Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52021XG0610(01)

Conclusies van de Raad over kansengelijkheid en inclusie in onderwijs en opleiding ter bevordering van onderwijssucces voor iedereen 2021/C 221/02

ST/8693/2021/INIT

PB C 221 van 10.6.2021, p. 3–13 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

10.6.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 221/3


Conclusies van de Raad over kansengelijkheid en inclusie in onderwijs en opleiding ter bevordering van onderwijssucces voor iedereen

(2021/C 221/02)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

TEGEN DE ACHTERGROND VAN:

1.

De Europese pijler van sociale rechten, die het Europees Parlement, de Raad en de Commissie gezamenlijk hebben afgekondigd op de sociale top van Göteborg in 2017, en met name het eerste, derde en elfde beginsel.

2.

De Resolutie van de Raad betreffende een strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding met het oog op de Europese Onderwijsruimte en verder (2021-2030), waarin zorgen voor meer kwaliteit, kansengelijkheid, inclusie en slaagkansen voor iedereen in onderwijs en opleiding als eerste strategische prioriteit wordt vastgesteld.

ONDER VERWIJZING NAAR de politieke achtergrond, die in de bijlage is opgenomen

IN HET LICHT VAN:

3.

De bevindingen van de Onderwijs- en opleidingsmonitor 2020, waaruit onder meer het volgende blijkt:

a)

De deelname aan voor- en vroegschoolse educatie en opvang (OOJK) vanaf de leeftijd van 4 jaar is hoog, net onder het ET 2020-streefcijfer, dankzij de volgehouden inspanningen van de lidstaten, maar ongelijke toegang en kwaliteit blijven een uitdaging.

b)

In 2019 bedroeg het cijfer van voortijdige verlaters van onderwijs en opleiding 10,2 %, wat betekent dat het ET 2020-streefcijfer bijna werd gehaald. Het cijfer van voortijdige verlaters met een handicap bedroeg evenwel 20,3 %, en in het buitenland geboren leerlingen verlaten vaker voortijdig het onderwijs dan hun niet in het buitenland geboren leeftijdsgenoten (respectievelijk 22,2 % versus 8,9 %). Jonge mannen verlaten vaker voortijdig het onderwijs dan jonge vrouwen (respectievelijk 11,9 % versus 8,4 %), en dit verschil is de afgelopen tien jaar grotendeels constant gebleven.

c)

Uit de resultaten van de PISA-studie van 2018 blijkt dat de EU haar ET 2020-streefcijfer van minder dan 15 % leerlingen met beperkte basisvaardigheden niet heeft gehaald. In de EU als geheel namen de afgelopen tien jaar ondermaatse prestaties op het gebied van wetenschappen en lezen zelfs toe en bleven ze stabiel op het gebied van wiskunde (22,5 % voor lezen, 22,9 % voor wiskunde en 22,3 % voor wetenschappen voor de EU-27). Uitgesproken sekseverschillen bij ondermaats presterende jongeren blijven enkel bestaan op het gebied van lezen, waar het aandeel jongens hoger is. Voorts blijkt uit de resultaten het belang van het schoolklimaat voor het welzijn en de prestaties van leerlingen.

d)

Het ET 2020-streefcijfer van 40 % afgestudeerden met een diploma tertiair onderwijs is in de EU en de meeste lidstaten bereikt. Toch blijven overal in de EU sekseverschillen zichtbaar, en kansarme studenten halen minder vaak een diploma tertiair onderwijs (43,4 %) dan hun leeftijdsgenoten (82,3 %).

e)

De afgelopen tien jaar is slechts langzaam voortgang geboekt met het verhogen van het aantal deelnemers aan volwasseneneducatie, en het deelnamepercentage blijft zeer ongelijk tussen de lidstaten. In 2019 bedroeg het percentage deelnemers aan volwasseneneducatie in de EU-27 10,8 %; dat is een kleine verhoging ten opzichte van 7,8 % in 2010, en blijft ver onder het streefcijfer van 15 %.

f)

Sociaal-economische achtergrond blijft de belangrijkste bepalende factor voor onderwijsresultaten in de EU; die belet een aanzienlijk deel van de jongeren een passend niveau in basisvaardigheden te verwerven en staat opwaartse sociale mobiliteit in de weg.

4.

De Communautaire enquête betreffende het ICT-gebruik door gezinnen en individuele personen, waaruit blijkt dat in 2019 een vijfde van de jongeren (16-24 jaar) in de EU nog steeds niet over digitale basisvaardigheden beschikte.

5.

Het Eurydice-verslag 2020 “Equity in school education in Europe: Structures, policies and student performance”, waarin beleidsmaatregelen en structuren in kaart worden gebracht die geassocieerd worden met hogere niveaus van kansengelijkheid wat betreft prestaties van lerenden, en waaruit blijkt dat de kansengelijkheid op scholen, wat betreft zowel inclusie als rechtvaardigheid, sterk varieert in Europa.

6.

De COVID-19-pandemie, die, samen met de wijdverbreide omschakeling naar digitaal lesgeven en leren, onderwijs- en opleidingsstelsels in de hele EU aanzienlijk onder druk zet en hoogstwaarschijnlijk gevolgen zal hebben voor de vorderingen op het traject naar een aantal EU-streefcijfers en -indicatoren op het gebied van onderwijs en opleiding.

IS HET VOLGENDE VAN OORDEEL:

7.

Binnen het nieuwe strategische kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding met het oog op de Europese Onderwijsruimte en verder (2021-2030) en gelet op de overkoepelende politieke doelstelling van dat kader om de Europese Onderwijsruimte tot stand te brengen, is de tijd nu rijp om de balans op te maken van de tot dusver geboekte voortgang met het verbeteren van kansengelijkheid en inclusie in onderwijs en opleiding, om tot onderwijssucces voor iedereen te komen en een nieuwe impuls te geven aan de samenwerking op EU-niveau en de nationale werkzaamheden op dit gebied.

8.

Hoewel de Raad zich reeds heeft gebogen over kansengelijkheid, inclusief onderwijs en succes in onderwijs en opleiding, moeten deze kwesties nog bekeken worden als een geheel en als intersectionele en onderling afhankelijke punten; deze kunnen helpen bepalen of onderwijs- en opleidingsstelsels in staat zijn om iedereen daadwerkelijk sociaal inclusief en sociaal verbindend, rechtvaardig en succesvol onderwijs en dito opleiding van hoge kwaliteit, waaronder een leven lang leren, te verstrekken.

9.

Met name in de nasleep van de mondiale COVID-19-pandemie, die gevolgen had voor alle onderwijs- en opleidingsstelsels, met inbegrip van OOJK, hebben de ministers van Onderwijs van de EU in verschillende besprekingen sinds 2020 benadrukt hoe belangrijk het is om kansengelijkheid en inclusie in onderwijs en opleiding te verbeteren, zodat niemand aan zijn lot wordt overgelaten.

10.

Europese onderwijs- en opleidingsstelsels moeten gebruikmaken van het feit dat inclusie een van de hoofdprioriteiten is in het EU-beleid en de EU-financieringsprogramma’s en -instrumenten zoals het nieuwe Erasmus+-programma, dat voorziet in specifieke maatregelen voor inclusie, het Europees Sociaal Fonds Plus, dat de bevordering van gelijke toegang tot onderwijs en opleiding van hoge kwaliteit op alle niveaus, met name voor kansarme groepen, ondersteunt, en de herstel- en veerkrachtfaciliteit van de EU, die ten volle moet worden ingezet om ongelijkheden in het onderwijs aan te pakken, die door de huidige crisis zijn verergerd.

11.

Het vermogen van onderwijs en opleiding om inclusie te bevorderen, wordt algemeen erkend in de gezamenlijk afgekondigde Europese pijler van sociale rechten en het recent door de Commissie aangenomen actieplan voor de Europese pijler van sociale rechten (1), waarin wordt benadrukt dat onderwijs en opleiding essentieel zijn om nieuwe kansen voor iedereen te ontsluiten.

ONDERKENT HET VOLGENDE:

12.

Kansengelijkheid wat betreft toegang, inclusie en succes voor iedereen in onderwijs en opleiding is een basisbeginsel van onderwijs en opleiding, maar het blijft een uitdaging voor de onderwijs- en opleidingsstelsels in de EU om het in de praktijk te brengen, waarbij er aanzienlijke verschillen bestaan tussen en in de lidstaten.

13.

Onderwijs en opleiding spelen een belangrijke rol bij het verminderen van ongelijkheden, met name ongelijkheden die verbonden zijn aan sociaal-economische status, migratieachtergrond, ras of etnische afstamming (2), gender, seksuele gerichtheid, of een handicap, en er is bewijs dat de best presterende onderwijs- en opleidingsstelsels de stelsels zijn die de nadruk leggen op kansengelijkheid en inclusie.

14.

De samenwerking tussen instellingen van formeel en non-formeel onderwijs en dito opleiding heeft een bijzonder positieve invloed op sociale inclusie, zoals is gebleken tijdens de COVID-19-pandemie.

15.

Aangezien de diversiteit en ongelijkheden in de huidige samenleving blijven toenemen, heeft het onderwijs- en opleidingsbeleid een vooraanstaande rol te spelen bij het voorkomen van discriminatie en het bevorderen van inclusie, integratie en respect voor diversiteit in de Europese Unie. Onderwijs- en opleidingsstelsels moeten daarom zo worden vormgegeven dat alle groepen en personen daadwerkelijke gelijke toegang hebben tot hoogwaardige leermogelijkheden en de mogelijkheid hebben hun onderwijs- of opleidingstraject met succes af te ronden.

16.

Er moeten verder inspanningen worden geleverd opdat meer lerenden met succes de bovenbouw van het secundair/voortgezet onderwijs (of gelijkwaardig) kunnen afronden en kunnen starten met vervolgonderwijs of hoger onderwijs, waardoor zij waardevolle kennis, vaardigheden en competenties voor het leven kunnen verwerven en zich volledig kunnen ontplooien.

17.

Nationale en regionale onderwijs- en opleidingsstelsels zijn er de afgelopen jaren in geslaagd hun aanbod inzake kansengelijkheid wat betreft toegang en inclusie te verbeteren, wat onderwijssucces kan bevorderen, maar er zijn nog verdere inspanningen, acties en maatregelen nodig om kansengelijkheid, inclusie en succes in het onderwijs tegelijk te verbeteren. Dit houdt onder meer in dat op alle niveaus en soorten onderwijs en opleiding een toegankelijkere en hoogwaardigere levenslange begeleiding moet worden geboden (3).

18.

Het nieuwe Erasmus+-programma is nu uitgerust met versterkte middelen om sociale inclusie en kansengelijkheid beter te bevorderen en mensen met bijzondere behoeften en/of minder kansen beter te bereiken, onder meer door mobiliteitsactiviteiten toegankelijker te maken voor een breder scala van lerenden, leerkrachten, opleiders, lerarenopleiders en ander personeel.

BEKLEMTOONT HET VOLGENDE:

19.

Iedereen moet in alle stadia van zijn leven de kans krijgen om een breed scala aan sleutelcompetenties te ontwikkelen (4) om in de wereld te floreren, zowel professioneel als persoonlijk, en om het hoofd te bieden aan de huidige en toekomstige veranderingen in de samenleving en de economie, onder meer op het gebied van de groene en digitale transitie. Hierbij gaat het evenzeer om sociale rechtvaardigheid als om het concurrentievermogen van de EU.

20.

Onderwijs en opleiding spelen een cruciale rol bij het vormgeven van de toekomst van Europa en bij de persoonlijke ontplooiing en het persoonlijk welzijn van burgers, zodat zij in staat zijn zich aan te passen aan en te presteren op een veranderende arbeidsmarkt en actief en verantwoordelijk burgerschap kunnen aangaan.

21.

De COVID-19-pandemie heeft eens te meer duidelijk gemaakt dat langdurige structurele uitdagingen moeten worden aangepakt die verder gaan dan de onmiddellijke gevolgen van de pandemie, onder meer wat betreft het welzijn en de geestelijke gezondheid van lerende kinderen en van opvoeders. Deze situatie heeft de noodzaak versterkt van inclusief onderwijs en inclusieve opleidingen van hoge kwaliteit, met inbegrip van OOJK, die beschikbaar en toegankelijk zijn voor alle lerenden, ongeacht hun geslacht, hun specifieke sociaal-economische, etnische, religieuze of culturele achtergrond, specifieke onderwijsbehoeften of andere persoonlijke omstandigheden.

22.

Gelijke kansen voor iedereen bij de toegang tot onderwijs en opleiding zijn van cruciaal belang, maar niet voldoende: bijzondere aandacht moet worden besteed aan het intersectionele karakter van vraagstukken, d.w.z. lerenden die te maken hebben met bijkomende of overlappende uitdagingen, zoals lerenden met speciale onderwijsbehoeften of met een handicap, lerenden die in moeilijke persoonlijke omstandigheden verkeren, lerenden uit kansarme sociaal-economische milieus, lerenden met een migratieachtergrond en lerenden uit minderheden, economisch noodlijdende gebieden of geïsoleerde, insulaire of afgelegen gebieden, zoals de ultraperifere gebieden van de EU. Volgens dezelfde logica moeten de behoeften van hoogbegaafde lerenden in aanmerking worden genomen om hen te ondersteunen en hen te helpen hun volledige potentieel te verwezenlijken.

23.

Het verbeteren van kansengelijkheid en inclusie in onderwijs en opleiding vereist ook de ontwikkeling van genderbewustzijn in de onderwijs- en leerprocessen en in onderwijs- en opleidingsinstellingen, waarbij zowel genderstereotypen als vooroordelen worden tegengegaan en doorbroken, en discriminatie op grond van gender of seksuele gerichtheid wordt voorkomen.

24.

Onderwijs- en opleidingsstelsels moeten inspelen op de uiteenlopende individuele behoeften, vermogens en capaciteiten van alle lerenden en leermogelijkheden bieden aan iedereen, waarbij ook wordt gekeken naar een koppeling met niet-formele en informele omgevingen, zoals samenwerking met onder meer centra voor volwassenenonderwijs, jeugdwerkinstellingen of -centra en culturele instellingen.

25.

Er moeten nog inspanningen worden geleverd om alle lerenden toe te rusten met de sociale, emotionele, interculturele en burgerschapscompetenties die nodig zijn om de democratische waarden, grondrechten, gelijke kansen, sociale inclusie en non-discriminatie die de EU uitdraagt, te bevestigen, te versterken en te bevorderen, en om bewust en actief burgerschap te propageren. In dit verband kan burgerschapsvorming een belangrijke rol spelen door ervoor te zorgen dat alle lerenden inzicht verwerven in en respect hebben voor alle vormen van diversiteit, en zo tolerantie, democratische attitudes en kritisch denken ontwikkelen en interculturele en actieve burgerschapscompetenties verwerven.

26.

Deelname aan OOJK vormt een belangrijke basis voor toekomstig persoonlijk, educatief en professioneel succes, wat met name van vitaal belang is voor kinderen uit kansarme of kwetsbare milieus. De kwaliteit, inclusiviteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid van OOJK-systemen moeten nog steeds worden verbeterd om ervoor te zorgen dat alle kinderen effectieve gelijke kansen hebben om deel te nemen aan OOJK (5).

27.

Voortijdig verlaten van onderwijs en opleiding en academische mislukkingen stellen jongeren bloot aan minder sociaal-economische kansen, met name voor mensen die risico lopen en het meest kwetsbaar zijn voor uitsluiting. De inspanningen moeten worden voortgezet om te zorgen voor werkelijk inclusieve systemen waarin alle lerenden onderwijs van hoge kwaliteit krijgen en hun welzijn en geestelijke gezondheid worden bevorderd en beschermd. Dit, in combinatie met preventie- en ondersteuningsmaatregelen op basis van de individuele behoeften van lerenden en betere levenslange begeleiding van hoge kwaliteit, is van cruciaal belang om het percentage voortijdige verlaters van onderwijs en opleiding terug te dringen en om ervoor te zorgen dat lerenden de bovenbouw van het secundair/voortgezet onderwijs (of gelijkwaardig) met succes voltooien en starten met vervolgonderwijs of hoger onderwijs.

28.

Het is van essentieel belang betere onderwijsresultaten te promoten en een soepele transitie naar de arbeidsmarkt te ondersteunen, onder meer door het bevorderen, via levenslange begeleiding, een leven lang leren en volwasseneneducatie, en waar nodig in het kader van bij- en omscholingsprocessen, permanente persoonlijke, academische en professionele ontwikkeling en actief burgerschap.

29.

Het percentage ondermaats presterenden is nog steeds te hoog en in heel Europa zijn lerenden uit kansarme milieus, economisch noodlijdende gebieden of geïsoleerde, insulaire of afgelegen gebieden, zoals de ultraperifere gebieden van de EU, oververtegenwoordigd onder ondermaats presterenden en voortijdige schoolverlaters. Daarom moet verder worden gezocht naar beleidsmaatregelen op het gebied van onderwijs en opleiding die onderwijssucces voor alle lerenden beter kunnen stimuleren, met inbegrip van innovatieve pedagogische benaderingen.

30.

Beroepsonderwijs en -opleiding, met inbegrip van leerlingplaatsen en andere vormen van werkplekleren, dragen bij tot kansengelijkheid door ervoor te zorgen dat beroepsopleidingsprogramma’s van hoge kwaliteit, inclusief en toegankelijk zijn voor iedereen, ook kwetsbare groepen (6).

31.

Evenzo biedt volwasseneneducatie iedereen, met inbegrip van kwetsbare groepen, flexibele toegang tot leren en biedt zij een tweede kans of een alternatief traject naar vaardigheden en kwalificaties.

32.

Samenwerking en tijdige informatie-uitwisseling tussen onderwijs- en opleidingsinstellingen, jeugdwerk en de sociale sector zou het mogelijk maken om lerenden die onderwijs of opleiding voortijdig dreigen te verlaten vroegtijdig op te sporen en te voorzien in geschiktere steunmaatregelen voor kwetsbare jongeren, zoals NEET’s (jongeren zonder scholing, opleiding of stage), onder meer via de versterkte jongerengarantie.

33.

Hoger onderwijs kan kansengelijkheid en inclusie bevorderen door studenten te helpen probleemloos van de bovenbouw van het secundair/voortgezet onderwijs naar hoger onderwijs over te gaan, door de toegang tot hoogwaardig en inclusief onderwijs voor alle soorten lerenden te ondersteunen en door de betrokkenheid van ondervertegenwoordigde groepen, zoals niet-traditionele lerenden, te vergroten. Maar ook volwassenen kunnen meer in hoger onderwijs worden betrokken, het kan bij- en omscholing bevorderen en een rol spelen in een leven lang leren via flexibele alternatieven voor volledige programma’s, door het concept en het gebruik van een Europese benadering van microcredentials te onderzoeken.

34.

De werkzaamheden in het kader van het Bolognaproces zijn van belang voor de verdere ontwikkeling van de sociale dimensie in het hoger onderwijs.

35.

Digitale technologie speelt een belangrijke rol bij het aanpasbaar, gepersonaliseerd en geschikt maken van leeromgevingen, digitale onderwijsmethoden, instrumenten en taken voor diverse lerenden. Het kan echte inclusie bevorderen, op voorwaarde dat digitale kloven op het gebied van digitale infrastructuur, connectiviteit en toegang tot digitale hulpmiddelen, apparatuur, hulpbronnen en digitale vaardigheden, alsook de toegankelijkheid ervan voor personen met een handicap, tegelijk worden aangepakt. Hoewel digitale technologie tijdens de COVID-19-pandemie afstandsonderwijs mogelijk maakte, bracht deze situatie de onderliggende verschillen in toegang tot digitale hulpmiddelen, connectiviteit en andere vormen van de digitale kloof voor het voetlicht, zoals de digitale competenties van lerenden, opvoeders en verzorgers en de beschikbaarheid van ondersteuning ter zake.

36.

Een ethisch, verantwoord en inclusief gebruik van opkomende technologieën, zoals artificiële intelligentie, kan ook bijdragen tot het overbruggen van de digitale kloof en het bevorderen van inclusiever onderwijs en leren.

37.

De steeds betere toegang tot virtuele leeromgevingen biedt tal van nieuwe mogelijkheden. De steeds betere toegang tot en het frequentere gebruik van virtuele leeromgevingen stellen lerenden echter ook bloot aan een groter risico op cyberpesten, andere vormen van online-intimidatie of desinformatie, met name via sociale netwerken. Er moeten inspanningen worden geleverd om ervoor te zorgen dat lerenden en opvoeders worden opgeleid op het gebied van onlineveiligheid en zich bewust zijn van de potentiële risico’s van bepaalde platforms of online-instrumenten, om een veilige virtuele leeromgeving echt te bevorderen. Tegelijkertijd moeten onderwijs- en opleidingsinstellingen beschikken over duidelijke richtsnoeren en procedures om deze problemen aan te pakken.

38.

Leerkrachten, opleiders, OOJK-professionals en ander pedagogisch personeel, alsook hoofden van onderwijs- en opleidingsinstellingen en beroepskeuzeadviseurs, op alle niveaus, zijn essentieel om kansengelijkheid, inclusie en succes in onderwijs en opleiding voor iedereen te bevorderen. Om deze functie te kunnen vervullen, moeten zij hooggekwalificeerd zijn en beschikken over de vaardigheden, competenties en achtergrondkennis die nodig zijn om onderwijsachterstand te begrijpen en aan te pakken en om les te geven en te onderwijzen in steeds diversere, meertalige en multiculturele omgevingen.

39.

De initiële opleiding, de indiensttreding en de permanente professionele ontwikkeling van leerkrachten, opleiders en andere opvoeders moet worden afgestemd op de betreffende nationale en regionale normen, voor zover van toepassing, en de ontwikkelingsprocessen van onderwijs- en opleidingsinstellingen. Dit is van essentieel belang voor de vaststelling van nieuwe benaderingen om beter in te spelen op nieuwe en uitdagende realiteiten, zoals die in verband met de digitale en groene transitie. Er moeten inspanningen worden geleverd om leerkrachten, opleiders, hoofden van onderwijs- en opleidingsinstellingen en beroepskeuzeadviseurs te ondersteunen bij het vergroten van de kansengelijkheid, de kwaliteit van het onderwijs en levenslange begeleiding. Voorts moeten inspanningen worden geleverd om de beste kandidaten aan te trekken en waar nodig tekorten aan leerkrachten aan te pakken door middel van betere en flexibelere wervingsstrategieën. Tegelijkertijd zal dit bijdragen tot een betere kwaliteit en inclusiviteit van onderwijs- en opleidingsinstellingen, waardoor het bestuur van de onderwijs- en opleidingsstelsels wordt verbeterd.

VERZOEKT DE LIDSTATEN OM, REKENING HOUDEND MET DE NATIONALE OMSTANDIGHEDEN EN HET SUBSIDIARITEITSBEGINSEL:

40.

onderwijsbeleidsmaatregelen uit te voeren en, in voorkomend geval, hervormingen van de onderwijs- en opleidingsstelsels door te voeren, waarbij rekening wordt gehouden met alle aspecten van onderwijs en opleidingen en in het kader van een institutiebrede aanpak om gelijke kansen en inclusie te bevorderen en succes op alle niveaus en in alle soorten van onderwijs en opleiding te bewerkstelligen, met name door:

a)

rekening te houden met de toenemende diversiteit van lerenden en de toegang tot hoogwaardige en inclusieve onderwijs- en opleidingsvoorzieningen te bevorderen voor alle lerenden, ook uit kansarme en kwetsbare groepen, zoals lerenden die risico lopen op armoede en sociale uitsluiting en lerenden met specifieke leerbehoeften, personen met een handicap, personen met lagere kwalificaties/vaardigheden, personen met een migratieachtergrond, leden van minderheden en lerenden met minder kansen vanwege hun geografische situatie, gender en/of hun sociaal-economische achterstandspositie;

b)

alomvattende strategieën op nationaal en regionaal niveau voor onderwijssucces te promoten, op basis van sterke sectoroverschrijdende samenwerking op alle niveaus, om de succesvolle voltooiing van onderwijs- en opleidingstrajecten voor de bovenbouw van het secundair/voortgezet onderwijs (of gelijkwaardig) te bevorderen, en voortijdig verlaten van onderwijs en opleidingen, en povere leerprestaties te verminderen, onder meer door het promoten van een institutiebrede aanpak en multidisciplinaire samenwerking in en rond scholen, met een algemene inclusieve visie op onderwijs en opleiding waarin de lerende centraal staat, het bevorderen van een vroegtijdige opsporing van tekenen van interesseverlies, het versterken van geïndividualiseerde begeleiding en ondersteuningskaders voor lerenden die een risico lopen, en het vergroten en ondersteunen van de betrokkenheid van ouders, verzorgers, gezinnen en gemeenschappen;

c)

ernaar te streven dat alle lerenden een basisniveau op het gebied van basisvaardigheden bereiken, met inbegrip van digitale vaardigheden, met bijzondere aandacht voor groepen die het risico lopen ondermaats te presteren en voortijdig onderwijs en opleiding te verlaten, onder meer door doeltreffende beleidshervormingen in kaart te brengen ter ondersteuning van betere prestaties op het gebied van basisvaardigheden, met name op het gebied van onderwijsaanbod en/of -beoordeling en levenslange begeleiding, en het vermogen van instellingen en personeel om innovatief te zijn en studentgerichte leerbenaderingen en -omgevingen te ontwikkelen;

d)

erop toe te zien dat alle lerenden, met inbegrip van hoogbegaafde lerenden, naar behoren worden ondersteund en op intellectueel vlak worden uitgedaagd, overeenkomstig hun vermogens en capaciteiten, en dat tegelijkertijd hun lichamelijk, emotioneel en psychisch welzijn wordt gevrijwaard;

e)

onderwijs- en opleidingsinstellingen te behouden als veilige omgevingen die vrij zijn van geweld, racisme, pesten, cyberpesten, seksuele intimidatie, seksisme, schadelijke uitlatingen, desinformatie, onjuiste informatie en alle vormen van discriminatie;

f)

een veilige, aangename en ondersteunende leeromgeving te stimuleren, ook online, waarin alle lerenden kunnen groeien en zich als individu en lid van de gemeenschap kunnen ontwikkelen en zich in hun specifieke talenten en behoeften gerespecteerd, gewaardeerd en erkend voelen, waarbij voor alle lerenden voldoende hoge verwachtingen worden gesteld en zorg wordt gedragen voor hun individuele welzijn;

g)

ervoor te zorgen dat interne en externe kwaliteitsborgingsprocessen in onderwijs- en opleidingsinstellingen rekening houden met kansengelijkheid wat betreft toegang, inclusie en succes in het onderwijs voor alle lerenden;

h)

te overwegen, rekening houdend met de nationale en regionale omstandigheden, doeltreffend beleid inzake levenslange begeleiding te implementeren en loopbaanbegeleiding en mogelijkheden voor de ontwikkeling van loopbaanvaardigheden te bieden op alle niveaus en in alle soorten van onderwijs en opleiding, onder meer om de loopbaanveranderingen van burgers hun leven lang te ondersteunen;

i)

meertaligheid in onderwijs- en opleidingsinstellingen te promoten door de taalachtergrond van lerenden te waarderen en te benutten, waardoor zowel de beheersing van de onderwijstaal wordt versterkt als de verwerving van verdere taalvaardigheden wordt ondersteund;

j)

de toegankelijkheid van leermogelijkheden en inclusieve omgevingen te waarborgen, en geïndividualiseerde ondersteunende maatregelen in leeromgevingen aan te bieden die de academische en sociale ontwikkeling van personen met een handicap zo veel mogelijk bevorderen, teneinde het onderwijs voor hen te ondersteunen (7);

k)

psychische problemen bij lerenden te voorkomen en leerlingen met psychische problemen te ondersteunen, onder meer door hun de mogelijkheid te bieden om, indien nodig, een beroep te doen op professionele ondersteuning;

41.

een brede dialoog, samenwerking en innovatieve benaderingen aan te moedigen tussen overheden, onderwijs- en opleidingsinstellingen en belangrijke belanghebbenden, zoals lokale gemeenschappen, lokale en regionale overheden, ouders en verzorgers, familie, actoren op het gebied van jeugdzaken, sociale en culturele bemiddelaars, vrijwilligers, sociale partners, werkgevers en het maatschappelijk middenveld, om te zorgen voor inclusieve onderwijs- en opleidingsstrategieën die kansengelijkheid en inclusie bevorderen en tegemoet komen aan de behoeften van de bredere gemeenschap;

42.

het aanbieden van leermogelijkheden voor alle lerenden aan te moedigen om gedurende het hele leven flexibele onderwijs- en opleidingstrajecten aan te gaan, onder meer door eerder onderwijs te valideren, ook in niet-formele en informele omgevingen en in het kader van flexibele benaderingen, onder meer door het concept en het gebruik van een Europese benadering van microcredentials te onderzoeken, zonder afbreuk te doen aan het kernbeginsel van volledige studieprogramma’s in het initieel onderwijs en de initiële opleiding;

43.

de toegang tot OOJK van hoge kwaliteit voor alle kinderen aan te moedigen en te vergemakkelijken, ongeacht hun individuele, gezins- of sociale situatie, en de verdere tenuitvoerlegging van het Europese kwaliteitskader voor hoogwaardige OOJK-systemen voort te zetten, onder meer door te blijven investeren in OOJK om meer kinderen toegang te bieden en de kwaliteitsnormen te verbeteren;

44.

tweedekansmogelijkheden, met inbegrip van flexibele bij- en omscholingstrajecten, te bieden aan volwassenen die het initieel onderwijs en de initiële opleiding zonder kwalificaties of met lage kwalificaties hebben verlaten;

45.

mogelijkheden te verkennen voor het ontwikkelen en verbeteren van nationale systemen voor gegevensverzameling, -monitoring en -evaluatie, uitgesplitst naar geslacht en andere toepasselijke parameters, zodat de lidstaten het effect van individuele beleidsinitiatieven kunnen beoordelen en zo de vooruitgang op het gebied van de bevordering van kansengelijkheid, inclusie en succes in onderwijs- en opleidingsstelsels kunnen meten;

46.

waar nodig gebruik te blijven maken van het Europees Agentschap voor bijzondere onderwijsbehoeften en inclusief onderwijs om succesvolle inclusieve benaderingen in onderwijs- en opleidingsstelsels uit te voeren, te monitoren, te documenteren en te verspreiden;

47.

ten volle gebruik te maken van Europese samenwerkingsinstrumenten voor onderwijs- en opleidingsinstellingen, zoals het eTwinning-platform, de School Education Gateway en Epale (elektronisch platform voor volwassenenonderwijs in Europa), teneinde de samenwerking en de uitwisseling van informatie, beste praktijken en middelen met betrekking tot de bevordering van kansengelijkheid, inclusie en succes in onderwijs- en opleidingsinstellingen te verbeteren;

48.

de beschikbaarheid, toegang, toegankelijkheid en kwaliteit van digitale apparatuur en infrastructuur, connectiviteit, open en digitale leermiddelen en onderwijsmethoden op alle onderwijs- en opleidingsniveaus te verbeteren, met gerichte steun, zodat kansarme lerenden en lerenden met een handicap op alle leeftijden daartoe daadwerkelijk toegang krijgen, en tegelijkertijd tegemoet te komen aan de behoefte aan de ontwikkeling van elementaire en geavanceerde digitale vaardigheden en competenties op alle niveaus en in alle soorten onderwijs en opleiding, teneinde het potentieel van digitaal onderwijs ten volle te benutten voor het opbouwen van inclusievere onderwijs- en leeromgevingen die tegelijk tot onderwijssucces leiden;

49.

ervoor te zorgen dat leerkrachten, opleiders, OOJK-professionals, pedagogisch personeel en andere opvoeders, alsook hoofden van onderwijs- en opleidingsinstellingen op alle niveaus, alle steun krijgen die zij nodig hebben, met inbegrip van het noodzakelijke initiële onderwijs, de aanloopfase in het beroep en de permanente professionele ontwikkeling, teneinde onderwijsachterstand te begrijpen en weg te werken, persoonlijke vooroordelen en vooringenomenheid tegen te gaan, echte inclusie en succes te bevorderen, met diversiteit om te gaan, een passende leermotivatie te promoten en hoogwaardige leerresultaten te boeken voor een diverse doelgroep, in samenwerking met andere belanghebbenden. Dit omvat het ondersteunen van de ontwikkeling van digitale basiscompetenties en geavanceerde digitale vaardigheden en innovatieve onderwijsmethoden en de ontwikkeling van sociale en emotionele vaardigheden, alsook het bevorderen van het welzijn en de geestelijke gezondheid van opvoeders;

50.

tekorten aan leerkrachten weg te werken, voor zover die bestaan, met name in speciaal onderwijs en in multiculturele en meertalige omgevingen;

51.

de afspraken van de Verklaring van Parijs van 2015 verder na te komen, met name via burgerschapsvorming, om actief burgerschap te promoten en verdraagzaamheid en democratische attitudes, interculturele competenties, digitale en mediageletterdheid en kritisch denken te bevorderen;

52.

naargelang de nationale of regionale behoeften ten volle gebruik te maken van alle beschikbare regionale, nationale en EU-financieringsmechanismen en –programma’s, zoals Erasmus+, het Europees Sociaal Fonds Plus, samen met andere Europese structuur- en investeringsfondsen, InvestEU en de nieuwe mogelijkheden in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit, teneinde duurzame investeringen in kansengelijk en inclusief onderwijs en opleiding te bevorderen en zodoende onderwijssucces voor iedereen te bevorderen.

VERZOEKT DE LIDSTATEN EN DE COMMISSIE OM, CONFORM HUN BEVOEGDHEDEN EN MET INACHTNEMING VAN HET SUBSIDIARITEITSBEGINSEL:

53.

maximaal gebruik te maken van de mogelijkheden die het nieuwe strategische kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding biedt met het oog op de Europese onderwijsruimte en verder (2021-2030), via de open coördinatiemethode, om de uitwisseling van goede praktijken en innovatieve benaderingen richting meer kansengelijkheid en inclusiviteit in onderwijs en opleiding te bevorderen, met name door wederzijds en intercollegiaal leren te versterken en, waar nodig, onderzoek en studies uit te voeren om empirisch onderbouwde beleidsvorming te promoten en succesvolle beleidspraktijken op het gebied van kansengelijkheid, inclusie en succes voor iedereen te ontwikkelen en te verspreiden.

VERZOEKT DE COMMISSIE OM, CONFORM DE VERDRAGEN EN MET VOLLEDIGE INACHTNEMING VAN HET SUBSIDIARITEITSBEGINSEL:

54.

samen met de lidstaten te werken aan initiatieven die de Commissie heeft aangekondigd in het kader van de Europese vaardighedenagenda, de Europese onderwijsruimte en het Actieplan Voor Digitaal Onderwijs 2021-2027, die de kansengelijkheid, inclusie en succes in onderwijs en opleiding zullen verbeteren, alsmede in het kader van de strategie voor de rechten van het kind, de strategie inzake de rechten van personen met een handicap 2021-2030 en het actieplan voor de Europese pijler van sociale rechten, met inbegrip van de kindergarantie;

55.

aan een initiatief te werken dat erop gericht is samen met de lidstaten beleidsrichtsnoeren op te stellen over het terugdringen van ondermaatse prestaties en het verhogen van het aantal leerlingen dat een diploma van de bovenbouw van het secundair/voortgezet onderwijs (of gelijkwaardig) behaalt, over het bijdragen aan hogere vaardigheidsniveaus, het loskoppelen van sociaal-economische achtergrond en het behaalde onderwijsniveau, en over het voorkomen van jeugdwerkloosheid;

56.

de strategische dialoog met de lidstaten te voeren en zich daarbij te concentreren op het ontwikkelen van een goed presterend digitaal ecosysteem en op het verbeteren van digitale vaardigheden en competenties met het oog op de digitale transformatie van onderwijs en opleiding;

57.

beleidsrichtsnoeren voor de lidstaten op te stellen over online en afstandsleren in primair en secundair/voortgezet onderwijs teneinde de inclusiviteit en flexibiliteit van het schoolonderwijs te verhogen en de ontwikkeling van brede competenties door alle lerenden te verbeteren;

58.

de samenwerking tussen relevante belangenorganisaties op Europees, nationaal en regionaal niveau en de instanties van de lidstaten die verantwoordelijk zijn voor onderwijs en opleiding, te ondersteunen zodat zij samen een bijdrage kunnen leveren voor de beleidsaanbevelingen over innovatieve en multidisciplinaire les- en leermethoden voor basisvaardigheden;

59.

op het gebied van gelijkwaardige toegang, inclusie en succes voor iedereen in onderwijs en opleiding beter samen te werken met de relevante Europese instellingen en agentschappen, zoals het Europees Agentschap voor bijzondere onderwijsbehoeften en inclusief onderwijs, en de relevante internationale organisaties, zoals de Raad van Europa, de OESO, de Verenigde Naties en de Unesco, in samenwerking met de lidstaten;

60.

op basis van en gebruikmakend van het deskundige advies van de Permanente Groep indicatoren en benchmarks, werk te maken van voorstellen voor mogelijke indicatoren of EU-streefcijfers op het gebied van kansengelijkheid en inclusie;

61.

mogelijkheden te onderzoeken voor het ontwikkelen en verbeteren van Europese gegevensverzameling, met name binnen Eurostat, teneinde beleidsinitiatieven en -maatregelen ter bevordering van kansengelijkheid, inclusie en succes in onderwijs- en opleidingsstelsels in de hele EU vlotter te beoordelen, maar tegelijkertijd extra lasten voor de lidstaten te vermijden;

62.

in nauwe samenwerking met de lidstaten, een beroep te doen op de groep deskundigen op het gebied van kwaliteitsinvesteringen in onderwijs en opleiding om te onderzoeken hoe efficiënte en doeltreffende investeringen in vaardigheden van mensen en infrastructuur kansengelijkheid en inclusie in onderwijs en opleiding zouden kunnen bevorderen;

63.

een groep deskundigen samen te roepen die voorstellen moet formuleren voor strategieën om ondersteunende leeromgevingen te creëren voor groepen die het risico lopen ondermaats te presteren, en om het welzijn op school te bevorderen;

64.

een groep deskundigen samen te roepen die zich concentreert op het bevorderen van digitale geletterdheid en de bestrijding van desinformatie, wat van cruciaal belang is voor het creëren van een veilige, emanciperende en inclusieve online ervaring voor iedereen.

(1)  Doc. COM(2021) 102 final.

(2)  Er wordt verwezen naar Richtlijn 2000/43/EG van de Raad van 29 juni 2000 houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht ras of etnische afstamming.

(3)  Overeenkomstig de resolutie van de Raad van 21 november 2008 over betere integratie van levenslange begeleiding in de strategieën voor een leven lang leren.

(4)  Aanbeveling van de Raad van 22 mei 2018 inzake sleutelcompetenties voor een leven lang leren (PB C 189 van 4.6.2018, blz. 1).

(5)  Overeenkomstig de aanbeveling van de Raad van 22 mei 2019 betreffende stelsels voor kwaliteitsvolle voor- en vroegschoolse educatie en kinderopvang.

(6)  Overeenkomstig de aanbeveling van de Raad van 24 november 2020 inzake beroepsonderwijs en -opleiding voor duurzaam concurrentievermogen, sociale rechtvaardigheid en veerkracht.

(7)  In overeenstemming met het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap en de strategie voor de rechten van personen met een handicap 2021-2030.


BIJLAGE

Politieke achtergrond

1.   

Conclusies van de Raad betreffende een strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding (ET 2020) (12 mei 2009)

2.   

Aanbeveling van de Raad inzake beleid ter bestrijding van voortijdig schoolverlaten (28 juni 2011)

3.   

Resolutie van de Raad betreffende een vernieuwde Europese agenda voor volwasseneneducatie (20 december 2011)

4.   

Aanbeveling van de Raad betreffende de validatie van niet-formeel en informeel leren (20 december 2012)

5.   

Verklaring over de bevordering, via het onderwijs, van burgerschap en de gemeenschappelijke waarden vrijheid, verdraagzaamheid en non-discriminatie (Parijs, 17 maart 2015)

6.   

Gezamenlijk verslag 2015 van de Raad en de Commissie over de uitvoering van het strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding (ET 2020) — Nieuwe prioriteiten voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding (23 en 24 november 2015)

7.   

Conclusies van de Raad inzake het terugdringen van voortijdig schoolverlaten en het bevorderen van goede schoolresultaten (15 december 2015)

8.   

Aanbeveling van de Raad tot invoering van bijscholingstrajecten: nieuwe mogelijkheden voor volwassenen (19 december 2016)

9.   

Conclusies van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, over inclusie in verscheidenheid met het oog op hoogwaardig onderwijs voor iedereen (17 februari 2017)

10.   

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s — Een goede start in het leven dankzij ontwikkeling van scholen en uitstekend onderwijs (30 mei 2017)

11.   

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s — De Europese identiteit versterken via onderwijs en cultuur: Bijdrage van de Europese Commissie aan de bijeenkomst van de leiders in Göteborg (17 november 2017)

12.   

Aanbeveling van de Raad inzake de bevordering van gemeenschappelijke waarden, inclusief onderwijs en de Europese dimensie in lesgeven (22 mei 2018)

13.   

Conclusies van de Raad over toewerken naar een visie op een Europese onderwijsruimte (22 mei 2018)

14.   

Aanbeveling van de Raad betreffende de bevordering van automatische wederzijdse erkenning van kwalificaties van hoger onderwijs en hoger secundair onderwijs en opleiding en de resultaten van leerperioden in het buitenland (26 november 2018)

15.   

Aanbeveling van de Raad inzake een alomvattende benadering van het onderwijzen en leren van talen (22 mei 2019)

16.   

Aanbeveling van de Raad betreffende stelsels voor kwaliteitsvolle voor- en vroegschoolse educatie en kinderopvang (22 mei 2019)

17.   

Resolutie van de Raad over het verder ontwikkelen van de Europese onderwijsruimte ter ondersteuning van toekomstgerichte onderwijs- en opleidingsstelsels (8 november 2019)

18.   

Conclusies van de Raad over Europese leraren en opleiders voor de toekomst (9 juni 2020)

19.   

Conclusies van de Raad over het bestrijden van de COVID-19-crisis in onderwijs en opleiding (16 juni 2020)

20.   

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s — Europese vaardighedenagenda voor duurzaam concurrentievermogen, sociale rechtvaardigheid en veerkracht (1 juli 2020)

21.   

Een Unie van gelijkheid: EU-actieplan tegen racisme 2020-2025 (18 september 2020)

22.   

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s — De Europese onderwijsruimte tegen 2025 tot stand brengen (30 september 2020)

23.   

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s, Actieplan Voor Digitaal Onderwijs 2021-2027 — Onderwijs en opleiding herbronnen voor het digitale tijdperk (30 september 2020)

24.   

Aanbeveling van de Raad inzake beroepsonderwijs en -opleiding voor duurzaam concurrentievermogen, sociale rechtvaardigheid en veerkracht (24 november 2020)

25.   

Conclusies van de Raad over digitaal onderwijs in de kennismaatschappijen van Europa (24 november 2020)

26.   

Verklaring van Osnabrück over beroepsonderwijs en -opleiding als katalysator voor herstel en rechtvaardige transities naar digitale en groene economieën (30 november 2020)

27.   

Resolutie van de Raad betreffende een strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding met het oog op de Europese Onderwijsruimte en verder (2021-2030) (18 februari 2021)

28.   

Strategie inzake de rechten van personen met een handicap 2021-2030 (3 maart 2021)

29.   

EU-strategie voor de rechten van het kind (24 maart 2021)


Top