings- en reddingsmethoden in wetgeving vast te leggen.

    3.3.7.

    Natuurrampen (overstromingen, tsunami’s, extreme gebeurtenissen) kunnen het mariene milieu aantasten en tot indirecte risico’s voor menselijke activiteiten en de menselijke gezondheid leiden. Het EESC benadrukt dat natuurrampen moeten worden aangepakt als mogelijke risicobronnen voor het milieu en voor activiteiten op zee in het algemeen.

    3.4.   Kennis over de oceaan uitbouwen

    3.4.1.

    Het EESC erkent dat het oceaansysteem complex is vanwege de onderling verbonden milieuvariabelen en de diversiteit van belanghebbenden, wetgeving, culturen en lokale mogelijkheden. Het EESC pleit voor een effectieve en transparante rol voor verschillende disciplines en expertisegebieden (data, complexiteit en netwerkwetenschappen, psychologie, sociologie, economie) bij de ontwikkeling van op kennis gebaseerde beleidsondersteuning (zoals voorgesteld voor het intergouvernementeel panel voor oceaanduurzaamheid (IPOS)).

    3.4.2.

    Kennis en praktijken tonen nieuwe governancewijzen om de uitdagingen van complexiteit aan te gaan met zelforganiserende structuren. Decentrale organisatiewijzen zijn met succes ontwikkeld. Het EESC pleit voor de uitbreiding van goede praktijken en modellen tot alle sectoren van de blauwe economie, met inbegrip van die welke nieuwe banen en groei kunnen opleveren (bv. toerisme, duiken enz.) en de overheidssector. De toewijzing van middelen voor een duurzame blauwe economie moet sociale en economische voordelen voor de huidige en toekomstige generaties veiligstellen, de diversiteit, productiviteit, veerkracht en intrinsieke waarde van mariene ecosystemen herstellen en beschermen, en schone technologieën, hernieuwbare energiebronnen en recycling bevorderen (21).

    3.4.3.

    Het maatschappelijk middenveld en de lokale belanghebbenden moeten bij alle fasen van het proces worden betrokken, van de raadpleging over en het medeontwerp van plannen tot de uitvoering en de eindevaluatie ervan. Voor het op gang brengen van een maatschappelijke transformatie naar een geïntegreerd duurzaam systeem is kennis van de oceanen van fundamenteel belang. In organisatiestructuren en -procedures moet voorrang worden gegeven aan de sociale dimensie en wetenschappelijke steun voor geïntegreerde duurzaamheid, waarbij maatregelen ter bevordering en ondersteuning van de sociale dialoog, betere veiligheid, verbetering van de arbeidsomstandigheden, het scheppen van kwaliteitsbanen, de ontwikkeling van de vaardigheden van werknemers en waarborging van “generatievernieuwing” worden versterkt en gefinancierd (22).

    3.4.4.

    Het EESC prijst de EU-praktijk van het delen van mariene gegevens en oceaanobservaties. Het erkent het belang van mariene diensten en hun impact op de economie, alsook de kosten van mariene infrastructuur, die enorme investeringen uit nationale middelen vergen. Het EESC merkt op dat het bij de modellering van de complexiteit van het mariene ecosysteem nog steeds moeilijk is om inzicht te krijgen in het ecosysteem en de koppeling met menselijke activiteiten. Het verzoekt de EU open toegang tot en hergebruik van gegevens te bevorderen, financiering te verstrekken voor innovatieve oplossingen ter vermindering van de kosten van waarnemingen, en een doeltreffende beoordeling van de “goede milieutoestand” te verstrekken (23).

    3.4.5.

    Het EESC wijst erop dat een wetenschappelijke methode moet worden gevolgd bij de aanpak van wetenschappelijke diplomatie en onderhandelingen. Het pleit voor de invoering van opleidingscursussen voor eindgebruikers en managers, ook op lokaal niveau, om te komen tot doeltreffende duurzaamheid en werkbare maatregelen.

    4.   Kritieke punten

    4.1.

    Het begrip governance wordt in verband gebracht met een brede waaier van fenomenen, van besluitvormingsprocessen tot beleidsinstrumenten. De ruime opvatting van het begrip governance heeft mogelijk bijgedragen tot de overvloedige populariteit en waarschijnlijk ook tot het misbruik ervan. Oceanen kennen geen politieke grenzen en zijn ook nauw verweven met landgebruik. De uitdagingen kunnen niet door afzonderlijke landen alleen worden aangegaan en vereisen een transnationale aanpak, gebaseerd op een haalbare en doeltreffende verdeling van de inspanningen en verantwoordelijkheden, waarbij gezamenlijk ontworpen systemen en gezamenlijke actieplannen en maatregelen worden aangenomen die lokale inspanningen koppelen aan alomvattende regionale kaders. Eén enkele governancemethode volstaat niet om organisatorische structuren voor verschillende dimensies op te zetten. In dit verband merkt het EESC op dat op kennis gebaseerde ondersteuning van besluitvorming, wetenschapsdiplomatie en coherente wetgeving in alle landen en sectoren cruciaal zijn om de complexiteit van de mariene uitdagingen aan te pakken.

    4.2.

    De voortdurende vraag naar mariene ruimte vanuit de economie vergroot de complexiteit van het oceaansysteem wat onderling verbonden milieuvariabelen betreft. De verscheidenheid van belanghebbenden, wetgeving, culturen en lokale mogelijkheden heeft een weerslag op het ontwerp en de uitvoering van op ecologisch, economisch en sociaal gebied duurzame maatregelen. Het EESC dringt bij de ontwikkeling van op kennis gebaseerde steun voor oceaangovernance aan op een transparante toepassing van wetenschappelijke methoden voor het integreren van verschillende disciplines (data, complexiteit en netwerkwetenschappen, psychologie, sociologie, economie enz.).

    4.3.

    “Generatievernieuwing” is van cruciaal belang voor de toekomst van veel sectoren die betrokken zijn bij activiteiten op zee. Sommige aspecten die ver van governance lijken af te staan, dragen indirect bij tot het succes van een doeltreffend beheer van activiteiten op zee. Veel initiatieven die gericht zijn op de modernisering van technologieën, beroepsopleidingen en betere arbeidsomstandigheden zijn nuttig, maar vereisen ook begeleidende maatregelen en een aanvaardbaar rendement op de investering (24).

    4.4.

    Duurzame activiteiten blijven het hoofddoel van een succesvolle oceaangovernance, en alle sectoren moeten in staat worden gesteld dit te bereiken. Het EESC pleit voor de financiering van maatregelen ter verbetering van de veiligheid en de arbeidsomstandigheden, bijvoorbeeld op het gebied van opleiding, adviesdiensten, bevordering van het menselijk kapitaal, sociale dialoog, gezondheid en veiligheid. Het EESC dringt er bij de medewetgevers op aan om bij de vaststelling van organisatiestructuren en -procedures (d.w.z. governance) de sociale dimensie voorop te stellen door maatregelen ter bevordering en ondersteuning van de sociale dialoog, veiligheid, arbeidsomstandigheden en vaardigheden te versterken en te financieren.

    4.5.

    Het EESC stelt in de geplande investeringen een gebrek aan ambitie vast om de uitdagingen op het gebied van oceaangovernance aan te pakken. Voor de bestrijding van bronnen van verontreiniging, mitigatiemaatregelen en het beheer van activiteiten op zee in alle sectoren zijn passende financiële inspanningen, structurele maatregelen en de inzet van het maatschappelijk middenveld nodig. Het EESC is ingenomen met de inspanningen om de broeikasgasemissies te verminderen en beste presteerders en innovatie te stimuleren (25). Dit kan helpen bij het streven om de sector maritiem vervoer koolstofvrij te maken en om een oceaanfonds voor het aangaan van maritieme uitdagingen op te richten. Het EESC dringt er ook op aan dat het mechanisme voor koolstofgrenscorrectiemechanie wordt uitgebreid tot milieu- en sociale aspecten.

    4.6.

    De ultraperifere gebieden kunnen vanwege hun geografische kenmerken een fundamentele rol spelen bij het benutten van alle kansen op het gebied van oceanen, zeeën en mariene hulpbronnen. Op deze kansen moet sterk ingezet worden vanwege het grote potentieel ervan om de economie te stimuleren, hoogwaardige banen te scheppen en het welzijn van de bevolking te waarborgen (26). Om al deze redenen is het EESC van mening dat de specifieke rol die ultraperifere gebieden kunnen spelen bij de tenuitvoerlegging van oceaangovernance moet worden versterkt, met name in verband met: a) de EU-missie “Onze oceanen en wateren tegen 2030 herstellen”; b) de verzameling en monitoring van visserijgerelateerde gegevens; c) de strijd tegen illegale en niet-selectieve visserij en de ondersteuning van duurzame visserij; d) de uitwisseling van kennis over maritieme ruimtelijke planning (27).

    4.7.

    Kennis over de oceanen heeft bijgedragen tot de communicatie over de mariene uitdagingen, en kan bijdragen tot het bevorderen van oplossingen. Kunststoffen hebben veel aandacht gekregen in de media en op politiek niveau, maar zijn slechts een van de vele uitdagingen voor zeeën en oceanen. Het verband tussen mariene uitdagingen en zowel landgebruik als consumentengedrag wordt vaak over het hoofd gezien. Het EESC dringt aan op bredere en transparantere communicatie over oceanen, waarbij ook wetgeving en maatregelen voor oceanen en zeeën en landgerelateerde maatregelen aan elkaar moeten worden gekoppeld. Hiermee wordt hopelijk de weg vrijgemaakt voor de transformatie van de industriële productie en het creëren van nieuwe technologieën en banen die meer gericht zijn op ecologische duurzaamheid.

    4.8.

    De recente oorlog in Oekraïne heeft het politieke landschap veranderd en de focus verlegd naar onverwachte noodsituaties (energievoorziening, inflatie). Onverwachte uitdagingen (zoals de veiligheid van de Nord Stream-pijpleidingen en gedumpte munitie in de Zwarte Zee, alsook het geopolitieke strategische belang van het Noordpoolgebied) vereisen extra inspanningen om passende gezamenlijke maatregelen vast te stellen. Hoewel de oorlog ook gevolgen heeft gehad voor het aantal migranten op de Westelijke Balkanroute, blijft de druk op de Middellandse Zeeroutes hoog, waardoor de opvangcapaciteit van sommige EU-landen onder druk komt te staan en mensen blootstaan aan het risico op incidenten. Het EESC roept de EU op zich meer in te zetten voor de financiering van initiatieven ter bevordering van veiligheid op zee, aangezien de situatie door klimatologische en economische problemen naar verwachting nog zal verergeren.

    Brussel, 24 januari 2023.

    De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

    Christa SCHWENG


    (1)  IAO-Verdrag nr. 188/2007 betreffende werk in de visserijsector.

    (2)  Momenteel hebben 167 staten Verdrag nr. 188 niet bekrachtigd, onder meer 19 EU-lidstaten, waaronder belangrijke kuststaten zoals Cyprus, Finland, Duitsland, Griekenland, Ierland, Italië, Letland, Malta, Spanje en Zweden.

    (3)  Richtlijn (EU) 2017/159 van de Raad van 19 december 2016 tot uitvoering van de op 21 mei 2012 door het Algemeen Comité van de landbouwcoöperaties van de Europese Unie (COGECA), de Europese Federatie van vervoerswerknemers (ETF) en de Vereniging van de nationale organisaties van visserijondernemingen in de Europese Unie (Europêche) gesloten Overeenkomst betreffende de uitvoering van het Verdrag betreffende werk in de visserijsector van de Internationale Arbeidsorganisatie uit 2007 (PB L 25 van 31.1.2017, blz. 12).

    (4)  De ultraperifere regio’s bestaan uit eilanden, archipels en één gebied op het vasteland (Frans-Guyana). Deze negen gebieden bevinden zich in het westelijke deel van de Atlantische Oceaan, het Caribisch gebied, het Amazonewoud en de Indische Oceaan: Frans-Guyana, Guadeloupe, Martinique, Saint-Martin, Réunion en Mayotte (Frankrijk), de Azoren en Madeira (Portugal) en de Canarische Eilanden (Spanje).

    (5)  COM(2022) 198 final — “Mensen vooropstellen, zorgen voor duurzame en inclusieve groei en het potentieel van de ultraperifere regio’s van de EU ontsluiten”.

    (6)  Internationaal Verdrag inzake opsporing en redding op zee, 29 april 1979, Hamburg; Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee, 10 december 1982, Montego Bay; Internationaal Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee, 25 mei 1980.

    (7)  Gezamenlijke mededeling COM/EDEO JOIN(2021) 27 final “Een sterker engagement van de EU voor een vreedzaam, duurzaam en welvarend noordpoolgebied”.

    (8)  Zie https://www.jpi-oceans.eu/en/ecological-aspects-deep-sea-mining

    (9)  Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de sociale dimensie van de visserij (verkennend advies) (PB C 14 van 15.1.2020, blz. 67).

    (10)  https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/ALL/?uri=COM:2022:592:FIN

    (11)  Gezamenlijke mededeling JOIN(2021) 27 final “Een sterker engagement van de EU voor een vreedzaam, duurzaam en welvarend noordpoolgebied”.

    (12)  Richtlijn 2005/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 inzake verontreiniging vanaf schepen en invoering van sancties voor inbreuken (PB L 255 van 30.9.2005, blz. 11); Richtlijn (EU) 2019/883 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 inzake havenontvangstvoorzieningen voor de afvalafgifte van schepen, tot wijziging van Richtlijn 2010/65/EU en tot intrekking van Richtlijn 2000/59/EG (PB L 151 van 7.6.2019, blz. 116).

    (13)  OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen 2011; leidende beginselen van de VN inzake bedrijfsleven en mensenrechten 2011.

    (14)  Zie: https://www.jpi-oceans.eu/en/munition-sea

    (15)  Zie de vrijwillige richtsnoeren voor de markering van vistuig van de Voedsel- en Landbouworganisatie (FAO) en de werkzaamheden van regionale visserijorganisaties en in het kader van regionale zeeverdragen.

    (16)  Zie Wan et al. Marine Policy, 2021.

    (17)  Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de sociale dimensie van de visserij (verkennend advies) (PB C 14 van 15.1.2020, blz. 67).

    (18)  Richtlijn (EU) 2017/159 van de Raad van 19 december 2016 tot uitvoering van de op 21 mei 2012 door het Algemeen Comité van de landbouwcoöperaties van de Europese Unie (COGECA), de Europese Federatie van vervoerswerknemers (ETF) en de Vereniging van de nationale organisaties van visserijondernemingen in de Europese Unie (Europêche) gesloten Overeenkomst betreffende de uitvoering van het Verdrag betreffende werk in de visserijsector van de Internationale Arbeidsorganisatie uit 2007 (PB L 25 van 31.1.2017, blz. 12).

    (19)  Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de sociale dimensie van de visserij (verkennend advies) (PB C 14 van 15.1.2020, blz. 67); Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake passende zorgvuldigheid in het bedrijfsleven op het gebied van duurzaamheid en tot wijziging van Richtlijn (EU) 2019/1937 (COM(2022) 71 final); Voorstel voor een verordening inzake een verbod op met dwangarbeid vervaardigde producten op de markt van de Unie (COM(2022) 453 final).

    (20)  Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de sociale dimensie van de visserij (verkennend advies) (PB C 14 van 15.1.2020, blz. 67).

    (21)  Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad (COM(2018) 390 final — 2018/0210 (COD)) (PB C 110 van 22.3.2019, blz. 104).

    (22)  Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad (COM(2018) 390 final — 2018/0210 (COD)) (PB C 110 van 22.3.2019, blz. 104).

    (23)  https://jpi-oceans.eu/en/science-good-environmental-status

    (24)  Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de sociale dimensie van de visserij (verkennend advies) (PB C 14 van 15.1.2020, blz. 67).

    (25)  Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG tot vaststelling van een systeem voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Unie, Besluit (EU) 2015/1814 betreffende de instelling en de werking van een marktstabiliteitsreserve voor de EU-regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten en Verordening (EU) 2015/757 (COM(2021) 551 final — 2021/0211 (COD)) en het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Besluit (EU) 2015/1814 wat betreft de hoeveelheid emissierechten die tot 2030 in de marktstabiliteitsreserve voor de EU-regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten moet worden opgenomen (COM(2021) 571 final — 2021/0202 (COD)) (PB C 152 van 6.4.2022, blz. 175); Advies van het Europees Comité van de Regio’s over de succesvolle tenuitvoerlegging van het ETS en het CBAM in de steden en regio’s van de EU (PB C 301 van 5.8.2022, blz. 116); Europees Parlement, “Herziening van het EU-emissiehandelssysteem”, goedgekeurd op 22.6.2022.

    (26)  Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de ultraperifere regio’s en hun belang voor de Europese Unie (verkennend advies) (PB C 194 van 12.5.2022, blz. 44).

    (27)  COM(2022) 198 final.


    Top