Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52021PC0223

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende buitenlandse subsidies die de interne markt verstoren

COM/2021/223 final

Brussel, 5.5.2021

COM(2021) 223 final

2021/0114(COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

betreffende buitenlandse subsidies die de interne markt verstoren

{SEC(2021) 182 final} - {SWD(2021) 99 final} - {SWD(2021) 100 final}


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

De Europese Unie (“EU”) is nauw vervlochten met de wereldeconomie. In 2019 verhandelde zij voor 5 984 miljard EUR aan goederen en diensten 1 , waardoor haar aandeel in de totale wereldhandel uitkwam op 16,4 %. Dit betekent dat handel goed is voor bijna 35 % van het bruto binnenlands product (bbp) van de EU, met 35 miljoen banen in de EU die afhankelijk zijn van de uitvoer. De stromen van producten, diensten en kapitaal in en uit de EU dragen bij aan de groei van de EU doordat zij het concurrentievermogen versterken, banen creëren, innovatie stimuleren en nieuwe markten openen 2 .

In 2017 ging een derde van de investeringen in de wereld naar de EU-28 en waren er zo’n 100 000 ondernemingen gevestigd die eigendom zijn van buitenlandse entiteiten 3 . Buitenlandse directe investeringen (BDI) zijn een belangrijke bron van werkgelegenheid (16 miljoen banen 4 ), groei en concurrentievermogen.

Dankzij een sterke, open en concurrerende interne markt kunnen zowel Europese als buitenlandse ondernemingen op eigen kracht concurreren, mits een gelijk speelveld op de interne markt is geborgd. Daarom is de Commissie op 10 maart 2020 met een nieuwe industriestrategie voor Europa gekomen 5 , die voor Europa een duidelijke koers uitzet waarmee de EU-industrie bij de groene en de digitale transitie het voortouw kan nemen op basis van concurrentie, open markten, wereldwijd toonaangevende onderzoeksprestaties en technologieën en een sterke interne markt. De EU streeft naar een model van open strategische autonomie 6 dat het stelsel van de internationale economische governance vorm geeft en wederzijds voordelige bilaterale betrekkingen uitbouwt, terwijl zij tegelijkertijd haar interne markt beschermt tegen oneerlijke en misbruikmakende praktijken. De mededeling over de evaluatie van het handelsbeleid van 18 februari 2021 zet de bakens uit voor een open, duurzaam en assertief handelsbeleid, dat berust op openheid als een strategische keuze, maar toch is toegerust met de instrumenten om oneerlijke handelspraktijken te bestrijden 7 .

De afgelopen jaren blijken buitenlandse subsidies in sommige gevallen een verstorend effect op de eengemaakte EU-markt te hebben gehad, hetgeen tot een ongelijk speelveld voor de mededinging heeft geleid. Hoewel het momenteel meestal nog ontbreekt aan betrouwbare data over subsidies van derde landen, lijken in een toenemend aantal gevallen buitenlandse subsidies te hebben bijgedragen aan de overname van ondernemingen in de EU, investeringsbeslissingen te hebben beïnvloed, de handel in diensten te hebben verstoord of anderszins invloed te hebben gehad op de gedragingen van de ontvangers ervan op de EU‑markt – ten koste van een eerlijke mededinging 8 .

In dit verband kunnen buitenlandse subsidies uiteenlopende vormen aannemen, zoals renteloze leningen, onbeperkte staatsgaranties, belastingvrijstellingen of -kortingen voor buitenlandse investeringen of handel, of specifieke overheidsfinanciering. In vele gevallen zouden deze subsidies problematisch zijn als zij door EU-lidstaten waren verleend en aan de EU-staatssteunregels werden getoetst.

Sinds 2017 voert de EU een actief driehoeksoverleg met de Verenigde Staten en Japan om de multilaterale samenwerking op een aantal cruciale domeinen te verbeteren. In juni 2018 heeft de Europese Raad de Commissie opdracht gegeven om werk te maken van de modernisering van de Wereldhandelsorganisatie (“WTO”) om de WTO relevanter te maken en haar in staat te stellen zich aan te passen aan een veranderende wereld, en om de doeltreffendheid van de WTO te verbeteren. 9 In januari 2020 10 raakten de belangrijkste handelsgezanten van de EU, de VS en Japan het eens over de noodzaak om de WTO-voorschriften inzake subsidies aan de industrie te versterken. In dit verband is de EU voornemens om te beginnen met het uitwerken van WTO-regels die een reeks concurrentieverstoringen als gevolg van staatsinterventie in de economie – waaronder subsidies aan de industrie – tegengaan, zoals geschetst in de bijlage bij de mededeling over de evaluatie van het handelsbeleid 11 .

Omdat het een uitdaging is om binnen een redelijk tijdsbestek tot een multilaterale oplossing voor subsidies te komen, heeft de Commissie (in het kader van de nieuwe industriestrategie voor Europa) toegezegd om na te gaan hoe de antisubsidiemechanismen en -instrumenten het best kunnen worden versterkt 12 . Op 17 juni 2020 heeft de Commissie een witboek over buitenlandse subsidies 13 vastgesteld, om dit thema te verkennen, een publiek debat aan te zwengelen en met mogelijke oplossingen te komen. Het witboek en, meer in detail, afdeling 2 van het effectbeoordelingsverslag waarvan het voorliggende voorstel vergezeld gaat, beschrijven een leemte in de wetgeving wat betreft EU-voorschriften op het gebied van mededinging, handel en overheidsopdrachten, waardoor de EU daadwerkelijk wordt belet om actie te ondernemen wanneer buitenlandse subsidies op de interne markt verstoringen veroorzaken, onder meer ook via financiering van concentraties of inschrijvingen voor aanbestedingen.

Het witboek tekent aan dat de toekenning van steun door overheden in de lidstaten onderworpen is aan het EU-staatssteuntoezicht, terwijl er geen vergelijkbare regeling voorhanden is voor steun die door niet-EU-landen wordt toegekend. Dit zet ondernemingen die in de EU een economische activiteit uitoefenen zonder subsidies, op achterstand tegenover ondernemingen die buitenlandse subsidies ontvangen.

Het witboek wees voorts op problemen wat betreft de toegang tot EU-financiering voor marktdeelnemers die buitenlandse subsidies ontvangen, hetgeen de concurrentie om EU‑middelen zou kunnen verstoren. De effectbeoordeling waarvan dit voorstel vergezeld gaat, merkt op dat Uniemaatregelen om de verstorende effecten van buitenlandse subsidies bij overheidsopdrachten tegen te gaan, zullen gelden voor uitgaven uit de EU-begroting onder gedeeld beheer die via overheidsopdrachten worden uitgekeerd. Het directe beheer van EU‑middelen valt onder het Financieel Reglement van de EU. De Commissie zal de mogelijkheid onderzoeken om de medewetgevers bij de volgende herziening van het Financieel Reglement wijzigingen voor te stellen, zodat met het effect van buitenlandse subsidies rekening kan worden gehouden. Voor zover EU-financiering wordt uitgekeerd via overheidsopdrachten onder gedeeld beheer, zullen eventuele verstoringen worden tegengegaan via de bepalingen over overheidsopdrachten in dit voorstel.

Recentelijk zijn diverse lidstaten met suggesties gekomen voor maatregelen die de mogelijke verstoringen door buitenlandse subsidies kunnen aanpakken 14 . Daarnaast heeft de Duitse Monopolkommission een voorstel gedaan voor een instrument voor buitenlandse staatssteun dat de negatieve effecten van buitenlandse subsidies op de interne markt moet tegengaan 15 .

Ook de medewetgevers hebben bij diverse gelegenheden de kwestie van de buitenlandse subsidies aan de orde gesteld. Zo verwees de Raad in zijn conclusies van 11 september 2020 naar het witboek van de Commissie 16 en deed de Europese Raad in zijn conclusies van 1 en 2 oktober 2020 17 een oproep voor “nog andere instrumenten om de verstorende effecten van buitenlandse subsidies op de interne markt aan te pakken”. In zijn verslag van februari 2020 over het mededingingsbeleid 18 verzocht het Europees Parlement de Commissie “de mogelijkheid te onderzoeken om een pijler toe te voegen aan het EU-mededingingsrecht, waarin aan de Commissie passende onderzoeksmiddelen worden gegeven ingeval een bedrijf verstorend gedrag zou hebben vertoond ten gevolge van overheidssubsidies of buitensporige winst zou hebben gemaakt dankzij een dominante marktpositie in eigen land”. In een gezamenlijke brief aan uitvoerend vicevoorzitters van de Commissie Vestager en Dombrovskis en commissaris Breton 19 heeft een groep van 41 leden van het Europees Parlement zich krachtig uitgesproken voor een instrument om ondernemingen uit derde landen aan te pakken die aanzienlijke overheidssteun hebben ontvangen.

Zoals aangekondigd in het werkprogramma van de Commissie voor 2020-2021, schetst dit voorstel voor een verordening hoe een nieuw instrument er kan uitzien dat de leemte in de regelgeving dicht en een gelijk speelveld op de interne markt borgt. Dit komt ook ter sprake in de mededeling over de evaluatie van het handelsbeleid onder punt 3.2.6 “De nadruk van de EU op de uitvoering en handhaving van handelsovereenkomsten versterken en een gelijk speelveld waarborgen”.

Samenhang met de huidige bepalingen op dit beleidsgebied

Momenteel zijn er geen specifieke EU-voorschriften voor het tegengaan van de verstorende effecten die buitenlandse subsidies op de interne markt kunnen hebben. De EU heeft weliswaar een stelsel van staatssteuntoezicht dat is vastgelegd in de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (“VWEU”), maar dit is alleen van toepassing indien een EU-lidstaat financiële steun toekent aan een onderneming of een groep van ondernemingen en zulks een voordeel oplevert dat de mededinging verstoort en het handelsverkeer tussen lidstaten ongunstig beïnvloedt. De EU-mededingingsvoorschriften 20 verbieden overeenkomsten of onderlinge afgestemde feitelijke gedragingen van ondernemingen die ertoe strekken of ten gevolge hebben dat de mededinging op de interne markt wordt verstoord, alsmede misbruik van machtspositie door ondernemingen, ongeacht de vorm ervan of de wijze waarop deze worden gefinancierd. Met de EU-voorschriften inzake concentratiecontrole 21 is een stelsel ingericht waarbij concentraties die blijvende veranderingen in de zeggenschap over ondernemingen met zich brengen, vooraf moeten worden aangemeld en goedgekeurd boven bepaalde EU-omzetdrempels, ongeacht of die concentraties eventueel met buitenlandse subsidies worden bekostigd.

Dit voorstel wil een antwoord bieden voor verstoringen op de interne markt die worden veroorzaakt door buitenlandse subsidies die niet onder de EU-voorschriften inzake staatssteun, concentratiecontrole en antitrust vallen. Het is een aanvulling op en spoort volledig met de bestaande mededingingsvoorschriften. Het voorstel biedt een oplossing voor de schadelijke effecten van verstorende buitenlandse subsidies in het geval van concentraties en overheidsopdrachten (ex ante), zonder dat de mogelijkheden voor de EU worden beperkt om in andere marktomstandigheden ex post in te grijpen, onder meer in kleinere concentraties en openbare aanbestedingsprocedures.

Het voorstel strookt volledig met de EU-voorschriften inzake overheidsopdrachten. De EU‑richtlijnen inzake overheidsopdrachten 22 betreffen inschrijvingen waarvan de verwachte waarde een bepaald bedrag overschrijdt. Zij zijn ontworpen om een concurrerende, open en goed gereguleerde markt voor aanbestedingen te borgen. Ook zorgen zij ervoor dat EU‑ondernemingen toegang hebben tot snelle en doeltreffende beroepsprocedures. Het huidige voorstel ziet specifiek op verstoringen die buitenlandse subsidies bij openbare aanbestedingsprocedures in de EU kunnen veroorzaken. Het is dus een aanvulling op de bestaande voorschriften.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Het voorstel is coherent met de nieuwe industriestrategie en de evaluatie van het handelsbeleid, doordat het ertoe bijdraagt het concurrentievermogen en de open strategische autonomie van de EU te borgen door de antisubsidiemechanismen en -instrumenten van de EU meer slagkracht te geven. Het voorstel houdt ook rekening met de doelstellingen van de Europese Green Deal. Het zal een coherent, doeltreffend en evenredig raamwerk vormen om verstoringen op de interne markt tegen te gaan die momenteel niet kunnen worden aangepakt.

Dit voorstel is een aanvulling op het gewijzigde voorstel voor het instrument voor internationale overheidsopdrachten (IPI) 23 , dat handelspartners wil aanmoedigen om met de EU te onderhandelen over de openstelling voor EU-ondernemingen van hun markten voor overheidsopdrachten. Het IPI-voorstel van de Commissie zet in op het verbeteren van de toegang tot markten voor overheidsopdrachten buiten de EU. Het zal echter niets doen tegen de verstoringen van aanbestedingsprocedures op de interne markt die voortvloeien uit buitenlandse subsidies voor ondernemingen die deelnemen aan EU-markten voor overheidsopdrachten 24 .

Het voorstel strookt ook met het EU-handelsbeleid en vult bestaande handelsinstrumenten aan. De WTO-Overeenkomst inzake subsidies en compenserende maatregelen (SCM) (op multilateraal niveau), de bilaterale vrijhandelsovereenkomsten en de EU‑antisubsidieverordening 25 bepalen in hoeverre subsidies kunnen worden ingezet en beregelen maatregelen die kunnen worden genomen om het effect van die subsidies tegen te gaan. Maatregelen om oneerlijke praktijken tegen te gaan, hebben doorgaans de vorm van extra invoerrechten om de schade ongedaan te maken van de subsidies die door andere WTO‑landen worden toegekend. Toch bieden de EU-antisubsidievoorschriften alleen een antwoord voor de schade veroorzaakt door de invoer in de EU van goederen die een buitenlandse subsidie hebben ontvangen. Op internationaal niveau kan de EU procederen tegen een WTO-lid wegens inbreuken op de SCM-overeenkomst, maar het toepassingsgebied van die overeenkomst is ook beperkt tot de handel in goederen. In de Algemene Overeenkomst inzake de handel in diensten van de WTO (GATS) is een mandaat ingebouwd om voorschriften te ontwikkelen voor subsidies op het gebied van de handel in diensten, maar dergelijke regels zijn tot dusver nog niet ontwikkeld.

Dit voorstel is een aanvulling op de verordening screening BDI 26 . Deze moet bepalen wat de mogelijke gevolgen zijn van buitenlandse directe investeringen voor de veiligheid en de openbare orde, door na te gaan wat de effecten ervan zijn voor onder meer kritieke infrastructuur, technologieën en inputs. Daarentegen pakt dit voorstel specifiek de kwestie aan van verstoringen van het gelijke speelveld als gevolg van buitenlandse gesubsidieerde investeringen op de interne markt, met inbegrip van strategische bedrijfstakken, kritieke activa en technologieën.

Het voorstel is afgestemd op andere EU-instrumenten, zoals het EU-Handvest van de grondrechten.

Het voorstel is ook coherent met de gerichte en op maat gesneden wet- en regelgeving voor specifieke sectoren, zoals de maritieme technologie en de luchtvaart 27 .

2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De voorgestelde verordening zou regels opleggen ten aanzien van buitenlandse subsidies die een verstorend effect op de interne markt hebben, onder meer in situaties waarin een gesubsidieerde investeerder voornemens is om een EU-doelonderneming over te nemen of aan een openbare aanbestedingsprocedure in de EU deel te nemen. Volgens de afbakening in artikel 207, lid 1, VWEU bestrijkt de gemeenschappelijke handelspolitiek onder meer te nemen maatregelen “in geval van subsidies”, “directe buitenlandse investeringen” en “de handel in goederen en diensten”. Bijgevolg valt het voorstel voor een verordening grotendeels onder het toepassingsgebied van artikel 207, lid 2, VWEU, dat voorziet in de vaststelling van maatregelen om het raamwerk voor de uitvoering van de gemeenschappelijke handelspolitiek te bepalen.

Tegelijkertijd kan de voorgestelde verordening ook van toepassing zijn op bepaalde activiteiten die een reeds in een lidstaat gevestigde entiteit uitoefent in een andere lidstaat, zoals de verwerving van een andere entiteit in een andere lidstaat of de deelname aan een openbare aanbesteding in een andere lidstaat. In dat opzicht kan de voorgestelde verordening ook van invloed zijn op het recht van vestiging en het vrij verkeer van goederen en diensten binnen de Unie. In dat licht bezien dient het voorstel ook artikel 114 VWEU als grondslag te hebben, dat voorziet in de vaststelling van maatregelen inzake de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten die de instelling en de werking van de interne markt betreffen. Hoewel er tot op heden geen nationale voorschriften ter zake van buitenlandse subsidies zijn, hebben diverse lidstaten 28 aangegeven dat zij de noodzaak zien om verstoringen door buitenlandse subsidies tegen te gaan. Het valt niet uit te sluiten dat, zonder EU-optreden, ten minste bepaalde lidstaten zouden kunnen besluiten om nationale wetgeving vast te stellen. Daarom, en om onnodige belemmeringen te vermijden die kunnen voortvloeien uit verschillen in de wetgeving van de lidstaten, dient de Commissie EU‑brede wetgeving voor te stellen wat betreft verstorende buitenlandse subsidies.

Daarom wordt voorgesteld om de artikelen 207 en 114 VWEU als grondslag te nemen voor het voorstel.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Het handelsbeleid is een exclusieve bevoegdheid van de EU. Bijgevolg zouden, indien het voorstel alleen artikel 207 VWEU als grondslag had, de EU-instellingen – en niet de regeringen van de lidstaten – nieuwe wetgeving invoeren met betrekking tot verstorende buitenlandse subsidies.

Daartegenover staat dat de interne markt een gebied van gedeelde bevoegdheid is. Daarom kunnen voor een voorstel met artikel 114 VWEU als grondslag ook de lidstaten wetgevende initiatieven nemen en juridisch bindende handelingen vaststellen, tenzij de doelstellingen van het voorstel beter op EU-niveau kunnen worden behaald. Tot op heden heeft nog geen lidstaat nationale wetgeving aangenomen om potentieel verstorende effecten van buitenlandse subsidies tegen te gaan. Voorts hebben diverse lidstaten de Commissie juist opgeroepen om op dit gebied met ontwerpwetgeving te komen 29 .

De doelstellingen van het voorstel kunnen niet door de lidstaten alleen worden verwezenlijkt. Buitenlandse subsidies kunnen verstoringen van de interne markt veroorzaken, onder meer in het kader van overnames van EU-doelondernemingen en bij overheidsopdrachten. De situatie valt te vergelijken met door EU-lidstaten toegekende staatssteun die, naar zijn aard, op meer dan één lidstaat van invloed is. Evenzo kunnen verstoringen als gevolg van buitenlandse subsidies een Uniedimensie hebben, en zo meerdere lidstaten raken.

Door verstorende buitenlandse subsidies op EU-niveau aan te pakken, weten potentiële begunstigden van buitenlandse subsidies vooraf welke regels de Commissie zal gebruiken om het bestaan van buitenlandse subsidies en mogelijke verstoringen die deze kunnen veroorzaken, te beoordelen. Een en ander garandeert voorspelbaarheid en verbetert de rechtszekerheid van het stelsel in de lidstaten.

Evenredigheid

Het voorstel zet in op de bescherming van het gelijke speelveld op de interne markt, zodat deze niet door buitenlandse subsidies wordt verstoord. Centraal staan daarbij dus twee punten: verstorende buitenlandse subsidies identificeren en de verstoringen verhelpen die daardoor worden veroorzaakt.

Voor concentraties en overheidsopdrachten omvat het voorstel een stelsel van voorafgaande aanmelding van de grootste en potentieel meest verstorende zakken. Met deze ex-ante-benadering kunnen verstorende buitenlandse subsidies worden geïdentificeerd in situaties waarin de hoogste economische waarde in het geding is. In alle overige marktomstandigheden, zoals kleinere concentraties en kleinere procedures voor overheidsopdrachten, is voor dergelijke subsidies een ambtshalve procedure van toepassing, waardoor de Commissie zich op de meest relevante zaken kan concentreren. Op basis van relevante marktinformatie zal de toezichthouder dan de mate van verstoring nagaan. Hoe dan ook zijn buitenlandse subsidies van minder dan 5 miljoen EUR waarschijnlijk niet verstorend.

De herstelmaatregelen uit het voorstel zijn gebaseerd op maatregelen die in het EU‑staatssteuntoezicht worden toegepast om het verstorende effect van staatssteun op te heffen. Aangezien het potentieel verstorende effect van buitenlandse subsidies op de interne markt vergelijkbaar is met dat van staatssteun, biedt het herstelinstrumentarium uit het staatssteunrecht een doeltreffend stel maatregelen om door buitenlandse subsidies veroorzaakte verstoringen te herstellen. In het geval van grote concentraties en grote procedures voor overheidsopdrachten zorgt de ex-ante-benadering ervoor dat er over maatregelen een besluit kan komen voordat de transacties worden geclosed, hetgeen de betrokken ondernemingen rechtszekerheid biedt.

De maatregelen in het voorstel zijn evenredig, omdat zij hun doelstellingen bereiken door, op een gerichte wijze, lasten alleen op te leggen aan ondernemingen die op de interne markt een economische activiteit uitoefenen en buitenlandse subsidies ontvangen. Het voorstel vergt de medewerking van de ondernemingen ten aanzien waarvan een onderzoek loopt, maar de bestuurlijke kosten zullen redelijk en evenredig zijn. Die kosten zullen een zekere menskracht omvatten om aanmeldingen van grote gesubsidieerde concentraties of openbare aanbestedingsprocedures op te stellen, om met de Commissie te communiceren en om informatieverzoeken te beantwoorden.

Keuze van instrument

Alleen met een wetgevingsinstrument kunnen de geconstateerde problemen doeltreffend worden aangepakt. Een verordening is noodzakelijk, omdat deze rechtstreeks toepasselijk is in de lidstaten, hetzelfde niveau van rechten en plichten voor particuliere partijen vaststelt en de mogelijkheid biedt van een coherente en doeltreffende toepassing van de regels in de hele EU. Dit is het meest geschikte instrument om potentiële verstoringen van de interne markt door buitenlandse subsidies tegen te gaan.

3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Raadpleging van belanghebbenden

De Commissie heeft over dit voorstel breed geraadpleegd 30 :

op 17 juni 2020 heeft zij een witboek buitenlandse subsidies vastgesteld en bekendgemaakt, dat de aanzet was voor een openbare raadpleging over 14 weken die afliep op 23 september 2020 31 ;

op 6 oktober 2020 heeft zij voor belanghebbenden een raadpleging opengesteld over een aanvangseffectbeoordeling met een schets van de mogelijke beleidsopties, de eventuele effecten daarvan en andere elementen die in een gedetailleerd effectbeoordelingsverslag moesten worden onderzocht;

tussen oktober 2020 en januari 2021 heeft zij een aantal bilaterale gerichte raadplegingen met vertegenwoordigers van de meest relevante belanghebbenden georganiseerd 32 ; en

zij heeft een gestructureerde dialoog gevoerd met de lidstaten, met name via Raadsgroepen, de deskundigengroep op het gebied van overheidsopdrachten, terwijl ook bilaterale en multilaterale contacten en conferenties hebben bijgedragen aan de vormgeving van beleidsopties.

Algemeen genomen leverden de openbare raadplegingen sterke steun op voor optreden om verstorende buitenlandse subsidies op de interne markt aan te pakken. Nagenoeg alle respondenten die over de aanvangseffectbeoordeling feedback hebben verstrekt, toonden zich voorstander van wetgevend handelen op EU-niveau, eventueel aan te vullen met internationale voorschriften.

De antwoorden die tijdens de raadpleging over het witboek zijn ingekomen, waren bijzonder relevant voor de uitwerking van het voorstel. Bijna alle belanghebbenden uit de EU, waaronder ook de lidstaten, waren ingenomen met het initiatief en waren het ermee eens dat gehandeld moest worden. Het merendeel was het eens met de in het witboek geschetste breedte van de aanpak, maar beklemtoonde dat de maatregel evenredig moest zijn om buitenlandse investeringen niet af te schrikken, een punt van zorg dat ook terugkwam in de reacties van belanghebbenden van buiten de EU. Talrijke respondenten beklemtoonden de noodzaak dat moest worden gehandeld op het gebrek aan transparantie over buitenlandse subsidies.

Om verstorende buitenlandse subsidies tegen te gaan, maar tegelijk de regeldruk voor ondernemingen en overheden zoveel mogelijk te beperken, is het voorstel dat de aanmeldingsdrempels voor gesubsidieerde concentraties en openbare aanbestedingsprocedures betrekkelijk hoog worden vastgesteld, zodat alleen de potentieel meest verstorende subsidies worden bestreken. De Commissie kan zaken die onder de drempels blijven, dan ambtshalve onderzoeken. Evenzo is het voorstel dat, om de rechtszekerheid te vergroten voor ondernemingen die economische activiteiten in de EU uitoefenen, een minimumniveau wordt vastgesteld waaronder het risico gering is dat buitenlandse subsidies de interne markt verstoren. Een en ander zal met name op het mkb een positief effect hebben. Gelet op de talrijke vragen om consistentie bij de toepassing van het instrument, wordt voorgesteld dat de Commissie wordt belast met de handhaving van de verordening.

Daarnaast werd de feedback in de gerichte raadplegingen gebruikt om met voorbeelden te komen van soorten subsidies, getroffen bedrijfstakken en concrete verstorende effecten. Deze werden besproken in de effectbeoordeling en zijn gebruikt om het voorstel vorm te geven.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

Dit initiatief wordt ondersteund door een effectbeoordeling. Daarnaast heeft de Commissie in 2020 diverse raadplegingen gehouden (zie hoger). Eigen economisch onderzoek van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek heeft geholpen om de effectbeoordeling verder te onderbouwen. De lidstaten zijn geraadpleegd op diverse bijeenkomsten van de Raadsgroepen mededinging en overheidsopdrachten, en op bijeenkomsten van deskundigengroepen. Ten slotte hebben een aantal standpunten van lidstaten over de aanpak van buitenlandse subsidies 33 en diverse verslagen en studies 34 bijgedragen aan de vormgeving van het instrument.

Effectbeoordeling

De effectbeoordeling die aan het voorstel ten grondslag ligt, is onderzocht door de Raad voor regelgevingstoetsing van de Commissie, die op 5 maart 2021 een positief advies met punten van voorbehoud heeft uitgebracht. Het advies van de raad, zijn aanbevelingen en een toelichting over de manier waarop daarmee rekening is gehouden, zijn opgenomen in bijlage 1 bij de effectbeoordeling waarvan dit voorstel vergezeld gaat. Bijlage 3 bij de effectbeoordeling geeft een overzicht van wie door dit voorstel zal worden geraakt en hoe.

De Commissie onderzocht diverse beleidsopties voor het behalen van de algemene doelstelling van het initiatief, nl. een gelijk speelveld op de interne markt borgen voor ondernemingen die wel en ondernemingen die geen buitenlandse subsidies ontvangen:

Optie 1 –    niets doen (status quo);

Optie 2 –    handvatten publiceren over welke informatie over overheidssteun moet worden ingediend bij het aanmelden van een overname;

Optie 3 –    bestaande wetgeving wijzigen; en

Optie 4 –    een nieuw EU-rechtsinstrument ontwikkelen met alternatieven voor diverse parameters.

Het aanvangseffectbeoordelingsverslag stelde nog een vijfde optie voor, die een wijziging van internationale voorschriften inhield. De effectbeoordeling presenteert die optie niet meer en heeft, in plaats daarvan, de belangrijkste elementen ervan opgenomen in het basisscenario, aangezien de Commissie hoe dan ook zal doorzetten met dit soort beleidsinitiatief, met name om de ontwikkeling te bevorderen van internationale voorschriften om negatieve effecten van subsidies tegen te gaan. De opties 2 en 3 zijn in een vroeg stadium afgevoerd, omdat de kans klein was dat zij doeltreffend zouden zijn. Daarom is alleen optie 4 nader onderzocht.

Optie 4 stelde meerdere alternatieven voor, die werden geanalyseerd. Deze alternatieven betroffen de volgende parameters:

i) onderzoeksaanpak;

ii) bevoegdheidsniveau;

iii) drempel waaronder buitenlandse subsidies niet als verstorend zouden worden aangemerkt;

iv) beoordelingscriteria;

v) een afwegingstoets, waarmee negatieve en positieve effecten kunnen worden meegewogen; en

vi) herstelmaatregelen.

Op basis van de beoordeling van de effecten van optie 4 zijn de subopties met betrekking tot de bovenstaande parameters gebundeld om mogelijke beleidspakketten te vormen voor alle drie de sectoren waarin verstorende subsidies kunnen voorkomen: concentraties, openbare aanbestedingsprocedures en andere marktomstandigheden.

De voorkeursoptie voor elk van deze sectoren kan worden voorgesteld als een drieledig onderzoeksinstrument met de volgende onderdelen:

·Onderdeel 1: Een onderzoeksinstrument op basis van aanmeldingen voor concentraties waarbij de omzet van de EU-doelonderneming 500 miljoen EUR overschrijdt en de buitenlandse financiële bijdragen 50 miljoen EUR overschrijden;

·Onderdeel 2: Een onderzoeksinstrument op basis van aanmeldingen voor openbare aanbestedingen waarbij de waarde van de opdracht meer dan 250 miljoen EUR bedraagt; en

·Onderdeel 3: Een instrument voor ambtshalve onderzoeken voor alle overige marktsituaties en voor concentraties en openbare aanbestedingsprocedures die de drempels voor de onderdelen 1 en 2 onderschrijden.

Het voorstel is dat de Commissie de instantie is die de verordening handhaaft. Het risico is klein dat buitenlandse subsidies van minder dan 5 miljoen EUR verstorend zijn.

De voorkeursoptie stemt grotendeels overeen met de benadering zoals die in het witboek werd gepresenteerd, op twee belangrijke uitzonderingen na 35 :

·werd in het witboek nog gedacht aan een rol voor de lidstaten bij het toetsen van de openbare aanbestedingsprocedures, dan gaat dit voorstel voor handhaving van alle onderdelen op EU-niveau. Dit beantwoordt aan een breed gedragen vrees bij belanghebbenden dat een nieuw instrument inzake buitenlandse subsidies niet consistent zou worden toegepast in alle lidstaten en de nationale instanties zou overbelasten 36 ; en

·de voorkeursoptie is meer in detail uitgewerkt dan het witboek, met name wat betreft aanmeldingsdrempels en de drempel waaronder buitenlandse subsidies niet zouden worden geacht de interne markt te verstoren. Dergelijke drempels zijn ook een antwoord op vrij algemene zorgen bij belanghebbenden over de regeldruk en sluiten aan bij feedback van diverse belanghebbenden 37 dat de drempel waaronder subsidies niet als verstorend zouden moeten worden aangemerkt, hoger moet liggen dan 200 000 EUR over een periode van drie jaar, zoals eerst was voorgesteld.

De voorafgaande aanmelding voor de grootste en potentieel meest verstorende gevallen zal ervoor zorgen dat verstorende buitenlandse subsidies stelselmatig worden geïdentificeerd in situaties met de hoogste economische waarde. Voor alle overige marktsituaties (zoals kleinere concentraties en kleinere procedures voor overheidsopdrachten) zouden verstorende buitenlandse subsidies worden geïdentificeerd in een ambtshalve procedure. Dankzij deze benadering kan de toezichthouder zijn aandacht toespitsen op de meest relevante gevallen. De voorkeursoptie bevat ook een doeltreffend instrumentarium van herstelmaatregelen om de verstoring door buitenlandse subsidies te verhelpen.

Een van de voordelen van de voorkeursoptie is naar verwachting een gelijk speelveld op de interne markt voor ondernemingen die wel en ondernemingen die geen buitenlandse subsidies ontvangen. Hierdoor zal de concurrentiepositie van deze tweede groep verbeteren. Bedrijven zullen, met name wanneer zij grote buitenlandse subsidies ontvangen, misschien bepaalde administratieve kosten moeten maken bij het opstellen van aanmeldingen of het voldoen aan informatieverzoeken. Deze kosten zijn echter redelijk en evenredig.

Het effect van de beleidsopties op de verschillende categorieën belanghebbenden wordt nader toegelicht in bijlage 3 bij de effectbeoordeling. In de mate van het mogelijke is de beoordeling zowel kwantitatief als kwalitatief. Gezien de hoge drempel waaronder subsidies geacht zullen worden de interne markt niet te verstoren en gezien de hoge voorgestelde aanmeldingsdrempels voor gesubsidieerde concentraties en transacties bij overheidsopdrachten zal dit initiatief geen extra lasten opleggen aan het mkb. De lasten die voor de Commissie aan de tenuitvoerlegging van dit initiatief verbonden zijn, zijn redelijk (in hoofdzaak herschikking of schepping van posten) gelet op de baten voor de economie.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Het voorstel houdt geen verband met REFIT, aangezien het een domein betreft waarvoor er momenteel geen EU- (of nationale) wetgeving bestaat.

Gezien de hoge aanmeldingsdrempels voor gesubsidieerde concentraties en transacties bij overheidsopdrachten stelt dit voorstel maatregelen vast die in hoofdzaak van toepassing zullen zijn op ontvangers van grote buitenlandse subsidies, die waarschijnlijk ook het meest verstorend zullen zijn. Hierdoor wordt de regeldruk beperkt voor ondernemingen en overheidsinstanties. Daarnaast zal het mkb, gezien de hoge voorgestelde aanmeldingsdrempels, niet worden geraakt door bijkomende regeldruk als gevolg van aanmeldingsverplichtingen.

Doordat het voorstel de verstorende effecten van buitenlandse subsidies op de interne markt verhelpt, zal het een gelijk speelveld creëren voor ondernemingen die wel en ondernemingen die geen buitenlandse subsidies ontvangen, hetgeen het concurrentievermogen van ondernemingen in de EU ten goede zal komen. Gezien de beperkte regeldruk voor ondernemingen en het heldere raamwerk dat met dit voorstel wordt vastgesteld, wordt het risico dat het nieuwe instrument negatief op de handels- en investeringsstromen zal uitwerken, gering geacht. Afgezien van het risico als gevolg van de regeldruk kan het instrument het aantal concentraties doen teruglopen doordat het gesubsidieerde concentraties voorkomt. Dit is echter het beoogde effect en zou moeten worden gecompenseerd door de baten van het herstel van onverstoorde prijssignalen en waarderingen van ondernemingen en door het bevorderen van concentraties die voordien werden verhinderd.

Dit voorstel is klaar voor het internet en geschikt voor zowel fysieke als digitale omgevingen.

Grondrechten

Het voorstel strookt met het EU-Handvest van de grondrechten en neemt de vrijheid van ondernemerschap in acht. De invoering van een nieuw wetgevingsinstrument om verstorende buitenlandse subsidies aan te pakken, zou gebeuren met volledige inachtneming van de grondrechten op een eerlijk proces en behoorlijk bestuur.

Wanneer de Commissie op grond van het wetgevingsinstrument handelt, zouden haar onderzoeksbevoegdheden onderworpen zijn aan alle rechten op een eerlijk proces, zoals het recht op een met redenen omkleed besluit en toegang tot rechterlijke toetsing, met inbegrip van de mogelijkheid om handhavings- en sanctiemaatregelen aan te vechten. Deze rechten gelden in het geval van bestuurlijke procedures.

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Om de doelstellingen van dit initiatief zo doeltreffend mogelijk te verwezenlijken, moet een aantal acties op het niveau van de Commissie worden gefinancierd, hetgeen de herschikking of schepping van posten ten belope van rond 145 voltijdequivalenten omvat 38 . De uitgaven voor personele middelen over de periode 2021-2027 zullen ongeveer 80,490 miljoen EUR bedragen. Andere administratieve uitgaven over die periode zouden naar verwachting 0,800 miljoen EUR bedragen. Operationele uitgaven, die zullen worden gebruikt voor het bekostigen van de vereiste IT-infrastructuur, studies en raadplegingen om voor een doeltreffende handhaving van het instrument te zorgen, zullen uitkomen op zo’n 7,825 miljoen EUR. Voor keuzes inzake IT-ontwikkeling en overheidsopdrachten zal de voorafgaande goedkeuring vereist zijn van de raad voor informatietechnologie en cyberbeveiliging van de Europese Commissie. Andere administratieve kredieten die worden gefinancierd uit het budget van specifieke programma’s, worden begroot op ongeveer 1,225 miljoen EUR.

De totale administratieve uitgaven voor de tenuitvoerlegging van het voorstel over de periode 2021-2027 zullen zodoende uitkomen op 90,340 miljoen EUR; hiervan zal een deel worden gefinancierd uit het programma voor de interne markt. Met de financiering zullen onderzoek- en handhavingsacties, monitoringactiviteiten en marktonderzoeken worden ondersteund. Ook zal hiermee ondersteuning worden geboden voor een regelmatige evaluatie van specifieke bepalingen, een evaluatie van de verordening en een doorlopende evaluatie van de doeltreffendheid en doelmatigheid van de genomen maatregelen. Een gedetailleerd overzicht van de betrokken kosten is te vinden in het financieel memorandum bij dit initiatief.

5.OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

Monitoring en evaluatie vormen een belangrijk onderdeel van het voorstel. De monitoring zal doorlopend gebeuren en gebaseerd zijn op operationele doelstellingen en specifieke indicatoren. De volgende belangrijke aspecten zullen aan bod komen bij de regelmatige en voortdurende monitoring:

i) het aantal verstorende buitenlandse subsidies (op basis van zaken); en

ii) de doeltreffendheid van de opgelegde herstelmaatregelen.

Daarnaast kan de Commissie ontwikkelingen met betrekking tot verstorende buitenlandse subsidies monitoren in het kader van een marktonderzoek.

De doeltreffendheid en doelmatigheid van het voorstel zal worden gemonitord aan de hand van vooraf bepaalde indicatoren om na te gaan of eventueel aanvullende voorschriften nodig zijn (bijvoorbeeld wat betreft handhaving) om te borgen dat buitenlandse subsidies de interne markt niet langer verstoren. Het effect van de interventie zal dan ook worden beoordeeld in het kader van een evaluatie en, indien nodig, zal een herzieningsclausule worden geactiveerd op grond waarvan de Commissie passende maatregelen kan nemen, zoals wetgevingsvoorstellen.

Artikelsgewijze toelichting

Hoofdstuk 1 bevat algemene bepalingen, zoals het onderwerp en toepassingsgebied van de verordening (artikel 1). Het bepaalt wanneer een buitenlandse subsidie geacht wordt te bestaan (artikel 2), in welke omstandigheden deze geacht wordt de interne markt te verstoren (artikel 3) en bij welke soorten subsidies het risico op een verstorend effect het grootste is (artikel 4). Voorts beschrijft het de afweging die de Commissie maakt (artikel 5) voordat zij eventuele herstelmaatregelen oplegt en welke de mogelijke soorten herstelmaatregelen en verbintenissen zijn (artikel 6).

Hoofdstuk 2 gaat over de ambtshalve toetsing van subsidies. Meer bepaald legt dit hoofdstuk vast dat de Commissie ambtshalve informatie uit enigerlei bron over mogelijke verstorende buitenlandse subsidies kan onderzoeken (artikel 7) in het kader van een voorlopige beoordeling (artikel 8) of in het kader van een diepgaand onderzoek (artikel 9). Vervolgens bepaalt het de voorschriften met betrekking tot diverse instrumenten die in het kader van procedures op grond van de verordening kunnen worden gebruikt, zoals door de Commissie opgelegde voorlopige maatregelen (artikel 10) en informatieverzoeken (artikel 11). Daarnaast zal de Commissie inspecties ter plaatse kunnen uitvoeren zowel binnen de Unie (artikel 12) als daarbuiten (artikel 13). Indien de betrokken onderneming haar medewerking niet verleent, kan de Commissie een besluit nemen op grond van de beschikbare feiten (artikel 14). Zij kan geldboeten en dwangsommen opleggen (artikel 15) voor procedurele inbreuken, zoals het verstrekken van onvolledige, onjuiste of misleidende informatie in het kader van een onderzoek, en wegens de niet-nakoming van besluiten van de Commissie waarbij herstelmaatregelen of voorlopige maatregelen worden opgelegd, of van verbintenissen. Ook kan zij een eerder besluit herroepen en een nieuw besluit nemen (artikel 16) indien de betrokken onderneming in strijd met de door haar aangeboden verbintenissen handelt of indien blijkt dat het vorige besluit op onvolledige, onjuiste of misleidende informatie berust.

Hoofdstuk 3 bevat specifieke voorschriften voor concentraties. Met name legt dit hoofdstuk de voorwaarden vast waaronder een buitenlandse subsidie bij een concentratie geacht wordt de interne markt te verstoren (artikel 17), omschrijft het wat een concentratie is (artikel 18) en bepaalt het wanneer een concentratie moet worden aangemeld (artikel 19). Het werkt de aanmeldingsverplichting nader uit door het begrip “zeggenschap” te omschrijven (artikel 20) en door toe te lichten hoe de omzet (artikel 21) en de hoogte van de financiële bijdrage (artikel 22) moeten worden berekend. Dit hoofdstuk geeft aan wanneer een concentratie moet worden opgeschort en wat de ter zake geldende termijnen zijn (artikel 23). Het bepaalt welke procedurevoorschriften van hoofdstuk 2 op aangemelde concentraties van toepassing zijn tijdens de voorlopige beoordeling en het diepgaande onderzoek, aangepast aan de specifieke aspecten van een aanmeldingsstelsel (artikel 24). De geldboeten en dwangsommen (artikel 25) die in hoofdstuk 2 worden bepaald, gelden ook voor aangemelde concentraties, aan te vullen met de mogelijkheid om geldboeten en dwangsommen op te leggen ingeval een aanmelding onjuiste of misleidende informatie verstrekt, of bij niet-aanmelding of niet-nakoming van de opschortingsverplichting of een verbodsbesluit voor een concentratie.

Hoofstuk 4 bevat specifieke voorschriften voor openbare aanbestedingsprocedures. Met name legt het de voorwaarden vast waaronder een buitenlandse subsidie geacht wordt de interne markt te verstoren bij een openbare aanbestedingsprocedure (artikel 26), stelt het de aanmeldingsdrempels vast (artikel 27) en bepaalt het wanneer een aanmelding in het kader van een dergelijke procedure verplicht is (artikel 28). Het legt vast welke procedurevoorschriften van hoofdstuk 2 van toepassing zijn op aangemelde financiële bijdragen bij openbare aanbestedingsprocedures, alsmede de termijnen voor het inleiden en beëindigen van een diepgaand onderzoek (artikel 29). Ook beschrijft het de soorten besluiten die de Commissie kan vaststellen (artikel 30) en wanneer de gunning van een overheidsopdracht aan potentieel gesubsidieerde inschrijvers bij openbare aanbestedingsprocedures moet worden opgeschort (artikel 31). Ten slotte legt het de geldboeten en dwangsommen vast die kunnen worden opgelegd overeenkomstig hoofdstuk 2, aan te vullen met de mogelijkheid om geldboeten en dwangsommen op te leggen wanneer een aanmelding onjuiste of misleidende informatie verstrekt of wanneer geen aanmelding wordt gedaan (artikel 32).

Hoofdstuk 5 bevat gemeenschappelijke procedurevoorschriften. Het beschrijft de verhouding tussen ambtshalve toetsing, aanmelding van een concentratie en aanmelding van een overheidsopdracht (artikel 33). Het voorziet in de mogelijkheid om een marktonderzoek in te stellen (artikel 34) en stelt verjaringstermijnen vast (artikel 35). Het bevat ook een verplichting om op grond van de verordening vastgestelde besluiten bekend te maken (artikel 36) en bepaalt nader tot wie dergelijke besluiten moeten worden gericht (artikel 37). Diverse voorschriften leggen de procedurele waarborgen vast in procedures voor de Commissie, met name het recht van verweer (artikel 38) en de bescherming van het ambtsgeheim (artikel 39).

Hoofdstuk 6 beschrijft de verhouding tussen de verordening en andere rechtsinstrumenten (artikel 40).

Hoofdstuk 7 bevat verdere algemene bepalingen, zoals de comitéprocedure voor besluiten (artikel 41) en de mogelijkheid om uitvoeringsvoorschriften (artikel 42) en gedelegeerde handelingen (de artikelen 42 en 43) vast te stellen, in overeenstemming met specifieke voorschriften inzake bevoegdheidsdelegatie (artikel 45). Daarnaast is er een bepaling betreffende de evaluatie van de verordening (artikel 46). Ten slotte bevat de verordening een aantal overgangsbepalingen (artikel 47) en vermeldt zij wanneer zij in werking treedt en van toepassing wordt (artikel 48).

2021/0114 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

betreffende buitenlandse subsidies die de interne markt verstoren

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name de artikelen 114 en 207,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité 39 ,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)Dankzij een sterke, open en concurrerende interne markt kunnen zowel Europese als buitenlandse ondernemingen op eigen kracht concurreren. De Unie profiteert van een geavanceerd en doeltreffend stelsel van staatssteuntoezicht, dat eerlijke voorwaarden wil garanderen voor alle ondernemingen die een economische activiteit op de interne markt uitoefenen. Dit stelsel van staatssteuntoezicht voorkomt dat lidstaten staatssteun toekennen die de mededinging op de interne markt buitensporig verstoort.

(2)Tegelijkertijd ontvangen ondernemingen misschien overheidssubsidies uit derde landen die worden gebruikt om bijvoorbeeld economische activiteiten op de interne markt in een economische sector te financieren, zoals de deelname aan openbare aanbestedingsprocedures, of voor overnames van ondernemingen, waaronder die met strategische activa zoals kritieke infrastructuur en innovatieve technologieën. Dergelijke subsidies vallen momenteel niet onder de staatssteunvoorschriften van de Unie.

(3)Buitenlandse subsidies kunnen de interne markt verstoren en voor diverse economische activiteiten in de Unie het gelijke speelveld ondergraven. Dit kan met name het geval zijn in het kader van concentraties die een verschuiving in de zeggenschap over ondernemingen in de Unie meebrengen, indien dergelijke concentraties volledig of ten dele worden bekostigd uit buitenlandse subsidies of indien ondernemingen die buitenlandse subsidies ontvangen, overheidsopdrachten gegund worden in de Unie.

(4)Momenteel zijn er geen Unie-instrumenten om verstoringen als gevolg van buitenlandse subsidies aan te pakken. Met handelsbeschermingsinstrumenten kan de Commissie handelen wanneer gesubsidieerde goederen in de Unie worden ingevoerd, maar niet wanneer buitenlandse subsidies de vorm aannemen van gesubsidieerde investeringen of wanneer het om diensten en financiële stromen gaat. Op grond van de WTO-Overeenkomst inzake subsidies en compenserende maatregelen heeft de Unie de mogelijkheid om een procedure voor geschillenbeslechting tussen staten in te stellen tegen bepaalde buitenlandse subsidies die door WTO-leden worden toegekend, zij het beperkt tot goederen.

(5)Daarom moeten bestaande Unie-instrumenten worden aangevuld met een nieuw instrument om door buitenlandse subsidies op de interne markt veroorzaakte verstoringen daadwerkelijk aan te pakken en een gelijk speelveld te borgen. Meer bepaald is het nieuwe instrument een aanvulling op staatssteunvoorschriften van de Unie die zien op verstoringen op de interne markt die door subsidies van lidstaten worden veroorzaakt.

(6)Voorschriften en procedures voor het onderzoeken van buitenlandse subsidies die de interne markt daadwerkelijk of potentieel verstoren, moeten worden vastgesteld en die verstoringen moeten, in voorkomend geval, worden verholpen. Buitenlandse subsidies kunnen de interne markt verstoren indien de onderneming die de buitenlandse subsidie ontvangt, een economische activiteit in de Unie uitoefent. Deze verordening moet derhalve voorschriften vaststellen voor alle ondernemingen die een economische activiteit in de Unie uitoefenen. Gezien het belang van de economische activiteiten die mkb-bedrijven uitoefenen, en de bijdrage daarvan aan het behalen van de centrale beleidsdoelstellingen van de Unie, gaat bijzondere aandacht naar het effect van deze verordening op die bedrijven.

(7)Om een gelijk speelveld op de hele interne markt en consistentie bij de toepassing van deze verordening te borgen, moet de Commissie de enige instantie zijn die bevoegd is om deze verordening toe te passen. De Commissie moet de bevoegdheid hebben om, op basis van informatie uit alle beschikbare bronnen, buitenlandse subsidies in alle economische sectoren ambtshalve te onderzoeken voor zover die onder het toepassingsgebied van deze verordening vallen. Om doeltreffend toezicht te garanderen, moet de Commissie in het specifieke geval van grote concentraties (fusies en acquisities) en openbare aanbestedingsprocedures boven bepaalde drempels, de bevoegdheid hebben om buitenlandse subsidies te toetsen op basis van een voorafgaande aanmelding door de onderneming bij de Commissie.

(8)In het kader van deze verordening moet “buitenlandse subsidie” worden begrepen als een interventie die aan elk van de drie volgende voorwaarden voldoet.

(9)Het moet gaan om een financiële bijdrage die – direct of indirect – wordt verschaft door de overheidsinstanties van een derde land. Daarbij kan het ook gaan om een bijdrage die via publieke of particuliere entiteiten wordt toegekend. De vraag of een publieke entiteit een financiële bijdrage verschaft, moet van geval tot geval worden beantwoord, met de nodige aandacht voor elementen zoals de kenmerken van de betrokken entiteit en de juridische en economische omgeving in het land waarin de entiteit opereert, met inbegrip van de rol van de overheid in de economie. Financiële bijdragen kunnen ook worden toegekend via een particuliere entiteit indien de acties daarvan aan het derde land zijn toe te rekenen.

(10)Die financiële bijdrage moet een onderneming die op de interne markt een economische activiteit uitoefent, een voordeel verlenen. Een financiële bijdrage die ten goede komt aan een entiteit die niet-economische activiteiten uitoefent, is geen buitenlandse subsidie. Of er sprake is van een voordeel, moet wordt bepaald aan de hand van vergelijkingspunten, zoals de investeringspraktijk van particuliere investeerders, de op de markt beschikbare financieringstarieven, een vergelijkbare fiscale behandeling of een passende vergoeding voor een bepaald goed of een bepaalde dienst. Indien niet meteen vergelijkingspunten voorhanden zijn, kunnen bestaande ijkpunten worden aangepast of kunnen alternatieve ijkpunten worden uitgewerkt op basis van algemeen aanvaarde beoordelingsmethoden.

(11)Het voordeel moet worden verleend aan een individuele onderneming of bedrijfstak of meerdere ondernemingen of bedrijfstakken. Het voordeel kan rechtens of feitelijk worden vastgesteld.

(12)Zodra het bestaan van een buitenlandse subsidie is vastgesteld, moet de Commissie nagaan of de buitenlandse subsidie de interne markt verstoort. Anders dan bij staatssteun die door een lidstaat wordt toegekend, geldt er geen algemeen verbod op buitenlandse subsidies. Subsidies in de vorm van exportfinanciering kunnen een bijzondere bron van zorg zijn vanwege de verstorende effecten ervan. Dit is niet het geval indien die financiering wordt verstrekt in overeenstemming met de OESOregeling inzake door de overheid gesteunde exportkredieten. De Commissie moet van geval tot geval nagaan of een buitenlandse subsidie de interne markt verstoort.

(13)Het gebrek aan transparantie over talrijke buitenlandse subsidies en de complexiteit van de zakelijke realiteit maken het wellicht moeilijk om het effect van een bepaalde buitenlandse subsidie op de interne markt eenduidig vast te stellen of te kwantificeren. Om de verstoring te bepalen, lijkt het dus noodzakelijk gebruik te maken van een niet-uitputtende reeks indicatoren. Bij het beoordelen van de vraag in hoeverre een buitenlandse subsidie de concurrentiepositie van de betrokken onderneming kan verbeteren, en zo ja, hoe deze de mededinging op de interne markt daadwerkelijk of potentieel ongunstig beïnvloedt, kan de Commissie rekening houden met bepaalde indicatoren, zoals doch niet beperkt tot het bedrag en de aard van de subsidie, het doel van en de voorwaarden verbonden aan de buitenlandse subsidie, alsmede het gebruik ervan op de interne markt.

(14)Bij het toepassen van deze indicatoren kan de Commissie verschillende elementen laten meewegen, zoals de omvang van de subsidie in absolute termen of ten opzichte van de omvang van de markt of ten opzichte van de waarde van de investering. Zo zal een concentratie waarbij een buitenlandse subsidie een substantieel deel van de aankoopprijs van de doelonderneming dekt, waarschijnlijk verstorend zijn. Ook zullen buitenlandse subsidies die een substantieel deel bestrijken van de geraamde waarde van een via een openbare aanbestedingsprocedure te gunnen opdracht, waarschijnlijk verstoringen veroorzaken. Indien voor exploitatiekosten een buitenlandse subsidie wordt verstrekt, lijkt het risico groter dat dit verstoringen veroorzaakt dan wanneer deze voor investeringsuitgaven wordt toegekend. De kans dat subsidies voor mkb-bedrijven verstoringen veroorzaken, kan als minder waarschijnlijk worden beschouwd. Voorts moet worden gekeken naar de kenmerken van de markt, en met name de mededingingsvoorwaarden op de markt, zoals toegangsdrempels. Buitenlandse subsidies die tot overcapaciteit leiden doordat economisch niet rendabele activa in stand worden gehouden of doordat investeringen worden gestimuleerd in capaciteitsuitbreidingen die anders niet hadden plaatsgevonden, zullen waarschijnlijk verstoringen veroorzaken. Een buitenlandse subsidie voor een begunstigde die een geringe mate van activiteit op de interne markt vertoont, gemeten bijvoorbeeld in termen van in de Unie behaalde omzet, zal waarschijnlijk minder verstoringen veroorzaken dan een buitenlandse subsidie aan een begunstigde die in aanzienlijkere mate op de interne markt actief is. Ten slotte moet als algemene regel gelden dat bij buitenlandse subsidies die 5 miljoen EUR onderschrijden, verstoringen van de interne markt in de zin van deze verordening weinig waarschijnlijk moeten worden geacht.

(15)Evenals bepaalde soorten staatssteun zullen ook bepaalde categorieën buitenlandse subsidies – zoals onbeperkte garanties – naar hun aard waarschijnlijk verstoringen op de interne markt veroorzaken. Die categorieën behoeven geen nadere beoordeling op basis van indicatoren. Een onderneming kan hoe dan ook aantonen dat de buitenlandse subsidie in kwestie de interne markt in de specifieke omstandigheden van de zaak niet zou verstoren.

(16)De Commissie dient de positieve effecten van de buitenlandse subsidie op de ontwikkeling van de betrokken gesubsidieerde economische activiteit in ogenschouw te nemen. De Commissie moet deze positieve effecten afwegen tegen de negatieve effecten van een buitenlandse subsidie in termen van verstoring op de interne markt, om in voorkomend geval de passende herstelmaatregel te bepalen of in te stemmen met verbintenissen. Deze afwegingsexercitie kan ook tot de conclusie leiden dat geen herstelmaatregelen hoeven te worden opgelegd. Bij categorieën buitenlandse subsidies die geacht worden het meeste risico op verstoring van de interne markt in te houden, is de kans kleiner dat zij meer positieve dan negatieve effecten hebben.

(17)Indien de Commissie een buitenlandse subsidie ambtshalve onderzoekt, moet zij de bevoegdheid hebben om herstelmaatregelen aan een onderneming op te leggen, om de door de buitenlandse subsidie op de interne markt veroorzaakte verstoringen te verhelpen. Herstelmaatregelen moeten evenredig zijn aan de betrokken verstoring en geschikt om die te verhelpen. Zij moeten gedragsmatige of structurele herstelmaatregelen omvatten of de terugbetaling van de buitenlandse subsidie.

(18)De betrokken onderneming moet de mogelijkheid hebben verbintenissen aan te bieden om de door de buitenlandse subsidie veroorzaakte verstoring te verhelpen. Indien de Commissie van oordeel is dat de aangeboden verbintenissen de verstoring volledig en daadwerkelijk verhelpen, kan zij deze accepteren en deze bij besluit verbindend verklaren.

(19)De betrokken onderneming kan aanbieden om de subsidie terug te betalen, vermeerderd met een passende rente. De Commissie moet instemmen met een terugbetaling die als verbintenis wordt aangeboden indien zij zich ervan kan vergewissen dat de terugbetaling de verstoring volledig verhelpt, transparant wordt uitgevoerd en in de praktijk ook functioneert, waarbij zij rekening houdt met het risico dat de doelstellingen van deze verordening worden omzeild.

(20)Tenzij de betrokken ondernemingen verbintenissen aanbieden waarmee de geconstateerde verstoring volledig en daadwerkelijk wordt verholpen, moet de Commissie de bevoegdheid hebben om een concentratie of de gunning van een overheidsopdracht te verbieden voordat deze plaatsvindt. Indien de concentratie reeds ten uitvoer is gebracht, met name in gevallen waarin geen voorafgaande aanmelding vereist was omdat de aanmeldingsdrempels niet werden overschreden, kan de verstoring niettemin zo aanzienlijk zijn dat zij niet kan worden verholpen door gedragsmatige of structurele maatregelen of door de terugbetaling van de subsidie. In dergelijke gevallen zou de Commissie kunnen beslissen om de verstoring te verhelpen door de betrokken ondernemingen te gelasten de concentratie te ontbinden.

(21)De Commissie moet de bevoegdheid hebben om ambtshalve alle informatie over buitenlandse subsidies te onderzoeken. Daartoe moet een procedure in twee stappen worden ingesteld: een voorlopige beoordeling en een diepgaand onderzoek.

(22)De Commissie moet afdoende onderzoeksbevoegdheden krijgen om alle noodzakelijke informatie te verzamelen. Daarom moet zij de bevoegdheid krijgen om tijdens de hele procedure ondernemingen of ondernemersverenigingen om informatie te verzoeken. Daarnaast moet de Commissie de bevoegdheid hebben om geldboeten en dwangsommen op te leggen voor het niet tijdig verstrekken van de verlangde informatie of voor het verstrekken van onvolledige, onjuiste of misleidende informatie. De Commissie kan ook vragen stellen aan lidstaten of derde landen. Voorts moet de Commissie de bevoegdheid hebben om een feitenonderzoek uit te voeren op de locaties van de onderneming in de Unie of, na toestemming van de betrokken onderneming en het betrokken derde land, op de locaties van de onderneming in het derde land. De Commissie moet ook de bevoegdheid hebben om op basis van de beschikbare feiten besluiten te nemen indien de betrokken onderneming geen medewerking verleent.

(23)Voorts moet de Commissie, indien zulks noodzakelijk is om de mededinging op de interne markt onmiddellijk te herstellen en onherstelbare schade te voorkomen, de bevoegdheid hebben om voorlopige maatregelen vast te stellen.

(24)In alle gevallen waarin de Commissie, als gevolg van de voorlopige beoordeling, over voldoende aanwijzingen beschikt voor het bestaan van een buitenlandse subsidie die de interne markt verstoort, moet zij de bevoegdheid hebben een diepgaand onderzoek in te leiden om voor het beoordelen van de buitenlandse subsidie aanvullende relevante informatie te verzamelen en om de belanghebbenden in staat te stellen hun recht van verweer uit te oefenen.

(25)De Commissie moet het diepgaande onderzoek beëindigen met de vaststelling van een besluit.

(26)De Commissie moet over passende instrumenten beschikken om de doeltreffendheid van verbintenissen en herstelmaatregelen te borgen. Indien de betrokken onderneming een besluit met verbintenissen, een besluit tot oplegging van herstelmaatregelen of een besluit tot oplegging van voorlopige maatregelen niet in acht neemt, moet de Commissie de bevoegdheid hebben om geldboeten en dwangsommen op te leggen.

(27)Om de correcte en doeltreffende toepassing van deze verordening te verzekeren, moet de Commissie de bevoegdheid hebben een besluit te herroepen en een nieuw besluit vast te stellen indien het besluit berustte op onvolledige, onjuiste of misleidende informatie of indien een onderneming in strijd met haar verbintenissen of de opgelegde herstelmaatregelen handelt.

(28)Gezien het potentieel aanzienlijke effect van concentraties op de interne markt, moet de Commissie de bevoegdheid hebben om, nadat aanmelding heeft plaatsgevonden, onderzoek te doen naar informatie over buitenlandse financiële bijdragen in het kader van een voorgenomen transactie. Ondernemingen mogen de concentratie niet ten uitvoer brengen voordat het onderzoek door de Commissie is afgerond.

(29)Dit onderzoek door de Commissie moet volgens dezelfde procedure verlopen als die voor het ambtshalve onderzoek door de Commissie van een buitenlandse subsidie, met de nodige aanpassingen om rekening te houden met de specifieke kenmerken van concentraties.

(30)Een evenwicht moet worden gevonden tussen een doeltreffende bescherming van de interne markt en de noodzaak om de regeldruk te beperken voor ondernemingen die onder deze verordening vallen. Daarom moet alleen voor concentraties die voldoen aan in deze verordening vastgestelde gecombineerde drempels voor de omvang van de omzet in de Unie en de hoogte van de subsidie, een verplichte voorafgaande aanmelding gelden.

(31)Onder die aanmeldingsdrempels kan de Commissie de aanmelding verlangen van potentieel gesubsidieerde concentraties die nog niet tot stand zijn gebracht of de aanmelding van potentieel gesubsidieerde inschrijvingen vóór de gunning van een overheidsopdracht, indien zij van oordeel is dat de concentratie of de inschrijving, gezien het effect ervan in de Unie, een voorafgaande toetsing verdient. Ook moet de Commissie de mogelijkheid hebben een ambtshalve toetsing uit te voeren van reeds tot stand gebrachte concentraties of reeds gegunde overheidsopdrachten.

(32)Bij de toetsing van een concentratie moet de beoordeling van de vraag of er al dan niet sprake is van een verstoring op de interne markt, beperkt blijven tot de betrokken concentratie, en mogen uitsluitend buitenlandse subsidies die in de drie jaar vóór de concentratie zijn toegekend, in ogenschouw worden genomen.

(33)De noodzaak om verstorende buitenlandse subsidies tegen te gaan, springt met name in het oog bij overheidsopdrachten, gezien het economische belang ervan op de interne markt en het feit dat deze worden bekostigd uit middelen van de belastingbetalers. De Commissie moet de bevoegdheid hebben om, na aanmelding, doch vóór de gunning van een overheidsopdracht of concessie, informatie te onderzoeken over buitenlandse financiële bijdragen die in het kader van een openbare aanbestedingsprocedure aan de deelnemende ondernemingen worden verstrekt. Voorafgaande aanmeldingen moeten verplicht zijn boven een drempel die in deze verordening is vastgesteld om economisch belangrijke gevallen in beeld te krijgen, terwijl de regeldruk toch zoveel mogelijk wordt beperkt en de deelname van het mkb aan overheidsopdrachten niet wordt belemmerd. Die verplichting tot voorafgaande aanmelding boven een bepaalde drempel moet ook gelden voor de in artikel 26, lid 2, van Richtlijn 2014/23/EU van het Europees Parlement en de Raad 40 , artikel 19, lid 2, van Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad 41 en artikel 37, lid 2, van Richtlijn 2014/25/EU van het Europees Parlement en de Raad 42 bedoelde combinaties van ondernemers. Deze moet ook gelden voor de hoofdonderaannemers en de hoofdleveranciers van ondernemingen.

(34)Wanneer een buitenlandse financiële bijdrage wordt aangemeld in het kader van een openbare aanbestedingsprocedure, moet de beoordeling tot die procedure beperkt blijven.

(35)Geborgd moet worden dat de beginselen van overheidsopdrachten – met name evenredigheid, non-discriminatie, gelijke behandeling en transparantie – in acht worden genomen ten aanzien van alle ondernemingen die bij de openbare aanbestedingsprocedure betrokken zijn, ongeacht of er op grond van deze verordening onderzoeken zijn ingeleid en lopen.

(36)Buitenlandse subsidies waardoor een onderneming een kennelijk voordelige inschrijving voor de betrokken werken, leveringen of diensten kan indienen, moeten worden geacht daadwerkelijk of potentieel een verstoring van een openbare aanbestedingsprocedure te veroorzaken. Die verstoringen moet dus worden getoetst aan de hand van het niet-uitputtende stel indicatoren die in de overwegingen 13 en 14 zijn beschreven, alsmede aan het begrip “kennelijk voordelige inschrijving”. Aan de hand van deze indicatoren moet kunnen worden bepaald hoe de buitenlandse subsidie de mededinging verstoort doordat zij de concurrentiepositie van een onderneming verbetert en deze in staat stelt een kennelijk voordelige inschrijving in te dienen. Ondernemingen moeten in de gelegenheid worden gesteld om te verantwoorden dat de inschrijving niet kennelijk voordelig is, onder meer door de in artikel 69, lid 2, van Richtlijn 2014/14/EU bedoelde elementen aan te voeren. Het gunningsverbod mag alleen worden toegepast indien het voordelige karakter van de inschrijving die buitenlandse subsidies geniet, niet te verantwoorden valt, de inschrijver de opdracht zou worden gegund en de inschrijvende onderneming geen verbintenissen heeft gedaan die als passend en afdoende werden beschouwd om de verstoring volledig en daadwerkelijk op te heffen.

(37)Gezien het karakter van het ex-ante-toetsingsmechanisme voor concentraties en de gunning van overheidsopdrachten, en gelet op de behoefte aan rechtszekerheid ten aanzien van deze specifieke transacties, kunnen concentraties of inschrijvingen voor een overheidsopdracht die overeenkomstig de desbetreffende procedures zijn aangemeld en beoordeeld, niet opnieuw ambtshalve door de Commissie worden beoordeeld. Financiële bijdragen waarvan de Commissie via de aanmeldingsprocedure in kennis is gesteld, kunnen echter ook buiten de concentratieprocedure of de procedure voor overheidsopdrachten relevant zijn. Om informatie over buitenlandse subsidies te kunnen verzamelen, moet de Commissie de mogelijkheid hebben om onderzoeken in te stellen naar specifieke economische sectoren, bepaalde soorten economische activiteiten of het gebruik van bepaalde instrumenten voor subsidiëring vanuit het buitenland.

(38)Om diezelfde redenen dienen verjaringstermijnen te worden bepaald voor het opleggen en handhaven van geldboeten en dwangsommen.

(39)Ten behoeve van de transparantie en de rechtszekerheid dienen alle door de Commissie vastgestelde besluiten te worden bekendgemaakt, hetzij integraal, hetzij in de vorm van een samenvatting.

(40)Bij het bekendmaken van haar besluiten dient de Commissie, overeenkomstig artikel 339 van het Verdrag, de voorschriften inzake de geheimhoudingsplicht, zoals de bescherming van alle vertrouwelijke informatie, bedrijfsgevoelige informatie en persoonsgegevens, in acht te nemen.

(41)In gevallen waarin door de onderneming als vertrouwelijk of bedrijfsgevoelig aangemerkte informatie niet onder de geheimhoudingsplicht lijkt te vallen, dient er een mechanisme te zijn aan de hand waarvan de Commissie kan besluiten in hoeverre die informatie mag worden vrijgegeven. In een besluit om een bewering dat informatie vertrouwelijk is te verwerpen, moet een termijn worden vermeld na afloop waarvan de informatie zal worden vrijgegeven, zodat de betrokkene een beroep kan doen op de hem ter beschikking staande rechterlijke bescherming, met inbegrip van voorlopige maatregelen.

(42)De ondernemingen of ondernemersverenigingen waarop een onderzoek op grond van deze verordening ziet, moeten de gelegenheid hebben hun opmerkingen te maken. Het recht van verweer van de betrokken ondernemingen moet weliswaar worden geborgd, maar het is van essentieel belang dat bedrijfsgevoelige informatie wordt beschermd.

(43)De uitvoering van deze verordening door de Unie moet het Unierecht en de WTOOvereenkomst in acht nemen en moet stroken met verbintenissen die zijn aangegaan op grond van andere handels- en investeringsovereenkomsten waarbij de Unie of de lidstaten partij zijn.

(44)Beperkingen van de artikelen 34, 49, 56 en 63 van het Verdrag kunnen gerechtvaardigd zijn door de noodzaak om oneerlijke concurrentie te voorkomen, mits die beperkingen, evenals andere beperkingen van fundamentele vrijheden, de algemene beginselen van het Unierecht – zoals evenredigheid en rechtszekerheid – en grondrechten in acht nemen.

(45)Bij de uitvoering van deze verordening kunnen er overlappingen zijn met sectorale voorschriften, met name op het gebied van het zee- en luchtvervoer. Daarom moet de verhouding worden verduidelijkt tussen deze verordening en sectorale instrumenten voor buitenlandse subsidies, en met name Verordening (EU) 2016/1035 van het Europees Parlement en de Raad 43 , Verordening (EEG) nr. 4057/86 van de Raad 44 en Verordening (EU) 2019/712 van het Europees Parlement en de Raad 45 .

(46)Indien de Commissie aan het einde van een diepgaand onderzoek een besluit vaststelt, moeten de lidstaten vóór de besluitvorming afdoende betrokken worden in een raadplegingsprocedure op grond van artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad 46 . De keuze voor deze procedure is gerechtvaardigd rekening houdende met de rol van lidstaten bij mededingings- en staatssteuninstrumenten, die eveneens inzetten op de totstandbrenging van een gelijk speelveld op de interne markt.

(47)Om voor de uitvoering van deze verordening eenvormige voorwaarden te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend overeenkomstig artikel 291 van het Verdrag. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend voor het vaststellen van de vorm en inhoud van aanmeldingen van concentraties en van financiële bijdragen in het kader van openbare aanbestedingsprocedures, details over vrij te geven informatie, de vorm en inhoud van transparantievereisten, de berekening van termijnen, voorwaarden en termijnen voor verbintenissen en nadere regels betreffende de procedurele stappen bij onderzoeken ten aanzien van openbare aanbestedingsprocedures. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011.

(48)Om ook op lange termijn een gelijk speelveld op de interne markt te borgen, moet, om ervoor te zorgen dat zowel via aanmeldingen als ambtshalve onderzochte zaken afdoende worden bestreken, aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag handelingen vast te stellen wat betreft de wijziging van de aanmeldingsdrempels voor concentraties en openbare aanbestedingsprocedures, de vrijstelling van bepaalde categorieën ondernemingen van de aanmeldingsverplichtingen op grond van deze verordening, alsmede de wijziging van de termijnen voor de voorlopige beoordeling en het diepgaande onderzoek van aangemelde concentraties of aangemelde financiële bijdragen in het kader van een openbare aanbestedingsprocedure. Ten aanzien van financiële bijdragen in het kader van een openbare aanbestedingsprocedure moeten de bevoegdheden om die handelingen vast te stellen, zodanig worden uitgeoefend dat de belangen van het mkb in acht worden genomen. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden voor die handelingen tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven 47 . Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen moeten het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip ontvangen als de deskundigen van de lidstaten, en moeten hun deskundigen systematisch toegang hebben tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

(49)Indien een concentratie op grond van deze verordening moet worden aangemeld, moeten financiële bijdragen die in de drie jaar vóór de datum van toepassing van deze verordening aan partijen bij de concentratie zijn toegekend, onder het toepassingsgebied van deze verordening vallen. In het kader van een openbare aanbestedingsprocedure moet deze verordening ook van toepassing zijn op een financiële bijdrage die een onderneming is toegekend in de drie jaar vóór de datum van toepassing van deze verordening,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

(1)Deze verordening stelt voorschriften en procedures vast voor het onderzoek van buitenlandse subsidies die de interne markt verstoren, en voor het herstel van die verstoringen. Dergelijke verstoringen kunnen zich voordoen ten aanzien van enigerlei economische activiteit, en met name bij concentraties en openbare aanbestedingsprocedures.

(2)Deze verordening gaat buitenlandse subsidies tegen die worden toegekend aan een onderneming die op de interne markt een economische activiteit uitoefent. Een onderneming die zeggenschap verkrijgt over of fuseert met een in de Unie gevestigde onderneming, of een onderneming die aan een openbare aanbestedingsprocedure deelneemt, wordt geacht een economische activiteit op de interne markt uit te oefenen.

Artikel 2

Bestaan van buitenlandse subsidie

(1)Voor de toepassing van deze verordening wordt er geacht van een buitenlandse subsidie sprake te zijn indien een derde land een financiële bijdrage verstrekt waarmee aan een onderneming die op de interne markt een economische activiteit uitoefent, een voordeel wordt verleend, en die bijdrage rechtens of feitelijk is beperkt tot een individuele onderneming of bedrijfstak of tot meerdere ondernemingen of bedrijfstakken.

(2)Voor de toepassing van deze verordening

(a)omvat een financiële bijdrage:

i) de overdracht van middelen of verplichtingen, zoals kapitaalinjecties, subsidies, leningen, leninggaranties, fiscale stimulansen, compensaties voor exploitatietekorten, compensatie voor door de overheid opgelegde financiële lasten, schuldkwijtschelding, debt-to-equity-swaps of schuldherschikkingen;

ii) de derving van anders verschuldigde inkomsten; of

iii) de levering van goederen of diensten of de aankoop van goederen en diensten;

(b)omvat de door het derde land verstrekte financiële bijdrage de financiële bijdrage verstrekt door:

i) de centrale overheid en overheden op alle overige niveaus;

ii) buitenlandse overheidsinstanties, waarvan de handelingen aan het derde land zijn toe te rekenen, gelet op elementen zoals de kenmerken van die entiteit, de juridische en economische omgeving in de staat waarin die entiteit actief is, met inbegrip van de rol van de overheid in de economie; of

iii) een particuliere entiteit waarvan de handelingen aan het derde land zijn toe te rekenen, rekening houdende met alle relevante omstandigheden.

Artikel 3

Verstoringen op de interne markt

(1)Van een verstoring op de interne markt wordt er geacht sprake te zijn indien een buitenlandse subsidie de concurrentiepositie van de betrokken onderneming op de interne markt kan verbeteren en indien zij daardoor de mededinging op de interne markt daadwerkelijk of potentieel ongunstig beïnvloedt. Of er sprake is van een verstoring op de interne markt wordt bepaald op basis van indicatoren die onder meer kunnen zijn:

(a)het bedrag van de subsidie; 

(b)de aard van de subsidie;

(c)de situatie van de onderneming en de betrokken markten;

(d)het niveau van de economische activiteiten van de betrokken onderneming op de interne markt;

(e)het doel van en de voorwaarden verbonden aan de buitenlandse subsidie, alsmede het gebruik ervan op de interne markt.

(2)Een buitenlandse subsidie verstoort de interne markt waarschijnlijk niet indien het totale bedrag ervan, over een opeenvolgende periode van drie boekjaren, 5 miljoen EUR onderschrijdt.

Artikel 4

Categorieën buitenlandse subsidies met het grootste risico op verstoring van de interne markt

Bij een buitenlandse subsidie die tot een van de volgende categorieën behoort, is het risico op een verstoring van de interne markt het grootst:

(1)een buitenlandse subsidie toegekend aan een noodlijdende onderneming, d.w.z. die zonder subsidies op korte of middellange termijn gedoemd is te verdwijnen, tenzij er een herstructureringsplan ligt dat kan leiden tot de levensvatbaarheid van die onderneming op lange termijn en een aanzienlijke eigen bijdrage van de onderneming omvat;

(2)een buitenlandse subsidie in de vorm van een onbeperkte garantie voor schulden of verplichtingen van de onderneming, d.w.z. zonder enige beperking wat betreft het bedrag of de duur van die garantie;

(3)een buitenlandse subsidie die rechtstreeks een concentratie vergemakkelijkt;

(4)een buitenlandse subsidie waarmee een onderneming een kennelijk voordelige inschrijving kan indienen, op basis waarvan de onderneming de overheidsopdracht zou worden gegund.

Artikel 5

Afweging

(1)De Commissie maakt, in voorkomend geval, een afweging tussen de negatieve effecten van een buitenlandse subsidie in termen van verstoring op de interne markt en de positieve effecten voor de ontwikkeling van de betrokken economische activiteit.

(2)De Commissie houdt met deze afweging van de negatieve en positieve effecten rekening wanneer zij een besluit neemt over het al dan niet opleggen van herstelmaatregelen of het accepteren van verbintenissen en over de aard en omvang van die herstelmaatregelen of verbintenissen.

Artikel 6

Verbintenissen en herstelmaatregelen

(1)Om de daadwerkelijk of potentieel door een buitenlandse subsidie veroorzaakte verstoring op de interne markt te verhelpen, kan de Commissie herstelmaatregelen opleggen. De betrokken onderneming kan ook verbintenissen aanbieden.

(2)Verbintenissen of herstelmaatregelen verhelpen de door de buitenlandse subsidie op de interne markt veroorzaakte verstoring volledig en effectief.

(3)Verbintenissen of herstelmaatregelen kunnen bestaan uit het volgende:

(a)het aanbieden van toegang op billijke en niet-discriminerende voorwaarden tot infrastructuur die is verworven met of gesteund door de verstorende buitenlandse subsidies, tenzij in die billijke en niet-discriminerende toegang al wordt voorzien door wetgeving die in de Unie van kracht is;

(b)de inkrimping van capaciteit of marktaanwezigheid;

(c)het afzien van bepaalde investeringen;

(d)het op billijke, redelijke en niet-discriminerende voorwaarden verlenen van licenties voor activa verworven of ontwikkeld met de hulp van buitenlandse subsidies;

(e)de bekendmaking van resultaten van onderzoek en ontwikkeling;

(f)de afstoting van bepaalde activa;

(g)de eis dat de betrokken ondernemingen de concentratie ontbinden;

(h)de terugbetaling van de buitenlandse subsidie, vermeerderd met een passende rente.

(4)De Commissie kan rapportage- en transparantievoorwaarden opleggen.

(5)Indien een onderneming verbintenissen aanbiedt die de verstoring op de interne markt volledig en effectief verhelpen, kan de Commissie deze accepteren en voor de onderneming verbindend verklaren in een besluit met verbintenissen overeenkomstig artikel 9, lid 3.

(6)Indien de betrokken onderneming voorstelt de buitenlandse subsidie vermeerderd met een passende rente terug te betalen, accepteert de Commissie die terugbetaling als verbintenis indien zij zich ervan kan vergewissen dat de terugbetaling transparant en effectief is, doch rekening houdende met het risico op omzeiling.

Hoofdstuk 2: Ambtshalve toetsing van buitenlandse subsidies

Artikel 7

Ambtshalve toetsing van buitenlandse subsidies

De Commissie kan ambtshalve informatie uit enigerlei bron over mogelijke verstorende buitenlandse subsidies onderzoeken.

Artikel 8

Voorlopige beoordeling

(1)De Commissie verzamelt alle informatie die zij nodig acht om, op voorlopige basis, te beoordelen of de te onderzoeken financiële bijdrage een buitenlandse subsidie vormt en of deze de interne markt verstoort. Daartoe kan de Commissie met name:

(a)overeenkomstig artikel 11 om informatie verzoeken ;

(b)overeenkomstig artikel 12 of 13 inspecties uitvoeren in de Unie en buiten de Unie.

(2)Indien de Commissie, op basis van de voorlopige beoordeling, van oordeel is dat er voldoende aanwijzingen zijn dat aan een onderneming een buitenlandse subsidie is toegekend die de interne markt verstoort, doet zij het volgende:

(a)zij stelt een besluit vast tot inleiding van een diepgaand onderzoek (“besluit tot inleiding van het diepgaande onderzoek”), dat een samenvatting van de relevante feitelijke en juridische kwesties geeft en een voorlopige beoordeling bevat van de vraag of er sprake is van een buitenlandse subsidie en van de daadwerkelijke of potentiële verstoring op de interne markt;

(b)zij stelt de betrokken onderneming daarvan in kennis; en

(c)zij maakt een bericht bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie, waarin zij belanghebbenden, lidstaten en het betrokken derde land uitnodigt binnen een gestelde termijn schriftelijk hun standpunt te formuleren.

(3)Indien de Commissie na een voorlopige beoordeling tot de conclusie komt dat er onvoldoende gronden zijn om het diepgaande onderzoek in te leiden, ofwel omdat er geen sprake is van een buitenlandse subsidie ofwel omdat er geen aanwijzingen zijn van een daadwerkelijke of potentiële verstoring op de interne markt, sluit zij de voorlopige beoordeling af en stelt zij de betrokken onderneming daarvan in kennis.

Artikel 9

Diepgaand onderzoek

(1)Tijdens het diepgaande onderzoek voert de Commissie verder onderzoek naar de buitenlandse subsidie die de interne markt verstoort en die in het besluit tot inleiding van het diepgaande onderzoek als dusdanig is geïdentificeerd, waarbij zij overeenkomstig de artikelen 11, 12 en 13 alle informatie verzamelt die zij noodzakelijk acht.

(2)Indien de Commissie tot de bevinding komt dat een buitenlandse subsidie de interne markt verstoort in de zin van de artikelen 3 tot en met 5, kan zij herstelmaatregelen opleggen (“besluit met herstelmaatregelen”).

(3)Indien de Commissie tot de bevinding komt dat een buitenlandse subsidie de interne markt verstoort in de zin van de artikelen 3 tot en met 5, en de betrokken onderneming verbintenissen aanbiedt die de Commissie passend en afdoende acht om de verstoring volledig en effectief te verhelpen, kan zij deze verbintenissen bij besluit verbindend maken voor de onderneming (“besluit met verbintenissen”). Een besluit waarin de terugbetaling van een buitenlandse subsidie overeenkomstig artikel 6, lid 6, wordt geaccepteerd, wordt als een besluit met verbintenissen beschouwd.

(4)De Commissie stelt een besluit “geen bezwaar” vast indien zij tot de bevinding komt dat:

(a)de voorlopige beoordeling zoals die in haar besluit tot inleiding van het diepgaande onderzoek wordt gegeven, geen bevestiging vindt; of

(b)positieve effecten overeenkomstig artikel 5 opwegen tegen een verstoring op de interne markt.

Artikel 10

Voorlopige maatregelen

De Commissie kan voorlopige maatregelen treffen wanneer:

(1)er aanwijzingen zijn dat een financiële bijdrage een buitenlandse subsidie vormt en de interne markt verstoort, en

(2)er een ernstig risico bestaat op aanzienlijke en onherstelbare schade voor de mededinging op de interne markt.

Artikel 11

Informatieverzoeken

(1)De Commissie kan verlangen dat een betrokken onderneming alle noodzakelijke informatie verstrekt.

(2)De Commissie kan die informatie ook verlangen van andere ondernemingen of ondernemersverenigingen.

(3)Een informatieverzoek aan een onderneming of een ondernemersvereniging:

(a)vermeldt de rechtsgrondslag en het doel ervan, geeft aan welke informatie vereist is en stelt een passende termijn vast waarbinnen de informatie moet worden verstrekt;

(b)bevat een verklaring dat, indien de verstrekte informatie onjuist, onvolledig of misleidend is, de in artikel 15 bepaalde geldboeten en dwangsommen kunnen worden opgelegd;

(c)bevat een verklaring dat, overeenkomstig artikel 14, bij gebreke van medewerking van de betrokken onderneming de Commissie een besluit kan nemen op grond van de beschikbare feiten.

(4)Op verzoek van de Commissie verstrekken lidstaten haar alle informatie die zij nodig heeft om de haar bij deze verordening opgedragen taken te vervullen.

(5)De Commissie kan ook verlangen dat een derde land alle noodzakelijke informatie verstrekt.

Artikel 12

Inspecties binnen de Unie

(1)De Commissie kan de noodzakelijke inspecties bij ondernemingen verrichten.

(2)Indien de Commissie een dergelijke inspectie uitvoert, beschikken de door de Commissie tot het verrichten van een inspectie gemachtigde functionarissen over de volgende bevoegdheden:

(a)het betreden van alle lokalen en terreinen van de betrokken onderneming;

(b)het onderzoeken van de boeken en andere zakelijke bescheiden en het maken of verlangen van kopieën;

(c)het aan vertegenwoordigers of personeelsleden van de onderneming verzoeken om toelichting bij feiten of documenten die verband houden met het voorwerp en het doel van de inspectie, en het optekenen van hun antwoorden;

(d)het verzegelen van lokalen en boeken of andere bescheiden van de onderneming voor de duur van, en voor zover nodig voor, de inspectie.

(3)De betrokken onderneming onderwerpt zich aan bij besluit van de Commissie gelaste inspecties. De door de Commissie tot het verrichten van een inspectie gemachtigde functionarissen en andere begeleidende personen oefenen hun bevoegdheden uit op vertoon van een besluit van de Commissie dat:

(a)het voorwerp en het doel van de inspectie vermeldt;

(b)een verklaring bevat dat, overeenkomstig artikel 14, bij gebreke van medewerking van de betrokken onderneming de Commissie een besluit kan nemen op grond van de beschikbare feiten;

(c)de mogelijkheid vermeldt dat de in artikel 15 bepaalde geldboeten en dwangsommen worden opgelegd.

(4)De Commissie stelt de lidstaat op het grondgebied waarvan de inspectie zal worden verricht, geruime tijd vóór de inspectie hiervan in kennis.

(5)De functionarissen van de Commissie en de functionarissen die zijn gemachtigd of aangewezen door de lidstaat op het grondgebied waarvan de inspectie zal worden verricht, verlenen, op verzoek van de lidstaat of van de Commissie, de door de Commissie gemachtigde functionarissen en andere begeleidende personen actief bijstand. Daartoe beschikken zij over de in lid 2 genoemde bevoegdheden.

(6)Indien door de Commissie gemachtigde functionarissen of andere begeleidende personen vaststellen dat een onderneming zich tegen een inspectie in de zin van dit artikel verzet, verleent de betrokken lidstaat hun de nodige bijstand en verzoekt hij zo nodig de politie of een gelijkwaardige wetshandhavingsautoriteit om bijstand zodat zij in staat zijn hun inspectie te verrichten.

(7)Op verzoek van de Commissie voert een lidstaat op zijn grondgebied overeenkomstig zijn nationale recht een inspectie of andere feitenonderzoek uit, om uit te maken of er sprake is van een buitenlandse subsidie die de interne markt verstoort.

Artikel 13

Inspecties buiten de Unie

Om de haar bij deze verordening opgedragen taken uit te voeren, kan de Commissie inspecties verrichten op het grondgebied van een derde land, mits de betrokken onderneming daarmee heeft ingestemd en de regering van het derde land officieel in kennis is gesteld van en akkoord is gegaan met de inspectie. Artikel 12, lid 1, artikel 12, lid 2, en artikel 12, lid 3, punten a) en b), zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 14

Niet-medewerking

(1)De Commissie kan op grond van de beschikbare feiten een besluit krachtens artikel 8 of artikel 9 nemen indien een betrokken onderneming of een derde land:

(a)onvolledige, onjuiste of misleidende informatie verstrekt in antwoord op een informatieverzoek op grond van artikel 11;

(b)de gevraagde informatie niet binnen de door de Commissie gestelde termijn verstrekt;

(c)weigert zich te onderwerpen aan een op grond van artikel 12 of 13 gelaste inspectie door de Commissie binnen of buiten de Unie of

(d)de voorlopige beoordeling of het diepgaande onderzoek anderszins belemmert.

(2)Indien een onderneming of ondernemersvereniging, een lidstaat of het derde land onjuiste of misleidende informatie aan de Commissie heeft verstrekt, wordt die informatie buiten beschouwing gelaten.

(3)Indien een betrokken onderneming, met inbegrip van een overheidsbedrijf waarover de Staat al dan niet middellijk zeggenschap uitoefent, niet de informatie verstrekt die noodzakelijk is om te bepalen of haar met een financiële bijdrage een voordeel wordt verleend, kan die onderneming geacht worden dat voordeel te hebben ontvangen.

(4)Indien moet worden gebruikgemaakt van feiten voor zover die beschikbaar zijn, kan de uitkomst van de procedure voor de betrokken onderneming minder gunstig uitvallen dan wanneer zij medewerking had verleend.

Artikel 15

Geldboeten en dwangsommen

(1)De Commissie kan bij besluit geldboeten of dwangsommen opleggen indien een betrokken onderneming of ondernemersvereniging opzettelijk of uit onachtzaamheid:

(a)in antwoord op een verzoek krachtens artikel 11 onjuiste, onvolledige of misleidende informatie verstrekt, dan wel de informatie niet binnen de vastgestelde termijn verstrekt;

(b)tijdens een inspectie overeenkomstig artikel 12 geen volledige inzage geeft in de daartoe gevraagde boeken of andere bescheiden in verband met de onderneming;

(c)in antwoord op een overeenkomstig artikel 12, lid 2, punt c), gestelde vraag:

i) een onjuist of misleidend antwoord geeft;

ii) nalaat binnen de door de Commissie vastgestelde termijn een door een personeelslid gegeven onjuist, onvolledig of misleidend antwoord te corrigeren, of

iii) nalaat of weigert een volledig antwoord te geven met betrekking tot feiten in verband met het voorwerp en het doel van een inspectie die is gelast bij wege van een besluit krachtens artikel 12, lid 3;

(d)weigert zich aan op grond van artikel 12 gelaste inspecties te onderwerpen of zegels heeft verbroken die overeenkomstig artikel 12, lid 2, punt d), zijn aangebracht.

(2)In de in lid 1 bedoelde gevallen bedragen de opgelegde geldboeten ten hoogste 1 % van de totale omzet van de betrokken onderneming of ondernemersvereniging in het voorafgaande boekjaar.

(3)In de in lid 1 bedoelde gevallen bedragen de opgelegde dwangsommen ten hoogste 5 % van de gemiddelde dagelijkse gezamenlijke omzet van de betrokken onderneming of ondernemersvereniging in het voorafgaande boekjaar voor elke werkdag waarmee de in haar besluit vastgestelde termijn wordt overschreden, berekend vanaf de in het besluit vastgestelde datum, totdat zij de door de Commissie verlangde informatie volledig en correct verstrekt.

(4)Voordat de Commissie een besluit overeenkomstig lid 1 vaststelt, stelt zij een laatste termijn van twee weken vast om van de betrokken onderneming of ondernemersvereniging de ontbrekende informatie te ontvangen.

(5)Indien een betrokken onderneming een besluit met verbintenissen krachtens artikel 9, lid 3, een besluit tot oplegging van voorlopige maatregelen krachtens artikel 10 of een besluit tot oplegging van herstelmaatregelen krachtens artikel 9, lid 2, niet nakomt, kan de Commissie bij besluit:

(a)geldboeten opleggen van ten hoogste 10 % van de totale omzet van de betrokken onderneming in het voorafgaande boekjaar; en

(b)dwangsommen opleggen van ten hoogste 5 % van de gemiddelde dagelijkse gezamenlijke omzet van de betrokken onderneming in het voorafgaande boekjaar, vanaf de dag van het besluit van de Commissie waarbij die dwangsommen worden opgelegd, totdat de Commissie vindt dat de betrokken onderneming het besluit in acht neemt.

(6)Bij de vaststelling van het bedrag van de geldboete of de dwangsom wordt met de aard, de ernst en de duur van de inbreuk rekening gehouden, met inachtneming van de beginselen van evenredigheid en redelijkheid.

Artikel 16

Herroeping

De Commissie kan een krachtens artikel 9, lid 2, 3 of 4, genomen besluit herroepen en een nieuw besluit vaststellen in de volgende gevallen:

(1)indien de betrokken onderneming in strijd met haar verbintenissen of de opgelegde herstelmaatregelen handelt;

(2)indien het besluit op onvolledige, onjuiste of misleidende informatie berust.

Hoofdstuk 3: Concentraties

Artikel 17

Verstoringen op de interne markt door buitenlandse subsidies bij concentraties

Bij een concentratie blijft de beoordeling van de vraag of er sprake is van een verstoring op de interne markt in de zin van de artikelen 3 of 4 beperkt tot de betrokken concentratie. Alleen buitenlandse subsidies die zijn toegekend in de drie kalenderjaren voorafgaand aan de sluiting van de overeenkomst, de aankondiging van het openbare overnamebod of de verwerving van een zeggenschapsbelang worden in de beschouwing betrokken.

Artikel 18

Definitie van en aanmeldingsdrempels voor concentraties

(1)Voor de toepassing van deze verordening wordt een concentratie geacht tot stand te komen indien er een duurzame wijziging van zeggenschap voortvloeit uit:

(a)de fusie van twee of meer voorheen onafhankelijke ondernemingen of delen van ondernemingen;

(b)de verwerving door één of meer personen die reeds zeggenschap over ten minste één onderneming bezitten, of door één of meer ondernemingen, van zeggenschap – door de verwerving van participaties in het kapitaal of activa, bij overeenkomst of op enige andere wijze –, rechtstreeks of middellijk, over één of meer andere ondernemingen of delen daarvan.

(2)De oprichting van een gemeenschappelijke onderneming die duurzaam alle functies van een zelfstandige economische eenheid vervult, vormt een concentratie in de zin van lid 1.

(3)Voor de toepassing van artikel 19 wordt er geacht van een “aan te melden concentratie” sprake te zijn indien bij een concentratie:

(a)de verworven onderneming of ten minste één van de bij de concentratie betrokken ondernemingen in de Unie is gevestigd en in de Unie een totale omzet van ten minste 500 miljoen EUR behaalt; en

(b)de betrokken ondernemingen in de drie kalenderjaren vóór de aanmelding van derde landen een totale financiële bijdrage van meer dan 50 miljoen EUR hebben ontvangen.

(4)Bij de oprichting van een in lid 2 bedoelde gemeenschappelijke onderneming wordt er geacht van een “aan te melden concentratie” sprake te zijn indien:

(a)de gemeenschappelijke onderneming of een van haar moedermaatschappijen in de Unie is gevestigd en in de Unie een totale omzet van ten minste 500 miljoen EUR behaalt; en

(b)de gemeenschappelijke onderneming en haar moedermaatschappijen in de drie kalenderjaren vóór de aanmelding van derde landen een totale financiële bijdrage van meer dan 50 miljoen EUR hebben ontvangen.

Artikel 19

Voorafgaande aanmelding van concentraties

(1)Aan te melden concentraties worden bij de Commissie aangemeld vóór de totstandbrenging ervan en na de sluiting van de overeenkomst, de aankondiging van het openbare overnamebod of de verwerving van een zeggenschapsbelang.

(2)De betrokken ondernemingen kunnen de voorgenomen concentratie ook aanmelden indien zij aan de Commissie aantonen dat zij te goeder trouw voornemens zijn een overeenkomst te sluiten of, in het geval van een openbaar overnamebod, indien zij publiekelijk hun voornemen tot het doen van een dergelijk bod hebben aangekondigd, voor zover de voorgenomen overeenkomst of het voorgenomen bod zou leiden tot een op grond van lid 1 aan te melden concentratie.

(3)Concentraties door fusie in de zin van artikel 18, lid 1, punt a), of door verwerving van gezamenlijke zeggenschap in de zin van artikel 18, lid 1, punt b), worden gezamenlijk aangemeld door de partijen bij de fusie of door de partijen die de gezamenlijke zeggenschap verwerven. In alle overige gevallen vindt de aanmelding plaats door de persoon of de onderneming die de zeggenschap over één of meer ondernemingen of een gedeelte daarvan verwerft.

(4)Indien de betrokken ondernemingen hun aanmeldingsverplichting niet nakomen, kan de Commissie een aan te melden concentratie overeenkomstig deze verordening toetsen, door de aanmelding ervan te verlangen. In dat geval is de Commissie niet aan de in artikel 23, leden 1 en 4, genoemde termijnen gebonden.

(5)De Commissie kan de voorafgaande aanmelding van een concentratie die geen aan te melden concentratie in de zin van artikel 18 is, verlangen op enig tijdstip vóór de totstandbrenging ervan indien zij vermoedt dat de betrokken ondernemingen buitenlandse subsidies hebben ontvangen in de drie jaar vóór de concentratie. Die concentratie wordt geacht een voor de toepassing van deze verordening aan te melden concentratie te zijn.

Artikel 20

Omschrijving van zeggenschap

(1)Voor de toepassing van artikel 18 berust zeggenschap op rechten, overeenkomsten of andere middelen die, afzonderlijk of gezamenlijk, met inachtneming van alle feitelijke en juridische omstandigheden, het mogelijk maken een beslissende invloed uit te oefenen op de activiteiten van een onderneming, en met name door:

(a)eigendoms- of gebruiksrechten op alle activa van een onderneming of delen daarvan;

(b)rechten of overeenkomsten die een beslissende invloed verschaffen op de samenstelling, het stemgedrag of de besluiten van de ondernemingsorganen.

(2)Zeggenschap wordt verkregen door personen of ondernemingen die:

(a)zelf rechthebbenden zijn of aan de betrokken overeenkomsten rechten ontlenen, of

(b)de bevoegdheid hebben, hoewel zij zelf geen rechthebbenden zijn, noch aan deze overeenkomsten rechten ontlenen, de daaruit voortvloeiende rechten uit te oefenen.

Artikel 21

Berekening van de omzet

(1)De totale omzet omvat de bedragen met betrekking tot de verkoop van goederen en het leveren van diensten door de betrokken ondernemingen tijdens het laatste boekjaar in het kader van de normale bedrijfsuitoefening, onder aftrek van kortingen, van belasting over de toegevoegde waarde en van andere rechtstreeks met de omzet samenhangende belastingen. Bij de totale omzet van een betrokken onderneming wordt geen rekening gehouden met transacties tussen de in lid 4 bedoelde ondernemingen.

De op de interne markt behaalde omzet omvat de op de interne markt aan ondernemingen of consumenten verkochte producten en verleende diensten.

(2)Vindt de concentratie plaats via de verwerving van delen van één of meer ondernemingen, welke delen al dan niet een eigen rechtspersoonlijkheid bezitten, dan wordt, in afwijking van lid 1, ten aanzien van de vervreemder of vervreemders alleen rekening gehouden met de omzet van de delen die het voorwerp van de concentratie zijn.

Indien echter twee of meer transacties als bedoeld in de eerste alinea binnen een periode van twee jaar plaatsvinden tussen dezelfde personen of ondernemingen, dan worden deze aangemerkt als één en dezelfde concentratie die op de dag van de laatste transactie heeft plaatsgevonden.

(3)De omzet wordt voor de volgende categorieën ondernemingen vervangen door:

(a)bij kredietinstellingen en andere financiële instellingen: de som van de onderstaande batenposten zoals omschreven in Richtlijn 86/635/EEG van de Raad 48 , in voorkomend geval na aftrek van de belasting over de toegevoegde waarde en van andere rechtstreeks met de betrokken baten samenhangende belastingen:

i) rente en soortgelijke baten;

ii) opbrengsten uit effecten:

opbrengsten uit aandelen en andere niet-vastrentende effecten;

opbrengsten uit deelnemingen;

opbrengsten uit aandelen in verbonden ondernemingen;

iii) ontvangen provisie;

iv) nettobaten uit financiële transacties;

v) overige bedrijfsopbrengsten.

(b)bij verzekeringsmaatschappijen: de waarde van de bruto geboekte premies, die alle uit hoofde van de door of namens de verzekeringsonderneming gesloten verzekeringsovereenkomsten ontvangen en te ontvangen bedragen omvatten, met inbegrip van de aan herverzekering afgestane premies en na aftrek van belastingen en parafiscale bijdragen of heffingen over het bedrag van de afzonderlijke premies of het totale premievolume.

Voor de toepassing van punt a) omvat de omzet van een kredietinstelling of een financiële instelling op de interne markt de batenposten, zoals omschreven in dat punt, van het bijkantoor dat of de afdeling van die instelling die in de interne markt is gevestigd.

(4)Onverminderd lid 2, worden voor de berekening van de totale omzet van een betrokken onderneming de omzetten van de volgende ondernemingen opgeteld:

(a)de betrokken onderneming;

(b)de ondernemingen waarin de betrokken onderneming, rechtstreeks of middellijk:

i) hetzij meer dan de helft van het kapitaal of de bedrijfsactiva bezit,

ii) hetzij de bevoegdheid heeft om meer dan de helft van de stemrechten uit te oefenen,

iii) hetzij de bevoegdheid heeft om meer dan de helft van de leden van de raad van toezicht, de raad van bestuur of de krachtens de wet tot vertegenwoordiging bevoegde organen te benoemen,

iv) hetzij het recht heeft de zaken van de onderneming te leiden;

(c)de ondernemingen die in de betrokken onderneming over de in punt b) genoemde rechten of bevoegdheden beschikken;

(d)de ondernemingen waarin een in punt c) bedoelde onderneming over de in punt b) genoemde rechten of bevoegdheden beschikt;

(e)de ondernemingen waarin twee of meer in de punten a) tot en met d) bedoelde ondernemingen gezamenlijk over de in punt b) genoemde rechten of bevoegdheden beschikken.

(5)Indien de betrokken ondernemingen gezamenlijk beschikken over de in lid 4, punt b), genoemde rechten of bevoegdheden, wordt bij de berekening van de omzet van de betrokken ondernemingen:

(a)rekening gehouden met de omzet die is behaald met de verkoop van producten en het verlenen van diensten tussen de gemeenschappelijke onderneming en derde ondernemingen, en wordt deze omzet in gelijke delen aan de betrokken ondernemingen toegerekend;

(b)geen rekening gehouden met de omzet die is behaald met de verkoop van producten en het verlenen van diensten tussen de gemeenschappelijke onderneming en elk van de betrokken ondernemingen of enige andere met een van die ondernemingen verbonden onderneming in de zin van lid 4, punten b) tot en met e).

Artikel 22

Optelling van financiële bijdragen

De totale financiële bijdrage aan een betrokken onderneming wordt berekend door optelling van de respectieve financiële bijdragen die alle in artikel 21, lid 4, punten a) tot en met e), bedoelde ondernemingen van derde landen hebben ontvangen.

Artikel 23

Opschorting van concentraties en termijnen

(1)Een aan te melden concentratie wordt niet tot stand gebracht zolang deze niet is aangemeld.

Daarnaast zijn de volgende termijnen van toepassing:

(a)indien de Commissie de volledige aanmelding heeft ontvangen, wordt de concentratie niet tot stand gebracht voor een periode van 25 werkdagen na ontvangst van die aanmelding;

(b)indien de Commissie uiterlijk 25 werkdagen na ontvangst van de volledige aanmelding een diepgaand onderzoek inleidt, wordt de concentratie niet tot stand gebracht voor een periode van 90 werkdagen na de inleiding van het diepgaande onderzoek; die periode wordt met 15 werkdagen verlengd indien de betrokken ondernemingen overeenkomstig artikel 6 verbintenissen aanbieden om de verstoring op de interne markt te verhelpen;

(c)indien bij een besluit krachtens artikel 24, lid 3, punt a) of b), is verklaard dat de concentratie de interne markt niet verstoort, mag deze vervolgens tot stand worden gebracht.

Iedere periode vangt aan op de eerste werkdag na de ontvangst van, respectievelijk, de volledige aanmelding of de vaststelling van het desbetreffende besluit van de Commissie.

(2)Lid 1 staat niet in de weg aan de tenuitvoerlegging van een openbaar overnamebod of van een reeks transacties met effecten, met inbegrip van effecten converteerbaar in andere effecten, die ter verhandeling worden toegelaten tot een markt, zoals een effectenbeurs, waardoor zeggenschap wordt verkregen van meerdere verkopers, mits:

(a)de concentratie overeenkomstig artikel 19 onverwijld bij de Commissie wordt aangemeld, en

(b)de verkrijger de aan de betrokken effecten verbonden stemrechten niet uitoefent dan wel slechts uitoefent om de volle waarde van zijn belegging te handhaven op basis van een door de Commissie overeenkomstig lid 3 verleende ontheffing.

(3)De Commissie kan op verzoek ontheffing verlenen van de in lid 1 of 2 vastgestelde verplichtingen. Het verzoek om een ontheffing vermeldt de gronden voor de ontheffing. Bij haar beslissing over het verzoek houdt de Commissie met name rekening met de gevolgen van de opschorting voor één of meer bij de concentratie betrokken ondernemingen of voor derden, alsmede met het risico op een verstoring op de interne markt dat de concentratie kan inhouden. Aan een dergelijke ontheffing kunnen voorwaarden en verplichtingen worden verbonden om te waarborgen dat er geen verstoring op de interne markt is. Een ontheffing kan te allen tijde, ofwel vóór de aanmelding ofwel na de transactie, worden aangevraagd en verleend.

(4)De in lid 1, punt b), gestelde termijnen worden verlengd indien de betrokken ondernemingen uiterlijk binnen 15 werkdagen na de inleiding van het diepgaande onderzoek krachtens artikel 8 een verzoek daartoe indienen. De betrokken ondernemingen kunnen slechts één dergelijk verzoek indienen. Evenzo kunnen op elk ogenblik na de inleiding van het diepgaande onderzoek de in de lid 1, punt b), gestelde termijnen met instemming van de betrokken ondernemingen door de Commissie worden verlengd. De totale duur van de verlenging of verlengingen die krachtens dit lid worden toegestaan, bedraagt niet meer dan 20 werkdagen.

(5)De in lid 1 gestelde termijnen kunnen bij uitzondering worden geschorst indien de ondernemingen niet de volledige informatie hebben verstrekt die de Commissie op grond van artikel 11 had gevraagd, of geweigerd hebben zich aan een bij een besluit krachtens artikel 12 gelaste inspectie te onderwerpen.

(6)De Commissie kan krachtens artikel 24, lid 3, een besluit vaststellen zonder dat zij gebonden is aan de in de leden 1 en 4 genoemde termijnen, in gevallen waarin:

(a)zij vaststelt dat een concentratie tot stand is gebracht in strijd met de verbintenissen verbonden aan een besluit op grond van artikel 24, lid 3, punt a), waarbij is vastgesteld dat, zonder de verbintenissen, de concentratie de interne markt zou verstoren; of

(b)een besluit krachtens artikel 24, lid 1, is herroepen.

(7)Transacties die in strijd met lid 1 tot stand worden gebracht, worden alleen als geldig beschouwd nadat een besluit krachtens artikel 24, lid 3, is vastgesteld.

(8)Dit artikel tast niet de geldigheid aan van transacties met effecten, met inbegrip van effecten converteerbaar in andere effecten, die ter verhandeling worden toegelaten tot een markt, zoals een effectenbeurs, tenzij de kopers en de verkopers wisten of dienden te weten dat de transactie in strijd met lid 1 tot stand is gebracht.

Artikel 24

Procedurevoorschriften voor de voorlopige beoordeling en het diepgaande onderzoek van aangemelde concentraties

(1)Artikel 8, artikel 9, leden 1, 3 en 4, en de artikelen 10, 11, 12, 13, 14 en 16 zijn op aangemelde concentraties van toepassing.

(2)De Commissie kan een diepgaand onderzoek krachtens artikel 8, lid 2, inleiden uiterlijk 25 werkdagen na ontvangst van de volledige aanmelding.

(3)Na het diepgaande onderzoek stelt de Commissie een van de volgende besluiten vast:

(a)een besluit met verbintenissen krachtens artikel 9, lid 3;

(b)een besluit “geen bezwaar” krachtens artikel 9, lid 4;

(c)een besluit dat een concentratie verbiedt, indien de Commissie tot de bevinding komt dat een buitenlandse subsidie de interne markt verstoort in de zin van de artikelen 3 tot en met 5.

(4)Besluiten krachtens lid 3 worden uiterlijk binnen 90 werkdagen na het inleiden van het diepgaande onderzoek vastgesteld, eventueel te verlengen overeenkomstig artikel 23, lid 1, punt b), of artikel 23, leden 4 en 5. Indien de Commissie binnen die termijn geen besluit vaststelt, mogen de betrokken ondernemingen de concentratie tot stand brengen.

(5)In informatieverzoeken aan een onderneming vermeldt de Commissie of termijnen op grond van artikel 23, lid 5, worden opgeschort indien de onderneming binnen de gestelde termijn geen volledige informatie verschaft.

(6)De Commissie kan, indien zij tot de bevinding komt dat een concentratie reeds tot stand is gebracht en gebleken is dat die concentratie de interne markt verstoort in de zin van de artikelen 3 tot en met 5, een van de volgende maatregelen vaststellen:

(a)de betrokken ondernemingen verplichten de concentratie te ontbinden, met name door ontbinding van de fusie of door verkoop van alle verkregen aandelen of activa, om zo de situatie te herstellen zoals die bestond vóór de totstandbrenging van de concentratie; indien herstel van de situatie zoals die vóór de totstandbrenging van de concentratie bestond, door middel van ontbinding van de concentratie niet mogelijk is, kan de Commissie elke andere passende maatregel nemen om, voor zover mogelijk, een dergelijk herstel te bereiken;

(b)elke andere passende maatregel gelasten om te bereiken dat de betrokken ondernemingen de concentratie ontbinden of andere herstelmaatregelen nemen zoals opgelegd in haar besluit.

De in de punten a) en b) genoemde maatregelen kunnen worden opgelegd bij een besluit krachtens lid 3, punt c), of bij een afzonderlijk besluit.

De Commissie kan de in de punten a) of b) genoemde maatregelen vaststellen indien zij tot de bevinding komt dat een concentratie tot stand is gebracht in strijd met een besluit krachtens lid 3, punt a), waarbij is vastgesteld dat, zonder de verbintenissen, de concentratie aan het criterium van lid 3, punt c), zou voldoen.

(7)De Commissie kan de in artikel 10 bedoelde voorlopige maatregelen ook gelasten wanneer:

(a)een concentratie in strijd met artikel 19 tot stand is gebracht;

(b)een concentratie in strijd met een besluit met verbintenissen krachtens lid 3, punt a), van dit artikel tot stand is gebracht.

Artikel 25

Geldboeten en dwangsommen in concentratiezaken

(1)De Commissie kan geldboeten en dwangsommen opleggen zoals vastgesteld in artikel 15.

(2)Daarnaast kan de Commissie bij besluit aan de betrokken ondernemingen geldboeten van ten hoogste 1 % van de in het voorafgaande boekjaar behaalde totale omzet opleggen, indien deze, opzettelijk of uit onachtzaamheid, onjuiste of misleidende informatie verstrekken in een aanmelding overeenkomstig artikel 19 of in een aanvulling daarop.

(3)De Commissie kan bij besluit aan de betrokken ondernemingen geldboeten van ten hoogste 10 % van de in het voorafgaande boekjaar behaalde totale omzet opleggen, indien zij opzettelijk of uit onachtzaamheid:

(a)nalaten een aan te melden concentratie overeenkomstig artikel 19 vóór de totstandbrenging ervan aan te melden, tenzij zij daartoe uitdrukkelijk krachtens artikel 23 zijn gemachtigd;

(b)een aangemelde concentratie tot stand brengen in strijd met artikel 23;

(c)een aangemelde concentratie die overeenkomstig artikel 24, lid 3, punt c), is verboden, tot stand brengen.

Hoofdstuk 4: Openbare aanbestedingsprocedures

Artikel 26

Verstoringen op de interne markt door buitenlandse subsidies bij openbare aanbestedingsprocedures

Onder buitenlandse subsidies die een verstoring van een openbare aanbestedingsprocedure veroorzaken of dreigen te veroorzaken, worden buitenlandse subsidies verstaan die een onderneming in staat stellen om voor de betrokken werken, leveringen of diensten een inschrijving in te dienen die kennelijk voordelig is. De beoordeling van de vraag of er sprake is van een verstoring op de interne markt in de zin van artikel 3 en of van een inschrijving met betrekking tot werken, leveringen of diensten die kennelijk voordelig is, blijft beperkt tot de betrokken openbare aanbestedingsprocedure. Alleen buitenlandse subsidies die in de drie jaar vóór de aanmelding zijn toegekend, worden in de beschouwing betrokken.

Artikel 27

Omschrijving van en aanmeldingsdrempel in openbare aanbestedingsprocedures

(1)Voor de toepassing van artikel 28 wordt onder “openbare aanbestedingsprocedure” begrepen:

(a)alle soorten in Richtlijn 2014/24/EU en Richtlijn 2014/25/EU van het Europees Parlement en de Raad vastgestelde gunningsprocedures voor de plaatsing van een overheidsopdracht in de zin van artikel 2, lid 1, punt 5, van Richtlijn 2014/24/EU of een opdracht voor werken, leveringen en diensten in de zin van artikel 2, punt 1, van Richtlijn 2014/25/EU;

(b)een procedure voor de gunning van een concessie voor werken of voor diensten in de zin van artikel 5, punt 1, van Richtlijn 2014/23/EU van het Europees Parlement en de Raad;

(c)procedures voor de gunning van opdrachten bedoeld in artikel 10, lid 4, punt a), van Richtlijn 2014/23/EU, artikel 9, lid 1, punt a), van Richtlijn 2014/24/EU en artikel 20, lid 1, punt a), van Richtlijn 2014/25/EU.

(2)Voor de toepassing van artikel 28 wordt er geacht sprake te zijn van een aan te melden buitenlandse financiële bijdrage in een openbare aanbestedingsprocedure in de EU indien de geraamde waarde van die overheidsopdracht gelijk is aan of groter dan 250 miljoen EUR.

(3)Procedures voor de gunning van opdrachten die onder het toepassingsgebied van Richtlijn 2009/81/EG van het Europees Parlement en de Raad 49 vallen, vallen niet onder dit hoofdstuk.

(4)Voor de toepassing van dit hoofdstuk zijn de definities van het begrip “aanbestedende dienst” in artikel 6 van Richtlijn 2014/23/EU, artikel 2, lid 1, van Richtlijn 2014/24/EU en artikel 3 van Richtlijn 2014/25/EU en van het begrip “aanbestedende instantie” in artikel 7 van Richtlijn 2014/23/EU en artikel 4 van Richtlijn 2014/25/EU van toepassing.

Artikel 28

Voorafgaande aanmelding van buitenlandse financiële bijdragen in het kader van openbare aanbestedingsprocedures

(1)Bij het indienen van een inschrijving of bij een verzoek tot deelname aan een openbare aanbestedingsprocedure doen ondernemingen bij de aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie aanmelding van alle in de drie jaar vóór die aanmelding ontvangen buitenlandse financiële bijdragen of bevestigen zij in een verklaring dat zij in de voorbije drie jaar geen buitenlandse financiële bijdragen hebben ontvangen. Aan ondernemingen die deze informatie of verklaring niet verstrekken, wordt de opdracht niet gegund.

(2)De verplichting uit hoofde van dit lid om buitenlandse financiële bijdragen aan te melden, geldt voor ondernemers, voor in artikel 26, lid 2, van Richtlijn 2014/23/EU, artikel 19, lid 2, van Richtlijn 2014/24/EU en artikel 37, lid 2, van Richtlijn 2014/25/EU bedoelde combinaties van ondernemers, voor hoofdonderaannemers en voor hoofdleveranciers. Een onderaannemer of leverancier geldt als hoofdonderaannemer of hoofdleverancier indien zijn deelname de belangrijkste elementen van de uitvoering van de opdracht garandeert en hoe dan ook indien het economische aandeel van zijn bijdrage meer dan 30 % van de geraamde waarde van de opdracht bedraagt.

(3)Voor combinaties van ondernemers, hoofdonderaannemers en hoofdleveranciers neemt de leidinggevende ondernemer de aanmelding voor zijn rekening.

(4)De aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie geleidt de aanmelding onverwijld naar de Commissie door.

(5)Indien de in lid 1 bedoelde onderneming, ondernemers of groepen van ondernemers een buitenlandse financiële bijdragen niet aanmelden, of indien die aanmelding niet naar de Commissie wordt doorgeleid, kan de Commissie een onderzoek beginnen.

(6)Indien de Commissie vermoedt dat een onderneming in de drie jaar vóór de inschrijving of vóór het verzoek tot deelname aan de openbare aanbestedingsprocedure buitenlandse subsidies heeft ontvangen, kan zij, op enig tijdstip vóór de gunning van de opdracht, de aanmelding eisen van de buitenlandse financiële bijdragen die deze onderneming heeft ontvangen in openbare aanbestedingsprocedures en die niet krachtens artikel 27, lid 2, hoefden te worden aangemeld of die onder de toepassing van lid 5 van dit artikel vallen. Zodra de Commissie de aanmelding van dit soort financiële bijdrage heeft gevraagd, wordt deze beschouwd als een aan te melden buitenlandse financiële bijdrage in een openbare aanbestedingsprocedure.

Artikel 29

Procedurevoorschriften voor de voorlopige beoordeling en het diepgaande onderzoek van aangemelde financiële bijdragen in openbare aanbestedingsprocedures

(1)Artikel 8, artikel 9, leden 1, 3 en 4, en de artikelen 11, 12, 13, 14, 16 en 22 zijn van toepassing op aangemelde financiële bijdragen in openbare aanbestedingsprocedures.

(2)De Commissie voert uiterlijk 60 dagen nadat zij de aanmelding heeft ontvangen, een voorlopige beoordeling uit.

(3)De Commissie beslist binnen de termijn voor het afronden van een voorlopige beoordeling of zij een diepgaand onderzoek inleidt en stelt de betrokken onderneming en de aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie daarvan onverwijld in kennis.

(4)De Commissie kan een besluit tot afsluiting van het diepgaande onderzoek vaststellen uiterlijk 200 dagen na ontvangst van de aanmelding. In uitzonderlijke omstandigheden kan deze termijn, na raadpleging van de betrokken aanbestedende dienst of aanbestedende instantie, worden verlengd.

Artikel 30

Besluiten van de Commissie

(1)Indien de Commissie na een diepgaand onderzoek tot de bevinding komt dat een onderneming een buitenlandse subsidie heeft ontvangen die de interne markt verstoort in de zin van de artikelen 3 tot en met 5, en indien de betrokken onderneming verbintenissen aanbiedt die de verstoring op de interne markt volledig en effectief opheffen, stelt zij krachtens artikel 9, lid 3, een besluit met verbintenissen vast. De beoordeling krachtens artikel 5 resulteert niet in een met het Unierecht onverenigbare wijziging van de oorspronkelijk door de onderneming ingediende inschrijving.

(2)Indien de betrokken onderneming geen verbintenissen aanbiedt of indien de Commissie de in lid 1 bedoelde verbintenissen niet passend en afdoende acht om de verstoring volledig en effectief te verhelpen, stelt zij een besluit vast waarbij de gunning van de opdracht aan de betrokken onderneming wordt verboden (“verbodsbesluit voor de gunning van de opdracht”).

(3)Wanneer de Commissie na een diepgaand onderzoek niet tot de bevinding komt dat een onderneming een buitenlandse subsidie ontvangt die de interne markt verstoort, stelt zij een besluit krachtens artikel 9, lid 4, vast.

Artikel 31

Evaluaties in openbare aanbestedingsprocedures met een aanmelding en opschorting van de gunning

(1)Tijdens de voorlopige beoordeling en het diepgaande onderzoek kan de evaluatie van de inschrijvingen in een openbare aanbestedingsprocedure doorlopen. De opdracht wordt niet gegund voordat de in artikel 29, lid 2, gestelde termijn is verstreken.

(2)Indien krachtens artikel 29, lid 3, een besluit tot inleiding van een diepgaand onderzoek wordt genomen, wordt de opdracht aan een onderneming die een aanmelding op grond van artikel 28 indient, pas gegund nadat de Commissie tot een besluit op grond van artikel 30, lid 3, is gekomen of nadat de in artikel 29, lid 4, gestelde termijn is verstreken. Indien de Commissie binnen deze termijn geen besluit heeft vastgesteld, mag de opdracht aan enigerlei onderneming worden gegund, ook aan de onderneming die de aanmelding heeft ingediend.

(3)De opdracht mag alleen worden gegund aan een onderneming die op grond van artikel 28 een verklaring heeft ingediend voordat de Commissie een van de in artikel 30 genoemde besluiten vaststelt of voordat in de in artikel 29, lid 4, gestelde termijn is verstreken, indien de evaluatie van de inschrijving heeft aangetoond dat de betrokken onderneming hoe dan ook de meest voordelige inschrijving heeft ingediend.

(4)Indien de Commissie krachtens artikel 30, lid 2, een besluit over de meest voordelige inschrijving afgeeft, kan de opdracht worden gegund aan de onderneming die de op één na beste inschrijving heeft ingediend en niet onder een besluit krachtens artikel 30, lid 2, valt.

(5)Indien de Commissie krachtens artikel 30, lid 1 of 3, een besluit vaststelt, mag de opdracht worden gegund aan iedere onderneming die de meest voordelige inschrijving heeft ingediend, met inbegrip van (in voorkomend geval) de onderneming of ondernemingen die op grond van artikel 28 de aanmelding heeft of hebben ingediend.

(6)In alle gevallen stelt de aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie de Commissie in kennis van alle besluiten met betrekking tot de uitkomst van de openbare aanbestedingsprocedure.

(7)De beginselen inzake overheidsopdrachten – zoals evenredigheid, non-discriminatie, gelijke behandeling en transparantie – worden in acht genomen ten aanzien van alle ondernemingen die bij de openbare aanbestedingsprocedure zijn betrokken. Het onderzoek van buitenlandse subsidies op grond van deze verordening leidt er niet toe dat de aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie de betrokken onderneming behandelt op een wijze die met die beginselen strijdig is.

(8)Iedere termijn vangt aan op de eerste werkdag na de ontvangst van de aanmelding of de vaststelling van het desbetreffende besluit van de Commissie.

Artikel 32

Geldboeten en dwangsommen voor financiële bijdragen in het kader van openbare aanbestedingsprocedures

(1)De Commissie kan geldboeten en dwangsommen opleggen zoals vastgesteld in artikel 15.

(2)Daarnaast kan de Commissie bij besluit aan de betrokken ondernemingen geldboeten van ten hoogste 1 % van de in het voorafgaande boekjaar behaalde totale omzet opleggen, indien deze, opzettelijk of uit onachtzaamheid, onjuiste of misleidende informatie verstrekken in een aanmelding overeenkomstig artikel 28 of in een aanvulling daarop.

(3)De Commissie kan bij besluit aan de betrokken ondernemingen geldboeten van ten hoogste 10 % van de in het voorafgaande boekjaar behaalde totale omzet opleggen, indien deze, opzettelijk of uit onachtzaamheid, tijdens de openbare aanbestedingsprocedure een subsidie niet overeenkomstig artikel 28 aanmelden.

Hoofdstuk 5: Gemeenschappelijke procedurevoorschriften

Artikel 33

Verhouding tussen procedures

(1)Een financiële bijdrage die op grond van artikel 19 in het kader van een concentratie is aangemeld, kan relevant zijn en opnieuw worden beoordeeld met betrekking tot een andere economische activiteit.

(2)Een financiële bijdrage die op grond van artikel 28 in het kader van een openbare aanbestedingsprocedure is aangemeld, kan relevant zijn en kan opnieuw worden beoordeeld met betrekking tot een andere economische activiteit.

Artikel 34

Marktonderzoek

(1)Indien de beschikbare informatie een redelijk vermoeden staaft dat buitenlandse subsidies in een specifieke bedrijfstak, voor een specifiek type economische activiteit of op basis van een specifiek subsidie-instrument de interne markt kunnen verstoren, kan de Commissie een marktonderzoek voeren naar die specifieke bedrijfstak, dat specifieke type economische activiteit of het gebruik van het betrokken subsidie-instrument. Tijdens dat marktonderzoek kan de Commissie de betrokken ondernemingen of ondernemersverenigingen vragen de noodzakelijke informatie te verstrekken en kan zij de noodzakelijke inspecties verrichten. De Commissie kan ook de betrokken lidstaat of het betrokken derde land vragen informatie te verstrekken.

(2)De Commissie kan een verslag bekendmaken over de uitkomsten van haar marktonderzoek naar specifieke bedrijfstakken, specifieke types economische activiteit of specifieke subsidie-instrumenten en kan belanghebbenden verzoeken opmerkingen te maken.

(3)De Commissie kan de met dergelijke marktonderzoeken verkregen informatie gebruiken in het kader van procedures op grond van deze verordening.

(4)De artikelen 11, 12, 13 en 15 van deze verordening zijn van toepassing.

Artikel 35

Verjaringstermijnen

(1)Voor de bevoegdheden van de Commissie uit hoofde van artikel 9 geldt een verjaringstermijn van tien jaar, die ingaat op de dag waarop een buitenlandse subsidie aan de betrokken onderneming wordt toegekend. De verjaringstermijn wordt gestuit door elke door de Commissie op grond van de artikelen 8, 11, 12 of 13 ten aanzien van een buitenlandse subsidie gestelde handeling. Na iedere stuiting begint een nieuwe verjaringstermijn te lopen.

(2)Voor de bevoegdheden van de Commissie om geldboeten en dwangsommen op grond van de artikelen 15, 25 en 32 op te leggen, geldt een verjaringstermijn van drie jaar, die ingaat op de dag waarop de in de artikelen 15, 25 of 32 bedoelde inbreuk is gemaakt. Bij voortdurende of voortgezette inbreuken gaat de verjaringstermijn in op de dag waarop de inbreuk is beëindigd. De verjaringstermijn voor het opleggen van geldboeten of dwangsommen wordt gestuit door elke handeling van de Commissie ten aanzien van een in de artikelen 15, 25 of 32 bedoelde inbreuk. Na iedere stuiting begint een nieuwe verjaringstermijn te lopen.

(3)Voor de bevoegdheden van de Commissie om besluiten af te dwingen waarbij geldboeten en dwangsommen op grond van de artikelen 15, 25 en 32 worden opgelegd, geldt een verjaringstermijn van vijf jaar, die ingaat op de dag waarop het besluit van de Commissie tot het opleggen van geldboeten of dwangsommen is genomen. Iedere handeling die door de Commissie, of door een op verzoek van de Commissie handelende lidstaat, wordt gesteld om de betaling van de geldboete of dwangsom af te dwingen, stuit die verjaringstermijn. Na iedere stuiting begint een nieuwe verjaringstermijn te lopen.

Artikel 36

Bekendmaking van besluiten

(1)De Commissie maakt een samenvatting bekend van de besluiten die krachtens artikel 8, lid 2, zijn vastgesteld.

(2)De Commissie maakt de krachtens artikel 9, leden 2, 3 en 4, artikel 24, lid 3, en artikel 30, leden 1, 2 en 3, vastgestelde besluiten in het Publicatieblad van de Europese Unie bekend.

(3)Bij de bekendmaking van samenvattingen en besluiten houdt de Commissie terdege rekening met het rechtmatige belang van ondernemingen dat hun bedrijfsgevoelige informatie en andere vertrouwelijke informatie wordt beschermd.

Artikel 37

Adressaten van besluiten

(1)Krachtens artikel 8, artikel 9, artikel 15, artikel 24, lid 3, artikel 25, artikel 30, lid 1, en artikel 32 vastgestelde besluiten worden gericht tot de betrokken ondernemingen of ondernemersvereniging. De Commissie brengt het besluit onverwijld ter kennis van de adressaat en geeft de adressaat de gelegenheid om de Commissie aan te geven welke informatie hij als vertrouwelijk beschouwt. De Commissie verstrekt de betrokken aanbestedende dienst of aanbestedende instantie een afschrift van alle besluiten van de Commissie die zijn gericht tot een onderneming die aan een openbare aanbestedingsprocedure deelneemt.

(2)Krachtens artikel 30, leden 2 en 3, vastgestelde besluiten worden gericht tot de betrokken aanbestedende dienst of aanbestedende instantie. De Commissie verschaft de onderneming waaraan de overheidsopdracht niet mag worden gegund, een afschrift van dat besluit.

Artikel 38

Openbaarmaking en recht van verweer

(1)De Commissie geeft, voordat zij een besluit krachtens artikel 9, artikel 15, artikel 24, lid 3, punt c), artikel 25, artikel 30, lid 2, of artikel 32 vaststelt, de betrokken onderneming de gelegenheid opmerkingen te maken over de gronden waarop de Commissie voornemens is haar besluit vast te stellen.

(2)De Commissie baseert haar besluiten uitsluitend op bezwaren ten aanzien waarvan de betrokken ondernemingen in de gelegenheid zijn gesteld hun opmerkingen kenbaar te maken.

Artikel 39

Geheimhoudingsplicht

(1)De op grond van deze verordening verkregen informatie wordt uitsluitend gebruikt voor het doel waarvoor zij is verkregen.

(2)De Commissie, haar functionarissen en andere onder haar toezicht werkende personen maken geen onder de geheimhoudingsplicht vallende informatie bekend die zij op grond van deze verordening hebben verkregen.

(3)De leden 1 en 2 vormen geen beletsel voor de openbaarmaking van statistische gegevens en verslagen die geen informatie bevatten waaruit de identiteit van specifieke ondernemingen of ondernemersverenigingen blijkt.

Hoofdstuk 6: Verhouding tot andere instrumenten

Artikel 40

Verhouding tot andere instrumenten

(1)Deze verordening laat de toepassing van de artikelen 101, 102, 106, 107 en 108 van het Verdrag, van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad 50 en van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad 51 onverlet.

(2)Deze verordening laat de toepassing van Richtlijn (EU) 2016/1037 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 onverlet 52 .

(3)Deze verordening laat de toepassing van Richtlijn (EU) 2019/452 van het Europees Parlement en de Raad 53 onverlet.

(4)Deze verordening heeft voorrang op Verordening (EU) 2016/1035 van het Europees Parlement en de Raad totdat die verordening overeenkomstig artikel 18 ervan van toepassing wordt. Wanneer na die datum een buitenlandse subsidie binnen het toepassingsgebied van zowel Verordening (EU) 2016/1035 als deze verordening valt, heeft Verordening (EU) 2016/1035 voorrang. De bepalingen van deze verordening die op overheidsopdrachten en concentraties van toepassing zijn, hebben evenwel voorrang op Verordening (EU) 2016/1035.

(5)Deze verordening heeft voorrang op Verordening (EEG) nr. 4057/86 van de Raad.

(6)Deze verordening laat de toepassing van Richtlijn (EU) 2019/712 van het Europees Parlement en de Raad onverlet. Aan te melden concentraties in de zin van artikel 18 van deze verordening waarbij luchtvaartmaatschappijen betrokken zijn, vallen onder de bepalingen van hoofdstuk 3. Openbare aanbestedingsprocedures in de zin van artikel 27 van deze verordening waarbij luchtvaartmaatschappijen betrokken zijn, vallen onder de bepalingen van hoofdstuk 4.

(7)Een onderzoek op grond van deze verordening wordt niet uitgevoerd, noch worden maatregelen opgelegd of gehandhaafd indien dat onderzoek of die maatregelen strijdig zijn met de verplichtingen van de Unie uit hoofde van ter zake relevante internationale overeenkomsten die de Unie heeft gesloten. Met name worden krachtens deze verordening geen maatregelen getroffen die neerkomen op een bijzondere maatregel tegen een subsidie in de zin van artikel 32.1 van de overeenkomst inzake subsidies en compenserende maatregelen. Deze verordening staat er niet aan in de weg dat de Unie op grond van internationale overeenkomsten haar rechten uitoefent of haar verplichtingen nakomt.

Hoofdstuk 7: Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 41

Comitéprocedure voor besluiten

Besluiten krachtens artikel 9, artikel 24, lid 3, en artikel 30 worden vastgesteld volgens de in artikel 43, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure.

Artikel 42

Comitéprocedure voor uitvoeringshandelingen

(1)De Commissie is bevoegd gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot:

(a)de vorm, inhoud en procedureregels voor de aanmelding van concentraties op grond van artikel 19;

(b)de vorm, inhoud en procedureregels voor de aanmelding van buitenlandse financiële bijdragen in openbare aanbestedingsprocedures op grond van artikel 28;

(c)nadere gegevens over de openbaarmaking op grond van artikel 38;

(d)de vorm, inhoud en procedureregels voor transparantievereisten;

(e)nadere regels voor de berekening van termijnen;

(f)de voorwaarden en termijnen om verbintenissen voor te stellen op grond van artikel 30;

(g)nadere regels over de in de artikelen 28, 29, 30 en 31 bedoelde procedurele stappen met betrekking tot onderzoeken naar openbare aanbestedingsprocedures.

(2)De in lid 1 bedoelde uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 43, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

Artikel 43

Comité

(1)De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

(2)Indien naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 44

Gedelegeerde handelingen

(1)De Commissie is bevoegd gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot:

(a)de wijziging van de in de artikel 18 en 27 vastgestelde aanmeldingsdrempels, in het licht van de praktijk van de Commissie tijdens de eerste vijf jaar van toepassing van deze verordening, en rekening houdende met de doeltreffendheid van de toepassing;

(b)de ontheffing van bepaalde categorieën betrokken ondernemingen van de verplichting tot aanmelding overeenkomstig de artikelen 19 en 28, in het licht van de praktijk van de Commissie in de eerste vijf jaar van toepassing van deze verordening, ingeval met deze praktijk economische activiteiten kunnen worden geïdentificeerd waarbij buitenlandse subsidies de interne markt waarschijnlijk niet verstoren;

(c)de wijziging van de in de artikelen 24 en 29 voor toetsing en diepgaande onderzoeken gestelde termijnen.

(2)De in lid 1 bedoelde gedelegeerde handelingen worden overeenkomstig artikel 45 vastgesteld.

Artikel 45

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

(1)De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

(2)De in artikel 44 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van twee jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening.

(3)Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 44 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

(4)Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.

(5)Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

(6)Een overeenkomstig artikel 44 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 46

Evaluatie

Uiterlijk vijf jaar na de inwerkingtreding van deze verordening dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de toepassing van deze verordening, in voorkomend geval vergezeld van de nodige wetgevingsvoorstellen.

Artikel 47

Overgangsbepalingen

(1)Deze verordening is van toepassing op buitenlandse subsidies die zijn toegekend in de tien jaar vóór de datum van toepassing van deze verordening, indien die buitenlandse subsidies de interne markt verstoren nadat deze verordening van toepassing werd.

(2)Deze verordening is van toepassing op buitenlandse financiële bijdragen die zijn toegekend in de drie jaar vóór de datum van toepassing van deze verordening, indien die buitenlandse financiële bijdragen zijn toegekend aan een onderneming die op grond van deze verordening een concentratie aanmeldt of die financiële bijdragen in het kader van een openbare aanbestedingsprocedure aanmeldt.

(3)Deze verordening is niet van toepassing op concentraties waarvoor de overeenkomst is gesloten, het openbaar overnamebod is aangekondigd of een zeggenschapsbelang is verworven vóór de datum van toepassing van deze verordening.

(4)Deze verordening is niet van toepassing op openbare aanbestedingsprocedures die zijn ingeleid vóór de datum van toepassing van deze verordening.

Artikel 48

Inwerkingtreding en datum van toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van [datum – zes maanden na de datum van inwerkingtreding].

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement    Voor de Raad

De voorzitter    De voorzitter

FINANCIEEL MEMORANDUM

1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 

1.1.Benaming van het voorstel/initiatief

Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende buitenlandse subsidies die de interne markt verstoren

1.2.Betrokken beleidsterrein(en) 

Beleidsterrein:    Mededinging/interne markt

De gevolgen voor de begroting vloeien voort uit de nieuwe taken waarmee de Commissie wordt belast, waaronder taken inzake direct toezicht.

1.3.Het voorstel/initiatief betreft: 

 een nieuwe actie 

 een nieuwe actie na een proefproject / voorbereidende actie 54  

 de verlenging van een bestaande actie 

 de samenvoeging of ombuiging van een of meer acties naar een andere/een nieuwe actie 

1.4.Doelstelling(en)

1.4.1.Algemene doelstelling(en)

De algemene doelstelling van dit initiatief is het herstel van het gelijke speelveld op de interne markt, zodat deze niet door buitenlandse subsidies wordt verstoord.

1.4.2.Specifieke doelstelling(en)

Dit initiatief heeft twee specifieke doelstellingen.

1.    De meest verstorende subsidies in beeld brengen: Bij deze specifieke doelstelling gaat het om het probleem dat er op het internationale niveau een algemeen gebrek aan informatie over subsidies is en dat er geen criteria en procedures zijn om de mogelijke verstoring van de interne markt van de EU door buitenlandse subsidies na te gaan.

2.    Verhelpen van verstoringen als gevolg van buitenlandse subsidies: Bij deze doelstelling gaat het om het probleem dat er geen instrumenten zijn om verstoringen door buitenlandse subsidies te verhelpen nadat deze in beeld zijn gebracht.

1.4.3.Verwacht resultaat/verwachte resultaten en gevolg(en)

Vermeld de gevolgen die het voorstel/initiatief zou moeten hebben voor de begunstigden/doelgroepen.

Groep belanghebbenden

Praktische gevolgen

Bedrijven

In de eerste plaats zullen bedrijven die eventueel buitenlandse subsidies ontvangen, de belanghebbenden zijn die het sterkst invloed van het initiatief zullen ondervinden. Dit kan potentieel iedere onderneming betreffen, en met name ondernemingen met buitenlandse en EU-staatsburgers als uiteindelijke eigenaar. De aanmeldingsverplichting die wordt ingesteld voor concentraties en inschrijvingen voor openbare aanbestedingen waarbij bepaalde drempels worden overschreden, zullen regeldruk opleveren voor deze bedrijven. Voorts zullen de betrokken ondernemingen, wanneer de Commissie in alle overige marktsituaties ambtshalve een onderzoek instelt, de verlangde informatie moeten verstrekken. Indien blijkt dat ondernemingen verstorende buitenlandse subsidies hebben ontvangen, zullen zij worden onderworpen aan herstelmaatregelen zoals de terugbetaling van de subsidie.

In de tweede plaats zullen bedrijven die geen verstorende buitenlandse subsidies ontvangen, hun voordeel doen met de verordening omdat deze het gelijke speelveld op de interne markt zal herstellen en veilig zal stellen.

In de derde plaats zal de verordening niet veel mkb-bedrijven raken. De aanmeldingsdrempels zijn waarschijnlijk te hoog om hen te raken. Voorts zal de hoge drempel waaronder er weinig risico is dat subsidies verstorend zijn (25-maal hoger dan de de-minimisdrempel voor staatssteun), waarschijnlijk ook te hoog zijn om de meeste mkb-bedrijven daarmee te raken.

Consumenten

Alhoewel consumenten niet direct door de nieuwe wetgeving zullen worden geraakt, kan de verordening op korte termijn een licht negatief economisch effect op consumenten hebben omdat zij misschien kan leiden tot een prijsverhoging, al is de verwachting niet dat deze aanzienlijk zal zijn. Op lange termijn zullen consumenten echter baat vinden bij voorafgaande controle op potentieel gesubsidieerde concentraties. Met name kan een controle van gesubsidieerde concentraties aanzetten tot innovatie en efficiëntiewinsten omdat niet-gesubsidieerde ondernemingen dan meer kans hebben om schaalvoordelen te behalen. Bovendien zal het aanpakken van verstorende buitenlandse subsidies ook op andere gebieden dan concentraties de mededinging op de interne markt verbeteren. Hiervan zullen uiteindelijk de consumenten profiteren in de vorm van lagere prijzen en betere producten.

Derde landen

Overheidsinstanties uit derde landen zullen niet rechtstreeks door de verordening worden geraakt. Als handhavingsinstantie kan de Commissie met hen echter in contact staan wat betreft informatieverzoeken of, meer algemeen, bij overleg tijdens de procedure.

Algemeen gezien kan dit instrument derde landen ertoe aanzetten zich meer in te spannen om te zoeken naar multilaterale oplossingen, maar ook om het gebruik van subsidies in hun investeringsbeleid opnieuw te bezien.

Overheids-instanties

De Commissie zal de overheidsinstantie zijn die het sterkst geraakt wordt door de verordening, omdat de Commissie als enige de onderzoeksinstrumenten zal kunnen inzetten. Voorafgaande controle van gesubsidieerde concentraties kan zo’n 40 vte’s vergen; voorafgaande controle van gesubsidieerde biedingen bij openbare aanbestedingen 45 vte’s en ambtshalve controle van alle overige marktsituaties waarmee verstorende buitenlandse subsidies gemoeid zijn, kunnen rond 60 vte’s vergen. In veel geringere mate dreigen nationale instanties en aanbestedende diensten op de middellange tot lange termijn door de verordening te worden geraakt, omdat de Commissie waarschijnlijk mechanismen voor de coördinatie met nationale instanties tot stand zal proberen te brengen om het onderzoeksinstrument beter te kunnen handhaven.


1.4.4.Prestatie-indicatoren

De voorgestelde indicatoren berusten in hoofdzaak op interne databronnen van de Commissie of op raadplegingen die de Commissie zal houden. Evaluatie van het initiatief staat gepland binnen vijf jaar na inwerkingtreding. De evaluatie zal met name nagaan of, en in welke mate, de verordening zal hebben bijgedragen aan een beter functioneren van de interne markt. De indicatoren die worden voorgesteld om het behalen van de met deze verordening beoogde beleidsdoelstellingen te monitoren, worden hieronder gepresenteerd.

Specifieke doelstelling(en)

Indicatoren voor monitoring

Databronnen en/of methoden voor dataverzameling

Data reeds verzameld?

Actoren belast met dataverzameling

De meest verstorende subsidies in beeld brengen

Het jaarlijkse aantal zaken van mogelijke verstorende buitenlandse subsidies die door de toezichthouder zijn behandeld

Informatiebronnen

-Aanmeldingen

-Door derden verstrekte marktinformatie

-Ambtshalve zaken

Nee

Commissie

Aandeel zaken met buitenlandse subsidies die verstorend bleken te zijn, vergeleken met het totale aantal zaken.

Register van alle eindbesluiten die concluderen dat er sprake is van door buitenlandse subsidies veroorzaakte verstoringen.

Nee

Commissie

Aandeel zaken met groen licht dankzij de afwegingstoets, vergeleken met het totale aantal zaken.

Register van alle eindbesluiten die concluderen dat positieve effecten opwegen tegen de verstoringen.

Nee

Commissie

Verhelpen verstoringen als gevolg van buitenlandse subsidies

Door belanghebbenden gepercipieerde impact van de opgelegde herstelmaatregelen

Overleg met belanghebbenden uit EU over hun perceptie van de impact van herstelmaatregelen

Nee

Commissie

1.5.Motivering van het voorstel/initiatief 

1.5.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien, met een gedetailleerd tijdschema voor de uitrol van het initiatief

De verordening dient rechtstreeks toepasselijk te zijn. Tegen de tijd dat verordening van toepassing wordt, zou de Commissie doeltreffende procedures moeten opzetten voor de handhaving van de verordening, met name, voor het functioneren van systemen voor de voorafgaande aanmelding van potentieel gesubsidieerde concentraties en inschrijvingen voor openbare aanbestedingen, maar ook om marktonderzoeken te voeren en alle andere onderzoeks-, handhavings- en monitoringbevoegdheden uit te oefenen.

Zodra de verordening in werking treedt en steeds meer informatie over buitenlandse subsidies beschikbaar komt, zal de Commissie deskundigheid opbouwen over de doeltreffendheid van het hele proces. Mocht de Commissie, in het licht van deze informatie, oordelen dat de procedures kunnen worden verbeterd, gestroomlijnd of vereenvoudigd, dan kan zij besluiten om met een gedelegeerde handeling de betrokken drempels te wijzigen of bepaalde categorieën ondernemingen ontheffing te verlenen van de aanmeldingsverplichting.

Evaluatie van het initiatief staat gepland binnen vijf jaar na inwerkingtreding. De evaluatie zal met name nagaan of, en in welke mate, de verordening zal hebben bijgedragen aan een beter functioneren van de interne markt.

1.5.2.Toegevoegde waarde van de betrokkenheid van de Unie (deze kan het resultaat zijn van verschillende factoren, o.a. coördinatiewinst, rechtszekerheid, een grotere doeltreffendheid en complementariteit). Voor de toepassing van dit punt wordt onder “toegevoegde waarde van de betrokkenheid van de Unie” verstaan de waarde die een optreden van de Unie oplevert bovenop de waarde die zou zijn gecreëerd indien alleen de lidstaat een maatregel had getroffen.

Redenen voor maatregelen op Europees niveau (ex ante):

De grondoorzaak van het probleem is het bestaan van buitenlandse subsidies die verstoringen op de interne markt in de EU veroorzaken, zonder dat er enig toezichtmechanisme is dat dergelijke verstoringen verhindert of verhelpt. Hoewel het bestaande EU-instrumentarium een aantal regels bevat om in bepaalde marktomstandigheden om te gaan met buitenlandse subsidies, zijn deze regels niet voldoende, waardoor er een “leemte in de regelgeving” blijft bestaan. Aangezien de Unie de uitsluitende bevoegdheid heeft op het gebied van het mededingingsbeleid en het gemeenschappelijke handelsbeleid, kunnen de lidstaten niet deze problematiek oplossen met individuele beleidsmaatregelen. De leemte in de regelgeving wordt hierna in de afdelingen 1.5.3 en 1.5.4 beschreven.

Subsidies maken doorgaans deel uit van een bredere industriestrategie van derde landen. Landen hebben het recht hun eigen industriebeleid te ontwikkelen en ten uitvoer te leggen, met onder meer de toekenning van subsidies, die echter markten in andere landen kunnen verstoren. Volgens data geregistreerd door het Global Trade Alert (GTA) is het aantal subsidiemaatregelen dat wereldwijd ten uitvoer wordt gelegd, de afgelopen jaren gestaag toegenomen. Per ultimo 2020 liepen er 1 724 subsidiemaatregelen in de vijf belangrijkste handelspartners van de EU (China: 205; VS: 999; Verenigd Koninkrijk: 104; Rusland: 414, en Zwitserland: 2). Drie van deze landen (VS, Zwitserland en China) zijn ook de belangrijkste partners in termen van greenfield-BDI’s in de EU. Dezelfde vijf landen rapporteerden aan de WTO de volgende subsidiebedragen voor 2018: China (520 miljard EUR), VS (17 miljard EUR), Rusland (3,8 miljard EUR), Verenigd Koninkrijk (888 miljoen EUR), Zwitserland (697 miljoen EUR). Bewijsmateriaal lijkt er op te wijzen dat deze gemelde bedragen een onderschatting zijn. Doordat toenemende subsidiëring samengaat met hoge handelsvolumes en investeringsactiviteiten tussen de EU en haar handelspartners ontstaat er een toenemend risico op verstoringen op de interne markt van de EU.

Verwachte gegenereerde toegevoegde waarde van de Unie (ex post):

EU-optreden lijkt toegevoegde waarde te hebben. Met name kunnen de doelstellingen en de toegevoegde waarde van controle op buitenlandse subsidies worden vergeleken met die van het bestaande staatssteuntoezicht, d.w.z. daadwerkelijke mededinging en een gelijk speelveld op de interne markt borgen. De verenigbaarheidscriteria op het gebied van staatssteun borgen dat het steunbedrag beperkt blijft tot het minimum dat noodzakelijk is voor en evenredig aan het behalen van een doelstelling van gemeenschappelijk belang. De lidstaten wordt dus belet om buitensporige – en dus verstorende – bedragen aan staatssteun te besteden of om een onderlinge subsidiewedloop te beginnen. De publiek beschikbare informatie over ondersteuning door de lidstaten is ook goed voor de tucht van de markt. Dergelijke voordelen zouden niet op lidstaatniveau kunnen worden bereikt.

Bovendien zijn de potentiële begunstigden van buitenlandse subsidies, doordat er een verordening op EU-niveau is, vooraf op de hoogte van de regels die de bevoegde toezichthouder zal hanteren bij het beoordelen van het bestaan van en de mogelijke verstoringen door buitenlandse subsidies. Een en ander garandeert voorspelbaarheid en verhoogt de rechtszekerheid van het stelsel in de verschillende lidstaten.

1.5.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

Hierna (en in afdeling 1.5.4) wordt een overzicht gegeven van de bestaande EU-instrumenten en internationale instrumenten op het gebied van mededinging, handel, overheidsopdrachten en in bepaalde specifieke sectorale wetgeving. Dit laat de bestaande leemte in de regelgeving zien waar het gaat om het tegengaan van verstoringen op de interne markt in de EU als gevolg van buitenlandse subsidies.

Wat EU-mededingingsvoorschriften betreft, de EU-staatssteunvoorschriften zijn alleen van toepassing op door EU-lidstaten toegekende financiële steun en moeten borgen dat overheidsmaatregelen in de EU de mededinging en het handelsverkeer binnen de EU niet verstoren. Voor verstorende subsidies die door derde landen worden toegekend, bestaan dergelijke controlemechanismen niet. De EU-voorschriften inzake concentratiecontrole en de EU-mededingingsvoorschriften moeten voorkomen dat de mededinging aanzienlijk wordt verstoord door fusies en acquisities die een “significante belemmering van daadwerkelijke mededinging” veroorzaken, of door mededingingsbeperkende praktijken van ondernemingen. Daarbij wordt niet specifiek gekeken of een gedraging van een onderneming – bijvoorbeeld in de vorm van mededingingsverstorende prijszetting – voortvloeit uit of mogelijk werd dankzij buitenlandse subsidies.

Voorts biedt de verordening BDI-screening lidstaten de mogelijkheid om buitenlandse investeringen te screenen, die, gelet op de effecten ervan op kritieke activa en infrastructuur, waarschijnlijk een effect op de veiligheid en openbare orde van een lidstaat zullen hebben. De verordening pakt echter niet specifiek de kwestie aan van verstoringen als gevolg van buitenlandse gesubsidieerde investeringen op de interne markt.

Wat overheidsopdrachten betreft, het bestaande EU-rechtskader handelt niet specifiek over door buitenlandse subsidies veroorzaakte verstoringen van de EU-markten voor overheidsopdrachten. De Richtlijnen 2014/24/EU en 2014/25/EU staan aanbestedende diensten toe om abnormaal lage inschrijvingen af te wijzen indien kan worden aangetoond dat een inschrijver onverenigbare staatssteun heeft gekregen, maar die richtlijnen bevatten geen overeenkomstige bepalingen over buitenlandse subsidies. Daarbij komt dat de toekenning van buitenlandse subsidies weliswaar in aanmerking kan worden genomen bij de algehele beoordeling van een inschrijving, maar dat afwijzing van een inschrijving als zijnde abnormaal laag, moet worden verantwoord door aan te tonen dat de buitenlandse subsidie een belemmering vormt voor de haalbaarheid van de inschrijving en de capaciteit van de inschrijver om het contract uit te voeren tegen de geboden (abnormaal lage) prijs.

Het instrument voor internationale overheidsopdrachten (IPI) wil handelspartners stimuleren om met de EU te onderhandelen over de openstelling voor EU-ondernemingen van hun markten voor overheidsopdrachten. Wanneer dit instrument is vastgesteld, zou dit het beginsel van evenwichtige wederzijdse markttoegang voor EU-bedrijven op markten voor overheidsopdrachten in derde landen vastleggen, maar zouden daarmee niet de verstoringen kunnen worden aangepakt die door buitenlandse subsidies in de EU worden veroorzaakt.

Intergouvernementele overeenkomsten worden afgesloten om investeringen te bevorderen. Zij kunnen handelen over het uitschrijven van aanbestedingen voor de gezamenlijke verwezenlijking of exploitatie van een project, inzonderheid bij grote infrastructuurvoorzieningen. Voor dergelijke overheidsopdrachten geldt een ontheffing van de EU-wetgeving inzake overheidsopdrachten mits de voorwaarden van artikel 9 van Richtlijn 2014/24/EU zijn vervuld, ook al moeten zij steeds verenigbaar zijn met de EU-Verdragen. Verstorende effecten van buitenlandse subsidies worden niet specifiek onderzocht in het kader van dergelijke overeenkomsten.

1.5.4.Verenigbaarheid met het meerjarige financiële kader en eventuele synergie met andere passende instrumenten

Het initiatief kan volledig worden gefinancierd door middel van herschikking binnen de relevante rubriek van het meerjarige financiële kader (MFK). De financiële gevolgen voor de beleidskredieten zullen volledig worden gedekt door de toewijzingen die in het MFK 2021-2027 zijn voorzien in het kader van de financiële middelen van het programma voor de interne markt.

Het initiatief zal kunnen profiteren van de bestaande deskundigheid op het gebied van mededinging, handelsbescherming en overheidsopdrachten, hetgeen voor synergie-effecten tussen bestaande instrumenten kan zorgen en de noodzakelijke kosten kan doen dalen.

Op het gebied van het handelsbeleid bieden zowel de SCM-Overeenkomst van de WTO als de handelsbeschermingsinstrumenten de EU de mogelijkheid om te reageren op oneerlijke concurrentie in termen van schadelijke invoer van goederen die oneerlijk geprijsd zijn onder hun normale waarde (antidumpinginstrument) of gesubsidieerd (antisubsidie-instrument). De EU-antidumpings- en EU-antisubsidievoorschriften zijn evenwel alleen van toepassing op de invoer van goederen en zien niet op diensten, investeringen of andere financiële stromen met betrekking tot ondernemingen die in de EU actief zijn.

Op het internationale niveau kan de EU een geschil met een WTO-lid over inbreuken op de SCM-Overeenkomst voor een WTO-panel brengen. Maar ook het toepassingsgebied van de SCM-Overeenkomst is beperkt tot de handel in goederen. Subsidies zijn niet uitgesloten van het toepassingsgebied van de Algemene Overeenkomst inzake de handel in diensten van de WTO (“GATS”). In GATS is zelfs een mandaat ingebouwd om verder te onderhandelen over regels voor subsidies ten behoeve van diensten.

Wat bilaterale vrijhandelsovereenkomsten betreft, bestaan er grote verschillen waar het gaat om de voorschriften inzake subsidies. In de meeste van die vrijhandelsovereenkomsten ligt de klemtoon op transparantie en op overleg in het geval van verstorende subsidies. Sommige overeenkomsten bevatten ook bepalingen die subsidies verbieden die als bijzonder schadelijk worden beschouwd (zoals onbeperkte garanties). Overeenkomsten die met een aantal buurlanden zijn afgesloten, bevatten de toezegging om een stelsel voor toezicht op subsidies op te zetten dat is geïnspireerd op de EU-staatssteunvoorschriften. Hoewel het in die overeenkomsten gaat om het aanpakken van subsidies die van invloed zijn op de handel tussen de EU en het betrokken derde land, mag worden aangenomen dat jurisdicties die over dergelijke stelsels voor toezicht op subsidies beschikken, beter in staat zijn om subsidies die de interne markt in de EU verstoren, te identificeren en aan te pakken. Mocht dat het geval zijn, dan voorzien vrijhandelsovereenkomsten normaal gesproken niet in snelle oplossingen om dergelijke verstorende subsidies aan te pakken.

Verordening (EU) 2019/712 inzake de bescherming van de mededinging in de luchtvaart biedt de Commissie de mogelijkheid om onderzoek te voeren indien zij bewijzen vindt voor een praktijk die de concurrentie tussen EU-luchtvaartmaatschappijen en op de markten voor luchtvervoersdiensten verstoort. Deze verordening ziet ook op luchtvaartmaatschappijen uit derde landen, maar niet op andere spelers in de luchtvaartketen, noch bevat zij specifieke regels inzake overheidsopdrachten of gesubsidieerde overnames van EU-doelondernemingen.

Ten slotte biedt Verordening (EU) 2016/1035 inzake bescherming tegen schade veroorzakende prijzen van vaartuigen, mocht zij van toepassing zijn, de EU de mogelijkheid om maatregelen te nemen tegen vaartuigen die onder de normale waarde worden verkocht en daardoor schade veroorzaken aan de bedrijfstak van de Unie. Deze verordening is weliswaar formeel in werking getreden, maar wordt pas van toepassing na de inwerkingtreding van de OESO-Scheepsbouwovereenkomst, zoals aangegeven in artikel 18 van die verordening. Aangezien de OESO-Scheepsbouwovereenkomst nimmer in werking is getreden (en de verwachting is dat dit ook niet het geval zal zijn) door onvoldoende ratificaties, is Verordening (EU) 2016/1035 niet van toepassing.

1.5.5.Beoordeling van de verschillende beschikbare financieringsopties, waaronder mogelijkheden voor herschikking

Het initiatief kan volledig worden gefinancierd door middel van herschikking binnen de relevante rubriek van het meerjarige financiële kader (MFK). De financiële gevolgen voor de beleidskredieten zullen volledig worden gedekt door de toewijzingen die in het MFK 2021-2027 zijn voorzien in het kader van de financiële middelen van het programma voor de interne markt.

1.6.Duur en financiële gevolgen van het voorstel/initiatief

 beperkte geldigheidsduur

   van kracht vanaf [DD/MM]JJJJ tot en met [DD/MM]JJJJ

   financiële gevolgen vanaf JJJJ tot en met JJJJ voor vastleggingskredieten en vanaf JJJJ tot en met JJJJ voor betalingskredieten.

 onbeperkte geldigheidsduur

Uitvoering met een opstartperiode vanaf 2022 tot en met 2025,

gevolgd door een volledige uitvoering.

1.7.Beheersvorm(en) 55   

 Direct beheer door de Commissie

door haar diensten, waaronder het personeel in de delegaties van de Unie;

door de uitvoerende agentschappen;

 Gedeeld beheer met lidstaten

 Indirect beheer door begrotingsuitvoeringstaken te delegeren aan:

derde landen of de door hen aangewezen organen;

internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke);

de EIB en het Europees Investeringsfonds;

de in de artikelen 70 en 71 van het Financieel Reglement bedoelde organen;

publiekrechtelijke organen;

privaatrechtelijke organen met een openbaredienstverleningstaak, voor zover zij voldoende financiële garanties bieden;

privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die voldoende financiële garanties bieden;

personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling.

Verstrek, indien meer dan een beheersvorm is aangekruist, extra informatie onder “Opmerkingen”.

Opmerkingen

De handhaving van de verordening zal de uitsluitende verantwoordelijkheid van de Commissie zijn.

2.BEHEERSMAATREGELEN 

2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen 

Vermeld frequentie en voorwaarden.

De verordening zal worden geëvalueerd en herzien vijf jaar na de inwerkingtreding ervan. De evaluatie zal met name nagaan of, en in welke mate, de specifieke doelstellingen hebben bijgedragen aan een beter functioneren van de interne markt. De Commissie zal over haar bevindingen verslag doen aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité.

Voorts zal de Commissie, in het kader van de handhaving van het nieuwe instrument, de doeltreffendheid en doelmatigheid van de toegepaste maatregelen voortdurend monitoren. De activiteiten die de Commissie in het kader van de nieuwe verordening verricht, zullen in het jaarlijkse verslag over het mededingingsbeleid aan bod komen.

Daarnaast kan een herziening nodig zijn indien aanvullende regels voor de controle op de verstorende effecten van buitenlandse subsidies op de interne markt van de EU worden overwogen, onder meer op het internationale niveau.

2.2.Beheers- en controlesyste(e)m(en) 

2.2.1.Rechtvaardiging van de voorgestelde beheersvorm(en), uitvoeringsmechanisme(n) voor financiering, betalingsvoorwaarden en controlestrategie

Wat betreft de uitvoering van de verordening heeft de Commissie de uitsluitende bevoegdheid om de uit de verordening voortvloeiende verplichtingen te handhaven, zoals de beoordeling van de aanmeldingen van potentieel gesubsidieerde concentraties en inschrijvingen in openbare aanbestedingsprocedures in de EU.

Indien een onderneming een gesubsidieerde transactie die anders had moeten worden aangemeld, niet aanmeldt, kan de Commissie sancties en geldboeten opleggen. Indien de Commissie concludeert dat een buitenlandse subsidie de interne markt verstoort, kan zij herstelmaatregelen opleggen of verbintenissen accepteren, zoals de terugbetaling van de buitenlandse subsidie.

Een dialoog tussen de Commissie en ondernemingen die door de toepassing van de verordening worden geraakt, kan vereist zijn om ervoor te zorgen dat de ondernemingen de ten uitvoer gelegde maatregelen, zoals de eventuele terugbetaling van de subsidie, geldboeten of andere sancties, in acht nemen.

Het raamwerk voor interne controle is gebaseerd op de uitvoering van de internecontrolebeginselen van de Commissie. Overeenkomstig de voorschriften van het Financieel Reglement is een belangrijke doelstelling van de strategie van de Commissie voor een resultaatgerichte begroting kosteneffectiviteit te waarborgen bij de ontwikkeling en toepassing van beheers- en controlesystemen die fouten voorkomen of opsporen en corrigeren.

De activiteiten die financiële middelen vergen, zullen voornamelijk worden uitgevoerd door middel van overheidsopdrachten onder direct beheer. De daaraan verbonden risico’s inzake wettigheid en regelmatigheid worden dan ook (zeer) klein geacht.

Er zal een constante koppeling zijn met de beleidswerkzaamheden, die de nodige flexibiliteit zullen bieden om de middelen aan te passen aan de daadwerkelijke beleidsbehoeften op een gebied waar zich regelmatig veranderingen voordoen.

2.2.2.Informatie over de geïdentificeerde risico’s en het (de) systeem (systemen) voor interne controle dat is (die zijn) opgezet om die risico’s te beperken

De uitvoering van de voorgestelde verordening houdt de volgende risico’s in:

1) Vergeldingsmaatregelen tegen EU-ondernemingen

Een nieuw wetgevingsinstrument kan een risico inhouden op vergeldingsmaatregelen van derde landen die de optie als een hinderpaal voor hun ondernemingen zien. Om die zorgen weg te nemen, is de verordening gebaseerd op beginselen die vergelijkbaar zijn met de EU-staatssteunvoorschriften, dicht zij een bestaande leemte in de wetgeving en herstelt zij het gelijke speelveld op de interne markt. Ondernemingen uit derde landen die geen subsidies ontvangen, tonen zich voorstander van het instrument. De verordening zal objectief en zonder discriminatie van toepassing zijn op alle ondernemingen die in de EU actief zijn, ongeacht hun eigendomsstructuur, en zal dus consistent zijn met de internationale verplichtingen van de EU. De vaststelling van de verordening kan voor niet-EU-landen een verdere prikkel zijn om een stelsel voor staatssteuntoezicht te ontwikkelen dat vergelijkbaar is met dat van de EU, en om (opnieuw) onderhandelingen te voeren om internationale voorschriften voor subsidies overeen te komen, bijvoorbeeld in het kader van de WTO. Hoe dan ook zullen dergelijke vergeldingsmaatregelen waarschijnlijk niet in overeenstemming zijn met WTO-voorschriften, aangezien zij discriminerend zouden zijn indien een derde land niet beschikt over een gelijkwaardig stelsel voor het toezicht op binnenlandse subsidies.

2) Onverwachte toename van de regeldruk voor ondernemingen

De verordening bevat de mogelijkheid om de desbetreffende drempels aan te passen of bepaalde categorieën ondernemingen van de aanmeldingsverplichting vrij te stellen via een gedelegeerde handeling indien bepaalde aangemelde transacties geen verstoringen blijken te veroorzaken. De risico’s verbonden aan onnodige regeldruk kunnen ook zoveel mogelijk worden beperkt door handvatten over de toepassing van de verordening.

3) Onverwachte toename van de regeldruk voor overheidsinstanties

De handhaving van de voorgestelde verordening zal tot gevolg hebben dat de Commissie zaken te behandelen krijgt en zal dus een stijging van de bestuurlijke kosten (loonkosten, kosten van apparatuur en materiaal, vaste kosten) met zich meebrengen. Indien een onverwacht groot aantal aanmeldingen zou worden ontvangen, kan er een tekort aan personeel ontstaan, met alle beheersproblemen en extra kosten vandien. De Commissie kan echter beslissen om niet te handelen indien de zaak geen systemisch probleem aan de orde stelt of geen aanzienlijke gevolgen voor de interne markt in de EU heeft.

2.2.3.Raming en motivering van de kosteneffectiviteit van de controles (verhouding van de controlekosten tot de waarde van de desbetreffende financiële middelen) en evaluatie van het verwachte foutenrisico (bij betaling en bij afsluiting). 

(n.v.t.)

2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden 

Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen, bijvoorbeeld in het kader van de fraudebestrijdingsstrategie.

De preventie- en beschermingsmaatregelen zijn vooral gericht op het vergroten van de transparantie tijdens managementbijeenkomsten en contacten met belanghebbenden, overeenkomstig de beste praktijken inzake overheidsopdrachten, waaronder het gebruik van instrumenten voor elektronische aanbestedingen en elektronische inschrijvingen. Ook zullen mogelijke belangenconflicten worden voorkomen en opgespoord.

3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 

3.1.Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven 

·Bestaande begrotingsonderdelen

In volgorde van de rubrieken van het meerjarige financiële kader en de begrotingsonderdelen.

Rubriek van het meerjarige financiële kader

Begrotingsonderdeel

Soort  
uitgave

Bijdrage

Nummer  

GK/NGK 56 .

van EVA-landen 57

van kandidaat-lidstaten 58

van derde landen

in de zin van artikel 21, lid 2, punt b), van het Financieel Reglement

1

03 01 Programma voor de interne markt

NGK

JA

NEE

NEE

NEE

1

03 02 01 01 Programma voor de interne markt

GK

JA

NEE

NEE

NEE

1

03 02 01 05 Programma voor de interne markt

GK

JA

NEE

NEE

NEE

7

20 02 06 Andere beheersuitgaven

NGK

NEE

NEE

NEE

NEE

3.2.Geraamde financiële gevolgen van het voorstel inzake kredieten 

3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de beleidskredieten 

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig

   Voor het voorstel/initiatief zijn beleidskredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Rubriek van het meerjarige financiële kader

1

interne markt, innovatie en digitaal beleid

in miljoen EUR (tot op drie decimalen)

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Na 2027

TOTAAL

Beleidskredieten

Beleidskredieten – 03 02 01 01 Programma voor de interne markt

Vastleggingen

(1a)

--

0,725

0,775

0,450

0,450

0,450

0,450

3,300

Betalingen

(2a)

--

0,363

0,750

0,613

0,450

0,450

0,450

0,225

3,300

Beleidskredieten – 03 02 01 05 Programma voor de interne markt

Vastleggingen

(1b)

--

0,725

0,950

0,800

0,600

0,875

0,575

4,525

Betalingen

(2b)

--

0,363

0,838

0,875

0,700

0,738

0,725

0,288

4,525

Uit het budget van specifieke programma’s gefinancierde administratieve kredieten 59

Begrotingsonderdeel

03.010101.02

(3)

--

--

0,175

0,350

0,150

0,425

0,125

 

1,225



TOTAAL beleidskredieten

Vastleggingen

(4)

--

1,450

1,725

1,250

1,050

1,325

1,025

 

7,825

Betalingen

(5)

--

0,725

1,588

1,488

1,150

1,188

1,175

0,513

7,825

•  TOTAAL uit het budget van specifieke programma’s gefinancierde administratieve kredieten

(6)

--

--

0,175

0,350

0,150

0,425

0,125

 

1,225

TOTAAL kredieten  
onder RUBRIEK 1 
van het meerjarige financiële kader

Vastleggingen

=4+6

--

1,450

1,900

1,600

1,200

1,750

1,150

 

9,050

Betalingen

=5+6

--

0,725

1,763

1,838

1,300

1,600

1,300

0,513

9,050



Rubriek van het meerjarige financiële kader

7

“Administratieve uitgaven”

in miljoen EUR (tot op drie decimalen)

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Na 2027

TOTAAL

• Personele middelen

--

3,040

9,260

15,480

17,570

17,570

17,570

 

80.490

• Andere administratieve uitgaven

--

0,050

0,150

0,150

0,150

0,150

0,150

 

0,800

TOTAAL

Kredieten

--

3,090

9,410

15,630

17,720

17,720

17,720

81,290

TOTAAL kredieten 
onder RUBRIEK 7 
van het meerjarige financiële kader 

(totaal vastleggingen = totaal betalingen)

--

3,090

9,410

15,630

17,720

17,720

17,720

81,290

in miljoen EUR (tot op drie decimalen)

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Na 2027

TOTAAL

TOTAAL kredieten  
onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 7 
van het meerjarige financiële kader 

Vastleggingen

--

4,540

11,310

17,230

18,920

19,470

18,870

0,000

90,340

Betalingen

--

3,815

11,173

17,468

19,020

19,333

19,020

0,513

90,340


3.2.2.Geraamde output, gefinancierd met operationele kredieten 

Beleidskredieten zullen worden gebruikt om de noodzakelijke IT-infrastructuur, studies en raadplegingen te financieren die de doeltreffende toepassing en handhaving van het instrument moeten borgen.

Het is niet mogelijk de in deze afdeling vereiste exhaustieve lijst van door financiële interventies te bereiken outputs, gemiddelde kosten en cijfermateriaal te verstrekken aangezien dit een nieuw initiatief is en er geen eerdere statistische gegevens zijn waarop die lijst kan worden gebaseerd. De effectbeoordeling waarvan het voorstel voor een verordening vergezeld gaat, raamde dat er rond 30 aangemelde gevallen van gesubsidieerde concentraties per jaar zouden zijn, rond 36 aanmeldingen van gesubsidieerde inschrijvingen voor overheidsopdrachten en tussen 30 en 45 ambtshalve zaken per jaar in andere marktsituaties, waaronder concentraties en openbare aanbestedingsprocedures die de aanmeldingsdrempels onderschrijden.

Doel van de verordening is het tegengaan van verstoringen als gevolg van buitenlandse subsidies, door:

1. De meest verstorende subsidies in beeld te brengen, en

2. Verstoringen als gevolg van buitenlandse subsidies te verhelpen.

Deze twee specifieke doelstellingen zullen worden gemonitord aan de hand van de vier monitoringindicatoren die in afdeling 1.4.4. zijn beschreven:

   a. Het jaarlijkse aantal zaken van mogelijke verstorende buitenlandse subsidies die door de toezichthouder zijn behandeld

b. Aandeel zaken met buitenlandse subsidies die verstorend bleken te zijn, vergeleken met het totale aantal zaken

c. Aandeel zaken met groen licht dankzij de afwegingstoets, vergeleken met het totale aantal zaken

d. Door belanghebbenden gepercipieerde impact van de opgelegde herstelmaatregelen

Daarnaast zal de doeltreffendheid van het instrument worden gemonitord en zal daarover verslag worden gedaan, om de kostenefficiëntie te borgen van de voor de uitvoering en handhaving van de verordening ingezette middelen.

3.2.3.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten 

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig

   Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

in miljoen EUR (tot op drie decimalen)

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

TOTAAL

RUBRIEK 7 
van het meerjarige financiële kader

Personele middelen

--

3,040

9,260

15,480

17,570

17,570

17,570

80,490

Andere administratieve uitgaven

--

0,050

0,150

0,150

0,150

0,150

0,150

0,800

Subtotaal RUBRIEK 7 
van het meerjarige financiële kader

--

3,090

9,410

15,630

17,720

17,720

17,720

81,290

Buiten RUBRIEK 7 60  
of the multiannual financial framework

Personele middelen

--

--

--

--

--

--

--

--

Andere administratieve uitgaven

--

--

0,175

0,350

0,150

0,425

0,125

1,225

Subtotaal buiten RUBRIEK 7 
van het meerjarige financiële kader

--

--

0,175

0.350

0,150

0,425

0,125

1,225

TOTAAL

--

3,090

9,585

15,980

17,870

18,145

17,845

82,515

De benodigde kredieten voor personeel en andere administratieve uitgaven zullen worden gefinancierd uit de kredieten van het DG die reeds voor het beheer van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

3.2.3.1.Geraamde personeelsbehoeften

Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig.

Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Raming in voltijdequivalenten

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Na 2027

• Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen)

20 01 02 01 (zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie))

20

50

80

80

80

80

80

20 01 02 03 (delegaties)

01 01 01 01  (onderzoek door derden)

01 01 01 01 (eigen onderzoek)

Ander begrotingsonderdeel (geef aan welk)

Extern personeel (in voltijdequivalenten VTE) 61

20 02 01 (AC, END, INT van de “totale financiële middelen”)

20

40

65

65

65

65

20 02 03 (AC, AL, END, INT en JPD in de delegaties)

XX 01 xx jj zz   62

- zetel

- delegaties

01 01 01 02 (AC, END, INT – onderzoek door derden)

01 01 01 12 (AC, END, INT – eigen onderzoek)

Ander begrotingsonderdeel (geef aan welk)

TOTAAL

20

70

120

145

145

145

145

XX is het beleidsterrein of de begrotingstitel.

Voor de benodigde personele middelen zal een beroep worden gedaan op het personeel van het DG dat reeds voor het beheer van de actie is aangesteld en/of daartoe binnen het DG is herschikt, eventueel aangevuld met personele middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

Beschrijving van de uit te voeren taken:

Ambtenaren en tijdelijk personeel

Monitoren van de naleving van de nieuwe verordening, concrete behandeling van zaken, redigeren van besluiten, uitvoeren van marktonderzoeken.

Extern personeel

Monitoren van de naleving van de nieuwe verordening, bijstand leveren aan ambtenaren en tijdelijke functionarissen bij de concrete behandeling van zaken, het redigeren van besluiten, het uitvoeren van marktonderzoeken.

Afhandeling IT-projectmanagement, zoals het aanmeldingsportaal en het documentenbeheersysteem. Administratieve ondersteuning bieden aan de betrokken caseteams.

3.2.4.Verenigbaarheid met het huidige meerjarige financiële kader 

Het voorstel/initiatief:

   kan volledig worden gefinancierd door middel van herschikking binnen de relevante rubriek van het meerjarige financiële kader (MFK).

Het initiatief kan volledig worden gefinancierd door middel van herschikking binnen de relevante rubriek van het meerjarige financiële kader (MFK). De financiële gevolgen voor de beleidskredieten zullen volledig worden gedekt door de toewijzingen die in het MFK 2021-2027 zijn voorzien in het kader van de financiële middelen van het programma voor de interne markt.

   hiervoor moet een beroep worden gedaan op de niet-toegewezen marge in de desbetreffende rubriek van het MFK en/of op de speciale instrumenten zoals gedefinieerd in de MFK-verordening.

   hiervoor is een herziening van het MFK nodig.

3.2.5.Bijdragen van derden 

Het voorstel/initiatief:

   voorziet niet in medefinanciering door derden

   voorziet in medefinanciering door derden, zoals hieronder wordt geraamd:

Kredieten in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Jaar 
N 63

Jaar 
N+1

Jaar 
N+2

Jaar 
N+3

invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

Totaal

Medefinancieringsbron 

TOTAAL medegefinancierde kredieten

3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten 

Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten.

Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:

   voor de eigen middelen

   voor overige ontvangsten

Geef aan of de ontvangsten worden toegewezen aan de begrotingsonderdelen voor uitgaven    

in miljoen EUR (tot op drie decimalen)

Begrotingsonderdeel voor ontvangsten: Hoofdstuk 42 – boeten en sancties

Voor het lopende begrotingsjaar beschikbare kredieten

Gevolgen van het voorstel/initiatief 64

Jaar 
N

Jaar 
N+1

Jaar 
N+2

Jaar 
N+3

invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

Artikel ….

Andere opmerkingen (bv. over de methode/formule voor de berekening van de gevolgen voor de ontvangsten of andere informatie).

Het bedrag van de ontvangsten kan niet vooraf worden geraamd, aangezien het gaat om geldboeten die aan ondernemingen worden opgelegd wegens niet-naleving van de in de verordening vastgestelde verplichtingen. 

(1)    DG Trade Statistical Guide, augustus 2020, exclusief intra-EU-handel;    
https://trade.ec.europa.eu/doclib/docs/2013/may/tradoc_151348.pdf  
(2)    Verslag van de Commissie over de uitvoering van de strategie voor handelsbeleid – Handel voor iedereen: Zorgen voor een vooruitstrevend handelsbeleid om de mondialisering in goede banen te leiden (COM(2017) 491 final).
(3)    Eurostat, Foreign AffiliaTes Statistics (FATS), Foreign control of enterprises by economic activity and a selection of controlling countries (from 2008 onwards) [FATS_G1A_08]. In dit cijfer van 100 000 is het Verenigd Koninkrijk meegerekend als een van de EU-28. Uit voorlopige data blijkt dat dit cijfer waarschijnlijk niet sterk zal veranderen voor de EU-27. In 2018 waren naar raming 84 000 ondernemingen in de EU-27 eigendom van buitenlandse entiteiten (het Verenigd Koninkrijk niet meegerekend), terwijl in de periode 2015-2017 in de EU-27-landen rond 18 000 ondernemingen eigendom waren van entiteiten uit het Verenigd Koninkrijk.
(4)    Commission Staff Working Document on Foreign Direct Investment in the EU, following up on the Commission Communication “Welcoming Foreign Direct Investment while Protecting Essential Interests” van 13 september 2017 (SWD(2019) 108 final).
(5)    Mededeling van de Commissie “Een nieuwe industriestrategie voor Europa” (COM(2020) 102 final), zoals geactualiseerd in 2021. Zie ook de mededeling van de Commissie “Het Europees economisch en financieel bestel: openheid, kracht en veerkracht stimuleren” (COM(2021) 32).
(6)    Mededeling van de Commissie “Het moment van Europa: herstel en voorbereiding voor de volgende generatie” (COM(2020) 456 final). Zie ook de mededeling van de Commissie “Het Europees economisch en financieel bestel: openheid, kracht en veerkracht stimuleren” (COM(2021) 32).
(7)    Mededeling van de Commissie “Evaluatie van het handelsbeleid – Een open, duurzaam en assertief handelsbeleid” (COM(2021) 66 final).
(8)    Een recent verslag van de Europese Rekenkamer komt tot de bevinding dat bepaalde subsidies van de Chinese Staat staatssteun zouden vormen indien deze door een EU-lidstaat waren toegekend, en tekent aan dat “[d]it verschil in behandeling de mededinging op de interne markt van de EU [kan] verstoren”; zie Europese Rekenkamer, De respons van de EU op de Chinese staatsgestuurde investeringsstrategie, Analyse 03(2020)    
https://www.eca.europa.eu/Lists/ECADocuments/RW20_03/RW_EU_response_to_China_NL.pdf
(9)    Europese Commissie, Concept paper: WTO modernisation (september 2018).
(10)    Joint Statement of the Trilateral Meeting of the Trade Ministers of Japan, the United States and the European Union (Washington, D.C., 14 januari 2020).
(11)    Bijlage bij de mededeling van de Commissie “Evaluatie van het handelsbeleid – Een open, duurzaam en assertief handelsbeleid” (COM(2021) 66 final).
(12)    Mededeling van de Commissie “Een nieuwe industriestrategie voor Europa” (COM(2020) 102 final), zoals geactualiseerd in 2021.
(13)    Witboek over het tot stand brengen van een gelijk speelveld wat betreft buitenlandse subsidies (COM(2020) 253 final).
(14)    Nederland suggereerde dat, om potentieel verstorende gedragingen te voorkomen, zou moeten worden gekeken naar ondernemingen die buitenlandse subsidies ontvangen of die een ongereguleerde machtspositie op een niet-EU-markt hebben; zie    
https://www.permanentrepresentations.nl/documents/publications/2019/12/09/non-paper-on-level-playing-field .Frankrijk, Duitsland, Italië en Polen pleitten voor een aanpassing van de mededingingsvoorschriften van de Unie, met name om rekening te houden met de mogelijke verstoringen als gevolg van buitenlandse overheidssteun en beschermde markten; zie    
https://g8fip1kplyr33r3krz5b97d1-wpengine.netdna-ssl.com/wp-content/uploads/2020/02/Letter-to-Vestager.pdf.
(15)    Monopolkommission, Hauptgutachten XXIII: Wettbewerb 2020;    
https://www.monopolkommission.de/images/HG23/HGXXIII_Kap4_Chinas_Staatskapitalismus.pdf  
(16)    Raad van de Europese Unie, Conclusies over een verdiepte interne markt voor een sterk herstel en een concurrerend, duurzaam Europa (11 september 2020);    
https://data.consilium.europa.eu/doc/document/ST-10698-2020-INIT/nl/pdf  
(17)    Buitengewone bijeenkomst van de Europese Raad (1 en 2 oktober 2020) – Conclusies (2 oktober 2020);    
https://data.consilium.europa.eu/doc/document/ST-13-2020-INIT/nl/pdf  
(18)    Europees Parlement, Verslag over het mededingingsbeleid – jaarverslag 2019 (2019/2131(INI) (A9-0022/2020; 25.2.2020);    
https://www.europarl.europa.eu/doceo/document/A-9-2020-0022_NL.pdf  
(19)    Letter to EU telecom and trade ministers and to European Commissioners Thierry Breton, Margrethe Vestager and Valdis Dombrovskis (14 oktober 2020);    
https://reinhardbuetikofer.eu/2020/10/14/letter-to-eu-telecom-and-trade-ministers-and-to-european-commissioners-thierry-breton-margrethe-vestager-and-valdis-dombrovskis/
(20)    De artikelen 101 en 102 VWEU.
(21)    Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad van 20 januari 2004 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen (PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1).
(22)    Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van Richtlijn 2004/18/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 65). Richtlijn 2014/25/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten en houdende intrekking van Richtlijn 2004/17/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 243).Richtlijn 2014/23/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van concessieovereenkomsten (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 1).
(23)

   Gewijzigd voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad over toegang van goederen en diensten uit derde landen tot de interne aanbestedingsmarkt van de Unie en procedures tot ondersteuning van onderhandelingen over toegang van goederen en diensten uit de Unie tot de aanbestedingsmarkten van derde landen (COM(2016) 34 final van 29 januari 2016). Dit voorstel wordt momenteel in de Raad besproken.

(24)    Na de oproep van de Commissie en de Europese Raad in maart 2019 om het overleg te hervatten, voeren de medewetgevers momenteel constructief overleg over het instrument voor internationale overheidsopdrachten, op basis van het gewijzigde wetgevingsvoorstel van de Commissie van 2016.
(25)    Verordening (EU) 2016/1037 van het Europees Parlement en de Raad betreffende bescherming tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (PB L 176 van 30.6.2016, blz. 55).
(26)    Verordening (EU) 2019/452 van het Europees Parlement en de Raad van 19 maart 2019 tot vaststelling van een kader voor de screening van buitenlandse directe investeringen in de Unie (PB L 79I van 21.3.2019, blz. 1).
(27)    Voor zover die vallen onder Verordening (EU) 2016/1035 (die evenwel niet van toepassing is aangezien de voorwaarden van artikel 18 niet zijn vervuld), Verordening (EG) nr. 1008/2008 en Verordening (EU) 2019/712.
(28)    Onder meer Nederland, Frankrijk, Duitsland, Polen en Italië.
(29)    Zie bv. de reeds genoemde bijdragen van Nederland, Frankrijk, Duitsland, Polen en Italië.
(30)    Een gedetailleerd overzicht van de uitkomsten van deze raadplegingen is te vinden in de bijlagen 2 en 6 bij de effectbeoordeling.
(31)     https://ec.europa.eu/info/law/better-regulation/have-your-say/initiatives/12621-Addressing-distortions-caused-by-foreign-subsidies  
(32)     https://ec.europa.eu/competition/international/overview/foreign_subsidies.html
(33)    Zie voetnoot 15.
(34)    Monopolkommission, Hauptgutachten XXIII: Wettbewerb 2020;    
https://www.monopolkommission.de/images/HG23/HGXXIII_Kap4_Chinas_Staatskapitalismus.pdf  Mercator Institute for China Studies (MERICS), Made in China 2025: The making of a high-tech superpower and consequences for industrial countries, MERICS Papers on China nr. 2 (december 2016)    
https://merics.org/sites/default/files/2020-04/Made%20in%20China%202025.pdf
(35)    Hoewel sommige belanghebbenden twijfel hadden over de benadering zoals die in het witboek werd gepresenteerd, toonden het merendeel van de EU-belanghebbenden (lidstaten en andere belanghebbenden) en sommige van de belanghebbenden van buiten de EU zich voorstander van het initiatief (zie de bijdragen vermeld in de bijlagen 2 en 6 bij de effectbeoordeling).
(36)    Zie bv. de bijdragen van Nederland, het European Services Forum (ESF), de European Semiconductor Industry Association (ESIA), de Government Experts Group on Public Procurement (EXPP) en andere belanghebbenden in de bijlagen 2 en 6 bij de effectbeoordeling.
(37)    Bv. Tsjechië, Polen, de European Round Table for Industry, de Confederation of Danish Industry (DI), het Bundesverband der Deutschen Industrie, Eurometaux.
(38)    Zie ook de effectbeoordeling (bijlage 3, punt 2).
(39)    PB C van , blz. .
(40)    Richtlijn 2014/23/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van concessieovereenkomsten (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 1).
(41)    Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van Richtlijn 2004/18/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 65).
(42)    Richtlijn 2014/25/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten en houdende intrekking van Richtlijn 2004/17/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 243).
(43)    Verordening (EU) 2016/1035 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 inzake bescherming tegen schade veroorzakende prijzen van vaartuigen (PB L 176 van 30.6.2016, blz. 1).
(44)    Verordening (EEG) nr. 4057/86 van de Raad van 22 december 1986 betreffende oneerlijke tariefpraktijken in het vervoer over zee (PB L 378 van 31.12.1986, blz. 14).
(45)    Verordening (EU) 2019/712 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 inzake de bescherming van de mededinging in de luchtvaart en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 868/2004 (PB L 123 van 10.5.2019, blz. 4).
(46)    Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
(47)    Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie van 13 april 2016 over beter wetgeven (PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1).
(48)    Richtlijn 86/635/EEG van de Raad van 8 december 1986 betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van banken en andere financiële instellingen (PB L 372 van 31.12.1986, blz. 1).
(49)    Richtlijn 2009/81/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen door aanbestedende diensten van bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten op defensie- en veiligheidsgebied, en tot wijziging van Richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG (PB L 216 van 20.8.2009, blz. 76).
(50)    Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1).
(51)    Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad van 20 januari 2004 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen (PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1).
(52)    Verordening (EU) 2016/1037 van het Europees Parlement en de Raad betreffende bescherming tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (PB L 176 van 30.6.2016, blz. 55).
(53)    Verordening (EU) 2019/452 van het Europees Parlement en de Raad van 19 maart 2019 tot vaststelling van een kader voor de screening van buitenlandse directe investeringen in de Unie (PB L 79I van 21.3.2019, blz. 1).
(54)    In de zin van artikel 58, lid 2, punt a) of b), van het Financieel Reglement.
(55)    Nadere gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BudgWeb: https://myintracomm.ec.europa.eu/budgweb/EN/man/budgmanag/Pages/budgmanag.aspx  
(56)    GK = gesplitste kredieten/NGK = niet-gesplitste kredieten.
(57)    EVA: Europese Vrijhandelsassociatie.
(58)    Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, aspirant-kandidaten van de Westelijke Balkan.
(59)    Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma’s en/of acties van de EU (vroegere “BA”-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek.
(60)    Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma’s en/of acties van de EU (vroegere “BA”-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek.
(61)    AC= Agent Contractuel (arbeidscontractant); AL= Agent Local (plaatselijk functionaris); END = Expert National Détaché (gedetacheerd nationaal deskundige); INT = Intérimaire (uitzendkracht); JPD = Junior Professionals in Delegations (jonge deskundige in delegaties).
(62)    Subplafond voor extern personeel uit beleidskredieten (vroegere “BA”-onderdelen).
(63)    Het jaar N is het jaar waarin met de uitvoering van het voorstel/initiatief wordt begonnen. Vervang “N” door het verwachte eerste jaar van uitvoering (bijvoorbeeld: 2021). Hetzelfde voor de volgende jaren.
(64)    Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en suikerheffingen) moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 20 % aan inningskosten.
Top