Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52022AE3384

    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de Omzetting in een informatienet inzake de duurzaamheid van landbouwbedrijven (IDL) (COM(2022) 296 final — 2022/0192 (COD))

    EESC 2022/03384

    PB C 75 van 28.2.2023, p. 164–170 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    28.2.2023   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 75/164


    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de Omzetting in een informatienet inzake de duurzaamheid van landbouwbedrijven (IDL)

    (COM(2022) 296 final — 2022/0192 (COD))

    (2023/C 75/24)

    Rapporteur:

    Florian MARIN

    Raadpleging

    Europees Parlement, 4.7.2022

    Raad, 11.7.2022

    Besluit van de voltallige vergadering

    17.5.2022

    Rechtsgrond

    Artikel 43, lid 2, en artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

    Bevoegde afdeling

    Afdeling Landbouw, Plattelandsontwikkeling en Milieu

    Goedkeuring door de afdeling

    5.10.2022

    Goedkeuring door de voltallige vergadering

    26.10.2022

    Zitting nr.

    573

    Stemuitslag

    (voor/tegen/onthoudingen)

    188/0/1

    1.   Conclusies en aanbevelingen

    1.1.

    Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) is ingenomen met en steunt de omzetting van het informatienet inzake landbouwbedrijfsboekhoudingen (ILB) in een informatienet inzake de duurzaamheid van landbouwbedrijven (IDL), zoals voorzien in de “van boer tot bord”-strategie, met als doel duurzaamheidsgegevens te verzamelen, adviesdiensten te verbeteren en landbouwers feedback te geven.

    1.2.

    Het EESC beschouwt het IDL als een belangrijk instrument voor empirisch onderbouwd beleid en beveelt het volgende aan:

    gegevens over de klimaatverandering, bodemkwaliteit en koolstofvastlegging, gebruikte pesticiden, water- en luchtkwaliteit, energie, en biodiversiteit moeten behandeld worden als milieugegevens die door landbouwers of op andere, op het IDL afgestemde manieren verzameld moeten worden. De verzamelde gegevens moeten worden uitgesplitst naar producttype (biologisch enz.). De geldigheid, kwaliteit en vergelijkbaarheid van de in het netwerk op te nemen duurzaamheidsvariabelen moet grondig worden beoordeeld — alleen dan kunnen zij als beleidsinstrument worden gebruikt;

    gegevens over arbeidsomstandigheden, contracttypes, gezondheid en veiligheid (aanwezigheid van een gezondheids- en veiligheidsplan op landbouwbedrijfsniveau, aantal ongelukken, ook van zelfstandigen), vaardigheden en lonen, het verband tussen sociale voorwaarden en het gemeenschappelijk landbouwbeleid, en het aantal zelfstandigen en tijdelijke werknemers/seizoensarbeiders moeten behandeld worden als sociale gegevens die door landbouwers of op andere, op het IDL afgestemde manieren verzameld moeten worden. Vrouwen en jongeren verdienen hierbij extra belangstelling;

    milieu- en sociale gegevens moeten evenveel aandacht krijgen als economische gegevens. De afgelopen decennia werd in het kader van het ILB immers vooral de economische situatie van landbouwers beoordeeld;

    de koppeling tussen het geïntegreerd beheers- en controlesysteem (GBCS) en de gegevens afkomstig van de uitvoering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) en Eurostat moet gewaarborgd worden. Dat geldt met name voor milieu- en sociale gegevens;

    alle landbouwers moeten, rekening houdend met de representativiteit en begrotingsbeperkingen, via een specifieke methode kunnen bijdragen aan het IDL als ze daartoe bereid en in staat zijn. Ze mogen niet bestraft worden als ze deel uitmaken van de steekproef maar niet wensen bij te dragen. Het verstrekken van gegevens door landbouwers moet vrijwillig blijven. Wel moeten de lidstaten passende manieren en stimulansen zoeken om de landbouwers aan te moedigen deel te nemen aan het IDL;

    vermindering van de bureaucratie moet een voortdurend aandachtspunt zijn: daartoe moeten ook moderne gegevenstechnieken zoals artificiële intelligentie, het internet der dingen, automatische validatie of verzamelmethoden op afstand ingezet worden;

    het IDL moet leiden tot een beter inzicht in alles wat bij een landbouwbedrijf komt kijken, en daartoe moet het afgestemd zijn op andere databanken, zodat aparte datasets die betrekking hebben op andere delen van de toeleveringsketen, samen geanalyseerd kunnen worden;

    ook (semi)zelfvoorzieningsbedrijven moeten in de steekproef van het IDL worden opgenomen;

    op grond van de uiteenlopende situaties in de lidstaten moeten verschillende kenmerken, bronnen, formaten, groottes en de mate van granulariteit van de gegevens worden opgenomen;

    er moeten voortdurend goede landbouwpraktijken worden uitgewisseld tussen de lidstaten en landbouwers. In dat verband moeten specifieke instrumenten worden ontwikkeld;

    er moet meer worden gedaan om de capaciteit voor het verzamelen, delen, beheren en gebruiken van gegevens te versterken teneinde de efficiëntie en de beslissingen van landbouwers te verbeteren, met name in kleine landbouwbedrijven;

    het IDL moet helpen om het bedrijfsbeheer te verbeteren en bij advies op maat moet ook rekening worden gehouden met gegevens over externe variabelen in het landbouwproductieproces, zoals weersvoorspellingen enz.;

    er zijn specifieke criteria nodig in verband met de duurzaamheid van de door het IDL vereiste processen en de arbeidsomstandigheden van gegevensverzamelaars.

    1.3.

    Het EESC is van mening dat gegevensbescherming, -eigendom, privacy en vertrouwelijkheid altijd gewaarborgd moeten zijn (volledige anonimisering moet verzekerd zijn) en dat landbouwers steeds controle moeten hebben over hun gegevens. Daarnaast moeten de belangen van landbouwers beschermd worden en moeten ze steeds toestemming geven wanneer hun gegevens gedeeld worden, ongeacht waar en waarvoor die gebruikt worden.

    1.4.

    Het EESC beveelt aan dat landbouwers gestimuleerd worden om bij te dragen en dat ze, naast advies, zichtbare en rechtstreekse voordelen genieten als ze hun gegevens delen, zoals financiële voordelen of toegang tot specifieke door de EU gefinancierde oproepen tot het indienen van voorstellen.

    1.5.

    De in het kader van het IDL verzamelde gegevens mogen in geen geval worden gebruikt om landbouwers te controleren en te bestraffen. Wordt dit beginsel geschonden, dan moeten landbouwers kunnen weigeren om hun gegevens nog te delen, al zal dat het IDL als beleidsinstrument beslist niet ten goede komen.

    1.6.

    In het algemeen is het IDL bedoeld om digitale technologieën te gebruiken, en daarom beveelt het EESC aan om meer inspanningen te leveren voor een gemeenschappelijke gegevensruimte voor landbouw, waardoor mede-eigendom van gegevens en gegevenscoöperaties worden bevorderd. Volgens het EESC bestaan er in de agrovoedingssector geen gemeenschappelijke methoden om gegevens te vergelijken en te delen.

    1.7.

    Het EESC stelt voor om een specifiek geïntegreerd programma voor de digitalisering van de agrovoedingssector op te zetten, aangezien sommige landbouwers al verplicht worden om milieugegevens te verzamelen alvorens ze hun producten kunnen verkopen, en aangezien autonome en slimme machines of sensoren een stroom van gegevens produceren. Er moet rekening worden gehouden met de digitale kloof en digitale geletterdheid, en nagedacht over makkelijkere toegang tot gegevens en hard- en software.

    1.8.

    Het EESC stelt voor om meer inspanningen te leveren teneinde het aantal witte zones te verminderen en landelijke gebieden van mobiel bereik en breedband te voorzien.

    1.9.

    Tot slot beveelt het EESC aan dat de Commissie en de lidstaten garant staan voor de middelen om het IDL uit te voeren en dat de verzamelde gegevens rekening houden met de prijsvolatiliteit en de crises in de voedselketen.

    2.   Inleiding

    2.1.

    Met de “van boer tot bord”-strategie (1) was de Europese Commissie van plan om het informatienet inzake landbouwbedrijfsboekhoudingen (ILB) om te zetten in een informatienet inzake de duurzaamheid van landbouwbedrijven (IDL), met als doel duurzaamheidsgegevens te verzamelen, adviesdiensten te verbeteren en landbouwers feedback te geven. De gegevens zullen volgens specifieke criteria en met een specifieke periodiciteit in de lidstaten bij de landbouwbedrijven worden verzameld. Het ILB zal worden aangepast zodat gegevens met het IDL efficiënt kunnen worden verzameld.

    2.2.

    Elke lidstaat stelt een specifiek plan op om bedrijven met boekhouding te selecteren voor een representatieve steekproef. Landbouwbedrijven worden allemaal op dezelfde manier ingedeeld en de gegevensverzamelaars, zoals bureaus voor bedrijfsboekhouding, worden betrokken bij het proces, dat gecoördineerd wordt door een verbindingsbureau op niveau van de lidstaten.

    2.3.

    De door de landbouwbedrijven verstrekte gegevens worden gebruikt om de boekhouding van de bedrijven te kenmerken, het inkomen en de economische, milieu- en sociale duurzaamheid van het bedrijf te beoordelen en om de juistheid van de opgegeven informatie te verifiëren door middel van controles ter plaatse.

    3.   Functionaliteit van het IDL

    3.1.

    Het EESC staat achter de omzetting van het ILB in het IDL, maar vindt dat dezelfde gegevens niet meerdere keren mogen worden verzameld, aangezien sommige lidstaten al bepaalde sociale en milieugegevens bijhouden. Daarnaast moet de koppeling tussen het geïntegreerd beheers- en controlesysteem (GBCS) en de gegevens afkomstig van de uitvoering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) en Eurostat gewaarborgd worden. Dat geldt met name voor milieu- en sociale gegevens.

    3.2.

    Gegevens moeten op gecontroleerde en aangepaste wijze tussen het IDL en verschillende actoren gedeeld worden, zoals administraties, statistische diensten en particuliere instanties. Het landbouwbeheer en het gebruik van digitale technologieën kunnen op landbouwbedrijfsniveau verbeterd worden door digitale technologieën te bevorderen die al door de EU ontwikkeld en gefinancierd zijn (bijv. FAIRshare (2), projecten van Horizon Europa e.d.).

    3.3.

    De vertraging die tussen de verzameling en de verwerking van de gegevens zit, mag geen gevolgen hebben voor de kwaliteit van het IDL en de adviesdiensten voor landbouwers. De landbouwers moeten weten of hun gegevens gebruikt worden voor bijkomende doeleinden in verband met het IDL (zoals onderzoek, innovatie, opleiding enz.) en daar hun toestemming voor geven.

    3.4.

    Wat gegevensbescherming, de overeenkomstige AVG-voorschriften (algemene verordening gegevensbescherming (3)) en sensorgegevens, het vertrouwen in het gebruik van gegevens, controlemechanismen, eigendom, privacy en productierechten of transparantie betreft, moet er rekening worden gehouden met de belangen van landbouwers, en moeten ze kunnen profiteren van de verzamelde gegevens. Vermindering van de bureaucratie moet steeds bovenaan de agenda staan. De EU heeft behoefte aan een duidelijke methode om landbouwers in dat verband aan te moedigen. Er moet ook over worden nagedacht om landbouwersverenigingen bij een en ander te betrekken.

    3.5.

    Het EESC is van mening dat moet worden gekeken of het systeem op duurzame wijze wordt uitgerold en dat rekening moet worden gehouden met de arbeidsomstandigheden van de personen die betrokken zijn bij de uitvoering van het IDL op het gebied van gegevensverzameling, -beheer, -opslag en -verwerking. Het EESC verwijst naar zijn advies over digitalisering en duurzaamheid (4): de meest energie-efficiënte datacentra moeten de norm worden en nieuwe datacentra moeten voor 100 % op hernieuwbare energie draaien. De Commissie moet specifieke criteria in verband met de duurzaamheid van de processen en de arbeidsvoorwaarden voor gegevensverzamelaars opstellen waar in alle lidstaten rekening mee moet worden houden.

    3.6.

    Het IDL mag niet alleen een instrument zijn dat overheidsinstanties gebruiken om beleid op te stellen. Het moet ook rekening houden met de behoeften van de sociale partners, onderzoeksinstellingen, universiteiten, landbouwers en ngo’s. Het IDL kan landbouwers helpen om betere toegang tot het financiële stelsel te krijgen (bijv. kredieten). Via het netwerk moet periodiek een overzicht verstrekt worden van de landbouw op Europees, nationaal en regionaal niveau en van de verschillende soorten landbouw.

    3.7.

    Alle landbouwers in de EU moeten aan het IDL kunnen bijdragen indien zij dat wensen, rekening houdend met de representativiteit, budgettaire beperkingen en de doelstellingen van het IDL. Ook vrijwillige bijdragen aan het IDL moeten mogelijk zijn, op basis van aangepaste, specifieke criteria en methoden voor landbouwbedrijven die niet in de steekproef zitten. Landbouwers mogen niet verplicht worden om gegevens voor het IDL te leveren, en er mogen geen sancties worden ingevoerd. Er moet ook rekening worden gehouden met (semi)zelfvoorzieningsbedrijven. De verzamelde gegevens moeten worden uitgesplitst naar producttype (biologisch enz.).

    3.8.

    Moderne en innovatieve gegevensverzameling en -verwerking op basis van artificiële intelligentie, het internet der dingen, automatische validatie, software voor schriftherkenning of verzamelmethoden op afstand, alsook geospatiale gegevens afkomstig van het Europees ruimtevaartprogramma, moeten in aanmerking komen om het IDL efficiënter te maken. Er moet een duidelijke link zijn tussen het IDL, het GLB en de Europese openwetenschapscloud.

    3.9.

    In het IDL moet er rekening worden gehouden met de verschillen in wetgeving tussen de lidstaten, met name als het gaat om milieu en sociale aspecten, en het moet flexibel genoeg zijn om nieuwe indicatoren te kunnen opnemen. Voor het welslagen van het IDL moet de samenwerking tussen de verbindingsbureaus, de bureaus van de lidstaten en DG Landbouw van de Commissie doeltreffend verlopen. Milieu- en sociale gegevens moeten evenveel aandacht krijgen als economische gegevens, wat ook geldt voor kleine en grote landbouwbedrijven en verschillende regio’s. De openheid en de bereidheid om bij te dragen aan het IDL wisselt van lidstaat tot lidstaat, en er moet rekening worden gehouden met de gevoeligheid en precieze waarde van sommige elementen.

    3.10.

    Het EESC stelt voor om een duidelijk onderscheid te maken tussen de gegevens die jaarlijks verzameld moeten worden en de gegevens die periodiek verzameld moeten worden. De verschillende kenmerken, bronnen, formaten, groottes en de mate van granulariteit van de gegevens stellen het IDL voor een uitdaging. Dezelfde gegevens mogen immers niet meerdere keren worden verzameld. Er zijn grote verschillen tussen de lidstaten wat betreft de kostenstructuren voor gegevensverzameling. Meer flexibiliteit is dus nodig.

    3.11.

    Wanneer de gegevens verzameld worden, moet rekening worden gehouden met de crises en de toegenomen prijsvolatiliteit die de voedselketens parten blijft spelen. De oorlog in Oekraïne wakkert die volatiliteit nog aan, en voedselspeculatie zet druk op de toeleveringsketens. De Commissie en de lidstaten moeten de financiële middelen voor het IDL waarborgen.

    3.12.

    Gezien de maatschappelijke uitdagingen en de dynamische vraag naar gegevens stelt het EESC voor om samen met het maatschappelijk middenveld een Europees adviesorgaan in het leven te roepen, waarvan de leden op basis van transparante criteria geselecteerd worden om toe te zien op de verzameling van gegevens en om beslissingen te nemen over het gebruik van gegevens en strategische veranderingen in de gegevensvereisten.

    3.13.

    Verder stelt het EESC voor om gegevens over landbouwpraktijken in het IDL op te nemen, meer bepaald over landbeheer, gewasbescherming, plantenvoeding, dierengezondheid en dierenwelzijn. Met het IDL moeten goede landbouwpraktijken worden verzameld en verspreid, met name op het gebied van milieu en sociale aspecten (opleiding, modelinstrumenten, goede praktijken, uitwisselingen tussen adviseurs enz.).

    3.14.

    Gegevens over de klimaatverandering, bodemkwaliteit en koolstofvastlegging, pesticidegebruik, water- en luchtkwaliteit, energie, en biodiversiteit moeten behandeld worden als milieugegevens die door landbouwers of op andere, op het IDL afgestemde manieren verzameld moeten worden.

    3.15.

    Arbeidsomstandigheden, contracttypes, gezondheid en veiligheid (aanwezigheid van een gezondheids- en veiligheidsplan op landbouwbedrijfsniveau, aantal ongelukken, ook van zelfstandigen), het verband tussen sociale voorwaarden en het gemeenschappelijk landbouwbeleid, het aantal zelfstandigen en tijdelijke werknemers/seizoensarbeiders, vaardigheden en lonen moeten behandeld worden als sociale gegevens die door landbouwers of op andere, op het IDL afgestemde manieren verzameld moeten worden. Ook moet er voortdurend op worden toegezien dat de verzamelde gegevens gebruikt worden om te monitoren hoever Europa met de duurzameontwikkelingsdoelstellingen staat.

    3.16.

    Het EESC stelt voor om vrouwen en jongeren centraal te stellen met het oog op de toekomst van de plattelandsontwikkeling. Onrechtstreeks kan het IDL de toegang tot kansen, stabiele arbeidsovereenkomsten, aangepaste overheidsdiensten en een hoge levenskwaliteit vergemakkelijken. Ook moet bijzondere aandacht gaan naar gegevens van boerderijen die internationaal actief zijn. De organisatie van landbouwbedrijven wordt immers steeds complexer, en sommige produceren ook buiten de EU.

    3.17.

    Wat de tenuitvoerlegging van de IDL-wetgeving betreft, maakt het EESC zich zorgen over het feit dat de Commissie de bevoegdheid zou krijgen om een aanzienlijk aantal gedelegeerde handelingen vast te stellen (bijvoorbeeld inzake gegevensbeheer, de landbouwbedrijfs-ID, gebruik van gegevens of toegang tot en verzending van primaire gegevens). Het zou beter zijn het aantal gedelegeerde handelingen tot een minimum te beperken en de voorkeur te geven aan uitvoeringshandelingen.

    4.   Hoe het IDL de ecologische, economische en sociale prestaties van landbouwbedrijven kan verbeteren en de voedselketen transparanter en eerlijker kan maken

    4.1.

    Via de verzameling en analyse van landbouwgegevens kan het IDL bijdragen aan beter landbouwbeheer door instrumenten ter ondersteuning van besluitvorming te ontwikkelen om de prestaties van landbouwbedrijven te verbeteren (onder meer door precisielandbouw te bevorderen). De lidstaten moeten in die richting gestuurd worden. De adviesdiensten die verbonden zijn aan het IDL kunnen er baat bij hebben wanneer datasets beter worden geïntegreerd, zodat ze deskundig advies kunnen geven over verschillende duurzaamheidsaspecten (economisch, ecologisch, sociaal).

    4.2.

    De gegevens die op landbouwbedrijfsniveau worden verzameld, worden deels gebruikt om het potentieel en de duurzaamheid van landbouwbedrijven op te krikken. Landbouwers moeten controle hebben over hun eigen gegevens en bijgestaan en geadviseerd worden zodat ze met behulp van die gegevens nauwkeuriger, efficiënter en duurzamer kunnen werken, met als doel duurzame landbouwpraktijken te bevorderen. De gegevens moeten gebruikt worden voor het specifieke doel waarvoor ze verzameld zijn. Daar moeten de lidstaten voor instaan. Ook moet de Commissie duidelijke aanbevelingen doen en via open software oplossingen op maat van de landbouwbedrijven bieden.

    4.3.

    Het EESC stelt voor om een gemeenschappelijke dataruimte te ontwikkelen die gebaseerd is op een vertrouwenskeurmerk voor openbare gegevens over agrovoeding in de EU, met het oog op een betere en efficiëntere aanpak van de toeleveringsketens. In elke lidstaat moeten concrete doelen worden vastgelegd. Voor mede-eigenaarschap van gegevens, gegevenscoöperaties voor landbouw en de ontwikkeling van partnerschappen voor datafarming zijn specifieke financiële middelen en een specifieke strategie nodig.

    4.4.

    In de agrovoedingssector zijn er geen normen of gemeenschappelijke methoden om gegevens te vergelijken en te delen. Op dat vlak moeten er samen met de lidstaten concrete stappen worden ondernomen, aangezien sommige landbouwers verplicht gegevens moeten verzamelen als ze hun producten aan detailhandelaren willen verkopen.

    4.5.

    Het IDL zou kunnen helpen om meer inzicht te krijgen in alles wat bij een landbouwbedrijf komt kijken. Ook moet het afgestemd worden op andere databanken met gegevens over de toeleveringsketen, of moeten aparte datasets samen geanalyseerd worden, zodat de verdeling van de toegevoegde waarde gemonitord kan worden en alle actoren in de voedselketen eerlijk worden behandeld. Het IDL moet voor basisindicatoren zorgen die verband houden met de prestaties van landbouwbedrijven, maar ook met de regionale situatie en de productsituatie.

    4.6.

    Het IDL moet bijdragen aan een slim, innovatief, duurzaam en beter landbouwbeheer en betere productie, en moet gekoppeld worden aan de externe variabelen van landbouwproductie (het weer enz.). Landbouwers en coöperaties moeten meer betrokken worden bij onderzoeksprojecten. EU-middelen kunnen specifiek worden toegewezen om de agrovoedingssector te digitaliseren. Gezien de specifieke aard van de sector moet er samen met de lidstaten een speciale oproep tot het indienen van voorstellen worden gelanceerd.

    5.   Hoe het IDL bijdraagt aan de digitalisering van de landbouw- en voedingssector

    5.1.

    Het duurt lang voordat IT-technologieën in deze sectoren geïnternaliseerd kunnen worden aangezien landbouw nog steeds een van de minst gedigitaliseerde sectoren is en er op dat vlak aanzienlijke verschillen tussen landen, regio’s en landbouwbedrijven bestaan. De digitale kloof is een groot probleem en moet gedicht worden om de ongelijkheid te verkleinen. Een digitalere agrovoedingssector zal bijdragen aan een transparantere toeleveringsketen en het risico op voedselspeculatie verkleinen. Het EESC stelt voor dat de Commissie, de lidstaten en het maatschappelijk middenveld samen een specifiek geïntegreerd programma opzetten om de agrovoedingssector te digitaliseren. Aangezien de digitale transitie een prioriteit is, moet de toegang tot hard- en software voor de lidstaten, en met name voor kleine landbouwers, via specifieke programma’s vergemakkelijkt worden. De softwarelicenties die gebruikt worden om gegevens te verzamelen en te delen, moeten regelmatig vernieuwd worden. Daar kunnen EU-middelen voor worden gebruikt, maar de lidstaten moeten er wel bij betrokken worden.

    5.2.

    Autonome en slimme machines of sensoren produceren gegevens die landbouwers kunnen helpen beslissingen te nemen en ervoor kunnen zorgen dat gegevensbeheer in de toeleveringsketen verankerd wordt. Actoren in de toeleveringsketen en geospatiale gegevens moeten onderling verbonden en op elkaar afgestemd zijn, zodat kleine landbouwers voeling houden met de markt en de toeleveringsketens versterkt worden.

    5.3.

    Met name voor kleine landbouwbedrijven is het belangrijk om de capaciteit voor het verzamelen, delen, beheren en gebruiken van gegevens te versterken teneinde landbouwers beter in de toeleveringsketens te integreren en landbouwbedrijven efficiënter te maken. Het GLB moet die kosten dekken, en de lidstaten moeten bijzondere maatregelen in de strategische plannen opnemen. De beperkte kennis van kleine landbouwers over digitale processen moet zorgvuldig worden aangepakt en in het GLB en ander relevant beleid moet de aandacht expliciet en onafgebroken gericht zijn op het verbeteren van digitale kennis

    5.4.

    Het verzamelen van sociale en milieugegevens mag geen geïsoleerd proces of gewoon een extra bezigheid zijn, maar een permanente activiteit op landbouwbedrijfsniveau, ongeacht de grootte of het type bedrijf, en de lidstaten moeten deze voortdurende activiteit ondersteunen.

    5.5.

    Het EESC vreest dat de vraag naar gegevens en digitalisering in de agrovoedingssector tot prijsdiscriminatie en speculatie op de grondstoffenmarkten kan leiden. De gegevensmarkt is geconcentreerd in een klein aantal bedrijven. Die situatie moet aangepakt worden zodat de gegevenssoevereiniteit gegarandeerd blijft. Bovendien moeten gegevens tussen actoren in de toeleveringsketen eerlijk, transparant en zonder discriminatie gedeeld worden, zodat het IDL kan bijdragen tot een eerlijkere toeleveringsketen en een lagere indirecte uitstoot.

    5.6.

    Er moet voortdurend worden gekeken hoe er een kader kan worden gecreëerd voor gegevensdemocratie en evenwichtige onderhandelingsmacht ten aanzien van de voordelen van gegevens in de agrovoedingssector. Het EESC is ingenomen met de ID voor landbouwbedrijven en stelt voor om meer duidelijkheid te verschaffen over gegevensgeheimhouding, -eigendom, -aansprakelijkheid en -overdraagbaarheid in de landbouwsector. De baten van gegevens zouden op basis van wederkerigheid tussen gegevensverstrekkers en -verzamelaars eerlijk verdeeld moeten worden, en IDL-gegevens moeten makkelijk vindbaar zijn.

    5.7.

    Er zijn bewustmakingscampagnes nodig om duidelijk te maken hoe belangrijk gegevens voor de economische, sociale en milieuprestaties van landbouwbedrijven zijn, met name voor kleine landbouwers. Die campagnes moeten het vertrouwen versterken en meer inzicht verschaffen in de manier waarop toekomstige beleidsmaatregelen dankzij gegevens relevanter en efficiënter kunnen worden. Actoren in de voedselketen moeten toegang hebben tot opendataplatforms om de vergelijkbaarheid en transparantie binnen de producttoeleveringsketens te waarborgen. Het IDL kan landbouwers motiveren om digitale platforms te gebruiken, waardoor ze gemakkelijker hun weg kunnen vinden in de toeleveringsketens en goede praktijkvoorbeelden kunnen delen.

    5.8.

    Met name bij kleine en oudere landbouwers moet de digitale geletterdheid voortdurend worden versterkt. Dat geldt ook voor opleidingen voor gegevensverzamelaars. Er moeten opleidingen, praktijken en campagnes in verband met cyberbeveiliging ontwikkeld worden. Ondanks de vooruitgang in de digitaliserings- en gegevenssector is er behoefte aan gebruiksvriendelijkere systemen. Het EESC benadrukt dat breedbanddekking en digitalisering een voorwaarde voor precisielandbouw en robotica zijn, en dat investeringen in dergelijke duurzame technieken ondersteund moeten worden. Er moet worden nagedacht over een duidelijke link tussen het IDL, de Connecting Europe-faciliteit en het Europees Breedbandfonds.

    Brussel, 26 oktober 2022.

    De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

    Christa SCHWENG


    (1)  Advies van het EESC over “van boer tot bord”: een duurzame voedselstrategie (PB C 429 van 11.12.2020, blz. 268).

    (2)  https://www.h2020fairshare.eu/

    (3)  Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).

    (4)  Verkennend EESC-advies over het thema “Digitalisering en duurzaamheid — Status quo en de behoefte aan maatregelen vanuit het oogpunt van het maatschappelijk middenveld” (PB C 429 van 11.12.2020, blz. 187).


    Top