EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52021PC0087

Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD tot oprichting van de Gemeenschappelijke Ondernemingen in het kader van Horizon Europa

COM/2021/87 final

Brussel, 23.2.2021

COM(2021) 87 final

2021/0048(NLE)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN DE RAAD

tot oprichting van de Gemeenschappelijke Ondernemingen in het kader van Horizon Europa

{SEC(2021) 100 final} - {SWD(2021) 37 final} - {SWD(2021) 38 final}


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

·Motivering en doel van het voorstel

Horizon Europa — het nieuwe EU-kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2021‑2027) — heeft tot doel het effect van onderzoek en innovatie van de EU te vergroten door co-investeringen in het kader van Europese partnerschappen te combineren met aanvullende private en publieke financiering op gebieden waar de reikwijdte en de omvang van de middelen voor onderzoek en innovatie kunnen bijdragen tot de verwezenlijking van de prioriteiten van het EU-programma Horizon Europa, en met name pijler II daarvan — Wereldwijde uitdagingen en Europees industrieel concurrentievermogen.

In [artikel 8, lid 1, punt c),] van de Horizon Europa-verordening is bepaald dat geïnstitutionaliseerde Europese partnerschappen op grond van artikel 185 en 187 VWEU “enkel worden uitgevoerd wanneer met andere vormen van Europese partnerschappen niet dezelfde doelstellingen zouden worden verwezenlijkt of niet de noodzakelijke verwachte effecten zouden worden gegenereerd, en wanneer zij worden gerechtvaardigd door een langetermijnperspectief en een hoge mate van integratie”. 

In de Horizon Europa-verordening hebben de medewetgevers tevens acht prioritaire gebieden aangewezen voor mogelijke geïnstitutionaliseerde Europese partnerschappen op grond van artikel 185 of 187 VWEU. Op basis hiervan zijn twaalf initiatieven geïdentificeerd als kandidaten, die zijn onderworpen aan een gecoördineerde effectbeoordeling 1 .

Dit voorstel heeft betrekking op negen geïnstitutionaliseerde Europese partnerschappen op grond van artikel 187 VWEU, waarbij afzonderlijke Gemeenschappelijke Ondernemingen worden opgericht voor de uitvoering ervan. Daarnaast heeft de Europese Commissie haar goedkeuring gehecht aan een voorstel inzake een geïnstitutionaliseerd Europees partnerschap voor high-performance computing, op basis van artikel 187 VWEU [COM(2020) 569 final], en is zij voornemens een voorstel voor een Europees partnerschap inzake metrologie aan te nemen op grond van artikel 185 VWEU [verwijzing toevoegen]. Twee initiatieven — één inzake samenwerkende, verbonden en geautomatiseerde mobiliteit en één inzake innovatieve kleine en middelgrote ondernemingen — behoorden ook tot de oorspronkelijke kandidaten voor geïnstitutionaliseerde Europese partnerschappen. In het effectbeoordelingsproces werd echter geconcludeerd dat een andere vorm van interventie geschikter was.

· Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Als onderdeel van het meerjarig financieel kader (MFK) voor 2021‑2027 is Horizon Europa meer effectgericht met meer nadruk op het leveren van een Europese toegevoegde waarde. Het zal ook doeltreffender en efficiënter worden uitgevoerd, met name door te zorgen voor samenhang, coördinatie en complementariteit binnen Horizon Europa, alsook met andere EU-, lokale, regionale, nationale en, waar van toepassing, internationale initiatieven en de desbetreffende financieringsbronnen daarvan 2 .

Horizon Europa is erop gericht een antwoord te bieden op de mondiale uitdagingen waarmee de EU wordt geconfronteerd, die vragen om “een radicale nieuwe aanpak van de ontwikkeling en toepassing van nieuwe technologieën en innovatieve oplossingen voor burgers en de planeet in een mate en met een snelheid die nooit eerder zijn bereikt, en van de aanpassing van ons beleids- en economisch kader teneinde wereldwijde bedreigingen om te zetten in nieuwe kansen voor onze samenleving en voor de economie, de burgers en de bedrijven.” Hoewel Horizon Europa zich blijft inspannen om de wetenschappelijke en technologische grondslagen van de EU te versterken en het concurrentievermogen te bevorderen, bevat het een meer strategische en effectgerichte benadering van EU-investeringen in onderzoek en innovatie. Bijgevolg wordt met de doelstellingen van Horizon Europa benadrukt dat het noodzakelijk is “de strategische prioriteiten van de Unie te verwezenlijken en bij te dragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen en het beleid van de EU, en aan de aanpak van wereldwijde uitdagingen, onder meer door de duurzameontwikkelingsdoelstellingen na te streven aan de hand van de beginselen van Agenda 2030 en de Overeenkomst van Parijs.”  3

Europese partnerschappen zijn fundamentele benaderingen binnen Horizon Europa. Zij vormen een aanvulling op het bestaande beleidskader door de wereldwijde uitdagingen en EU-prioriteiten aan te pakken die een kritische massa en een langetermijnvisie, die door de respectieve sectoren is overeengekomen en vastgelegd, vereisen. Met het oog op de uitdagingen van klimaat- en milieuverandering, het verkrijgen van Europees technologisch leiderschap en open strategische autonomie en het waarborgen van een duurzaam en inclusief herstel, moeten de versnipperde onderzoeks- en innovatie-inspanningen tot een gemeenschappelijke visie op het vereiste transformatieproces worden gebracht.

Door samen te werken met zowel de publieke als de particuliere sector, helpen de Europese partnerschappen nieuwe oplossingen te versnellen, met name die welke de broeikasgasemissies tegen 2030 kunnen verminderen in overeenstemming met de doelstellingen van de Europese Green Deal, en kunnen zij bijdragen aan de verwezenlijking van de groene en digitale transitie. Zij maken het mogelijk systematisch samen te werken met de verschillende belanghebbenden en eindgebruikers, waaronder normalisatie-instellingen en internationale partners, om ervoor te zorgen dat deze oplossingen worden toegepast en uiteindelijk de ambitieuze doelstellingen doen bereiken. Ook dragen zij bij tot de versterking van de Europese Onderzoeksruimte door de onderzoeks- en innovatieagenda’s op elkaar af te stemmen, vaardigheden te verbeteren en de opnamecapaciteiten van Europese bedrijven te vergroten.

De negen op grond van artikel 187 VWEU geïnstitutionaliseerde Europese partnerschappen zijn volledig in overeenstemming met de nieuwe effectgerichte beleidsaanpak van Horizon Europa ten aanzien van Europese partnerschappen. Zij vormen een deel van de portefeuille van 49 kandidaten voor Europese partnerschappen, waardoor een coherent landschap is gewaarborgd. In het kader van de strategische planning was besloten dat geïnstitutionaliseerde Europese partnerschappen zouden worden gebruikt voor doelstellingen en effecten die niet konden worden bereikt door andere vormen van Europese partnerschappen, en voor de prioriteiten die een langetermijnperspectief en een hoge mate van integratie hebben.

·Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Als onderdeel van het MFK 2021‑2027 zal Horizon Europa — het nieuwe EU‑kaderprogramma voor onderzoek en innovatie — een leidende centrale rol spelen in de sociale, economische en milieutransities die nodig zijn voor de verwezenlijking van de beleidsprioriteiten van de EU. Op grond van het strategische planningsproces van Horizon Europa is het eerste strategische plan voor 2021‑2024 ontwikkeld. De belangrijkste strategische oriëntaties met betrekking tot onderzoek en innovatie, die samen met de belanghebbenden zijn ontworpen, stemmen volledig overeen met de EU‑prioriteiten. De acties in het kader van pijler II van Horizon Europa, “Wereldwijde uitdagingen en Europees industrieel concurrentievermogen”, zullen daarom gericht zijn op geselecteerde onderwerpen met een hoge impact, die aanzienlijk kunnen bijdragen tot de verwezenlijking van de beleidsprioriteiten van de EU.

De Europese partnerschappen hebben een duidelijke plaats binnen de context en structuur van Horizon Europa, de maatschappelijke uitdagingen die de onderzoeks- en innovatieprioriteiten van pijler II van Horizon Europa zijn. Zij zullen een belangrijke rol spelen bij de verwezenlijking van de strategische doelstellingen van de Commissie, namelijk het versnellen van de transitie naar een groen, klimaatneutraal en digitaal Europa, en tegelijk de veerkracht en het concurrentievermogen van de Europese industrie versterken. De bijdrage van de negen geïnstitutionaliseerde Europese partnerschappen die onder het voorstel vallen aan de EU‑prioriteiten is als volgt:

Circulair biogebaseerd Europa: dit partnerschap draagt in hoge mate bij tot de klimaatdoelstellingen voor 2030, zodat het de weg effent voor klimaatneutraliteit tegen 2050, en vergroot de duurzaamheid en circulariteit van productie- en consumptiesystemen in overeenstemming met de Europese Green Deal. Het is erop gericht de duurzame winning en omzetting van biomassa in biogebaseerde producten te ontwikkelen en uit te breiden door de nadruk te leggen op meerschalige verwerking in bioraffinaderijen en door benaderingen van de circulaire economie toe te passen, zoals het gebruik van biologisch afval uit de landbouw, industrie en gemeentesectoren. Ook beoogt het de uitrol van biogebaseerde innovatie op regionaal niveau te ondersteunen, met een actieve betrokkenheid van lokale actoren en met het oog op de heropleving van plattelands-, kust- en perifere gebieden.

Schone luchtvaart: dit partnerschap zet de luchtvaart op weg naar klimaatneutraliteit door het versnellen van de ontwikkeling, integratie en validering van voornamelijk disruptieve onderzoeks- en innovatieoplossingen, zodat deze zo snel mogelijk kunnen worden toegepast. Het is ook gericht op de ontwikkeling van ultra-efficiënte koolstofarme vliegtuigen van de volgende generatie, met nieuwe energiebronnen, motoren en systemen, die zullen voortkomen uit de onderzoeks- en demonstratiefase met hoge niveaus van technologische paraatheid (technology readiness level — TRL). Het ondersteunen van onderzoek en innovatie in de luchtvaart verbetert het concurrentievermogen en de werkgelegenheid in de luchtvaartsector, wat met name van belang is voor het herstel ervan. Enkele doelstellingen die tegen 2030 moeten worden verwezenlijkt: disruptieve technologische innovaties voor vliegtuigen demonstreren, die tegen 2030 de broeikasgasemissies netto met ten minste 55 % kunnen verminderen ten opzichte van de niveaus van 1990 en op weg zijn om tegen 2050 klimaatneutraliteit te bereiken.

Schone waterstof: dit partnerschap zal de ontwikkeling en toepassing van de Europese waardeketen voor schone waterstoftechnologieën versnellen, en zo bijdragen tot een duurzaam, koolstofvrij en volledig geïntegreerd energiesysteem en tot de mededeling inzake “een waterstofstrategie voor een klimaatneutraal Europa” (COM(2020) 301). Het is gericht op de productie, distributie en opslag van schone waterstof en op het leveren hiervan aan sectoren die moeilijk koolstofvrij te maken zijn, zoals zware industrieën en toepassingen voor zwaar vervoer. Enkele doelstellingen die tegen 2030 moeten worden verwezenlijkt: schone waterstof produceren tegen ~ 1,5-3 EUR/kg, wat betekent dat de doelstellingen voor 2030 inzake verbetering van efficiëntie en verlaging van kapitaaluitgaven moeten worden bereikt. Daarbij wordt ook uitgegaan van de beschikbaarheid van hernieuwbare elektriciteit tegen gunstige prijzen, de penetratie op de massamarkten en de verlaging van de distributiekosten tot minder dan 1 EUR/kg voor waterstof op schaal.

Europese spoorwegen: dit partnerschap zal de ontwikkeling en toepassing van innovatieve technologieën (met name digitale technologieën en automatisering) versnellen om een radicale transformatie van het spoorwegsysteem te bewerkstelligen en de doelstellingen van de Europese Green Deal te verwezenlijken, door bijvoorbeeld een groot deel van de 75 % van het binnenlandse goederenvervoer over de weg te verschuiven naar vervoer per spoor en over de binnenwateren. Het partnerschap zal oplossingen ontwikkelen die in de EU breed worden ondersteund, waarvan tegen 2030 tot 75 % op de markt zal zijn geïntroduceerd, die het concurrentievermogen van het spoor verbeteren en het Europese technologische leiderschap op het gebied van het spoorvervoer ondersteunen.

Mondiale gezondheid EDCTP3: dit partnerschap zal nieuwe oplossingen bieden om het probleem van infectieziekten in Afrika ten zuiden van de Sahara te verminderen, en de onderzoekscapaciteit versterken om zich voor te bereiden en te reageren op opnieuw opduikende infectieziekten in Afrika ten zuiden van de Sahara en wereldwijd. Het beoogt tegen 2030 ten minste twee nieuwe gezondheidstechnologieën ter bestrijding van infectieziekten in licentie te hebben gegeven, en ten minste 100 onderzoeksinstellingen in 30 landen te hebben ondersteund om een doeltreffende en snelle onderzoeksrespons mogelijk te maken voor de ontwikkeling van gezondheidstechnologieën tegen epidemieën die opnieuw de kop opsteken.

Initiatief voor innovatieve gezondheidszorg: dit initiatief draagt bij aan de totstandkoming van een Europees ecosysteem voor onderzoek en innovatie op het gebied van gezondheid, dat de omzetting van wetenschappelijke kennis in tastbare innovaties bevordert. Het zal de ontwikkeling ondersteunen van veilige, doeltreffende, mensgerichte en kosteneffectieve producten en diensten om te voldoen aan belangrijke onbevredigde behoeften op het gebied van volksgezondheid, en sectoroverschrijdende gezondheidsinnovatie stimuleren voor een wereldwijd concurrerende Europese gezondheidsindustrie. Het initiatief heeft betrekking op preventie, diagnostiek, behandeling en ziektebeheer. Tot de doelstellingen voor 2030 behoort de opstart van ten minste 30 grootschalige sectoroverschrijdende projecten die gericht zijn op gezondheidsinnovaties en die de haalbaarheid aantonen van de integratie van gezondheidszorgproducten of -diensten. Het initiatief zal bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het Europees kankerbestrijdingsplan 4 , de nieuwe industriestrategie voor Europa 5 en de farmaceutische strategie voor Europa 6 .

Digitale sleuteltechnologieën: digitale sleuteltechnologieën hebben betrekking op elektronische componenten, het ontwerp, de productie en de integratie ervan in systemen en de software die hun werking bepalen. De overkoepelende doelstelling van dit partnerschap is de digitale transformatie van alle economische en maatschappelijke sectoren te bevorderen, ervoor te zorgen dat deze transformatie voor Europa functioneert, en de Europese Green Deal te ondersteunen. Tegen 2030 zou hierdoor het leiderschap van de EU op het gebied van digitale technologieën de industriële pijlers moeten versterken, door nieuwe kansen te hebben aangegrepen om technologische soevereiniteit tot stand te brengen en het concurrentievermogen te vergroten.

ATM-onderzoek in het kader van het gemeenschappelijk Europees luchtruim: het initiatief is bedoeld om het luchtverkeersbeheer digitaal te transformeren, het Europese luchtruim tot het meest efficiënte en milieuvriendelijke luchtruim ter wereld te maken en het concurrentievermogen en het herstel van de Europese luchtvaartsector na de COVID‑19-crisis te ondersteunen. Doelstellingen zijn onder meer: verbetering van de connectiviteit, lucht-grondintegratie en ‑automatisering, vergroting van de flexibiliteit en schaalbaarheid van het luchtruimbeheer en de veilige integratie van onbemande luchtvaartuigen. Met het initiatief wordt beoogd de oplossingen die in het Europese masterplan inzake luchtverkeersbeheer voor fase D op TRL 6 zijn vastgesteld, tegen 2030 te verwezenlijken.

Slimme netwerken en diensten: dit partnerschap zal de technologische soevereiniteit voor slimme netwerken en diensten ondersteunen in overeenstemming met de nieuwe industriële strategie voor Europa en de toolbox voor 5G‑cyberbeveiliging. Het heeft tot doel maatschappelijke uitdagingen op te lossen en de digitale en groene transitie mogelijk te maken. In verband met de COVID‑19-crisis zal het programma technologieën ondersteunen die zowel op de gezondheidscrisis als op het economisch herstel zijn gericht. Het partnerschap zal de Europese spelers in staat stellen de technologische capaciteiten voor 6G‑systemen te ontwikkelen als basis voor toekomstige, tegen 2030 te ontwikkelen digitale diensten. Het zal ertoe bijdragen dat markten voor 5G‑infrastructuur en -diensten zich in Europa kunnen ontwikkelen door de 5G‑uitrol met de Connecting Europe Facility (CEF) 2 Digital te coördineren.

2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

·Rechtsgrondslag

Deze voorstellen voor geïnstitutionaliseerde Europese partnerschappen zijn gebaseerd op artikel 187 VWEU, op grond waarvan de EU Gemeenschappelijke Ondernemingen of andere structuren kan oprichten die noodzakelijk zijn voor de goede uitvoering van de EU‑programma’s voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie.

·Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Onderzoek is een gedeelde bevoegdheid van de EU en haar lidstaten overeenkomstig het VWEU. In artikel 4, lid 3, is bepaald dat de EU op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en ruimtevaart specifieke activiteiten kan uitvoeren, waaronder het vaststellen en uitvoeren van programma’s, zonder afbreuk te doen aan de vrijheid van de lidstaten om op dezelfde gebieden op te treden.

De voorgestelde initiatieven zijn gericht op gebieden waar het optreden op EU-niveau een aantoonbare meerwaarde biedt vanwege de omvang, snelheid en reikwijdte van de inspanningen die de EU nodig heeft om de langetermijndoelstellingen van het Verdrag te verwezenlijken en haar strategische beleidsprioriteiten en toezeggingen na te komen. De voorgestelde initiatieven moeten daarnaast de nationale en subnationale activiteiten op hetzelfde gebied aanvullen en versterken.

Aangezien Europese partnerschappen gebaseerd zijn op een gemeenschappelijke strategische agenda voor onderzoek en innovatie voor de lange termijn, zijn zij zeer geschikt om complexe grensoverschrijdende uitdagingen aan te pakken. Zij zijn in staat een reeks systemische, marktgerelateerde en transformationele tekortkomingen aan te pakken, wat een basisvoorwaarde is om de ontwikkeling en verspreiding van innovaties te versnellen. Zij zijn toegespitst op:

·het versterken van de samenwerking en kennisuitwisseling tussen de belangrijkste actoren in het Europese onderzoeks- en innovatiesysteem, met inbegrip van interdisciplinaire en sectoroverschrijdende samenwerking en een betere integratie van waardeketens en ecosystemen;

·het zorgen voor afstemming en integratie van Europese, nationale/regionale en industriële strategieën, programma’s en investeringen op het gebied van onderzoek en innovatie, met de overeengekomen koers;

·het creëren van kritische investeringsschalen voor gemeenschappelijke prioriteiten en het verhogen van particuliere investeringen in onderzoek en innovatie;

·het verminderen van risico’s en onzekerheden voor het bedrijfsleven in verband met investeringen in onderzoeks- en innovatieactiviteiten en nieuwe technologieën/oplossingen, door risico’s te delen en te zorgen voor voorspelbaarheid van investeringen.

Enkel op nationaal niveau of door de industrie genomen maatregelen kunnen niet leiden tot de omvang, snelheid en reikwijdte van de ondersteuning op het gebied van onderzoek en innovatie die de EU nodig heeft om haar langetermijndoelstellingen van het Verdrag te verwezenlijken, haar strategische beleidsprioriteiten (waaronder de klimaat- en energiedoelstellingen van de Overeenkomst van Parijs en de Europese Green Deal) na te komen en bij te dragen aan het aanpakken van mondiale uitdagingen en het bereiken van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen (SDG’s).

·Evenredigheid

Het evenredigheidsbeginsel ligt ten grondslag aan de hele aanpak die tot dit voorstel heeft geleid. De politieke en juridische context is sinds de oprichting van de huidige partnerschappen veranderd. Er wordt nu meer aandacht besteed aan de noodzaak om de belangrijkste beleidsprioriteiten van de EU te rationaliseren en ervoor te zorgen dat zij een meetbaar effect hebben. In deze nieuwe context is het van belang alleen voor een Europees partnerschap te kiezen wanneer er een reële en aantoonbare toegevoegde waarde bestaat. Elk geïnstitutionaliseerd Europees partnerschap moet daarom zijn toegevoegde waarde bewijzen, met name dat de doelstellingen ervan niet doeltreffender kunnen worden verwezenlijkt met eenvoudigere middelen, waaronder de standaardaanpak van de traditionele oproepen in het kader van Horizon Europa of eenvoudigere partnerschapsvormen, zoals “medegeprogrammeerde partnerschappen”.

De evenredigheid van de kandidaat-partnerschappen werd beoordeeld aan de hand van de volgende tweestappenlogica:

1)rechtvaardiging van het gebruik van een partnerschapsaanpak op een bepaald gebied (waaronder overwegingen met betrekking tot additionaliteit, directionaliteit en een verband met strategische prioriteiten) in plaats van andere vormen van interventie in het kader van Horizon Europa;

2)waar de partnerschapsaanpak passend werd geacht, werd aan de hand van evenredigheidsoverwegingen beoordeeld welk soort partnerschap (medegeprogrammeerd, medegefinancierd of geïnstitutionaliseerd partnerschap) het meest doeltreffend zou zijn om de doelstellingen te bereiken.

·Keuze van het instrument

Dit voorstel strekt tot de oprichting van negen Gemeenschappelijke Ondernemingen op grond van artikel 187 VWEU. Voor een dergelijke structuur is overeenkomstig artikel 188, lid 1, VWEU de vaststelling van een verordening van de Raad vereist.

3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

·Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

Bij de ontwikkeling van Horizon Europa is terdege rekening gehouden met de conclusies van eerdere evaluaties. Deze bevindingen hebben ook vorm gegeven aan de nieuwe effectgerichte aanpak voor partnerschappen en hebben bijgedragen aan het in de praktijk brengen van de criteria voor de selectie, uitvoering, monitoring en geleidelijke beëindiging ervan. Zoals aangegeven in bijlage 5 bij de effectbeoordeling van Horizon Europa waren de volgende gebieden vatbaar voor verbetering:

·In de tussentijdse evaluatie van Horizon 2020 werd geconcludeerd dat het landschap van partnerschappen te complex en gefragmenteerd was geworden. Hoewel het totale aantal onderzoeks- en innovatiepartnerschappen in Horizon 2020 ongeveer 100 bedraagt, vertegenwoordigen zij gemiddeld ongeveer 25 % van de beschikbare Horizon 2020-begroting, waarbij publiek-private partnerschappen (PPP) goed zijn voor ongeveer 17,5 % van de Horizon 2020-begroting. Uit deze tussentijdse evaluatie is duidelijk geworden dat het algemene Europese landschap van partnerschappen voor onderzoek en innovatie moet worden gerationaliseerd, dat de openheid en transparantie van de partnerschappen moeten worden verbeterd en dat zij gekoppeld moeten worden aan toekomstige strategische prioriteiten van de EU op het gebied van onderzoek en innovatie en aan de missies van Horizon Europa.

·In de evaluatie op grond van artikel 187 werd erop gewezen dat de activiteiten van publiek-private partnerschappen moeten worden afgestemd op EU-, nationaal en regionaal beleid. Daarin werd aanbevolen de kernprestatie-indicatoren te herzien en een breder scala van belanghebbenden in de governancestructuren of in de ingediende voorstellen op te nemen. Er werd ook gewezen op de noodzaak om met name de communicatie te verbeteren en te handhaven, met het oog op een doeltreffende verspreiding van de projectresultaten.

Voor de afzonderlijke initiatieven wordt in de thematische delen van elke effectbeoordeling bij dit voorstel uitgelegd hoe de uit eerdere evaluaties getrokken lessen, zowel positieve als negatieve, ook zijn toegepast.

·Raadplegingen van belanghebbenden

Over dit voorstel en de bijbehorende effectbeoordelingen is een brede raadpleging van belanghebbenden gehouden, zowel tijdens de voorbereiding van het voorstel voor Horizon Europa, als daarna voor alle kandidaten voor een Europees partnerschap:

de lidstaten werden geraadpleegd via de strategische “schaduwconfiguratie” van het programmacomité van Horizon Europa;

tussen 11 september en 6 november 2019 heeft een openbare raadpleging plaatsgevonden voor kandidaten voor geïnstitutionaliseerde partnerschappen op grond van de artikelen 185 en 187 VWEU, en die leverde meer dan 1 600 reacties op;

er werden gerichte raadplegingen gehouden om de effectbeoordelingen voor twaalf kandidaten voor geïnstitutionaliseerde partnerschappen op te stellen. Voor elke kandidaat interviewde een extern adviseur een representatieve steekproef van belanghebbenden om hun mening te vragen over de noodzaak en de toegevoegde waarde van EU-maatregelen.

De bevindingen van alle raadplegingen van belanghebbenden zijn opgenomen in de afzonderlijke effectbeoordelingen bij de voorgestelde partnerschappen en hebben bijgedragen aan de selectie van de verkozen uitvoeringswijze.

·Bijeenbrengen en gebruik van expertise

Om de effectbeoordeling voor dit voorstel op te stellen, verzocht de Commissie een externe contractant een studie uit te voeren inzake de kandidaten voor geïnstitutionaliseerde partnerschappen en een gemeenschappelijke methodologie te ontwikkelen voor het beoordelen van de doeltreffendheid, efficiëntie, samenhang en meerwaarde voor de Unie van de initiatieven, teneinde vergelijkbaarheid te waarborgen. De externe studie is openbaar beschikbaar in de EU Bookshop en wordt in de effectbeoordelingen voor elk initiatief vermeld. De Commissie heeft gebruikgemaakt van de documentatie die voor de studie was verzameld, met name met betrekking tot de standpunten van belanghebbenden, de resultaten van evaluaties, de identificatie van de aan te pakken problemen en de verwachte effecten van de beleidsopties, maar heeft ook haar eigen analyse van deze informatie uitgevoerd in het licht van recente beleidswijzigingen en aanvullende documentatie die pas na de afronding van de studie beschikbaar was.

·Effectbeoordeling

Nadat de kandidaten voor geïnstitutionaliseerde Europese partnerschappen waren geïdentificeerd, ging het effectbeoordelingsproces van start om de meest geschikte uitvoeringsregeling voor elk initiatief te bepalen op basis van de volgende beleidsopties:

Optie 0 — Basisoptie — Traditionele oproepen op grond van het kaderprogramma

Optie 1 — Medegeprogrammeerd Europees partnerschap

Optie 2 — Medegefinancierd Europees partnerschap

Optie 3 — Geïnstitutionaliseerd partnerschap

·Suboptie 3a geïnstitutionaliseerde partnerschappen op grond van artikel 185 VWEU

·Suboptie 3b geïnstitutionaliseerde partnerschappen op grond van artikel 187 VWEU

De vergelijkende beoordeling van de verdiensten van elke optie omvatte een analyse van de relevantie van de actie alsook de evenredigheid en de doeltreffendheid ervan voor de verwezenlijking van de beoogde doelstellingen. Dit heeft ertoe geleid dat voor elke kandidaat een op maat gesneden aanpak werd voorgesteld, variërend van administratief lichtere vormen van samenwerking tot geïnstitutionaliseerde vormen, afhankelijk van de beoogde beleidsdoelstellingen, de specifieke uitdagingen en het gewenste resultaat dat voor elke kandidaat was vastgesteld.

De afzonderlijke effectbeoordelingen zijn tussen maart en juni 2020 tijdens drie afzonderlijke hoorzittingen aan de Raad voor regelgevingstoetsing voorgelegd. Twee effectbeoordelingen kregen een positief advies in eerste lezing, zes kregen een positief advies met punten van voorbehoud en vier kregen een negatief advies en moesten opnieuw aan de Raad worden voorgelegd. De kritiek in de gevallen van een negatief advies had voornamelijk betrekking op: de reikwijdte van het voorgestelde initiatief, de noodzaak om de problemen en doelstellingen te verduidelijken die met het voorgestelde initiatief doeltreffend konden worden aangepakt op grond van het toekomstige kaderprogramma, de gevolgen van de stopzetting van een reeds bestaand initiatief (waar van toepassing) en, in bepaalde gevallen, het verschil tussen de voorkeursoptie en andere opties.

De vier effectbeoordelingen met een negatief advies in eerste lezing werden opnieuw ingediend. Drie ervan kregen een positief advies met punten van voorbehoud en de vierde kreeg een positief advies.

·Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

De voorgestelde initiatieven beantwoorden aan de noodzaak om de aanpak van partnerschappen te vereenvoudigen, volgens het voorstel voor Horizon Europa. Deze noodzaak werd onderschreven door het Parlement en de Raad. Derhalve werd overeengekomen dat Horizon Europa drie soorten partnerschappen zou ondersteunen: medegefinancierd, medegeprogrammeerd en geïnstitutionaliseerd (op grond van artikel 187 of 185 VWEU en van de kennis- en innovatiegemeenschappen (KIG’s) van het Europees Instituut voor innovatie en technologie (EIT)). Dit stemt overeen met de geest van het programma voor gezonde en resultaatgerichte regelgeving (Regulatory Fitness and Performance Programme — REFIT).

In de effectbeoordeling bij dit voorstel worden alle initiatieven afzonderlijk bekeken, maar wordt ook een horizontale aanpak gevolgd, waarbij wordt nagegaan hoe de efficiëntie en samenhang kunnen worden vergroot en dus de impact van elk partnerschap kan worden gemaximaliseerd. Er worden gemeenschappelijke elementen vastgesteld die ertoe zullen bijdragen dat de doelstellingen van alle initiatieven worden verwezenlijkt terwijl de kosten afnemen, bijvoorbeeld door de governanceregelingen aan te passen om de samenhang met andere initiatieven te waarborgen. Deze aanpak is volledig in overeenstemming met het kader voor betere regelgeving en met de vereenvoudigingsinspanningen.

De enkele basishandeling draagt bij tot de rationalisering van het EU-financieringslandschap voor onderzoek en innovatie en tot een strategische en effectgerichte benadering van Europese partnerschappen. De Horizon Europa-verordening omvat verschillende gemeenschappelijke vereisten voor het opzetten en uitvoeren van Europese partnerschappen. Dankzij een modulaire aanpak is het met de enkele basishandeling mogelijk de gemeenschappelijke bepalingen voor alle Gemeenschappelijke Ondernemingen op coherente wijze te vertalen (in deel I), zodat er voldoende flexibiliteit is om aan de specifieke behoeften van elk ervan te voldoen (in deel II).

·Grondrechten

In deze verordening worden de grondrechten die zijn neergelegd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie geëerbiedigd.

De meeste voorgestelde initiatieven hebben geen rechtstreekse gevolgen voor de grondrechten. Wanneer dat wel het geval is, wordt in punt 6 van elke effectbeoordeling een specifieke beoordeling opgenomen.

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

De financiële bijdrage van de Unie aan de Gemeenschappelijke Ondernemingen bedraagt maximaal 9,6 miljard EUR 7 , inclusief EVA-bijdragen, betaald uit de in de algemene begroting van de Unie gereserveerde kredieten voor het specifieke programma van Horizon Europa voor de uitvoering van het kaderprogramma Horizon Europa. Deze bijdrage wordt geleverd uit pijler II “Wereldwijde uitdagingen en industrieel concurrentievermogen”. De door de Unie ter beschikking gestelde middelen voor de financiering van operationele kosten moeten worden aangevuld met ten minste even grote bijdragen van andere leden dan de Unie.

De administratieve kosten van de Gemeenschappelijke Ondernemingen mogen niet meer dan 501,174 miljoen EUR bedragen voor de duur van de Gemeenschappelijke Ondernemingen. Deze kosten worden gedekt door financiële bijdragen van de Unie en van andere leden dan de Unie.

5.OVERIGE ELEMENTEN

·Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

De partnerschappen worden gemonitord en geëvalueerd overeenkomstig de artikelen 45 en 47 van en bijlage III bij de Horizon Europa-verordening. De tussentijdse evaluaties en evaluaties achteraf worden ondersteund door externe contractanten en worden meegenomen in de algemene evaluaties van Horizon Europa. Overeenkomstig de criteria voor Europese partnerschappen worden in de evaluaties de meest doeltreffende beleidsinterventiemiddelen voor toekomstige acties beoordeeld, alsook de eventuele verlenging van het partnerschap in het landschap van Europese partnerschappen. Indien geen verlenging plaatsvindt, worden passende maatregelen ontwikkeld die ervoor moeten zorgen dat de financiering van het kaderprogramma geleidelijk wordt afgebouwd volgens het tijdschema en de voorwaarden die met de partners van het partnerschap zijn overeengekomen.

·Artikelsgewijze toelichting

De geïnstitutionaliseerde Europese partnerschappen zijn bedoeld om de samenhang te vergroten en het effect ervan in een zich ontwikkelend onderzoeks- en innovatielandschap zo groot mogelijk te maken. De voorgestelde verordening van de Raad bestaat uit drie delen:

·Deel I bevat bepalingen die alle Gemeenschappelijke Ondernemingen gemeen hebben met als doel de wettelijke randvoorwaarden te stroomlijnen en te harmoniseren en te voorzien in een modulaire benadering waarop de afzonderlijke Gemeenschappelijke Ondernemingen hun operationele architectuur kunnen baseren.

·Deel II bevat bepalingen die specifiek zijn voor de afzonderlijke Gemeenschappelijke Ondernemingen en die de nodige flexibiliteit bieden om rekening te houden met operationele en beleidsbehoeften.

·Deel III bevat slotbepalingen die op alle Gemeenschappelijke Ondernemingen van toepassing zijn.

·Artikel 4: de doelstellingen en beginselen voor Gemeenschappelijke Ondernemingen zijn nauwkeurig omvat in de doelstellingen en structuur van Horizon Europa en hangen nauw samen met de verwezenlijking van de beleidsdoelstellingen van de EU. Op basis van de gecoördineerde effectbeoordeling is een reeks gemeenschappelijke doelstellingen vastgesteld.

·Artikel 5: operationele doelstellingen en taken — deze bepalingen weerspiegelen de vereisten en uitvoeringscriteria voor Europese partnerschappen, waaronder de noodzaak om te zorgen voor een systemische aanpak bij de verwezenlijking van de doelstellingen, toegang tot resultaten, toezicht op de voortgang bij de verwezenlijking van beleidsdoelstellingen, bevordering van inclusiviteit ten aanzien van belanghebbenden en betrokkenheid van kleine en middelgrote ondernemingen.

·Artikel 7 voorziet in een gemeenschappelijke procedure voor de selectie van nieuwe leden, waardoor wordt gezorgd voor transparantie en openheid in het hele initiatief, in overeenstemming met de Horizon Europa-verordening.

·Artikel 11 biedt een kader om ervoor te zorgen dat de partners een bijdrage leveren gedurende de hele looptijd van het initiatief en dat de kosten worden verdeeld tussen de EU en andere partners dan de Unie, wat een essentiële voorwaarde is voor een partnerschapsaanpak. In dit artikel wordt bepaald dat de bijdragen en verbintenissen kwalitatief en kwantitatief moeten toenemen, in overeenstemming met de Horizon Europa-verordening. Het voorziet in een systemische aanpak van bijdragen van partners uit de industrie in alle initiatieven in het kader van artikel 187 VWEU, die toerekenbaar is, de openheid van initiatieven ondersteunt en coherent, transparant en billijk is, terwijl hij ervoor zorgt dat het initiatief aantrekkelijk blijft.

·Uitfasering: de bepalingen hangen nauw samen met de verwezenlijking van specifieke doelstellingen. In artikel 16, lid 2, punt y), is bepaald dat de raad van bestuur een realistisch plan moet opstellen om het initiatief buiten het kader van een geïnstitutionaliseerd partnerschap voort te zetten, en wel vóór eind 2022, zodat dit kan worden opgenomen in de tussentijdse evaluatie van Horizon Europa. Dit moet ervoor zorgen dat de verspreidingsactiviteiten na afloop van de deelname van de Unie worden voortgezet en dat er verbanden tot stand komen met industrieel en ander beleid om het initiatief van onderzoek en innovatie naar de uitrol ervan te brengen.

·Governancebepalingen: harmoniseren de werking van de verschillende organen van de Gemeenschappelijke Ondernemingen. Elke Gemeenschappelijke Onderneming wordt ondersteund door adviesgroepen om wetenschappelijk en deskundig advies te krijgen, belanghebbenden te raadplegen en de lidstaten te betrekken (indien zij geen partners zijn). Er is echter een zekere flexibiliteit voor Gemeenschappelijke Ondernemingen om bestaande configuraties te gebruiken voor de adviserende functie of om één configuratie in te stellen die door meer van hen wordt gebruikt.

·Samenhang en synergieën (artikelen 5, 16, 18, 24): in de Horizon Europa-verordening is het volgende bepaald: “Coördinatie en/of gezamenlijke activiteiten met andere relevante initiatieven voor onderzoek en innovatie, [om een optimale mate van onderlinge verbindingen te waarborgen en te] [...] zorgen voor doeltreffende synergieën”. In dit verband wordt in deel I uiteengezet hoe van Gemeenschappelijke Ondernemingen wordt verwacht dat zij samenwerken met andere partnerschappen en met het bredere ecosysteem, met name wat betreft hun taken en die van hun raad van bestuur, de rol van de groep van vertegenwoordigers van de staten en de verslaglegging via het jaarlijkse activiteitenverslag. In deel II worden enkele prioritaire Europese partnerschappen genoemd waarmee de afzonderlijke Gemeenschappelijke Ondernemingen een formele en regelmatige samenwerking tot stand moeten brengen.

2021/0048 (NLE)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN DE RAAD

tot oprichting van de Gemeenschappelijke Ondernemingen in het kader van Horizon Europa

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 187 en artikel 188, eerste alinea,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement 8 ,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité 9 ,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)Om een zo groot mogelijk effect van de financiering van de Unie te bereiken en zo doeltreffend mogelijk bij te dragen aan de beleidsdoelstellingen van de Unie is bij Verordening [XXXX] van het Europees Parlement en de Raad 10 (de “Horizon Europa-verordening”) het beleids- en rechtskader vastgesteld voor Europese partnerschappen met partners uit de particuliere en/of publieke sector. Europese partnerschappen zijn een essentieel onderdeel van de beleidsaanpak van Horizon Europa. Zij worden opgezet om de door Horizon Europa beoogde prioriteiten van de Unie te verwezenlijken en te zorgen voor een duidelijk effect voor de EU en haar burgers, dat doeltreffender kan worden bereikt door een partnerschap, door middel van een strategische visie die wordt gedeeld door de partners en waartoe zij zich hebben verbonden, dan door de Unie alleen.

(2)Met name Europese partnerschappen in het kader van de pijler “Wereldwijde uitdagingen en Europees industrieel concurrentievermogen” van Horizon Europa spelen een belangrijke rol bij de verwezenlijking van de strategische doelstellingen, zoals het versnellen van de overgang naar duurzameontwikkelingsdoelstellingen en een groen en digitaal Europa, en moeten bijdragen tot het herstel van de ongekende COVID-crisis. Met Europese partnerschappen worden complexe grensoverschrijdende uitdagingen aangepakt die een geïntegreerde aanpak vereisen. Zij maken het mogelijk de in de effectbeoordelingen bij deze verordening beschreven transformatie-, systemische en markttekortkomingen aan te pakken door een breed scala van actoren uit de waardeketens en ecosystemen samen te brengen om te werken aan een gemeenschappelijke visie en deze om te zetten in concrete routekaarten en een gecoördineerde uitvoering van activiteiten. Ook maken zij het mogelijk de inspanningen en middelen te concentreren op gemeenschappelijke prioriteiten om complexe uitdagingen op te lossen.

(3)Om de prioriteiten en effecten te verwezenlijken, moeten Europese partnerschappen worden ontwikkeld door middel van een brede betrokkenheid van relevante belanghebbenden in Europa, waaronder het bedrijfsleven, onderzoeksorganisaties, organen met een openbaredienstverleningstaak op lokaal, regionaal, nationaal of internationaal niveau, en maatschappelijke organisaties zoals stichtingen die onderzoek en innovatie ondersteunen en/of uitvoeren. Zij moeten ook een van de maatregelen zijn om de samenwerking tussen partners uit de particuliere en/of publieke sector op internationaal niveau te versterken, onder meer door onderzoeks- en innovatieprogramma’s en grensoverschrijdende investeringen in onderzoek en innovatie samen te voegen, hetgeen wederzijdse voordelen oplevert voor mensen en bedrijven en er tegelijkertijd voor zorgt dat de Unie haar belangen op strategische gebieden kan verdedigen.

(4)Uit de tussentijdse evaluatie van Horizon 2020 is gebleken dat in de loop van de tijd een aanzienlijk repertoire van partnerschapsinstrumenten en -initiatieven is ingevoerd, met zeven uitvoeringsvormen en bijna 120 partnerschapsinitiatieven in het kader van Horizon 2020. Naast de complexiteit die wordt veroorzaakt door de toename van instrumenten en initiatieven is geoordeeld dat hun vermogen om als geheel bij te dragen aan relevant beleid op het niveau van de Unie en op nationaal niveau niet volstaat, ondanks het feit dat zij verschillende positieve effecten opleveren bij de verwezenlijking van hun doelstellingen, bijvoorbeeld door langetermijnagenda’s vast te stellen, structuur te geven aan de samenwerking op het gebied van onderzoek en innovatie tussen anders verspreide actoren en aanvullende investeringen aan te trekken. In de effectbeoordeling van Horizon Europa wordt daarom gewezen op de noodzaak om het financieringslandschap van de Unie voor onderzoek en innovatie aan te pakken en te rationaliseren, met name met betrekking tot partnerschappen, en ervoor te zorgen dat partnerschappen meer effecten en resultaten verwezenlijken op het gebied van de prioriteiten van de Unie.

(5)Om deze kwesties aan te pakken en een hoger ambitieniveau voor Europese investeringen te bereiken, moet Horizon Europa een belangrijke vereenvoudiging en hervorming van het beleid van de Commissie voor onderzoeks- en innovatiepartnerschappen invoeren. Vanwege zijn systemisch karakter, dat erop gericht is bij te dragen aan “transformaties” op weg naar de duurzaamheidsdoelstellingen in de Unie, moet Horizon Europa doeltreffender gebruikmaken van deze partnerschappen en een meer strategische, coherente en effectgerichte benadering hanteren.

(6)In Verordening (EU) 2020/852 11 is het algemene kader vastgesteld om te bepalen of een economische activiteit met het oog op de definitie van duurzame beleggingen als ecologisch duurzaam kan worden aangemerkt. Het kader vormt een gemeenschappelijk referentiepunt voor beleggers, banken, de industrie en onderzoekers wanneer zij beleggen in projecten en economische activiteiten die een aanzienlijk positief effect hebben op klimaat en milieu en hieraan geen ernstige afbreuk doen. Dit is het referentiepunt voor groene investeringen in de Unie.

(7)In voorkomend geval moeten partnerschappen de technische screeningscriteria als bedoeld in artikel 3 en het beginsel “geen ernstige afbreuk doen” als bedoeld in artikel 17 van Verordening (EU) 2020/852 beschouwen als een instrument waarmee zij de gereedheid van hun projecten en de toegang tot groene financiering kunnen verbeteren, hetgeen van cruciaal belang is voor de marktintroductie en de bredere toepassing van de innovatieve technologieën en oplossingen die zij zullen opleveren. Wetenschappelijk bewijs vormt de basis van de technische screeningscriteria. Onderzoek en innovatie, nagestreefd door de partnerschappen, moeten een belangrijke rol spelen om marktdeelnemers te helpen bij het bereiken, of zelfs overschrijden, van de bij de verordening vastgestelde normen en drempels, en om de technische screeningscriteria actueel en in overeenstemming te houden met de doelstellingen van de Europese Green Deal.

(8)Op basis van de Horizon Europa-verordening moeten de Europese partnerschappen in drie verschillende vormen kunnen worden opgezet, namelijk “medegefinancierd”, “medegeprogrammeerd” en “geïnstitutionaliseerd”. Het opzetten van geïnstitutionaliseerde partnerschappen moet gepaard gaan met nieuwe wetgeving van de Unie en de oprichting van specifieke uitvoeringsstructuren overeenkomstig artikel 185 of artikel 187 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

(9)In de Horizon Europa-verordening zijn acht prioritaire gebieden vastgesteld waarvoor geïnstitutionaliseerde partnerschappen kunnen worden voorgesteld. Binnen deze prioritaire gebieden zijn verschillende initiatieven voor geïnstitutionaliseerde partnerschappen voorgesteld en negen daarvan vallen onder deze verordening.

(10)De onderzoeks- en innovatieactiviteiten van de Gemeenschappelijke Ondernemingen moeten uit Horizon Europa worden gefinancierd. Om een maximaal effect te bereiken, moeten de Gemeenschappelijke Ondernemingen nauwe synergieën ontwikkelen met andere programma’s en financieringsinstrumenten van de Unie, met name met die welke de toepassing van innovatieve oplossingen, het onderwijs en de regionale ontwikkeling ondersteunen, om zo de economische en sociale cohesie te vergroten en onevenwichtigheden te verkleinen.

(11)De nieuwe beleidsaanpak voor Europese partnerschappen, en met name geïnstitutionaliseerde Europese partnerschappen, vraagt om een nieuwe manier van vaststelling van het rechtskader waarbinnen zij actief zullen zijn. Hoewel de oprichting van Gemeenschappelijke Ondernemingen op basis van artikel 187 VWEU voor de toepassing van Horizon 2020 doeltreffend is gebleken wat de uitvoering ervan betreft, moet er een stap verder worden gegaan. Daarom beoogt deze verordening de samenhang, efficiëntie, doeltreffendheid en effectgerichte uitvoering te vergroten door de bepalingen van Horizon Europa en de ervaring die is opgedaan bij de uitvoering in het kader van het programma Horizon 2020 op geharmoniseerde wijze in gemeenschappelijke bepalingen voor alle Gemeenschappelijke Ondernemingen te vertalen. Zij is erop gericht de samenwerking en synergieën tussen Europese partnerschappen te bevorderen en daarbij ten volle gebruik te maken van hun onderlinge verbindingen op organisatorisch niveau. Gemeenschappelijke Ondernemingen moeten zoeken naar mogelijkheden om vertegenwoordigers van andere Europese partnerschappen bij de besprekingen tijdens het opstellen van hun werkprogramma’s te betrekken, gebieden identificeren waar complementaire of gezamenlijke activiteiten de uitdagingen doeltreffender en efficiënter zouden aanpakken, overlappingen vermijden, de timing van hun activiteiten op elkaar afstemmen en zorgen voor toegang tot resultaten en andere relevante middelen voor kennisuitwisseling.

(12)Na de vaststelling van onderlinge synergieën moeten de Gemeenschappelijke Ondernemingen bepalen welke delen van de begroting kunnen worden aangewend voor complementaire of gezamenlijke activiteiten van de Gemeenschappelijke Ondernemingen. Daarnaast heeft deze verordening tot doel de efficiëntie en harmonisatie van de regels te verbeteren door intensievere operationele samenwerking en door het verkennen van schaalvoordelen, waaronder de oprichting van een gemeenschappelijk backoffice, dat horizontale ondersteunende functies moet verlenen aan de Gemeenschappelijke Ondernemingen. Dankzij een gemeenschappelijk backoffice kunnen een groter effect en harmonisatie ten aanzien van gemeenschappelijke punten worden bereikt, terwijl er een zekere mate van flexibiliteit behouden blijft om aan de specifieke behoeften van elke afzonderlijke Gemeenschappelijke Onderneming te voldoen. De structuur moet worden opgezet aan de hand van overeenkomsten inzake het dienstverleningsniveau, die gezamenlijk door de Gemeenschappelijke Ondernemingen worden gesloten. Het gemeenschappelijk backoffice moet coördinerende en administratieve ondersteunende functies omvatten op gebieden waar het volgens onderzoek efficiënt en kosteneffectief is gebleken, en moet rekening houden met de naleving van de verantwoordingsverplichting van elke afzonderlijke ordonnateur. De juridische structuur moet zodanig worden opgezet dat zij het best tegemoetkomt aan de gemeenschappelijke behoeften van de Gemeenschappelijke Ondernemingen, ervoor zorgt dat deze nauw samenwerken en alle mogelijke synergieën verkent tussen de Europese partnerschappen en, bijgevolg, tussen de verschillende onderdelen van het programma Horizon Europa en tussen de andere programma’s die door de Gemeenschappelijke Ondernemingen worden beheerd.

(13)Uit de effectbeoordelingen van elke bij deze verordening opgerichte Gemeenschappelijke Onderneming is gebleken dat de uitvoering van partnerschappen overeenkomstig de Horizon Europa-verordening alleen gerechtvaardigd is wanneer andere delen van het programma Horizon Europa, met inbegrip van andere vormen van Europese partnerschappen, de doelstellingen niet zouden verwezenlijken of niet de vereiste verwachte effecten zouden sorteren, waarbij deze uitvoering gerechtvaardigd moet zijn door een langetermijnperspectief en een hoge mate van integratie.

(14)Met Horizon Europa wordt een meer strategische, coherente en effectgerichte benadering van Europese partnerschappen ingevoerd, die voortbouwt op de lessen die zijn getrokken uit de tussentijdse evaluatie van Horizon 2020. In overeenstemming met de nieuwe ambitie is deze verordening gericht op een doeltreffender gebruik van geïnstitutionaliseerde Europese partnerschappen, met name door de nadruk te leggen op duidelijke doelstellingen, resultaten en effecten die tegen 2030 kunnen worden bereikt, en door te zorgen voor een duidelijke bijdrage aan de desbetreffende beleidsprioriteiten en beleidsmaatregelen van de Unie. Nauwe samenwerking en synergieën met andere relevante initiatieven op Unie-, nationaal en regionaal niveau, met name met andere Europese partnerschappen, zijn van cruciaal belang om een groter effect te sorteren en ervoor te zorgen dat de resultaten worden benut. Bij de beoordeling van het algemene effect moeten bredere investeringen in aanmerking worden genomen, die verder gaan dan de bijdragen van partners en van de Gemeenschappelijke Ondernemingen die de verwezenlijking van hun doelstellingen nastreven.

(15)Deze verordening is gebaseerd op de beginselen en criteria van de Horizon Europa-verordening, waaronder openheid en transparantie, een sterk hefboomeffect en de verbintenis van alle betrokken partijen op lange termijn. Een van de doelstellingen van deze verordening is ervoor te zorgen dat de initiatieven openstaan voor een breed scala van entiteiten, waaronder nieuwkomers. De partnerschappen moeten openstaan voor elke entiteit die bereid en in staat is om het gemeenschappelijke doel na te streven, brede en actieve deelname van belanghebbenden aan hun activiteiten, lidmaatschap en bestuur bevorderen, en ervoor zorgen dat de resultaten ten goede komen aan alle Europeanen, met name door een brede verspreiding van de resultaten en activiteiten voorafgaand aan de uitrol in de hele Unie.

(16)In het kader van acties met betrekking tot de strategische activa, belangen, autonomie of veiligheid van de Unie moeten de maatregelen van [artikel 16] van de Horizon Europa-verordening van toepassing zijn op de werkprogramma’s van Gemeenschappelijke Ondernemingen.

(17)Volgens [Bijlage III] bij de Horizon Europa-verordening moeten de financiële bijdragen en/of bijdragen in natura van andere partners dan de Unie ten minste gelijk zijn aan 50 % en kunnen zij oplopen tot 75 % van de geaggregeerde budgettaire vastleggingen van het partnerschap. Bijgevolg moet in deze verordening de vereiste bijdrage van de leden van Gemeenschappelijke Ondernemingen worden vastgesteld op hetzelfde niveau als de bijdrage van de Unie of hoger. De Unie moet haar bijdrage kunnen verlagen indien andere leden dan de Unie hun verplichtingen niet nakomen.

(18)In overeenstemming met de ambities van de Horizon Europa-verordening is een van de voorwaarden voor het opzetten van geïnstitutionaliseerde partnerschappen het waarborgen van de bijdragen van de partners gedurende de hele looptijd van de initiatieven. In dit verband zal een aanzienlijk deel van de bijdragen van particuliere partners moeten worden geleverd in de vorm van bijdragen in natura aan de operationele kosten van de Gemeenschappelijke Onderneming. Gemeenschappelijke Ondernemingen moeten om maatregelen kunnen verzoeken om deze bijdragen te vergemakkelijken via hun werkprogramma’s, met name door een verlaging van de financieringspercentages. Deze maatregelen moeten gebaseerd zijn op de specifieke behoeften van een Gemeenschappelijke Onderneming en de onderliggende activiteiten. In gemotiveerde gevallen moet het mogelijk zijn aanvullende voorwaarden in te voeren waarvoor de deelname vereist is van een lid van de Gemeenschappelijke Onderneming of haar samenstellende of verbonden entiteiten, met het oog op activiteiten waar de industriële partners van de Gemeenschappelijke Onderneming een sleutelrol kunnen spelen, zoals grootschalige demonstraties en vlaggenschipprojecten, en meer bij te dragen via lagere financieringspercentages. De uitvoerend directeur moet toezicht houden op het participatieniveau van de leden om de raad van bestuur in staat te stellen passende maatregelen te nemen en te zorgen voor een evenwicht tussen de betrokkenheid van partners en openheid. In naar behoren gemotiveerde gevallen kunnen de kapitaaluitgaven voor bijvoorbeeld grootschalige demonstratiemodellen of vlaggenschipprojecten worden beschouwd als subsidiabele kosten overeenkomstig het toepasselijke rechtskader.

(19)In overeenstemming met het beginsel van een eerlijke verdeling van de bijdragen over de leden van Gemeenschappelijke Ondernemingen moeten de financiële bijdragen aan de administratieve kosten van de Gemeenschappelijke Ondernemingen gelijk worden verdeeld tussen de Unie en de andere leden dan de Unie. Afwijkingen van dat beginsel mogen alleen in uitzonderlijke en naar behoren gemotiveerde gevallen worden overwogen, bijvoorbeeld wanneer de omvang of de lidmaatschapsstructuur van een ander lid van de Gemeenschappelijke Onderneming dan de Unie ertoe zou leiden dat de bijdragen per samenstellende of verbonden entiteit, met name kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s), dusdanig hoog zijn dat de stimulans om een samenstellende of verbonden entiteit van het lid van de Gemeenschappelijke Onderneming te worden of te blijven ernstig in gevaar zou worden gebracht. In dergelijke gevallen moet het minimumpercentage van de jaarlijkse financiële bijdrage aan de administratieve kosten van de Gemeenschappelijke Onderneming van andere leden dan de Unie 20 % van de totale jaarlijkse administratieve kosten bedragen en moeten de bijdragen van kmo’s aanzienlijk lager zijn dan die van grotere samenstellende of verbonden entiteiten. Zodra een kritische massa van lidmaatschap is bereikt die een bijdrage van meer dan 20 % van de totale jaarlijkse administratieve kosten mogelijk maakt, moeten de jaarlijkse bijdragen per samenstellende of verbonden entiteit worden gehandhaafd of verhoogd om het aandeel van de andere leden dan de Unie in de totale bijdrage aan de jaarlijkse administratieve kosten van de Gemeenschappelijke Onderneming geleidelijk te verhogen. De andere leden van de Gemeenschappelijke Onderneming dan de Unie moeten ernaar streven het aantal samenstellende of verbonden entiteiten te verhogen om de bijdrage aan de administratieve kosten van de Gemeenschappelijke Onderneming tijdens haar levensduur te verhogen tot 50 %.

(20)Op grond van de Horizon Europa-verordening moeten de partners blijk geven van hun betrokkenheid op de lange termijn, met inbegrip van een minimumaandeel van publieke en/of particuliere investeringen. Bijgevolg moet de Unie bij deze verordening de stichtende leden die zijn gevestigd in lidstaten, in met het programma Horizon Europa geassocieerde landen of internationale organisaties vaststellen. Waar nodig moet het echter mogelijk zijn de ledenbasis van Gemeenschappelijke Ondernemingen na hun oprichting uit te breiden met geassocieerde leden die volgens open en transparante procedures worden geselecteerd, waarbij met name rekening wordt gehouden met nieuwe technologische ontwikkelingen of de aansluiting van verdere landen bij het programma Horizon Europa. Ook juridische entiteiten die de doelstellingen van de Gemeenschappelijke Ondernemingen op hun specifieke onderzoeksgebieden willen ondersteunen zonder lid te worden, moeten de mogelijkheid krijgen om bijdragende partners van deze Gemeenschappelijke Ondernemingen te worden.

(21)De oprichting van een Gemeenschappelijke Onderneming zorgt voor een voordelig publiek-privaat partnerschap voor alle betrokken leden, onder meer door het bevorderen van zekerheid over belangrijke begrotingstoewijzingen voor de betrokken sectoren gedurende een periode van zeven jaar. Stichtende of geassocieerde leden, of een van hun samenstellende of verbonden entiteiten, kunnen invloed verkrijgen, hetzij rechtstreeks, hetzij via vertegenwoordigers uit de sector, in de raad van bestuur van de Gemeenschappelijke Onderneming. De raad van bestuur is het besluitvormingsorgaan van de Gemeenschappelijke Onderneming dat beslist over de strategische koers op de lange termijn en over de jaarlijkse prioriteiten van het partnerschap. Stichtende leden en geassocieerde leden en, indien van toepassing, vertegenwoordigers van hun samenstellende entiteiten, moeten derhalve kunnen bijdragen aan de agenda en de prioriteitenstelling van de Gemeenschappelijke Onderneming door middel van goedkeuring en mogelijke wijziging van de strategische agenda voor onderzoek en innovatie, alsmede door de vaststelling van het jaarlijkse werkprogramma, met inbegrip van de inhoud van de oproepen tot het indienen van voorstellen, het toepasselijke financieringspercentage per onderwerp van de oproep en de daarmee verband houdende regels voor indienings-, evaluatie-, selectie-, gunnings- en beroepsprocedures.

(22)Het is passend dat de andere leden dan de Unie zich verbinden tot de uitvoering van deze verordening door middel van een verbintenisbrief. Deze verbintenisbrieven moeten gedurende de gehele looptijd van het initiatief rechtsgeldig zijn en door de Gemeenschappelijke Onderneming en de Commissie nauwlettend worden gemonitord. Gemeenschappelijke Ondernemingen moeten een juridische en organisatorische omgeving creëren, die de leden in staat stelt aan hun verbintenissen te voldoen en tegelijkertijd zorgt voor voortdurende openheid van het initiatief en transparantie tijdens de uitvoering ervan, met name voor het stellen van prioriteiten en voor deelname aan oproepen tot het indienen van voorstellen.

(23)Verdere vereenvoudiging is een hoeksteen van het kaderprogramma Horizon Europa. In dat verband moet er een vereenvoudigd verslagleggingsmechanisme zijn voor partners, die niet langer verslag hoeven uit te brengen over niet-subsidiabele kosten. Bijdragen in natura aan operationele activiteiten moeten uitsluitend in geval van subsidiabele kosten worden verantwoord. Op deze wijze kunnen de bijdragen in natura aan operationele activiteiten via de IT-instrumenten van Horizon Europa automatisch worden berekend, worden de administratieve lasten voor de partners verlaagd en wordt het verslagleggingsmechanisme voor bijdragen doeltreffender. Bijdragen in natura aan operationele activiteiten moeten nauwlettend worden gemonitord door de Gemeenschappelijke Ondernemingen, en de uitvoerend directeur van de raad van bestuur moet regelmatig verslagen opstellen om vast te stellen of de vorderingen bij het bereiken van de doelstellingen van de bijdragen in natura bevredigend zijn. De raad van bestuur moet zowel de geleverde inspanningen als de resultaten van de aan de operationele activiteiten bijdragende leden beoordelen, alsook andere factoren, zoals de mate van deelname van kmo’s en de aantrekkelijkheid van het initiatief voor nieuwkomers. Indien nodig moet de raad passende corrigerende maatregelen nemen, waarbij rekening wordt gehouden met de beginselen van openheid en transparantie.

(24)De Gemeenschappelijke Ondernemingen moeten voor andere leden dan de Unie een systematische kans en stimulans zijn om hun onderzoeks- en innovatieactiviteiten te combineren met die van de Gemeenschappelijke Onderneming. Aanvullende activiteiten mogen geen financiële steun van de Gemeenschappelijke Onderneming ontvangen. Zij kunnen echter worden geboekt als bijdragen in natura van de leden wanneer zij bijdragen aan de doelstellingen van de Gemeenschappelijke Onderneming en rechtstreeks verband houden met haar activiteiten. Dat verband kan worden gelegd door het gebruik van de resultaten van acties onder contract die door de Gemeenschappelijke Onderneming of haar eerdere initiatieven zijn gefinancierd, of door het aantonen van een aanzienlijke toegevoegde waarde voor de Unie. In deze verordening moeten specifiekere bepalingen worden vastgesteld met betrekking tot de reikwijdte van de aanvullende activiteiten voor elke Gemeenschappelijke Onderneming, voor zover dat nodig is om het gewenste effect en richtingseffect te bereiken. Daarnaast moet door de raden van bestuur van Gemeenschappelijke Ondernemingen worden besloten of voor de waardering van de bijdragen vereenvoudigingsmethoden zoals vaste bedragen of eenheidskosten nodig zijn om tot vereenvoudiging, kosteneffectiviteit en een passend niveau van bescherming van vertrouwelijke commerciële gegevens te komen.

(25)De governance van Gemeenschappelijke Ondernemingen moet ervoor zorgen dat hun besluitvormingsprocessen geschikt zijn om gelijke tred te houden met de snel veranderende sociaal-economische en technologische omgeving en de mondiale uitdagingen. Gemeenschappelijke Ondernemingen moeten profiteren van de deskundigheid, het advies en de ondersteuning van alle betrokken belanghebbenden, om hun taken doeltreffend uit te voeren en te zorgen voor synergieën op Unie- en nationaal niveau. Daarom moeten Gemeenschappelijke Ondernemingen de bevoegdheid hebben adviesorganen op te richten die hen deskundig advies verstrekken en alle andere adviserende taken uitvoeren die nodig zijn voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de Gemeenschappelijke Onderneming. Bij de oprichting van de adviesorganen moeten de Gemeenschappelijke Ondernemingen zorgen voor een evenwichtige vertegenwoordiging van deskundigen binnen het kader van de activiteiten van de Gemeenschappelijke Onderneming, ook met betrekking tot genderevenwicht. Het advies van deze organen moet zowel wetenschappelijke standpunten inbrengen als standpunten van nationale en regionale autoriteiten en andere belanghebbenden van Gemeenschappelijke Ondernemingen.

(26)Gemeenschappelijke Ondernemingen moeten een adviesorgaan met een wetenschappelijke adviesfunctie kunnen oprichten. Dat orgaan of zijn leden moet in staat zijn onafhankelijk wetenschappelijk advies te geven aan de respectieve Gemeenschappelijke Onderneming. Het wetenschappelijk advies moet met name betrekking hebben op jaarlijkse werkprogramma’s, aanvullende activiteiten en indien nodig op elk ander aspect van de taken van de Gemeenschappelijke Ondernemingen.

(27)Gemeenschappelijke Ondernemingen moeten ervoor zorgen dat de lidstaten voldoende op de hoogte zijn van hun activiteiten, tijdig informatie kunnen verstrekken over activiteiten die in de lidstaten worden ondernomen en de mogelijkheid hebben om bij te dragen aan de voorbereidings- en besluitvormingsprocessen. Een dergelijke dialoog met de lidstaten is met name van belang in het kader van synergieën en de noodzaak om de inspanningen en activiteiten op nationaal, regionaal, Unie- en Europees niveau op elkaar af te stemmen om meer effect te sorteren. Gemeenschappelijke Ondernemingen zonder directe of indirecte deelname van lidstaten als partners moeten een groep van vertegenwoordigers van de staten instellen om de activiteiten van de Gemeenschappelijke Ondernemingen af te stemmen op het beleid en de maatregelen die op nationaal en regionaal niveau worden genomen.

(28)Om ervoor te zorgen dat Gemeenschappelijke Ondernemingen op de hoogte zijn van de standpunten en visies van de belanghebbenden uit de gehele waardeketen op de betrokken gebieden, moeten Gemeenschappelijke Ondernemingen hun respectieve adviesgroepen van belanghebbenden kunnen oprichten, die worden geraadpleegd over horizontale kwesties of specifieke vraagstukken, naargelang van de behoeften van elke Gemeenschappelijke Onderneming. Dergelijke groepen moeten openstaan voor alle publieke en particuliere belanghebbenden, met inbegrip van georganiseerde belangengroepen en internationale belangengroepen uit lidstaten, geassocieerde landen en andere landen die actief zijn op het gebied van de Gemeenschappelijke Onderneming.

(29)De Gemeenschappelijke Ondernemingen moeten op een open en transparante manier te werk gaan, alle relevante informatie tijdig aan hun bevoegde organen verstrekken en hun activiteiten, met inbegrip van voorlichtings- en verspreidingsactiviteiten, bij het grote publiek promoten.

(30)De Gemeenschappelijke Ondernemingen moeten worden uitgevoerd met behulp van een structuur en regels die hun efficiëntie vergroten en voor vereenvoudiging zorgen. Daartoe moeten de Gemeenschappelijke Ondernemingen overeenkomstig artikel 71 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad financiële regels vaststellen die specifiek zijn toegesneden op hun behoeften 12 .

(31)De uitvoering van de Gemeenschappelijke Ondernemingen moet gebaseerd zijn op de criteria voor geïnstitutionaliseerde partnerschappen in de Horizon Europa-verordening. Zij moet worden ondersteund door het gebruik van elektronische middelen die door de Commissie worden beheerd. Informatie over door de Gemeenschappelijke Ondernemingen gefinancierde acties onder contract, met inbegrip van resultaten, is essentieel voor de ontwikkeling, uitvoering, monitoring en evaluatie van het beleid of de programma’s van de Unie. Daarom moeten Gemeenschappelijke Ondernemingen ervoor zorgen dat instellingen, organen, instanties en agentschappen van de Unie toegang hebben tot alle informatie met betrekking tot de acties onder contract die zij financieren, waaronder informatie over de resultaten die zijn behaald door de begunstigden die deelnemen aan acties onder contract. Dergelijke toegangsrechten moeten beperkt blijven tot niet-commercieel en niet-competitief gebruik en moeten voldoen aan de toepasselijke vertrouwelijkheidsregels. Het personeel van de instellingen, organen, instanties of agentschappen van de Unie moet toegang krijgen tot deze informatie, met inachtneming van passende normen op het gebied van ITbeveiliging en informatiebeveiliging en met inachtneming van de beginselen van noodzakelijkheid en evenredigheid.

(32)Deelname aan acties onder contract die door de Gemeenschappelijke Ondernemingen in het kader van Horizon Europa worden gefinancierd, moet voldoen aan de regels van de Horizon Europa-verordening. De Gemeenschappelijke Ondernemingen moeten erop toezien dat die regels consequent worden toegepast, op basis van de door de Commissie vastgestelde relevante maatregelen. De Gemeenschappelijke Ondernemingen moeten gebruikmaken van de door de Commissie opgestelde modelsubsidieovereenkomst voor ondernemingen. Met betrekking tot de periode om bezwaar te maken tegen de overdracht van eigendom van resultaten als bedoeld in [artikel 36, lid 4,] van de Horizon Europa-verordening moet rekening worden gehouden met de duur van innovatiecycli op de gebieden die onder de respectieve Gemeenschappelijke Ondernemingen vallen.

(33)Een van de belangrijkste doelstellingen van Gemeenschappelijke Ondernemingen is het bevorderen van de economische capaciteiten van de Unie en met name haar wetenschappelijke en technologische soevereiniteit. Bovendien blijkt uit het herstel na de pandemie dat het noodzakelijk is om te investeren in sleuteltechnologieën zoals 5G, AI, cloud, cyberbeveiliging en groene technologie en de valorisatie van deze technologieën in de Unie. De door alle deelnemers gegenereerde resultaten zullen in dit verband een belangrijke rol spelen en alle deelnemers zullen baat hebben bij de financiering van de Unie via de in het project gegenereerde resultaten en de toegangsrechten daartoe, zelfs die deelnemers die geen financiering van de Unie hebben ontvangen. Om de belangen van de Unie te beschermen, moet het recht van Gemeenschappelijke Ondernemingen om bezwaar te maken tegen de overdracht van de eigendom van resultaten of tegen de verlening van een exclusieve licentie voor resultaten derhalve ook gelden voor deelnemers die geen financiering van de Unie hebben ontvangen. Bij de uitoefening van dit recht van bezwaar moet de Gemeenschappelijke Onderneming een billijk evenwicht vinden tussen de belangen van de Unie en de bescherming van de grondrechten ten aanzien van de resultaten van de deelnemers zonder financiering, overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel, waarbij rekening moet worden gehouden met het feit dat deze deelnemers geen financiering van de Unie hebben ontvangen voor de actie waaruit de resultaten zijn gegenereerd.

(34)De financiële bijdrage van de Unie moet worden beheerd overeenkomstig het beginsel van goed financieel beheer en de regels voor indirect beheer zoals vastgesteld bij Verordening (EU, Euratom) 2018/1046.

(35)Ten behoeve van vereenvoudiging moeten de administratieve lasten voor alle betrokken partijen worden verminderd. Dubbele audits en onevenredige hoeveelheden documentatie en verslaglegging moeten worden vermeden. Audits bij ontvangers van middelen van de Unie uit hoofde van deze verordening moeten worden uitgevoerd in overeenstemming met de Horizon Europa-verordening en andere relevante financieringsprogramma’s van de Unie.

(36)De financiële belangen van de Unie en van de andere leden van de Gemeenschappelijke Ondernemingen moeten worden beschermd door middel van evenredige maatregelen in alle fasen van de uitgavencyclus, waaronder de preventie, de opsporing en het onderzoek van onregelmatigheden, de terugvordering van verloren gegane, ten onrechte betaalde of slecht bestede middelen en, in voorkomend geval, administratieve en financiële sancties overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) 2018/1046. Gezien de specifieke aard van de acties die door sommige Gemeenschappelijke Ondernemingen worden uitgevoerd en die over meerdere jaren moeten worden afgebouwd, moet het mogelijk zijn meerjarige vastleggingen in de begroting van de Commissie en de betrokken Gemeenschappelijke Onderneming te splitsen in jaarlijkse tranches. In dit verband kunnen de in artikel 3, lid 1, punten b), d) en h), bedoelde vastleggingen in de begroting van de Gemeenschappelijke Ondernemingen in jaarlijkse tranches worden verdeeld. Tot en met 31 december 2024 mag het cumulatieve bedrag van deze vastleggingen in de begroting niet hoger zijn dan 50 % van de maximale bijdrage van de Unie, als vastgesteld in artikel 10 en artikel 145. Vanaf 1 januari 2025 wordt ten minste 20 % van de cumulatieve begroting voor de resterende jaren niet gedekt door jaarlijkse tranches.

(37)Met het oog op de specifieke aard en de huidige status van de Gemeenschappelijke Ondernemingen moet er voor hen een afzonderlijke kwijting blijven bestaan. De controle van de rekeningen en van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen moet door de Rekenkamer worden uitgevoerd.

(38)Overeenkomstig [artikel 8, lid 2, punt c),] van de Horizon Europa-verordening moeten Gemeenschappelijke Ondernemingen een duidelijke levenscyclusbenadering hanteren. Om de financiële belangen van de Unie op passende wijze te beschermen, moeten de Gemeenschappelijke Ondernemingen worden opgericht voor een periode die eindigt op 31 december 2031, zodat zij hun verantwoordelijkheden met betrekking tot de uitvoering van subsidies kunnen uitoefenen totdat de laatste acties onder contract zijn voltooid.

(39)In het kader van de prioriteit van de Europese Commissie van “Een Europese Green Deal” 13 , die wordt ondersteund door de herziene strategie van de Unie voor de bio-economie 14 , de EU-biodiversiteitsstrategie 15 , de mededeling “Een schone planeet voor iedereen” 16 , het actieplan voor de circulaire economie 17 en de nieuwe mededeling “van boer tot bord” 18 , moet de Europese biogebaseerde sector, met inbegrip van kmo’s, regio’s en primaire producenten, klimaatneutraal, meer circulair en duurzamer worden en tegelijkertijd op mondiaal niveau concurrerend blijven. Een sterk, hulpbronnenefficiënt en concurrerend biogebaseerd innovatie-ecosysteem kan de afhankelijkheid van niet-hernieuwbare fossiele grondstoffen en minerale hulpbronnen verminderen en de vervanging ervan versnellen. Het kan leiden tot de ontwikkeling van hernieuwbare biogebaseerde producten, materialen, processen en nutriënten uit afval en biomassa door middel van duurzaamheid en circulaire innovatie. Een dergelijk ecosysteem kan ook waarde creëren uit lokale grondstoffen — waaronder afval, residuen en nevenstromen — om in de hele Unie banen, economische groei en ontwikkeling tot stand te brengen, niet alleen in stedelijke gebieden, maar ook in plattelands- en kustgebieden waar biomassa wordt geproduceerd en waarbij het vaak perifere regio’s betreft die zelden profiteren van industriële ontwikkeling.

(40)De Gemeenschappelijke Onderneming biogebaseerde industrieën, die is opgericht in het kader van Horizon 2020, was toegespitst op een duurzaam gebruik van hulpbronnen, met name hulpbronnenintensieve sectoren met een grote impact, zoals de landbouw, de textielproductie en de bouw, en is met name ook gericht op lokale exploitanten, producten en fabrieken. De in oktober 2017 gepubliceerde tussentijdse evaluatie omvatte een solide reeks van 34 aanbevelingen die zijn opgenomen in het ontwerp van de Gemeenschappelijke Onderneming “Een circulair biogebaseerd Europa” die bij deze verordening wordt opgericht. De Gemeenschappelijke Onderneming “Een circulair biogebaseerd Europa” is geen rechtstreekse voortzetting van de Gemeenschappelijke Onderneming biogebaseerde industrieën, maar is eerder een programma dat voortbouwt op de verwezenlijkingen van zijn voorganger en de tekortkomingen ervan aanpakt. Overeenkomstig de aanbevelingen moet de Gemeenschappelijke Onderneming “Een circulair biogebaseerd Europa” een breder scala van belanghebbenden bij het initiatief betrekken, waaronder de primaire sector (landbouw, aquacultuur, visserij en bosbouw), alsook leveranciers van afval, residuen en nevenstromen, regionale autoriteiten en investeerders, teneinde markttekortkomingen en niet-duurzame biogebaseerde processen te voorkomen. Om haar doelstellingen te verwezenlijken, mag zij alleen projecten financieren waarbij de beginselen van circulariteit, duurzaamheid en de grenzen van onze planeet worden geëerbiedigd.

(41)De Gemeenschappelijke Onderneming “Een circulair biogebaseerd Europa” moet uitrolgroepen oprichten die als adviesorgaan dienen en die actief moeten deelnemen aan de strategische discussies die de agenda voor het partnerschap bepalen. Het is van cruciaal belang dat deze adviesorganen worden opgenomen in de governancestructuur om te zorgen voor een bredere participatie en hogere particuliere investeringen in de circulaire biogebaseerde sector. De uitrolgroepen moeten met name steun verlenen aan de strategische vergaderingen van de raad van bestuur waar industriële leiders en vertegenwoordigers van belanghebbenden, evenals hooggeplaatste vertegenwoordigers van de Commissie samenkomen met de vaste raad van bestuur om de strategische richting van het partnerschap te bespreken en te bepalen.

(42)De Gemeenschappelijke Onderneming “Schone luchtvaart” moet in de eerste plaats tot doel hebben bij te dragen tot het verkleinen van de ecologische voetafdruk van de luchtvaart door de ontwikkeling van klimaatneutrale luchtvaarttechnologieën te versnellen, zodat deze zo snel mogelijk kunnen worden ingezet, waardoor een aanzienlijke bijdrage wordt geleverd aan de ambitieuze doelstellingen inzake de vermindering van milieueffecten van de Europese Green Deal, namelijk een emissiereductie van 55 % tegen 2030 ten opzichte van het niveau van 1990, en klimaatneutraliteit tegen 2050. Deze doelstelling kan alleen worden bereikt door de onderzoeks- en innovatieprocessen in de luchtvaart te versnellen en te optimaliseren en door het wereldwijde concurrentievermogen van de luchtvaartindustrie van de Unie te verbeteren. De Gemeenschappelijke Onderneming “Schone luchtvaart” moet er ook voor zorgen dat schonere luchtvaart veilig, betrouwbaar en efficiënt blijft voor het vervoer van passagiers en goederen door de lucht.

(43)De Gemeenschappelijke Onderneming “Schone luchtvaart” bouwt voort op de ervaring die is opgedaan met de Gemeenschappelijke Ondernemingen Clean Sky en Clean Sky 2. Het nieuwe partnerschap moet ambitieuzer zijn en gericht zijn op de ontwikkeling van baanbrekende demonstratiemodellen. In overeenstemming met de bevindingen van de tussentijdse evaluatie van de Gemeenschappelijke Onderneming Clean Sky 2 moet een nieuw initiatief ervoor zorgen dat elk demonstratiemodel over een “verdienmodel”-basis beschikt, zodat de ontwikkelde technologieën werkelijk dienen voor een “zo vroeg mogelijke toepassing”, wat een kernprioriteit is. Daarom moet het nieuwe initiatief gericht zijn op het vergroten van de zichtbaarheid van de afzonderlijke exploitatiedoelstellingen en op het versterken van de monitoring-, beheers- en verslagleggingscapaciteiten van de Gemeenschappelijke Onderneming waaruit de complexiteit blijkt van de onderzoeks- en innovatie-inspanningen die het partnerschap nodig heeft om zijn doelstellingen te bereiken.

(44)De Gemeenschappelijke Onderneming “Schone luchtvaart” moet gebaseerd zijn op een gevarieerd ledenbestand en een breed spectrum van belanghebbenden en ideeën bijeenbrengen. Voor de bepaling van de meest veelbelovende benaderingen en de entiteiten die deze kunnen nastreven, heeft de Commissie een oproep tot het indienen van ideeën en aanwijzen van potentiële leden gedaan 19 . De raad van bestuur moet geassocieerde leden kunnen selecteren op basis van de resultaten van die oproep, zodat de groep leden snel kan worden uitgebreid.

(45)Om het effect van de onderzoeks- en innovatieactiviteiten van de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone luchtvaart” en de Gemeenschappelijke Onderneming “Derde ATM-onderzoek in het kader van het gemeenschappelijk Europees luchtruim” op doeltreffende emissiereducties en de digitalisering van de luchtvaartsector zo groot mogelijk te maken en te versnellen, moeten zij tijdens de werkzaamheden van het partnerschap streven naar nauwe samenwerking met het Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart (EASA), waarbij moet worden gezorgd voor een vroegtijdige uitwisseling van kennis over nieuw ontwikkelde technologieën. Dat zal van cruciaal belang zijn om integratie op de markt te versnellen door het certificeringsproces van de daaruit voortvloeiende producten en diensten te faciliteren, zoals vereist op grond van Verordening (EU) 2018/1189 20 .

(46)Om de synergieën tussen programma’s op Unie-, nationaal en regionaal niveau te maximaliseren, moeten de leden van de groep van vertegenwoordigers van de staten van de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone luchtvaart” de mogelijkheden onderzoeken om op nationaal niveau financiële steun te verlenen aan excellente voorstellen die wegens overinschrijving niet voor financiering door de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone luchtvaart” zijn geselecteerd.

(47)Europa staat voor de uitdaging om een leidende rol te spelen bij het internaliseren van de maatschappelijke kosten van broeikasgasemissies in het bedrijfsmodel van het luchtvervoer en tegelijkertijd een gelijk speelveld voor Europese producten op de wereldmarkt te waarborgen. Daarom moet de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone luchtvaart” de Europese vertegenwoordigers ondersteunen bij inspanningen op het gebied van internationale normalisatie en internationale wetgeving.

(48)De belangstelling voor waterstof is de afgelopen vijf jaar drastisch toegenomen en alle lidstaten hebben de Conferentie van de Partijen bij de Overeenkomst van Parijs ondertekend en geratificeerd (COP21). Eind 2019 heeft de Commissie de Europese Green Deal gepresenteerd, die tot doel heeft de Unie om te vormen tot een eerlijke en welvarende samenleving met een moderne, hulpbronnenefficiënte en concurrerende economie, waar vanaf 2050 netto geen broeikasgassen meer worden uitgestoten. Prioritaire gebieden zijn onder meer schone waterstof, brandstofcellen, andere alternatieve brandstoffen en energieopslag. Waterstof is prominent aanwezig in de mededelingen van juli 2020 inzake “een waterstofstrategie voor een klimaatneutraal Europa en een EU-strategie voor een geïntegreerd energiesysteem”, alsook voor de invoering van de Europese alliantie voor schone waterstof, die alle belanghebbenden samenbrengt om de technologische behoeften, investeringsmogelijkheden en regelgevingsbelemmeringen voor de opbouw van een schoon waterstofecosysteem in de Unie in kaart te brengen.

(49)Specifieke onderzoeks- en innovatieactiviteiten in verband met waterstoftoepassingen worden sinds 2008 ondersteund, voornamelijk via de Gemeenschappelijke Ondernemingen brandstofcellen en waterstof (Gemeenschappelijke Onderneming FCH en Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2) in het kader van KP7 en Horizon 2020, alsook via traditionele samenwerkingsprojecten die alle stadia/gebieden van de waterstofwaardeketen bestrijken. De Gemeenschappelijke Onderneming “Schone waterstof” moet de wetenschappelijke capaciteit van de Unie versterken en integreren voor het versnellen van de ontwikkeling en verbetering van geavanceerde toepassingen van schone waterstof die klaar zijn voor de markt, op het gebied van energie, vervoer, bouw en industrieel eindgebruik. Dit is alleen mogelijk in combinatie met de versterking van het concurrentievermogen van de waardeketen voor schone waterstof van de Unie, met name van kmo’s.

(50)Om de wetenschappelijke doelstellingen van de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone waterstof” te verwezenlijken, moeten alle sectoren die betrokken zijn bij de waterstofeconomie de mogelijkheid hebben om mee te werken aan de voorbereiding en uitvoering van haar strategische agenda voor onderzoek en innovatie. Ook de overheidssector moet hierbij worden betrokken, met name de regionale en nationale autoriteiten, die verantwoordelijk zijn voor het opstellen van klimaatbeleid en -maatregelen in verband met marktmechanismen, om de kloof te dichten tussen de ontwikkeling van marktklare technologie en grootschalige invoering.

(51)Aangezien waterstof kan worden ingezet als brandstof, energiedrager en energieopslag, is het van essentieel belang dat het partnerschap voor schone waterstof een gestructureerde samenwerking tot stand brengt met veel andere Horizon Europa-partnerschappen, met name voor het eindgebruik. In het bijzonder moet het partnerschap voor schone waterstof samenwerken met de partnerschappen voor nulemissievervoer over de weg en over water, de Europese spoorwegen, schone luchtvaart, processen voor de planeet en schoon staal. Daartoe moet een structuur worden opgezet die verslag uitbrengt aan de raad van bestuur om de samenwerking en synergieën op het gebied van waterstof tussen deze partnerschappen te waarborgen. Het initiatief voor schone waterstof zou het enige partnerschap zijn dat gericht is op technologieën voor waterstofproductie. De samenwerking met partnerschappen in het kader van eindgebruik moet met name gericht zijn op het demonstreren van de technologie en het gezamenlijk definiëren van specificaties.

(52)De spoorwegen dragen bij tot de interne Europese vervoersruimte (Single European Transport Area — SETA) en vormen een fundamenteel onderdeel van het beleid van de Unie voor duurzame ontwikkeling op de lange termijn. In termen van economische omvang bedraagt de directe bruto toegevoegde waarde van de Europese spoorwegsector 69 miljard EUR en de indirecte waarde 80 miljard EUR. Eén miljoen driehonderdduizend werknemers waren op directe wijze werkzaam in de spoorwegsector en meer dan een miljoen op indirecte wijze 21 .

(53)De Europese Green Deal heeft tot doel de Unie om te vormen tot een eerlijke en welvarende samenleving, met een moderne, hulpbronnenefficiënte en concurrerende economie waar tegen 2050 geen netto-uitstoot van broeikasgassen is en waar de economische groei is losgekoppeld van het gebruik van hulpbronnen. Prioritaire gebieden zijn onder meer het versnellen van de verschuiving naar duurzame en slimme mobiliteit.

(54)In de mededeling van de Commissie over “Een nieuwe industriestrategie voor Europa” 22 (maart 2020) wordt benadrukt dat duurzame en slimme mobiliteitssectoren, zoals de spoorwegindustrie, zowel de verantwoordelijkheid als het potentieel hebben om de digitale en groene transitie te stimuleren, het industriële concurrentievermogen van Europa te ondersteunen en de connectiviteit te verbeteren. Daarom moet het totale vervoer over de weg, per spoor, door de lucht en over water bijdragen tot een vermindering van de vervoersemissies met 90 % tegen 2050. In de eerste plaats zou een aanzienlijk deel van de 75 % van het binnenlands vervoer dat nu over de weg plaatsvindt voortaan via het spoor en de binnenwateren moeten gebeuren.

(55)De Gemeenschappelijke Onderneming Shift2Rail is in 2014 opgericht om de onderzoeks-, ontwikkelings- en valideringsactiviteiten van het Shift2Rail-initiatief te beheren door publieke en particuliere financiering van haar leden te combineren en gebruik te maken van interne en externe technische middelen. Dankzij het initiatief zijn er nieuwe vormen van samenwerking tot stand gekomen, met inachtneming van de regels inzake mededinging, tussen belanghebbenden uit de volledige spoorwaardeketen van binnen en buiten de traditionele spoorwegsector, en werd de ervaring en deskundigheid van het Spoorwegbureau van de Europese Unie op het gebied van interoperabiliteit en veiligheid ingebracht.

(56)De Gemeenschappelijke Onderneming “Europese spoorwegen” moet tot doel hebben een geïntegreerd Europees spoorwegnet met hoge capaciteit tot stand te brengen door belemmeringen voor interoperabiliteit weg te nemen en oplossingen te bieden voor volledige integratie, met inbegrip van verkeersbeheer, voertuigen, infrastructuur en diensten. Hiertoe moet het grote potentieel voor digitalisering en automatisering worden benut teneinde de kosten van het spoorvervoer te verlagen, de capaciteit te verhogen en de flexibiliteit en betrouwbaarheid ervan te vergroten, en is een solide referentiële functionele systeemarchitectuur vereist die door de sector, in coördinatie met het Spoorwegbureau van de Europese Unie, wordt gedeeld.

(57)De Gemeenschappelijke Onderneming “Europese spoorwegen” moet in haar masterplan haar prioritaire onderzoeks- en innovatieactiviteiten en algemene systeemarchitectuur en geharmoniseerde operationele aanpak omschrijven, met inbegrip van grootschalige demonstratieactiviteiten, die de penetratie van geïntegreerde, interoperabele en gestandaardiseerde technologische innovaties voor de ondersteuning van de Europese spoorwegruimte, moeten versnellen.

(58)Het spoor is een complex systeem met zeer nauwe interactie tussen infrastructuurbeheerders, spoorwegondernemingen (treinexploitanten) en hun respectieve uitrusting (infrastructuur en rollend materieel). Het is onmogelijk innovatie tot stand te brengen zonder gemeenschappelijke specificaties en een gemeenschappelijke strategie voor het spoorwegsysteem. Daarom moet de pijler “Systeem” van de Gemeenschappelijke Onderneming “Europese spoorwegen” de sector in staat stellen zich te richten op één operationeel concept en één systeemarchitectuur, die ook de vaststelling van de diensten, de functionele blokken en de interfaces die de basis vormen voor de exploitatie van het spoorwegsysteem, omvatten. Hiermee moet het algemene kader worden geboden dat ervoor zorgt dat onderzoek gericht is op de gezamenlijk overeengekomen en gedeelde behoeften van de klant en op operationele behoeften. Het governancemodel en het besluitvormingsproces van de Gemeenschappelijke Onderneming “Europese spoorwegen” moeten de leidende rol van de Commissie in de vereniging en integratie van het Europese spoorwegsysteem weerspiegelen, met name wat betreft het snel en doeltreffend aanleveren van het operationele concept en de systeemarchitectuur, waarbij de particuliere partners advies en technische ondersteuning zullen bieden.

(59)Om ervoor te zorgen dat de onderzoeksresultaten van lage technologische paraatheid (TRL) doeltreffend worden gebruikt op hogere TRL’s, en met name door de Gemeenschappelijke Onderneming “Europese spoorwegen”, moet het programmabureau van de Gemeenschappelijke Onderneming “Europese spoorwegen” deze activiteiten uitvoeren.

(60)Met het oog op een snelle transitie en uitbreiding van het lidmaatschap moet de raad van bestuur van de Gemeenschappelijke Onderneming “Europese spoorwegen” waar nodig geassocieerde leden kunnen selecteren op basis van de resultaten van een oproep tot het indienen van blijken van belangstelling van de Commissie.

(61)In het kader van de prioriteiten van de Commissie voor de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties, met name SDG 3, en de mededeling “Naar een brede strategie met Afrika” 23 , verbindt de Unie zich ertoe bij te dragen tot het waarborgen van een gezond leven en het bevorderen van welzijn voor iedereen, een nog sterker partnerschap tussen onze twee continenten tot stand te brengen en de ontwikkeling van onderzoeks- en innovatiecapaciteit binnen Afrika te ondersteunen. De Gemeenschappelijke Onderneming “Mondiale gezondheid EDCTP3” moet het gebrek aan passende diagnostiek, behandelingen, vaccins en andere gezondheidstechnologieën aanpakken om infectieziekten zoals hiv, malaria en tuberculose tegen te gaan, en om andere armoedegerelateerde en verwaarloosde infectieziekten die in Afrika, met name in Afrika ten zuiden van de Sahara, te voorkomen. De COVID19-pandemie heeft aangetoond dat infectieziekten zich door de toegenomen connectiviteit van de verschillende regio’s in de wereld via de wereldhandel en het toerisme snel over de hele wereld kunnen verspreiden. De ontwikkeling van gezondheidstechnologieën is daarom van cruciaal belang om de verspreiding van infectieziekten te beperken, en te bestrijden zodra zij zich hebben verspreid, om de gezondheid van de burgers in de betrokken landen en in de Unie te beschermen. Om tot een sterker mondiaal leiderschap op het gebied van gezondheid te komen dan voor het huidige EDCTP2-initiatief het geval is, moet het toepassingsgebied van het partnerschap worden uitgebreid om te kunnen reageren op nieuwe bedreigingen van infectieziekten, de toenemende problemen van antimicrobiële resistentie en comorbiditeiten van niet-overdraagbare ziekten.

(62)De aanpak van infectieziekten in Afrika ten zuiden van de Sahara met moderne technologische hulpmiddelen vereist de betrokkenheid van een groot aantal actoren alsook langetermijnverbintenissen. De Gemeenschappelijke Onderneming “Mondiale gezondheid EDCTP3” moet zorgen voor productieve en duurzame noord-zuid- en zuid-zuid-netwerken en -samenwerking, door betrekkingen op te bouwen met meerdere particuliere en publieke organisaties om de project- en institutionele samenwerking te versterken. Het programma moet ook bijdragen tot de oprichting van nieuwe noord-zuid- en zuid-zuid-samenwerkingen om meerlandenstudies te verrichten op meerdere locaties in Afrika ten zuiden van de Sahara. Daarnaast moet een periodieke internationale conferentie, het EDCTP-forum, een platform bieden voor wetenschappers en relevante netwerken uit Europa, Afrika en elders om bevindingen en ideeën uit te wisselen en samenwerkingsverbanden tot stand te brengen.

(63)De Gemeenschappelijke Onderneming “Mondiale gezondheid EDCTP3” moet voortbouwen op de ervaring die is opgedaan tijdens de programma’s EDCTP en EDCTP2 en moet resultaten behalen door gebruik te maken van investeringen van de Unie, de lidstaten, geassocieerde landen en Afrikaanse landen, die niet door afzonderlijke landen of door het kaderprogramma voor onderzoek van de Unie alleen hadden kunnen worden verwezenlijkt. De EDCTP-associatie, die de aan het programma deelnemende staten vertegenwoordigt, moet financieel en met aanvullende activiteiten bijdragen aan het EDCTP3-programma en de uitvoering ervan. Zij moet zorgen voor een betekenisvolle deelname en betrokkenheid van de landen ten zuiden van de Sahara in het besluitvormingsproces, wat van essentieel belang is om de ziektelast in landen ten zuiden van de Sahara aan te pakken. Het initiatief moet ook andere internationale onderzoekfinanciers omvatten, zoals filantropische instellingen, de farmaceutische industrie en andere derde landen, die als bijdragende partners op een ad-hocbasis moeten bijdragen aan het partnerschap. Om de impact van het programma te vergroten, moet de Gemeenschappelijke Onderneming “Mondiale gezondheid EDCTP3” voor specifieke oproepen bovendien juridische entiteiten kunnen aanwijzen die aan acties onder contract kunnen deelnemen. In het werkprogramma moet kunnen worden voorzien dat dergelijke juridische entiteiten niet in aanmerking komen voor financiering door de Gemeenschappelijke Onderneming.

(64)Het is van essentieel belang dat de onderzoeksactiviteiten die door de Gemeenschappelijke Onderneming “Mondiale gezondheid EDCTP3” worden gefinancierd of anderszins onder haar werkprogramma vallen, volledig in overeenstemming zijn met het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en de aanvullende protocollen, de ethische beginselen zoals opgenomen in de Verklaring van Helsinki van de World Medical Association van 2008, de normen voor goede klinische praktijken van de Internationale Conferentie voor harmonisatie van technische eisen voor de registratie van geneesmiddelen voor menselijk gebruik, de toepasselijke wetgeving van de Unie en de lokale ethische eisen van de landen waar de onderzoeksactiviteiten moeten plaatsvinden. Daarnaast moet de Gemeenschappelijke Onderneming “Mondiale gezondheid EDCTP3” vereisen dat de innovaties en interventies die worden ontwikkeld op basis van de resultaten van de door het programma ondersteunde acties onder contract, betaalbaar en toegankelijk zijn voor kwetsbare bevolkingsgroepen.

(65)Wil de Gemeenschappelijke Onderneming “Mondiale gezondheid EDCTP3” een kans op slagen hebben en de deelname aan het partnerschap stimuleren, dan moet de financiering van de Gemeenschappelijke Onderneming worden beperkt tot juridische entiteiten die in aanmerking komen voor financiering in het kader van het programma Horizon Europa en die gevestigd zijn in de samenstellende staten van de associatie voor klinische proeven tussen Europese en ontwikkelingslanden (EDCTP). Entiteiten die gevestigd zijn in andere lidstaten van de Unie, geassocieerde landen en landen ten zuiden van de Sahara moeten echter aan de oproepen kunnen deelnemen zonder financiering te ontvangen. Ook moet het mogelijk zijn, mits daarin is voorzien in het werkprogramma, dat entiteiten die gevestigd zijn in andere landen dan landen die lid zijn van de EDCTP3-associatie in aanmerking komen voor financiering in geval van oproepen met specifieke onderwerpen of in geval van een oproep in verband met een noodsituatie voor de volksgezondheid. De Gemeenschappelijke Onderneming “Mondiale gezondheid EDCTP3” moet alle passende maatregelen nemen, met inbegrip van contractuele maatregelen, om de financiële belangen van de Unie te beschermen. Er moet worden gestreefd naar het sluiten van overeenkomsten op het gebied van wetenschap en technologie met derde landen. Wanneer entiteiten die in een derde land zijn gevestigd zonder een dergelijke overeenkomst met financiering deelnemen aan een actie onder contract, moeten vóór de sluiting ervan alternatieve maatregelen ter bescherming van de belangen van de Unie worden toegepast door de Gemeenschappelijke Onderneming EDCTP3: de financiële coördinator van de actie moet gevestigd zijn in een lidstaat of geassocieerd land en het bedrag van de voorfinanciering en de aansprakelijkheidsbepalingen van de subsidieovereenkomst moeten worden aangepast om op passende wijze rekening te houden met de financiële risico’s.

(66)In het kader van de prioriteiten van de Europese Commissie “Een economie die werkt voor de mensen” en “Een Europa dat klaar is voor het digitale tijdperk” moet de Europese industrie, met inbegrip van kmo’s, groener, meer circulair en digitaler worden en tegelijkertijd wereldwijd concurrerend blijven. De Commissie heeft gewezen op de rol van medische hulpmiddelen en digitale technologieën voor het aanpakken van nieuwe uitdagingen en op het gebruik van e-gezondheidsdiensten voor het verstrekken van hoogwaardige gezondheidszorg, evenals op de noodzaak om te zorgen voor de levering van betaalbare geneesmiddelen die aan de behoeften van de Unie voldoen, en tegelijkertijd een innovatieve en wereldwijd toonaangevende Europese farmaceutische industrie te ondersteunen. De Gemeenschappelijke Onderneming “Initiatief voor innovatieve gezondheidszorg” heeft tot doel bij te dragen aan de versterking van het concurrentievermogen van de Europese gezondheidsindustrie, een hoeksteen van de kenniseconomie van de Unie, om de economische activiteit bij de ontwikkeling van gezondheidstechnologieën, en met name geïntegreerde gezondheidsoplossingen, te verhogen en is derhalve een instrument om de technologische soevereiniteit te vergroten en de digitale transformatie van onze samenlevingen te bevorderen. Dergelijke beleidsprioriteiten kunnen worden verwezenlijkt door de belangrijkste actoren samen te brengen: de academische wereld, bedrijven van verschillende omvang en eindgebruikers van gezondheidsinnovaties, onder de paraplu van een publiek-privaat partnerschap voor onderzoek en innovatie op het gebied van gezondheid. De Gemeenschappelijke Onderneming “Initiatief voor innovatieve gezondheidszorg” moet bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het “Europees kankerbestrijdingsplan” 24 en het Europees actieplan tegen antimicrobiële resistentie “Eén gezondheid” 25 . De Gemeenschappelijke Onderneming “Initiatief voor innovatieve gezondheidszorg” moet worden afgestemd op de nieuwe industriestrategie voor Europa 26 , de farmaceutische strategie voor Europa 27 en de kmo-strategie voor een duurzaam en digitaal Europa 28 .

(67)De Gemeenschappelijke Onderneming “Initiatief voor innovatieve gezondheidszorg” bouwt voort op de ervaring die is opgedaan door de Gemeenschappelijke Onderneming voor het initiatief innovatieve geneesmiddelen 2 (Gemeenschappelijke Onderneming IMI2), met inbegrip van het werk dat in het kader van dit initiatief is verricht ter bestrijding van de COVID19-pandemie. In overeenstemming met de aanbevelingen van de tussentijdse evaluatie van de Gemeenschappelijke Onderneming IMI2 29 moet een vervolginitiatief “de actieve betrokkenheid van andere industriesectoren bij de farmaceutische industrie mogelijk maken om gebruik te maken van hun deskundigheid bij de ontwikkeling van nieuwe interventies in de gezondheidszorg”. Daarom moeten de industriesectoren de sectoren biofarmaceutica, biotechnologie en medische technologie omvatten, met inbegrip van bedrijven die actief zijn op digitaal gebied. Het toepassingsgebied van het initiatief moet betrekking hebben op preventie, diagnose, behandeling en ziektebeheer en moet worden vastgesteld met inachtneming van de zware last voor patiënten en/of de samenleving als gevolg van de ernst van de ziekte en/of het aantal getroffen personen, alsook met de grote economische gevolgen van de ziekte voor patiënten en gezondheidszorgstelsels. De gefinancierde acties moeten inspelen op de volksgezondheidsbehoeften van de Unie en de ontwikkeling ondersteunen van toekomstige gezondheidsinnovaties die veilig, mensgericht, doeltreffend, kosteneffectief en betaalbaar zijn voor patiënten en gezondheidszorgstelsels.

(68)Om nieuwe wetenschappelijke ideeën en succesvolle onderzoeks- en innovatieactiviteiten zo goed mogelijk te kunnen voortbrengen, moeten de belangrijkste actoren in de Gemeenschappelijke Onderneming “Initiatief voor innovatieve gezondheidszorg” onderzoekers zijn uit verschillende soorten — zowel publieke als particuliere — entiteiten. Tegelijkertijd moeten de eindgebruikers, zoals burgers van de Unie, gezondheidswerkers en zorgaanbieders, input leveren voor de strategische opzet en activiteiten van het initiatief en ervoor zorgen dat het in hun behoeften voorziet. Bovendien moeten nationale regelgevende instanties en die van de Unie, instanties voor de evaluatie van gezondheidstechnologie en betalers van gezondheidszorg in een vroeg stadium input leveren voor de activiteiten van het partnerschap, waarbij moet worden gewaarborgd dat er geen sprake is van belangenconflicten, zodat de kans groter wordt dat de resultaten van gefinancierde acties voldoen aan de vereisten voor de toepassing ervan en aldus de verwachte effecten bereiken. Al deze input moet helpen om de onderzoeksinspanningen beter af te stemmen op gebieden waar de behoeften nog niet zijn vervuld.

(69)De huidige uitdagingen en bedreigingen voor de gezondheid zijn wereldwijd. Daarom moet het initiatief openstaan voor deelname van internationale academische, industriële en regelgevende actoren, om te kunnen profiteren van een ruimere toegang tot gegevens en deskundigheid, om te kunnen reageren op nieuwe gezondheidsbedreigingen en om de nodige maatschappelijke effecten te bereiken, met name betere gezondheidsresultaten voor de burgers van de Unie. Tegelijkertijd moeten de meeste activiteiten van het partnerschap worden uitgevoerd in de lidstaten van de Unie en in de met Horizon Europa geassocieerde landen.

(70)De doelstellingen van het partnerschap moeten gericht zijn op het preconcurrentiële gebied, zodat er een veilige ruimte ontstaat voor een efficiënte samenwerking tussen bedrijven die actief zijn op het gebied van verschillende gezondheidstechnologieën. Om rekening te houden met het integrerende karakter van het initiatief, de muren tussen de sectoren van de gezondheidsindustrie te helpen slechten en de samenwerkingen tussen de industrie en de academische wereld te versterken, moet het merendeel van de door het initiatief gefinancierde projecten sectoroverschrijdend zijn.

(71)De term “digitale sleuteltechnologieën” verwijst naar elektronische componenten en systemen die alle belangrijke economische sectoren ondersteunen. De Commissie heeft gewezen op de noodzaak om deze technologieën in Europa te beheersen, met name in het kader van de verwezenlijking van Europese beleidsprioriteiten zoals de autonomie van digitale technologie 30 . Omdat deze sector zo belangrijk is en de belanghebbenden in de EU voor grote uitdagingen staan, zijn dringend maatregelen nodig om de zwakke schakels in de Europese innovatie- en waardeketens te versterken. Daarom moet op het niveau van de Unie een mechanisme worden opgezet om de steunverlening van de lidstaten, de Unie en de particuliere sector voor onderzoek en innovatie in elektronische componenten te combineren en gerichter te maken.

(72)In de Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën” moeten duidelijk omschreven onderwerpen worden behandeld die Europese industrieën in staat stellen de meest innovatieve technologieën te ontwerpen, te fabriceren en in elektronische componenten en systemen te gebruiken. Gestructureerde en gecoördineerde financiële steun op Europees niveau is noodzakelijk om in een uiterst concurrerende internationale context de technologische koppositie van onderzoeksteams en Europese industrieën te behouden en de kloof te dichten op het gebied van technologieën die van cruciaal belang zijn voor een digitale transformatie in Europa die de kernwaarden van de Unie weerspiegelt, zoals privacy en vertrouwen, beveiliging en veiligheid. Samenwerking tussen de belanghebbenden van het ecosysteem die alle segmenten van de waardeketens vertegenwoordigen, is van essentieel belang voor de ontwikkeling van nieuwe technologieën en de snelle marktintroductie van innovatie. Openheid en flexibiliteit voor de integratie van relevante belanghebbenden, ook in bepaalde kmo’s, in opkomende of aangrenzende technologiegebieden, of in beide, zijn eveneens van vitaal belang.

(73)De Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën” moet de financiële en technische middelen combineren die essentieel zijn om het toenemende tempo van innovatie op dit gebied te beheersen, belangrijke overloopeffecten voor de samenleving te genereren en het nemen van risico’s te delen door strategieën en investeringen af te stemmen op een gemeenschappelijk Europees belang. Leden van de Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën” moeten derhalve zijn: de Unie, de lidstaten en de met Horizon Europa geassocieerde landen op basis van vrijwilligheid, alsmede als particuliere leden verenigingen die optreden als vertegenwoordigers van de ondernemingen door welke zij zijn opgericht [en andere organisaties die in Europa actief zijn op het gebied van elektronische componenten en systemen]. De deelname van de lidstaten zal daarnaast een coherente afstemming op nationale programma’s en strategieën vergemakkelijken, waardoor overlappingen en versnippering van inspanningen worden beperkt en tegelijkertijd synergieën tussen belanghebbenden en activiteiten worden gewaarborgd.

(74)Overeenkomstig [artikel 8, lid 1, punt c),] van de Horizon Europa-verordening moeten de deelnemende staten de Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën” belasten met de uitvoering van hun bijdrage aan hun nationale deelnemers aan acties onder contract. De begunstigden moeten één subsidieovereenkomst met de Gemeenschappelijke Onderneming ondertekenen volgens de regels van Horizon Europa, met inbegrip van het respectieve kader voor intellectuele-eigendomsrechten, afhankelijk van het programma van de Unie dat de betrokken subsidieactiviteit ondersteunt. De Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën” moet de kostendeclaraties verwerken en de betalingen aan de begunstigden uitvoeren.

(75)Bij de uitvoering van de bijdragen van de deelnemende staten aan hun nationale deelnemers aan acties onder contract moet de Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën” er rekening mee houden dat de deelnemende staten zich aan strikte nationale begrotingsregels moeten houden. In dat verband moeten de deelnemende staten en de Gemeenschappelijke Onderneming juridisch bindende overeenkomsten sluiten waarin de deelnemende staten zich ertoe verbinden gedurende de looptijd van het initiatief het volledige bedrag van hun bijdrage aan acties onder contract te betalen. Dergelijke overeenkomsten moeten worden gesloten in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure en de programmering van de Gemeenschappelijke Onderneming. De raad van bestuur moet het jaarlijkse werkprogramma vaststellen en daarbij terdege rekening houden met deze overeenkomsten. De ordonnateur dient pas daarna, en in overeenstemming met de financiële regels van de Gemeenschappelijke Onderneming, de budgettaire en juridische verbintenissen voor die acties onder contract aan te gaan.

(76)Als voortzetting van de in de Gemeenschappelijke Onderneming Ecsel vastgestelde praktijk is een afwijking van [artikel 30] van de Horizon Europa-verordening noodzakelijk om verschillende vergoedingspercentages mogelijk te maken, afhankelijk van het soort deelnemer, namelijk kmo’s en juridische entiteiten zonder winstoogmerk, en het soort actie, die steeds op alle begunstigden uit alle deelnemende staten kunnen worden toegepast. Dat moet zorgen voor een juist evenwicht tussen de deelname van belanghebbenden aan de door de Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën” gefinancierde acties en voor een grotere betrokkenheid van kmo’s, zoals aanbevolen in de tussentijdse evaluatie van de Gemeenschappelijke Onderneming Ecsel.

(77)Het rechtskader voor het gemeenschappelijke Europese luchtruim van de Unie 31 heeft tot doel het Europese systeem voor luchtverkeersbeheer (air traffic management — ATM) te hervormen door middel van institutionele, operationele, technologische en regelgevende acties met als doel de prestaties op het gebied van capaciteit, veiligheid, efficiëntie en milieueffecten te verbeteren.

(78)Het onderzoeks- en ontwikkelingsproject voor het luchtverkeersbeheer van het gemeenschappelijke Europees luchtruim (het “Sesar-project”) 32 heeft tot doel het luchtverkeersbeheer te moderniseren en technologische en operationele innovatie ter ondersteuning van het gemeenschappelijk Europees luchtruim te bundelen. Het is de bedoeling tegen 2035 technologische oplossingen te bieden voor een goed presterend luchtverkeersbeheer, zodat de luchtvervoerssector niet-overbelast, zelfs veiliger en milieuvriendelijker kan functioneren. Het Sesar-project omvat drie onderling samenhangende, continue en evoluerende samenwerkingsprocessen voor het definiëren, ontwikkelen en invoeren van innovatieve technologische systemen en operationele procedures die ten grondslag liggen aan het digitale Europese luchtruim zoals gedefinieerd in het Europees ATM-masterplan 33 .

(79)Het “Europees ATM-masterplan” is het planningsinstrument voor de modernisering van het luchtverkeersbeheer in heel Europa, waarbij onderzoeks- en innovatieactiviteiten op het gebied van luchtverkeersbeheer worden gekoppeld aan uitrolscenario’s om de prestatiedoeleinden van het gemeenschappelijk Europees luchtruim te verwezenlijken.

(80)De Gemeenschappelijke Onderneming Sesar werd voor het eerst opgericht in 2007 34 met als doel de definitie- en ontwikkelingsfasen van het Sesar-project te beheren, door de door haar leden beschikbaar gestelde publieke en private middelen te bundelen en gebruik te maken van interne en externe technische middelen, en om, indien nodig, het Europees ATM-masterplan uit te voeren en te actualiseren. Er werd een nieuwe en efficiënte vorm van samenwerking tot stand gebracht tussen belanghebbenden in een sector waar vooruitgang alleen mogelijk is als alle belanghebbenden op gesynchroniseerde wijze nieuwe oplossingen uitvoeren. Gezien de succesvolle invoering van de Sesar-merknaam moet de nieuwe Gemeenschappelijke Onderneming “Derde ATM-onderzoek in het kader van het gemeenschappelijk Europees luchtruim” deze blijven gebruiken.

(81)De Gemeenschappelijke Onderneming “Derde ATM-onderzoek in het kader van het gemeenschappelijk Europees luchtruim” moet voortbouwen op de ervaring van de Gemeenschappelijke Onderneming Sesar en haar coördinerende rol voor ATM-onderzoek in de Unie voortzetten. De belangrijkste doelstellingen van de Gemeenschappelijke Onderneming “Derde ATM-onderzoek in het kader van het gemeenschappelijk Europees luchtruim” zijn de onderzoeks- en innovatiecapaciteit in Europa te versterken en verder te integreren, de digitalisering van de sector te helpen versnellen en deze veerkrachtiger en schaalbaarder te maken voor schommelingen van het verkeer. De Gemeenschappelijke Onderneming moet door middel van innovatie het concurrentievermogen van bemande en onbemande luchtvervoersdiensten en ATM-diensten versterken om het economisch herstel en de groei te ondersteunen. Zij moet de marktintroductie van innovatieve oplossingen ontwikkelen en versnellen om het gemeenschappelijk Europees luchtruim op te zetten als het meest efficiënte en milieuvriendelijke luchtruim ter wereld.

(82)De nieuwe Gemeenschappelijke Onderneming “Derde ATM-onderzoek in het kader van het gemeenschappelijk Europees luchtruim” moet technische input kunnen ontwikkelen en valideren en de Commissie bijstaan bij regelgevingsactiviteiten op het gebied van luchtverkeersbeheer, zoals het opstellen van alle technische documentatie voor de gemeenschappelijke projecten die zijn vastgesteld in het kader van de verordening betreffende het gemeenschappelijk Europees luchtruim 35 , het uitvoeren van technische studies of het ondersteunen van normalisatieactiviteiten. Zij moet ook zorgen voor het beheer van het bij Besluit 2009/320/EG van de Raad bekrachtigde Europees ATM-masterplan, met inbegrip van de monitoring, verslaglegging en actualisering ervan. Daarnaast moet de Commissie over stemmen beschikken in verhouding tot de bijdrage van de Unie aan de begroting, en ten minste 25 % van de stemmen hebben. Deze opzet zorgt ervoor dat de Commissie een sterk vermogen behoudt om vanuit beleidsoogpunt de werkzaamheden van de Gemeenschappelijke Onderneming met betrekking tot deze taken te sturen door middel van de versterkte toezichtmechanismen die voor dergelijke organen zijn ingesteld.

(83)Deelname aan de Gemeenschappelijke Onderneming “Derde ATM-onderzoek in het kader van het gemeenschappelijk Europees luchtruim” moet openstaan voor een zo breed mogelijk scala en zo breed mogelijke vertegenwoordiging van belanghebbenden uit alle lidstaten en met Horizon Europa geassocieerde landen, met inbegrip van kmo’s, door middel van verschillende vormen van deelname. De deelname moet met name een goed evenwicht verzekeren tussen fabrikanten van apparatuur voor zowel bemande als onbemande luchtvaart, luchtruimgebruikers, verleners van luchtvaartnavigatiediensten, luchthavens, militaire en beroepsorganisaties, en kansen bieden aan kmo’s, de academische wereld en onderzoeksorganisaties. Met het oog op de identificatie van de meest veelbelovende benaderingen en entiteiten die deze kansen kunnen nastreven, heeft de Commissie een oproep tot het indienen van blijken van belangstelling voor potentiële leden gedaan. De raad van bestuur moet geassocieerde leden kunnen selecteren op basis van de resultaten van die oproep, zodat de groep leden snel kan worden uitgebreid.

(84)De routeheffingen worden volledig gedragen door luchtruimgebruikers, die indirect bijdragen aan de onderzoeks- en ontwikkelingsinspanningen die worden gefinancierd door belangrijke ATM-belanghebbenden zoals verleners van luchtvaartnavigatiediensten of de industrie die de luchtvaartuigen die door de luchtruimgebruikers worden gebruikt, bouwt en uitrust. Luchtruimgebruikers moeten daarom een passende vertegenwoordiging krijgen in de raad van bestuur van de Gemeenschappelijke Onderneming “Derde ATM-onderzoek in het kader van het gemeenschappelijk Europees luchtruim”.

(85)Om ervoor te zorgen dat de resultaten van verkennend ATM-onderzoek (lage technologische paraatheid) effectief worden gebruikt op hogere niveaus van technologische paraatheid, en met name door de Gemeenschappelijke Onderneming “Derde ATM-onderzoek in het kader van het gemeenschappelijk Europees luchtruim”, moet het programmabureau van de Gemeenschappelijke Onderneming dit soort activiteiten beheren.

(86)Het agentschap Eurocontrol beschikt over een passende infrastructuur en over de nodige administratieve, IT-, communicatie- en logistieke ondersteunende diensten. De Gemeenschappelijke Onderneming “Derde ATM-onderzoek in het kader van het gemeenschappelijk Europees luchtruim” moet gebruikmaken van deze infrastructuur en diensten van Eurocontrol. In dit verband zijn er weinig potentiële synergieën die kunnen worden bereikt door het samenvoegen van administratieve middelen met andere Gemeenschappelijke Ondernemingen via een gemeenschappelijk backoffice. Daarom moet de Gemeenschappelijke Onderneming “Derde ATM-onderzoek in het kader van het gemeenschappelijk Europees luchtruim” afzien van de bij deze verordening ingestelde gemeenschappelijke backoffice-functies.

(87)Om een brede basis voor belanghebbenden te creëren teneinde de doelstellingen van het partnerschap voor slimme netwerken en diensten te verwezenlijken, is de 5Ginfrastructuurvereniging 36 opgericht, voortbouwend op de 5Ginfrastructuurvereniging. Hoewel de nieuwe branchevereniging gedurende de eerste jaren na haar oprichting naar verwachting slechts een beperkt aantal samenstellende en verbonden entiteiten zal hebben, heeft zij tot doel nieuwe leden uit de achterban van belanghebbenden die actief zijn in de waardeketen van slimme netwerken en diensten te werven. Gezien haar verwachte bescheiden omvang en de impact op haar kleine en middelgrote ondernemingen, is het niet houdbaar dat de vereniging gedurende haar bestaan bijdraagt aan 50 % van de administratieve kosten van de Gemeenschappelijke Onderneming “Slimme netwerken en diensten”, met name in de eerste jaren na haar oprichting. Daarnaast hebben de door de COVID19-pandemie veroorzaakte crisis en de gevolgen ervan voor de economie voor uitdagingen gezorgd voor de Europese economische actoren, onder meer op het gebied van ICT. Daarom moet ervoor worden gezorgd dat de particuliere leden van de Gemeenschappelijke Onderneming hun verbintenissen kunnen nakomen, terwijl de voorwaarden aantrekkelijk blijven en nieuwe partners ertoe aanzetten zich bij de vereniging aan te sluiten. Het minimumpercentage van de jaarlijkse financiële bijdrage aan de administratieve kosten van andere leden dan de Unie moet daarom 20 % van de totale jaarlijkse administratieve kosten bedragen. Het moet met name mogelijk zijn dat de samenstellende entiteiten van kleine en middelgrote ondernemingen minder bijdragen dan grotere ondernemingen. De andere leden van de Gemeenschappelijke Onderneming dan de Unie moeten ernaar streven het aantal samenstellende of verbonden entiteiten te verhogen om hun bijdrage van 50 % aan de administratieve kosten van de Gemeenschappelijke Onderneming gedurende haar levensduur maximaal te benutten.

(88)In het kader van de prioriteiten van de Europese Commissie voor 20192024 “Een Europa dat klaar is voor het digitale tijdperk”, “Een economie die werkt voor de mensen” en de beleidsdoelstellingen die zijn uiteengezet in het kader van haar mededelingen over “De digitale toekomst van Europa vormgeven”, moet Europa kritieke digitale infrastructuren ontwikkelen op basis van 5Gnetwerken en zijn technologische capaciteiten opbouwen in de richting van 6G met als tijdshorizon 2030. In dit verband heeft de Commissie gewezen op het strategische belang van een Europees partnerschap voor slimme netwerken en diensten voor de levering van veilige, op connectiviteit gebaseerde diensten aan consumenten en bedrijven. Deze prioriteiten kunnen worden verwezenlijkt door de belangrijkste spelers, namelijk het bedrijfsleven, de academische wereld en de overheid, samen te brengen in het kader van een Europees partnerschap dat voortbouwt op de resultaten van het 5GPPP-initiatief, dat met succes 5Gtechnologie en -normen heeft ontwikkeld.

(89)De Gemeenschappelijke Onderneming “Slimme netwerken en diensten” is ontworpen om beleidskwesties op het gebied van digitale infrastructuur aan te pakken en de technologische reikwijdte van onderzoek en innovatie voor 6Gnetwerken uit te breiden. Zij moet, met nauwe betrokkenheid van de lidstaten, beter inspelen op de beleids- en sociale behoeften van de Unie op het gebied van energie-efficiëntie van netwerken, cyberbeveiliging, technologische soevereiniteit, privacy en ethiek, en zal het toepassingsgebied van onderzoek en innovatie uitbreiden van netwerken naar cloudgebaseerde dienstverlening, en naar componenten en apparatuur die diensten voor burgers en voor een breed scala aan economische sectoren, zoals de gezondheidszorg, het vervoer, de productie en de media, mogelijk maken.

(90)De doelstellingen van het overheidsbeleid met betrekking tot slimme netwerken en diensten kunnen niet uitsluitend door de industrie en de Commissie worden verwezenlijkt. De benadering ervan vanuit een holistisch en gecoördineerd perspectief vereist met name de strategische betrokkenheid van de lidstaten als onderdeel van de governancestructuur. Daarom moet de raad van bestuur zoveel mogelijk rekening houden met de adviezen van de groep van vertegenwoordigers van de staten, met name wat betreft strategische richtsnoeren voor werkprogramma’s en financieringsbesluiten.

(91)Geavanceerde 5Ginfrastructuren zullen de basis vormen voor de ontwikkeling van ecosystemen voor de digitale en groene transitie en, in de volgende fase, voor het standpunt van Europa met betrekking tot de toepassing van 6Gtechnologie. Het programma Connecting Europe Facility (CEF) 2 Digital, het programma Digitaal Europa en InvestEU bieden kansen voor de ontwikkeling van 5G- en vervolgens 6Ggebaseerde digitale ecosystemen. Rekening houdend met het brede scala van publieke en particuliere belanghebbenden die bij dergelijke uitrolprojecten betrokken zijn, is het van essentieel belang dat de opstelling van een strategische agenda, de bijdrage aan de programmering en de informatie en betrokkenheid van belanghebbenden in verband met dergelijke programma’s, worden gecoördineerd. Als strategische basis voor deze taken moet de Gemeenschappelijke Onderneming “Slimme netwerken en diensten” de ontwikkeling coördineren van strategische implementatieagenda’s voor de relevante toepassingsgebieden, zoals 5G-systemen langs wegen en langs de spoorwegen. Die agenda’s moeten onder meer stappenplannen voor de uitrol, de belangrijkste opties voor samenwerkingsmodellen en andere strategische kwesties bevatten.

(92)In [artikel 16, lid 3] van de Horizon Europa-verordening is bepaald dat de Commissie of het financieringsorgaan in voorkomend geval een veiligheidscontrole moet uitvoeren voor voorstellen die veiligheidsproblemen met zich meebrengen.

(93)Overeenkomstig de conclusies van de Raad van 3 december 2019 en de aanbeveling van 26 maart 2019 inzake cyberbeveiliging van 5G-netwerken voor gecoördineerde actie op het niveau van de Unie, heeft de samenwerkingsgroep van de lidstaten inzake netwerk- en informatiebeveiliging de EUtoolbox van risicobeperkende maatregelen met betrekking tot cyberbeveiliging van 5Gnetwerken van januari 2020 (de “toolbox”) bekendgemaakt. Deze toolbox omvat een reeks strategische en technische maatregelen en ondersteunende acties om de belangrijkste cyberbeveiligingsrisico’s van 5Gnetwerken te beperken, die in het gecoördineerde risicobeoordelingsverslag van de Unie zijn geïdentificeerd, en om richtsnoeren te bieden voor de selectie van maatregelen die prioriteit moeten krijgen in risicobeperkingsplannen op nationaal niveau en op het niveau van de Unie. In de mededeling van de Commissie van 29 januari 2020 over de uitvoering van de EUtoolbox 37 worden alle maatregelen en richtsnoeren in de toolbox onderschreven en wordt gewezen op de noodzaak van beperkingen, met inbegrip van de nodige uitsluitingen, ten aanzien van leveranciers die op basis van de in de gecoördineerde EUrisicobeoordeling gespecificeerde factoren worden geacht een hoog risico te vormen, alsmede maatregelen om afhankelijkheid van deze leveranciers te voorkomen. Ook wordt een reeks specifieke acties voor de Commissie vastgesteld, met name om ervoor te zorgen dat alleen aan EUfinancieringsprogramma’s op relevante technologiegebieden kan worden deelgenomen als aan de beveiligingseisen is voldaan, door voluit gebruik te maken van en verdere uitvoering te geven aan beveiligingsvoorwaarden. Daarom moeten bij de uitvoering van deze verordening passende bepalingen worden ingevoerd waarin de beveiligingsmaatregelen tot uiting komen via acties die worden gefinancierd door de Gemeenschappelijke Onderneming “Slimme netwerken en diensten” en, op basis van haar aanbevelingen, door andere financieringsorganen die andere programma’s van de Unie op het gebied van slimme netwerken en diensten uitvoeren.

(94)De Gemeenschappelijke Ondernemingen in het kader van Horizon 2020 werden opgericht voor een periode tot en met 31 december 2024. De Gemeenschappelijke Ondernemingen moeten de respectieve onderzoeksprogramma’s blijven ondersteunen door de resterende acties die zijn ondernomen of voortgezet uit hoofde van de Verordeningen (EU) nr. 560/2014, (EU) nr. 558/2014, (EU) nr. 559/2014, (EU) nr. 557/2014, (EU) nr. 561/2014, (EU) nr. 642/2014 en Verordening (EG) nr. 219/2007 uit te voeren overeenkomstig die verordeningen, tot aan het moment van hun ontbinding. Omwille van de rechtszekerheid en de duidelijkheid moeten die verordeningen derhalve worden ingetrokken.

(95)De Unie mag alleen optreden wanneer het aantoonbaar is dat optreden op het niveau van de Unie doeltreffender is dan optreden op nationaal, regionaal of lokaal niveau. De initiatieven zijn gericht op gebieden waar er een aantoonbare meerwaarde is door het optreden op het niveau van de Unie vanwege de omvang, snelheid en reikwijdte van de inspanningen die de Unie nodig heeft om haar langetermijndoelstellingen van het Verdrag te verwezenlijken en haar strategische beleidsprioriteiten en -verbintenissen na te komen. Daarnaast moeten de voorgestelde initiatieven worden gezien als een aanvulling op en een versterking van nationale en subnationale activiteiten op hetzelfde gebied.

(96)Daar de doelstellingen van deze verordening niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, en vanwege het voorkomen van duplicering, het behouden van de kritische massa en het waarborgen van een optimale benutting van de overheidsfinanciering, beter op het niveau van de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

DEEL I

GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN

TITEL I

Algemene bepalingen

Artikel 1

Onderwerp

Bij deze verordening worden negen Gemeenschappelijke Ondernemingen opgericht in de zin van artikel 187 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie voor de uitvoering van geïnstitutionaliseerde Europese partnerschappen als gedefinieerd in [artikel 2, lid 3,] en bedoeld in [artikel 8, lid 1, punt c),] van de Horizon Europa-verordening. In deze verordening worden de doelstellingen, taken, lidmaatschap, organisatie en andere werkingsregels van die Gemeenschappelijke Ondernemingen vastgesteld.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1.“ander lid dan de Unie”: een deelnemende staat, particulier lid of internationale organisatie die lid is van een Gemeenschappelijke Onderneming;

2.“stichtend lid”: elke juridische entiteit die is gevestigd in een lidstaat, een met het programma Horizon Europa geassocieerd land, of een internationale organisatie die in deze verordening of in een van de bijlagen bij deze verordening als lid van een Gemeenschappelijke Onderneming is aangemerkt;

3.“geassocieerd lid”: elke juridische entiteit die gevestigd is in een lidstaat, een met het programma Horizon Europa geassocieerd land of een internationale organisatie die tot een Gemeenschappelijke Onderneming toetreedt door ondertekening van een verbintenisbrief overeenkomstig artikel 7, lid 4, en die moet worden goedgekeurd overeenkomstig dat artikel;

4.“deelnemende staat”: elke lidstaat of met het programma Horizon Europa geassocieerd land na kennisgeving van deelname aan de activiteiten van de Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën” door middel van een verbintenisbrief;

5.“particulier lid”: elk ander lid van een Gemeenschappelijke Onderneming dan de Unie, deelnemende staten of internationale organisaties;

6.“samenstellende entiteiten”: de entiteiten die een particulier lid van een Gemeenschappelijke Onderneming vormen, overeenkomstig de statuten van dat lid;

7.“bijdragende partner”: elk ander land, internationale organisatie of juridische entiteit dan een lid, of een samenstellende entiteit van een lid of een verbonden entiteit van een van beide, dat/die de doelstellingen van een Gemeenschappelijke Onderneming op het specifieke onderzoeksgebied ervan ondersteunt en waarvan de aanvraag overeenkomstig artikel 9, lid 3, is goedgekeurd;

8.“bijdragen in natura aan operationele activiteiten”: bijdragen van particuliere leden, hun samenstellende entiteiten, de verbonden entiteiten van een van beide, van internationale organisaties en bijdragende partners, bestaande uit de subsidiabele kosten die zij hebben gemaakt bij de uitvoering van acties onder contract verminderd met de bijdrage van die Gemeenschappelijke Onderneming, de deelnemende staten van die Gemeenschappelijke Onderneming en elke andere bijdrage van de Unie aan die kosten;

9.“aanvullende activiteit”: een activiteit buiten het hoofdonderdeel van het werkprogramma die geen financiële steun van de Gemeenschappelijke Onderneming ontvangt, maar wel bijdraagt tot de verwezenlijking van de doelstellingen ervan en rechtstreeks verband houdt met de benutting van de resultaten van projecten in het kader van die Gemeenschappelijke Onderneming of haar voorgaande initiatieven, of die een aanzienlijke toegevoegde waarde voor de Unie heeft;

10.“bijdragen in natura voor aanvullende activiteiten”: bijdragen van de particuliere leden, hun samenstellende entiteiten of de verbonden entiteiten van een van beide, bestaande uit de kosten die zij maken bij de uitvoering van aanvullende activiteiten, verminderd met de bijdragen in die kosten van de Unie en van de deelnemende staten van die Gemeenschappelijke Onderneming;

11.“voorafgaand initiatief”: elk partnerschap op een van de gebieden van een Gemeenschappelijke Onderneming dat financiële steun heeft ontvangen uit een van de voorgaande kaderprogramma’s voor onderzoek;

12.“strategische agenda voor onderzoek en innovatie”: het document dat de looptijd van Horizon Europa bestrijkt en waarin de belangrijkste prioriteiten en de essentiële technologieën en innovaties worden vastgesteld die nodig zijn om de doelstellingen van een Gemeenschappelijke Onderneming te verwezenlijken;

13.“werkprogramma”: het document waarnaar wordt verwezen in [punt (20)] van [artikel 2] van de Horizon Europa-verordening;

14.“belangenconflict”: een situatie waarbij een financiële actor of een andere persoon als bedoeld in artikel 61 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 betrokken is.

Artikel 3

Oprichting

1.De volgende Gemeenschappelijke Ondernemingen worden opgericht als organen van de Unie voor een periode die eindigt op 31 december 2031:

a)de Gemeenschappelijke Onderneming “Een circulair biogebaseerd Europa”;

b)de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone luchtvaart”;

c)de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone waterstof”;

d)de Gemeenschappelijke Onderneming “Europese spoorwegen”;

e)de Gemeenschappelijke Onderneming “Mondiale gezondheid EDCTP3”;

f)de Gemeenschappelijke Onderneming “Initiatief voor innovatieve gezondheidszorg”; 

g)de Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën”; 

h)de Gemeenschappelijke Onderneming “Derde ATM-onderzoek in het kader van het gemeenschappelijk Europees luchtruim”;

i)de Gemeenschappelijke Onderneming “Slimme netwerken en diensten”.

2.De in punt 1 bedoelde organen van de Unie worden gezamenlijk aangeduid als “de Gemeenschappelijke Ondernemingen”.

3.Om rekening te houden met de duur van Horizon Europa worden oproepen tot het indienen van voorstellen in het kader van de Gemeenschappelijke Ondernemingen uiterlijk op 31 december 2027 bekendgemaakt. In naar behoren gemotiveerde gevallen kunnen oproepen tot het indienen van voorstellen uiterlijk op 31 december 2028 worden bekendgemaakt.  

4.De Gemeenschappelijke Ondernemingen hebben rechtspersoonlijkheid. In elk van de lidstaten bezitten zij de ruimste handelingsbevoegdheid die door de wetgeving van de betrokken lidstaten aan rechtspersonen wordt verleend. Zij kunnen met name roerende en onroerende goederen verkrijgen of vervreemden en in rechte optreden. 

5.De zetel van de Gemeenschappelijke Ondernemingen bevindt zich in Brussel, België.

6.Tenzij anders bepaald, zijn de bepalingen van deel I en deel III van toepassing op alle Gemeenschappelijke Ondernemingen. De bepalingen van deel II zijn in voorkomend geval van toepassing op de afzonderlijke Gemeenschappelijke Ondernemingen. 

7.Voor de toepassing van deel I en deel III van deze verordening wordt, tenzij anders bepaald, met een verwijzing naar een afzonderlijke Gemeenschappelijke Onderneming of afzonderlijk orgaan gedoeld op elke Gemeenschappelijke Onderneming of elk gelijkwaardig orgaan van de afzonderlijke Gemeenschappelijke Ondernemingen en de bevoegdheden hiervan ten opzichte van andere organen van dezelfde Gemeenschappelijke Onderneming.

TITEL II

WERKING VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMINGEN

HOOFDSTUK 1

Doelstellingen en taken 

Artikel 4

Doelstellingen en beginselen

1.De in artikel 3 bedoelde Gemeenschappelijke Ondernemingen dragen bij tot de verwezenlijking van de algemene doelstellingen van de Horizon Europa-verordening als omschreven in [artikel 3] van die verordening.

2.De Gemeenschappelijke Ondernemingen streven, door middel van de betrokkenheid en inzet van de partners bij het ontwerp en de uitvoering van een programma van onderzoeks- en innovatieactiviteiten, de volgende algemene doelstellingen na:

a)de wetenschappelijke en technologische capaciteiten van de Unie ter ondersteuning van de totstandbrenging en verspreiding van hoogwaardige nieuwe kennis versterken en integreren, met name om wereldwijde uitdagingen aan te gaan, het concurrentievermogen en de duurzaamheid van de Unie te waarborgen en bij te dragen tot een versterkte Europese onderzoeksruimte;

b)het op duurzaamheid gerichte mondiale leiderschap van de waardeketens van de Unie en de open strategische autonomie van de Unie op het gebied van sleuteltechnologieën en -industrieën veiligstellen, in overeenstemming met de industriële strategie voor Europa;

c)de invoering in de hele Unie van innovatieve oplossingen voor het aanpakken van klimaat-, milieu-, gezondheids- en andere mondiale maatschappelijke uitdagingen die bijdragen tot de strategische prioriteiten van de Unie ontwikkelen en versnellen, met name om de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties te verwezenlijken en tegen 2050 klimaatneutraliteit in de Unie te bereiken.

3.Met de Gemeenschappelijke Ondernemingen worden de volgende specifieke doelstellingen nagestreefd:

a)de kritische massa en wetenschappelijke capaciteiten op het gebied van sectoroverschrijdend en interdisciplinair onderzoek en innovatie in de hele Unie vergroten;

b)vaart zetten achter de sociale, ecologische en economische transities in gebieden en sectoren die van strategisch belang zijn voor de prioriteiten van de Unie, met name om de broeikasgasemissies tegen 2030 te verminderen in overeenstemming met de doelstellingen die zijn afgestemd op de Europese Green Deal;

c)de innovatiecapaciteiten en -prestaties van bestaande en nieuwe Europese waardeketens voor onderzoek en innovatie verbeteren, ook in kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s);

d)de invoering, toepassing en verspreiding van innovatieve oplossingen in versterkte Europese onderzoeks- en innovatie-ecosystemen versnellen, onder meer door brede en vroege betrokkenheid van en cocreatie met eindgebruikers, burgers, regelgevende instanties en normalisatie-instellingen;

e)zorgen voor verbeteringen op het gebied van milieu en productiviteit in nieuwe producten en diensten dankzij de benutting van de capaciteiten en middelen van de Unie.

4.De Gemeenschappelijke Ondernemingen hebben daarnaast de in deel II genoemde aanvullende doelstellingen.

5.Bij de uitvoering van de Horizon Europa-verordening nemen de Gemeenschappelijke Ondernemingen de beginselen van [artikel 6, punt a),] van die verordening in acht.

6.De Gemeenschappelijke Ondernemingen leven de voorwaarden en criteria voor Europese partnerschappen na die zijn vastgesteld in [artikel 8] van en [bijlage III] bij de Horizon Europa-verordening. 

Artikel 5

Operationele doelstellingen en taken

1.De Gemeenschappelijke Ondernemingen houden zich aan de volgende operationele doelstellingen overeenkomstig de criteria van [bijlage III] bij de Horizon Europa-verordening en dragen bij tot de operationele doelstellingen van Horizon Europa die zijn gedefinieerd in het specifieke programma tot uitvoering van Horizon Europa, dat is vastgesteld bij Besluit XXX/XXXX/EU van de Raad 38 :

a)excellentie versterken en verspreiden, onder meer door bredere deelname in de hele Unie te bevorderen;

b)onderzoeks- en innovatieactiviteiten in kmo’s stimuleren en bijdragen tot de oprichting en opschaling van innovatieve ondernemingen, met name start-ups, kmo’s en in uitzonderlijke gevallen kleine midcaps;

c)het verband tussen onderzoek, innovatie en, in voorkomend geval, onderwijs en ander beleid versterken, met inbegrip van complementariteit met het nationale en regionale onderzoeks- en innovatiebeleid en de activiteiten van de Unie op het gebied van onderzoek en innovatie;

d)samenwerkingsverbanden op het gebied van onderzoek en innovatie in Europa en tussen sectoren en disciplines, met inbegrip van de sociale en geesteswetenschappen, versterken;

e)de internationale samenwerking versterken;

f)het bewustzijn, de aanvaarding, de vraag naar en het gebruik van nieuwe oplossingen vergroten door burgers en eindgebruikers te betrekken bij processen voor co-ontwerp en cocreatie;

g)de exploitatie van onderzoeks- en innovatieresultaten aanmoedigen en de resultaten actief verspreiden en benutten, met name om particuliere investeringen en beleidsontwikkeling te stimuleren;

h)de industriële transformatie versnellen, onder meer door betere vaardigheden op het gebied van innovatie;

i)de empirisch onderbouwde uitvoering van gerelateerd beleid van de Unie, alsook regelgevende, normalisatie- en duurzame investeringsactiviteiten op Europees en mondiaal niveau ondersteunen.

2.De Gemeenschappelijke Ondernemingen voeren de volgende taken uit door middel van een systemische benadering voor de verwezenlijking van de doelstellingen: 

a)financiële steun verlenen, voornamelijk in de vorm van subsidies, aan acties onder contract op het gebied van onderzoek en innovatie, die worden geselecteerd na open en vergelijkende oproepen tot het indienen van voorstellen, tenzij anders bepaald in hun werkprogramma;

b)nauwe samenwerking ontwikkelen en zorgen voor coördinatie met andere Europese partnerschappen, onder meer door in voorkomend geval een deel van de begroting van de Gemeenschappelijke Onderneming toe te wijzen aan gezamenlijke oproepen tot het indienen van voorstellen; 

c)streven naar synergieën met en, in voorkomend geval, mogelijkheden voor verdere financiering uit relevante activiteiten en programma’s op het niveau van de Unie en op nationaal en regionaal niveau, in het bijzonder met die welke de uitrol van innovatieve oplossingen, onderwijs en regionale ontwikkeling ondersteunen, zoals middelen van cohesiebeleid die in overeenstemming zijn met strategieën voor slimme specialisatie;

d)ervoor zorgen dat hun concrete acties bijdragen tot de strategische meerjarenplanning, regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage en andere vereisten van Horizon Europa die zijn vastgesteld in [de artikelen 45 en 47] van de Horizon Europa-verordening, zoals de uitvoering van het kader voor feedback op gemeenschappelijk beleid;

e)de betrokkenheid van kmo’s bij hun activiteiten bevorderen en maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat kmo’s worden geïnformeerd, in overeenstemming met de doelstellingen van Horizon Europa;

f)het aantrekken van de benodigde middelen uit de publieke en particuliere sector die nodig zijn om de doelstellingen van deze verordening te verwezenlijken;

g)toezicht houden op de vooruitgang bij de verwezenlijking van de doelstellingen van deze verordening en van de doelstellingen van [artikel 45] van en [bijlage V] bij de Horizon Europa-verordening;

h)hun werkprogramma vaststellen en uitvoeren;

i)contacten onderhouden met een zo groot mogelijke verscheidenheid van belanghebbenden, waaronder, maar niet beperkt tot, gedecentraliseerde agentschappen, onderzoeksorganisaties en universiteiten, eindgebruikers en openbare instanties, met name om de prioriteiten en activiteiten van elk initiatief vast te stellen en inclusiviteit te waarborgen;

j)activiteiten voor voorlichting, communicatie, exploitatie en informatieverspreiding verrichten door het overeenkomstig toepassen van de bepalingen van [artikel 46] van de Horizon Europa-verordening, en het beschikbaar en toegankelijk maken in een gemeenschappelijke elektronische Horizon Europa-gegevensbank van uitvoerige informatie over de resultaten van gefinancierde onderzoeks- en innovatieactiviteiten;

k)de Commissie de nodige technische, wetenschappelijke en administratieve ondersteuning verlenen voor de uitvoering van haar taken met het oog op de goede werking en ontwikkeling in de Unie van de specifieke gebieden waarop de Gemeenschappelijke Onderneming zich richt;

l)bijdragen tot de ontwikkeling van een meer doeltreffend raakvlak tussen wetenschap en beleid, tot het bevorderen van open wetenschap door te zorgen voor een betere benutting van de resultaten, het aanpakken van beleidsbehoeften, alsmede het bevorderen van een snellere verspreiding en toepassing van resultaten;

m)vaststellen en verslag uitbrengen aan de Commissie — in overeenstemming met het kader voor feedback op gemeenschappelijk beleid en met strategieën en acties ter ondersteuning van de doelstellingen van de Europese Green Deal — van de relevante kennis die is opgedaan bij het beheer van onderzoeks- en innovatieprojecten en de resultaten daarvan, zodat deze kan dienen als input voor monitoring, evaluatie en eventuele correctie van bestaande beleidsmaatregelen of voor het vormgeven van nieuwe beleidsinitiatieven en -besluiten;

n)de Commissie ondersteunen bij de ontwikkeling en uitvoering van robuuste, wetenschappelijk onderbouwde technische screeningscriteria overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EU) 2020/852 inzake duurzame beleggingen, door de uitvoering ervan in de economische sector waarin zij werkzaam zijn, te monitoren en te beoordelen om, indien nodig, ad-hocfeedback te geven over de beleidsvorming;

o)het beginsel “geen ernstige afbreuk doen” overeenkomstig artikel 17 van Verordening (EU) 2020/852 in overweging nemen en, in voorkomend geval, rekening houden met de bepalingen van die verordening om de toegang tot duurzame financiering te verbeteren;

p)alle andere taken uitvoeren die nodig zijn om de doelstellingen van deze verordening te verwezenlijken.

3.Naast de in dit artikel en in deel II omschreven taken kunnen de Gemeenschappelijke Ondernemingen worden belast met de uitvoering van aanvullende taken waarvoor cumulatieve, aanvullende of gecombineerde financiering tussen programma’s van de Unie vereist is.

HOOFDSTUK 2

Leden, bijdragende partners en bijdragen

Artikel 6

Leden

1.De leden van de in artikel 3 bedoelde Gemeenschappelijke Ondernemingen zijn:

a)de Unie, vertegenwoordigd door de Commissie;

b)deelnemende staten;

c)stichtende leden;

d)geassocieerde leden.

2.Het lidmaatschap van een Gemeenschappelijke Onderneming kan niet op een derde partij worden overgedragen zonder voorafgaande toestemming van de raad van bestuur als bedoeld in hoofdstuk 3, afdeling 1, van deze titel.

Artikel 7

Selectie van geassocieerde leden

1.Gemeenschappelijke Ondernemingen kunnen een openbare oproep tot het indienen van blijken van belangstelling doen met het oog op de selectie van geassocieerde leden. In de oproep tot het indienen van blijken van belangstelling zijn de belangrijkste capaciteiten vermeld die nodig zijn om de doelstellingen van de Gemeenschappelijke Onderneming te verwezenlijken. Alle oproepen worden gepubliceerd op de website van de Gemeenschappelijke Onderneming en bekendgemaakt via alle passende kanalen, waaronder, indien van toepassing, de groep van vertegenwoordigers van de staten, om een zo breed mogelijke deelname te waarborgen in het belang van de verwezenlijking van de doelstellingen van de Gemeenschappelijke Onderneming.

2.De uitvoerend directeur beoordeelt de lidmaatschapsaanvragen met de hulp van onafhankelijke deskundigen en, in voorkomend geval, van de relevante organen van de Gemeenschappelijke Onderneming, op basis van de gedocumenteerde kennis, ervaring en potentiële meerwaarde van de aanvrager voor het verwezenlijken van de doelstellingen van de Gemeenschappelijke Onderneming, de financiële soliditeit van de aanvrager en zijn verbintenis op de lange termijn inzake financiële bijdragen en bijdragen in natura aan de Gemeenschappelijke Onderneming, waarbij rekening wordt gehouden met mogelijke belangenconflicten.

3.De raad van bestuur beoordeelt en keurt in voorkomend geval de lidmaatschapsaanvragen goed.

4.Er wordt een verbintenisbrief ondertekend tussen de geselecteerde geassocieerde leden en de uitvoerend directeur, die optreedt als vertegenwoordiger van de Gemeenschappelijke Onderneming, waarin de reikwijdte van het lidmaatschap wordt beschreven met betrekking tot inhoud, activiteiten en duur, de bijdrage van de geassocieerde leden aan de Gemeenschappelijke Onderneming, met vermelding van de beoogde aanvullende activiteiten als bedoeld in artikel 11, lid 1, punt b), en waarin de bepalingen betreffende de vertegenwoordiging van het geassocieerde lid en de stemrechten in de raad van bestuur zijn opgenomen.

Artikel 8

Wijziging of beëindiging van het lidmaatschap

1.Elk lid van een Gemeenschappelijke Onderneming kan zijn lidmaatschap van die Gemeenschappelijke Onderneming beëindigen. De beëindiging wordt onherroepelijk van kracht zes maanden na de kennisgeving aan de uitvoerend directeur van de Gemeenschappelijke Onderneming, die de andere leden daarvan in kennis stelt. Vanaf de datum van beëindiging is het lid vrijgesteld van alle verplichtingen, behoudens die welke door de Gemeenschappelijke Onderneming zijn goedgekeurd of aangegaan vóór de beëindiging van het lidmaatschap, tenzij onderling anders wordt overeengekomen.

2.Elk lid stelt de Gemeenschappelijke Onderneming in kennis van elke fusie of overname tussen leden die gevolgen kan hebben voor de Gemeenschappelijke Onderneming of van elke overname van een lid door een entiteit die geen lid is van de Gemeenschappelijke Onderneming.

3.De raad van bestuur besluit of het lidmaatschap van een lid als bedoeld in lid 2 moet worden beëindigd, teneinde de bedrijfscontinuïteit te waarborgen en de belangen van de Unie of de Gemeenschappelijke Onderneming te beschermen. De beëindiging wordt onherroepelijk van kracht binnen zes maanden na het besluit van de raad van bestuur of op de in dat besluit vermelde datum, indien deze datum eerder valt. Het betrokken lid of de betrokken leden nemen geen deel aan de stemming in de raad van bestuur.

4.Elk particulier lid stelt de Gemeenschappelijke Onderneming in kennis van alle andere belangrijke wijzigingen in zijn eigendom, zeggenschap of samenstelling. Wanneer de Commissie van oordeel is dat de wijziging waarschijnlijk gevolgen zal hebben voor het belang van de Unie of de Gemeenschappelijke Onderneming om redenen van veiligheid of openbare orde, kan zij de raad van bestuur voorstellen het lidmaatschap van het betrokken particuliere lid te beëindigen. De raad van bestuur beslist over de beëindiging van het lidmaatschap van het betrokken lid. Het betrokken particuliere lid neemt geen deel aan de stemming in de raad van bestuur.

5.De beëindiging wordt onherroepelijk van kracht binnen zes maanden na het besluit van de raad van bestuur of op de in dat besluit vermelde datum, indien deze datum eerder valt.

6.De raad van bestuur kan het lidmaatschap van elk lid dat zijn verplichtingen uit hoofde van deze verordening niet nakomt, beëindigen. De procedure van artikel 26, lid 6, is overeenkomstig van toepassing.

7.In geval van wijziging of beëindiging van het lidmaatschap maakt de Gemeenschappelijke Onderneming op haar website onmiddellijk de geactualiseerde ledenlijst en de datum waarop die wijziging van kracht wordt, bekend.

8.Waar passend en onder voorbehoud van artikel 15, lid 2, besluit de raad van bestuur over een herverdeling van de stemmen in de raad van bestuur.

Artikel 9

Bijdragende partners

1.Elke kandidaat-bijdragende partner als omschreven in artikel 2, lid 7, dient een instemmingsbrief in bij de raad van bestuur. In de instemmingsbrief wordt de reikwijdte van het partnerschap met betrekking tot onderwerp, activiteiten en duur gespecificeerd en wordt de bijdrage van de aanvrager aan de Gemeenschappelijke Onderneming nauwkeurig omschreven.

2.De raad van bestuur beoordeelt de instemmingsbrief en keurt de aanvraag goed of wijst deze af.

3.Wanneer de aanvraag wordt goedgekeurd, kan de Unie de bijdrage van de bijdragende partner aan de Gemeenschappelijke Onderneming erkennen door aanvullende financiële bijdragen vrij te maken tot de in artikel 100, punt b), en artikel 116, punt b), vastgestelde maximumbedragen.

4.De bijdragende partners hebben geen stemrecht in de raad van bestuur van een Gemeenschappelijke Onderneming.

Artikel 10

Financiële bijdrage van de Unie

1.De financiële bijdrage van de Unie, met inbegrip van EVA-kredieten, aan de administratieve en operationele kosten van de Gemeenschappelijke Ondernemingen bedraagt ten hoogste de in deel II vermelde maximumbedragen. De in deel II vermelde bijdrage van de Unie kan worden verhoogd met bijdragen van derde landen, indien deze laatste beschikbaar zijn.

2.De bijdrage van de Unie wordt betaald uit de kredieten in de algemene begroting van de Unie die zijn toegewezen aan het specifieke programma tot uitvoering van Horizon Europa, vastgesteld bij Besluit XXX/XXXX/EU van de Raad, overeenkomstig artikel 62, lid 1, punt c), iv), en artikel 154 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 in het geval van organen als bedoeld in artikel 71 van die verordening.

3.Aanvullende middelen van de Unie ter aanvulling van de in lid 2 bedoelde bijdrage kunnen aan de Gemeenschappelijke Ondernemingen worden toevertrouwd overeenkomstig artikel 62, lid 1, punt c), iv), en artikel 154 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046.

4.Op bijdragen die betrekking hebben op aanvullende taken die overeenkomstig artikel 5, lid 3, of lid 3 van dit artikel aan een Gemeenschappelijke Onderneming zijn toevertrouwd, zijn de vereisten van artikel 155 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van toepassing.

5.Aanvullende bijdragen uit programma’s van de Unie die betrekking hebben op aanvullende taken die op grond van lid 3 van dit artikel of artikel 5, lid 3, aan een Gemeenschappelijke Onderneming zijn toevertrouwd, worden niet in aanmerking genomen bij de berekening van de in deel II vermelde maximale financiële bijdrage van de Unie.

Artikel 11

Bijdragen van andere leden dan de Unie en van bijdragende partners

1.De bijdragen van particuliere leden bestaan uit:

a)bijdragen in natura aan operationele activiteiten;

b)bijdragen in natura aan aanvullende activiteiten, goedgekeurd door de raad van bestuur overeenkomstig artikel 16, lid 2, punt l);

c)financiële bijdragen.

2.Tenzij in deel II anders is bepaald, brengen de particuliere leden uiterlijk op 31 maart van elk jaar verslag uit aan hun respectieve raad van bestuur over de waarde van de in lid 1, punt b), bedoelde bijdragen die in elk van de voorgaande begrotingsjaren zijn gedaan. Voor de waardering van deze bijdragen worden de kosten vastgesteld overeenkomstig de gebruikelijke kostenberekeningsmethoden van de betrokken entiteiten, volgens de boekhoudnormen die van toepassing zijn in het land waar de entiteit is gevestigd en de van toepassing zijnde internationale boekhoudnormen en internationale normen voor financiële verslaglegging. De kosten worden gecertificeerd door een onafhankelijke externe auditor die is aangewezen door de betrokken entiteit. De waarderingsmethode van de bijdragen kan door de Gemeenschappelijke Onderneming worden geverifieerd in geval van onduidelijkheden naar aanleiding van de certificering. In naar behoren gespecificeerde gevallen kan de raad van bestuur het gebruik van vaste bedragen of eenheidskosten voor de waardering van de bijdragen toestaan. 

3.Voor de toepassing van deze verordening kunnen kosten voor de uitvoering van aanvullende activiteiten niet gecontroleerd worden door de Gemeenschappelijke Onderneming of door enig orgaan van de Unie.

4.De bijdragen van de deelnemende staten bestaan uit financiële bijdragen.

5.De bijdragen van internationale organisaties bestaan uit financiële bijdragen en bijdragen in natura aan operationele activiteiten.

6.De bijdragen van de bijdragende partners komen overeen met de bedragen waartoe zij zich hebben verbonden in de instemmingsbrief op het moment dat zij bijdragend partner werden, en bestaan uit:

a)financiële bijdragen;

b)bijdragen in natura aan operationele activiteiten.

7.De Commissie kan de financiële bijdrage van de Unie aan een Gemeenschappelijke Onderneming beëindigen, evenredig verlagen of opschorten, of de in artikel 43 bedoelde ontbindingsprocedure inleiden in elk van de volgende gevallen:

a)indien de betrokken Gemeenschappelijke Onderneming niet voldoet aan de voorwaarden voor toewijzing van de bijdrage van de Unie, of

b)indien de andere leden dan de Unie of hun samenstellende of verbonden entiteiten geen bijdrage leveren, slechts gedeeltelijke bijdragen leveren of de in lid 2 bedoelde termijnen met betrekking tot de in de leden 1, 4 en 5 van dit artikel bedoelde bijdrage niet in acht nemen, of

c)naar aanleiding van de in artikel 171, lid 2, bedoelde evaluaties.

8.Het besluit van de Commissie om de financiële bijdrage van de Unie te beëindigen, evenredig te verlagen of op te schorten, belet niet dat subsidiabele kosten die de andere leden dan de Unie reeds hebben gemaakt voordat het besluit aan de Gemeenschappelijke Onderneming bekend is gemaakt, worden terugbetaald.

9.Volgens de procedure van artikel 26, lid 6, wordt elk ander lid van de Gemeenschappelijke Onderneming dan de Unie dat zijn verbintenissen met betrekking tot de in deze verordening bedoelde bijdragen niet nakomt, uitgesloten van stemming in de raad van bestuur totdat aan zijn verplichtingen is voldaan. Indien een dergelijk lid zijn verplichtingen na het verstrijken van een aanvullende termijn van zes maanden niet nakomt, wordt zijn lidmaatschap ingetrokken, tenzij de raad van bestuur in naar behoren gemotiveerde gevallen anders besluit. De betrokken entiteit mag niet deelnemen aan de stemming in de raad van bestuur.

HOOFDSTUK 3

Organisatie van de Gemeenschappelijke Ondernemingen

Artikel 12

Synergieën en efficiëntieverbeteringen in gemeenschappelijke backofficetaken

1.Gemeenschappelijke Ondernemingen sluiten binnen een jaar na de vaststelling van deze verordening overeenkomsten inzake het dienstverleningsniveau met betrekking tot gemeenschappelijke backofficetaken, tenzij in deel II anders is bepaald en met dien verstande dat bij het toevertrouwen van begrotingsuitvoeringstaken aan Gemeenschappelijke Ondernemingen een gelijkwaardig niveau van bescherming van de financiële belangen van de Unie moet worden gewaarborgd. Deze taken omvatten de volgende gebieden, mits de levensvatbaarheid ervan wordt bevestigd en na screening van de middelen:

a)human resources-ondersteuning;

b)juridische ondersteuning;

c)informatie- en communicatietechnologieën;

d)boekhouding (met uitzondering van kasmiddelen);

e)communicatie;

f)logistiek, evenementenbeheer en beheer van vergaderzalen;

g)ondersteuning van de audit- en fraudebestrijdingsstrategie van elke Gemeenschappelijke Onderneming.

2.De in lid 1 bedoelde gemeenschappelijke backofficetaken worden door een of meer geselecteerde Gemeenschappelijke Ondernemingen aan alle andere ondernemingen geleverd. Onderling verbonden taken blijven binnen dezelfde Gemeenschappelijke Onderneming om een coherente organisatiestructuur te waarborgen.

3.De in lid 1 bedoelde overeenkomsten inzake het dienstverleningsniveau maken de overdracht van kredieten of de recuperatie van kosten voor het verstrekken van de gemeenschappelijke diensten tussen de Gemeenschappelijke Ondernemingen mogelijk.

4.Onverminderd de overplaatsing naar andere taken binnen de Gemeenschappelijke Onderneming of andere administratieve regelingen die geen gevolgen hebben voor arbeidsovereenkomsten, kan het personeel dat belast is met de taken die worden overgedragen aan het gemeenschappelijke backoffice dat is ondergebracht bij een andere Gemeenschappelijke Onderneming, naar die Gemeenschappelijke Onderneming worden overgeplaatst. Indien een personeelslid schriftelijk zijn of haar weigering kenbaar maakt, kan de Gemeenschappelijke Onderneming de arbeidsovereenkomst van dat personeelslid beëindigen uit hoofde van de in artikel 47 van de RAP vermelde voorwaarden.

5.De in lid 4 bedoelde personeelsleden die worden overgeplaatst naar de Gemeenschappelijke Onderneming waar het gemeenschappelijke backoffice is gevestigd, behouden dezelfde soort arbeidsovereenkomst en functiegroep en rang, en worden geacht hun volledige dienst in die Gemeenschappelijke Onderneming te hebben verricht.

Artikel 13

Organen van de Gemeenschappelijke Ondernemingen

1.Elke Gemeenschappelijke Onderneming heeft een raad van bestuur en een uitvoerend directeur.

2.Een Gemeenschappelijke Onderneming kan ook beschikken over een wetenschappelijk adviesorgaan, een groep van vertegenwoordigers van de staten en een groep belanghebbenden, en andere dergelijke organen overeenkomstig de bepalingen van deel II.

3.Bij de uitvoering van zijn taken streeft elk orgaan van de Gemeenschappelijke Ondernemingen uitsluitend de in deze verordening omschreven doelstellingen na en treedt het alleen op binnen het kader van de activiteiten van de Gemeenschappelijke Onderneming waarvoor het is opgericht.

4.Onverminderd lid 3 kunnen organen van twee of meer Gemeenschappelijke Ondernemingen besluiten een gestructureerde samenwerking tot stand te brengen, onder meer door middel van geregeld gehouden vergaderingen of gezamenlijke comités.

AFDELING 1

Raad van bestuur

Artikel 14

Samenstelling van de raad van bestuur

1.De raad van bestuur bestaat uit ten minste twee vertegenwoordigers van de Commissie namens de Unie en het aantal vertegenwoordigers van elk van de andere leden van de Gemeenschappelijke Onderneming dan de Unie, zoals bepaald in deel II met betrekking tot elke Gemeenschappelijke Onderneming.

2.Indien overeenkomstig artikel 6, lid 1, punt b), deelnemende staten tot de leden van de Gemeenschappelijke Onderneming behoren, wordt in de raad van bestuur één vertegenwoordiger van elke deelnemende staat benoemd.

Artikel 15

Werking van de raad van bestuur

1.De vertegenwoordigers van de leden in de raad van bestuur doen hun uiterste best om besluiten bij consensus vast te stellen. Als er geen consensus kan worden bereikt, wordt overgegaan tot stemming. Een besluit wordt geacht te zijn vastgesteld met een meerderheid van ten minste 75 % van de stemmen, met inbegrip van de stemmen van niet-aanwezige vertegenwoordigers.

De vaststelling van besluiten door de raad van bestuur kan ook onderworpen zijn aan de in deel II vermelde relevante specifieke regels.

2.De Unie beschikt over 50 % van de stemmen, tenzij in deel II anders is bepaald. De stemmen van de Unie zijn ondeelbaar.

De stemmen van de andere leden dan de Unie zijn onderworpen aan de specifieke regels van deel II.

3.De voorzitter van de raad van bestuur wordt jaarlijks bij toerbeurt aangewezen door de Unie en de andere vertegenwoordigers, tenzij in deel II anders is bepaald.

4.De raad van bestuur belegt ten minste tweemaal per jaar een gewone vergadering. Buitengewone vergaderingen kunnen worden bijeengeroepen op verzoek van de voorzitter, de uitvoerend directeur, de Commissie of een meerderheid van de vertegenwoordigers van de andere leden dan de Unie of van de deelnemende staten. De vergaderingen van de raad van bestuur worden bijeengeroepen door de voorzitter en vinden plaats in de zetel van de betrokken Gemeenschappelijke Onderneming, tenzij de raad van bestuur in naar behoren gemotiveerde gevallen bij wijze van uitzondering anders besluit.

5.De uitvoerend directeur woont de vergaderingen bij en is gerechtigd deel te nemen aan de beraadslagingen, maar heeft geen stemrecht.

6.De voorzitters van de andere organen van de betrokken Gemeenschappelijke Onderneming zijn gerechtigd de vergaderingen van de raad van bestuur als waarnemers bij te wonen, wanneer punten worden besproken die onder hun taken vallen. Zij mogen deelnemen aan de beraadslagingen, maar hebben geen stemrecht.

7.Andere personen, met name vertegenwoordigers van andere Europese partnerschappen, uitvoerende of regelgevende agentschappen, regionale autoriteiten binnen de Unie en Europese technologieplatforms kunnen ook per geval door de voorzitter als waarnemers worden uitgenodigd, met inachtneming van de regels inzake vertrouwelijkheid en belangenconflicten.

8.Het quorum van de raad van bestuur bestaat uit de Commissie, de particuliere leden en, indien van toepassing, ten minste drie delegatieleiders van de deelnemende staten.

9.De vertegenwoordigers van de leden zijn niet persoonlijk aansprakelijk voor handelingen die zij verrichten in hun hoedanigheid van vertegenwoordiger in de raad van bestuur.

10.De raad van bestuur stelt zijn reglement van orde vast.

11.De vertegenwoordigers van de leden zijn gebonden aan de bepalingen van een gedragscode. In de gedragscode worden de verplichtingen van deze leden vastgesteld om de integriteit en reputatie van de betrokken Gemeenschappelijke Onderneming en van de Unie te beschermen.

Artikel 16

Taken van de raad van bestuur

1.De raad van bestuur van elke Gemeenschappelijke Onderneming heeft de eindverantwoordelijkheid voor het bepalen van de strategische koers en de werkzaamheden van die Gemeenschappelijke Onderneming en houdt toezicht op de uitvoering van haar activiteiten.

De Commissie streeft, in het kader van haar rol in de raad van bestuur, naar coördinatie tussen de activiteiten van de Gemeenschappelijke Onderneming en de relevante activiteiten van de financieringsprogramma’s van de Unie teneinde synergieën en complementariteiten te bevorderen bij de vaststelling van prioriteiten van gezamenlijk onderzoek.

2.De raad van bestuur voert de volgende taken uit:

a)zorgen voor het nauwlettend en tijdig monitoren van de voortgang van het onderzoeks- en innovatieprogramma en de afzonderlijke acties van de Gemeenschappelijke Onderneming met betrekking tot de prioriteiten van de Commissie en de strategische onderzoeks- en innovatieagenda, en waar nodig corrigerende maatregelen treffen om ervoor te zorgen dat de Gemeenschappelijke Onderneming haar doelstellingen bereikt;

b)nieuwe lidmaatschapsaanvragen beoordelen, aanvaarden of afwijzen overeenkomstig artikel 7;

c)nieuwe aanvragen van potentiële bijdragende partners beoordelen, aanvaarden of afwijzen overeenkomstig artikel 9;

d)een beslissing nemen over de beëindiging van het lidmaatschap van leden van de Gemeenschappelijke Onderneming die hun verplichtingen uit hoofde van deze verordening niet nakomen, of uit hoofde van artikel 8, leden 2 en 3;

e)de financiële regels van de Gemeenschappelijke Onderneming vaststellen overeenkomstig artikel 25;

f)de jaarbegroting en de lijst van het aantal ambten vaststellen, waarin het aantal vaste en tijdelijke aanstellingen per functiegroep en per rang en het aantal arbeidscontractanten en gedetacheerde nationale deskundigen worden vermeld, uitgedrukt in voltijdsequivalenten;

g)een beslissing nemen over de verdeling van de administratieve kosten over de andere leden dan de Unie, indien deze leden er niet in slagen overeenstemming te bereiken overeenkomstig artikel 26, lid 2;

h)de bevoegdheden uitoefenen, overeenkomstig punt 4 en met betrekking tot het personeel van de Gemeenschappelijke Onderneming, die bij het statuut van de ambtenaren van de Europese Unie (het “statuut”) worden verleend aan het tot aanstelling bevoegde gezag, alsmede de bevoegdheden die bij de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie (RAP) worden verleend aan het tot het aangaan van arbeidsovereenkomsten bevoegde gezag (hierna “de bevoegdheden van het tot aanstelling bevoegde gezag”);

i)de uitvoerend directeur benoemen, ontslaan, zijn of haar ambtstermijn verlengen, hem of haar adviseren en toezicht houden op zijn of haar prestaties;

j)aan het begin van het initiatief de strategische onderzoeks- en innovatieagenda vaststellen en deze indien nodig gedurende de looptijd van Horizon Europa wijzigen. In de strategische agenda voor onderzoek en innovatie worden de beoogde impact van het partnerschap, de geplande activiteitenportefeuille, meetbare verwachte resultaten, middelen, te leveren prestaties en mijlpalen binnen een bepaald tijdsbestek vastgesteld. Hierin moeten onder meer ook de andere Europese partnerschappen worden vermeld waarmee de Gemeenschappelijke Onderneming een formele en regelmatige samenwerking tot stand brengt, alsmede mogelijkheden voor synergieën tussen de acties van de Gemeenschappelijke Onderneming en nationale of regionale initiatieven en beleidsmaatregelen, op basis van door de deelnemende staten of de groep vertegenwoordigers daarvan ontvangen informatie, alsmede synergieën met andere programma’s van de Unie;

k)het werkprogramma vaststellen, alsook de overeenkomstige uitgavenramingen zoals voorgesteld door de uitvoerend directeur met het oog op de uitvoering van de strategische agenda voor onderzoek en innovatie, met inbegrip van de administratieve activiteiten, de inhoud van de oproepen tot het indienen van voorstellen, de onderzoeksgebieden waarvoor gezamenlijke oproepen worden gedaan en de samenwerking met andere partnerschappen, het toepasselijke financieringspercentage per onderwerp van de oproep en de daarmee verband houdende regels voor indienings-, evaluatie-, selectie-, gunnings- en beroepsprocedures, met bijzondere aandacht voor de feedback op de beleidsvereisten;

l)het jaarlijkse plan voor aanvullende activiteiten, dat is opgenomen in een bijlage bij het hoofddeel van het werkprogramma, goedkeuren op basis van een voorstel van de andere leden dan de Unie en na raadpleging van het wetenschappelijk adviesorgaan of het orgaan als bedoeld in deel II;

m)de strategische koers bepalen met betrekking tot de samenwerking met andere Europese partnerschappen overeenkomstig de strategische agenda voor onderzoek en innovatie;

n)het geconsolideerde jaarlijks activiteitenverslag beoordelen, met inbegrip van de overeenkomstige uitgaven en de begroting voor gezamenlijke oproepen met andere Europese partnerschappen;

o)advies uitbrengen over de definitieve rekeningen van de Gemeenschappelijke Onderneming;

p)in voorkomend geval regelingen treffen voor het tot stand brengen van een interne controlecapaciteit bij de Gemeenschappelijke Onderneming;

q)de organisatiestructuur van het programmabureau goedkeuren op aanbeveling van de uitvoerend directeur;

r)het communicatiebeleid van de Gemeenschappelijke Onderneming goedkeuren op aanbeveling van de uitvoerend directeur;

s)de lijst met voor financiering aangewezen acties goedkeuren;

t)de regels voor de uitvoering van het statuut en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden vaststellen, overeenkomstig artikel 110, lid 2, van het statuut;

u)regels vaststellen voor de detachering van nationale deskundigen bij de Gemeenschappelijke Ondernemingen of de inzet van stagiairs;

v)indien nodig, advies- of werkgroepen oprichten, ook in samenwerking met andere Gemeenschappelijke Ondernemingen, naast de in artikel 13 bedoelde organen van de Gemeenschappelijke Onderneming, voor een bepaalde periode en om een specifiek doel te bereiken;

w)in voorkomend geval door leden van de Gemeenschappelijke Onderneming gedane verzoeken tot wijziging van deze verordening voorleggen aan de Commissie;

x)het wetenschappelijke adviesorgaan van de Gemeenschappelijke Onderneming of zijn leden om wetenschappelijk advies of onderzoek verzoeken inzake specifieke punten, onder meer met betrekking tot ontwikkelingen in aangrenzende sectoren;

y)uiterlijk eind 2022 een plan vaststellen voor de geleidelijke beëindiging van de Horizon Europa-financiering voor de Gemeenschappelijke Onderneming op aanbeveling van de uitvoerend directeur;

z)zorgen voor de uitvoering van elke taak die niet specifiek aan een bepaald orgaan van een Gemeenschappelijke Onderneming is toegewezen, met dien verstande dat de raad van bestuur die taak aan een ander orgaan van de betrokken Gemeenschappelijke Onderneming kan toewijzen.

3.Op de raad van bestuur van een Gemeenschappelijke Onderneming kunnen specifieke regels van deel II van toepassing zijn.

4.De raad van bestuur neemt overeenkomstig artikel 110, lid 2, van het statuut een besluit op basis van artikel 2, lid 1, van dat statuut en artikel 6 van de RAP, waarin hij de nodige bevoegdheden van het tot aanstelling bevoegde gezag aan de uitvoerend directeur delegeert en de voorwaarden vaststelt waaronder die gedelegeerde bevoegdheden kunnen worden opgeschort. De uitvoerend directeur kan deze bevoegdheden op zijn beurt delegeren.

AFDELING 2

Uitvoerend directeur

Artikel 17

Benoeming, ontslag en verlenging van de ambtstermijn van de uitvoerend directeur

1.De uitvoerend directeur wordt op basis van verdiensten en vaardigheden, na een open en transparante selectieprocedure waarbij het beginsel van genderevenwicht in acht wordt genomen, door de raad van bestuur aangesteld uit een lijst van door de Commissie voorgedragen kandidaten.

2.De Commissie stelt na raadpleging van de andere leden van de Gemeenschappelijke Onderneming dan de Unie, een lijst van kandidaten voor de functie van uitvoerend directeur voor. Met het oog op deze raadpleging benoemen de andere leden van de Gemeenschappelijke Onderneming dan de Unie in onderlinge overeenstemming hun vertegenwoordigers en een waarnemer namens de raad van bestuur.

3.De uitvoerend directeur is een personeelslid en wordt aangesteld als tijdelijk functionaris van de Gemeenschappelijke Onderneming overeenkomstig artikel 2, punt a), van de RAP.

Voor het sluiten van de arbeidsovereenkomst met de uitvoerend directeur wordt de Gemeenschappelijke Onderneming vertegenwoordigd door de voorzitter van de raad van bestuur.

4.De ambtstermijn van de uitvoerend directeur bedraagt vier jaar. Aan het einde van die periode beoordeelt de Commissie, na raadpleging van de andere leden dan de Unie, het functioneren van de uitvoerend directeur en evalueert zij de toekomstige taken en uitdagingen van de Gemeenschappelijke Onderneming.

5.De raad van bestuur van de Gemeenschappelijke Onderneming kan, op voorstel van de Commissie, die rekening houdt met de in lid 4 bedoelde evaluatie, de ambtstermijn van de uitvoerend directeur eenmaal verlengen voor een periode van ten hoogste drie jaar.

6.Een uitvoerend directeur van wie de ambtstermijn is verlengd, mag niet deelnemen aan een andere selectieprocedure voor hetzelfde ambt.

7.Een uitvoerend directeur kan alleen worden ontslagen bij een besluit van de raad van bestuur op voorstel van de Commissie na, in voorkomend geval, raadpleging van de andere leden van de Gemeenschappelijke Onderneming dan de Unie.

Artikel 18

Taken van de uitvoerend directeur

1.De uitvoerend directeur is als hoogste uitvoerende functionaris belast met het dagelijks beheer van de Gemeenschappelijke Onderneming, overeenkomstig de besluiten van de raad van bestuur. Hij of zij verstrekt de raad van bestuur alle informatie die nodig is voor de vervulling van de functies ervan. Onverminderd de respectieve bevoegdheden van de instellingen van de Unie en de raad van bestuur, vraagt noch aanvaardt de uitvoerend directeur instructies van een regering of een ander orgaan.

2.De uitvoerend directeur is de wettelijke vertegenwoordiger van de Gemeenschappelijke Onderneming. Hij of zij legt verantwoording af aan de raad van bestuur van de Gemeenschappelijke Onderneming.

3.De uitvoerend directeur voert de begroting van de Gemeenschappelijke Onderneming uit.

4.De uitvoerend directeur voert de volgende taken uit voor de Gemeenschappelijke Onderneming:

a)zorgen voor een duurzaam en efficiënt beheer van de Gemeenschappelijke Onderneming;

b)de ontwerpjaarbegroting en de personeelsformatie opstellen en ter goedkeuring voorleggen aan de raad van bestuur;

c)het werkprogramma en de overeenkomstige uitgavenramingen voor de Gemeenschappelijke Onderneming opstellen en ter goedkeuring voorleggen aan de raad van bestuur voor de uitvoering van de strategische agenda voor onderzoek en innovatie;

d)de jaarrekening van de Gemeenschappelijke Onderneming voor advies voorleggen aan de raad van bestuur;

e)het geconsolideerde jaarlijkse activiteitenverslag opstellen en ter beoordeling en goedkeuring voorleggen aan de raad van bestuur;

f)de in artikel 11, lid 1, punt a), bedoelde bijdragen monitoren, regelmatig verslag uitbrengen aan de raad van bestuur over de vooruitgang die is geboekt met het oog op de doelstellingen en waar nodig corrigerende maatregelen voorstellen;

g)een formele en regelmatige samenwerking tot stand brengen met de in de strategische agenda voor onderzoek en innovatie genoemde Europese partnerschappen, op een wijze die overeenstemt met de strategische koers van de raad van bestuur;

h)de Gemeenschappelijke Onderneming vertegenwoordigen in vergaderingen die binnen het toepassingsgebied van het beheer van Horizon Europa vallen;

i)de lijst van voor financiering aangewezen acties ter goedkeuring voorleggen aan de raad van bestuur;

j)de aanvragen voor geassocieerd lidmaatschap van de Gemeenschappelijke Onderneming na een openbare oproep tot het indienen van blijken van belangstelling beoordelen en voorstellen voor geassocieerde leden voorleggen aan de raad van bestuur;

k)de andere organen van de Gemeenschappelijke Onderneming regelmatig informeren over alle aangelegenheden die van belang zijn voor hun rol;

l)namens de Gemeenschappelijke Onderneming individuele subsidieovereenkomsten en besluiten ondertekenen;

m)namens de Gemeenschappelijke Onderneming aanbestedingscontracten ondertekenen;

n)het communicatiebeleid van de Gemeenschappelijke Onderneming uitvoeren;

o)de werkzaamheden en het personeel van de Gemeenschappelijke Onderneming binnen de grenzen van de bevoegdheidsdelegatie door de raad van bestuur organiseren, leiden en er toezicht op uitoefenen;

p)een doeltreffend en efficiënt intern controlesysteem instellen, toezien op de werking ervan en elke ingrijpende wijziging melden aan de raad van bestuur;

q)de financiële belangen van de Unie beschermen aan de hand van de toepassing van maatregelen ter voorkoming van fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten door middel van doeltreffende controles en, indien onregelmatigheden worden vastgesteld, door terugvordering van ten onrechte betaalde bedragen en, in voorkomend geval, het opleggen van doeltreffende, evenredige en afschrikkende administratieve en financiële sancties;

r)zorgen voor de uitvoering van risicobeoordelingen en risicobeheer voor de Gemeenschappelijke Onderneming;

s)alle andere maatregelen treffen die nodig zijn voor de beoordeling van de door de Gemeenschappelijke Onderneming gemaakte vorderingen bij de verwezenlijking van haar doelstellingen;

t)een plan opstellen en ter goedkeuring voorleggen aan de raad van bestuur voor de geleidelijke beëindiging van de Horizon Europa-financiering voor de Gemeenschappelijke Onderneming;

u)alle andere taken uitvoeren die hem of haar door de raad van bestuur zijn toevertrouwd of gedelegeerd of op grond van deze verordening moeten worden uitgevoerd;

v)de bevoegdheid hebben om zijn of haar bevoegdheden aan andere personeelsleden te delegeren, met inachtneming van de overeenkomstig artikel 16, lid 4, laatste punt, vast te stellen voorschriften.

5.Op de uitvoerend directeur kunnen ook de in deel II vermelde specifieke regels van toepassing zijn.

6.De uitvoerend directeur zet een programmabureau op voor de uitvoering, onder zijn of haar verantwoordelijkheid, van alle ondersteunende taken van de Gemeenschappelijke Onderneming die voortvloeien uit deze verordening. Het programmabureau bestaat uit het personeel van de Gemeenschappelijke Onderneming en voert met name de volgende taken uit:

a)bijstand verlenen bij het opzetten en beheren van een geschikt boekhoudsysteem in overeenstemming met de financiële regels voor de Gemeenschappelijke Onderneming;

b)de uitvoering van het werkprogramma van de Gemeenschappelijke Onderneming gedurende de uitvoeringscyclus beheren;

c)de leden en de organen van de Gemeenschappelijke Onderneming alle relevante informatie en bijstand verlenen die zij nodig hebben voor het vervullen van hun taken;

d)fungeren als het secretariaat van de organen van de Gemeenschappelijke Onderneming en bijstand verlenen aan de door de raad van bestuur opgerichte adviesgroepen.

AFDELING 3

Adviesorganen

Artikel 19

Wetenschappelijk advies

1.Gemeenschappelijke Ondernemingen winnen onafhankelijk wetenschappelijk advies in door middel van:

a)een wetenschappelijk adviesorgaan, of de leden daarvan, dat door de Gemeenschappelijke Onderneming wordt opgericht overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van deel II en behoudens de bepalingen in dit artikel; en/of

b)ad-hocverzoeken van de raad van bestuur om deskundig advies van buiten de Gemeenschappelijke Onderneming met betrekking tot specifieke kwesties.

In uitzonderlijke en naar behoren gemotiveerde gevallen kan een deel van de wetenschappelijk adviesfunctie worden uitgevoerd door andere leden van de Gemeenschappelijke Onderneming dan de Unie, mits er geen sprake van een belangenconflict is.

2.Het wetenschappelijk adviesorgaan zal over een evenwichtige vertegenwoordiging van deskundigen onder zijn leden beschikken in het kader van de activiteiten van de Gemeenschappelijke Onderneming, ook met het oog op genderevenwicht. Gezamenlijk beschikken de leden van het wetenschappelijk adviesorgaan over de nodige competenties en deskundigheid op technisch gebied om wetenschappelijk onderbouwde aanbevelingen aan de Gemeenschappelijke Onderneming te doen, waarbij rekening wordt gehouden met de sociaal-economische gevolgen van dergelijke aanbevelingen en de doelstellingen van de Gemeenschappelijke Onderneming.

3.De leden van het wetenschappelijk adviesorgaan en de uitgenodigde waarnemers zijn gebonden aan hun beroepsgeheim dat krachtens de Verdragen en de uitvoeringsregels ervan voor alle leden van de instellingen en hun personeel geldt, alsook aan de veiligheidsvoorschriften van de Commissie betreffende de bescherming van gevoelige niet-gerubriceerde informatie en gerubriceerde informatie van de Unie, neergelegd in respectievelijk Besluit (EU, Euratom) 2015/443 39 en Besluit (EU, Euratom) 2015/444 40 van de Commissie.

4.De raad van bestuur stelt de specifieke criteria en selectieprocedure vast voor de samenstelling van het wetenschappelijk adviesorgaan van de Gemeenschappelijke Onderneming en benoemt de leden ervan. In voorkomend geval neemt de raad van bestuur de door de groep van vertegenwoordigers van de staten voorgestelde potentiële kandidaten in overweging.

5.Het wetenschappelijk adviesorgaan kiest zijn voorzitter uit zijn leden.

6.Het wetenschappelijk adviesorgaan komt ten minste tweemaal per jaar bijeen en de voorzitter roept de vergaderingen bijeen. De voorzitter kan andere personen uitnodigen om de vergaderingen als waarnemer bij te wonen. Het wetenschappelijk adviesorgaan stelt zijn reglement van orde vast.

7.Het wetenschappelijk adviesorgaan voert de volgende taken uit:

a)advies uitbrengen over de wetenschappelijke prioriteiten die in de werkprogramma’s aan bod moeten komen, in overeenstemming met de strategische agenda voor onderzoek en innovatie en de strategische planning van Horizon Europa;

b)advies uitbrengen over de in het jaarlijkse activiteitenverslag op te nemen wetenschappelijke prestaties;

c)in het licht van de voortgang van de strategische agenda voor onderzoek en innovatie en de individuele acties, waar nodig corrigerende maatregelen of koerswijzigingen voorstellen aan de raad van bestuur;

d)op verzoek van de raad van bestuur onafhankelijk advies en wetenschappelijke analyse verstrekken over specifieke kwesties, met name met betrekking tot ontwikkelingen in aangrenzende sectoren;

e)voor zover gespecificeerd in deel II, de resultaten van door de Gemeenschappelijke Onderneming gefinancierde acties op het gebied van technologie en innovatie evalueren en verslag uitbrengen aan de raad van bestuur;

f)voor zover gespecificeerd in deel II, deelnemen aan sectorale integratiecomités die speciaal tussen Europese partnerschappen in het kader van Horizon Europa zijn opgericht om synergieën mogelijk te maken;

g)alle andere taken uitvoeren, zoals gespecificeerd in deel II.

8.Na elke vergadering van het wetenschappelijk adviesorgaan legt zijn voorzitter aan de raad van bestuur een verslag voor met de standpunten van het orgaan en zijn leden over de tijdens de vergadering besproken kwesties.

9.Het wetenschappelijk adviesorgaan kan op eigen initiatief de raad van bestuur adviseren om het te raadplegen over specifieke punten die niet onder de in lid 7 genoemde taken vallen.

Artikel 20

Groep van vertegenwoordigers van de staten

1.Behalve in gevallen waarin lidstaten en geassocieerde landen als leden of samenstellende entiteiten van leden aan een Gemeenschappelijke Onderneming deelnemen, richten Gemeenschappelijke Ondernemingen een groep van vertegenwoordigers van de staten op zoals gespecificeerd in deel II, met inachtneming van de bepalingen van dit artikel.

2.De groep van vertegenwoordigers van de staten bestaat uit één vertegenwoordiger en één plaatsvervanger per lidstaat en per geassocieerd land. De groep van vertegenwoordigers van de staten kiest een voorzitter uit haar midden.

3.De groep van vertegenwoordigers van de staten komt ten minste tweemaal per jaar bijeen. De voorzitter roept de vergaderingen bijeen. De voorzitter van de raad van bestuur en de uitvoerend directeur of hun vertegenwoordigers wonen de vergaderingen als waarnemer bij.

4.De vergaderingen van de groep van vertegenwoordigers van de staten kunnen worden geregeld door de relevante specifieke bepalingen van deel II.

5.De voorzitter van de groep van vertegenwoordigers van de staten kan andere personen uitnodigen om de vergaderingen als waarnemers bij te wonen, met name vertegenwoordigers van relevante federale of regionale autoriteiten binnen de Unie, vertegenwoordigers van kmo-organisaties en vertegenwoordigers van andere organen van de Gemeenschappelijke Onderneming.

6.De agenda van de vergaderingen van de groep van vertegenwoordigers van de staten wordt lang genoeg van tevoren verspreid om te zorgen voor een passende vertegenwoordiging van elke lidstaat en elk geassocieerd land. De agenda wordt tevens ter kennisgeving aan de raad van bestuur toegezonden.

7.De groep van vertegenwoordigers van de staten wordt geraadpleegd en onderzoekt met name informatie en brengt advies uit over de volgende zaken:

a)de voortgang van het programma van de Gemeenschappelijke Onderneming en de verwezenlijking van haar doelstellingen als onderdeel van Horizon Europa, met inbegrip van informatie over oproepen tot het indienen van voorstellen en het beoordelingsproces van voorstellen;

b)de actualisering van de strategische koers in overeenstemming met de strategische planning van Horizon Europa en met andere financieringsinstrumenten van de Unie en de lidstaten;

c)koppelingen met Horizon Europa en andere Unie-, nationale en, in voorkomend geval, regionale initiatieven, met inbegrip van middelen van het cohesiebeleid in overeenstemming met strategieën voor slimme specialisatie;

d)werkprogramma’s;

e)betrokkenheid van kmo’s.

8.In voorkomend geval brengt de groep van vertegenwoordigers van de staten ook regelmatig verslag uit aan de raad van bestuur en treedt zij op als contactpunt met de Gemeenschappelijke Onderneming in verband met de volgende zaken:

a)de status van relevante nationale of regionale onderzoeks- en innovatieprogramma’s en het in kaart brengen van mogelijke samenwerkingsgebieden, met inbegrip van concrete maatregelen die zijn genomen of worden overwogen voor de uitrol van relevante technologieën en innovatieve oplossingen;

b)specifieke maatregelen op nationaal of regionaal niveau met betrekking tot evenementen waarop informatie wordt verspreid, gerichte technische workshops en activiteiten op het gebied van communicatie;

c)specifieke maatregelen op nationaal of regionaal niveau voor de ontplooiing van activiteiten met betrekking tot elk respectief initiatief;

d)nationale of regionale beleidslijnen en initiatieven om complementariteit te waarborgen in het kader van de strategische agenda voor onderzoek en innovatie en de jaarlijkse werkprogramma’s van de Gemeenschappelijke Onderneming.

9.De groep van vertegenwoordigers van de staten dient aan het einde van elk kalenderjaar een verslag in waarin het nationale of regionale beleid in het kader van de Gemeenschappelijke Onderneming wordt beschreven en specifieke manieren van samenwerking met de door de Gemeenschappelijke Onderneming gefinancierde acties worden vastgesteld.

10.De groep van vertegenwoordigers van de staten kan op eigen initiatief aanbevelingen of voorstellen doen aan de raad van bestuur over technische, bestuurlijke en financiële zaken, alsook over werkprogramma’s en andere documenten, met name wanneer deze zaken gevolgen hebben voor nationale of regionale belangen.

De raden van bestuur stellen de groep van vertegenwoordigers van de staten onverwijld in kennis van het gevolg dat zij aan die aanbevelingen of voorstellen hebben gegeven, of geven aan waarom zij daaraan geen gevolg hebben gegeven.

11.De groep van vertegenwoordigers van de staten ontvangt regelmatig informatie over onder meer de deelname aan door de Gemeenschappelijke Onderneming gefinancierde acties onder contract, over het resultaat van elke oproep tot het indienen van voorstellen en over de uitvoering van projecten, over synergieën met andere relevante programma’s van de Unie en over de uitvoering van de begroting van de Gemeenschappelijke Onderneming.

12.De groep van vertegenwoordigers van de staten stelt haar reglement van orde vast.

13.Een of meer Gemeenschappelijke Ondernemingen kunnen een gezamenlijke groep van vertegenwoordigers van de staten oprichten overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van deel II.

Artikel 21

Groep van belanghebbenden

1.Gemeenschappelijke Ondernemingen kunnen een groep van belanghebbenden oprichten in overeenstemming met de desbetreffende bepalingen van deel II en met inachtneming van de bepalingen van dit artikel.

2.De groep van belanghebbenden staat open voor alle publieke en particuliere belanghebbenden, met inbegrip van georganiseerde groepen die actief zijn op het gebied van de Gemeenschappelijke Onderneming, internationale belangengroepen uit lidstaten, geassocieerde landen en andere landen.

3.De groep van belanghebbenden wordt regelmatig in kennis gesteld van de activiteiten van de Gemeenschappelijke Onderneming en wordt uitgenodigd om opmerkingen te maken over de geplande initiatieven van de Gemeenschappelijke Onderneming.

4.De vergaderingen van de groep van belanghebbenden worden bijeengeroepen door de uitvoerend directeur.

5.De uitvoerend directeur kan de raad van bestuur adviseren om de groep van belanghebbenden te raadplegen over specifieke kwesties. Indien een dergelijke raadpleging plaatsvindt, wordt na de desbetreffende bespreking door de groep van belanghebbenden een verslag aan de raad van bestuur voorgelegd.

HOOFDSTUK 4

Financiële en operationele bepalingen

AFDELING 1

Algemene bepalingen

Artikel 22

Regels die van toepassing zijn op de door de Gemeenschappelijke Ondernemingen gefinancierde activiteiten

1.De Horizon Europa-verordening is van toepassing op de acties die door de Gemeenschappelijke Ondernemingen in het kader van Horizon Europa worden gefinancierd. Overeenkomstig die verordening wordt elke Gemeenschappelijke Onderneming beschouwd als een financieringsorgaan en verleent zij financiële steun aan acties onder contract overeenkomstig [artikel 5] van die verordening.

2.Op acties die door de Gemeenschappelijke Ondernemingen in het kader van Horizon Europa worden gefinancierd, kunnen ook specifieke bepalingen van deel II van toepassing zijn.

3.In afwijking van [artikel 36, lid 4, punt a),] van de Horizon Europa-verordening is het recht om bezwaar te maken ook van toepassing op deelnemers die resultaten genereren maar geen financiering van een Gemeenschappelijke Onderneming hebben ontvangen.

Artikel 23

Operationele en financiële planning

1.De uitvoerend directeur legt de raad van bestuur ter goedkeuring een ontwerp van het werkprogramma voor.

2.Het werkprogramma wordt vastgesteld vóór het einde van het jaar dat voorafgaat aan de uitvoering ervan. Het werkprogramma wordt bekendgemaakt op de website van de Gemeenschappelijke Onderneming en wordt voor ondersteuning van de coördinatie met de algemene strategie van Horizon Europa ter informatie gedeeld met het programmacomité van de desbetreffende clusters.

3.De uitvoerend directeur stelt de jaarlijkse ontwerpbegroting voor het volgende jaar op en legt deze ter goedkeuring voor aan de raad van bestuur.

4.De jaarlijkse begroting voor een bepaald jaar wordt door de raad van bestuur vastgesteld vóór het einde van het jaar dat voorafgaat aan de uitvoering ervan.

5.De jaarlijkse begroting wordt aangepast op grond van de omvang van de financiële bijdrage van de Unie zoals vastgelegd in de begroting van de Unie.

Artikel 24

Operationele en financiële verslaglegging

1.De uitvoerend directeur verstrekt de raad van bestuur een geconsolideerd jaarlijks activiteitenverslag over de uitvoering van zijn of haar taken overeenkomstig de financiële regels van de Gemeenschappelijke Onderneming.

2.Het geconsolideerde jaarlijkse activiteitenverslag bevat onder meer informatie over de volgende punten:

a)onderzoek, innovatie en andere uitgevoerde acties en de bijbehorende uitgaven;

b)de ingediende voorstellen, met inbegrip van een uitsplitsing per type deelnemer (waaronder kmo’s) en per land;

c)de voor financiering aangewezen acties onder contract, met inbegrip van een uitsplitsing per type deelnemer (waaronder kmo’s) en per land, met vermelding van de bijdrage van de respectieve Gemeenschappelijke Onderneming aan de individuele deelnemers en acties;

d)de door de andere leden dan de Unie verrichte aanvullende activiteiten;

e)de samenwerking met andere Europese partnerschappen, met inbegrip van gezamenlijke oproepen, en synergieën tussen de acties van de Gemeenschappelijke Onderneming en nationale of regionale initiatieven en beleidsmaatregelen.

3.De rekenplichtige van de Gemeenschappelijke Onderneming zendt de voorlopige rekeningen toe aan de rekenplichtige van de Commissie en aan de Rekenkamer overeenkomstig de financiële regels van de Gemeenschappelijke Onderneming.

4.De uitvoerend directeur zendt het verslag over het budgettair en financieel beheer toe aan het Europees Parlement, de Raad en de Rekenkamer overeenkomstig de financiële regels van de Gemeenschappelijke Onderneming.

5.De kwijtingsprocedure wordt uitgevoerd overeenkomstig de financiële regels van de Gemeenschappelijke Onderneming.

AFDELING 2

Financiële bepalingen

Artikel 25

Financiële regels

1.De Gemeenschappelijke Ondernemingen stellen hun financiële regels vast overeenkomstig artikel 71 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046.

2.De financiële regels worden bekendgemaakt op de website van de respectieve Gemeenschappelijke Onderneming.

Artikel 26

Financieringsbronnen

1.Elke Gemeenschappelijke Onderneming wordt gezamenlijk gefinancierd door de Unie, de andere leden dan de Unie en de bijdragende partners door middel van financiële bijdragen en bijdragen in natura aan operationele activiteiten.

2.De andere leden dan de Unie komen overeen hoe zij hun collectieve bijdrage onderling verdelen overeenkomstig de financiële regels van de Gemeenschappelijke Onderneming.

3.De operationele kosten van een Gemeenschappelijke Onderneming worden gedekt door:

a)een financiële bijdrage van de Unie;

b)financiële bijdragen van de particuliere leden, hun samenstellende of verbonden entiteiten, de bijdragende partners of een internationale organisatie die lid is van een Gemeenschappelijke Onderneming;

c)financiële bijdragen van de deelnemende staten;

d)bijdragen in natura als gedefinieerd in artikel 2, lid 8.

4.De middelen van een Gemeenschappelijke Onderneming die in haar begroting worden opgenomen, bestaan uit de volgende bijdragen:

a)de financiële bijdragen van de leden aan de administratieve kosten van de Gemeenschappelijke Onderneming, op jaarbasis gelijkelijk verdeeld over de Unie en de andere leden dan de Unie, tenzij anders bepaald vanwege de specifieke aard van het lidmaatschap van een Gemeenschappelijke Onderneming;

b)de financiële bijdragen van leden of bijdragende partners aan de operationele kosten van de Gemeenschappelijke Onderneming;

c)alle door de Gemeenschappelijke Onderneming gegenereerde inkomsten;

d)alle andere financiële bijdragen, middelen en inkomsten.

Eventuele renteopbrengsten die voortkomen uit de bijdragen zoals bedoeld in lid 4, gelden als inkomsten.

5.Niet-gebruikte delen van de bijdrage aan administratieve kosten kunnen worden gebruikt om de operationele kosten van de betrokken Gemeenschappelijke Onderneming te dekken.

6.Wanneer een ander lid van de Gemeenschappelijke Onderneming dan de Unie zijn verplichting met betrekking tot zijn bijdrage niet nakomt, stelt de uitvoerend directeur hem daarvan schriftelijk in kennis en stelt hij een redelijke termijn vast waarbinnen de niet-nakoming moet worden verholpen. Indien het andere lid dan de Unie in kwestie na het verstrijken van die termijn nog steeds in gebreke blijft, deelt de uitvoerend directeur de Commissie met het oog op mogelijke maatregelen en het betrokken lid mee dat het lid zijn stemrecht in de raad van bestuur verliest overeenkomstig artikel 11, lid 9.

7.De middelen van de Gemeenschappelijke Onderneming en haar activiteiten worden ingezet voor de verwezenlijking van haar doelstellingen en taken als omschreven in de artikelen 4, 5, 44, 45, 55, 56, 71, 72, 83, 84, 97, 98, 113, 114, 124, 125, 142, 143, 159 en 160.

8.De Gemeenschappelijke Onderneming is eigenaar van alle activa die door haar worden gegenereerd of aan haar worden overgedragen met het oog op de verwezenlijking van haar doelstellingen en taken als omschreven in de artikelen 4, 5, 44, 45, 55, 56, 71, 72, 83, 84, 97, 98, 113, 114, 124, 125, 142, 143, 159 en 160.

9.Behoudens in geval van ontbinding van de Gemeenschappelijke Onderneming, worden de inkomsten, voor zover zij de uitgaven overschrijden, niet aan de leden van de Gemeenschappelijke Onderneming uitbetaald, tenzij de raad van bestuur anders beslist.

Artikel 27

Financiële verbintenissen

1.De financiële verbintenissen van een Gemeenschappelijke Onderneming mogen het bedrag van de beschikbare of door haar leden en bijdragende partners voor haar begroting vastgelegde financiële middelen niet overschrijden.

2.De vastleggingen in de begroting van de in artikel 3, lid 1, punten b), d) en h), bedoelde Gemeenschappelijke Ondernemingen mogen in jaarlijkse tranches worden verdeeld. Tot en met 31 december 2024 mag het cumulatieve bedrag van deze vastleggingen in de begroting in tranches niet hoger zijn dan 50 % van de maximale bijdrage van de Unie als vastgesteld in artikel 10. Vanaf januari 2025 wordt ten minste 20 % van de cumulatieve begroting voor de resterende jaren niet gedekt door jaarlijkse tranches.

Artikel 28

Bescherming van de financiële belangen van de leden

1.De Gemeenschappelijke Onderneming verleent het personeel van de Commissie en andere door de betrokken Gemeenschappelijke Onderneming of de Commissie gemachtigde personen, alsmede de Rekenkamer, toegang tot haar terreinen en gebouwen en tot alle informatie, ook in elektronische vorm, die nodig is voor het uitvoeren van hun controles.

2.Het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) kan overeenkomstig de bepalingen en procedures van Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 41 van de Raad en Verordening (EG, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad 42 onderzoeken uitvoeren, waaronder controles en inspecties ter plaatse, om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad in verband met een overeenkomst, een besluit of een contract dat krachtens deze verordening wordt gefinancierd.

3.Het Europees Openbaar Ministerie (EOM) kan overeenkomstig de bepalingen en procedures van Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad 43 onderzoeken uitvoeren om vast te stellen of er sprake is van strafbare feiten die de financiële belangen van de Unie schaden, zoals bepaald in artikel 4 van die verordening.

4.Onverminderd de leden 1 tot en met 3 worden in contracten, overeenkomsten en besluiten die voortvloeien uit de uitvoering van deze verordening bepalingen opgenomen waardoor de Commissie, de betrokken Gemeenschappelijke Onderneming, de Rekenkamer, het EOM en OLAF uitdrukkelijk gemachtigd zijn tot het uitvoeren van dergelijke controles, inspecties ter plaatse en onderzoeken, overeenkomstig hun respectieve bevoegdheden.

5.Elke Gemeenschappelijke Onderneming zorgt ervoor, door het uitvoeren of laten uitvoeren van de nodige interne en externe controles, dat de financiële belangen van haar leden op passende wijze worden beschermd.

6.Elke Gemeenschappelijke Onderneming treedt toe tot het Interinstitutioneel Akkoord van 25 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de interne onderzoeken verricht door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) 44 . Elke Gemeenschappelijke Onderneming neemt de nodige maatregelen om interne onderzoeken door OLAF te vergemakkelijken.

Artikel 29

Controles achteraf

Controles van uitgaven voor acties onder contract worden uitgevoerd overeenkomstig [artikel 48] van de Horizon Europa-verordening als onderdeel van de acties onder contract van Horizon Europa, met name in overeenstemming met de in [artikel 48, lid 2,] van die verordening bedoelde auditstrategie.

Artikel 30

Interne controle

1.De intern controleur van de Commissie oefent ten aanzien van de Gemeenschappelijke Ondernemingen dezelfde bevoegdheden uit als ten aanzien van de Commissie.

2.De raad van bestuur kan een interne auditcapaciteit instellen overeenkomstig de financiële regels van de betrokken Gemeenschappelijke Onderneming.

AFDELING 3

Operationele bepalingen

Artikel 31

Vertrouwelijkheid

Onverminderd de artikelen 32 en 34 beschermt elke Gemeenschappelijke Onderneming vertrouwelijke informatie waarvan openbaarmaking buiten de instellingen van de Unie en andere organen of instanties van de Unie de belangen van haar leden of die van deelnemers aan de activiteiten van de respectieve Gemeenschappelijke Onderneming zou kunnen schaden. Dergelijke vertrouwelijke informatie omvat, maar is niet beperkt tot, persoonlijke, commerciële, gevoelige, niet-gerubriceerde en gerubriceerde informatie.

Artikel 32

Transparantie

Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad 45 is van toepassing op de documenten die in het bezit zijn van een Gemeenschappelijke Onderneming.

Artikel 33

Verwerking van persoonsgegevens

Wanneer voor de uitvoering van deze verordening de verwerking van persoonsgegevens is vereist, worden deze verwerkt overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad 46 .

Artikel 34

 Toegang tot resultaten en informatie over voorstellen

1.De Gemeenschappelijke Onderneming verleent de instellingen, organen en instanties van de Unie toegang tot alle informatie met betrekking tot de acties onder contract die zij financiert. Deze informatie omvat de resultaten van de begunstigden die deelnemen aan acties onder contract van de Gemeenschappelijke Onderneming of alle andere informatie die nodig wordt geacht voor de ontwikkeling, de uitvoering, het toezicht en de evaluatie van het beleid of de programma’s van de Unie. Deze toegangsrechten hebben enkel betrekking op niet-commercieel en niet-competitief gebruik en voldoen aan de geldende vertrouwelijkheidsregels.

2.Met het oog op de ontwikkeling, de uitvoering, het toezicht en de evaluatie van het beleid of de programma’s van de Unie verstrekt de Gemeenschappelijke Onderneming de informatie in ingediende voorstellen aan de Commissie.

HOOFDSTUK 5

Personeel en aansprakelijkheid

AFDELING 1

Personeel, voorrechten en immuniteiten

Artikel 35

Personeel

1.Het statuut van de ambtenaren en de RAP, vastgesteld bij Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 van de Raad, en de regels die gezamenlijk door de instellingen van de Unie zijn vastgesteld ter uitvoering van het statuut en de RAP, zijn van toepassing op het personeel van de Gemeenschappelijke Ondernemingen.

2.De personele middelen worden bepaald in de personeelsformatie van elke Gemeenschappelijke Onderneming, waarin het aantal tijdelijke aanstellingen per functiegroep en per rang alsmede het aantal arbeidscontractanten wordt vermeld, uitgedrukt in voltijdequivalenten, in overeenstemming de jaarbegroting van de Gemeenschappelijke Onderneming.

3.Het personeel van de Gemeenschappelijke Onderneming bestaat uit tijdelijke functionarissen en arbeidscontractanten.

4.Alle personeelskosten komen ten laste van de Gemeenschappelijke Onderneming.

Artikel 36

Gedetacheerde nationale deskundigen en stagiairs

1.Een Gemeenschappelijke Onderneming kan gedetacheerde nationale deskundigen en stagiairs inzetten die niet rechtstreeks bij haar in dienst zijn. Het aantal gedetacheerde nationale deskundigen uitgedrukt in voltijdequivalenten wordt toegevoegd aan de in artikel 35, lid 2, bedoelde informatie over de personele middelen overeenkomstig de jaarlijkse begroting van de betrokken Gemeenschappelijke Onderneming.

2.De raad van bestuur van de betrokken Gemeenschappelijke Onderneming stelt bij besluit de regels vast voor detachering van nationale deskundigen bij de respectieve Gemeenschappelijke Onderneming en voor de inzet van stagiairs.

Artikel 37

Voorrechten en immuniteiten

Het Protocol nr. 7 betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, is van toepassing op de Gemeenschappelijke Ondernemingen en hun personeel.

AFDELING 2

Aansprakelijkheid

Artikel 38

Aansprakelijkheid van de Gemeenschappelijke Ondernemingen

1.De contractuele aansprakelijkheid van een Gemeenschappelijke Onderneming wordt geregeld door de toepasselijke contractuele bepalingen en door het recht dat van toepassing is op de overeenkomst, het besluit of het contract in kwestie.

2.Wanneer de aansprakelijkheid van niet-contractuele aard is, vergoedt een Gemeenschappelijke Onderneming, overeenkomstig de algemene beginselen die de wetgevingen van de lidstaten gemeen hebben, alle schade die door haar personeelsleden bij de uitoefening van hun taken is veroorzaakt.

3.Elke betaling door een Gemeenschappelijke Onderneming in verband met de in de leden 1 en 2 bedoelde aansprakelijkheid en de daarmee verband houdende kosten en uitgaven worden beschouwd als uitgaven van de Gemeenschappelijke Onderneming en worden door haar middelen gedekt.

4.De Gemeenschappelijke Ondernemingen zijn als enige verantwoordelijk voor het nakomen van hun verplichtingen.

Artikel 39

Aansprakelijkheid van leden en verzekering

1.De financiële aansprakelijkheid van de leden van een Gemeenschappelijke Onderneming voor haar schulden is beperkt tot hun financiële bijdragen aan de Gemeenschappelijke Onderneming.

2.De Gemeenschappelijke Ondernemingen sluiten een passende verzekering af en houden deze in stand.

Artikel 40

Belangenconflicten

1.De Gemeenschappelijke Onderneming, haar organen en haar personeel vermijden elk belangenconflict bij de uitvoering van hun activiteiten.

2.De raad van bestuur stelt regels vast voor het voorkomen en beheersen van belangenconflicten met betrekking tot het personeel van de Gemeenschappelijke Onderneming, de leden en andere personen die zitting hebben in de raad van bestuur en in de andere organen of groepen van de Gemeenschappelijke Onderneming, overeenkomstig de financiële regels van de Gemeenschappelijke Onderneming en overeenkomstig het statuut met betrekking tot het personeel.

HOOFDSTUK 6

Geschillenbeslechting

Artikel 41

Bevoegdheid van het Hof van Justitie en toepasselijke wetgeving

1.Het Hof van Justitie van de Europese Unie is bevoegd om uitspraak te doen:

a)ingevolge alle arbitragebedingen in door een Gemeenschappelijke Onderneming gesloten overeenkomsten of contracten of in haar besluiten;

b)in geschillen over vergoeding van schade die door personeelsleden van de Gemeenschappelijke Onderneming is veroorzaakt bij de uitoefening van hun taken;

c)in elk geschil tussen de Gemeenschappelijke Onderneming en haar personeel, binnen de grenzen en onder de voorwaarden die zijn vastgelegd in het statuut en de RAP.

2.Op alle aangelegenheden die niet bij deze verordening of bij andere rechtshandelingen van de Unie zijn geregeld, is het recht van de staat waar de zetel van de Gemeenschappelijke Onderneming zich bevindt, van toepassing.

Artikel 42

Indiening van klachten bij de ombudsman

Tegen besluiten van een Gemeenschappelijke Onderneming ter uitvoering van deze verordening kan een klacht bij de Ombudsman worden ingediend overeenkomstig artikel 238 van het Verdrag.

HOOFDSTUK 7

Ontbinding

Artikel 43

Ontbinding

1.Gemeenschappelijke Ondernemingen worden ontbonden aan het einde van de in artikel 3 vastgelegde periode.

2.Naast hetgeen bepaald is in lid 1 wordt de ontbindingsprocedure van een Gemeenschappelijke Onderneming automatisch ingeleid wanneer de Unie of alle andere leden dan de Unie zich terugtrekken uit de Gemeenschappelijke Onderneming.

3.Voor de uitvoering van de ontbindingsprocedure van een Gemeenschappelijke Onderneming benoemt de raad van bestuur een of meer vereffenaars, die handelen volgens de door de raad van bestuur verstrekte instructies.

4.Tijdens de ontbindingsprocedure worden de activa van de Gemeenschappelijke Onderneming gebruikt om te voldoen aan haar verplichtingen en voor de uitgaven in verband met haar ontbinding. Een eventueel overschot wordt op het moment van de ontbinding verdeeld over de leden van de Gemeenschappelijke Onderneming in verhouding tot hun financiële bijdrage aan de Gemeenschappelijke Onderneming. Een eventueel overschot dat de Unie toevalt, wordt teruggeboekt naar de algemene begroting van de Unie.

5.Er wordt een ad-hocprocedure ingesteld om te zorgen voor een passende afwikkeling van alle door de ontbonden Gemeenschappelijke Onderneming gesloten overeenkomsten of genomen besluiten, alsook van alle aanbestedingscontracten waarvan de looptijd langer is dan die van de Gemeenschappelijke Onderneming.

DEEL II

SPECIFIEKE BEPALINGEN VOOR DE AFZONDERLIJKE GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMINGEN

TITEL I

GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMING “EEN CIRCULAIR BIOGEBASEERD EUROPA”

Artikel 44

Aanvullende doelstellingen van de Gemeenschappelijke Onderneming “Een circulair biogebaseerd Europa”

1.Naast de in de artikelen 4 en 5 genoemde doelstellingen heeft de Gemeenschappelijke Onderneming “Een circulair biogebaseerd Europa” ook de volgende algemene doelstellingen:

a)het innovatieproces en de ontwikkeling van biogebaseerde innovatieve oplossingen versnellen;

b)de marktintroductie van de bestaande ontwikkelde en innovatieve biogebaseerde oplossingen versnellen;

c)zorgen voor hoge milieuprestaties van biogebaseerde industriële systemen.

2.De Gemeenschappelijke Onderneming “Een circulair biogebaseerd Europa” heeft daarnaast de volgende specifieke doelstellingen:

a)disciplineoverschrijdende onderzoeks- en innovatieactiviteiten intensiveren om voordeel te trekken uit de vooruitgang op het gebied van de biowetenschappen en andere wetenschappelijke disciplines voor de ontwikkeling en demonstratie van duurzame biogebaseerde oplossingen;

b)de onderzoeks- en innovatiecapaciteit van belanghebbenden in de hele Unie vergroten en integreren om het potentieel van de lokale bio-economie te benutten;

c)de onderzoeks- en innovatiecapaciteit voor het aanpakken van uitdagingen op milieugebied en de ontwikkeling van duurzamere biogebaseerde innovaties vergroten;

d)de integratie van biogebaseerde onderzoeks- en innovatieprocessen in de industriële waardeketens van de Unie versterken;

e)onderzoeks- en innovatie-investeringen in biogebaseerde bedrijven en projecten minder risicovol maken;

f)waarborgen dat bij de ontwikkeling en uitvoering van biogebaseerde onderzoeks- en innovatieprojecten rekening wordt gehouden met milieuoverwegingen.

Artikel 45

Aanvullende taken van de Gemeenschappelijke Onderneming “Een circulair biogebaseerd Europa”

Naast de in artikel 5 beschreven taken voert de Gemeenschappelijke Onderneming “Een circulair biogebaseerd Europa” de volgende taken uit:

a)ervoor zorgen dat de doelstellingen van de Gemeenschappelijke Onderneming “Een circulair biogebaseerd Europa” worden bereikt door het programmeren van de onderzoeks- en innovatieactiviteiten van publieke en particuliere leden;

b)publieke en particuliere financiering bijeenbrengen voor onderzoeks- en innovatieactiviteiten van de Gemeenschappelijke Onderneming “Een circulair biogebaseerd Europa”;

c)multidisciplinaire onderzoeks- en innovatieprojecten met een grote impact ondersteunen die de industriële innovatie in de biogebaseerde industrie verhogen om de doelstellingen van de Gemeenschappelijke Onderneming te verwezenlijken;

d)de onderzoeks- en innovatieactiviteiten van de Gemeenschappelijke Onderneming “Een circulair biogebaseerd Europa” in de hele innovatieketen, van lage tot hoge niveaus van technologische paraatheid, intensiveren;

e)actoren op het gebied van onderzoek en innovatie uit plattelands-, kust- en stedelijke gebieden en regio’s met onbenutte mogelijkheden voor de ontwikkeling van biogebaseerde industrieën mobiliseren en bijeenbrengen om samenwerkingen bij projectactiviteiten tot stand te brengen;

f)ervoor zorgen dat de onderzoeks- en innovatieactiviteiten in het kader van de Gemeenschappelijke Onderneming “Een circulair biogebaseerd Europa” gericht zijn op kwesties van algemeen belang, met name op het gebied van milieu- en klimaatprestaties van de biogebaseerde industrie, zowel voor het verkrijgen van een inzicht in de relevante problemen als voor het ontwikkelen van oplossingen daarvoor;

g)de communicatie en samenwerking tussen actoren op het gebied van onderzoek en innovatie en belanghebbenden uit de industrie in het kader van de Gemeenschappelijke Onderneming “Een circulair biogebaseerd Europa” bevorderen om het bewustzijn over snel evoluerende kennis en technologie te vergroten, sectoroverschrijdende samenwerking te vergemakkelijken en de marktintroductie van innovatieve biogebaseerde oplossingen te bevorderen;

h)nationale en regionale autoriteiten mobiliseren die in staat zijn gunstigere voorwaarden te creëren voor de marktintroductie van biogebaseerde innovaties;

i)wetenschappelijk doorwrochte duurzaamheidscriteria en prestatiebenchmarks vaststellen, deze toepassen en monitoren in alle onderzoeks- en innovatieactiviteiten van de Gemeenschappelijke Onderneming “Een circulair biogebaseerd Europa” en deze ook buiten het initiatief in de biogebaseerde industrie bevorderen;

j)innovatieve biogebaseerde oplossingen bij beleidsmakers, het bedrijfsleven, ngo’s en consumenten in het algemeen bekendmaken en bevorderen.

Artikel 46

Leden

De leden van de Gemeenschappelijke Onderneming “Een circulair biogebaseerd Europa” zijn:

a)de Unie, vertegenwoordigd door de Commissie;

b)het Bio-based Industries Consortium, een non-profitorganisatie naar Belgisch recht, met permanente vestiging in Brussel, België, na kennisgeving van zijn besluit om onvoorwaardelijk toe te treden tot de Gemeenschappelijke Onderneming “Een circulair biogebaseerd Europa” door middel van een verbintenisbrief;

c)de overeenkomstig artikel 7 geselecteerde geassocieerde leden, onder voorbehoud van een besluit van de raad van bestuur.

Artikel 47

Financiële bijdrage van de Unie

De financiële bijdrage van de Unie uit het programma Horizon Europa, met inbegrip van EVA-kredieten, aan de administratieve en operationele kosten van de Gemeenschappelijke Onderneming “Een circulair biogebaseerd Europa” bedraagt tot 1 000 000 000 EUR, waarvan maximaal 23 500 000 EUR bestemd is voor administratieve kosten. De bijdrage van de Unie kan worden verhoogd met bijdragen van derde landen, indien deze laatste beschikbaar zijn.

Artikel 48

Bijdragen van andere leden dan de Unie

1.De andere leden van de Gemeenschappelijke Onderneming “Een circulair biogebaseerd Europa” dan de Unie dragen gedurende de in artikel 3 bedoelde periode in totaal ten minste 1 000 000 000 EUR bij, of zorgen ervoor dat hun samenstellende of verbonden entiteiten deze bijdrage verstrekken, waarvan maximaal 23 500 000 EUR voor administratieve kosten.

2.De in lid 1 bedoelde bijdrage bestaat uit bijdragen aan de Gemeenschappelijke Onderneming “Een circulair biogebaseerd Europa” overeenkomstig artikel 11, lid 1.

Artikel 49

Toepassingsgebied van de aanvullende activiteiten

1.Onverminderd de beslissingsbevoegdheid van de raad van bestuur overeenkomstig artikel 16, lid 2, punt l), en binnen het toepassingsgebied van artikel 2, lid 9, en artikel 2, lid 10, dient het Bio-based Industries Consortium of zijn samenstellende of verbonden entiteiten elk jaar een voorstel in voor de aanvullende activiteiten. De aanvullende activiteiten zijn die welke rechtstreeks verband houden met projecten en activiteiten van de Gemeenschappelijke Onderneming “Een circulair biogebaseerd Europa”, waaronder met name:

a)investeringen in nieuwe voorzieningen die een demonstratie van een nieuwe waardeketen zijn, met inbegrip van investeringen in duurzame uitrusting, instrumenten en bijbehorende infrastructuur, met name in verband met de toepassing op regionaal niveau en de duurzaamheidscontrole daarvan;

b)investeringen in een nieuw en innovatief productiebedrijf of vlaggenschip;

c)investeringen in nieuw onderzoek en innovatie en verantwoorde infrastructuur, met inbegrip van faciliteiten, instrumenten, duurzame uitrusting of proefinstallaties (onderzoekscentra);

d)normalisatiewerkzaamheden;

e)activiteiten op het gebied van communicatie, verspreiding en bewustmaking.

2.De investeringen die rechtstreeks verband houden met projecten zijn met name:

a)niet-subsidiabele investeringen die nodig zijn voor de uitvoering van een project van de Gemeenschappelijke Onderneming “Een circulair biogebaseerd Europa” gedurende de looptijd van dat project;

b)investeringen die gelijktijdig met een project van de Gemeenschappelijke Onderneming “Een circulair biogebaseerd Europa” worden gedaan, die de resultaten van het project aanvullen en het op een hoger niveau van technologische paraatheid brengen;

c)investeringen die nodig zijn voor de toepassing van de resultaten van een project van de Gemeenschappelijke Onderneming “Een circulair biogebaseerd Europa” na de afsluiting van het project tot aan de ontbinding van de Gemeenschappelijke Onderneming “Een circulair biogebaseerd Europa”. In gemotiveerde gevallen kan rekening worden gehouden met investeringen in verband met de toepassing van de resultaten van projecten van het voorgaande partnerschap (Gemeenschappelijke Onderneming BBI).

Artikel 50

Organen van de Gemeenschappelijke Onderneming “Een circulair biogebaseerd Europa”

De organen van de Gemeenschappelijke Onderneming “Een circulair biogebaseerd Europa” zijn:

a)de raad van bestuur;

b)de uitvoerend directeur;

c)het wetenschappelijk comité;

d)de groep van vertegenwoordigers van de staten;

e)de uitrolgroepen.

Artikel 51

Samenstelling van de raad van bestuur

De raad van bestuur is als volgt samengesteld:

a)vijf vertegenwoordigers van de Commissie namens de Unie, en

b)vijf vertegenwoordigers van de andere leden dan de Unie, waarvan er ten minste één de kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) moet vertegenwoordigen.

Artikel 52

Werking van de raad van bestuur

1.De andere leden dan de Unie bezitten gezamenlijk 50 % van de stemmen.

2.De raad van bestuur kiest zijn voorzitter voor een periode van twee jaar.

3.De raad van bestuur houdt viermaal per jaar zijn gewone vergaderingen.

4.Naast de in lid 3 bedoelde vergaderingen houdt de raad van bestuur ook ten minste eenmaal per jaar een strategische vergadering met als hoofddoel de uitdagingen en kansen voor een duurzame biogebaseerde industrie in kaart te brengen en te voorzien in een verdere strategische koers voor de Gemeenschappelijke Onderneming “Een circulair biogebaseerd Europa”.

5.Voor de strategische vergadering worden andere leidinggevende directieleden of functionarissen met beslissingsbevoegdheid van toonaangevende Europese biogebaseerde bedrijven en van de Commissie uitgenodigd. De voorzitters van de groep van vertegenwoordigers van de staten, het wetenschappelijk comité en de uitrolgroepen kunnen als waarnemers worden uitgenodigd.

Artikel 53

Het wetenschappelijk comité

1.Het wetenschappelijk comité is het wetenschappelijk adviesorgaan van de Gemeenschappelijke Onderneming “Een circulair biogebaseerd Europa” als bedoeld in artikel 19, lid 1.

2.Het wetenschappelijk comité mag niet meer dan 15 permanente leden hebben.

3.De voorzitter van het wetenschappelijk comité wordt gekozen voor een periode van twee jaar.

4.Het wetenschappelijk comité richt een taskforce op, die bestaat uit leden die de juiste profielen hebben om ervoor te zorgen dat voldoende aandacht wordt besteed aan alle duurzaamheidsaspecten van het werkprogramma. Waar mogelijk omvat het advies van het wetenschappelijk comité inzake het werkprogramma aspecten die verband houden met circulariteit, milieuduurzaamheid, behoud en vergroting van de biodiversiteit, alsook bredere aspecten van duurzaamheid van de biogebaseerde systemen en desbetreffende waardeketens.

5.Het wetenschappelijk comité kan op eigen initiatief of op verzoek van de raad van bestuur en andere organen van de Gemeenschappelijke Onderneming “Een circulair biogebaseerd Europa” advies uitbrengen.

Artikel 54

De uitrolgroepen

1.Overeenkomstig artikel 21 worden een of meer uitrolgroepen opgericht. De uitrolgroepen hebben tot taak de raad van bestuur te adviseren over kwesties die van cruciaal belang zijn voor de marktintroductie van biogebaseerde innovatie en de toepassing van duurzame biogebaseerde oplossingen te bevorderen.

2.De uitrolgroepen zijn zo samengesteld dat een passende thematische focus en representativiteit van de belanghebbenden op het gebied van biogebaseerde innovatie is verzekerd. Andere belanghebbenden dan de leden van het Bio-Based Industry Consortium, zijn samenstellende entiteiten of zijn verbonden entiteiten, kunnen belangstelling tonen in toetreding tot een uitrolgroep. De raad van bestuur stelt de beoogde omvang en samenstelling van de uitrolgroepen, de duur van het mandaat en de mogelijkheid van verlenging van de ambtstermijn van zijn leden vast en selecteert de leden ervan. De ledenlijst is openbaar.

3.De uitrolgroepen komen ten minste eenmaal per jaar bijeen in een fysieke of virtuele vergadering. Tijdens de eerste vergadering stellen de uitrolgroepen hun reglement van orde vast. Dit reglement van orde wordt goedgekeurd door de raad van bestuur. Op verzoek van de raad van bestuur worden buitengewone vergaderingen van de uitrolgroepen bijeengeroepen. De raad van bestuur kan aanvullende personen verzoeken om deel te nemen aan de buitengewone vergaderingen. De lijst van deelnemers aan deze buitengewone vergaderingen is openbaar.

4.De uitrolgroepen kiezen een voorzitter en per thematische gerichtheid een vicevoorzitter, voor een periode van twee jaar. De voorzitter coördineert de activiteiten en vertegenwoordigt de uitrolgroep. De voorzitter kan worden uitgenodigd voor de vergaderingen van de raad van bestuur als waarnemer zonder stemrecht, alsook voor vergaderingen van het wetenschappelijk comité en van de groep van vertegenwoordigers van de staten.

5.Op verzoek van de raad van bestuur doen de uitrolgroepen aanbevelingen inzake kwesties in verband met de toepassing van biogebaseerde innovatie. De uitrolgroepen kunnen ook op eigen initiatief aanbevelingen doen aan de raad van bestuur.

TITEL II

GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMING “SCHONE LUCHTVAART”

Artikel 55

Aanvullende doelstellingen van de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone luchtvaart”

1.Naast de in de artikelen 4 en 5 genoemde doelstellingen heeft de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone luchtvaart” ook de volgende algemene doelstellingen:

a)bijdragen tot het verkleinen van de ecologische voetafdruk van de luchtvaart door de ontwikkeling van klimaatneutrale luchtvaarttechnologieën te versnellen, zodat deze zo snel mogelijk kunnen worden ingezet, waardoor een aanzienlijke bijdrage wordt geleverd aan de verwezenlijking van de algemene doelstellingen van de Europese Green Deal 47 , met name wat betreft de doelstelling voor de netto vermindering van de broeikasgasemissies in de Unie van ten minste netto 55 % tegen 2030 ten aanzien van het niveau van 1990, wat een stap in de richting is voor het bereiken van klimaatneutraliteit tegen 2050;

b)ervoor zorgen dat luchtvaartgerelateerde onderzoeks- en innovatieactiviteiten bijdragen tot het wereldwijde duurzame concurrentievermogen van de luchtvaartindustrie van de Unie, ervoor zorgen dat klimaatneutrale luchtvaarttechnologieën voldoen aan de relevante eisen inzake luchtvaartveiligheid 48 en dat de luchtvaart van de Unie een veilige, betrouwbare, kosteneffectieve en efficiënte manier van passagiers- en vrachtvervoer blijft;

c)de onderzoeks- en innovatiecapaciteit van de Europese luchtvaart bevorderen.

2.De Gemeenschappelijke Onderneming “Schone luchtvaart” heeft daarnaast ook de volgende specifieke doelstellingen:

a)het integreren en demonstreren van disruptieve technologische innovaties voor vliegtuigen die de broeikasgasemissies tegen 2030 netto met ten minste 30 % kunnen verminderen, ten opzichte van de meest geavanceerde technologie van 2020, waarbij de weg wordt geëffend voor klimaatneutrale luchtvaart tegen 2050;

b)ervoor zorgen dat de innovaties op technologisch gebied voldoende matuur zijn en geïndustrialiseerd kunnen worden zodat zij de lancering van disruptieve nieuwe producten en diensten tegen 2035 kunnen ondersteunen, met als doel 75 % van de operationele vloot tegen 2050 te vervangen en een innovatief, betrouwbaar, veilig en kosteneffectief Europees luchtvaartsysteem te ontwikkelen waarmee de doelstelling van klimaatneutraliteit tegen 2050 kan worden verwezenlijkt;

c)de integratie van de waardeketens voor klimaatneutraal luchtvaartonderzoek en klimaatneutrale luchtvaartinnovaties uitbreiden en bevorderen, met inbegrip van de academische wereld, onderzoeksorganisaties, de industrie en kmo’s, onder meer door gebruik te maken van synergieën met andere verwante nationale en Europese programma’s.

Artikel 56

Aanvullende taken van de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone luchtvaart”

Naast de in artikel 5 omschreven taken voert de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone luchtvaart” ook de volgende taken uit:

a)bekendmaking op de desbetreffende websites van alle informatie die nodig is voor het opstellen en indienen van voorstellen voor de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone luchtvaart”;

b)de technologische vooruitgang met het oog op de verwezenlijking van de algemene en specifieke doelstellingen als bedoeld in artikel 55 monitoren en beoordelen en de volledige toegang tot gegevens en informatie vergemakkelijken voor het onafhankelijk monitoren van het effect van onderzoek en innovatie in de luchtvaart, dat wordt uitgevoerd onder rechtstreeks toezicht van de Commissie;

c)de Commissie op haar verzoek bijstaan bij de vaststelling en coördinatie van de ontwikkeling van regelgeving en normen ter ondersteuning van de marktintroductie van oplossingen voor schone luchtvaart, met name door het uitvoeren van studies, simulaties en het verstrekken van technisch advies, waarbij rekening wordt gehouden met de noodzaak om belemmeringen voor markttoegang weg te nemen.

Artikel 57

Leden

1.De leden van de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone luchtvaart” zijn:

a)de Unie, vertegenwoordigd door de Commissie;

b)de in bijlage I vermelde stichtende leden, na kennisgeving van hun besluit om onvoorwaardelijk toe te treden tot de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone luchtvaart” door middel van een verbintenisbrief;

c)de geassocieerde leden die overeenkomstig artikel 7 worden geselecteerd, onder voorbehoud van een besluit van de raad van bestuur.

2.In afwijking van de bepalingen van artikel 7, leden 1 en 2, kan de raad van bestuur gedurende de eerste zes maanden na de oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone luchtvaart” ook geassocieerde leden selecteren uit een lijst die is opgesteld na een open oproep tot het indienen van blijken van belangstelling die de Commissie voorafgaand aan de oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming heeft gedaan 49 .

Artikel 58

Financiële bijdrage van de Unie

De financiële bijdrage van de Unie uit het programma Horizon Europa, met inbegrip van EVA-kredieten, aan de administratieve en operationele kosten van de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone luchtvaart” bedraagt tot 1 700 000 000 EUR, waarvan maximaal 39 223 000 EUR bestemd is voor administratieve kosten. De bijdrage van de Unie kan worden verhoogd met bijdragen van derde landen, indien deze laatste beschikbaar zijn.

Artikel 59

Bijdragen van andere leden dan de Unie

1.De andere leden van de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone luchtvaart” dan de Unie leveren een totale bijdrage van ten minste 3 039 223 000 EUR, of zorgen ervoor dat hun samenstellende of verbonden entiteiten deze bijdrage verstrekken, waarvan maximaal 39 223 000 EUR voor administratieve kosten gedurende de in artikel 3 vermelde periode.

2.De in lid 1 van dit artikel bedoelde bijdrage bestaat uit bijdragen aan de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone luchtvaart” luchtvaart als bepaald in artikel 11, lid 1.

Artikel 60

Toepassingsgebied van de aanvullende activiteiten

1.Voor de toepassing van artikel 11, lid 1, punt b), kunnen de aanvullende activiteiten het volgende omvatten:

a)activiteiten die onder de acties onder contract van de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone luchtvaart” vallen, maar die niet op grond van dergelijke acties onder contract worden gefinancierd;

b)activiteiten die rechtstreeks verband houden met het werkprogramma van de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone luchtvaart”;

c)de onderzoeks- en innovatieactiviteiten van projecten die duidelijk verband houden met de strategische agenda voor onderzoek en innovatie en die worden gefinancierd uit hoofde van nationale of regionale programma’s binnen de Unie;

d)particuliere onderzoeks- en innovatieprojecten ter aanvulling van projecten in het kader van de strategische agenda voor onderzoek en innovatie;

e)activiteiten die leiden tot de uitrol of het gebruik van projectresultaten van voorafgaande initiatieven van de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone luchtvaart”, of van beide die geen financiering van de Unie hebben ontvangen;

f)Europese normalisatie- en certificeringsactiviteiten met betrekking tot schone luchtvaartoplossingen uit projecten van de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone luchtvaart” of de daaraan voorafgaande initiatieven.

2.De resultaten van de aanvullende activiteiten zijn duidelijk gedefinieerd.

Artikel 61

Organen van de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone luchtvaart”

De organen van de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone luchtvaart” zijn:

a)de raad van bestuur;

b)de uitvoerend directeur;

c)het technisch comité;

d)het Europees adviesorgaan voor schone luchtvaart;

e)de groep van vertegenwoordigers van de staten.

Artikel 62

Samenstelling van de raad van bestuur

De raad van bestuur is als volgt samengesteld:

a)twee vertegenwoordigers van de Commissie namens de Unie;

b)negen vertegenwoordigers van de andere leden dan de Unie, gekozen door en uit de stichtende leden en geassocieerde leden, waarbij wordt gezorgd voor een evenwichtige vertegenwoordiging van de waardeketen voor de luchtvaart, zoals bedrijven werkzaam op het gebied van vliegtuigintegratie en fabrikanten van motoren en apparatuur. De raad van bestuur stelt in zijn reglement van orde een toerbeurtsysteem vast voor de toewijzing van de zetels aan de andere leden dan de Unie. De geselecteerde vertegenwoordigers omvatten ten minste één vertegenwoordiger van de Europese kmo’s, één vertegenwoordiger van de onderzoeksorganisaties en één vertegenwoordiger van de academische instellingen.

Artikel 63

Werking van de raad van bestuur

1.Alle vertegenwoordigers van de andere leden dan de Unie hebben een gelijk aantal stemmen.

2.De raad van bestuur wordt gezamenlijk voorgezeten door de Commissie namens de Unie en door een vertegenwoordiger van de andere leden dan de Unie.

3.De voorzitters van het adviesorgaan van de Europese luchtvaart, van het technisch comité en van de groep van vertegenwoordigers van de staten en één vertegenwoordiger van het Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart (EASA) wonen de vergaderingen van de raad van bestuur bij als permanente waarnemers. Zij hebben het recht deel te nemen aan de beraadslagingen maar hebben geen stemrecht.

4.De raad van bestuur zorgt voor een rechtstreeks verband en coördinatie tussen de activiteiten van de groep van vertegenwoordigers van de staten of andere adviesorganen. Daartoe kan de raad van bestuur ook een van zijn leden delegeren om de activiteiten van deze organen te volgen.

Artikel 64

Aanvullende taken van de raad van bestuur

1.Naast de in artikel 16 vermelde taken voert de raad van bestuur van de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone luchtvaart” ook de volgende taken uit:

a)toezicht houden op de relevantie voor schone luchtvaart van de strategieën voor aanvullende activiteiten van de andere leden dan de Unie;

b)de marktintroductie van technologieën en oplossingen bevorderen om bij te dragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de Green Deal en ervoor zorgen dat de in artikel 55 vermelde specifieke doelstellingen van de Gemeenschappelijke Onderneming worden bereikt;

c)synergieën nastreven tussen onderzoeks- en demonstratieactiviteiten op nationaal niveau of op het niveau van de Unie, of beide, en die verband houden met de strategische agenda voor onderzoek en innovatie en het werkprogramma van de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone luchtvaart”;

d)toezicht houden op de monitoring en beoordeling van de vooruitgang van het programma ten opzichte van de impactindicatoren en de specifieke doelstellingen van de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone luchtvaart” als bedoeld in artikel 55, lid 2;

e)zorgen voor verdere sturing en beheer van de overgang van de technische prioriteiten en onderzoeks- en innovatieactiviteiten van het Clean Sky 2-programma tot de voltooiing ervan, in overeenstemming met de doelstellingen van de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone luchtvaart”, en ervoor zorgen dat, in voorkomend geval, de resultaten worden overgedragen aan het programma voor schone luchtvaart.

2.De raad van bestuur beslist over de uitvoering van het programma en de verwezenlijking van de doelstellingen van de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone luchtvaart”, met inbegrip van:

a)de strategische agenda voor onderzoek en innovatie en de mogelijke wijzigingen daarvan en het werkprogramma, waaronder openbare oproepen tot het indienen van voorstellen;

b)de strategische meerjarenplanning van oproepen tot het indienen van voorstellen voor schone luchtvaart en de afstemming daarvan op de doelstellingen van Horizon Europa en de daarmee verband houdende werkprogramma’s en de technische prioriteiten en onderzoeksacties, met inbegrip van openbare oproepen tot het indienen van voorstellen;

c)herzieningen of optimalisering van het technische toepassingsgebied van het programma om het werkplan en de doelstellingen van de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone luchtvaart” af te stemmen op de algemene werkprogramma’s van Horizon Europa en van andere daarmee verband houdende Europese partnerschappen;

d)aanbevelingen van adviesorganen en specifieke acties uit hoofde van artikel 56 om de marktpenetratie en het effect van oplossingen voor schone luchtvaart te vergroten in overeenstemming met de Europese Green Deal en daarmee verband houdende beleidsmaatregelen om deze te verbeteren.

Artikel 65

Het Technisch Comité

1.Het technisch comité is als volgt samengesteld:

a)een passend aantal vertegenwoordigers van de Commissie en organen van de Unie, zoals besloten door de vertegenwoordigers van de Unie in de raad van bestuur;

b)een passend aantal vertegenwoordigers van de andere leden dan de Unie, zoals is besloten door de raad van bestuur en geschikt wordt geacht ten aanzien van het technische toepassingsgebied van het programma en de daarin omvatte sleuteltechnologieën, met inbegrip van het waarborgen van de voortzetting en transitie van het Clean Sky 2-programma tot de voltooiing ervan;

c)twee hooggeplaatste vertegenwoordigers van de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone luchtvaart” die zijn gedelegeerd door de uitvoerend directeur;

d)één vertegenwoordiger van het Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart (EASA).

2.Het technisch comité wordt gezamenlijk voorgezeten door een vertegenwoordiger van de stichtende leden op basis van een tweejaarlijks toerbeurtsysteem, en door de Commissie. Het brengt verslag uit aan de raad van bestuur en het secretariaat ervan wordt verzorgd door het programmabureau van de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone luchtvaart”.

3.De uitvoerend directeur is permanent waarnemer in het technisch comité. Vertegenwoordigers van de groep van vertegenwoordigers van de staten en van het adviesorgaan voor de Europese luchtvaart kunnen op uitnodiging van de voorzitter of op eigen verzoek als waarnemer deelnemen; in het laatste geval is voor hun aanwezigheid de instemming vereist van de voorzitter en van de vertegenwoordigers van de Gemeenschappelijke Onderneming.

4.Het technisch comité stelt zijn reglement van orde voor en legt dit ter goedkeuring voor aan de raad van bestuur.

5.Het technisch comité ontwikkelt de technologische routekaart en strategie van het programma en houdt deze bij. Het staat in, naargelang het geval, voor het opstellen van de onderzoeksacties, de technische strategie en de algemene routekaart voor onderzoek van de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone luchtvaart” en legt deze ter goedkeuring voor aan de raad van bestuur. Een lid van de raad van bestuur kan worden gedelegeerd de activiteiten hiervan te volgen.

6.Het technisch comité is met de volgende taken belast:

a)voorstellen opstellen voor de wijziging van de strategische agenda voor onderzoek en innovatie met het oog op beraadslaging en eindbeslissing door de raad van bestuur;

b)voorstellen opstellen voor de technische prioriteiten en onderzoeksacties die in het werkprogramma moeten worden opgenomen, met inbegrip van de onderzoeksthema’s voor open oproepen tot het indienen van voorstellen;

c)informatie verstrekken over geplande of lopende onderzoeksacties op nationaal, regionaal of een ander niveau buiten de Unie en aanbevelingen doen over de acties die nodig zijn om de mogelijke synergieën van het programma van de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone luchtvaart” te maximaliseren;

d)herzieningen of optimalisering van het technische toepassingsgebied van het programma voorstellen met het oog op beraadslaging en eindbeslissing door de raad van bestuur om het werkprogramma en de doelstellingen van de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone luchtvaart” af te stemmen op de algemene werkprogramma’s van Horizon Europa en van andere daarmee verband houdende Europese partnerschappen;

e)aanbevelingen doen over het optimaal benutten van de impact, in overeenstemming met de doelstellingen van de Europese Green Deal en de potentiële marktintroductie, van de resultaten van het programma.

Artikel 66

Aanvullende taken van de uitvoerend directeur

Naast de in artikel 18 omschreven taken voert de uitvoerend directeur van de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone luchtvaart” de volgende taken uit:

a)zorgen voor een efficiënte uitvoering van het werkprogramma;

b)passende maatregelen nemen om de interacties tussen door de Gemeenschappelijke Onderneming gesteunde projecten te beheren, onnodige overlappingen tussen deze projecten te vermijden en synergieën in het hele programma te bevorderen;

c)ervoor zorgen dat de termijnen voor toezending van de nodige informatie aan de verschillende organen van de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone luchtvaart” in acht worden genomen;

d)de coördinatie door de Commissie, in overeenstemming met het advies van het technisch comité, tussen de activiteiten van de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone luchtvaart” en de relevante onderzoeks- en innovatieactiviteiten in het kader van Horizon Europa vergemakkelijken, om overlappingen te voorkomen en synergieën te bevorderen;

e)nauwe samenwerking bevorderen en zorgen voor coördinatie met andere Europese partnerschappen;

f)zorgen voor de monitoring en beoordeling van de vooruitgang in het programma ten opzichte van de impactindicatoren en de in artikel 55 vermelde specifieke doelstellingen van de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone luchtvaart”;

g)ervoor zorgen dat de Gemeenschappelijke Onderneming volledige toegang verleent tot gegevens en informatie voor de onafhankelijke controle van de effecten van onderzoek en innovatie in de luchtvaart, die wordt uitgevoerd onder direct toezicht van de Commissie, en alle passende maatregelen nemen die nodig zijn om de onafhankelijkheid van dit proces ten opzichte van de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone luchtvaart” zelf te waarborgen, bijvoorbeeld door middel van overheidsopdrachten, onafhankelijke evaluaties, beoordelingen of ad-hocanalyses. Het toezichts- en evaluatieverslag van het programma wordt eenmaal per jaar aan de raad van bestuur voorgelegd;

h)de raad van bestuur bijstaan bij de aanpassingen van de technische inhoud en begrotingstoewijzingen van het werkprogramma tijdens de uitvoering van de strategische agenda voor onderzoek en innovatie, teneinde de resultaten van de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone luchtvaart” te maximaliseren.

Artikel 67

De groep van vertegenwoordigers van de staten

1.De vertegenwoordigers van de Commissie houden rekening met het eventuele advies van de groep van vertegenwoordigers van de staten alvorens in de raad van bestuur te stemmen.

2.De groep van vertegenwoordigers van de staten houdt ten minste tweemaal per jaar coördinatievergaderingen met de groep van vertegenwoordigers van de staten van andere relevante Gemeenschappelijke Ondernemingen, zoals de Gemeenschappelijke Onderneming “Derde ATM-onderzoek in het kader van het gemeenschappelijk Europees luchtruim”, teneinde een contactpunt tot stand te brengen tussen de nationale en regionale autoriteiten en de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone luchtvaart” en op basis daarvan advies te verstrekken aan de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone luchtvaart”.

3.Naast de taken die in de leden 7 en 8 van artikel 20 zijn vermeld, heeft de groep van vertegenwoordigers van de staten de volgende aanvullende taken:

a)maatregelen voorstellen ter verbetering van de complementariteit tussen de onderzoeks- en innovatieacties inzake schone luchtvaart en de nationale onderzoeksprogramma’s die bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de strategische agenda voor onderzoek en innovatie, alsook met internationale en andere nationale initiatieven en projecten;

b)specifieke maatregelen op nationaal of regionaal niveau bevorderen die gericht zijn op het vergroten van de betrokkenheid van kmo’s bij onderzoek en innovatie op het gebied van schone luchtvaart, onder meer door middel van evenementen waarop informatie wordt verspreid, specifieke technische workshops en communicatie, en alle andere acties die gericht zijn op het verbeteren van samenwerking en de uitrol van luchtvaarttechnologieën;

c)het bevorderen van investeringen in onderzoek en innovatie uit fondsen van het cohesiebeleid, zoals de Europese fondsen voor regionale ontwikkeling, de Europese sociale fondsen, de fondsen voor een rechtvaardige transitie en het Europese herstelfonds Next Generation EU, in het kader van de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone luchtvaart”.

Artikel 68

Het Europees adviesorgaan voor schone luchtvaart

1.Het Europees adviesorgaan voor schone luchtvaart is het wetenschappelijk adviesorgaan van de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone luchtvaart” dat is opgericht overeenkomstig artikel 19, lid 1, punt a).

2.Het Europees adviesorgaan voor schone luchtvaart heeft niet meer dan 15 permanente leden.

3.De voorzitter van het Europees adviesorgaan voor de luchtvaart wordt gekozen voor een periode van twee jaar.

4.Een vertegenwoordiger van het Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart (EASA) is permanent lid van het Europees adviesorgaan voor de luchtvaart.

5.Bij de uitvoering van zijn taken werkt het Europees adviesorgaan voor de luchtvaart samen met relevante fora van Europese belanghebbenden in de luchtvaart, zoals de Adviesraad voor luchtvaartonderzoek in Europa (ACARE).

6.Het Europees adviesorgaan voor schone luchtvaart houdt overeenkomstig artikel 19, lid 7, punt f), coördinatievergaderingen met de adviesorganen van andere relevante Gemeenschappelijke Ondernemingen, zoals de Gemeenschappelijke Onderneming “Derde ATM-onderzoek in het kader van het gemeenschappelijk Europees luchtruim”, om synergieën en samenwerking tussen relevante onderzoeks- en innovatie-initiatieven van de Unie op het gebied van de luchtvaart te bevorderen en op basis daarvan advies te verstrekken aan de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone luchtvaart”.

7.Het Europees adviesorgaan voor schone luchtvaart adviseert en ondersteunt de Commissie en de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone luchtvaart” ook met betrekking tot initiatieven ter bevordering van luchtvaartonderzoek in de Europese onderwijssystemen, en doet aanbevelingen voor de ontwikkeling van vaardigheden en competenties in het kader van de luchtvaart en voor geactualiseerde opleidingsprogramma’s op het gebied van luchtvaarttechniek.

Artikel 69

Certificering van nieuwe technologieën

1.Het Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart (EASA) kan door aanvragers, begunstigden of de uitvoerend directeur worden uitgenodigd om advies uit te brengen over individuele projecten en demonstratieactiviteiten met betrekking tot zaken die verband houden met de naleving van de luchtvaartveiligheid, de interoperabiliteit en de milieunormen, om ervoor te zorgen dat deze leiden tot de tijdige ontwikkeling van de relevante normen, testcapaciteit en regelgevingseisen voor de productontwikkeling en toepassing van nieuwe technologieën.

2.Certificeringsactiviteiten en -diensten zijn onderworpen aan de bepalingen inzake de vergoedingen en heffingen van Verordening (EU) 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad 50 .

Artikel 70

Afwijking van de regels voor deelneming

Wanneer acties worden gefinancierd door de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone luchtvaart” en dit naar behoren gemotiveerd is in de beschrijving van de betrokken onderwerpen in het werkprogramma, komt één juridische entiteit die is gevestigd in een lidstaat of geassocieerd land, alsook consortia die niet voldoen aan de voorwaarde van [artikel 19, lid 2,] van Verordening [Horizon Europa], in aanmerking om deel te nemen aan acties onder contract die door de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone luchtvaart” worden gefinancierd.



TITEL III

GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMING “SCHONE WATERSTOF” 

Artikel 71

Aanvullende doelstellingen van de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone waterstof”

1.Naast de in de artikelen 4 en 5 genoemde doelstellingen heeft de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone waterstof” ook de volgende algemene doelstellingen:

a)bijdragen aan de doelstellingen van het klimaatdoelstellingsplan 2030 51 en de Europese Green Deal 52 , namelijk de ambitie van de EU om de broeikasgasemissies tegen 2030 te verminderen te verhogen tot ten minste 55 % ten aanzien van het niveau van 1990, en klimaatneutraliteit tegen 2050 te bereiken;

b)bijdragen aan de uitvoering van de waterstofstrategie van de Europese Commissie van 2020 voor een klimaatneutraal Europa 53 ;

c)het concurrentievermogen van de waardeketen voor schone waterstof van de Unie versterken, waarbij zij met name ondersteuning biedt aan de betrokken kmo’s, door de markttoegang van innovatieve concurrerende schone oplossingen te versnellen;

d)toepassingen voor de productie, distributie, opslag en het eindgebruik van schone waterstof stimuleren.

2.De Gemeenschappelijke Onderneming “Schone waterstof” heeft ook de volgende specifieke doelstellingen:

a)door middel van onderzoek en innovatie de kosteneffectiviteit, betrouwbaarheid, omvang en kwaliteit van schone waterstofoplossingen verbeteren, met inbegrip van de productie, distributie, opslag en in de Unie ontwikkelde eindtoepassingen zoals efficiëntere en goedkopere waterstofelektrolyse-installaties en goedkopere vervoers- en industriële toepassingen;

b)de kennis en capaciteit van wetenschappelijke en industriële actoren in de waterstofwaardeketen van de Unie versterken;

c)demonstraties van schone waterstofoplossingen uitvoeren met het oog op een uitrol op lokaal, regionaal en Unieniveau, met aandacht voor de productie, distributie, opslag en het gebruik van hernieuwbare energie voor het vervoer en energie-intensieve industrieën, en voor andere toepassingen;

d)het publieke en particuliere bewustzijn, de aanvaarding en het gebruik van schone waterstofoplossingen vergroten, met name door middel van samenwerking met andere Europese partnerschappen in het kader van Horizon Europa.

Artikel 72

Aanvullende taken van de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone waterstof”

Naast de in artikel 5 omschreven taken voert de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone waterstof” ook de volgende taken uit:

a)de technologische vooruitgang en de technologische, economische en maatschappelijke belemmeringen voor markttoegang beoordelen en monitoren;

b)onverminderd de beleidsbevoegdheden van de Commissie, overeenkomstig de beleidsrichtsnoeren en onder het toezicht van de Commissie bijdragen tot de ontwikkeling van regelgeving en normen om belemmeringen voor markttoegang weg te nemen en de onderlinge uitwisselbaarheid, interoperabiliteit en handel op de interne markt en wereldwijd te ondersteunen;

c)de Commissie ondersteunen in haar internationale initiatieven op het gebied van de waterstofstrategie, zoals het International Partnership for the Hydrogen Economy (IPHE), Mission Innovation en het Clean Energy Ministerial Hydrogen Initiative.

Artikel 73

Leden

De leden van de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone waterstof” zijn: 

a)de Unie, vertegenwoordigd door de Commissie;

b)Hydrogen Europe AISBL, een non-profitorganisatie naar Belgisch recht (registratienummer: 890 025 478) met permanent kantoor in Brussel, België (de “industriegroepering”), na kennisgeving van haar besluit om onvoorwaardelijk toe te treden tot de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone waterstof” door middel van een verbintenisbrief;

c)Hydrogen Europe Research AISBL, een non-profitorganisatie naar Belgisch recht (registratienummer: 0897 679 372) met permanent kantoor in Brussel, België (de “onderzoeksgroepering”), na kennisgeving van haar besluit om onvoorwaardelijk toe te treden tot de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone waterstof” door middel van een verbintenisbrief.

Artikel 74

Financiële bijdrage van de Unie

De financiële bijdrage van de Unie uit het programma Horizon Europa, met inbegrip van EVA-kredieten, aan de administratieve en operationele kosten van de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone waterstof” bedraagt tot 1 000 000 000 EUR, waarvan maximaal 30 193 000 EUR voor administratieve kosten. De bijdrage van de Unie kan worden verhoogd met bijdragen van derde landen, indien deze laatste beschikbaar zijn.

Artikel 75

Bijdragen van andere leden dan de Unie

1.De andere leden van de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone waterstof” dan de Unie leveren een totale bijdrage van ten minste 1 000 000 000 EUR, waarvan maximaal 30 193 000 EUR voor administratieve kosten, of zorgen ervoor dat hun samenstellende of verbonden entiteiten deze bijdrage leveren, gedurende de in artikel 3 bedoelde periode.

2.De in lid 1 van dit artikel bedoelde bijdrage bestaat uit bijdragen aan de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone waterstof” overeenkomstig artikel 11, lid 1.

Artikel 76

Toepassingsgebied van de aanvullende activiteiten

1.Voor de toepassing van artikel 11, lid 1, punt b), kunnen aanvullende de activiteiten de activiteiten omvatten die rechtstreeks verband houden met de activiteiten van de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone waterstof” en die bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen ervan, waaronder:

a)precommerciële proeven en veldproeven;

b)proof of concept;

c)verbetering van bestaande productielijnen voor opschaling;

d)grootschalige casestudy’s;

e)bewustmakingsactiviteiten op het gebied van waterstoftechnologieën en veiligheidsmaatregelen;

f)benutting van de projectresultaten in producten, verdere exploitatie en activiteiten binnen de onderzoeksketen, hetzij op hogere niveaus van technologische paraatheid, hetzij in parallelle activiteiten.

2.De aanvullende activiteiten van de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone waterstof” zijn gericht op het waarborgen van synergieën met de Alliantie voor schone waterstof 54 , Mission Innovation Challenge “Renewable and Clean Hydrogen” 55 , het innovatiefonds van de Europese Unie 56 en het S3-platform van de H2-regio’s 57 .

Artikel 77

Organen van de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone waterstof”

De organen van de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone waterstof” zijn:

a)de raad van bestuur;

b)de uitvoerend directeur;

c)de groep van vertegenwoordigers van de staten; en

d)de groep van belanghebbenden.

Artikel 78

Samenstelling van de raad van bestuur

De raad van bestuur bestaat uit:

a)vertegenwoordigers van de Commissie namens de Unie;

b)zes vertegenwoordigers van Hydrogen Europe, waarbij rekening wordt gehouden met geografische, gender- en sectorale vertegenwoordiging;

c)één vertegenwoordiger van Hydrogen Europe Research.

Artikel 79

Werking van de raad van bestuur

1.Naast de stemregels van artikel 15, lid 2, heeft de industriegroepering 43 % van de stemrechten en de onderzoeksgroepering 7 % van de stemrechten in de raad van bestuur.

2.De voorzitter van de raad van bestuur is een vertegenwoordiger van de particuliere leden en wordt benoemd door de raad van bestuur.

Artikel 80

Aanvullende taken van de raad van bestuur

Naast de in artikel 16 omschreven taken voert de raad van bestuur van de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone waterstof” de volgende taken uit:

a)synergieën bevorderen met relevante activiteiten en programma’s op Unie-, nationaal en regionaal niveau, met name met de activiteiten die de toepassing van onderzoeks- en innovatieoplossingen, infrastructuur, onderwijs en regionale ontwikkeling inzake het gebruik van schone waterstof ondersteunen;

b)overeenkomstig artikel 5, lid 2, punt b), en artikel 16, lid l, de strategische koers aangeven op het gebied van samenwerking met andere Europese partnerschappen, met inbegrip van de partnerschappen voor emissievrij wegvervoer, emissievrij vervoer over water, het spoor in Europa, schone luchtvaart, schone processen ten behoeve van de planeet en schoon staal, overeenkomstig hun respectieve strategische agenda’s voor onderzoek en innovatie of een ander gelijkwaardig document;

c)bevordering van de marktintroductie van technologieën en oplossingen voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de Europese Green Deal.

Artikel 81

Aanvullende taken van de uitvoerend directeur

Naast de in artikel 18 omschreven taken voert de uitvoerend directeur van de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone waterstof” de volgende taken uit:

a)activiteiten voorstellen die synergieën bevorderen met relevante activiteiten en programma’s op Unie-, nationaal en regionaal niveau;

b)andere initiatieven van de Unie op het gebied van waterstof ondersteunen en hiertoe bijdragen, onder voorbehoud van goedkeuring door de raad van bestuur;

c)een jaarlijks Europees partnerschapsforum voor schone waterstof bijeenroepen dat waar mogelijk gelijktijdig en gezamenlijk met het Europees forum voor waterstof van de Europese alliantie voor schone waterstof wordt gehouden.

Artikel 82

De groep van belanghebbenden 

1.De bepalingen van artikel 21 zijn overeenkomstig van toepassing op de groep van belanghebbenden van de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone waterstof”.

2.De groep van belanghebbenden bestaat uit vertegenwoordigers van sectoren die schone waterstof in de Unie produceren, distribueren, opslaan, nodig hebben of gebruiken, met inbegrip van vertegenwoordigers van andere relevante Europese partnerschappen, alsmede vertegenwoordigers van het interregionale European Hydrogen Valleys Partnership.

3.Naast de in artikel 21 omschreven taken heeft de groep van belanghebbenden ook de volgende taken:

a)input leveren inzake de strategische en technologische prioriteiten die door de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone waterstof” moeten worden aangepakt, zoals vastgesteld in de strategische agenda voor onderzoek en innovatie of een ander gelijkwaardig document en de bijbehorende gedetailleerde technologische routekaarten, waarbij terdege rekening wordt gehouden met de vooruitgang en de behoeften in aangrenzende sectoren;

b)voorstellen doen om concrete synergieën mogelijk te maken tussen de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone waterstof” en de aangrenzende sectoren of andere sectoren waar synergieën voor een toegevoegde waarde zorgen;

c)input leveren voor het jaarlijkse Europees forum voor waterstof van de alliantie voor schone waterstof.

TITEL IV

GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMING “EUROPESE SPOORWEGEN”

Artikel 83

Aanvullende doelstellingen van de Gemeenschappelijke Onderneming “Europese spoorwegen”

1.Naast de in de artikelen 4 en 5 genoemde doelstellingen heeft de Gemeenschappelijke Onderneming “Europese spoorwegen” ook de volgende algemene doelstellingen:

a)bijdragen tot de totstandbrenging van de Europese spoorwegruimte;

b)zorgen voor een snelle transitie naar een aantrekkelijker, gebruiksvriendelijker, concurrerender, betaalbaarder, efficiënter en duurzamer Europees spoorwegsysteem, dat is geïntegreerd in het bredere mobiliteitssysteem;

c)de ontwikkeling van een sterke en wereldwijd concurrerende Europese spoorwegindustrie ondersteunen.

2.Naast de in lid 1 genoemde doelstellingen heeft de Gemeenschappelijke Onderneming “Europese spoorwegen” ook de volgende specifieke doelstellingen:

a)een geïntegreerd Europees spoorwegnet ontwerpen en tot stand brengen, door belemmeringen voor de interoperabiliteit uit de weg te ruimen en oplossingen te bieden voor een volledige integratie, dat betrekking heeft op verkeersbeheer, voertuigen, infrastructuur en diensten en het best tegemoetkomt aan de behoeften van passagiers en bedrijven, door de invoering van innovatieve oplossingen ter ondersteuning van de Europese spoorwegruimte te versnellen, en tegelijkertijd de capaciteit en betrouwbaarheid van het spoorvervoer te vergroten en de kosten van het spoorvervoer te verlagen;

b)een duurzaam en veerkrachtig spoorwegsysteem verwezenlijken: door een emissievrij, stil spoorwegsysteem en een klimaatbestendige infrastructuur te ontwikkelen, circulaire economie toe te passen op de spoorwegsector, het gebruik van innovatieve processen, technologieën, ontwerpen en materialen tijdens de volledige levenscyclus van spoorwegsystemen te testen, en andere innovatieve oplossingen voor geleid vervoer te land te ontwikkelen;

c)via haar systeempijler een uniform operationeel concept en een functionele systeemarchitectuur ontwikkelen voor geïntegreerde Europese systemen voor spoorwegverkeersbeheer, besturing, bediening en seingeving, met inbegrip van automatische treinbesturing, die ervoor zorgen dat onderzoek en innovatie gericht zijn op gezamenlijk overeengekomen en gedeelde behoeften van de klant en dat de operationele behoeften openstaan voor ontwikkeling;

d)onderzoeks- en innovatieactiviteiten verrichten met betrekking tot goederenvervoer per spoor en intermodale vervoersdiensten om een concurrerend groen goederenvervoer per spoor te leveren dat volledig geïntegreerd is in de logistieke waardeketen, waarbij automatisering en digitalisering van het goederenvervoer centraal staan;

e)demonstratieprojecten ontwikkelen in geïnteresseerde lidstaten, met inbegrip van de staten die momenteel niet over een spoorwegsysteem op hun grondgebied beschikken;

f)bijdragen tot de ontwikkeling van een sterke en wereldwijd concurrerende Europese spoorwegindustrie.

3.Bij de uitvoering van haar activiteiten streeft de Gemeenschappelijke Onderneming “Europese spoorwegen” naar een geografisch evenwichtig gespreide deelname van leden en partners aan haar activiteiten. Ook zal zij de nodige internationale verbanden met betrekking tot onderzoek en innovatie op het gebied van de spoorwegen tot stand brengen, in overeenstemming met de prioriteiten van de Commissie.

Artikel 84

Aanvullende taken van de Gemeenschappelijke Onderneming “Europese spoorwegen”

1.Naast de in artikel 5 omschreven taken stelt de Gemeenschappelijke Onderneming “Europese spoorwegen” samen met de Commissie het masterplan op dat wordt ontwikkeld in overleg met alle betrokken belanghebbenden in het spoorwegsysteem en de betrokken toeleveringsindustrie, en legt zij het ter goedkeuring voor aan de raad van bestuur.

2.De Commissie kan, in overleg met alle betrokken belanghebbenden, vóór de oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming “Europese spoorwegen” beginnen met de voorbereiding van het masterplan.

3.Het masterplan vormt een gemeenschappelijke, toekomstgerichte routekaart op basis van een systeemaanpak. In het plan worden de actiegebieden vastgesteld die binnen het toepassingsgebied van de Gemeenschappelijke Onderneming “Europese spoorwegen” vallen. De doelstellingen van het masterplan zijn prestatiegericht en gestructureerd rond de in artikel 83 genoemde doelstellingen.

4.Het masterplan wordt door de raad van bestuur vastgesteld en door de Commissie bekrachtigd overeenkomstig artikel 15, met uitzondering van dat deel van het masterplan dat betrekking heeft op de systeempijler, dat overeenkomstig artikel 91, lid 3, wordt vastgesteld. Vóór de bekrachtiging legt de Commissie het masterplan voor aan de Raad en het Europees Parlement. Daarna worden alle verdere wijzigingen meegedeeld aan de Raad en het Europees Parlement.

5.Het masterplan vormt de strategische agenda voor onderzoek en innovatie van de Gemeenschappelijke Onderneming “Europese spoorwegen” in de zin van artikel 2, lid 12. Het biedt richtsnoeren voor de specifiekere taken van de Gemeenschappelijke Onderneming “Europese spoorwegen”, namelijk:

a)in haar systeempijler een systeemaanpak ontwikkelen waarin de spoorwegindustrie, de spoorwegondernemingen en andere particuliere en publieke belanghebbenden, waaronder organisaties ter vertegenwoordiging van klanten zoals passagiers, goederen en personeel, alsook relevante actoren buiten de traditionele spoorwegsector worden samengebracht. De “systeemaanpak” omvat:

i. de ontwikkeling van het operationele concept en de systeemarchitectuur, met inbegrip van de omschrijving van de diensten, functionele blokken en interfaces die de basis vormen voor de exploitatie van het spoorwegsysteem;

58 ii. de ontwikkeling van bijbehorende specificaties, met inbegrip van interfaces, specificaties van functionele vereisten en systeemvereisten die als input dienen voor de technische specificaties voor interoperabiliteit (TSI) vastgesteld bij Richtlijn (EU) 2016/797 van het Europees Parlement en de Raad, of normalisatieprocessen die moeten leiden tot een hogere digitalisering en automatisering;

iii. ervoor zorgen dat het systeem is onderhouden, beschikt over foutcorrectie en in staat zich in de loop van de tijd aan te passen en dat het kwesties in verband met migratie uit de huidige architectuur in overweging neemt;

iv. ervoor zorgen dat de vereiste interfaces met andere vervoerswijzen worden beoordeeld en gevalideerd, met name voor goederen- en passagiersstromen;

b)de onderzoeks- en innovatieactiviteiten verrichten die nodig zijn voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de Gemeenschappelijke Onderneming “Europese spoorwegen”, met inbegrip van onderzoeks- en innovatieactiviteiten op het gebied van spoorvervoer met een laag niveau van technologische paraatheid (TRL). In dit verband zal de Gemeenschappelijke Onderneming “Europese spoorwegen”:

i. de onder haar leiding uit te voeren activiteiten op het gebied van onderzoek, innovatie, demonstratie, validering en studie definiëren en organiseren, waarbij versnippering van dergelijke activiteiten wordt vermeden;

ii. gebruikmaken van mogelijkheden wat betreft normalisatie en modulariteit en de interfaces met andere modi en systemen vergemakkelijken;

iii. demonstratieprojecten ontwikkelen;

iv. nauwe samenwerking ontwikkelen en zorgen voor coördinatie met verwante Europese, nationale en internationale onderzoeks- en innovatieactiviteiten in de spoorwegsector en zo nodig daarbuiten, met name in het kader van Horizon Europa, zodat de Gemeenschappelijke Onderneming “Europese spoorwegen” een belangrijke rol kan spelen in onderzoek en innovatie op het gebied van spoorvervoer en tegelijkertijd kan profiteren van wetenschappelijke en technologische vooruitgang in andere sectoren;

v. door middel van de in punt iv) bedoelde samenwerking zorgt de Gemeenschappelijke Onderneming “Europese spoorwegen” voor de omzetting van onderzoek in doeltreffende inspanningen op het gebied van ontwikkeling en in de ontwikkeling van baanbrekende innovaties en uiteindelijk in marktgerichte innovatie door middel van demonstratie en uitrol;

c)alle taken uitvoeren die nodig zijn om de doelstellingen van de artikelen 4 en 84 te verwezenlijken.

Artikel 85

Leden

1.De leden van de Gemeenschappelijke Onderneming “Europese spoorwegen” zijn:

a)de Unie, vertegenwoordigd door de Commissie;

b)de in bijlage II vermelde stichtende leden, na kennisgeving van hun besluit om onvoorwaardelijk toe te treden tot de Gemeenschappelijke Onderneming door middel van een verbintenisbrief;

c)de overeenkomstig artikel 7 te selecteren geassocieerde leden. De lijst van geassocieerde leden wordt door de Commissie bekrachtigd.

2.In afwijking van de bepalingen van de artikelen 7, leden 1 en 2, kan de raad van bestuur gedurende de eerste zes maanden na oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming “Europese spoorwegen” geassocieerde leden selecteren uit een lijst die is opgesteld na een open oproep tot het indienen van blijken van belangstelling die de Commissie voorafgaand aan haar oprichting heeft gedaan.

Artikel 86

Financiële bijdrage van de Unie

De financiële bijdrage van de Unie uit het programma Horizon Europa, met inbegrip van EVA-kredieten, aan de administratieve en operationele kosten van de Gemeenschappelijke Onderneming “Europese spoorwegen” bedraagt tot 600 000 000 EUR, waarvan ten minste 50 000 000 EUR voor de systeempijler, en maximaal 24 000 000 EUR voor administratieve kosten. De bijdrage van de Unie kan worden verhoogd met bijdragen van derde landen, indien deze laatste beschikbaar zijn.

Artikel 87

Bijdragen van andere leden dan de Unie

De andere leden van de Gemeenschappelijke Onderneming “Europese spoorwegen” dan de Unie leveren een totale bijdrage van ten minste 600 000 000 EUR, waarvan maximaal 24 000 000 EUR voor administratieve kosten, of zorgen ervoor dat hun samenstellende of verbonden entiteiten een dergelijke bijdrage leveren, gedurende de in artikel 3 bedoelde periode.

Artikel 88

Toepassingsgebied van de aanvullende activiteiten

1.Voor de toepassing van artikel 11, lid 1, punt b), kunnen de aanvullende activiteiten het volgende omvatten:

a)onderzoeks- en innovatieactiviteiten die voortbouwen op activiteiten die worden gefinancierd door de Gemeenschappelijke Onderneming “Europese spoorwegen” of de Gemeenschappelijke Onderneming Shift2Rail;

b)gelijktijdige en complementaire onderzoeks- en innovatieactiviteiten die door andere leden dan de Unie worden gefinancierd, die een duidelijke toegevoegde waarde voor de Unie hebben en bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de Gemeenschappelijke Onderneming “Europese spoorwegen”;

c)door andere leden dan de Unie gefinancierde activiteiten in het kader van projecten die worden gefinancierd door nationale of regionale programma’s die een aanvulling vormen op de door de Gemeenschappelijke Onderneming “Europese spoorwegen” gefinancierde activiteiten;

d)benutting van resultaten van in het kader van de Gemeenschappelijke Onderneming Shift2Rail gefinancierde activiteiten, verdere exploitatie, demonstratieactiviteiten en normalisatie.

2.Met betrekking tot activiteiten die door andere leden dan de Unie worden gefinancierd in het kader van projecten die worden gefinancierd door andere Europese partnerschappen of door andere programma’s van de Unie, en andere onderzoeks- en innovatie-inspanningen en investeringen die een belangrijke meerwaarde voor de Unie hebben en bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de Gemeenschappelijke Onderneming “Europese spoorwegen” en de door haar gefinancierde aanvullende activiteiten, wordt de waarde van die activiteiten vastgelegd met vermelding van het type, het niveau en de bron van financiering van de Unie om dubbele aanrekeningen te voorkomen.

Artikel 89

Organen van de Gemeenschappelijke Onderneming “Europese spoorwegen”

1.De organen van de Gemeenschappelijke Onderneming “Europese spoorwegen” zijn:

a)de raad van bestuur;

b)de uitvoerend directeur;

c)de stuurgroep voor de systeempijler;

d)de groep van vertegenwoordigers van de staten;

e)de uitrolgroep.

2.Daarnaast kan de Gemeenschappelijke Onderneming “Europese spoorwegen” een wetenschappelijke stuurgroep oprichten of wetenschappelijk advies inwinnen van onafhankelijke academische deskundigen of van gedeelde wetenschappelijke adviesorganen.

Artikel 90

Samenstelling van de raad van bestuur

De raad van bestuur is als volgt samengesteld:

a)twee vertegenwoordigers van de Commissie namens de Unie;

b)één vertegenwoordiger van elk van de andere leden dan de Unie.

Artikel 91

Werking van de raad van bestuur

1.De raad van bestuur wordt namens de Unie voorgezeten door de Commissie.

2.De voorzitter of de vicevoorzitter van de groep van vertegenwoordigers van de staten wordt op permanente basis uitgenodigd om als waarnemer de vergaderingen van de raad van bestuur bij te wonen en deel te nemen aan de beraadslagingen, maar heeft geen stemrecht. Vertegenwoordigers van het Spoorwegbureau van de Europese Unie en van de European Rail Research Advisory Council worden uitgenodigd om de vergaderingen van de raad van bestuur als waarnemers bij te wonen en deel te nemen aan de beraadslagingen van de raad van bestuur, maar hebben geen stemrecht.

3.Niettegenstaande artikel 15, lid 1, met betrekking tot activiteiten die in het kader van de systeempijler moeten worden uitgevoerd, wordt een besluit geacht te zijn vastgesteld met een meerderheid van ten minste 55 % van de stemmen, met inbegrip van de stemmen van niet-aanwezige vertegenwoordigers.

4.Onverminderd artikel 15, lid 4, komt de raad van bestuur eenmaal per jaar bijeen in een algemene vergadering en worden alle deelnemers aan de onderzoeks- en innovatieactiviteiten van de Gemeenschappelijke Onderneming “Europese spoorwegen” uitgenodigd om deel te nemen. De vergadering zet aan tot nadenken over de algemene koers van de activiteiten van de Gemeenschappelijke Onderneming “Europese spoorwegen” en voert een open en transparante discussie over de voortgang van de uitvoering van het masterplan.

Artikel 92

Aanvullende taken van de raad van bestuur

Naast de in artikel 16 omschreven taken voert de raad van bestuur van de Gemeenschappelijke Onderneming “Europese spoorwegen” ook de volgende taken uit:

a)het masterplan en eventuele voorstellen tot wijziging ervan vaststellen;

b)de werkprogramma’s, met inbegrip van de begroting, van de systeempijler en de wijzigingen daarvan vaststellen op basis van aanbevelingen van de stuurgroep voor de systeempijler en op basis van de voorstellen van de uitvoerend directeur.

Artikel 93

Stuurgroep voor de systeempijler

1.De stuurgroep voor de systeempijler bestaat uit vertegenwoordigers van de Commissie, vertegenwoordigers van de spoorweg- en mobiliteitssector en van betrokken organisaties, de uitvoerend directeur van de Gemeenschappelijke Onderneming “Europese spoorwegen” en vertegenwoordigers van het Spoorwegbureau van de Europese Unie. De Commissie neemt de eindbeslissing over de samenstelling van de groep. Indien dit gerechtvaardigd is, kan de Commissie andere relevante deskundigen en belanghebbenden uitnodigen om de vergaderingen van de stuurgroep voor de systeempijler als waarnemers bij te wonen.

2.De stuurgroep voor de systeempijler wordt voorgezeten door de Commissie.

3.De aanbevelingen van de stuurgroep voor de systeempijler worden bij consensus vastgesteld. Indien geen consensus wordt bereikt, stelt de uitvoerend directeur van de Gemeenschappelijke Onderneming “Europese spoorwegen” een verslag op voor de raad van bestuur, waarin de belangrijkste gemeenschappelijke punten en uiteenlopende standpunten worden uiteengezet.

4.De stuurgroep voor de systeempijler stelt haar eigen reglement van orde vast.

5.De stuurgroep voor de systeempijler is verantwoordelijk voor het verstrekken van advies aan de uitvoerend directeur en de raad van bestuur over:

a)de aanpak van operationele harmonisatie en de ontwikkeling van systeemarchitectuur, met inbegrip van het betrokken deel van het masterplan;

b)de verwezenlijking van de specifieke doelstelling van artikel 83, lid 2, punt c);

c)de uitvoering van de in artikel 84, lid 5, punt a), bedoelde taak;

d)het gedetailleerde jaarlijkse uitvoeringsplan voor de systeempijler in overeenstemming met de werkprogramma’s die door de raad van bestuur zijn vastgesteld overeenkomstig artikel 92, punt b).

Artikel 94

De uitrolgroep

1.De uitrolgroep wordt opgericht overeenkomstig artikel 21. De uitrolgroep heeft tot taak de raad van bestuur te adviseren over de marktintroductie van de in de Gemeenschappelijke Onderneming “Europese spoorwegen” ontwikkelde spoorweginnovatie, en de uitrol van innovatieve oplossingen te ondersteunen.

2.De uitrolgroep staat net als de stuurgroep voor de systeempijler open voor alle belanghebbenden. De raad van bestuur selecteert de leden van de uitrolgroep en stelt met name de omvang en de samenstelling van de uitrolgroep, de duur van het mandaat en de voorwaarden voor de verlenging van de ambtstermijn van haar leden vast. De uitrolgroep is zo samengesteld dat thematische gerichtheid en representativiteit op gepaste wijze zijn verzekerd. De ledenlijst wordt bekendgemaakt op de website van de Gemeenschappelijke Onderneming “Europese spoorwegen”.

3.Een vertegenwoordiger van de uitrolgroep kan op de vergaderingen van de raad van bestuur worden uitgenodigd als waarnemer zonder stemrecht.

4.De uitrolgroep doet op verzoek van de raad van bestuur aanbevelingen over kwesties in verband met de toepassing van innovatieve spoorwegoplossingen. De uitrolgroep kan ook op eigen initiatief aanbevelingen doen.

Artikel 95

Samenwerking met het Spoorwegbureau van de Europese Unie

De Gemeenschappelijke Onderneming “Europese spoorwegen” zorgt voor nauwe samenwerking met het Spoorwegbureau van de Europese Unie, met name wat betreft de uitvoering van het masterplan. Overeenkomstig artikel 40 van Verordening (EU) 2016/796 van het Europees Parlement en de Raad 59 omvat die samenwerking de volgende adviserende taken:

a)input geven met betrekking tot de onderzoeksbehoeften in verband met de totstandbrenging van de gemeenschappelijke Europese spoorwegruimte, die door de Gemeenschappelijke Onderneming “Europese spoorwegen” in overweging moet worden genomen in het masterplan en de wijzigingen daarvan, alsook in de werkprogramma’s;

b)feedback en advies verstrekken over interoperabiliteit en veiligheid waarmee rekening moet worden gehouden bij onderzoeks- en innovatieactiviteiten, en met name in het kader van projectactiviteiten en -resultaten voor de in artikel 84, lid 5, punt a), genoemde doelstellingen;

c)ondersteuning van de Gemeenschappelijke Onderneming “Europese spoorwegen” bij het vaststellen van de behoeften aan aanvullende specifieke valideringen of studies die zij moet uitvoeren, onder meer via de betrokkenheid van nationale veiligheidsinstanties;

d)advies verstrekken over de systeempijler;

e)ervoor zorgen dat bij de ontwikkeling van specificaties, met inbegrip van interfaces, specificaties van functionele vereisten en specificaties van systeemvereisten, rekening wordt gehouden met de ervaring met en feedback op het gebied van de technische specificaties voor interoperabiliteit of normen.

Artikel 96

De groep van vertegenwoordigers van de staten

1.De lidstaten zorgen ervoor dat hun respectieve vertegenwoordigers een gecoördineerd standpunt innemen dat de zienswijzen van hun lidstaat weergeeft in:

a)het bij artikel 51 van Richtlijn (EU) 2016/798 van het Europees Parlement en de Raad ingestelde Comité voor spoorweginteroperabiliteit en -veiligheid;

b)het programmacomité in het kader van Horizon Europa — Strategic Programme Committee Cluster 5;

c)het comité voor een gemeenschappelijke Europese spoorwegruimte, opgericht bij artikel 62 van Richtlijn 2012/34/EU van het Europees Parlement en de Raad.

2.Onverminderd de bepalingen van artikel 20 brengt de groep van vertegenwoordigers van de staten advies uit aan de raad van bestuur over de onderzoeksthema’s op het niveau van lage technologische paraatheid die in het werkprogramma moeten worden opgenomen.

TITEL V

GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMING “MONDIALE GEZONDHEID EDCTP3”

Artikel 97

Aanvullende doelstellingen van de Gemeenschappelijke Onderneming “Mondiale gezondheid EDCTP3”

1.Naast de in de artikelen 4 en 5 vastgestelde doelstellingen heeft de Gemeenschappelijke Onderneming “Mondiale gezondheid EDCTP3” ook de volgende algemene doelstellingen:

a)de sociaal-economische last van infectieziekten in Afrika ten zuiden van de Sahara verminderen en de ontwikkeling en toepassing van nieuwe of verbeterde gezondheidstechnologieën bevorderen;

b)de gezondheidsbeveiliging in Afrika ten zuiden van de Sahara en wereldwijd verbeteren door versterking van de op onderzoek en innovatie gebaseerde capaciteiten op het gebied van paraatheid en respons met betrekking tot infectieziekten.

2.De Gemeenschappelijke Onderneming “Mondiale gezondheid EDCTP3” heeft daarnaast de volgende specifieke doelstellingen:

a)de ontwikkeling en het gebruik van nieuwe of verbeterde gezondheidstechnologieën voor de bestrijding van infectieziekten bevorderen door de uitvoering van klinische proeven in Afrika ten zuiden van de Sahara te ondersteunen;

b)de onderzoeks- en innovatiecapaciteit en de nationale stelsels voor gezondheidsonderzoek in Afrika ten zuiden van de Sahara versterken om infectieziekten aan te pakken;

c)een betere afstemming van de lidstaten van de Unie, de geassocieerde landen en de landen ten zuiden van de Sahara met betrekking tot een gemeenschappelijke strategische agenda voor onderzoek en innovatie op het gebied van wereldwijde gezondheid vergemakkelijken om de kosteneffectiviteit van Europese overheidsinvesteringen te verhogen;

d)de capaciteit in Afrika ten zuiden van de Sahara voor paraatheid bij epidemieën versterken door middel van een doeltreffende en snelle onderzoeksrespons met het oog op de ontwikkeling van essentiële diagnostiek, vaccins en geneesmiddelen voor vroegtijdige opsporing en bestrijding van nieuwe, mogelijk epidemische ziekten;

e)productieve en duurzame netwerken en partnerschappen op het gebied van wereldwijd gezondheidsonderzoek bevorderen door het opbouwen van noord-zuid- en zuid-zuid-betrekkingen met meerdere particuliere en publieke organisaties.

Artikel 98

Aanvullende taken van de Gemeenschappelijke Onderneming “Mondiale gezondheid EDCTP3”

Naast de in artikel 5 omschreven taken voert de Gemeenschappelijke Onderneming “Mondiale gezondheid EDCTP3” ook de volgende taken uit:

a)productieve betrekkingen tussen Europese en Afrikaanse personen, groepen en instellingen bevorderen;

b)het bewustzijn vergroten inzake gemeenschappelijke belangen en gedeelde doelstellingen bij instellingen en onderzoeksgroepen om institutionele en projectsamenwerking te vergemakkelijken en te versterken;

c)bijdragen aan de onderlinge afstemming van wereldwijde gezondheidsstrategieën van Europese en Afrikaanse financiers, instellingen en autoriteiten;

d)zorgen voor aanvullende investeringen door partners uit de particuliere, publieke en liefdadigheidssectoren aan te trekken.

Artikel 99

Leden

De leden van de Gemeenschappelijke Onderneming “Mondiale gezondheid EDCTP3” zijn:

a)de Unie, vertegenwoordigd door de Commissie;

b)de EDCTP-associatie, een non-profitorganisatie naar Nederlands recht, na kennisgeving van haar besluit om onvoorwaardelijk toe te treden tot de Gemeenschappelijke Onderneming “Mondiale gezondheid EDCTP3” door middel van een verbintenisbrief.

Artikel 100

Financiële bijdrage van de Unie

De financiële bijdrage van de Unie uit het programma Horizon Europa, met inbegrip van EVA-kredieten, aan de administratieve en operationele kosten van de Gemeenschappelijke Onderneming “Mondiale gezondheid EDCTP3” bedraagt tot 800 000 000 EUR, waarvan maximaal 29 878 000 EUR voor administratieve kosten, en bestaat uit:

a)tot 400 000 000 EUR op voorwaarde dat de bijdrage van andere leden dan de Unie of van haar samenstellende entiteiten ten minste gelijk is aan dit bedrag;

b)tot 400 000 000 EUR op voorwaarde dat de bijdragen van de bijdragende partners of van hun samenstellende entiteiten ten minste gelijk zijn aan dit bedrag.

De bijdrage van de Unie kan worden verhoogd met bijdragen van derde landen, indien deze laatste beschikbaar zijn.

Artikel 101

Bijdragen van andere leden dan de Unie

1.De andere leden van de Gemeenschappelijke Onderneming “Mondiale gezondheid EDCTP3” dan de Unie leveren een totale bijdrage van ten minste 439 878 000 EUR, met inbegrip van maximaal 29 878 000 EUR voor administratieve kosten, of zorgen ervoor dat hun samenstellende entiteiten een dergelijke bijdrage leveren, gedurende de in artikel 3 bedoelde periode.

2.De in lid 1 van dit artikel bedoelde bijdragen bestaan uit bijdragen aan de Gemeenschappelijke Onderneming “Mondiale gezondheid EDCTP3” zoals bepaald in artikel 11, lid 1.

Artikel 102

Toepassingsgebied van de aanvullende activiteiten

1.De aanvullende activiteiten van de Gemeenschappelijke Onderneming “Mondiale gezondheid EDCTP3” worden door de EDCTP-associatie en haar samenstellende entiteiten op een op elkaar afgestemde, geïntegreerde en coherente wijze ontwikkeld en uitgevoerd en volgen de strategische agenda voor onderzoek en innovatie van op het gebied van de volksgezondheid EDCTP3.

2.Voor de toepassing van artikel 11, lid 1, punt b), kunnen de aanvullende activiteiten het volgende omvatten:

a)activiteiten van samenstellende entiteiten van de EDCTP-associatie die zijn afgestemd op soortgelijke activiteiten van andere samenstellende entiteiten van de EDCTP-associatie en die onafhankelijk worden beheerd overeenkomstig de nationale financieringsregels;

b)activiteiten die worden uitgevoerd door onderzoeksorganisaties van Afrikaanse overheidsinstanties ten zuiden van de Sahara;

c)activiteiten ter bevordering van netwerkvorming en partnerschappen voor het opbouwen van betrekkingen met meerdere particuliere en publieke organisaties;

d)alle andere activiteiten die nodig zijn om de doelstellingen van de Gemeenschappelijke Onderneming “Mondiale gezondheid EDCTP3” te verwezenlijken.

Artikel 103

Organen van de Gemeenschappelijke Onderneming “Mondiale gezondheid EDCTP3”

1.De organen van de Gemeenschappelijke Onderneming “Mondiale gezondheid EDCTP3” zijn:

a)de raad van bestuur;

b)de uitvoerend directeur;

c)het wetenschappelijk comité;

d)de groep van belanghebbenden.

Artikel 104

Samenstelling van de raad van bestuur

De raad van bestuur bestaat uit:

a)zes vertegenwoordigers van de Commissie namens de Unie;

b)zes vertegenwoordigers van de EDCTP-associatie.

Artikel 105

Werking van de raad van bestuur

De leden van de EDCTP-associatie bezitten gezamenlijk 50 % van de stemmen.

Artikel 106

Het wetenschappelijk comité

1.Overeenkomstig artikel 19, lid 1, punt a), is het wetenschappelijk comité het wetenschappelijk adviesorgaan van de Gemeenschappelijke Onderneming “Mondiale gezondheid EDCTP3”.

2.Naast de in artikel 19 genoemde taken voert het wetenschappelijk comité de volgende taken uit:

a)meewerken aan het ontwerp van de strategische en wetenschappelijke planning van de activiteiten van de Gemeenschappelijke Onderneming “Mondiale gezondheid EDCTP3”;

b)advies uitbrengen over strategieën om synergieën en partnerschappen met alle belanghebbenden te bevorderen;

c)waar nodig bijdragen aan de opstelling van voor de Gemeenschappelijke Onderneming “Mondiale gezondheid EDCTP3” strategische en wetenschappelijke documenten;

d)strategisch en wetenschappelijk advies verstrekken aan de Gemeenschappelijke Onderneming “Mondiale gezondheid EDCTP3” en zorgen voor de succesvolle afronding van lopende projecten;

e)strategische behoeften en prioriteiten vaststellen om de ontwikkeling van nieuwe of verbeterde klinische interventies te versnellen, waaronder de vereiste opleidingen, netwerkvorming en het opbouwen van capaciteiten die nodig zijn om die doelstellingen te verwezenlijken;

f)het landschap van armoedegerelateerde en verwaarloosde ziekten herzien om de rol van de Gemeenschappelijke Onderneming “Mondiale gezondheid EDCTP3” in partnerschap met andere belanghebbenden vast te stellen teneinde de ontwikkeling of verbetering van interventies tegen deze ziekten te versnellen;

g)de stand van zaken met betrekking tot trajecten voor mondiale productontwikkeling en kritieke paden voor de productontwikkeling in de toekomst beoordelen;

h)advies verstrekken bij de evaluatie van oproepen tot het indienen van voorstellen en andere programma’s;

i)ondersteuning en input bieden voor het monitoring- en evaluatiekader van de Gemeenschappelijke Onderneming “Mondiale gezondheid EDCTP3”, alsook bij het monitoren van wetenschappelijke resultaten en strategische effecten van de subsidies die worden gefinancierd door de Gemeenschappelijke Onderneming “Mondiale gezondheid EDCTP3”;

j)advies en ondersteuning verlenen aan werkgroepen van de Gemeenschappelijke Onderneming “Mondiale gezondheid EDCTP3”, vergaderingen van belanghebbenden, het EDCTP-forum en andere relevante evenementen, en daaraan deelnemen.

3.De voorzitter stelt een jaarverslag op over de activiteiten en resultaten van het wetenschappelijk comité in het voorgaande jaar en legt dit ter goedkeuring voor aan de raad van bestuur.

Artikel 107

De groep van belanghebbenden 

Naast de in artikel 21 omschreven taken voert de groep van belanghebbenden de volgende taken uit:

a)input leveren met betrekking tot de wetenschappelijke, strategische en technologische prioriteiten die door de Gemeenschappelijke Onderneming “Mondiale gezondheid EDCTP3” moeten worden aangepakt, zoals vastgelegd in de strategische agenda voor onderzoek en innovatie of een ander gelijkwaardig document, waarbij rekening wordt gehouden met de vooruitgang en behoeften van de mondiale gezondheidszorg en aangrenzende sectoren;

b)voorstellen doen om concrete synergieën tot stand te brengen tussen de Gemeenschappelijke Onderneming “Mondiale gezondheid EDCTP3” en de aangrenzende sectoren of sectoren waar synergieën voor een toegevoegde waarde zorgen;

c)input leveren aan het EDCTP-forum.

Artikel 108

Subsidiabiliteit

1.Overeenkomstig artikel 13, lid 1, en in afwijking van [artikel 19, lid 1,] van de Horizon Europa-verordening is de financiering van de Gemeenschappelijke Onderneming “Mondiale gezondheid EDCTP3” beperkt tot juridische entiteiten die in aanmerking komen voor financiering in het kader van het programma Horizon Europa en die gevestigd zijn in de samenstellende staten van de EDCTP-associatie. Bij wijze van uitzondering en mits daarin voorzien is in het werkprogramma, kunnen in andere staten gevestigde entiteiten in aanmerking komen voor financiering door de Gemeenschappelijke Onderneming “Mondiale gezondheid EDCTP3” in het kader van specifieke onderwerpen van de oproep of in geval van een oproep voor een noodsituatie op het gebied van de volksgezondheid.

2.De Unie streeft ernaar overeenkomsten met derde landen te sluiten die de bescherming van de financiële belangen van de Unie mogelijk maken. Vóór de sluiting van die overeenkomsten en ter bescherming van de financiële belangen van de Unie wordt, wanneer in een derde land gevestigde entiteiten zonder dergelijke overeenkomst met financiering deelnemen aan een actie onder contract, de in een lidstaat of geassocieerd land gevestigde financiële coördinator van de actie onder contract vastgesteld, wordt het bedrag van de voorfinanciering naar behoren aangepast en wordt in de aansprakelijkheidsbepalingen van de subsidieovereenkomst op passende wijze rekening gehouden met de financiële risico’s.

Artikel 109

Geïdentificeerde deelnemers

De deelname van door de Gemeenschappelijke Onderneming “Mondiale gezondheid EDCTP3” geïdentificeerde entiteiten kan een subsidiabiliteitscriterium zijn in de oproep tot het indienen van voorstellen. Dit wordt naar behoren gemotiveerd in het werkprogramma, waarin ook kan worden bepaald dat de geïdentificeerde deelnemers niet in aanmerking komen voor financiering door de Gemeenschappelijke Onderneming “Mondiale gezondheid EDCTP3” in het kader van de aangewezen acties onder contract.

Artikel 110

Ethische beginselen

De klinische proeven en het onderzoek naar praktische toepassingen die in het kader van de Gemeenschappelijke Onderneming “Mondiale gezondheid EDCTP3” worden gedaan, worden uitgevoerd met inachtneming van de fundamentele ethische beginselen, erkende internationale regelgevingsnormen en goede participatieve praktijken.

Artikel 111

Samenwerking met het Europees Geneesmiddelenbureau en het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding

De Gemeenschappelijke Onderneming “Mondiale gezondheid EDCTP3” zorgt voor nauwe samenwerking met het Europees Geneesmiddelenbureau en het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding.

Artikel 112

Betaalbare toegang

Deelnemers aan acties onder contract die door de Gemeenschappelijke Onderneming “Mondiale gezondheid EDCTP3” worden gefinancierd, zorgen ervoor dat de geheel of gedeeltelijke op basis van de resultaten van de actie onder contract ontwikkelde producten en diensten onder eerlijke en redelijke voorwaarden beschikbaar en toegankelijk zijn voor het publiek. Daartoe worden in voorkomend geval in het werkprogramma aanvullende exploitatieverplichtingen gespecificeerd die van toepassing zijn op specifieke acties onder contract.

TITEL VI

GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMING “INITIATIEF VOOR INNOVATIEVE GEZONDHEIDSZORG”

Artikel 113

Aanvullende doelstellingen van de Gemeenschappelijke Onderneming “Initiatief voor innovatieve gezondheidszorg”

1.Naast de in de artikelen 4 en 5 vastgestelde doelstellingen heeft de Gemeenschappelijke Onderneming “Initiatief voor innovatieve gezondheidszorg” tegen 2030 ook de volgende algemene doelstellingen:

a)een bijdrage leveren aan de totstandbrenging van een EU-breed ecosysteem voor gezondheidsonderzoek en -innovatie dat de omzetting van wetenschappelijke kennis in innovaties vergemakkelijkt, met name door ten minste 30 grootschalige, sectoroverschrijdende projecten op te starten die zijn toegespitst op gezondheidsinnovaties;

b)de ontwikkeling bevorderen van veilige, doeltreffende, mensgerichte en kosteneffectieve innovaties die een antwoord bieden op strategische onbevredigde behoeften op het gebied van volksgezondheid door in ten minste vijf voorbeelden de haalbaarheid aan te tonen van de integratie van gezondheidsproducten of -diensten die geschikt zijn gebleken voor toepassing in gezondheidszorgstelsels. De gerelateerde projecten moeten gericht zijn op de preventie, diagnose, behandeling en/of beheersing van ziekten die de bevolking van de Unie treffen, en moeten een bijdrage leveren aan het Europees kankerbestrijdingsplan;

c)sectoroverschrijdende gezondheidsinnovatie stimuleren voor een mondiaal concurrerende Europese gezondheidsindustrie en bijdragen aan het bereiken van de doelstellingen van de nieuwe industriestrategie voor Europa en de farmaceutische strategie voor Europa.

2.De Gemeenschappelijke Onderneming “Initiatief voor innovatieve gezondheidszorg” heeft ook de volgende specifieke doelstellingen:

a)bijdragen aan een beter inzicht in de bepalende factoren op het gebied van gezondheid en prioritaire ziekten;

b)versnipperde inspanningen op het gebied van gezondheidsonderzoek en -innovatie integreren door sectoren van de gezondheidsindustrie en andere belanghebbenden samen te brengen, met bijzondere aandacht voor onbevredigde behoeften op het gebied van volksgezondheid, om de ontwikkeling van instrumenten, gegevens, platforms, technologieën en processen voor betere voorspellingen, preventie, onderschepping, diagnose, behandeling en beheersing van ziekten mogelijk te maken en zo tegemoet te komen aan de behoeften van eindgebruikers;

c)de haalbaarheid aantonen van mensgerichte, geïntegreerde oplossingen voor de gezondheidszorg;

d)het volledige potentieel benutten van digitalisering en gegevensuitwisseling in de gezondheidszorg;

e)de ontwikkeling van nieuwe en verbeterde methoden en modellen mogelijk maken voor een alomvattende beoordeling van de toegevoegde waarde van innovatieve en geïntegreerde oplossingen voor de gezondheidszorg.

Artikel 114

Aanvullende taken van de Gemeenschappelijke Onderneming “Initiatief voor innovatieve gezondheidszorg”

Naast de in artikel 5 omschreven taken voert de Gemeenschappelijke Onderneming “Initiatief voor innovatieve gezondheidszorg” ook de volgende taken uit:

a)een nauwe en langdurige samenwerking bevorderen tussen de Unie, andere leden, bijdragende partners en andere belanghebbenden in de gezondheidszorg, zoals andere relevante bedrijfstakken, gezondheidszorginstanties (zoals toezichthoudende instanties, instanties voor de evaluatie van gezondheidstechnologie en betalers), patiëntenorganisaties, beroepsbeoefenaars in de gezondheidszorg en zorgverleners, alsook de academische wereld;

b)preconcurrentieel gezondheidsonderzoek en -innovatie doeltreffend ondersteunen, met name acties waarbij entiteiten uit verschillende sectoren van de gezondheidszorgindustrie worden samengebracht om samen te werken op gebieden met onbevredigde behoeften op het gebied van volksgezondheid;

c)waarborgen dat alle belanghebbenden de mogelijkheid hebben gebieden voor toekomstige oproepen tot het indienen van voorstellen voor te stellen;

d)de strategische agenda voor onderzoek en innovatie van de Gemeenschappelijke Onderneming “Initiatief voor innovatieve gezondheidszorg” regelmatig evalueren en er de nodige aanpassingen in aanbrengen in het licht van de wetenschappelijke ontwikkelingen tijdens de uitvoering ervan of van nieuwe behoeften op het gebied van volksgezondheid;

e)informatie publiceren over de projecten, met inbegrip van de deelnemende entiteiten en de hoogte van de financiële bijdrage van de Gemeenschappelijke Onderneming “Initiatief voor innovatieve gezondheidszorg” en de toegezegde bijdragen in natura per deelnemer;

f)voorzien in regelmatige communicatie, onder meer door ten minste eenmaal per jaar een bijeenkomst met belangengroepen en belanghebbenden te organiseren, ter waarborging van de openheid en transparantie van de onderzoeks- en innovatieactiviteiten van de Gemeenschappelijke Onderneming “Initiatief voor innovatieve gezondheidszorg”;

g)eventuele andere taken uitvoeren die nodig zijn voor de totstandbrenging van de in artikel 113 vermelde doelstellingen.

Artikel 115

Leden

De leden van de Gemeenschappelijke Onderneming “Initiatief voor innovatieve gezondheidszorg” zijn:

a)de Unie, vertegenwoordigd door de Commissie;

b)het Europees comité voor de coördinatie van de radiologische, elektromedische en zorginformatica-industrie (COCIR), de Europese federatie van de farmaceutische industrie en verenigingen, EuropaBio, MedTech Europe, VaccinesEurope, na kennisgeving door middel van een verbintenisbrief van hun respectieve besluiten om onvoorwaardelijk toe te treden tot de Gemeenschappelijke Onderneming “Initiatief voor innovatieve gezondheidszorg”;

c)de overeenkomstig artikel 7 te selecteren geassocieerde leden.

Artikel 116

Financiële bijdrage van de Unie

De financiële bijdrage van de Unie uit het programma Horizon Europa aan de Gemeenschappelijke Onderneming “Initiatief voor innovatieve gezondheidszorg”, met inbegrip van EVA-kredieten, aan de administratieve en operationele kosten bedraagt tot 1 200 000 000 EUR, waarvan maximaal 30 212 000 EUR voor administratieve kosten, en is als volgt samengesteld:

a)tot 1 000 000 000 EUR, op voorwaarde dat daar een bijdrage van andere leden dan de Unie, of van hun samenstellende of gelieerde entiteiten, tegenover staat;

b)tot 200 000 000 EUR, op voorwaarde dat daar aanvullende bijdragen van de bijdragende partners of van hun samenstellende of gelieerde entiteiten tegenover staan.

De bijdrage van de Unie kan worden verhoogd met bijdragen van derde landen, indien deze laatste beschikbaar zijn.

Artikel 117

Bijdragen van andere leden dan de Unie

1.De andere leden van de Gemeenschappelijke Onderneming “Initiatief voor innovatieve gezondheidszorg” dan de Unie leveren een totale bijdrage van ten minste 1 000 000 000 EUR, waarvan maximaal 30 212 000 EUR voor administratieve kosten, of zorgen ervoor dat hun samenstellende of verbonden entiteiten deze bijdrage leveren, gedurende de in artikel 3 bedoelde periode.

2.De in lid 1 bedoelde bijdragen bestaan uit bijdragen aan de Gemeenschappelijke Onderneming “Initiatief voor innovatieve gezondheidszorg” overeenkomstig artikel 11, lid 1.

3.Bijdragen in natura aan aanvullende activiteiten mogen niet meer dan 50 % uitmaken van de bijdragen in natura van andere leden dan de Unie op het niveau van het programma “Initiatief voor innovatieve gezondheidszorg”.

4.Kosten in verband met bijdragen van deelnemers aan acties onder contract die door de Gemeenschappelijke Onderneming “Initiatief voor innovatieve gezondheidszorg” worden gefinancierd, bedragen ten minste 45 % van de subsidiabele kosten van een actie onder contract en de daarmee verband houdende kosten van aanvullende activiteiten. Indien dit gerechtvaardigd is, kan in het werkprogramma bij wijze van uitzondering een lager aandeel van de bijdragen op het niveau van een afzonderlijke actie onder contract en de daarmee verband houdende aanvullende activiteiten worden toegestaan.

5.Kosten die voortvloeien uit acties onder contract in andere derde landen dan met Horizon Europa geassocieerde landen worden gemotiveerd en moeten relevant zijn voor de in artikel 113 genoemde doelstellingen. Zij mogen op het niveau van het programma “Initiatief voor innovatieve gezondheidszorg” niet meer dan 20 % bedragen van de bijdragen in natura aan de operationele kosten die worden geleverd door andere leden dan de Unie en door bijdragende partners. Kosten die de 20 % van de bijdragen in natura aan de operationele kosten op het niveau van het programma “Initiatief voor innovatieve gezondheidszorg” overschrijden, worden niet beschouwd als bijdragen in natura aan de operationele kosten.

6.In de werkprogramma’s van de Gemeenschappelijke Onderneming “Initiatief voor innovatieve gezondheidszorg” kunnen specifieke limieten worden vastgesteld voor bijdragen in natura aan operationele kosten die in andere derde landen dan met Horizon Europa geassocieerde landen worden gemaakt op het niveau van acties onder contract. Bij het nemen van besluiten over dergelijke specifieke limieten wordt met name rekening gehouden met de doelstellingen en het effect dat met de betrokken acties wordt nagestreefd en mag het in lid 5 vastgestelde maximum op het niveau van het programma “Initiatief voor innovatieve gezondheidszorg” niet worden overschreden.

Artikel 118

Voorwaarden met betrekking tot aanvullende activiteiten

1.Voor de toepassing van artikel 11, lid 1, punt b), worden in de Unie of in de met Horizon Europa geassocieerde landen aanvullende activiteiten uitgevoerd, waaronder:

a)activiteiten die bijdragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen van door de Gemeenschappelijke Onderneming “Initiatief voor innovatieve gezondheidszorg” gefinancierde acties;

b)activiteiten die bijdragen aan de verspreiding, duurzaamheid of benutting van de resultaten van door de Gemeenschappelijke Onderneming “Initiatief voor innovatieve gezondheidszorg” gefinancierde acties.

2.In voorkomend geval omvatten de projectvoorstellen een plan voor de bijbehorende aanvullende activiteiten. Kosten met betrekking tot dergelijke projectspecifieke aanvullende activiteiten moeten zijn gemaakt tussen de datum van indiening van het voorstel en uiterlijk twee jaar na de einddatum van de actie onder contract.

3.Om de kosten als bijdragen in natura als bedoeld in artikel 11, lid 1, punt b), te kunnen rekenen, moeten de onderliggende aanvullende activiteiten worden uitgevoerd in de Europese Unie of in met Horizon Europa geassocieerde landen.

Artikel 119

Organen van de Gemeenschappelijke Onderneming “Initiatief voor innovatieve gezondheidszorg”

De organen van de Gemeenschappelijke Onderneming “Initiatief voor innovatieve gezondheidszorg” zijn:

a)de raad van bestuur;

b)de uitvoerend directeur;

c)het innovatiepanel;

d)de groep van vertegenwoordigers van de staten.

Artikel 120

Samenstelling van de raad van bestuur

De raad van bestuur bestaat uit:

a)vijf vertegenwoordigers van de Europese Commissie namens de Unie;

b)één vertegenwoordiger van elk van de andere leden dan de Unie.

Artikel 121

Werking van de raad van bestuur

De andere leden dan de Unie bezitten gezamenlijk 50 % van de stemmen.

Artikel 122

Het innovatiepanel

1.Het innovatiepanel adviseert de raad van bestuur overeenkomstig artikel 19 over aangelegenheden die relevant zijn voor de onderzoeks- en innovatieactiviteiten van de Gemeenschappelijke Onderneming “Initiatief voor innovatieve gezondheidszorg”.

2.Het innovatiepanel bestaat uit de volgende permanente panelleden:

a)vier vertegenwoordigers van de Commissie namens de Unie;

b)vier vertegenwoordigers van de andere leden dan de Unie;

c)twee vertegenwoordigers uit de groep van vertegenwoordigers van de staten;

d)twee vertegenwoordigers uit de wetenschappelijke gemeenschap, benoemd door de raad van bestuur na een open selectieprocedure overeenkomstig artikel 19, lid 4;

e)maximaal zes permanente panelleden die na een open selectieprocedure overeenkomstig artikel 19, lid 4, door de raad van bestuur worden benoemd, waarbij met name wordt gezorgd voor een passende vertegenwoordiging van belanghebbenden uit de gezondheidszorg, in het bijzonder van de overheidssector, van patiënten en van eindgebruikers in het algemeen;

f)de uitvoerend directeur en één extra vertegenwoordiger van het programmabureau.

3.De panelleden die de leden van de Gemeenschappelijke Onderneming “Initiatief voor innovatieve gezondheidszorg” vertegenwoordigen, kunnen eventueel ad-hocpanelleden aanwijzen om specifieke onderwerpen te bespreken. Zij kunnen gezamenlijk voor elke vergadering maximaal zes ad-hocpanelleden aanwijzen.

Deze ad-hocpanelleden worden benoemd aan de hand van hun wetenschappelijke of technische deskundigheid met betrekking tot de onderwerpen die tijdens specifieke vergaderingen zullen worden besproken of met het oog op de noodzaak om synergieën met andere onderzoeksprogramma’s tot stand te brengen.

De panelleden die de leden van de Gemeenschappelijke Onderneming “Initiatief voor innovatieve gezondheidszorg” vertegenwoordigen, wijzen op basis van consensus ad-hocpanelleden aan voor een vaste periode. Zij delen hun besluiten mee aan het programmabureau en aan de andere permanente panelleden.

4.Onverminderd de in artikel 20, lid 7, vermelde taken van de groep van vertegenwoordigers van de staten verstrekt het innovatiepanel, op verzoek van de raad van bestuur of op eigen initiatief, advies aan de raad van bestuur over wetenschappelijke en technologische aangelegenheden die verband houden met de doelstellingen van de Gemeenschappelijke Onderneming “Initiatief voor innovatieve gezondheidszorg”, met name over:

a)wetenschappelijke prioriteiten;

b)het ontwerp van het werkprogramma, met inbegrip van de inhoud van de oproepen tot het indienen van voorstellen;

c)de planning van de in artikel 118 bedoelde aanvullende activiteiten van andere leden dan de Unie;

d)de oprichting van adviesgroepen die zich op specifieke wetenschappelijke prioriteiten richten;

e)het creëren van synergieën met andere Horizon Europa-activiteiten, waaronder andere Europese partnerschappen, alsook met andere financieringsprogramma’s van de Unie en nationale financieringsprogramma’s.

5.Het innovatiepanel wordt voorgezeten door de uitvoerend directeur. In terdege gemotiveerde gevallen kan de uitvoerend directeur een hooggeplaatst personeelslid van het programmabureau van de Gemeenschappelijke Onderneming “Initiatief voor innovatieve gezondheidszorg” aanwijzen om namens hem het innovatiepanel voor te zitten.

6.Na discussie met alle panelleden die op de vergadering aanwezig zijn nemen de panelleden die de leden van de Gemeenschappelijke Onderneming “Initiatief voor innovatieve gezondheidszorg” vertegenwoordigen in het kader van het in artikel 19, lid 8, bedoelde verslag bij consensus moties aan met betrekking tot de in lid 4 genoemde aangelegenheden. Indien er geen consensus wordt bereikt, brengt de voorzitter verslag uit over de situatie aan de raad van bestuur. Elk panellid kan in het verslag een afwijkend standpunt geven.

7.Het innovatiepanel belegt ten minste tweemaal per jaar een gewone vergadering. Het panel kan buitengewone vergaderingen houden op verzoek van de panelleden die de Commissie vertegenwoordigen of van een meerderheid van de panelleden die de andere leden dan de Unie vertegenwoordigen.

8.De leden van het innovatiepanel wisselen alle relevante informatie uit en bespreken hun ideeën voorafgaand aan de vergaderingen in een passende vorm. Voor zover nodig coördineren zij hun activiteiten met die van andere adviesgroepen.

Artikel 123

Voorschriften voor acties onder contract

1. Voor de toepassing van deze verordening wordt een onbevredigde behoefte op het gebied van volksgezondheid gedefinieerd als een behoefte die momenteel niet wordt aangepakt door de gezondheidszorgstelsels om redenen van beschikbaarheid of toegankelijkheid, bijvoorbeeld wanneer er geen bevredigende methode is voor diagnose, preventie of behandeling van een bepaalde aandoening of indien mensen beperkte toegang tot gezondheidszorginstellingen hebben vanwege kosten, afstand tot gezondheidszorg of wachttijden. Onder mensgerichte zorg wordt een benadering van zorg verstaan waarbij welbewust rekening wordt gehouden met het perspectief van personen, verzorgers, gezinnen en gemeenschappen en waarin zij worden beschouwd als deelnemers en als begunstigden van gezondheidszorgstelsels, die niet op basis van individuele ziekten maar op basis van hun behoeften en voorkeuren zijn georganiseerd.

2.Acties onder contract die door de Gemeenschappelijke Onderneming “Initiatief voor innovatieve gezondheidszorg” worden gefinancierd, kunnen klinische studies omvatten waarbij het doelgebied of het beoogde gebruik een onbevredigde behoefte op het gebied van volksgezondheid betreft die de bevolking van de Unie aanzienlijk treft of bedreigt.

3.Deelnemers aan door de Gemeenschappelijke Onderneming “Initiatief voor innovatieve gezondheidszorg” gefinancierde acties onder contract moeten ervoor zorgen dat de producten en diensten die geheel of gedeeltelijk op basis van de resultaten van de acties onder contract worden ontwikkeld onder eerlijke en redelijke voorwaarden beschikbaar en toegankelijk zijn voor het publiek. Daartoe worden in voorkomend geval in het werkprogramma aanvullende exploitatieverplichtingen gespecificeerd die van toepassing zijn op specifieke acties onder contract.

4.Indien dit is bepaald in het werkprogramma, kunnen juridische entiteiten die door de Gemeenschappelijke Onderneming “Initiatief voor innovatieve gezondheidszorg” zijn aangewezen, worden verplicht om deel te nemen aan specifieke acties onder contract. Deze entiteiten komen niet in aanmerking voor financiering door de Gemeenschappelijke Onderneming “Initiatief voor innovatieve gezondheidszorg”.

5.Juridische entiteiten die deelnemen aan specifieke acties onder contract met de in lid 4 bedoelde juridische entiteiten, komen niet in aanmerking voor financiering indien:

a)het juridische entiteiten met winstoogmerk betreft met een jaaromzet van 500 miljoen EUR of meer;

b)zij onder de directe of indirecte zeggenschap staan van een in punt a) beschreven juridische entiteit, of onder dezelfde directe of indirecte zeggenschap staan als een in punt a) beschreven juridische entiteit;

c)zij direct of indirect zeggenschap uitoefenen over een in punt a) bedoelde juridische entiteit.



TITEL VII

GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMING “DIGITALE SLEUTELTECHNOLOGIEËN”

Artikel 124

Aanvullende doelstellingen van de Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën”

1.Naast de in de artikelen 4 en 5 vastgestelde doelstellingen heeft de Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën” ook de volgende algemene doelstellingen:

a)de open technologische autonomie van de Unie op het gebied van elektronische componenten en systemen versterken om tegemoet te komen aan de toekomstige behoeften van verticale bedrijfstakken en van de economie in het algemeen. Het algemene doel is tegen 2030 bij te dragen aan een verdubbeling van de waarde van het ontwerp en de productie van elektronische componenten en systemen in Europa, in overeenstemming met het gewicht van de Unie op het gebied van producten en diensten;

b)leiderschap van de Unie tot stand brengen op het gebied van wetenschappelijke excellentie en innovatie ten aanzien van opkomende componenten en systeemtechnologieën, met actieve betrokkenheid van kleine en middelgrote ondernemingen. Kleine en middelgrote ondernemingen moeten ten minste een derde van het totale aantal deelnemers aan acties onder contract vertegenwoordigen en ten minste 20 % van de overheidsfinanciering ontvangen;

c)waarborgen dat componenten en systeemtechnologieën inspelen op de maatschappelijke en milieuproblemen van Europa. Het doel is deze inspanningen in overeenstemming te brengen met het beleid van de Unie inzake energie-efficiëntie en een bijdrage te leveren aan de vermindering van het energieverbruik met 32,5 % in 2030.

2.Naast de in lid 1 vastgestelde doelstellingen heeft de Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën” ook de volgende specifieke doelstellingen:

a)ontwerp- en productiecapaciteit in Europa opzetten voor strategische toepassingsgebieden;

b)een evenwichtige portefeuille van grote en kleine projecten ontwikkelen om de snelle overdracht van technologieën van het onderzoeksniveau naar de industriële omgeving te ondersteunen;

c)over de gehele Unie een dynamisch ecosysteem op basis van digitale waardeketens opbouwen met vereenvoudigde toegang voor nieuwkomers;

d)componententechnologieën versterken die veiligheid, vertrouwen en energie-efficiëntie garanderen voor kritieke infrastructuur en sectoren in Europa;

e)het vrijmaken van nationale middelen bevorderen en ervoor zorgen dat de onderzoeks- en innovatieprogramma’s van de Unie en de lidstaten op het gebied van elektronische componenten en systemen op samenhangende wijze op elkaar zijn afgestemd;

f)zorgen voor samenhang tussen de strategische agenda voor onderzoek en innovatie van het initiatief en het EU-beleid, zodat elektronische componenten en systeemtechnologieën een efficiënte bijdrage leveren.

Artikel 125

Aanvullende taken van de Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën”

Naast de in artikel 5 omschreven taken houdt de Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën” ook toezicht op de uitvoering van de acties onder contract en beheert zij subsidieovereenkomsten en besluiten van de raad van bestuur en de raad van openbare instanties.

Artikel 126

Leden

1.De leden van de Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën” zijn:

a)openbare instanties, bestaande uit:

i) de Unie, vertegenwoordigd door de Commissie;

ii) de volgende deelnemende staten:

— […];

— […].

b)de particuliere leden, bestaande uit de volgende brancheorganisaties en de entiteiten waaruit ze bestaan: de vereniging AENEAS, naar Frans recht waarvan de zetel gevestigd is te Parijs (Frankrijk); de branchevereniging ARTEMIS (ARTEMISIA), naar Nederlands recht waarvan de zetel gevestigd is te Eindhoven (Nederland); en de vereniging EPoSS e.V., naar Duits recht waarvan de zetel gevestigd is te Berlijn (Duitsland).

2.Elke deelnemende staat benoemt zijn vertegenwoordigers in de organen van de Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën” en wijst de nationale entiteit of entiteiten aan die zal/zullen voldoen aan zijn verplichtingen met betrekking tot de activiteiten van de Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën”.

Artikel 127

Financiële bijdrage van de Unie

De financiële bijdrage van de Unie uit het programma Horizon Europa aan de Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën”, met inbegrip van EVA-kredieten, aan de administratieve en operationele kosten bedraagt tot 1 800 000 000 EUR, waarvan maximaal 22 090 000 EUR bestemd is voor administratieve kosten. De bijdrage van de Unie kan worden verhoogd met bijdragen van derde landen, indien deze laatste beschikbaar zijn.

Artikel 128

Bijdragen van andere leden dan de Unie

1.Gedurende de in artikel 3 bepaalde periode leveren de deelnemende staten van de Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën” een totale bijdrage die ten minste gelijk is aan het bedrag van de in artikel 127 bedoelde bijdrage van de Unie aan de operationele kosten.

2.Gedurende de in artikel 3 bepaalde periode dragen de particuliere leden van de Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën” ten minste 2 511 164 000 EUR bij aan de Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën”, of zorgen zij ervoor dat hun samenstellende of gelieerde entiteiten deze bijdragen leveren.

3.Overeenkomstig artikel 26, lid 4, leveren de particuliere leden een financiële bijdrage van maximaal 22 090 000 EUR aan de administratieve kosten van de Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën”, of zorgen zij ervoor dat hun samenstellende en gelieerde entiteiten deze bijdrage leveren.

4.De in lid 1 bedoelde bijdragen bestaan uit bijdragen zoals vastgelegd in artikel 11, lid 4. De in lid 2 bedoelde bijdragen bestaan uit bijdragen zoals vastgelegd in artikel 11, lid 1, met inbegrip van ten minste 2 489 074 000 EUR aan bijdragen zoals vastgelegd in artikel 11, lid 1, punt a). De in lid 3 bedoelde bijdragen bestaan uit bijdragen zoals vastgelegd in artikel 11, lid 1, punt c).

Artikel 129

Bijdragen van de deelnemende staten

1.Alle deelnemende staten vertrouwen de uitvoering van hun bijdragen aan deelnemers aan acties onder contract in de desbetreffende deelnemende staat toe aan de Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën” door middel van door de Gemeenschappelijke Onderneming gesloten subsidieovereenkomsten. Ook de betaling van hun bijdragen aan de deelnemers vertrouwen zij toe aan de Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën”. Zij specificeren de bedragen die bestemd zijn voor acties onder contract.

2.De begunstigden van acties onder contract van de Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën” ondertekenen één subsidieovereenkomst met de Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën”. De gedetailleerde regels van de subsidieovereenkomst, waaronder het respectieve kader voor intellectuele-eigendomsrechten, zijn in overeenstemming met de regels van Horizon Europa.

3.Met juridisch bindende overeenkomsten tussen de entiteiten die daartoe door elke deelnemende staat zijn aangewezen enerzijds en de Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën” anderzijds verbinden de deelnemende staten zich ertoe het volledige bedrag van hun bijdragen te betalen. Dergelijke overeenkomsten worden vóór de vaststelling van het werkprogramma gesloten.

4.De raad van bestuur houdt naar behoren rekening met de in lid 3 bedoelde overeenkomsten bij de vaststelling van de uitgavenramingen van de desbetreffende onderzoeks- en innovatieactiviteiten, teneinde het evenwichtsbeginsel van de begroting van de Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën” te waarborgen.

5.De uitvoerend directeur legt de in lid 3 bedoelde overeenkomsten voor aan de raad van bestuur ter ondersteuning van de uitgavenramingen van de daarmee verband houdende onderzoeks- en innovatieactiviteiten.

6.Andere regelingen voor de samenwerking tussen de deelnemende staten en de Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën” en voor de verbintenissen met betrekking tot de in lid 1 bedoelde bijdragen worden vastgesteld door middel van overeenkomsten die worden gesloten tussen de daartoe door elke deelnemende staat aangewezen entiteiten en de Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën”.

Artikel 130

Toepassingsgebied van de aanvullende activiteiten

1.De raad van bestuur van de Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën” kan, indien nodig, het in artikel 11, lid 1, punt b), bedoelde plan voor aanvullende activiteiten goedkeuren na een voorstel van de raad van particuliere leden, rekening houdend met het advies van de raad van openbare instanties.

2.Voor de toepassing van artikel 11, lid 1, punt b), kunnen de aanvullende activiteiten het volgende omvatten:

a)particuliere investeringen met het oog op de industrialisering van de resultaten van de projecten van de Gemeenschappelijke Ondernemingen “Digitale sleuteltechnologieën” en Ecsel;

b)proefprojecten, demonstratiemodellen, toepassingen, uitrol, industrialisering, met inbegrip van relevante kapitaaluitgaven;

c)aanverwante onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten die niet door de overheid worden gefinancierd;

d)activiteiten die met leningen van de Europese Investeringsbank worden gefinancierd en die niet worden gefinancierd in het kader van een subsidie van de Unie;

e)activiteiten om het ecosysteem ter ondersteuning van de samenwerking tussen gebruikers en leveranciers van technologie te ontwikkelen.

Artikel 131

Organen van de Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën”

De organen van de Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën” zijn:

a)de raad van bestuur;

b)de uitvoerend directeur;

c)de raad van openbare instanties;

d)de raad van particuliere leden.

Artikel 132

Samenstelling van de raad van bestuur

Elk lid van de Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën” benoemt zijn vertegenwoordigers en een delegatieleider die beschikt over het stemrecht van het lid binnen de raad van bestuur.

Artikel 133

Werking van de raad van bestuur

1.De stemrechten in de raad van bestuur worden als volgt verdeeld:

a)een derde voor de Commissie;

b)een derde voor de particuliere leden tezamen; en

c)een derde voor de deelnemende staten tezamen.

2.Voor de eerste twee begrotingsjaren na de oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën” worden de stemrechten van de deelnemende staten als volgt verdeeld:

a)elke deelnemende staat krijgt één procent;

b)het resterende percentage wordt jaarlijks over de deelnemende staten verdeeld in verhouding tot hun werkelijke financiële bijdragen aan de Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën” en/of aan het voorafgaande initiatief van de afgelopen twee jaar.

3.Voor de daaropvolgende begrotingsjaren wordt de verdeling van de stemmen van de deelnemende staten jaarlijks vastgelegd en naar de mate waarin zij de afgelopen twee begrotingsjaren middelen hebben toegezegd voor acties onder contract.

4.De stemrechten van de particuliere leden worden gelijkelijk over de brancheorganisaties verdeeld, tenzij de raad van particuliere leden anders beslist.

5.De stemrechten van elk nieuw lid van de Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën” dat geen lidstaat van de Europese Unie en geen geassocieerd land is, worden door de raad van bestuur bepaald voordat dat lid toetreedt tot de Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën”.

6.Het quorum van de raad van bestuur bestaat uit de Commissie, de particuliere leden en ten minste drie delegatieleiders van de aan de Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën” deelnemende staten.

Artikel 134

Aanvullende taken van de raad van bestuur

1.Artikel 16, lid 2, punt s), is niet van toepassing op de raad van bestuur van de Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën”.

2.Op verzoek van de Commissie kan het recht op deelname aan specifieke acties worden beperkt overeenkomstig de bepalingen van de sectorale basishandeling die van toepassing is op de betrokken bijdrage van de Unie.

Artikel 135

Samenstelling van de raad van openbare instanties

De raad van openbare instanties bestaat uit vertegenwoordigers van de openbare instanties van de Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën”.

Elke openbare instantie benoemt haar vertegenwoordigers en een delegatieleider die beschikt over het stemrecht in de raad van openbare instanties.

Artikel 136

Werking van de raad van openbare instanties

1.De stemrechten in de raad van openbare instanties worden op jaarbasis toegewezen aan de openbare instanties in verhouding tot hun financiële bijdrage aan de activiteiten van de Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën” voor datzelfde jaar overeenkomstig artikel 129, met een maximum voor elk lid van 50 % van het totale aantal stemmen in de raad van openbare instanties.

2.Indien minder dan drie deelnemende staten de uitvoerend directeur mededeling hebben gedaan van hun financiële bijdrage overeenkomstig artikel 129, lid 3, beschikt de Commissie over 50 % van de stemmen, terwijl de overige 50 % gelijkelijk wordt verdeeld over de deelnemende staten totdat meer dan drie aan de Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën” deelnemende staten hun bijdrage hebben meegedeeld.

3.De openbare instanties doen hun uiterste best om tot een consensus te komen. Wanneer geen consensus kan worden bereikt, neemt de raad van openbare instanties besluiten met een meerderheid van ten minste 75 % van alle stemmen, met inbegrip van de stemmen van alle niet-aanwezige deelnemende staten.

4.De raad van openbare instanties kiest een van zijn leden als voorzitter voor een termijn van ten minste twee jaar.

5.De voorzitter kan andere personen uitnodigen om zijn vergaderingen als waarnemer bij te wonen, met name vertegenwoordigers van regionale autoriteiten binnen de Unie, vertegenwoordigers van verenigingen van kleine en middelgrote ondernemingen en vertegenwoordigers van andere organen van de Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën”.

6.De raad van openbare instanties belegt ten minste tweemaal per jaar een gewone vergadering. De raad kan op verzoek van de Commissie of een meerderheid van de vertegenwoordigers van de deelnemende staten of op verzoek van de voorzitter buitengewone vergaderingen beleggen. De vergaderingen van de raad van openbare instanties worden bijeengeroepen door zijn voorzitter en zullen gewoonlijk plaatsvinden in de zetel van de Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën”.

7.Het quorum van de raad van openbare instanties bestaat uit de Commissie en de delegatieleiders van ten minste drie deelnemende staten.

8.De uitvoerend directeur woont de vergaderingen van de raad van openbare instanties bij, tenzij de raad van bestuur daar anders over beslist, zij het zonder stemrecht.

9.Op uitnodiging van de raad van openbare instanties kan elke lidstaat of elk geassocieerd land dat geen lid is van de Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën” als waarnemer aan de vergaderingen van de raad van openbare instanties deelnemen. Waarnemers ontvangen alle relevante documenten en kunnen advies geven over alle door de raad van openbare instanties genomen besluiten. Waarnemers zijn gebonden aan de vertrouwelijkheidsregels die van toepassing zijn op de leden van de raad van openbare instanties.

10.De raad van openbare instanties kan zo nodig werkgroepen instellen die algemeen gecoördineerd zullen worden door één of meer openbare instanties.

11.De raad van openbare instanties stelt zijn reglement van orde vast.

12.Artikel 11, lid 7, en artikel 26, lid 6, zijn overeenkomstig van toepassing op de raad van openbare instanties.

Artikel 137

Taken van de raad van openbare instanties

De raad van openbare instanties:

a)draagt bij aan het opstellen van de strategische agenda voor onderzoek en innovatie;

b)levert input voor het ontwerp van het werkprogramma, met name de oproepen tot het indienen van voorstellen, met inbegrip van de regels voor de evaluatie, selectie en monitoring van acties onder contract;

c)keurt het uitschrijven van oproepen tot het indienen van voorstellen goed overeenkomstig het werkplan;

d)beslist over de toekenning van overheidsmiddelen voor geselecteerde voorstellen op basis van de door het evaluatiecomité opgestelde ranglijst, tot maximaal de beschikbare budgetten. Voor gelijkwaardige voorstellen kan bij deze toewijzing rekening worden gehouden met de bijdrage van de voorstellen aan de verwezenlijking van specifieke beleidsdoelstellingen, alsook met synergieën met nationale prioriteiten. Dergelijk besluit is bindend en definitief zonder verdere evaluatie- of selectieprocedures;

e)brengt advies uit over het ontwerpplan van de aanvullende activiteiten zoals bedoeld in artikel 11, lid 1, punt b).

Artikel 138

Samenstelling van de raad van particuliere leden

1.De raad van particuliere leden bestaat uit vertegenwoordigers van de particuliere leden van de Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën”.

2.Elk particulier lid benoemt zijn vertegenwoordigers en een delegatieleider die beschikt over het stemrecht in de raad van particuliere leden.

Artikel 139

Werking van de raad van particuliere leden

1.De raad van particuliere leden komt ten minste tweemaal per jaar bijeen.

2.De raad van particuliere leden kan zo nodig werkgroepen instellen die algemeen gecoördineerd zullen worden door één of meer leden.

3.De raad van particuliere leden kiest een van zijn leden als voorzitter.

4.De raad van particuliere leden stelt zijn reglement van orde vast.

Artikel 140

Taken van de raad van particuliere leden

De raad van particuliere leden:

a)stelt het in artikel 4 en artikel 124 bedoelde ontwerp van de strategische agenda voor onderzoek en innovatie ter verwezenlijking van de doelstellingen van de Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën” op en werkt het regelmatig bij, rekening houdend met de input van de openbare instanties;

b)legt het ontwerp van de strategische agenda voor onderzoek en innovatie voor aan de uitvoerend directeur binnen de door de raad van bestuur vastgestelde termijnen;

c)organiseert een forum van adviserende belanghebbenden dat openstaat voor alle publieke en private belanghebbenden op het gebied van elektronische componenten en systemen, om hen te informeren en feedback in te winnen over het ontwerp van de strategische agenda voor onderzoek en innovatie voor een bepaald jaar;

d)stelt in voorkomend geval en rekening houdend met artikel 130, het ontwerp van het in artikel 11, lid 1, punt b), bedoelde plan voor aanvullende activiteiten op en legt het ter goedkeuring voor aan de raad van bestuur, waarbij rekening wordt gehouden met het advies van de raad van openbare instanties.

Artikel 141

Vergoedingstarieven

Overeenkomstig [artikel 13, lid 1,] van de Horizon Europa-verordening en in afwijking van [artikel 30] van diezelfde verordening kan de Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën” binnen een actie verschillende vergoedingspercentages toepassen voor de financiering van de Unie, afhankelijk van het soort deelnemer, te weten kmo’s en juridische entiteiten zonder winstoogmerk, en het soort actie. De vergoedingspercentages worden in het werkprogramma vermeld.

TITEL VIII

GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMING “DERDE ATM-ONDERZOEK IN HET KADER VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK EUROPEES LUCHTRUIM”

Artikel 142

Aanvullende doelstellingen van de Gemeenschappelijke Onderneming “Derde ATM-onderzoek in het kader van het gemeenschappelijk Europees luchtruim”

1.Naast de in de artikelen 4 en 5 vastgestelde doelstellingen moet de Gemeenschappelijke Onderneming “Derde ATM-onderzoek in het kader van het gemeenschappelijk Europees luchtruim” ook de volgende algemene doelstellingen verwezenlijken:

a)de onderzoeks- en innovatiecapaciteit van de Unie in de sector van het luchtverkeersbeheer (ATM) versterken en integreren, waardoor deze veerkrachtiger wordt en beter aanpasbaar aan schommelingen in het verkeer en tegelijkertijd de naadloze exploitatie van alle luchtvaartuigen mogelijk wordt gemaakt;

b)middels innovatie het concurrentievermogen van het bemande en onbemande luchtvervoer in de Unie en de markten voor ATM-diensten versterken om de economische groei in de Unie te ondersteunen;

c)de marktintroductie van innovatieve oplossingen ontwikkelen en versnellen om het gemeenschappelijke Europese luchtruim op te zetten als het meest efficiënte en milieuvriendelijke luchtruim ter wereld.

2.De Gemeenschappelijke Onderneming “Derde ATM-onderzoek in het kader van het gemeenschappelijk Europees luchtruim” heeft ook de volgende specifieke doelstellingen:

a)een ecosysteem voor onderzoek en innovatie ontwikkelen dat de hele waardeketens van het luchtverkeersbeheer en het U-spaceluchtruim 60 omvat, waardoor het in het Europese ATM-masterplan gedefinieerde digitale Europese luchtruim 61 kan worden opgebouwd zodat de nodige samenwerking en coördinatie tussen verleners van luchtvaartnavigatiediensten en luchtruimgebruikers mogelijk wordt om zo één geharmoniseerd ATM-systeem voor bemande en onbemande vluchtuitvoeringen te waarborgen op EU-niveau;

b)oplossingen voor het luchtverkeersbeheer ontwikkelen en valideren die een hoge mate van automatisering ondersteunen;

c)de technische architectuur 62 van het digitale Europese luchtruim ontwikkelen en valideren;

d)een versnelde marktintroductie van innovatieve oplossingen ondersteunen door middel van demonstratiemodellen;

e)de planning en de vaststelling van prioriteiten coördineren wat de inspanningen van de Unie voor het moderniseren van het luchtverkeersbeheer betreft, uitgaande van een op een consensus gebaseerd proces tussen de belanghebbenden op het gebied van luchtverkeersbeheer;

f)de ontwikkeling van normen voor de industrialisering van Sesar-oplossingen faciliteren.

Artikel 143

Aanvullende taken van de Gemeenschappelijke Onderneming “Derde ATM-onderzoek in het kader van het gemeenschappelijk Europees luchtruim”

Naast de in artikel 5 omschreven taken moet de Gemeenschappelijke Onderneming “Derde ATM-onderzoek in het kader van het gemeenschappelijk Europees luchtruim”:

a)de taken van de definitiefase 63 van het onderzoek naar het beheer van het luchtverkeer in het gemeenschappelijke Europese luchtruim (Sesar) coördineren, toezien op de uitvoering van het Sesar-project en, waar nodig, het Europees ATM-masterplan wijzigen 64 ;

b)de onderzoeks- en ontwikkelingsaspecten van het Europees ATM-masterplan toepassen, met name door:

i) de werkzaamheden van de ontwikkelingsfase van Sesar te organiseren, te coördineren en te monitoren in overeenstemming met het Europees ATM-masterplan, met inbegrip van activiteiten op het gebied van onderzoek en innovatie met een lage technologische paraatheid (TRL) (0 tot en met 2);

ii) Sesar-oplossingen te bieden, d.w.z. inzetbare outputs van de ontwikkelingsfase van Sesar waarbij nieuwe of verbeterde gestandaardiseerde en interoperabele procedures of technologieën worden ingevoerd;

iii) de betrokkenheid van de civiele en militaire belanghebbenden van de luchtvaartsector te waarborgen, met name: verleners van luchtvaartnavigatiediensten, luchtruimgebruikers, belangenorganisaties van beroepspersoneel, luchthavens, de industrie en de relevante wetenschappelijke instellingen en wetenschappelijke gemeenschap;

c)een versnelde marktintroductie van Sesar-oplossingen bevorderen door:

i) grootschalige demonstratieactiviteiten te organiseren en te coördineren;

65 ii) nauwe coördinatie met EASA te onderhouden zodat EASA tijdig regelgevende maatregelen kan ontwikkelen die onder de EASA-basisverordening en de relevante uitvoeringsvoorschriften vallen;

66 67 iii) de verwante normalisatieactiviteiten te ondersteunen in nauwe samenwerking met normalisatie-instanties en EASA, alsook met de entiteit die is opgericht om de taken van de uitrolfase van Sesar te coördineren in overeenstemming met Uitvoeringsverordening (EU) nr. 409/2013 van de Commissie.

Artikel 144

Leden

1.De leden van de Gemeenschappelijke Onderneming “Derde ATM-onderzoek in het kader van het gemeenschappelijk Europees luchtruim” zijn:

a)de Unie, vertegenwoordigd door de Commissie;

b)de Europese Organisatie voor de veiligheid van de luchtvaart (Eurocontrol), vertegenwoordigd door haar agentschap, na kennisgeving door middel van een verbintenisbrief van haar besluit om onvoorwaardelijk toe te treden tot de Gemeenschappelijke Onderneming “Derde ATM-onderzoek in het kader van het gemeenschappelijk Europees luchtruim”;

c)de in bijlage III bij deze verordening vermelde stichtende leden, na kennisgeving door middel van een verbintenisbrief van hun besluit om onvoorwaardelijk toe te treden tot de Gemeenschappelijke Onderneming “Derde ATM-onderzoek in het kader van het gemeenschappelijk Europees luchtruim”;

d)de overeenkomstig artikel 7 te selecteren geassocieerde leden.

2.In afwijking van de bepalingen in artikel 7, leden 1 en 2, kan de raad van bestuur gedurende de eerste zes maanden na de oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming “Derde ATM-onderzoek in het kader van het gemeenschappelijk Europees luchtruim” geassocieerde leden kiezen uit een lijst die is opgesteld na een open oproep tot het indienen van blijken van belangstelling die de Commissie voorafgaand aan de oprichting heeft gedaan.

3.Bij de selectie van de geassocieerde leden streeft de raad van bestuur naar een goede vertegenwoordiging van de gehele waardeketen van het luchtverkeersbeheer en, indien nodig, de selectie van relevante spelers van buiten de sector. Publieke of private entiteiten of organen, met inbegrip van die uit derde landen die ten minste één overeenkomst op het gebied van luchtvervoer hebben gesloten met de Unie, kunnen worden geselecteerd als geassocieerde leden van de Gemeenschappelijke Onderneming “Derde ATM-onderzoek in het kader van het gemeenschappelijk Europees luchtruim”.

Artikel 145

Financiële bijdrage van de Unie

De financiële bijdrage van de Unie uit het programma Horizon Europa aan de Gemeenschappelijke Onderneming “Derde ATM-onderzoek in het kader van het gemeenschappelijk Europees luchtruim”, met inbegrip van EVA-kredieten, aan de administratieve en operationele kosten bedraagt tot 600 000 000 EUR, waarvan maximaal 30 000 000 EUR bestemd is voor administratieve kosten. De bijdrage van de Unie kan worden verhoogd met bijdragen van derde landen, indien deze laatste beschikbaar zijn.

Artikel 146

Bijdragen van andere leden dan de Unie

1.De particuliere leden van de Gemeenschappelijke Onderneming “Derde ATM-onderzoek in het kader van het gemeenschappelijk Europees luchtruim” dragen gedurende de in artikel 3 bepaalde periode in totaal ten minste 500 000 000 EUR bij, waarvan maximaal 25 000 000 EUR bestemd is voor administratieve kosten, of zorgen ervoor dat hun samenstellende of gelieerde entiteiten deze bijdrage leveren.

2.Eurocontrol draagt gedurende de in artikel 3 vermelde periode ten minste 500 000 000 EUR bij aan de operationele en administratieve kosten van de Gemeenschappelijke Onderneming “Derde ATM-onderzoek in het kader van het gemeenschappelijk Europees luchtruim”, waarvan maximaal 25 000 000 EUR bestemd is voor administratieve kosten.

3.De in lid 1 bedoelde bijdragen bestaan uit bijdragen aan de Gemeenschappelijke Onderneming “Derde ATM-onderzoek in het kader van het gemeenschappelijk Europees luchtruim” als bedoeld in artikel 11, lid 1. De in lid 2 bedoelde bijdragen bestaan uit bijdragen aan de Gemeenschappelijke Onderneming “Derde ATM-onderzoek in het kader van het gemeenschappelijk Europees luchtruim” als bedoeld in artikel 11, lid 1.

Artikel 147

Toepassingsgebied van de aanvullende activiteiten

Met het oog op artikel 11, lid 1, punt b), kunnen de aanvullende activiteiten het volgende omvatten:

a)activiteiten die betrekking hebben op alle niet door de Unie gefinancierde onderdelen van de projecten voor het onderzoek naar het beheer van het luchtverkeer in het gemeenschappelijk Europees luchtruim (“ATM-onderzoeksprojecten in het kader van het gemeenschappelijk Europees luchtruim”) die bijdragen tot de verwezenlijking van het afgesproken werkprogramma van de Gemeenschappelijke Onderneming;

b)industrialiseringsactiviteiten, inclusief normalisatie, certificering en productie, in verband met Sesar-oplossingen van de Gemeenschappelijke Onderneming “Derde ATM-onderzoek in het kader van het gemeenschappelijk Europees luchtruim” of het vorige initiatief, de Gemeenschappelijke Onderneming Sesar;

c)communicatie- en bewustmakingsactiviteiten in verband met Sesar-oplossingen van de Gemeenschappelijke Onderneming “Derde ATM-onderzoek in het kader van het gemeenschappelijk Europees luchtruim” of het vorige initiatief, de Gemeenschappelijke Onderneming Sesar;

d)activiteiten om de wereldwijde harmonisatie van het luchtverkeersbeheer te garanderen op basis van Sesar-oplossingen van de Gemeenschappelijke Onderneming “Derde ATM-onderzoek in het kader van het gemeenschappelijk Europees luchtruim” of het vorige initiatief, de Gemeenschappelijke Onderneming Sesar;

e)de uitrol of marktintroductie van de resultaten van projecten in het kader van de Gemeenschappelijke Onderneming “Derde ATM-onderzoek in het kader van het gemeenschappelijk Europees luchtruim” of het vorige initiatief, de Gemeenschappelijke Onderneming Sesar, die geen financiering van de Unie hebben ontvangen.

Artikel 148

Organen van de Gemeenschappelijke Onderneming “Derde ATM-onderzoek in het kader van het gemeenschappelijk Europees luchtruim”

De organen van de Gemeenschappelijke Onderneming “Derde ATM-onderzoek in het kader van het gemeenschappelijk Europees luchtruim” zijn:

a)de raad van bestuur;

b)de uitvoerend directeur;

c)het wetenschappelijk adviesorgaan;

d)de groep van vertegenwoordigers van de staten.

Artikel 149

Samenstelling van de raad van bestuur

De raad van bestuur is als volgt samengesteld:

a)twee vertegenwoordigers van de Commissie namens de Unie;

b)één vertegenwoordiger van elk van de andere leden dan de Unie.

Artikel 150

Werking van de raad van bestuur

1.De raad van bestuur wordt namens de Unie voorgezeten door de Commissie.

2.De raad van bestuur heeft de volgende permanente waarnemers:

a)een vertegenwoordiger van het Europees Defensieagentschap;

b)een vertegenwoordiger van de civiele luchtruimgebruikers, aangewezen door hun vertegenwoordigende organisatie op Europees niveau;

c)een vertegenwoordiger van de verleners van luchtvaartnavigatiediensten, aangewezen door hun vertegenwoordigende organisatie op Europees niveau;

d)een vertegenwoordiger van de apparatuurfabrikanten, aangewezen door hun vertegenwoordigende organisatie op Europees niveau;

e)een vertegenwoordiger van de luchthavens, aangewezen door hun vertegenwoordigende organisatie op Europees niveau;

f)een vertegenwoordiger van de belangenorganisaties van personeel in de sector luchtverkeersbeheer, aangewezen door hun vertegenwoordigende organisatie op Europees niveau;

g)een vertegenwoordiger van de relevante wetenschappelijke instellingen of de relevante wetenschappelijke gemeenschap, aangewezen door hun vertegenwoordigende organisatie op Europees niveau:

h)een vertegenwoordiger van het Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart;

i)een vertegenwoordiger van de Europese normalisatieorganisatie voor de luchtvaart;

j)een vertegenwoordiger van de sector van de onbemande luchtvaartuigen, aangewezen door de vertegenwoordigende organisatie op Europees niveau.

3.Het aantal stemmen van de leden van de Gemeenschappelijke Onderneming “Derde ATM-onderzoek in het kader van het gemeenschappelijk Europees luchtruim” is in verhouding tot hun bijdrage aan de begroting van de Gemeenschappelijke Onderneming. De Unie en Eurocontrol beschikken echter elk over ten minste 25 % van het totale aantal stemmen en de vertegenwoordiger van de civiele luchtruimgebruikers als bedoeld in lid 2, punt b), heeft ten minste 10 % van het totale aantal stemmen.

4.De besluiten van de raad van bestuur worden genomen met gewone meerderheid van de uitgebrachte stemmen. Bij staking van stemmen is de stem van de vertegenwoordiger van de Unie doorslaggevend.

5.Voor besluiten met betrekking tot de herziening van het Europees ATM-masterplan is de positieve stem nodig van de Unie en Eurocontrol. Bij dergelijke besluiten wordt rekening gehouden met de standpunten van alle in lid 2 bedoelde permanente waarnemers.

Artikel 151

Aanvullende taken van de raad van bestuur

Naast de in artikel 16 genoemde taken houdt de raad van bestuur van de Gemeenschappelijke Onderneming “Derde ATM-onderzoek in het kader van het gemeenschappelijk Europees luchtruim” ook toezicht op de uitvoering van de onderzoeks- en ontwikkelingscomponenten die zijn opgenomen in het Europees ATM-masterplan.

Artikel 152

Aanvullende taken van de uitvoerend directeur

Naast de in artikel 18 genoemde taken voert de uitvoerend directeur van de Gemeenschappelijke Onderneming “Derde ATM-onderzoek in het kader van het gemeenschappelijk Europees luchtruim” de volgende taken uit:

a)leiding geven aan de uitvoering van de definitie- en ontwikkelingsfasen van het Sesar-project in het kader van de richtsnoeren die zijn vastgelegd door de raad van bestuur;

b)de raad van bestuur elk voorstel voorleggen betreffende wijzigingen in de ontwikkelingsfase van het Sesar-project.

Artikel 153

Het wetenschappelijk comité

1.Het wetenschappelijk adviesorgaan van de Gemeenschappelijke Onderneming “Derde ATM-onderzoek in het kader van het gemeenschappelijk Europees luchtruim” als bedoeld in artikel 19, lid 1, punt a), is het wetenschappelijk comité.

2.Het wetenschappelijk comité bestaat uit niet meer dan 15 permanente leden.

3.De voorzitter van het wetenschappelijk comité wordt gekozen voor een periode van twee jaar.

4.Het wetenschappelijk comité kan op verzoek van de raad van bestuur en andere organen van de Gemeenschappelijke Onderneming “Derde ATM-onderzoek in het kader van het gemeenschappelijk Europees luchtruim” of op eigen initiatief advies uitbrengen, in het bijzonder over activiteiten met een lage technologische paraatheid (TRL) (0 tot en met 2).

5.Het wetenschappelijk comité werkt samen met de relevante adviesorganen die zijn opgericht in het kader van Horizon Europa.

Artikel 154

De groep van vertegenwoordigers van de staten

1.De groep van vertegenwoordigers van de staten bestaat uit maximaal twee vertegenwoordigers van elke lidstaat en elk geassocieerd land, met inbegrip van vertegenwoordigers van de nationale luchtvaartautoriteiten belast met onderzoek. De vertegenwoordigers van de lidstaten leggen een gecoördineerd standpunt voor, waarbij ze rekening houden met de standpunten die naar voren zijn gebracht in:

a)het bij artikel 5 van Verordening (EG) nr. 549/2004 van het Europees Parlement en de Raad 68 opgerichte Single Sky Comité;

b)het programmacomité in het kader van Horizon Europa 69 .

2.De groep van vertegenwoordigers van de staten komt ten minste eenmaal per jaar bijeen.

Artikel 155

Uitvoeringshandelingen om het standpunt van de Unie te bepalen in verband met de wijziging van het Europees ATM-masterplan

1.De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast om het standpunt van de Unie over de wijziging van het Europees ATM-masterplan te bepalen. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 bedoelde onderzoeksprocedure.

2.De Commissie wordt bijgestaan door het bij Verordening (EG) nr. 549/2004 ingestelde Single Sky Comité. Het Single Sky Comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad 70 .

Artikel 156

Certificering van nieuwe technologieën

1.Het Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart (EASA) kan door aanvragers, begunstigden of de uitvoerend directeur worden verzocht advies uit te brengen over individuele projecten en demonstratieactiviteiten met betrekking tot kwesties die verband houden met de naleving van de normen op het gebied van luchtvaartveiligheid, interoperabiliteit en milieu, om ervoor te zorgen dat deze leiden tot de tijdige ontwikkeling van relevante normen, testcapaciteit en regelgevingseisen voor productontwikkeling en de uitrol van nieuwe technologieën.

2.Certificeringsactiviteiten en -diensten zijn onderworpen aan de bepalingen inzake de vergoedingen en heffingen van Verordening (EU) 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad 71 .

Artikel 157

Overeenkomst met Eurocontrol

Als stichtend lid van de Gemeenschappelijke Onderneming “Derde ATM-onderzoek in het kader van het gemeenschappelijk Europees luchtruim” worden de rol en de bijdrage van Eurocontrol vastgelegd in een administratieve overeenkomst tussen de twee partijen (de Gemeenschappelijke Onderneming “Derde ATM-onderzoek in het kader van het gemeenschappelijk Europees luchtruim” en Eurocontrol). In die overeenkomst worden de taken en verantwoordelijkheden van Eurocontrol en de bijdrage aan de activiteiten van de Gemeenschappelijke Onderneming “Derde ATM-onderzoek in het kader van het gemeenschappelijk Europees luchtruim” beschreven met betrekking tot het volgende:

a)de onderzoeks-, ontwikkelings- en valideringsactiviteiten van Eurocontrol organiseren overeenkomstig het werkprogramma van de Gemeenschappelijke Onderneming “Derde ATM-onderzoek in het kader van het gemeenschappelijk Europees luchtruim”;

b)op haar verzoek gespecialiseerde ondersteuning en advies verlenen aan de Gemeenschappelijke Onderneming “Derde ATM-onderzoek in het kader van het gemeenschappelijk Europees luchtruim”;

c)steun en advies verlenen in het kader van de gemeenschappelijke ontwikkelingen voor de toekomstige Europese systemen voor het luchtverkeersbeheer, met name in verband met de toekomstige architectuur van het luchtruim;

d)steun verlenen bij het toezicht op de uitvoering van Sesar-oplossingen in overeenstemming met het Europese ATM-masterplan;

e)samenwerken met de Eurocontrol-lidstaten om brede steun te garanderen voor de beleidsdoelstellingen van de Unie en de resultaten van onderzoeks-, validerings- en demonstratieactiviteiten bij pan-Europese netwerkpartners;

f)het programmabeheer ondersteunen;

g)een bijdrage leveren aan de administratieve kosten van de Gemeenschappelijke Onderneming “Derde ATM-onderzoek in het kader van het gemeenschappelijk Europees luchtruim” en steun verlenen op het gebied van informatietechnologie, communicatie en logistiek aan de Gemeenschappelijke Onderneming “Derde ATM-onderzoek in het kader van het gemeenschappelijk Europees luchtruim”.

Artikel 158

Functies van het gemeenschappelijke backoffice

Artikel 12 is niet van toepassing op de Gemeenschappelijke Onderneming “Derde ATM-onderzoek in het kader van het gemeenschappelijk Europees luchtruim”.

TITEL IX

GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMING “SLIMME NETWERKEN EN DIENSTEN”

Artikel 159

Aanvullende doelstellingen van de Gemeenschappelijke Onderneming “Slimme netwerken en diensten”

1.Naast de in de artikelen 4 en 5 vastgestelde doelstellingen heeft de Gemeenschappelijke Onderneming “Slimme netwerken en diensten” ook de volgende algemene doelstellingen:

a)de technologische soevereiniteit van Europa bevorderen op het gebied van toekomstige slimme netwerken en diensten door de huidige industriële troeven te versterken en het toepassingsgebied te verruimen van 5Gconnectiviteit naar de bredere strategische waardeketen, met inbegrip van cloudgebaseerde dienstverlening alsook componenten en apparaten;

b)de strategische routekaarten van een breder scala aan industriële spelers op elkaar afstemmen, waaronder niet alleen die van de telecommunicatiesector, maar ook van actoren op het gebied van het internet der dingen, de cloud en onderdelen en apparaten;

c)Europese technologische en wetenschappelijke excellentie bevorderen ter ondersteuning van Europees leiderschap om tegen 2030 6Gsystemen vorm te geven en te beheren;

d)de uitrol van digitale infrastructuur en het gebruik van digitale oplossingen op de Europese markten versterken, met name door te zorgen voor een strategisch coördinatiemechanisme voor het digitaal programma van CEF2 en voor synergieën binnen CEF2 en met het programma Digitaal Europa en InvestEU als onderdeel van het toepassingsgebied en de governance van de Gemeenschappelijke Onderneming “Slimme netwerken en diensten”;

e)de Europese sector voor slimme netwerken en diensten voorbereiden op de kansen op de langere termijn die voortvloeien uit de ontwikkeling van verticale markten voor 5G- en later 6Ginfrastructuur en diensten in Europa;

f)digitale innovatie vergemakkelijken tegen 2030, teneinde te voldoen aan de behoeften van de Europese markt en aan de eisen van het overheidsbeleid, met inbegrip van de hoogste eisen van verticale bedrijfstakken, en maatschappelijke eisen op het gebied van onder meer veiligheid, energie-efficiëntie en elektromagnetische velden;

g)de afstemming ondersteunen van toekomstige slimme netwerken en diensten op de beleidsdoelstellingen van de Unie, waaronder de Europese Green Deal, netwerk- en informatiebeveiliging, ethiek, privacy en een mensgericht en duurzaam internet.

2.De Gemeenschappelijke Onderneming “Slimme netwerken en diensten” heeft ook de volgende specifieke doelstellingen:

a)de ontwikkeling te vergemakkelijken van technologieën die aan geavanceerde communicatievereisten kunnen voldoen en tegelijkertijd steun te bieden aan Europese excellentie op het gebied van slimme netwerken en technologie en architecturen van diensten en de evolutie daarvan naar 6G, met inbegrip van sterke Europese standpunten inzake normen, essentiële octrooien en de vaststelling van essentiële vereisten, zoals spectrumbanden die in de toekomst nodig zullen zijn voor geavanceerde slimme netwerktechnologieën;

b)de ontwikkeling van energie-efficiënte netwerktechnologieën te versnellen met als doel tegen 2030 het energie- en hulpbronnenverbruik van de gehele digitale infrastructuur aanzienlijk te verminderen en het energieverbruik van belangrijke verticale bedrijfstakken, ondersteund door technologieën voor slimme netwerken en diensten, terug te dringen;

c)tegen 2025 de ontwikkeling en grootschalige uitrol van 5Ginfrastructuur en later van 6Ginfrastructuur in Europa te versnellen, met name door te zorgen voor de coördinatie en strategische ondersteuning van de uitrol van 5G voor verbonden en geautomatiseerde mobiliteit langs grensoverschrijdende corridors, waarbij wordt gebruikgemaakt van het digitaal programma van CEF2 en andere uitrolprogramma’s in het kader van het digitaal programma van CEF2, het programma Digitaal Europa en InvestEU;

d)een duurzame en gevarieerde toeleverings- en waardeketen te bevorderen in overeenstemming met de toolbox voor 5Gcyberbeveiliging;

e)de positie van de bedrijfstak van de Unie in de wereldwijde waardeketen van slimme netwerken en diensten te versterken door een kritische massa van publieke en private actoren tot stand te brengen, met name door de bijdrage van actoren op het gebied van software en het internet der dingen te vergroten, een hefboomwerking te creëren voor nationale initiatieven en de opkomst van nieuwe actoren te ondersteunen;

f)de afstemming op ethische en veiligheidsvereisten te ondersteunen door ze op te nemen in de strategische agenda’s voor onderzoek en innovatie en waar nodig input te leveren voor het wetgevingsproces van de Unie.

Artikel 160

Aanvullende taken van de Gemeenschappelijke Onderneming “Slimme netwerken en diensten”

De Gemeenschappelijke Onderneming “Slimme netwerken en diensten” voert naast de in artikel 5 omschreven taken ook de volgende taken uit:

a)bijdragen aan de werkprogramma’s van andere programma’s van de Unie, zoals het digitaal programma van CEF 2, het programma Digitaal Europa en InvestEU, die activiteiten uitvoeren op het gebied van slimme netwerken en diensten;

b)in samenwerking met de Commissie en de bevoegde relevante financieringsorganen Europese proefprojecten en uitrolinitiatieven op het gebied van slimme netwerken en diensten coördineren, zoals de pan-Europese 5Gcorridors voor verbonden en geautomatiseerde mobiliteit in het kader van het digitaal programma van CEF2;

c)synergieën bevorderen tussen relevante door de Unie gefinancierde proeven, proefprojecten en uitrolactiviteiten op het gebied van slimme netwerken en diensten, zoals de activiteiten die worden gefinancierd in het kader van het digitaal programma van CEF2, het programma Digitaal Europa en InvestEU, en een doeltreffende verspreiding en hefboomwerking waarborgen van de in het kader van die activiteiten opgedane kennis en knowhow;

d)de strategische toepassingsagenda’s voor de pan-Europese 5Gcorridors voor verbonden en geautomatiseerde mobiliteit ontwikkelen en coördineren, waarbij de belanghebbende partijen worden betrokken. Deze agenda’s zijn programmeringsdocumenten die de duur van het digitaal programma van CEF2 bestrijken en waarin een gemeenschappelijke visie wordt vastgesteld voor de ontwikkeling van ecosystemen die gebruikmaken van 5G en de onderliggende vereisten voor netwerken en diensten, en waarin uitroldoelstellingen en routekaarten alsook potentiële samenwerkingsmodellen worden bepaald.

Artikel 161

Leden

De leden van de Gemeenschappelijke Onderneming “Slimme netwerken en diensten” zijn:

a)de Unie, vertegenwoordigd door de Commissie;

b)de 5Ginfrastructuurvereniging, na kennisgeving door middel van een verbintenisbrief van haar besluit om onvoorwaardelijk toe te treden tot de Gemeenschappelijke Onderneming “Slimme netwerken en diensten”.

Artikel 162

Financiële bijdrage van de Unie

De financiële bijdrage van de Unie uit het programma Horizon Europa aan de Gemeenschappelijke Onderneming “Slimme netwerken en diensten”, met inbegrip van EVA-kredieten, aan de administratieve en operationele kosten bedraagt tot 900 000 000 EUR, waarvan maximaal 13 929 000 EUR bestemd is voor administratieve kosten. De bijdrage van de Unie kan worden verhoogd met bijdragen van derde landen, indien deze laatste beschikbaar zijn.

Artikel 163

Bijdragen van andere leden dan de Unie

1.Andere leden van de Gemeenschappelijke Onderneming “Slimme netwerken en diensten” dan de Unie dragen gedurende de in artikel 3 bepaalde periode in totaal ten minste 900 000 000 EUR bij of zorgen ervoor dat hun samenstellende of gelieerde entiteiten deze bijdrage verstrekken.

2.De andere leden van de Gemeenschappelijke Onderneming “Slimme netwerken en diensten” dan de Unie leveren een jaarlijkse financiële bijdrage aan de administratieve kosten van de Gemeenschappelijke Onderneming “Slimme netwerken en diensten” van ten minste 20 % van de totale administratieve kosten, of zorgen ervoor dat hun samenstellende of gelieerde entiteiten deze bijdrage leveren. Zij streven ernaar het aantal samenstellende of gelieerde entiteiten te verhogen teneinde hun bijdrage gedurende de looptijd te maximaliseren tot 50 % van de administratieve kosten van de Gemeenschappelijke Onderneming “Slimme netwerken en diensten”, terdege rekening houdend met de samenstellende entiteiten die kleine of middelgrote ondernemingen zijn.

3.De in de leden 1 en 2 van dit artikel bedoelde bijdragen zijn samengesteld uit bijdragen aan de in artikel 11, lid 1, bedoelde Gemeenschappelijke Onderneming “Slimme netwerken en diensten”.

Artikel 164

Toepassingsgebied van de aanvullende activiteiten

Voor de toepassing van artikel 11, lid 1, punt b), kunnen de aanvullende activiteiten het volgende omvatten:

a)spin-offactiviteiten op het gebied van onderzoek en ontwikkeling;

b)bijdragen aan normalisatie;

c)bijdragen aan regelgevingsprocessen;

d)activiteiten die met leningen van de Europese Investeringsbank worden gefinancierd en die niet worden gefinancierd in het kader van een subsidie van de Unie;

e)bijdragen aan activiteiten van de 5Ginfrastructuurvereniging en andere groepen of verenigingen van belanghebbenden op het gebied van de Gemeenschappelijke Onderneming “Slimme netwerken en diensten” die niet worden gefinancierd in het kader van een subsidie van de Unie;

f)activiteiten om het ecosysteem te ontwikkelen, waaronder het opzetten van samenwerking met verticale markten;

g)activiteiten om de resultaten wereldwijd te verspreiden teneinde een consensus te bereiken over ondersteunde technologieën ter voorbereiding van toekomstige normen;

h)proeven, demonstraties, proefprojecten, go-to-market, vroege toepassing van technologieën;

i)internationale samenwerking die niet wordt gefinancierd in het kader van een subsidie van de Unie;

j)activiteiten in verband met de voorbereiding van en deelname aan onderzoeks- en innovatieprojecten die door andere particuliere of openbare instanties dan de Unie worden gefinancierd.

 

Artikel 165

Organen van de Gemeenschappelijke Onderneming “Slimme netwerken en diensten”

De organen van de Gemeenschappelijke Onderneming “Slimme netwerken en diensten” zijn:

a)de raad van bestuur;

b)de uitvoerend directeur;

c)de groep van vertegenwoordigers van de staten;

d)de groep van belanghebbenden.

Artikel 166

Samenstelling van de raad van bestuur

1.De raad van bestuur bestaat uit:

a)twee vertegenwoordigers van de Commissie namens de Unie;

b)vijf vertegenwoordigers van de 5G-infrastructuurvereniging.

2.Onverminderd artikel 40 stellen de vertegenwoordigers van de particuliere leden de raad van bestuur onmiddellijk in kennis van hun betrokkenheid bij beroepsactiviteiten met entiteiten die niet in de Unie zijn gevestigd of met entiteiten die niet onder zeggenschap staan van in de Unie gevestigde rechtspersonen of entiteiten. In een dergelijk geval kunnen de vertegenwoordigers van de Unie besluiten het betrokken lid te verzoeken een andere vertegenwoordiger aan te wijzen.

Artikel 167

Werking van de raad van bestuur

De leden van de 5G-infrastructuurvereniging bezitten gezamenlijk 50 % van de stemmen.

Artikel 168

Aanvullende taken van de raad van bestuur

1.De raad van bestuur van de Gemeenschappelijke Onderneming “Slimme netwerken en diensten” voert naast de in artikel 16 omschreven taken ook de volgende taken uit:

a)strategische toepassingsagenda’s vaststellen en, indien nodig, wijzigen gedurende de looptijd van het digitale programma van CEF2;

b)waarborgen dat bij alle activiteiten van de Gemeenschappelijke Onderneming “Slimme netwerken en diensten” rekening wordt gehouden met de cyberbeveiligingswetgeving van de Unie en de bestaande en toekomstige gecoördineerde richtsnoeren van de lidstaten;

c)synergieën en complementariteit met de andere relevante programma’s van de Unie bevorderen, alsook tussen de digitale, de vervoers- en de energiesector van CEF2 door de vaststelling van actiegebieden en bijdragen aan de werkprogramma’s.

2.Voordat zij stemmen in de raad van bestuur, houden de vertegenwoordigers van de leden van de Gemeenschappelijke Onderneming “Slimme netwerken en diensten” rekening met een eventueel advies van de groep van vertegenwoordigers van de staten.

Artikel 169

De groep van vertegenwoordigers van de staten

De groep van vertegenwoordigers van de staten bestaat uit één hoofdvertegenwoordiger van elke lidstaat en elk geassocieerd land en, in voorkomend geval, uit één plaatsvervangende vertegenwoordiger voor elke staat om gezamenlijk algemene strategische kwesties alsook alle relevante activiteiten van de Gemeenschappelijke Onderneming “Slimme netwerken en diensten” te behandelen, met name:

a)de onderzoeks- en innovatiekwesties in verband met Horizon Europa, en

b)de uitrolactiviteiten in verband met andere programma’s van de Unie, met name het digitaal programma van CEF2, maar ook activiteiten in het kader van het programma Digitaal Europa en InvestEU die onder de Gemeenschappelijke Onderneming “Slimme netwerken en diensten” vallen.

Artikel 170

Beveiliging

1.Indien dit relevant wordt geacht, kan de raad van bestuur bepalen dat een door de Gemeenschappelijke Onderneming “Slimme netwerken en diensten” gefinancierde actie waarborgt dat de netwerkelementen die worden ingezet voor grootschalige experimenten of proefprojecten beoordelingen voor veiligheidscontrole volgen. De beoordelingen sluiten aan bij de wetgeving en het beleid van de Unie inzake cyberbeveiliging en bij de bestaande en toekomstige gecoördineerde richtsnoeren van de lidstaten.

2.Op verzoek van de Commissie kan het recht op deelname aan specifieke acties worden beperkt overeenkomstig de bepalingen van de Horizon Europa-verordening.

3.Met betrekking tot zijn in artikel 160, punt a), bedoelde taak beveelt de raad van bestuur aan dat andere financieringsorganen de leden 1 en 2 overeenkomstig toepassen op hun acties, indien dat passend wordt geacht.

DEEL DRIE

SLOTBEPALINGEN

Artikel 171

Toezicht en evaluatie

1.Er wordt voortdurend toezicht gehouden op de activiteiten van de Gemeenschappelijke Ondernemingen en deze worden regelmatig getoetst overeenkomstig hun financiële regels, om te zorgen voor een zo groot mogelijke impact en excellentie en voor een zo efficiënt mogelijk gebruik van de middelen. De resultaten van het toezicht en de periodieke toetsingen worden meegenomen in het toezicht op de Europese partnerschappen en de evaluaties van de Gemeenschappelijke Ondernemingen als onderdeel van de evaluaties van Horizon Europa.

2.De Gemeenschappelijke Ondernemingen organiseren doorlopend toezicht op hun beheeractiviteiten en periodieke toetsingen van de outputs, resultaten en effecten van hun projecten die overeenkomstig [artikel 45] van en [bijlage III] bij de Horizon Europa-verordening worden uitgevoerd. Dit toezicht omvat:

a)tijdgebonden indicatoren met het oog op de jaarlijkse verslaglegging over de voortgang van hun activiteiten met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen, alsook op basis van de in [bijlage V] bij de Horizon Europa-verordening beschreven effecttrajecten;

b)informatie over de mate van mainstreaming van sociale wetenschappen en geesteswetenschappen, de verhouding tussen lagere en hogere niveaus van technologische paraatheid in gezamenlijk onderzoek, de vooruitgang bij het verbreden van de deelname van landen, de geografische samenstelling van consortia in samenwerkingsprojecten, het gebruik van de in twee fasen verlopende indienings- en evaluatieprocedure, de maatregelen gericht op het vergemakkelijken van samenwerkingsverbanden in Europees onderzoek en Europese innovatie, het gebruik van de toetsing van de evaluatie en het aantal en de soorten klachten, het klimaatmainstreamingniveau en gerelateerde uitgaven, deelname van kleine en middelgrote ondernemingen, deelname van de particuliere sector, de genderverhouding bij deelname aan gefinancierde acties, evaluatiepanels, raden en adviesgroepen, het medefinancieringspercentage, de complementaire en cumulatieve financiering uit andere fondsen van de Unie, de subsidietoekenningstermijn, de mate van internationale samenwerking, betrokkenheid van burgers en deelname van het maatschappelijk middenveld;

c)de op projectniveau uitgesplitste uitgavenniveaus om een specifieke analyse mogelijk te maken, ook per actiegebied;

d)de mate van overinschrijving, met name het aantal voorstellen en voor elke oproep tot het indienen van voorstellen de gemiddelde score, het aandeel voorstellen boven en onder de kwaliteitsdrempels.

3.Evaluaties van de activiteiten van de Gemeenschappelijke Ondernemingen worden tijdig uitgevoerd zodat zij kunnen worden meegenomen in de algemene tussentijdse evaluaties en de eindevaluatie van Horizon Europa en het daarmee samenhangende besluitvormingsproces over Horizon Europa, de opvolger daarvan en andere initiatieven die relevant zijn voor onderzoek en innovatie, zoals bedoeld in [artikel 47] van de Horizon Europa-verordening.

4.De Commissie verricht een tussentijdse en een eindevaluatie van elke Gemeenschappelijke Onderneming als input voor de evaluaties van Horizon Europa, zoals gespecificeerd in [artikel 47] van de Horizon Europa-verordening. Bij de evaluaties wordt nagegaan hoe elke Gemeenschappelijke Onderneming haar opdracht en doelstellingen vervult, komen alle activiteiten van de Gemeenschappelijke Onderneming aan bod en worden de Europese toegevoegde waarde, doeltreffendheid, efficiëntie, met inbegrip van haar openheid en transparantie, relevantie van de nagestreefde activiteiten en hun samenhang en complementariteit met relevant regionaal, nationaal en Uniebeleid, inclusief synergieën met andere onderdelen van Horizon Europa, zoals taken, clusters of thematische/specifieke programma’s, geëvalueerd. Bij de evaluaties wordt rekening gehouden met de standpunten van de belanghebbenden, zowel op Europees als op nationaal niveau, en wordt, indien gepast, ook een beoordeling verricht van de wetenschappelijke, maatschappelijke, economische en technologische langetermijneffecten van de in artikel 174, leden 3 tot en met 9, bedoelde initiatieven. De evaluaties omvatten in voorkomend geval ook een beoordeling van de meest doeltreffende beleidsinterventiemethode voor toekomstige acties, alsook van de relevantie en samenhang van elke mogelijke verlenging van elke Gemeenschappelijke Onderneming in het licht van de algemene beleidsprioriteiten en het ondersteunend landschap voor onderzoek en innovatie, met inbegrip van de positionering ervan ten opzichte van andere initiatieven die door het kaderprogramma worden ondersteund, met name Europese partnerschappen of missies. Tijdens de evaluaties wordt ook naar behoren rekening gehouden met het plan voor de geleidelijke beëindiging dat de raad van bestuur overeenkomstig artikel 16, lid 2, punt y), heeft vastgesteld.

5.Op grond van de conclusies van de in lid 2 van dit artikel bedoelde tussentijdse evaluatie kan de Commissie handelen in overeenstemming met artikel 11, lid 7, of andere passende maatregelen treffen.

6.De Commissie kan, met de hulp van externe onafhankelijke deskundigen die op basis van een transparant proces zijn geselecteerd, thema’s of onderwerpen van strategisch belang nader evalueren om de door de Gemeenschappelijke Onderneming geboekte vooruitgang in de richting van haar doelstellingen te onderzoeken, de factoren die bijdragen aan de uitvoering van de activiteiten in kaart te brengen, en beste praktijken vast te stellen. Door deze nadere evaluaties uit te voeren, houdt de Commissie ten volle rekening met de administratieve gevolgen voor de betrokken Gemeenschappelijke Onderneming.

7.De Gemeenschappelijke Ondernemingen verrichten periodieke toetsingen van hun activiteiten als uitgangspunt voor hun tussentijdse en eindevaluatie in het kader van de in [artikel 47] van de Horizon Europa-verordening bedoelde evaluaties van Horizon Europa.

8.De resultaten van periodieke toetsingen en evaluaties zullen worden gebruikt voor de ontbinding, geleidelijke beëindiging of eventuele verlenging van de in artikel 43 bedoelde Gemeenschappelijke Onderneming, overeenkomstig [bijlage III] bij de Horizon Europa-verordening. Binnen zes maanden na de ontbinding van een Gemeenschappelijke Onderneming, maar niet later dan vier jaar na de inleiding van de in artikel 43 bedoelde ontbindingsprocedure, verricht de Commissie een eindevaluatie van de desbetreffende Gemeenschappelijke Onderneming overeenkomstig de eindevaluatie van Horizon Europa.

9.De Commissie deelt de resultaten van de evaluaties van de Gemeenschappelijke Ondernemingen, waaronder de evaluatie en de opmerkingen van de Commissie, mee aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s als onderdeel van de evaluaties van Horizon Europa zoals bedoeld in [artikel 47] van de Horizon Europa-verordening.

Artikel 172

Ondersteuning door de gaststaat

Tussen een Gemeenschappelijke Onderneming en de staat waar haar zetel zich bevindt, kan een administratieve overeenkomst worden gesloten betreffende de door die lidstaat aan de betrokken Gemeenschappelijke Onderneming verleende voorrechten, immuniteiten en andere ondersteuning.

Artikel 173

Initiële acties

1.De Commissie is belast met het opzetten en de initiële werking van de Gemeenschappelijke Onderneming “Mondiale gezondheid EDCTP3” en de Gemeenschappelijke Onderneming “Slimme netwerken en diensten” totdat zij over voldoende operationele capaciteit beschikken om hun eigen begroting uit te voeren. De Commissie verricht alle nodige acties in samenwerking met de andere leden en met de betrokkenheid van de bevoegde organen van deze Gemeenschappelijke Ondernemingen.

2.Voor de toepassing van lid 1:

a)kan de Commissie een ambtenaar van de Commissie aanwijzen om als tijdelijk uitvoerend directeur te fungeren en de aan de uitvoerend directeur toegewezen taken uit te voeren, totdat de uitvoerend directeur zijn of haar taken opneemt nadat hij of zij overeenkomstig artikel 17, lid 1, door de raad van bestuur is benoemd;

b)oefent de tijdelijk uitvoerend directeur, in afwijking van artikel 16, lid 2, punt h), de relevante bevoegdheden uit tot aanstelling van al het personeel in functies die moeten worden ingevuld voordat de uitvoerend directeur zijn of haar functie opneemt overeenkomstig artikel 17, lid 1;

c)kan de Commissie tijdelijk een beperkt aantal van haar ambtenaren toewijzen.

3.De tijdelijk uitvoerend directeur(s) kan (kunnen) alle betalingen binnen de kredieten van de jaarbegroting van de in lid 1 bedoelde Gemeenschappelijke Ondernemingen goedkeuren zodra zij zijn goedgekeurd door de raad van bestuur, en kan (kunnen) overeenkomsten, besluiten en contracten, inclusief personeelscontracten, sluiten nadat de personeelsformatie van die Gemeenschappelijke Ondernemingen is goedgekeurd.

4.De tijdelijk uitvoerend directeur bepaalt in samenspraak met de aantredende uitvoerend directeur en na goedkeuring door de raad van bestuur de datum waarop de betrokken Gemeenschappelijke Onderneming wordt geacht de capaciteit te hebben om haar eigen begroting uit te voeren. Vanaf die datum onthoudt de Commissie zich van het aangaan van verbintenissen en het uitvoeren van betalingen voor de activiteiten van die Gemeenschappelijke Onderneming.

Artikel 174

Intrekking en overgangsbepalingen

1.Verordening (EU) nr. 560/2014 van de Raad 72 , Verordening (EU) nr. 558/2014 73 , Verordening (EU) nr. 559/2014 74 , Verordening (EU) nr. 557/2014 van de Raad 75 , Verordening (EG) nr. 219/2007 76 , Verordening (EU) nr. 561/2014 van de Raad 77 en Verordening (EU) nr. 642/2014 van de Raad 78 worden ingetrokken.

2.Acties die op grond van de in lid 1 bedoelde verordeningen worden ondernomen of voortgezet en de financiële verplichtingen in verband met dergelijke acties blijven onderworpen aan die verordeningen totdat zij zijn voltooid.

3.De Gemeenschappelijke Onderneming “Een circulair biogebaseerd Europa” is de rechtsopvolger en universele opvolger van alle contracten, met inbegrip van arbeidsovereenkomsten en subsidieovereenkomsten, passiva en verworven eigendom van de bij Verordening (EU) nr. 560/2014 van de Raad opgerichte Gemeenschappelijke Onderneming biogebaseerde industrieën, die zij vervangt en opvolgt.

4.De Gemeenschappelijke Onderneming “Schone luchtvaart” is de rechtsopvolger en universele opvolger van alle contracten, met inbegrip van arbeidsovereenkomsten en subsidieovereenkomsten, passiva en verworven eigendom van de bij Verordening (EU) nr. 558/2014 van de Raad opgerichte Gemeenschappelijke Onderneming Clean Sky 2, die zij vervangt en opvolgt.

5.De Gemeenschappelijke Onderneming “Schone waterstof” is de rechtsopvolger en universele opvolger van alle contracten, met inbegrip van arbeidsovereenkomsten en subsidieovereenkomsten, passiva en verworven eigendom van de bij Verordening (EU) nr. 559/2014 van de Raad opgerichte Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof 2, die zij vervangt en opvolgt.

6.De Gemeenschappelijke Onderneming “Europese spoorwegen” is de rechtsopvolger en universele opvolger van alle contracten, met inbegrip van arbeidsovereenkomsten en subsidieovereenkomsten, passiva en verworven eigendom van de bij Verordening (EU) nr. 642/2014 van de Raad opgerichte Gemeenschappelijke Onderneming Shift2Rail, die zij vervangt en opvolgt.

7.De Gemeenschappelijke Onderneming “Initiatief voor innovatieve gezondheidszorg” is de rechtsopvolger en universele opvolger van alle contracten, met inbegrip van arbeidsovereenkomsten en subsidieovereenkomsten, passiva en verworven eigendom van de bij Verordening (EU) nr. 557/2014 van de Raad opgerichte Gemeenschappelijke Onderneming voor het initiatief innovatieve geneesmiddelen 2, die zij vervangt en opvolgt.

8.De Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën” is de rechtsopvolger en universele opvolger van alle contracten, met inbegrip van arbeidsovereenkomsten en subsidieovereenkomsten, passiva en verworven eigendom van de bij Verordening (EU) nr. 561/2014 van de Raad opgerichte Gemeenschappelijke Onderneming Ecsel, die zij vervangt en opvolgt.

9.De Gemeenschappelijke Onderneming “Derde ATM-onderzoek in het kader van het gemeenschappelijk Europees luchtruim” is de rechtsopvolger en universele opvolger van alle contracten, met inbegrip van arbeidsovereenkomsten en subsidieovereenkomsten, passiva en verworven eigendom van de bij Verordening (EG) nr. 219/2007 van de Raad opgerichte Gemeenschappelijke Onderneming Sesar, die zij vervangt en opvolgt.

10.Deze verordening heeft geen gevolgen voor de rechten en verplichtingen van personeel dat op grond van de in lid 1 bedoelde verordeningen in dienst is genomen.

11.De uitvoerend directeuren die uit hoofde van de in lid 1 van dit artikel bedoelde verordeningen zijn benoemd, zijn met ingang van [datum van artikel 175] voor de resterende looptijd van hun ambtstermijn belast met de voorziene taken van de uitvoerend directeur zoals bepaald in de onderhavige verordening. De overige contractvoorwaarden blijven ongewijzigd.

12.De raad van bestuur van elke Gemeenschappelijke Onderneming stelt in zijn eerste vergadering een lijst vast van door de raad van bestuur van de voorafgaande, in de leden 3 tot en met 9 genoemde, Gemeenschappelijke Ondernemingen genomen besluiten die van toepassing blijven op de betrokken Gemeenschappelijke Onderneming die bij deze verordening is opgericht.

13.De in artikel 171, lid 2, van deze verordening bedoelde tussentijdse evaluaties omvatten een eindevaluatie van de voorafgaande Gemeenschappelijke Ondernemingen die zijn genoemd in de leden 3 tot en met 9 van dit artikel.

14.Alle ongebruikte kredieten uit hoofde van de in lid 1 bedoelde verordeningen worden overgedragen aan de bij deze verordening opgerichte overeenkomstige Gemeenschappelijke Onderneming. Ongebruikte aldus overgedragen beleidskredieten worden eerst gebruikt om financiële steun te verlenen aan acties onder contract die in het kader van Horizon 2020 zijn ondernomen. De resterende beleidskredieten kunnen worden gebruikt voor acties onder contract die uit hoofde van deze verordening worden ondernomen. Indien deze beleidskredieten worden gebruikt voor acties onder contract die uit hoofde van deze verordening worden ondernomen, worden zij meegerekend voor de financiële bijdrage die de Unie uit hoofde van deze verordening aan de respectieve Gemeenschappelijke Onderneming moet leveren.

Artikel 175

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

   Voor de Raad

   De voorzitter

FINANCIEEL MEMORANDUM

1.    KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

   1.1.    Benaming van het voorstel/initiatief

   1.2.    Betrokken beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur

   1.3.    Het voorstel/initiatief betreft

   1.4.    Doelstelling(en)

   1.5.    Motivering van het voorstel/initiatief

   1.6.    Duur en financiële gevolgen

   1.7.    Beheersvorm(en)

2.    BEHEERSMAATREGELEN

   2.1.    Regels inzake het toezicht en de verslagen

   2.2.    Beheers- en controlesysteem

   2.3.    Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

3.    GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

   3.1.    Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

   3.2.    Geraamde gevolgen voor de uitgaven

   3.2.1.    Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

   3.2.2.    Geraamde gevolgen voor de beleidskredieten

   3.2.3.    Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten

   3.2.4.    Verenigbaarheid met het huidige meerjarige financiële kader

   3.2.5.    Bijdragen van derden

   3.3.    Geraamde gevolgen voor de ontvangsten    

FINANCIEEL MEMORANDUM — EEN CIRCULAIR BIOGEBASEERD EUROPA

6.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 

6.1.Benaming van het voorstel/initiatief 

Een circulair biogebaseerd Europa

6.2.Betrokken beleidsterrein(en) (programmacluster)

Horizon Europa, circulaire biogebaseerde systemen, cluster 6

6.3.Het voorstel/initiatief betreft: 

een nieuwe actie 

 een nieuwe actie na een proefproject / voorbereidende actie 79  

 de verlenging van een bestaande actie 

 de samenvoeging of ombuiging van een of meer acties naar een andere/een nieuwe actie 

6.4.Motivering van het voorstel/initiatief 

6.4.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien, met een gedetailleerd tijdschema voor de uitrol van het initiatief

Dit initiatief moet een belangrijke bijdrage leveren aan de klimaatdoelstellingen van de EU voor 2030 en moet het pad effenen voor klimaatneutraliteit tegen 2050 en de duurzaamheid en het circulaire karakter van de productie- en consumptiesystemen helpen vergroten, in overeenstemming met de Europese Green Deal. 

Dit zal worden bereikt door:

a)    de wetenschappelijke capaciteit van de EU in een versterkte Europese onderzoeksruimte beter bestand te maken tegen nieuwe dreigingen en toekomstige uitdagingen;

b)    op duurzaamheid gericht leiderschap in EU-waardeketens en strategische autonomie van de EU met betrekking tot belangrijke technologieën en industrieën veilig te stellen; en

c)    het gebruik van innovatieve oplossingen voor klimaat-, milieu-, gezondheids- en andere mondiale maatschappelijke uitdagingen te bevorderen, in overeenstemming met de strategische prioriteiten van de Unie, onder meer teneinde de Unie tegen 2050 klimaatneutraal te maken.

Het initiatief zal naar verwachting van start gaan in het tweede of derde kwartaal van 2021 (naargelang van de vaststelling van de enkele basishandeling door de Raad). De Gemeenschappelijke Ondernemingen worden zo opgezet dat zij tot 31 december 2027 operationeel zijn, waarbij de laatste oproepen uiterlijk op 31 december 2027 worden geopend. In overeenstemming met de criteria voor Europese partnerschappen in bijlage III bij de Horizon Europa-verordening bevat de enkele basishandeling specifieke bepalingen voor de evaluatie, geleidelijke beëindiging en verlenging ervan. Zo is er onder meer een verplichting voor de raad van bestuur om in het kader van de periodieke toetsingen en evaluaties een plan voor de geleidelijke beëindiging van de Horizon Europa-financiering van de Gemeenschappelijke Onderneming en een beoordeling van de doeltreffendste beleidsmaatregelen voor eventuele toekomstige maatregelen in te dienen.

 

6.4.2.Toegevoegde waarde van de deelname van de Unie 

Redenen voor maatregelen op Europees niveau (vooraf):

De problemen die met het initiatief worden aangepakt zijn van zodanige aard en omvang dat een gezamenlijk optreden op EU-niveau passender zal zijn dan dat individuele lidstaten hun eigen initiatieven ontwikkelen. Dit zal meer samenhangende, gecoördineerde inspanningen mogelijk maken en overlapping voorkomen.

Een grote meerderheid van de respondenten van de online openbare raadpleging over het voorgestelde CBE-initiatief was voorstander van maatregelen op EU-niveau.

Bovendien worden de meeste belemmeringen en langetermijnuitdagingen voor de verdere ontwikkeling van de biogebaseerde sector niet op afdoende wijze aangepakt op het nationale niveau, maar zijn zij sterk afhankelijk van regelgeving op EU‑niveau. Voorbeelden zijn de aanvoer van duurzame biomassa op de markt via streefcijfers, productstandaardisering en regelingen voor groene overheidsopdrachten.

Verwachte gegenereerde toegevoegde waarde van de Unie (achteraf):

Een duidelijke Europese toegevoegde waarde van het voorgestelde CBE-initiatief is dat het een belangrijke rol kan spelen om de uitvoering van de bijgewerkte strategie en het bijgewerkte actieplan voor een bio-economie van de Europese Commissie mogelijk te maken. Een samenhangende, EU-brede aanpak is ook nodig om ervoor te zorgen dat een goed evenwicht wordt gevonden tussen groei (Europees industrieel concurrentievermogen) en (sociale en ecologische) duurzaamheidsdoelstellingen.

Deze kwesties worden verderop in het bij dit voorstel gevoegde effectbeoordelingsdocument behandeld.

6.4.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

Een van de unieke kenmerken van het initiatief voor de Gemeenschappelijke Onderneming biogebaseerde industrieën (GO BBI) is dat het een nauwere samenwerking tussen de wetenschappelijke gemeenschap en het bedrijfsleven stimuleert, het niveau van technologische paraatheid (TRL) verhoogt en zo een vlottere overgang naar innovatie mogelijk maakt, zoals vermeld in de strategische innovatie- en onderzoeksagenda van 2017. De mobilisering van de wetenschappelijke gemeenschap blijkt ook uit de participatiegraad van universiteiten en onderzoekscentra aan de projecten van de GO BBI, die 28,4 % bedraagt. Ook de jaarlijkse enquête onder de projectcoördinatoren van de GO BBI bevestigt dit: volgens de eigen verslaglegging draagt 80 % van de projecten bij aan kenniscreatie, 79 % aan meer samenwerking tussen de academische wereld en het bedrijfsleven en meer dan de helft aan het opzetten van netwerken in de wetenschappelijke gemeenschap en aan technologieoverdracht. Wat de mobilisering van de kmo-gemeenschap betreft, heeft de GO BBI uitstekende resultaten geboekt: 41 % van de begunstigden van GO BBI-projecten is een kmo, en 35 % van de financiering gaat naar kmo’s. Dat is aanzienlijk meer dan het streefdoel van 20 % voor Horizon 2020.

De verwachte milieueffecten van de projecten, met uitzondering van de vlaggenschepen, zijn aanzienlijk: twee derde van de projecten geeft aan biogebaseerde producten met lagere broeikasgasemissies te produceren. Meer dan de helft verwacht bij te dragen aan afvalvermindering, hergebruik, valorisatie of recycling en verwacht dat zijn energieverbruik zal dalen. Tot slot wordt voor 40 % van de projecten gemeld dat zij naar verwachting het landgebruik zullen verbeteren en wordt voor zeven projecten een positief effect op de biodiversiteit gemeld, bv. doordat een duurzame boslandbouwpraktijk voor de teelt van biomassa wordt ontwikkeld.

Wat zijn de belangrijkste gebieden waar het beter kan en wat zijn de resterende uitdagingen?

Tijdens de uitvoering van de GO BBI zijn evenwel diverse problemen gerezen en is heel wat ervaring opgedaan, die moeten worden meegenomen bij de opzet van een nieuw initiatief op dit gebied.

Gebieden waar het beter kan en resterende uitdagingen:

   Er zijn betere synergieën met nationale en regionale ontwikkelingen nodig om onderlinge banden tot stand te brengen tussen primaire producenten, regionale overheden en bioraffinaderijen, alsook particuliere marktdeelnemers, zoals merkhouders, waarbij rekening moet worden gehouden met de noodzaak van meer circulariteit en digitalisering, intersectorale samenwerking en een betere deelname van actoren uit de EU‑13, en integratie van gebieden die een nieuwe impuls nodig hebben.

   Nationale en regionale overheden moeten zich bewust zijn van het economisch en ecologisch potentieel van biogebaseerde oplossingen en moeten ondersteuning krijgen bij de ontwikkeling van biogebaseerde oplossingen, en er moet een betere uitwisseling van beste praktijken worden opgezet.

   Bij de programmering van het initiatief moet rekening worden gehouden met het algemeen belang, wat met name cruciaal is voor de langetermijneffecten, en moet worden voorkomen dat het bedrijfsleven gevangen komt te zitten, waarbij tegelijkertijd win-winscenario’s voor internationale samenwerking moeten worden overwogen.

   In deze fase van het huidige GO BBI-initiatief wordt van GO BBI-projecten verwacht dat zij, voor de meeste BBI-specifieke KPI’s, de kernprestatiestreefdoelen voor 2020 ruimschoots zullen overtreffen. Dit toont enerzijds aan dat de GO BBI heeft bijgedragen aan de systemische ontwikkeling van de sector, door de kloof tussen innovatie en de markt te dichten. Anderzijds geeft het ook aan dat de KPI’s mogelijk niet correct zijn beoordeeld op voorhand, of dat zij onvoldoende ambitieus waren.

   De beperkte aandacht voor de instandhouding en verbetering van de biodiversiteit in het kader van de beoogde waardeketens voor biomassa moet worden verbeterd.

   De particuliere partner van de GO BBI, BIC, is zijn verbintenis inzake de financiële bijdrage voor de operationele kosten niet nagekomen; daardoor moest de verordening tot oprichting worden gewijzigd (wat ook aanvullende administratieve lasten met zich bracht). De gewijzigde financiële modelregeling waarborgt dat de particuliere partner zijn officiële financiële verbintenissen moet nakomen.

   De manier waarop verslag werd uitgebracht over de bijdragen in natura van de particuliere partner aan de operationele en aanvullende kosten is ingewikkeld en duur gebleken. Op basis van de lessen die uit de huidige ervaring zijn geleerd, kan dit risico worden beperkt door de wettelijke ontwerprichtlijnen voor financiële verbintenissen te volgen en de effecten beter te meten.

   In de GO BBI-verordening in het kader van Horizon 2020 was gespecificeerd dat de Unie en BIC de administratieve kosten van de GO gelijkelijk zouden verdelen. Er werd evenwel een bijdrage van het subsidiebedrag (4 %) gevraagd van begunstigden die geen lid waren van de GO om het particuliere aandeel van die kosten te dekken. Met de vaststelling van de herziene financiële modelregeling en het relevante financiële reglement van de GO BBI werd een einde gemaakt aan die praktijk.

Recent had het Corporate Europe Observatory (CEO), een zakelijke ngo, kritiek op het bestaande GO BBI-initiatief omdat het alleen aan particuliere belangen ten goede kwam. De bevolking vraagt terecht dat publieke investeringen in een partnerschap met de particuliere sector voordelen opleveren voor de gehele samenleving. In het verslag van CEO werd ook een aantal van de tijdens de uitvoering van de GO BBI opgedane ervaringen herhaald. Toekomstige initiatieven op dit gebied moeten dan ook gebaseerd zijn op een gedegen beoordeling van de beleidsopties vanuit governanceoogpunt, waarbij met name moet worden gekeken naar de mogelijkheid om passende waarborgen vast te stellen om ervoor te zorgen dat het algemeen belang naar behoren wordt geëerbiedigd bij alle activiteiten. Dit strookt volledig met de hierboven vermelde aanbevelingen uit de tussentijdse evaluatie van de GO BBI.

6.4.4.Verenigbaarheid en eventuele synergie met andere passende instrumenten

Volgens de Horizon Europa-verordening moeten alle Europese partnerschappen zorgen voor coördinatie en/of gezamenlijke activiteiten met andere relevante initiatieven voor onderzoek en innovatie, die zorgen voor een optimaal niveau van onderlinge verbanden en doeltreffende synergieën. In overeenstemming daarmee is de enkele basishandeling opgezet rond het kernbeginsel dat een nauwe samenwerking en synergieën tussen Gemeenschappelijke Ondernemingen en relevante initiatieven op EU-, nationaal en regionaal niveau, in het bijzonder met andere Europese partnerschappen, van cruciaal belang zullen zijn om meer effect te sorteren en de toepassing van resultaten te waarborgen. In dat verband bevordert de enkele basishandeling (Deel I — Gemeenschappelijke bepalingen voor alle GO’s) de synergieën tussen allerhande operationele bepalingen.

CBE zou dit als volgt organiseren:

   Op EU-niveau: Horizon Europa (hoofdzakelijk pijler II, cluster 6), het InvestEU-instrument, het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO), het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo), het LIFE-programma, het gemeenschappelijk landbouwbeleid van de EU (GLB), het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV), het Europees Partnerschap voor innovatie in de landbouw (EIP-Agri), het Europees Fonds voor de circulaire bio-economie (ECBF), het BIOEAS-initiatief en de EU-strategie voor eiwithoudende producten. Door InvestEU gepromote gemengde benaderingen zouden bijvoorbeeld leningen voor infrastructuur kunnen combineren met CBE-onderzoekssubsidies om in het bijzonder grootschalige bioraffinaderijen te ontwikkelen, waar de infrastructuurbehoeften zouden kunnen worden gefinancierd met andere bronnen dan ondersteunende programma’s als CBE. Gezamenlijke discipline-overschrijdende projecten ( ) met andere partnerschappen, bv. CKNI (circulaire en klimaatneutrale industrieën;de mogelijke opvolger van SPIRE), zouden kunnen voortbouwen op de eerdere geslaagde samenwerking tussen GO BBI en SPIRE, die erin geslaagd is redundanties om te vormen in synergieën.

   Op het nationale en regionale niveau zou CBE contacten leggen met lidstaten en regio’s met aandacht voor de strategieën en plannen, zoals strategieën en programma’s voor de bio-economie, om synergieën tot stand te brengen en partnerschappen op te zetten voor regionale ontwikkeling, bijvoorbeeld inzake synergieën met financieringsinstrumenten en programma’s voor de uitrol van infrastructuur en bioraffinaderijen. Dit omvat de follow-up van de aanbevelingen van de tussentijdse evaluatie van de GO BBI om de participatie van de lidstaten uit de EU‑13 te verhogen, hetgeen naar verwachting onder meer via bovengenoemde synergieën met het BIOEAST-initiatief kan worden verzekerd.

   Op het internationale niveau hebben talrijke belanghebbenden voorgesteld dat het CBE open zou kunnen blijven voor internationale spelers, in het bijzonder technologie- en onderzoeksleiders en -aanbieders, om voordeel te kunnen halen uit samenwerkingen met deze spelers, en om ervoor te zorgen dat Europa een toonaangevende rol speelt in de internationale ontwikkeling van de biogebaseerde economie. CBE zou de bestaande aanbevelingen van de tussentijdse evaluatie van het GO BBI-initiatief volgen, om win-winstrategieën te identificeren om de betrokkenheid van derde landen te vergroten en tegelijkertijd de bescherming van de belangen van het bedrijfsleven in de EU te verzekeren.

Tot slot moet worden vermeld dat een gunstig beleidskader een belangrijke factor is voor de leefbaarheid van nieuwe biogebaseerde waardeketens en innovaties, in het bijzonder als de markten onvoldoende stimulansen bieden om die waardeketens tot stand te brengen. CBE zou kunnen bijdragen aan regelgevingsaspecten en aan de vaststelling van normen, door methoden voor de levenscyclusanalyse te ontwikkelen die deze normen of producten kunnen ondersteunen en door processen voor projectanalyse te ontwikkelen. Het kan ook bijdragen aan de verruiming van de markt voor biogebaseerde producten en oplossingen door groene overheidsopdrachten te bevorderen. Dit kan helpen om het bewustzijn te vergroten, knelpunten in de regelgeving te identificeren en succesverhalen bij het aanpakken van regelgevingsaspecten te leveren.

Het toezicht op de synergieën en de samenwerking zullen verlopen via het jaarlijks activiteitenverslag.

6.5.Duur en financiële gevolgen 

 beperkte geldigheidsduur

   van kracht vanaf 01/01/2021 tot en met 31/12/2031

   financiële gevolgen vanaf 2021 tot en met 2027 voor vastleggingskredieten en vanaf 2021 tot en met 2031 voor betalingskredieten.

 onbeperkte geldigheidsduur

Uitvoering met een opstartperiode vanaf JJJJ tot en met JJJJ,

gevolgd door een volledige uitvoering.

6.6.Beheersvorm(en) 80   

 Direct beheer door de Commissie

door haar diensten, waaronder het personeel in de delegaties van de Unie;

   door de uitvoerende agentschappen

 Gedeeld beheer met lidstaten

 Indirect beheer door begrotingsuitvoeringstaken te delegeren aan:

derde landen of de door hen aangewezen organen;

internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke);

de EIB en het Europees Investeringsfonds;

de in de artikelen 70 en 71 van het Financieel Reglement bedoelde organen;

publiekrechtelijke organen;

privaatrechtelijke organen met een openbare dienstverleningstaak, voor zover zij voldoende financiële garanties bieden;

privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die voldoende financiële garanties bieden;

personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling.

Verstrek, indien meer dan een beheersvorm is aangekruist, extra informatie onder “Opmerkingen”.

Opmerkingen

7.BEHEERSMAATREGELEN 

7.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen 

Vermeld frequentie en voorwaarden.

Overeenkomstig de Horizon Europa-verordening stelt het partnerschap een monitoringsysteem vast dat strookt met de vereisten van artikel 45 van de Horizon Europa-verordening en de bijlagen III en V bij die verordening, en dat input levert voor dezelfde gemeenschappelijke databank als de andere componenten van Horizon Europa. Het systeem voor verslaglegging en monitoring levert essentiële beheers- en uitvoeringsgegevens (ook microgegevens op het niveau van individuele entiteiten), maakt het mogelijk om de vooruitgang te volgen aan de hand van de belangrijke effecttrajecten (met inbegrip van de vorderingen ten aanzien van EU-prioriteiten) en de partnerschapscriteria. Daarnaast zal het partnerschap verslag uitbrengen over specifieke indicatoren (die niet onder de belangrijke effecttrajecten vallen) zodat de vorderingen met betrekking tot de verwezenlijking van de visie en de specifieke en operationele doelstellingen van het partnerschap zoals vastgesteld in de verordening tot oprichting van het partnerschap, met inbegrip van de streefcijfers voor 2030, op de korte, middellange en lange termijn kunnen worden gevolgd. De indicatoren, gegevensbronnen en methoden moeten het mogelijk maken om de verwezenlijkingen en de vooruitgang met betrekking tot de effecten, waaronder de verwezenlijking van beleidsdoelen van de EU, in de loop der tijd te beoordelen en na te gaan of er corrigerende maatregelen nodig zijn. Daarbij moet rekening worden gehouden met zowel kwalitatieve als kwantitatieve gegevens, moeten de verantwoordelijkheden voor de gegevensvergaring worden vastgesteld en moeten concrete benaderingen worden opgezet om realistische referentiescenario’s, streefcijfers en/of benchmarks te ontwikkelen om de vooruitgang vast te stellen, indien van toepassing, voor zover dat strookt met de effectbenadering van Horizon Europa. Alle verzamelde informatie wordt nagenoeg in real time verstrekt aan de diensten van de Commissie, op basis van gemeenschappelijke gegevensmodellen, en wordt ingevoerd in een gemeenschappelijke databank zoals gespecificeerd in artikel 45 van de Horizon Europa-verordening.

Daartoe moeten passende verslagleggingssystemen worden ingevoerd om een voortdurende, transparante verslaglegging te ondersteunen, ook over de vastgelegde en daadwerkelijk verstrekte financiële bijdragen en bijdragen in natura, de zichtbaarheid en positionering in de internationale context, het effect op onderzoeks- en innovatiegerelateerde risico’s van investeringen in de particuliere sector. De verslaglegging moet stroken met de standaardverslagleggingsvereisten van Horizon Europa. Bij de ontwikkeling van de verslagleggingssystemen in de context van het strategische coördinatieproces zijn ook de lidstaten en vertegenwoordigers van de partnerschappen betrokken, om ervoor te zorgen dat de inspanningen op het gebied van verslaglegging en monitoring gelijk lopen en worden gecoördineerd, ook wat de taakverdeling op het gebied van gegevensverzameling en verslaglegging betreft. Het verslagleggingssysteem op projectniveau omvat gedetailleerde informatie over de gefinancierde projecten, de resultaten en de verspreiding daarvan en het gebruik ervan door belangrijke doelgroepen en het globale verschil dat de projecten maken voor wetenschap, economie, samenleving en/of milieu, in overeenstemming met de doelstellingen en beoogde effecten van de projecten. Die informatie moet worden aangevuld met relevante gegevens over de toegevoegde waarde en de effecten van de partnerschappen op Europees, nationaal en regionaal niveau. Er moet worden gezorgd voor passende mechanismen voor gegevensuitwisseling, met gemeenschappelijke toezicht- en verslagleggingsdatabanken voor Horizon Europa.

Europese partnerschappen worden geëvalueerd aan de hand van het evaluatiekader van Horizon Europa, zoals vastgesteld in artikel 47 van de verordening.

7.2.Beheers- en controlesyste(e)m(en) 

7.2.1.Rechtvaardiging van de voorgestelde beheersvorm(en), uitvoeringsmechanisme(n) voor financiering, betalingsvoorwaarden en controlestrategie

Indirect beheer is gerechtvaardigd omdat de Gemeenschappelijke Onderneming “Een circulair biogebaseerd Europa” een publiek-privaat partnerschap is waarbij een gedeelte van de financiering wordt aangebracht in de vorm van bijdragen in natura van andere leden dan de Unie.

Elk jaar wordt een besluit over de bijdrage aan de Gemeenschappelijke Onderneming “Een circulair biogebaseerd Europa” genomen via de EU-begroting voor dat jaar.

In een delegatieovereenkomst tussen de Europese Commissie en de Gemeenschappelijke Onderneming “Een circulair biogebaseerd Europa” zal worden vermeld dat de Commissie voor de taken die elk jaar moeten worden uitgevoerd een bijdrage zal betalen zodra een overeenkomst voor de overdracht van middelen is ondertekend met de Gemeenschappelijke Onderneming “Een circulair biogebaseerd Europa” en de Gemeenschappelijke Onderneming de overeenkomstige betalingsverzoeken heeft doen toekomen aan de andere leden dan de Unie.

De Commissie zorgt ervoor dat de regels voor de Gemeenschappelijke Onderneming “Een circulair biogebaseerd Europa” volledig stroken met de vereisten van het financieel reglement. In overeenstemming met artikel 71 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 zal de Gemeenschappelijke Onderneming de beginselen van goed financieel beheer in acht nemen. De Gemeenschappelijke Onderneming “Een circulair biogebaseerd Europa” voldoet ook aan de bepalingen van de op de Gemeenschappelijke Onderneming toepasselijke financiële modelregeling. Elke afwijking van die financiële modelregeling die nodig is om in de specifieke behoeften van de Gemeenschappelijke Onderneming te voorzien moet vooraf door de Commissie worden goedgekeurd.

Alle toezichtsregelingen, ook via de Unievertegenwoordiging in de raad van bestuur van de Gemeenschappelijke Onderneming “Een circulair biogebaseerd Europa”, en verslagleggingsregelingen moeten waarborgen dat de diensten van de Commissie hun verantwoordingsplicht tegenover het college en de begrotingsautoriteit kunnen nakomen.

Het interne controlekader voor de Gemeenschappelijke Onderneming “Een circulair biogebaseerd Europa” is gebaseerd op:

·de toepassing van de internecontrolenormen die ten minste even sterke waarborgen bieden als die van de Commissie;

·procedures voor het selecteren van de beste projecten door middel van onafhankelijke evaluatie, en voor de vertaling daarvan naar rechtsinstrumenten;

·project- en contractbeheer gedurende de gehele projectcyclus;

·controles vooraf van alle declaraties (met inbegrip van het opvragen van auditcertificaten) en certificering vooraf van methoden voor de kostenberekening;

·controles achteraf van een steekproef van de declaraties als onderdeel van de controles achteraf van Horizon Europa;

·wetenschappelijke evaluatie van projectresultaten.

7.2.2.Informatie over de geïdentificeerde risico’s en het (de) systeem (systemen) voor interne controle dat is (die zijn) opgezet om die risico’s te beperken

Er zijn diverse maatregelen vastgesteld om het inherente risico op belangenconflicten binnen de Gemeenschappelijke Onderneming “Een circulair biogebaseerd Europa” te beperken, in het bijzonder:

·een gelijk aantal stemmen voor de Commissie en voor andere leden dan de Unie in de raad van bestuur;

·keuze van de uitvoerend directeur door de raad van bestuur op voordracht van de Commissie;

·onafhankelijkheid van het personeel;

·evaluaties door onafhankelijke deskundigen op basis van bekendgemaakte selectiecriteria, in combinatie met beroepsmechanismen en volledige belangenverklaringen;

·een verplichting voor de raad van bestuur om regels vast te stellen voor het voorkomen, vermijden en beheren van belangenconflicten in de Gemeenschappelijke Ondernemingen, in overeenstemming met de financiële regeling van de Gemeenschappelijke Ondernemingen en met het statuut voor het personeel.

De bevordering van ethische en organisatorische waarden wordt een van de kerntaken van de Gemeenschappelijke Onderneming en de Commissie zal hierop toezien.

De uitvoerend directeur van de Gemeenschappelijke Onderneming “Een circulair biogebaseerd Europa” is als ordonnateur verplicht om een kosteneffectief systeem voor interne controle en intern beheer in te voeren. Hij/zij moet verslag doen aan de Commissie over het ingestelde internecontrolekader.

De Commissie zal toezien op het risico van niet-overeenstemming door middel van het rapportagesysteem dat zij gaat ontwikkelen, alsmede door het opvolgen van de resultaten van controles achteraf van de ontvangers van EU-financiering van de Gemeenschappelijke Onderneming “Een circulair biogebaseerd Europa”, als onderdeel van controles achteraf met betrekking tot Horizon Europa als geheel.

Er bestaat een duidelijke behoefte aan een efficiënt en effectief beheer van de begroting waarbij fraude en verspilling moeten worden voorkomen. In het controlesysteem moet evenwel een goed evenwicht worden gevonden tussen het bereiken van een aanvaardbaar foutenpercentage en de vereiste controlebelasting en moet worden vermeden dat het onderzoeksprogramma van de Unie minder aantrekkelijk wordt gemaakt.

7.2.3.Raming en motivering van de kosteneffectiviteit van de controles (verhouding van de controlekosten tot de waarde van de desbetreffende financiële middelen) en evaluatie van het verwachte foutenrisico (bij betaling en bij afsluiting) 

Aangezien de regels van Horizon Europa voor deelname aan de Gemeenschappelijke Onderneming “Een circulair biogebaseerd Europa” vergelijkbaar zijn met de regels die de Commissie zal hanteren in haar werkprogramma, met een groep begunstigden met een gelijksoortig risicoprofiel als die van de Commissie, kan worden verwacht dat het foutenpercentage vergelijkbaar zal zijn met het door de Commissie voor Horizon Europa beoogde niveau, d.w.z. dat er een redelijke zekerheid bestaat dat het foutenrisico gedurende de meerjarige uitgavenperiode op jaarbasis tussen de 2 en 5 % beweegt, met als einddoel tot een resterend foutenpercentage te komen dat zo dicht mogelijk bij 2 % ligt bij de sluiting van de meerjarige programma’s, wanneer rekening is gehouden met het financiële effect van alle audits en corrigerende en herstelmaatregelen.

Zie het financieel memorandum voor Horizon Europa voor nadere informatie over het met betrekking tot de deelnemers verwachte foutenpercentage.

7.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden 

Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen, bv. in het kader van de fraudebestrijdingsstrategie.

De Commissie zorgt ervoor dat procedures voor fraudebestrijding in alle stadia van het beheerproces worden toegepast door de Gemeenschappelijke Onderneming “Een circulair biogebaseerd Europa”.

De voorstellen betreffende de Gemeenschappelijke Ondernemingen in het kader van Horizon Europa zijn onderworpen aan fraudegevoeligheidstests en een beoordeling van hun effect. In het algemeen zouden de voorgestelde maatregelen een positief effect op de fraudebestrijding moeten hebben, met name door de grotere nadruk op risicogebaseerde audits en een uitgebreidere wetenschappelijke evaluatie en controle.

De Commissie zorgt ervoor dat passende maatregelen zijn getroffen om te waarborgen dat bij de uitvoering van uit hoofde van deze verordening gefinancierde acties het financiële belang van de Unie wordt beschermd door de toepassing van preventieve maatregelen tegen fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten, door doeltreffende controles en, indien onregelmatigheden worden ontdekt, door de terugvordering van de ten onrechte betaalde bedragen en, voor zover van toepassing, door doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties.

De huidige Gemeenschappelijke Onderneming biogebaseerde industrieën in het kader van Horizon 2020 werkt reeds samen met de diensten van de Commissie op het gebied van fraude en onregelmatigheden. De Commissie zorgt ervoor dat die samenwerking wordt voortgezet en versterkt.

De Rekenkamer is bevoegd om bij alle begunstigden van subsidies, contractanten en subcontractanten die uit hoofde van het programma EU-middelen hebben ontvangen, audits uit te voeren op basis van documenten en controles ter plaatse.

Het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) kan overeenkomstig de procedures van Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 controles en verificaties ter plaatse bij de direct of indirect bij de financiering betrokken economische subjecten uitvoeren om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten in verband met een subsidieovereenkomst of -besluit of een contract betreffende financiering door de Unie, waardoor de financiële belangen van de Unie zijn geschaad. De Gemeenschappelijke Ondernemingen moeten eveneens toetreden tot het Interinstitutioneel Akkoord van 25 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Commissie van de Europese Gemeenschappen betreffende de interne onderzoeken verricht door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF).

Het Europees Openbaar Ministerie (EOM) kan overeenkomstig de bepalingen en procedures van Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad onderzoeken uitvoeren om vast te stellen of er sprake is van strafbare feiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad.

8.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 

8.1.Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven 

Rubriek van het meerjarige financiële kader

Begrotingsonderdeel

Soort krediet

Bijdrage

Rubriek 1

Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid — Horizon Europa

GK/ NGK 81

van EVA-landen

van kandidaat-lidstaten 82

van derde landen

in de zin van artikel [21, lid 2, punt b),] van het Financieel Reglement

1

01 02 02 61 — Gemeenschappelijke Onderneming “Een circulair biogebaseerd Europa”

GK

JA

JA

JA

JA

* De bijdrage voor dit begrotingsonderdeel zal naar verwachting komen uit:

Vastleggingskredieten (in miljoenen euro’s, tot op drie decimalen)

Begrotingsonderdeel

Jaar 2021

Jaar 2022

Jaar 2023

Jaar 2024

Jaar 2025

Jaar 2026

Jaar 2027

Na 2027

TOTAAL

Uitgaven in verband met ambtenaren en tijdelijke functionarissen die belast zijn met de uitvoering van “Horizon Europa” — Onderzoek door derden

01 01 01 01

Extern personeel dat belast is met de uitvoering van “Horizon Europa” — Onderzoek door derden

01 01 01 02

Overige beheersuitgaven voor “Horizon Europa” — Onderzoek door derden

01 01 01 03

Cluster levensmiddelen, bio-economie, natuurlijke hulpbronnen, landbouw en milieu

01 02 02 60

71,130

178,490

147,800

148,340

148,930

148,910

156,400

0,000

1000,00

Totaal uitgaven

71,130

178,490

147,800

148,340

148,930

148,910

156,400

0,000

1000,00



Geraamde gevolgen voor de uitgaven

8.2.Geraamde gevolgen voor de uitgaven 

8.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven 

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Rubriek van het meerjarige financiële kader

1

Rubriek Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

Horizon Europa

   

Gemeenschappelijke Onderneming 83 84

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027 85

Na 2027

TOTAAL

Titel 1

Vastleggingen

(1)

0,180

0,270

0,440

0,740

1,610

1,610

8,000

 

12,850

Betalingen

(2)

0,180

0,270

0,440

0,740

1,610

1,610

1,600

6,400

12,850

Titel 2

Vastleggingen

(1a)

0,150

0,220

0,360

0,600

1,320

1,300

6,700

 

10,650

Betalingen

(2a)

0,150

0,220

0,360

0,600

1,320

1,300

1,300

5,400

10,650

Titel 3

Vastleggingen

(3a)

70,800

178,000

147,000

147,000

146,000

146,000

141,700

0,000

976,500

Betalingen

(3b)

1,000

43,480

129,040

149,680

151,100

147,400

147,100

207,700

976,500

TOTAAL kredieten voor de Gemeenschappelijke Onderneming

Vastleggingen

= 1+1a +3a

71,130

178,490

147,800

148,340

148,930

148,910

156,400

0,000

1000,00

Betalingen

= 2+2a+3b

1,330

43,970

129,840

151,020

154,030

150,310

150,000

219,500

1000,00

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

DG RTD

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Functie

2027

TOTAAL

Personele middelen 86

(3 ambtenaren + 2 arbeidscontractanten)

0,491

0,503

0,513

0,523

0,533

0,544

0,555

-

3,662

Andere administratieve uitgaven

0,128

0,130

0,133

0,135

0,138

0,141

0,144

-

0,949

TOTAAL DG

Kredieten

0,619

0,633

0,646

0,658

0,671

0,685

0,699

-

4,611

 

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Na 2027

TOTAAL

TOTAAL kredieten voor het budget van het programma — Rubriek 1

van het meerjarige financiële kader 

Vastleggingen

71,749

179,123

148,446

148,998

149,601

149,595

157,099

-

1 004,611

Betalingen

1,949

44,603

130,486

151,678

154,691

150,995

150,699

219,500

1 004,611



Rubriek van het meerjarige financiële kader

7

“Administratieve uitgaven”

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Na 2027

TOTAAL

Personele middelen

Andere administratieve uitgaven

TOTALE kredieten voor RUBRIEK 7 van het meerjarige financiële kader

(totaal vastleggingen = totaal betalingen)

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Na 2027

TOTAAL

TOTAAL kredieten voor alle RUBRIEKEN van het meerjarig financieel kader 

Vastleggingen

71,749

179,123

148,446

148,998

149,601

149,595

157,099

-

1 004,611

Betalingen

1,949

44,603

130,486

151,678

154,701

150,995

150,699

219,500

1 004,611



8.2.2.Geraamde gevolgen voor de personele middelen van de Gemeenschappelijke Onderneming 

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig

   Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Aantal personeelsleden (in personen/VTE)

 

Jaar 2021

Jaar 2022

Jaar 2023

Jaar 2024

Jaar 2025

Jaar 2026

Jaar 2027

Na 2027

TOTAAL

Ambtenaren (AD-rangen)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Ambtenaren (AST-rangen)

3

3

3

3

3

3

3

3

3

Arbeidscontractanten

14

16

16

16

16

16

16

16

16

Tijdelijke functionarissen

10

10

10

10

10

10

10

10

10

Gedetacheerde nationale deskundigen

0

0

0

0

0

0

0

0

0

TOTAAL 87

27

29

29

29

29

29

29

29

29

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

 

Jaar 2021

Jaar 2022

Jaar 2023

Jaar 2024

Jaar 2025

Jaar 2026

Jaar 2027

Na 2027

TOTAAL

Ambtenaren (AD-rangen)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Ambtenaren (AST-rangen)

0,0

0,0

0,1

0,1

0,1

0,1

0,1

0,3

0,6

Arbeidscontractanten

0,1

0,2

0,2

0,3

0,4

0,4

0,4

1,7

3,9

Tijdelijke functionarissen

0,0

0,0

0,0

0,1

0,5

0,5

0,5

2,2

3,9

Gedetacheerde nationale deskundigen

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

TOTAAL

0,11

0,18

0,29

0,48

1,05

1,05

1,05

4,20

8,41

Geraamde gevolgen voor het personeel (aanvullende VTE) — lijst van het aantal ambten

Functiegroep en rang

Jaar 2021

Jaar 2022

Jaar 2023

Jaar 2024

Jaar 2025

Jaar 2026

Jaar 2027

Jaar 2028

Jaar 2029

Jaar 2030

Jaar 2031

Na 2031

AD16

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

AD15

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

AD14

1

1

1

1

1

1

1

1

1

1

1

0

AD13

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

AD12

1

1

1

1

1

1

1

1

1

1

1

0

AD11

1

1

1

1

1

1

1

1

1

1

1

0

AD10

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

AD9

2

2

2

2

2

2

2

2

2

2

2

0

AD8

3

3

3

3

3

3

3

3

3

3

3

0

AD7

2

2

2

2

2

2

2

2

2

2

2

0

AD6

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

AD5

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Totaal AD

10

10

10

10

10

10

10

10

10

10

10

0

AST11

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

AST10

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

AST9

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

AST8

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

AST7

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

AST6

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

AST5

1

1

1

1

1

1

1

1

1

1

1

0

AST4

1

1

1

1

1

1

1

1

1

1

1

0

AST3

1

1

1

1

1

1

1

1

1

1

1

0

AST2

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

AST1

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Totaal AST

3

3

3

3

3

3

3

3

3

3

3

0

AST/SC 6

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

AST/SC 5

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

AST/SC 4

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

AST/SC 3

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

AST/SC 2

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

AST/SC 1

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Totaal AST/SC

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Geraamde gevolgen voor het personeel (extra) — extern personeel

Arbeidscontractanten

Jaar 2021

Jaar 2022

Jaar 2023

Jaar 2024

Jaar 2025

Jaar 2026

Jaar 2027

Jaar 2028

Jaar 2029

Jaar 2030

Jaar 2031

Na 2031

Functiegroep IV

8

10

10

10

10

10

10

10

10

10

10

10

Functiegroep III

6

6

6

6

6

6

6

6

6

6

6

6

Functiegroep II

 

 

 

 

 

 

Functiegroep I

 

 

 

 

 

 

Totaal

14

16

16

16

16

16

16

16

16

16

16

16

Gedetacheerde nationale deskundigen

Jaar 2021

Jaar 2022

Jaar 2023

Jaar 2024

Jaar 2025

Jaar 2026

Jaar 2027

Jaar 2028

Jaar 2029

Jaar 2030

Jaar 2031

Na 2031

Totaal

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

8.2.3.Geraamde personeelsbehoeften Commissie

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig.

Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven 88 :

Raming in voltijdequivalenten

Jaren

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

• Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen)

Zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie

Delegaties

Onderzoek

3

3

3

3

3

3

3

Extern personeel (in voltijdequivalenten: VTE) — AC, AL, END, INT en JPD 89

Rubriek 7

Gefinancierd uit RUBRIEK 7 van het meerjarige financiële kader 

- zetel

- delegaties

Gefinancierd uit het budget van het programma  90

- zetel

- delegaties

Onderzoek

2

2

2

2

2

2

2

Andere (gelieve toe te lichten)

TOTAAL

5

5

5

5

5

5

5

Voor de benodigde personele middelen zal een beroep worden gedaan op het personeel van het DG dat reeds voor het beheer van deze actie is toegewezen en/of binnen het DG is herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

Beschrijving van de uit te voeren taken:

Ambtenaren en tijdelijk personeel

Extern personeel

8.2.4.Bijdragen van derden 

Het voorstel/initiatief:

   voorziet niet in medefinanciering door derden

   voorziet in medefinanciering door derden, zoals hieronder wordt geraamd:

Kredieten in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)( 91 )

 

Jaar 2021

Jaar 2022

Jaar 2023

Jaar 2024

Jaar 2025

Jaar 2026

Jaar 2027

Na 2027

TOTAAL

Financiële bijdrage aan de administratieve kosten van de GO ten laste van andere leden dan de Unie

0,33

0,49

0,80

1,34

2,93

2,91

14,70

0,00

23,5

Financiële bijdragen aan de operationele kosten ten laste van de particuliere leden/geassocieerde partners

Financiële bijdragen van de deelnemende staten aan de operationele kosten

Bijdragen in natura door de particuliere leden/geassocieerde partners 92  

0( 93 )

0

0

0

0

15,000

50,000

185,000

250,000( 94 )

Bijdragen in natura van de deelnemende staten aan operationele activiteiten

TOTAAL medegefinancierde kredieten

0,3

0,5

0,8

1,3

2,9

17,9

164,7

185,0

273,5

Aangezien BIC de enkele basishandeling niet heeft gezien, kan dit niet als een officiële, definitieve verbintenis worden gezien. Een definitieve verbintenis kan pas worden gegeven zodra BIC en de Europese Commissie een overeenkomst hebben gesloten en een duidelijk beeld hebben van alle aspecten van de definitieve enkele basishandeling en de uitvoering ervan. Dit omvat met name de doelstellingen en prioriteiten van de CBE, hoe de bijdragen in natura van de particuliere leden/geassocieerde partners aan operationele activiteiten, hun bijdragen in natura aan aanvullende activiteiten en de hefboomwerking worden berekend, alle uiteindelijke juridische aspecten, de financieringspercentages, de verdeling van de overheidsfinanciering over de verschillende niveaus van technische paraatheid, de financiering van de beheerskosten enz.

8.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten 

   Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten.

   Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:

   voor de eigen middelen

   voor overige ontvangsten

Geef aan of de ontvangsten worden toegewezen aan de begrotingsonderdelen voor uitgaven    

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Begrotingsonderdeel voor ontvangsten:

Gevolgen van het voorstel/initiatief 95

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Artikel ….

Vermeld voor de toegewezen ontvangsten het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.

[…]

Andere opmerkingen (bijv. over de methode/formule voor de berekening van de gevolgen voor de ontvangsten of andere informatie). 

[…]

FINANCIEEL MEMORANDUM — SCHONE LUCHTVAART

1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 

1.1.Benaming van het voorstel/initiatief 

Voorstel voor een verordening van de Raad inzake het Europees Partnerschap voor schone luchtvaart

1.2.Betrokken beleidsterrein(en) (programmacluster)

Activiteit: Horizon Europa

Cluster 5: klimaat energie en mobiliteit

1.3.Het voorstel/initiatief betreft: 

een nieuwe actie 

 een nieuwe actie na een proefproject / voorbereidende actie 96  

X de verlenging van een bestaande actie 

 de samenvoeging of ombuiging van een of meer acties naar een andere/een nieuwe actie 

1.4.Motivering van het voorstel/initiatief 

1.4.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien, met een gedetailleerd tijdschema voor de uitrol van het initiatief

De belangrijkste doelstelling van het initiatief zou erin bestaan bij te dragen aan het beperken van de ecologische voetafdruk, door de ontwikkeling van klimaatneutrale luchtvaarttechnologieën te versnellen opdat deze zo snel mogelijk kunnen worden ingezet, om zo aanzienlijk bij te dragen aan de verwezenlijking van de algemene doelstellingen van de Europese Green Deal, te weten: een emissiereductie van 50 % tot 55 % tegen 2030 en klimaatneutraliteit tegen 2050.

De tweede algemene doelstelling is het verzekeren dat de O&I-activiteit op het gebied van luchtvaart bijdraagt aan het mondiale concurrentievermogen van de Europese luchtvaartindustrie, door het O&I-proces te versnellen en te optimaliseren. Zonder een sterke Europese toeleveringsketen heeft Europa geen invloed om een ambitieus milieubeleid na te streven.

De derde doelstelling zou zijn te verzekeren dat een schonere luchtvaart veilig, betrouwbaar en efficiënt blijft voor het luchtvervoer van personen en goederen. Deze doelstelling strookt met diverse SDG’s, met name SDG 9 (industrie, innovatie en infrastructuur).

Het initiatief zal naar verwachting van start gaan in het tweede of derde kwartaal van 2021 (naargelang van de vaststelling van de enkele basishandeling door de Raad). De Gemeenschappelijke Ondernemingen worden zo opgezet dat zij tot 31 december 2027 operationeel zijn, waarbij de laatste oproepen uiterlijk op 31 december 2027 worden geopend. In overeenstemming met de criteria voor Europese partnerschappen in bijlage III bij de Horizon Europa-verordening bevat de enkele basishandeling specifieke bepalingen voor de evaluatie, geleidelijke beëindiging en verlenging ervan. Zo is er onder meer een verplichting voor de raad van bestuur om in het kader van de periodieke toetsingen en evaluaties een plan voor de geleidelijke beëindiging van de Horizon Europa-financiering van de Gemeenschappelijke Onderneming en een beoordeling van de doeltreffendste beleidsmaatregelen voor eventuele toekomstige maatregelen in te dienen.

1.4.2.Toegevoegde waarde van de deelname van de Unie 

De problemen die met het initiatief worden aangepakt zijn van zodanige aard en omvang dat een gezamenlijk optreden op EU-niveau passender zal zijn dan dat individuele lidstaten hun eigen initiatieven ontwikkelen. Dit zal meer samenhangende, gecoördineerde inspanningen mogelijk maken en overlapping voorkomen.

De belangrijkste rechtvaardiging voor overheidsoptreden door de EU op het gebied van luchtvaart-O&I is het harmoniseren, optimaliseren en coördineren van middelen op ecosysteemniveau uit alle Europese landen om klimaatneutraliteit in de luchtvaart te bereiken — een ambitieuze doelstelling die niet kan worden verwezenlijkt door een enkel luchtvaartbedrijf of land. Zoals hierboven aangegeven is er behoefte aan een holistische O&I-benadering om tot klimaatneutraliteit te komen.

Bovendien moet alle onderzoek stroken met de marktmaatregelen, de stimulansen en een robuust, modern regelgevings- en standaardiseringskader, dat alleen kan worden opgezet in de EU-context en door internationale samenwerking. Dit kader moet samenhangend zijn en afgestemd zijn op het milieu- en klimaatbeleid, de handel, defensie, ruimtevaart, luchtverkeersbeheer, certificerings- en standaardiseringsregelingen die tot de bevoegdheden van de EU behoren.

Daarnaast stelt Europees onderzoek met openbare vergelijkende oproepen deelnemers in staat om zich los te wrikken van hun natuurlijke leveranciers en nieuwe partnerschappen aan te gaan met diverse soorten organisaties (academische organisaties, onderzoekscentra, bedrijfsleven enz.), ook uit EU-landen die niet over een traditionele luchtvaartindustrie beschikken maar mogelijk nieuwe benaderingen kunnen aanreiken.

De rationale voor EU-interventie behelst risicodeling, gezien de hoge kosten van de ontwikkeling en demonstratie van innovatieve technologische oplossingen, die niet door individuele bedrijven alleen kunnen worden uitgevoerd.

Gelet op de specifieke kenmerken van de luchtvaartsector zijn de kosten en risico’s van nieuwe ontwikkelingen afhankelijk van een doeltreffende samenwerking op Europese schaal. Samenwerking tussen verschillende belanghebbenden is belangrijk, zowel in de ontwikkelingsfase als bij het tot wasdom komen van innovatieve technologieën.

Met een duidelijk klimaatbeleid en duidelijke doelstellingen voor 2030 en 2050 is er een sterke behoefte aan het richtingseffect van Europese investeringen en aan additionaliteit. EU-optreden zou een aanvulling vormen op de nationale regelingen om een duidelijkere beleidsaanpak tot stand te brengen, vooral aangezien er dringend innovaties nodig zijn om het klimaatactieplan en de klimaatdoelstellingen te bereiken.

De Europese Commissie is uitstekend geplaatst om samenwerking tussen de nationale O&I-programma’s voor de luchtvaart en het initiatief voor schone luchtvaart na te streven, overlapping van de inspanningen te voorkomen en middelen te bundelen om de streefcijfers van de Green Deal te bereiken.

Tegelijkertijd neemt zij het initiatief voor talrijke luchtvaartgerelateerde beleidsmaatregelen en kan zij ervoor zorgen dat beleidsmaatregelen, wetgeving en O&I-inspanningen op elkaar worden afgestemd.

Voorts is de Europese Commissie ad-hocwaarnemer in diverse ICAO-organen (de vergadering en andere technische organen) die zich toeleggen op de veiligheid en beveiliging van de luchtvaart, milieu, luchtverkeersbeheer en luchtvervoer.

Deze kwesties worden verderop in het bij dit voorstel gevoegde effectbeoordelingsdocument behandeld.

1.4.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

In het kader van eerdere publieke en particuliere onderzoeks- en innovatieprogramma’s zijn talrijke veelbelovende klimaatneutrale oplossingen onderzocht, hetzij in de EU (vanaf het vierde programma voor onderzoek en ontwikkeling), hetzij in nationale of regionale programma’s. Een aantal van die technologieën, die tot wasdom zijn gekomen in de onderzoeksprogramma’s KP 7 Clean Sky en H2020 Clean Sky 2, zijn beoordeeld in de KP7-Clean Sky Technology Evaluator, en er is vastgesteld dat als zij in nieuwe vliegtuigen zouden worden toegepast, zij de emissies met wel 30 % zouden kunnen terugdringen ten opzichte van het referentievliegtuig uit 2000.

In de tussentijdse evaluatie van de Gemeenschappelijke Ondernemingen onder Horizon 2020 werd geconcludeerd dat publiek-private partnerschappen (ppp’s) op basis van GO’s in KP7 aantoonbare efficiëntieverbeteringen hebben opgeleverd, ondanks een aantal tekortkomingen die nog moeten worden aangepakt.

Hoewel het nog te vroeg is om conclusies te trekken voor CS2 (dat tot 2024 loopt), blijkt uit de eerste beoordelingen dat het goed op weg is om zijn doelstellingen te bereiken om technologieën te demonstreren en te valideren om CO2- en NOx-emissies met 20 % tot 30 % terug te dringen in vergelijking met geavanceerde luchtvaartuigen die sinds 2014 in gebruik zijn genomen. Uit een toenemend aantal publicaties en octrooiaanvragen blijkt dat de belangrijkste demonstratiemodellen goede vorderingen maken. De invoering van die technologieën in vliegtuigen op de markt is jammer genoeg nog erg onzeker, omdat die grotendeels wordt bepaald door de marktwerking.

1.4.4.Verenigbaarheid en eventuele synergie met andere passende instrumenten

Volgens de Horizon Europa-verordening moeten alle Europese partnerschappen zorgen voor coördinatie en/of gezamenlijke activiteiten met andere relevante initiatieven voor onderzoek en innovatie, die zorgen voor een optimaal niveau van onderlinge verbanden en doeltreffende synergieën. In overeenstemming daarmee is de enkele basishandeling opgezet rond het kernbeginsel dat een nauwe samenwerking en synergieën tussen Gemeenschappelijke Ondernemingen en relevante initiatieven op EU-, nationaal en regionaal niveau, in het bijzonder met andere Europese partnerschappen, van cruciaal belang zal zijn om meer effect te sorteren en de toepassing van resultaten te waarborgen. In dat verband bevordert de enkele basishandeling (Deel I — Gemeenschappelijke bepalingen voor alle GO’s) de synergieën tussen allerhande operationele bepalingen.

Er moeten sterke synergieën tot stand worden gebracht tussen de twee voorgestelde partnerschappen voor de luchtvaart, geïntegreerd luchtverkeersbeheer en schone luchtvaart. Dat moet de verenigbaarheid van de in het kader van schone luchtvaart ontwikkelde oplossingen en de in het kader van het initiatief voor geïntegreerd luchtverkeersbeheer ontwikkelde geavanceerde ATM-benaderingen verzekeren.

Het waterstofinitiatief en het batterijeninitiatief (die alternatieve energiebronnen voor de luchtvaart zouden kunnen opleveren) zouden een enorm effect kunnen hebben om emissieloze luchtvaart mogelijk te maken, als de resultaten ervan stroken met de behoeften van de luchtvaartsector.

Synergieën tot stand brengen zou al deze initiatieven ten goede komen. Er zij op gewezen dat voor meer elektrische luchtvaartuigen verdere ontwikkelingen op het gebied van elektrische aandrijfsystemen op hoogspanning nodig zijn, die op grote hoogte extra veiligheidsrisico’s met zich meebrengen die moeten worden aangepakt, en dat technologische oplossingen moeten worden gevalideerd. Daarom moet in de eerste fasen van voorgestelde oplossingen altijd rekening worden gehouden met de vereisten van luchtvaartuigen.

Certificering is een bijzonder belangrijk aspect in het tot wasdom brengen van nieuwe technologieën, en in dat verband is het van cruciaal belang dat EASA al in een vroeg stadium bij het proces wordt betrokken. Een sterke betrokkenheid van de Europese Commissie en de lidstaten moet de onderlinge afstemming van en synergieën tussen de prioriteiten en financieringsprogramma’s op EU-, nationaal en regionaal niveau verzekeren.

Een nauwere betrokkenheid van de lidstaten bij de uitrol en aanvaarding van de meest veelbelovende klimaatneutrale technologieën op EU-niveau zal synergieën en schaalvoordelen bevorderen in de nationale O&I-programma’s en zal de afstemming van de nationale onderwijsregelingen op de toekomstige behoeften aan de overeenkomstige vaardigheden en banen verbeteren.

Het toezicht op de synergieën en de samenwerking zullen verlopen via het jaarlijks activiteitenverslag.

1.5.Duur en financiële gevolgen 

X beperkte geldigheidsduur

X    van kracht vanaf 01/01/2021 tot en met 31/12/2031

X    financiële gevolgen vanaf 2021 tot en met 2027 voor vastleggingskredieten en vanaf 2021 tot en met 2031 voor betalingskredieten.

 onbeperkte geldigheidsduur

Uitvoering met een opstartperiode vanaf JJJJ tot en met JJJJ,

gevolgd door een volledige uitvoering.

1.6.Beheersvorm(en) 97   

 Direct beheer door de Commissie

door haar diensten, waaronder het personeel in de delegaties van de Unie;

   door de uitvoerende agentschappen

 Gedeeld beheer met lidstaten

X Indirect beheer door begrotingsuitvoeringstaken te delegeren aan:

derde landen of de door hen aangewezen organen;

internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke);

de EIB en het Europees Investeringsfonds;

de in de artikelen 70 en 71 van het Financieel Reglement bedoelde organen;

publiekrechtelijke organen;

privaatrechtelijke organen met een openbare dienstverleningstaak, voor zover zij voldoende financiële garanties bieden;

privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die voldoende financiële garanties bieden;

personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling.

Verstrek, indien meer dan een beheersvorm is aangekruist, extra informatie onder “Opmerkingen”.

Opmerkingen

/

 

2.BEHEERSMAATREGELEN 

2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen 

Vermeld frequentie en voorwaarden.

Overeenkomstig de Horizon Europa-verordening stelt het partnerschap een toezichtsysteem vast dat strookt met de vereisten van artikel 45 van de Horizon Europa-verordening en de bijlagen III en V bij die verordening, en dat input levert voor dezelfde gemeenschappelijke databank als de andere componenten van Horizon Europa. Het systeem voor verslaglegging en monitoring levert essentiële beheers- en uitvoeringsgegevens (ook microgegevens op het niveau van individuele entiteiten), maakt het mogelijk om de vooruitgang te volgen aan de hand van de belangrijke effecttrajecten (met inbegrip van de vorderingen ten aanzien van EU-prioriteiten) en de partnerschapscriteria. Het partnerschap zal verslag uitbrengen over specifieke indicatoren (die niet onder de belangrijke effecttrajecten vallen) zodat de vorderingen met betrekking tot de verwezenlijking van de visie en de specifieke en operationele doelstellingen van het partnerschap zoals vastgesteld in de verordening tot oprichting van het partnerschap, met inbegrip van de streefcijfers voor 2030, op de korte, middellange en lange termijn kunnen worden gevolgd. De indicatoren, gegevensbronnen en methoden moeten het mogelijk maken om de verwezenlijkingen en de vooruitgang met betrekking tot de effecten, waaronder de verwezenlijking van beleidsdoelen van de EU, in de loop der tijd te beoordelen en na te gaan of er corrigerende maatregelen nodig zijn. Daarbij moet rekening worden gehouden met zowel kwalitatieve als kwantitatieve gegevens, moeten de verantwoordelijkheden voor de gegevensvergaring worden vastgesteld en moeten concrete benaderingen worden opgezet om realistische referentiescenario’s, streefcijfers en/of benchmarks te ontwikkelen om de vooruitgang vast te stellen, indien van toepassing, voor zover dat strookt met de effectbenadering van Horizon Europa. Alle verzamelde informatie wordt nagenoeg in real time verstrekt aan de diensten van de Commissie, op basis van gemeenschappelijke gegevensmodellen, en wordt ingevoerd in een gemeenschappelijke databank zoals gespecificeerd in artikel 45 van de Horizon Europa-verordening.

Daartoe moeten passende verslagleggingssystemen worden ingevoerd om een voortdurende, transparante verslaglegging te ondersteunen, ook over de vastgelegde en daadwerkelijk verstrekte financiële bijdragen en bijdragen in natura, de zichtbaarheid en positionering in de internationale context, het effect op onderzoeks- en innovatiegerelateerde risico’s van investeringen in de particuliere sector. De verslaglegging moet stroken met de standaardverslagleggingsvereisten van Horizon Europa. Bij de ontwikkeling van de verslagleggingssystemen in de context van het strategische coördinatieproces zijn ook de lidstaten en vertegenwoordigers van de partnerschappen betrokken, om ervoor te zorgen dat de inspanningen op het gebied van verslaglegging en monitoring gelijk lopen en worden gecoördineerd, ook wat de taakverdeling op het gebied van gegevensverzameling en verslaglegging betreft. Het verslagleggingssysteem op projectniveau omvat gedetailleerde informatie over de gefinancierde projecten, de resultaten en de verspreiding daarvan en het gebruik ervan door belangrijke doelgroepen en het globale verschil dat de projecten maken voor wetenschap, economie, samenleving en/of milieu, in overeenstemming met de doelstellingen en beoogde effecten van de projecten. Die informatie moet worden aangevuld met relevante gegevens over de toegevoegde waarde en de effecten van de partnerschappen op Europees, nationaal en regionaal niveau. Er moet worden gezorgd voor passende mechanismen voor gegevensuitwisseling, met gemeenschappelijke toezicht- en verslagleggingsdatabanken voor Horizon Europa.

De Europese partnerschappen worden geëvalueerd overeenkomstig het evaluatiekader van Horizon Europa, zoals uiteengezet in artikel 47 daarvan.

2.2.Beheers- en controlesyste(e)m(en) 

2.2.1.Rechtvaardiging van de voorgestelde beheersvorm(en), uitvoeringsmechanisme(n) voor financiering, betalingsvoorwaarden en controlestrategie

Indirect beheer is gerechtvaardigd omdat de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone luchtvaart” een publiek-privaat partnerschap is waarbij een gedeelte van de financiering wordt aangebracht in de vorm van bijdragen in natura van andere leden dan de Unie.

Elk jaar wordt een besluit over de bijdrage aan de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone luchtvaart” genomen via de EU-begroting voor dat jaar.

In een delegatieovereenkomst tussen de Europese Commissie en de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone luchtvaart” zal worden vermeld dat de Commissie voor de taken die elk jaar moeten worden uitgevoerd een bijdrage zal betalen zodra een overeenkomst voor de overdracht van middelen is ondertekend met de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone luchtvaart” en de Gemeenschappelijke Onderneming de overeenkomstige betalingsverzoeken heeft doen toekomen aan de andere leden dan de Unie.

De Commissie zorgt ervoor dat de regels voor de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone luchtvaart” volledig stroken met de vereisten van het financieel reglement. In overeenstemming met artikel 71 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 zal de Gemeenschappelijke Onderneming de beginselen van goed financieel beheer in acht nemen. De Gemeenschappelijke Onderneming “Schone luchtvaart” voldoet ook aan de bepalingen van de op de Gemeenschappelijke Onderneming toepasselijke financiële modelregeling. Elke afwijking van die financiële modelregeling die nodig is om in de specifieke behoeften van de Gemeenschappelijke Onderneming te voorzien moet vooraf door de Commissie worden goedgekeurd.

Alle toezichtsregelingen, ook via de Unievertegenwoordiging in de raad van bestuur van de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone luchtvaart” en verslagleggingsregelingen moeten waarborgen dat de diensten van de Commissie hun verantwoordingsplicht tegenover het college en de begrotingsautoriteit kunnen nakomen.

Het internecontrolekader voor de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone luchtvaart” is gebaseerd op:

·de toepassing van de internecontrolenormen die ten minste even sterke waarborgen bieden als die van de Commissie;

·procedures voor het selecteren van de beste projecten door middel van onafhankelijke evaluatie, en voor de vertaling daarvan naar rechtsinstrumenten;

·project- en contractbeheer gedurende de gehele projectcyclus;

·controles vooraf van alle declaraties (met inbegrip van het opvragen van auditcertificaten) en certificering vooraf van methoden voor de kostenberekening;

·controles achteraf van een steekproef van de declaraties als onderdeel van de controles achteraf van Horizon Europa;

·wetenschappelijke evaluatie van projectresultaten.

2.2.2.Informatie over de geïdentificeerde risico’s en het (de) systeem (systemen) voor interne controle dat is (die zijn) opgezet om die risico’s te beperken

Er zijn diverse maatregelen vastgesteld om het inherente risico op belangenconflicten binnen de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone luchtvaart” te beperken, in het bijzonder:

·een gelijk aantal stemmen voor de Commissie en voor andere leden dan de Unie in de raad van bestuur;

·keuze van de uitvoerend directeur door de raad van bestuur op voordracht van de Commissie;

·onafhankelijkheid van het personeel;

·evaluaties door onafhankelijke deskundigen op basis van bekendgemaakte selectiecriteria, in combinatie met beroepsmechanismen en volledige belangenverklaringen;

·een verplichting voor de raad van bestuur om regels vast te stellen voor het voorkomen, vermijden en beheren van belangenconflicten in de Gemeenschappelijke Ondernemingen, in overeenstemming met de financiële regeling van de Gemeenschappelijke Ondernemingen en met het statuut voor het personeel.

De bevordering van ethische en organisatorische waarden wordt een van de kerntaken van de Gemeenschappelijke Onderneming en de Commissie zal hierop toezien.

De uitvoerend directeur van de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone luchtvaart” is als ordonnateur verplicht om een kosteneffectief systeem voor interne controle en intern beheer in te voeren. Hij/zij moet verslag doen aan de Commissie over het ingestelde internecontrolekader.

De Commissie zal toezien op het risico van niet-overeenstemming door middel van het rapportagesysteem dat zij gaat ontwikkelen, alsmede door het opvolgen van de resultaten van controles achteraf van de ontvangers van EU-financiering van de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone luchtvaart”, als onderdeel van controles achteraf met betrekking tot Horizon Europa als geheel.

Er bestaat een duidelijke behoefte aan een efficiënt en effectief beheer van de begroting waarbij fraude en verspilling moeten worden voorkomen. In het controlesysteem moet evenwel een goed evenwicht worden gevonden tussen het bereiken van een aanvaardbaar foutenpercentage en de vereiste controlebelasting en moet worden vermeden dat het onderzoeksprogramma van de Unie minder aantrekkelijk wordt gemaakt.

2.2.3.Raming en motivering van de kosteneffectiviteit van de controles (verhouding van de controlekosten tot de waarde van de desbetreffende financiële middelen) en evaluatie van het verwachte foutenrisico (bij betaling en bij afsluiting) 

Aangezien de regels van Horizon Europa voor deelname aan de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone luchtvaart” vergelijkbaar zijn met de regels die de Commissie zal hanteren in haar werkprogramma, met een groep begunstigden met een gelijksoortig risicoprofiel als die van de Commissie, kan worden verwacht dat het foutenpercentage vergelijkbaar zal zijn met het door de Commissie voor Horizon Europa beoogde niveau, d.w.z. dat er een redelijke zekerheid bestaat dat het foutenrisico gedurende de meerjarige uitgavenperiode op jaarbasis tussen de 2 en 5 % beweegt, met als einddoel tot een resterend foutenpercentage te komen dat zo dicht mogelijk bij 2 % ligt bij de sluiting van de meerjarige programma’s, wanneer rekening is gehouden met het financiële effect van alle audits en corrigerende en herstelmaatregelen.

Zie het financieel memorandum voor Horizon Europa voor nadere informatie over het met betrekking tot de deelnemers verwachte foutenpercentage.

2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden 

Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen, bv. in het kader van de fraudebestrijdingsstrategie.

De Commissie draagt er zorg voor dat procedures voor fraudebestrijding in alle stadia van het beheerproces worden toegepast door de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone luchtvaart”.

De voorstellen betreffende de Gemeenschappelijke Ondernemingen in het kader van Horizon Europa zijn onderworpen aan fraudegevoeligheidstests en een beoordeling van hun effect. In het algemeen zouden de voorgestelde maatregelen een positief effect op de fraudebestrijding moeten hebben, met name door de grotere nadruk op risicogebaseerde audits en een uitgebreidere wetenschappelijke evaluatie en controle.

De Commissie zorgt ervoor dat passende maatregelen zijn getroffen om te waarborgen dat bij de uitvoering van uit hoofde van deze verordening gefinancierde acties het financiële belang van de Unie wordt beschermd door de toepassing van preventieve maatregelen tegen fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten, door doeltreffende controles en, indien onregelmatigheden worden ontdekt, door de terugvordering van de ten onrechte betaalde bedragen en, voor zover van toepassing, door doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties.

De huidige Gemeenschappelijke Onderneming Clean Sky 2 in het kader van Horizon 2020 werkt reeds samen met de diensten van de Commissie op het gebied van fraude en onregelmatigheden. De Commissie zorgt ervoor dat die samenwerking wordt voortgezet en versterkt.

De Rekenkamer is bevoegd om bij alle begunstigden van subsidies, contractanten en subcontractanten die uit hoofde van het programma EU-middelen hebben ontvangen, audits uit te voeren op basis van documenten en controles ter plaatse.

Het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) kan overeenkomstig de procedures van Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 controles en verificaties ter plaatse bij de direct of indirect bij de financiering betrokken economische subjecten uitvoeren om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten in verband met een subsidieovereenkomst of -besluit of een contract betreffende financiering door de Unie, waardoor de financiële belangen van de Unie zijn geschaad. De Gemeenschappelijke Ondernemingen moeten eveneens toetreden tot het Interinstitutioneel Akkoord van 25 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Commissie van de Europese Gemeenschappen betreffende de interne onderzoeken verricht door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF).

Het Europees Openbaar Ministerie (EOM) kan overeenkomstig de bepalingen en procedures van Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad onderzoeken uitvoeren om vast te stellen of er sprake is van strafbare feiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad.



3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 

3.1.Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven 

Rubriek van het meerjarige financiële kader

Begrotingsonderdeel

Soort krediet

Bijdrage

Rubriek 1

Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid — Horizon Europa

GK/ NGK 98

van EVA-landen 99

van kandidaat-lidstaten 100

van derde landen

in de zin van artikel [21, lid 2, punt b),] van het Financieel Reglement

1

01.020252 — Gemeenschappelijke Onderneming “Schone luchtvaart”

GK

JA

JA

JA

JA

* De bijdrage voor dit begrotingsonderdeel zal naar verwachting komen uit:

Vastleggingskredieten (in miljoenen euro’s, tot op drie decimalen)

Begrotingsonderdeel

Jaar 2021

Jaar 2022

Jaar 2023

Jaar 2024

Jaar 2025

Jaar 2026

Jaar 2027

Na 2027

TOTAAL

Uitgaven in verband met ambtenaren en tijdelijke functionarissen die belast zijn met de uitvoering van “Horizon Europa” — Onderzoek door derden

01 01 01 01

Extern personeel dat belast is met de uitvoering van “Horizon Europa” — Onderzoek door derden

01 01 01 02

Overige beheersuitgaven voor “Horizon Europa” — Onderzoek door derden

01 01 01 03

Cluster Klimaat, Energie en Mobiliteit 01 02 02 50

229,925

150,583

231,570

190,688

388,057

133,814

375,363

 

1 700,000

Totaal uitgaven

229,925

150,583

231,570

190,688

388,057

133,814

375,363

 

1 700,000


Geraamde gevolgen voor de uitgaven

3.2.Geraamde gevolgen voor de uitgaven 

3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven 

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Rubriek van het meerjarige financiële kader

1

Rubriek Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

Horizon Europa

   

Gemeenschappelijke Onderneming 101 102

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027 103

Na 2027

TOTAAL

Titel 1:

Vastleggingen

(1)

0,139

0,497

0,765

1,489

2,540

3,021

16,035

-

24,486

Betalingen

(2)

0,139

0,497

0,765

1,489

2,540

3,021

3,081

12,954

24,486

Titel 2:

Vastleggingen

(1a)

0,243

0,943

1,262

1,776

1,534

1,650

7,329

-

14,737

Betalingen

(2a)

0,243

0,943

1,262

1,776

1,534

1,650

1,660

5,669

14,737

Titel 3

Vastleggingen

(3a)

229,543

149,143

229,543

187,423

383,983

129,143

351,999

0

1660,777

Betalingen

(3b)

14,041

123,686

137,678

262,701

220,938

344,980

194,261

362,492

1 660,777

TOTAAL kredieten voor de Gemeenschappelijke Onderneming

Vastleggingen

= 1+1a +3a

229,925

150,583

231,570

190,688

388,057

133,814

375,363

0

1 700,000

Betalingen

= 2+2a+3b

14,423

125,126

139,705

265,966

225,012

349,651

199,002

381,115

1 700,000

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

DG RTD

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Functie

2027

TOTAAL

Personele middelen 104

0,491

0,503

0,513

0,523

0,533

0,544

0,555

-

3,662

Andere administratieve uitgaven

0,128

0,130

0,133

0,135

0,138

0,141

0,144

-

0,949

TOTAAL DG

Kredieten

0,619

0,633

0,646

0,658

0,671

0,685

0,699

-

4,611

 

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Na 2027

TOTAAL

TOTAAL kredieten voor alle RUBRIEKEN van het meerjarig financieel kader 

Vastleggingen

230,544

151,216

232,216

191,346

388,728

134,499

376,062

0.000

1 704,611

Betalingen

15,042

125,759

140,351

266,624

225,683

350,336

199,701

381,115

1 704,611



Rubriek van het meerjarige financiële kader

7

“Administratieve uitgaven”

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Na 2027

TOTAAL

Personele middelen

Andere administratieve uitgaven

TOTALE kredieten voor RUBRIEK 7 van het meerjarige financiële kader

(totaal vastleggingen = totaal betalingen)

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Na 2027

TOTAAL

TOTAAL kredieten voor alle RUBRIEKEN van het meerjarig financieel kader 

Vastleggingen

230,544

151,216

232,216

191,346

388,728

134,499

376,062

0,000

1 704,611

Betalingen

15,042

125,759

140,351

266,624

255,683

350,336

199,701

381,115

1 704,611



3.2.2.Geraamde gevolgen voor de personele middelen van de Gemeenschappelijke Onderneming 

Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig

Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Aantal personeelsleden (in personen/VTE)

 

Jaar 2021

Jaar 2022

Jaar 2023

Jaar 2024

Jaar 2025

Jaar 2026

Jaar 2027

Na 2027

TOTAAL

Ambtenaren (AD-rangen)

32

32

32

32

32

32

32

32

Ambtenaren (AST-rangen)

4

4

3

3

3

3

3

3

Arbeidscontractanten

6

6

6

6

6

6

6

6

Tijdelijke functionarissen

Gedetacheerde nationale deskundigen

2

2

0

0

0

0

0

0

TOTAAL 105

44

44

41

41

41

41

41

41

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

 

Jaar 2021

Jaar 2022

Jaar 2023

Jaar 2024

Jaar 2025

Jaar 2026

Jaar 2027

Na 2027

TOTAAL

Ambtenaren (AD-rangen)

Ambtenaren (AST-rangen)

Arbeidscontractanten

0,367

0,375

0,382

0,390

0,397

0,405

0,345

1,076

3,737

Tijdelijke functionarissen

4,353

4,440

4,446

4,535

4,625

4,718

4,812

15,021

46,949

Gedetacheerde nationale deskundigen

0,130

0,132

0,000

0,000

0,000

0,000

0,000

0,000

0,262

TOTAAL

4,849

4,946

4,828

4,924

5,023

5,123

5,157

16,097

50,947

Geraamde gevolgen voor het personeel (aanvullende VTE) — lijst van het aantal ambten

Functiegroep en rang

Jaar 2021

Jaar 2022

Jaar 2023

Jaar 2024

Jaar 2025

Jaar 2026

Jaar 2027

Jaar 2028

Jaar 2029

Jaar 2030

Jaar 2031

Na 2031

AD16

AD15

AD14

1

1

1

1

1

1

1

1

1

1

1

1

AD13

AD12

2

2

2

2

2

2

2

2

2

2

2

2

AD11

1

1

1

1

1

1

1

1

1

1

1

1

AD10

3

3

3

3

3

3

3

3

3

3

3

3

AD9

10

10

10

10

10

10

10

10

10

10

10

10

AD8

3

3

3

3

3

3

3

3

3

3

3

3

AD7

3

3

3

3

3

3

3

3

3

3

3

3

AD6

9

9

9

9

9

9

9

9

9

9

9

9

AD5

Totaal AD

32

32

32

32

32

32

32

32

32

32

32

32

 

AST11

AST10

AST9

AST8

1

1

1

1

1

1

1

1

1

1

1

1

AST7

AST6

2

2

2

2

2

2

2

2

2

2

2

2

AST5

1

1

AST4

AST3

AST2

AST1

Totaal AST

4

4

3

3

3

3

3

3

3

3

3

3

AST/SC 6

AST/SC 5

AST/SC 4

AST/SC 3

AST/SC 2

AST/SC 1

Totaal AST/SC

Geraamde gevolgen voor het personeel (extra) — extern personeel

Arbeidscontractanten

Jaar 2021

Jaar 2022

Jaar 2023

Jaar 2024

Jaar 2025

Jaar 2026

Jaar 2027

Jaar 2028

Jaar 2029

Jaar 2030

Jaar 2031

Na 2031

Functiegroep IV

1

1

1

1

1

1

1

1

1

1

1

1

Functiegroep III

5

5

5

5

5

5

5

5

5

5

5

5

Functiegroep II

Functiegroep I

Totaal

6

6

6

6

6

6

6

6

6

6

6

6

Gedetacheerde nationale deskundigen

Jaar 2021

Jaar 2022

Jaar 2023

Jaar 2024

Jaar 2025

Jaar 2026

Jaar 2027

Jaar 2028

Jaar 2029

Jaar 2030

Jaar 2031

Na 2031

Totaal

2

2

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

3.2.3.Geraamde personeelsbehoeften Commissie

Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig.

106 Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Raming in voltijdequivalenten

Jaren

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

• Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen)

Zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie

Delegaties

Onderzoek

3

3

3

3

3

3

3

Extern personeel (in voltijdequivalenten: VTE) — AC, AL, END, INT en JPD 107

Rubriek 7

Gefinancierd uit RUBRIEK 7 van het meerjarige financiële kader 

- zetel

- delegaties

Gefinancierd uit het budget van het programma  108

- zetel

- delegaties

Onderzoek

2

2

2

2

2

2

2

Andere (gelieve toe te lichten)

TOTAAL

5

5

5

5

5

5

5

Voor de benodigde personele middelen zal een beroep worden gedaan op het personeel van het DG dat reeds voor het beheer van deze actie is toegewezen en/of binnen het DG is herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

Beschrijving van de uit te voeren taken:

Ambtenaren en tijdelijk personeel

Diverse taken met betrekking tot:

·Technische follow-up van de voortgang van de werkzaamheden op het gebied van schone luchtvaart

·Monitoring van de vooruitgang in het onderzoeksprogramma voor schone luchtvaart

·Toezicht op de naleving van de strategische agenda voor onderzoek en innovatie

·Vertegenwoordiging van de Europese Commissie in de raad van bestuur van het partnerschap

·Definitie van de positie van de Commissie in de raad van bestuur (stem-/vetorecht)

· Administratieve taken met betrekking tot de governance van het partnerschap

·Ruggespraak met de groep van vertegenwoordigers van de nationale overheden, ACARE en het comité voor het vervoerprogramma

·Waarneming bij oproepen tot het indienen van voorstellen, aanbestedingen en het toelaten van nieuwe leden

·Deelname aan vergaderingen van subgroepen en werkgroepen

·Organisatie van tussentijdse evaluaties en eindevaluatie

·Uitvoering van inspecties/controles ter plekke

·Bevordering van synergieën tussen nationale onderzoeksprogramma’s en het programma voor onderzoek en innovatie van schone luchtvaart.

Extern personeel

3.2.4.Bijdragen van derden 

Het voorstel/initiatief:

   voorziet niet in medefinanciering door derden

   voorziet in medefinanciering door derden, zoals hieronder wordt geraamd:

Kredieten in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

 

Jaar 2021

Jaar 2022

Jaar 2023

Jaar 2024

Jaar 2025

Jaar 2026

Jaar 2027

Na 2027

TOTAAL

Financiële bijdrage aan de administratieve kosten van de GO ten laste van andere leden dan de Unie

0,382

1,440

2,027

3,265

4,074

4,671

4,741

18,623

39,223

Financiële bijdragen aan de operationele kosten ten laste van de particuliere leden/geassocieerde partners

Financiële bijdragen van de deelnemende staten aan de operationele kosten

Bijdragen in natura door de particuliere leden/geassocieerde partners 109

26,683

234,097

230,109

465,520

387,181

618,556

336,278

662,353

2 960,777

Bijdragen in natura van de deelnemende staten aan operationele activiteiten

TOTAAL medegefinancierde kredieten

27,065

235,537

232,136

468,785

391,255

623,227

341,019

680,976

3 000,000

Toelichting:

In het gezamenlijke memorandum van verbintenis, dat in oktober 2020 is ondertekend, heeft de particuliere kant zijn voornemen geuit om tot 3 miljard EUR bij te dragen (met inbegrip van de deelname van het VK) aan algemene activiteiten voor schone luchtvaart, uitgaand van een “redelijke en evenredige financiering door de Europese Commissie” (d.w.z. 2,5 miljard EUR financiering door de Europese Commissie), naar aanleiding van de overeenkomst over het MFK, waar ook de bijdrage van het VK in opgenomen is. Om die aannamen te wijzigen, zou nieuw overleg met de belanghebbenden nodig zijn.

De verdeling van de bijdragen in natura van de stichtende leden/geassocieerde leden tussen 2021 en 2027 en na 2027 is gebaseerd op de eerste ramingen voor de bijdragen in natura voor operationele activiteiten, die op hun beurt verband houden met de ontwerpwerkplannen en de strategische agenda voor onderzoek en innovatie voor schone luchtvaart. Een herziening van die verdeling zal nodig zijn wanneer de routekaart voor de uitvoering van de strategische agenda voor onderzoek en innovatie is vastgesteld.

3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten 

   Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten.

   Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:

voor de eigen middelen

voor overige ontvangsten

Geef aan of de ontvangsten worden toegewezen aan de begrotingsonderdelen voor uitgaven    

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Begrotingsonderdeel voor ontvangsten:

Gevolgen van het voorstel/initiatief 110

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Artikel ….

Vermeld voor de toegewezen ontvangsten het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.

[…]

Andere opmerkingen (bijv. over de methode/formule voor de berekening van de gevolgen voor de ontvangsten of andere informatie). 

[…]

FINANCIEEL MEMORANDUM — SCHONE WATERSTOF

1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 

1.1.Benaming van het voorstel/initiatief 

Voorstel voor een verordening van de Raad inzake het Europees partnerschap voor schone waterstof

1.2.Betrokken beleidsterrein(en) (programmacluster)

Activiteit: Horizon Europa

Cluster 5: klimaat energie en mobiliteit

1.3. Het voorstel/initiatief betreft: 

een nieuwe actie 

 een nieuwe actie na een proefproject / voorbereidende actie 111  

X de verlenging van een bestaande actie 

 de samenvoeging of ombuiging van een of meer acties naar een andere/een nieuwe actie 

1.4.Motivering van het voorstel/initiatief 

1.4.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien, met een gedetailleerd tijdschema voor de uitrol van het initiatief

Het initiatief heeft tot doel de ontwikkeling en uitrol van Europese technologieën voor schone waterstof te versnellen en zo bij te dragen aan een duurzaam, gedecarboniseerd en volledig geïntegreerd energiesysteem. De nadruk ligt daarbij op de productie, distributie en opslag van schone waterstof om moeilijk te decarboniseren sectoren, zoals de zware industrie en zware vervoerstoepassingen, van waterstof te voorzien. Enkele doelstellingen die tegen 2030 moeten worden verwezenlijkt: schone waterstof produceren voor ~1,5-3 EUR/kg, om zo penetratie op massamarkten mogelijk te maken;de distributiekosten beperken tot minder dan 1 EUR/kg waterstof op industriële schaal.

Hoewel waterstof een schone brandstof is, zonder uitstoot, is zij nog steeds duurder dan andere energiebronnen en is zij hoofdzakelijk afkomstig van aardgas, dat koolstofdioxide (CO2) genereert. We moeten “schone waterstof” produceren op basis van hernieuwbare energiebronnen die tijdens het productieproces geen CO2-emissies veroorzaken. Toepassingen op schone waterstof zijn duurder dan concurrerende technologieën en zijn nog niet volledig betrouwbaar of niet van voldoende kwaliteit om te worden aanvaard. Ook de grootschalige uitrol van opwekkingscapaciteit voor schone waterstof is beperkt. De belanghebbenden in de Europese waterstofindustrie en het onderzoek en de industriële belanghebbenden in de energiesector, het vervoer en de bouwsector ondervinden hier de meeste gevolgen van.

Het initiatief zal naar verwachting van start gaan in het tweede of derde kwartaal van 2021 (naargelang van de vaststelling van de enkele basishandeling door de Raad). De Gemeenschappelijke Ondernemingen worden zo opgezet dat zij tot 31 december 2027 operationeel zijn, waarbij de laatste oproepen uiterlijk op 31 december 2027 worden geopend. In overeenstemming met de criteria voor Europese partnerschappen in bijlage III bij de Horizon Europa-verordening bevat de enkele basishandeling specifieke bepalingen voor de evaluatie, geleidelijke beëindiging en verlenging ervan. Zo is er onder meer een verplichting voor de raad van bestuur om in het kader van de periodieke toetsingen en evaluaties een plan voor de geleidelijke beëindiging van de Horizon Europa-financiering van de Gemeenschappelijke Onderneming en een beoordeling van de doeltreffendste beleidsmaatregelen voor eventuele toekomstige maatregelen in te dienen.

1.4.2.Toegevoegde waarde van de deelname van de Unie 

Redenen voor maatregelen op EU-niveau (vooraf)

De problemen die met het initiatief worden aangepakt zijn van zodanige aard en omvang dat een gezamenlijk optreden op EU-niveau passender zal zijn dan dat individuele lidstaten hun eigen initiatieven ontwikkelen. Dit zal meer samenhangende, gecoördineerde inspanningen mogelijk maken en overlapping voorkomen.

De verwachte gegenereerde toegevoegde waarde van de Unie (achteraf) van schone waterstof omvat complexe, onderling verbonden waardeketens waarvoor doeltreffende en intersectorale samenwerking op Europees niveau vereist is om een geslaagde, grootschalige demonstratie en uitrol mogelijk te maken.

Deze kwesties worden verderop in het bij dit voorstel gevoegde effectbeoordelingsdocument behandeld.

 

 

1.4.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

i) Concentratie van de financiering, en de noodzaak ervoor te zorgen dat de huidige geografische spreiding van door de huidige GO ondersteunde projecten niet wordt versterkt door een gebrek aan informatie/openheid/transparantie ten aanzien van entiteiten uit landen waar de participatie beperkt is, in het bijzonder de EU-13;

ii) de betrokkenheid van de lidstaten en met name de rol van de vertegenwoordigers van de nationale overheden, die niet zo doeltreffend is als zou moeten;

iii) de noodzaak van meer aandacht voor de veiligheid van technologieën op het gebied van brandstofcellen en waterstof om het nodige vertrouwen op te bouwen om een brede aanvaarding te verzekeren. Door het relatief beperkte aantal projecten waarbinnen waterstof in nieuwe contexten wordt geïntroduceerd (in bussen, woningen of in oplaad- en tankstations, naast conventionele brandstoffen) konden producten niet op commerciële schaal worden uitgerold.

1.4.4.Verenigbaarheid en eventuele synergie met andere passende instrumenten

Volgens de Horizon Europa-verordening moeten alle Europese partnerschappen zorgen voor coördinatie en/of gezamenlijke activiteiten met andere relevante initiatieven voor onderzoek en innovatie, die zorgen voor een optimaal niveau van onderlinge verbanden en doeltreffende synergieën. In overeenstemming daarmee is de enkele basishandeling opgezet rond het kernbeginsel dat een nauwe samenwerking en synergieën tussen Gemeenschappelijke Ondernemingen en relevante initiatieven op EU-, nationaal en regionaal niveau, in het bijzonder met andere Europese partnerschappen, van cruciaal belang zal zijn om meer effect te sorteren en de toepassing van resultaten te waarborgen. In dat verband bevordert de enkele basishandeling (Deel I — Gemeenschappelijke bepalingen voor alle GO’s) de synergieën tussen allerhande operationele bepalingen.

Het partnerschap voor waterstof zal nauw samenwerken met andere partnerschappen, zoals de partnerschappen voor emissievrij vervoer over de weg en over het water, het omvormen van het Europese spoorwegstelsel, schone luchtvaart, processen voor de planeet en schoon staal. Er zijn ook koppelingen met het voorgestelde belangrijke project van gemeenschappelijk Europees belang inzake waterstof en de CEF- en ETS-fondsen.

Het toezicht op de synergieën en de samenwerking zullen verlopen via het jaarlijks activiteitenverslag en de binnenkort op te richten Interpartnerschapsraad voor waterstof.

1.5.Duur en financiële gevolgen 

X beperkte geldigheidsduur

   van kracht vanaf 01/01/2021 tot en met 31/12/2031

X    Financiële gevolgen vanaf 2021 tot en met 2027 voor vastleggingskredieten en vanaf 2021 tot het einde van de gefinancierde acties voor betalingskredieten.

 onbeperkte geldigheidsduur

Uitvoering met een opstartperiode vanaf JJJJ tot en met JJJJ,

gevolgd door een volledige uitvoering.

1.6.Beheersvorm(en) 112   

 Direct beheer door de Commissie

door haar diensten, waaronder het personeel in de delegaties van de Unie;

   door de uitvoerende agentschappen

 Gedeeld beheer met lidstaten

X Indirect beheer door begrotingsuitvoeringstaken te delegeren aan:

derde landen of de door hen aangewezen organen;

internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke);

de EIB en het Europees Investeringsfonds;

X de in de artikelen 70 en 71 van het Financieel Reglement bedoelde organen;

publiekrechtelijke organen;

privaatrechtelijke organen met een openbare dienstverleningstaak, voor zover zij voldoende financiële garanties bieden;

privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die voldoende financiële garanties bieden;

personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling.

Verstrek, indien meer dan een beheersvorm is aangekruist, extra informatie onder “Opmerkingen”.

Opmerkingen

 

2.BEHEERSMAATREGELEN 

2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen 

Overeenkomstig de Horizon Europa-verordening stelt het partnerschap een toezichtsysteem vast dat strookt met de vereisten van artikel 45 van de Horizon Europa-verordening en de bijlagen III en V bij die verordening, en dat input levert voor dezelfde gemeenschappelijke databank als de andere componenten van Horizon Europa. Het systeem voor verslaglegging en toezicht levert essentiële beheers- en uitvoeringsgegevens (ook microgegevens op het niveau van individuele entiteiten), maakt het mogelijk om de vooruitgang te volgen aan de hand van de belangrijke effecttrajecten (met inbegrip van de vorderingen ten aanzien van EU-prioriteiten) en de partnerschapscriteria. Het partnerschap zal verslag uitbrengen over specifieke indicatoren (die niet onder de belangrijke effecttrajecten vallen) zodat de vorderingen met betrekking tot de verwezenlijking van de visie en de specifieke en operationele doelstellingen van het partnerschap zoals vastgesteld in de verordening tot oprichting van het partnerschap, met inbegrip van de streefcijfers voor 2030, op de korte, middellange en lange termijn kunnen worden gevolgd. De indicatoren, gegevensbronnen en methoden moeten het mogelijk maken om de verwezenlijkingen en de vooruitgang met betrekking tot de effecten, waaronder de verwezenlijking van beleidsdoelen van de EU, in de loop der tijd te beoordelen en na te gaan of er corrigerende maatregelen nodig zijn. Daarbij moet rekening worden gehouden met zowel kwalitatieve als kwantitatieve gegevens, moeten de verantwoordelijkheden voor de gegevensvergaring worden vastgesteld en moeten concrete benaderingen worden opgezet om realistische referentiescenario’s, streefcijfers en/of benchmarks te ontwikkelen om de vooruitgang vast te stellen, indien van toepassing, voor zover dat strookt met de effectbenadering van Horizon Europa. Alle verzamelde informatie wordt nagenoeg in real time verstrekt aan de diensten van de Commissie, op basis van gemeenschappelijke gegevensmodellen, en wordt ingevoerd in een gemeenschappelijke databank zoals gespecificeerd in artikel 45 van de Horizon Europa-verordening.

Daartoe moeten passende verslagleggingssystemen worden ingevoerd om een voortdurende, transparante verslaglegging te ondersteunen, ook over de vastgelegde en daadwerkelijk verstrekte financiële bijdragen en bijdragen in natura, de zichtbaarheid en positionering in de internationale context, het effect op onderzoeks- en innovatiegerelateerde risico’s van investeringen in de particuliere sector. De verslaglegging moet stroken met de standaardverslagleggingsvereisten van Horizon Europa. Bij de ontwikkeling van de verslagleggingssystemen in de context van het strategische coördinatieproces zijn ook de lidstaten en vertegenwoordigers van de partnerschappen betrokken, om ervoor te zorgen dat de inspanningen op het gebied van verslaglegging en monitoring gelijk lopen en worden gecoördineerd, ook wat de taakverdeling op het gebied van gegevensverzameling en verslaglegging betreft. Het verslagleggingssysteem op projectniveau omvat gedetailleerde informatie over de gefinancierde projecten, de resultaten en de verspreiding daarvan en het gebruik ervan door belangrijke doelgroepen en het globale verschil dat de projecten maken voor wetenschap, economie, samenleving en/of milieu, in overeenstemming met de doelstellingen en beoogde effecten van de projecten. Die informatie moet worden aangevuld met relevante gegevens over de toegevoegde waarde en de effecten van de partnerschappen op Europees, nationaal en regionaal niveau. Er moet worden gezorgd voor passende mechanismen voor gegevensuitwisseling, met gemeenschappelijke toezicht- en verslagleggingsdatabanken voor Horizon Europa.

De Europese partnerschappen worden geëvalueerd overeenkomstig het evaluatiekader van Horizon Europa, zoals uiteengezet in artikel 47 daarvan.

2.2.Beheers- en controlesyste(e)m(en) 

2.2.1.

Indirect beheer is gerechtvaardigd omdat de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone waterstof” een publiek-privaat partnerschap is waarbij een gedeelte van de financiering wordt aangebracht in de vorm van bijdragen in natura van andere leden dan de Unie.

Elk jaar wordt een besluit over de bijdrage aan de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone waterstof” genomen via de EU-begroting voor dat jaar.

In een delegatieovereenkomst tussen de Europese Commissie en de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone waterstof” zal worden vermeld dat de Commissie voor de taken die elk jaar moeten worden uitgevoerd een bijdrage zal betalen zodra een overeenkomst voor de overdracht van middelen is ondertekend met de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone waterstof” en de Gemeenschappelijke Onderneming de overeenkomstige betalingsverzoeken heeft doen toekomen aan de andere leden dan de Unie.

De Commissie zorgt ervoor dat de regels voor de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone waterstof” volledig stroken met de vereisten van het financieel reglement. In overeenstemming met artikel 71 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 zal de Gemeenschappelijke Onderneming de beginselen van goed financieel beheer in acht nemen. De Gemeenschappelijke Onderneming “Schone waterstof” voldoet ook aan de bepalingen van de op de Gemeenschappelijke Onderneming toepasselijke financiële modelregeling. Elke afwijking van die financiële modelregeling die nodig is om in de specifieke behoeften van de Gemeenschappelijke Onderneming te voorzien moet vooraf door de Commissie worden goedgekeurd.

Alle toezichtsregelingen, ook via de Unievertegenwoordiging in de raad van bestuur van de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone waterstof”, en verslagleggingsregelingen moeten waarborgen dat de diensten van de Commissie hun verantwoordingsplicht tegenover het college en de begrotingsautoriteit kunnen nakomen.

Het internecontrolekader voor de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone waterstof” is gebaseerd op:

·de toepassing van de internecontrolenormen die ten minste even sterke waarborgen bieden als die van de Commissie;

·procedures voor het selecteren van de beste projecten door middel van onafhankelijke evaluatie, en voor de vertaling daarvan naar rechtsinstrumenten;

·project- en contractbeheer gedurende de gehele projectcyclus;

·controles vooraf van alle declaraties (met inbegrip van het opvragen van auditcertificaten) en certificering vooraf van methoden voor de kostenberekening;

·controles achteraf van een steekproef van de declaraties als onderdeel van de controles achteraf van Horizon Europa;

·wetenschappelijke evaluatie van projectresultaten.

2.2.2.Informatie over de geïdentificeerde risico’s en het (de) systeem (systemen) voor interne controle dat is (die zijn) opgezet om die risico’s te beperken

Er zijn diverse maatregelen vastgesteld om het inherente risico op belangenconflicten binnen de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone waterstof” te beperken, in het bijzonder:

·een gelijk aantal stemmen voor de Commissie en voor andere leden dan de Unie in de raad van bestuur;

·keuze van de uitvoerend directeur door de raad van bestuur op voordracht van de Commissie;

·onafhankelijkheid van het personeel;

·evaluaties door onafhankelijke deskundigen op basis van bekendgemaakte selectiecriteria, in combinatie met beroepsmechanismen en volledige belangenverklaringen;

·een verplichting voor de raad van bestuur om regels vast te stellen voor het voorkomen, vermijden en beheren van belangenconflicten in de Gemeenschappelijke Ondernemingen, in overeenstemming met de financiële regeling van de Gemeenschappelijke Ondernemingen en met het statuut voor het personeel.

De bevordering van ethische en organisatorische waarden wordt een van de kerntaken van de Gemeenschappelijke Onderneming en de Commissie zal hierop toezien.

De uitvoerend directeur van de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone waterstof” is als ordonnateur verplicht om een kosteneffectief systeem voor interne controle en intern beheer in te voeren. Hij/zij moet verslag doen aan de Commissie over het ingestelde internecontrolekader.

De Commissie zal toezien op het risico van niet-overeenstemming door middel van het rapportagesysteem dat zij gaat ontwikkelen, alsmede door het opvolgen van de resultaten van controles achteraf van de ontvangers van EU-financiering van de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone waterstof”, als onderdeel van controles achteraf met betrekking tot Horizon Europa als geheel.

Er bestaat een duidelijke behoefte aan een efficiënt en effectief beheer van de begroting waarbij fraude en verspilling moeten worden voorkomen. In het controlesysteem moet evenwel een goed evenwicht worden gevonden tussen het bereiken van een aanvaardbaar foutenpercentage en de vereiste controlebelasting en moet worden vermeden dat het onderzoeksprogramma van de Unie minder aantrekkelijk wordt gemaakt.

2.2.3.Raming en motivering van de kosteneffectiviteit van de controles (verhouding van de controlekosten tot de waarde van de desbetreffende financiële middelen) en evaluatie van het verwachte foutenrisico (bij betaling en bij afsluiting) 

Aangezien de regels van Horizon Europa voor deelname aan de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone waterstof” vergelijkbaar zijn met de regels die de Commissie zal hanteren in haar werkprogramma, met een groep begunstigden met een gelijksoortig risicoprofiel als die van de Commissie, kan worden verwacht dat het foutenpercentage vergelijkbaar zal zijn met het door de Commissie voor Horizon Europa beoogde niveau, d.w.z. dat er een redelijke zekerheid bestaat dat het foutenrisico gedurende de meerjarige uitgavenperiode op jaarbasis tussen de 2 en 5 % beweegt, met als einddoel tot een resterend foutenpercentage te komen dat zo dicht mogelijk bij 2 % ligt bij de sluiting van de meerjarige programma’s, wanneer rekening is gehouden met het financiële effect van alle audits en corrigerende en herstelmaatregelen.

Zie het financieel memorandum voor Horizon Europa voor nadere informatie over het met betrekking tot de deelnemers verwachte foutenpercentage.

2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden 

de processen worden toegepast door de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone waterstof”.

De voorstellen betreffende de Gemeenschappelijke Ondernemingen in het kader van Horizon Europa zijn onderworpen aan fraudegevoeligheidstests en een beoordeling van hun effect. In het algemeen zouden de voorgestelde maatregelen een positief effect op de fraudebestrijding moeten hebben, met name door de grotere nadruk op risicogebaseerde audits en een uitgebreidere wetenschappelijke evaluatie en controle.

De Commissie zorgt ervoor dat passende maatregelen zijn getroffen om te waarborgen dat bij de uitvoering van uit hoofde van deze verordening gefinancierde acties het financiële belang van de Unie wordt beschermd door de toepassing van preventieve maatregelen tegen fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten, door doeltreffende controles en, indien onregelmatigheden worden ontdekt, door de terugvordering van de ten onrechte betaalde bedragen en, voor zover van toepassing, door doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties.

De huidige Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof 2 van Horizon 2020 werkt reeds samen met de diensten van de Commissie op het gebied van fraude en onregelmatigheden. De Commissie zorgt ervoor dat die samenwerking wordt voortgezet en versterkt.

De Rekenkamer is bevoegd om bij alle begunstigden van subsidies, contractanten en subcontractanten die uit hoofde van het programma EU-middelen hebben ontvangen, audits uit te voeren op basis van documenten en controles ter plaatse.

Het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) kan overeenkomstig de procedures van Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 controles en verificaties ter plaatse bij de direct of indirect bij de financiering betrokken economische subjecten uitvoeren om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten in verband met een subsidieovereenkomst of -besluit of een contract betreffende financiering door de Unie, waardoor de financiële belangen van de Unie zijn geschaad. De Gemeenschappelijke Ondernemingen moeten eveneens toetreden tot het Interinstitutioneel Akkoord van 25 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Commissie van de Europese Gemeenschappen betreffende de interne onderzoeken verricht door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF).

Het Europees Openbaar Ministerie (EOM) kan overeenkomstig de bepalingen en procedures van Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad onderzoeken uitvoeren om vast te stellen of er sprake is van strafbare feiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad.

3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 

3.1.Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven 

Rubriek van het meerjarige financiële kader

Begrotingsonderdeel

Soort krediet

Bijdrage

Rubriek 1

Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid — Horizon Europa

GK/ NGK 113

van EVA-landen 114

van kandidaat-lidstaten 115

van derde landen

in de zin van artikel [21, lid 2, punt b),] van het Financieel Reglement

1

01 02 02 54 Gemeenschappelijke Onderneming “Schone waterstof”

GK

JA

JA

JA

JA

* De bijdrage voor dit begrotingsonderdeel zal naar verwachting komen uit:

Vastleggingskredieten (in miljoenen euro’s, tot op drie decimalen)

Begrotingsonderdeel

Jaar 2021

Jaar 2022

Jaar 2023

Jaar 2024

Jaar 2025

Jaar 2026

Jaar 2027

Na 2027

TOTAAL

Uitgaven in verband met ambtenaren en tijdelijke functionarissen die belast zijn met de uitvoering van “Horizon Europa” — Onderzoek door derden

01 01 01 01

Extern personeel dat belast is met de uitvoering van “Horizon Europa” — Onderzoek door derden

01 01 01 02

Overige beheersuitgaven voor “Horizon Europa” — Onderzoek door derden

01 01 01 03

Cluster klimaat energie en mobiliteit

02 02 02 50

150,000

150,000

150,000

133,413

133,875

133,987

148,725

-

1 000,000

Totaal uitgaven

150,000

150,000

150,000

133,413

133,875

133,987

148,725

-

1 000,000


Geraamde gevolgen voor de uitgaven

3.2.Geraamde gevolgen voor de uitgaven 

3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven 

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Rubriek van het meerjarige financiële kader

1

Rubriek Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

Horizon Europa

   

Gemeenschappelijke Onderneming 116 117

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027 118

Na 2027

TOTAAL

Titel 1

Vastleggingen

(1)

0,000

0,000

0,000

2,065

2,140

2,218

 11,257 

17,680

Betalingen

(2)

0,000

0,000

0,000

2,065

2,140

2,218

2,298

8,959

17,680

Titel 2

Vastleggingen

(1a)

0,000

0,000

0,000

1,348

1,735

1,769

7,661

12,513

Betalingen

(2a)

0,000

0,000

0,000

1,348

1,735

1,769

1,804

5,857

12,513

Titel 3

Vastleggingen

(3a)

150,000

150,000

150,000

130,000

130,000

130,000

129,807

969,807

Betalingen

(3b)

75,000

77,000

85,500

88,563

128,104

143,000

128,784

243,856

969,807

TOTAAL kredieten voor de Gemeenschappelijke Onderneming

Vastleggingen

= 1+1a +3a

150,000

150,000

150,000

133,413

133,875

133,987

148,725

1 000,000

Betalingen

= 2+2a+3b

75,000

77,000

85,500

91,976

131,979

146,987

132,886

258,672

1 000,000

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

DG RTD

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Functie

2027

TOTAAL

Personele middelen 119

0,491

0,503

0,513

0,523

0,533

0,544

0,555

-

3,662

Andere administratieve uitgaven

0,128

0,130

0,133

0,135

0,138

0,141

0,144

-

0,949

TOTAAL DG

Kredieten

0,619

0,633

0,646

0,658

0,671

0,685

0,699

-

4,611

 

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Na 2027

TOTAAL

TOTAAL kredieten voor het budget van het programma — Rubriek 1

van het meerjarige financiële kader 

Vastleggingen

150,619

150,633

150,646

134,071

134,546

134,672

149,424

-

1 004,611

Betalingen

75,619

77,633

86,146

92,634

132,65

147,672

133,585

258,672

1 004,611



Rubriek van het meerjarige financiële kader

7

“Administratieve uitgaven”

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Na 2027

TOTAAL

Personele middelen

Andere administratieve uitgaven

TOTALE kredieten voor RUBRIEK 7 van het meerjarige financiële kader

(totaal vastleggingen = totaal betalingen)

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Na 2027

TOTAAL

TOTAAL kredieten voor alle RUBRIEKEN van het meerjarig financieel kader 

Vastleggingen

150,619

150,633

150,646

134,071

134,546

134,672

149,424

-

1 004,611

Betalingen

75,619

77,633

86,146

92,634

132,65

147,672

133,585

258,672

1 004,611

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)



3.2.2.Geraamde gevolgen voor de personele middelen van de Gemeenschappelijke Onderneming 

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig

   Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven

Aantal personeelsleden (in personen/VTE)

 

Jaar 2021

Jaar 2022

Jaar 2023

Jaar 2024

Jaar 2025

Jaar 2026

Jaar 2027

Na 2027

TOTAAL

Tijdelijke functionarissen (AD-rangen)

15

17

17

17

17

17

17

61

178

Tijdelijke functionarissen (AST-rangen)

9

10

10

10

10

10

10

34

103

Arbeidscontractanten

3

2

2

2

2

2

2

8

23

Tijdelijke functionarissen

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Gedetacheerde nationale deskundigen

2

2

2

2

2

2

2

5

19

TOTAAL 120

29

31

31

31

31

31

31

108

323

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

 

Jaar 2021

Jaar 2022

Jaar 2023

Jaar 2024

Jaar 2025

Jaar 2026

Jaar 2027

Na 2027

TOTAAL

Tijdelijke functionarissen (AD-rangen)

1,575

1,856

1,931

2,008

2,088

2,172

2,259

8,910

22,799

Tijdelijke functionarissen (AST-rangen)

0,945

1,092

1,136

1,181

1,228

1,277

1,329

4,947

13,135

Arbeidscontractanten

0,207

0,144

0,149

0,155

0,161

0,168

0,175

0,771

1,930

Tijdelijke functionarissen

0,000

0,000

0,000

0,000

0,000

0,000

0,000

0,000

0,000

Gedetacheerde nationale deskundigen

0,140

0,143

0,145

0,149

0,152

0,155

0,157

0,408

1,449

TOTAAL

2,867

3,235

3,361

3,493

3,629

3,772

3,920

15,036

39,313

Geraamde gevolgen voor het personeel (aanvullende VTE) — lijst van het aantal ambten

Functiegroep en rang

Jaar 2021

Jaar 2022

Jaar 2023

Jaar 2024

Jaar 2025

Jaar 2026

Jaar 2027

Jaar 2028

Jaar 2029

Jaar 2030

Jaar 2031

Na 2031

AD16

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

AD15

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

AD14

1

1

1

1

1

1

1

1

1

1

1

0

AD13

0

0

0

0

0

0

0

1

1

1

1

0

AD12

2

2

2

2

2

2

2

1

1

1

1

0

AD11

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

AD10

0

0

0

0

0

2

4

5

4

4

4

0

AD9

5

5

5

5

5

3

2

2

2

3

3

0

AD8

2

3

3

4

5

4

3

2

5

3

3

0

AD7

3

3

3

4

3

3

3

4

1

1

0

0

AD6

2

2

2

1

1

1

1

0

0

0

0

0

AD5

0

1

1

0

0

1

1

1

1

1

0

0

Totaal AD

15

17

17

17

17

17

17

17

16

15

13

0

AST11

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

AST10

0

0

0

0

0

1

1

1

1

1

0

0

AST9

1

1

1

2

2

1

1

1

2

2

2

0

AST8

1

1

2

1

1

1

1

1

0

0

0

0

AST7

1

1

0

0

0

0

0

0

0

1

1

0

AST6

1

1

1

2

3

3

3

3

3

2

2

0

AST5

2

2

5

4

3

3

3

3

3

2

1

0

AST4

3

3

0

0

1

1

1

1

1

0

0

0

AST3

0

1

1

1

0

0

0

0

0

0

0

0

AST2

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

AST1

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Totaal AST

9

10

10

10

10

10

10

10

10

8

6

0

AST/SC 6

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

AST/SC 5

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

AST/SC 4

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

AST/SC 3

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

AST/SC 2

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

AST/SC 1

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Totaal AST/SC

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Geraamde gevolgen voor het personeel (extra) — extern personeel

Arbeidscontractanten

Jaar 2021

Jaar 2022

Jaar 2023

Jaar 2024

Jaar 2025

Jaar 2026

Jaar 2027

Jaar 2028

Jaar 2029

Jaar 2030

Jaar 2031

Na 2031

Functiegroep IV

1

1

1

1

1

1

1

1

1

1

1

0

Functiegroep III

1

1

1

1

1

1

1

1

1

1

1

0

Functiegroep II

1

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Functiegroep I

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Totaal

3

2

2

2

2

2

2

2

2

2

2

0

Gedetacheerde nationale deskundigen

Jaar 2021

Jaar 2022

Jaar 2023

Jaar 2024

Jaar 2025

Jaar 2026

Jaar 2027

Jaar 2028

Jaar 2029

Jaar 2030

Jaar 2031

Na 2031

Totaal

2

2

2

2

2

2

2

2

2

1

0

0

3.2.3.Geraamde personeelsbehoeften Commissie

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig.

Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven 121 :

Raming in voltijdequivalenten

Jaren

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

• Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen)

Zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie

Delegaties

Onderzoek

3

3

3

3

3

3

3

Extern personeel (in voltijdequivalenten: VTE) — AC, AL, END, INT en JPD 122

Rubriek 7

Gefinancierd uit RUBRIEK 7 van het meerjarige financiële kader 

- zetel

- delegaties

Gefinancierd uit het budget van het programma  123

- zetel

- delegaties

Onderzoek

2

2

2

2

2

2

2

Andere (gelieve toe te lichten)

TOTAAL

5

5

5

5

5

5

5

Voor de benodigde personele middelen zal een beroep worden gedaan op het personeel van het DG dat reeds voor het beheer van deze actie is toegewezen en/of binnen het DG is herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

Beschrijving van de uit te voeren taken:

Ambtenaren en tijdelijk personeel

Beheer van het partnerschap voor schone waterstof

Extern personeel

3.2.4.Bijdragen van derden 

Het voorstel/initiatief:

   voorziet niet in medefinanciering door derden

   voorziet in medefinanciering door derden, zoals hieronder wordt geraamd:

Kredieten in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

 

Jaar 2021

Jaar 2022

Jaar 2023

Jaar 2024

Jaar 2025

Jaar 2026

Jaar 2027

Na 2027

TOTAAL

Financiële bijdrage aan de administratieve kosten van de GO ten laste van andere leden dan de Unie

0,000

0,000

0,000

3,414

3,875

3,987

4,102

14,815

30,193

Financiële bijdragen aan de operationele kosten ten laste van de particuliere leden/geassocieerde partners

Financiële bijdragen van de deelnemende staten aan de operationele kosten

Bijdragen in natura door de particuliere leden/geassocieerde partners 124  

35,000

70,000

70,000

110,000

175,000

175,000

175,000

190,000

1 000,000

Bijdragen in natura van de deelnemende staten aan operationele activiteiten

TOTAAL medegefinancierde kredieten

35,000

70,000

70,000

113,414

178,875

178,987

178,972

204,815

1 030,193

3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten 

   Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten.

   Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:

   voor de eigen middelen

   voor overige ontvangsten

Geef aan of de ontvangsten worden toegewezen aan de begrotingsonderdelen voor uitgaven    

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Begrotingsonderdeel voor ontvangsten:

Gevolgen van het voorstel/initiatief 125

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Artikel ….

Vermeld voor de toegewezen ontvangsten het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.

[…]

Andere opmerkingen (bijv. over de methode/formule voor de berekening van de gevolgen voor de ontvangsten of andere informatie). 

[…]

FINANCIEEL MEMORANDUM — EUROPESE SPOORWEGEN

1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 

1.1.Benaming van het voorstel/initiatief 

Voorstel voor een verordening van de Raad betreffende het Europees partnerschap voor de Europese spoorwegen

1.2.Betrokken beleidsterrein(en) (programmacluster)

Cluster 5 (Klimaat, energie, mobiliteit)

1.3.Het voorstel/initiatief betreft: 

X een nieuwe actie 

 een nieuwe actie na een proefproject / voorbereidende actie 126  

 de verlenging van een bestaande actie 

de samenvoeging of ombuiging van een of meer acties naar een andere/een nieuwe actie 

1.4.Motivering van het voorstel/initiatief 

1.4.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien, met een gedetailleerd tijdschema voor de uitrol van het initiatief

Het Europees partnerschap voor de Europese spoorwegen zal bijdragen tot de totstandbrenging van de Europese spoorwegruimte, tot een snellere overschakeling naar een aantrekkelijker, gebruikersvriendelijker, competitief, efficiënt en duurzaam Europees spoorwegsysteem, en tot de ontwikkeling van een sterke en mondiaal competitieve Europese spoorwegindustrie. Het partnerschap zal meer in het bijzonder de volgende doelstellingen verwezenlijken:

1. Belemmeringen voor de interoperabiliteit wegnemen en oplossingen bieden voor een volledige integratie, met inbegrip van besturings- en seingevingssystemen en verkeersbeheer, voertuigen, infrastructuur en diensten, teneinde een geïntegreerd en veerkrachtig Europees spoorwegnet met een hoge capaciteit tot stand te brengen. Door het enorme digitaliserings- en automatiseringspotentieel te benutten, zullen innovatieve oplossingen worden ontwikkeld om de kosten te verlagen, de capaciteit te verhogen en de flexibiliteit en betrouwbaarheid van het spoor te vergroten.

2. De O&I-activiteiten in verband met het goederenvervoer per spoor en de intermodale vervoersdiensten uitbreiden om een concurrerend groen goederenvervoer per spoor te bewerkstelligen dat volledig is geïntegreerd in de logistieke waardeketen. Automatisering en digitalisering van goederentreinen staan centraal, maar ook de exploitatie ervan, de emplacementen en intermodale terminals zijn gebieden waar verdere O&I-activiteiten mogelijk zijn.

3. Een ecosysteem tot stand brengen dat de interactie tussen belanghebbenden vergemakkelijkt en samenwerking in en tussen waardeketens efficiënter maakt. Dit zal ervoor zorgen dat onderzoek via demonstratie en toepassing wordt omgezet in marktgerichte innovatie.

4. Grootschalige projecten opstarten om innovatie snel te kunnen overbrengen naar de markt. Deze projecten, waaronder demonstraties, zouden leveranciers en gebruikers van technologie moeten samenbrengen.

5. De wetenschappelijke excellentie van de EU versterken en het innovatiepotentieel van kmo’s en start-ups benutten. Dat zou een geavanceerde wetenschappelijke kennisbasis opleveren die als leidraad kan dienen voor de ontwikkeling van beleidsmaatregelen en technologieën die van cruciaal belang zijn om de overgang naar een klimaatneutrale economie en samenleving te versnellen.

Het initiatief zal naar verwachting van start gaan in het tweede of derde kwartaal van 2021 (naargelang van de vaststelling van de enkele basishandeling door de Raad). De Gemeenschappelijke Ondernemingen worden zo opgezet dat zij tot 31 december 2027 operationeel zijn, waarbij de laatste oproepen uiterlijk op 31 december 2027 worden geopend. In overeenstemming met de criteria voor Europese partnerschappen in bijlage III bij de Horizon Europa-verordening bevat de enkele basishandeling specifieke bepalingen voor de evaluatie, geleidelijke beëindiging en verlenging ervan. Zo is er onder meer een verplichting voor de raad van bestuur om in het kader van de periodieke toetsingen en evaluaties een plan voor de geleidelijke beëindiging van de Horizon Europa-financiering van de Gemeenschappelijke Onderneming en een beoordeling van de doeltreffendste beleidsmaatregelen voor eventuele toekomstige maatregelen in te dienen.

1.4.2.Toegevoegde waarde van de deelname van de Unie 

De problemen die met het initiatief worden aangepakt zijn van zodanige aard en omvang dat een gezamenlijk optreden op EU-niveau passender zal zijn dan dat individuele lidstaten hun eigen initiatieven ontwikkelen. Dit zal meer samenhangende, gecoördineerde inspanningen mogelijk maken en overlapping voorkomen.

Door de inspanningen op het gebied van onderzoek en ontwikkeling op EU-niveau te bundelen en te coördineren is de kans op welslagen groter gezien enerzijds het grensoverschrijdende karakter van de te ontwikkelen infrastructuur en technologieën en anderzijds de noodzaak om voldoende middelen bijeen te brengen. Voor een geïntegreerd en complex Europees netwerk zoals het spoor is een Europees antwoord nodig: alleen door op het niveau van de Unie gezamenlijk onderzoek en innovatie op het gebied van spoorvervoer te verrichten zal het mogelijk zijn operationele concepten en gemeenschappelijke digitale oplossingen te ontwikkelen, een gemeenschappelijke referentie te creëren waarop nieuwe oplossingen kunnen worden gebaseerd, integratie met andere vervoerswijzen tot stand te brengen en een ambitieuze verjonging van het spoor te bewerkstelligen. Daartoe zou een gezamenlijke inspanning moeten worden geleverd, ingegeven door het beleid van de Unie, om samenwerking tussen actoren uit heel Europa en in de hele waardeketen mogelijk te maken, teneinde een geïntegreerd programma op poten te zetten dat aansluit bij de behoeften van een complex systeem dat kan inspelen op wat de markt nodig heeft en een snelle en gerichte verwezenlijking van de doelstellingen mogelijk te maken.

De toegevoegde waarde voor de EU zou voortkomen uit een systemische benadering van de ontwikkeling van het spoor, via de oprichting van twee geïntegreerde pijlers, enerzijds om de concepten en de architectuur te definiëren en oplossingen te valideren, en anderzijds om de noodzakelijke technologische en operationele oplossingen te ontwerpen, te onderzoeken en te realiseren als antwoord op de veranderende markt- en beleidsbehoeften. Het partnerschap zal gericht zijn op de ontwikkeling van de systemen die centraal staan in het netwerk; andere elementen waarvoor geen normalisatie vereist is, kunnen gemakkelijker worden overgelaten aan onderzoek waarbij wordt uitgegaan van concurrentie tussen bedrijven.

Deze kwesties worden verderop in het bij dit voorstel gevoegde effectbeoordelingsdocument behandeld.

1.4.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

In de tussentijdse evaluatie van het voorgaande programma, de Gemeenschappelijke Onderneming S2R in het kader van Horizon 2020 is een aantal verbeterpunten vastgesteld, zoals de behoefte aan een evenwichtigere onderzoeksagenda waarbij rekening wordt gehouden met de maatschappelijke en operationele problemen waarmee de spoorwegindustrie te kampen heeft, en een betere afstemming op de behoeften van exploitanten van goederenvervoer.

Bovendien moet meer nadruk worden gelegd op demonstratieprojecten om de markttoepassing van O&I-outputs te verbeteren. Daarvoor is een verschuiving in de richting van meer O&I-activiteiten op TRL 7-9 nodig, wat een belangrijke verandering inhoudt ten opzichte van de nadruk op TRL 1-6 in het kader van Horizon 2020. Bovendien moeten de synergieën met andere initiatieven beter worden benut, met name met het oog op de toepassing van sleuteltechnologieën zoals digitale toepassingen in de hele vervoerssector alsook in het algemeen.

Voorts heeft de Gemeenschappelijke Onderneming S2R geholpen om vast te stellen op welke gebieden de O&I-activiteiten beter moeten worden afgestemd op de behoeften van een concurrerende sector, en werd bevestigd dat een gemeenschappelijke visie moet worden ontwikkeld voor de toekomstige technische veranderingen. De ervaring heeft met name aangetoond dat in de toekomst meer aandacht moet worden besteed aan systeemkwesties dan aan stapsgewijze verbeteringen van onderdelen van het complexe spoorwegsysteem, waarin pan-Europese normalisatie cruciaal is.

1.4.4.Verenigbaarheid en eventuele synergie met andere passende instrumenten

Volgens de Horizon Europa-verordening moeten alle Europese partnerschappen zorgen voor coördinatie en/of gezamenlijke activiteiten met andere relevante initiatieven voor onderzoek en innovatie, die zorgen voor een optimaal niveau van onderlinge verbanden en doeltreffende synergieën. In overeenstemming daarmee is de enkele basishandeling opgezet rond het kernbeginsel dat een nauwe samenwerking en synergieën tussen Gemeenschappelijke Ondernemingen en relevante initiatieven op EU-, nationaal en regionaal niveau, in het bijzonder met andere Europese partnerschappen, van cruciaal belang zal zijn om meer effect te sorteren en de toepassing van resultaten te waarborgen. In dat verband bevordert de enkele basishandeling (Deel I — Gemeenschappelijke bepalingen voor alle GO’s) de synergieën tussen allerhande operationele bepalingen.

Er kunnen verbanden met andere kandidaten voor Europese partnerschappen worden overwogen, zoals: Ecsel en 5G voor digitalisering en automatisering, schone waterstof en batterijen als alternatieven voor dieseltreinen en voor een nieuw concept van autonome voertuigen voor vrachtvervoer, luchtverkeersbeheer voor het concept met betrekking tot functionele systeemarchitectuur, schone luchtvaart met betrekking tot nieuwe materialen en structuren en andere vervoerspartnerschappen met betrekking tot interfaces met andere vervoerswijzen en multimodaliteit, zoals het partnerschap inzake coöperatieve, geconnecteerde en geautomatiseerde mobiliteit.

Er kunnen synergieën en samenwerking met de kennis- en innovatiegemeenschappen (KIG) tot stand worden gebracht (bv. met de KIG’s voor stedelijke mobiliteit, energie en klimaat) om de demonstraties uit te breiden en de uitrol van technologieën te vergemakkelijken. Bovendien kunnen er synergieën en samenwerking met de missies tot stand worden gebracht, met name op het gebied van klimaatverandering en slimme steden. Het kandidaat-partnerschap voor de Europese spoorwegen moet mogelijkheden voor financiering in het kader van het programma Digitaal Europa, CEF, EFRO en het Cohesiefonds kunnen onderzoeken en bepalingen kunnen vaststellen voor systemische synergieën met bestaande financieringsmechanismen.

Bovendien zou het initiatief ook de belangen van de O&I-gemeenschap op het gebied van de spoorwegen kunnen vertegenwoordigen in discussies met andere relevante Europese instellingen, zoals de Europese Investeringsbank.

Het toezicht op de synergieën en de samenwerking zullen verlopen via het jaarlijks activiteitenverslag.

1.5.Duur en financiële gevolgen 

X beperkte geldigheidsduur

X van kracht vanaf 01/06/2021 tot en met 31/12/2030 (voorlopige data)

X financiële gevolgen vanaf 2021 tot en met 2027 voor vastleggingskredieten en vanaf 2021 tot en met 2030 voor betalingskredieten.

 onbeperkte geldigheidsduur

Uitvoering met een opstartperiode vanaf JJJJ tot en met JJJJ,

gevolgd door een volledige uitvoering.

1.6.Beheersvorm(en) 127   

 Direct beheer door de Commissie

door haar diensten, waaronder het personeel in de delegaties van de Unie;

   door de uitvoerende agentschappen

 Gedeeld beheer met lidstaten

X Indirect beheer door begrotingsuitvoeringstaken te delegeren aan:

derde landen of de door hen aangewezen organen;

internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke);

de EIB en het Europees Investeringsfonds;

X de in de artikelen 70 en 71 van het Financieel Reglement bedoelde organen;

publiekrechtelijke organen;

privaatrechtelijke organen met een openbare dienstverleningstaak, voor zover zij voldoende financiële garanties bieden;

privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die voldoende financiële garanties bieden;

personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling.

Verstrek, indien meer dan een beheersvorm is aangekruist, extra informatie onder “Opmerkingen”.

Opmerkingen

/

 

2.BEHEERSMAATREGELEN 

2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen 

Vermeld frequentie en voorwaarden.

Overeenkomstig de Horizon Europa-verordening stelt het partnerschap een monitoringsysteem vast dat strookt met de vereisten van artikel 45 van de Horizon Europa-verordening en de bijlagen III en V bij die verordening, en dat input levert voor dezelfde gemeenschappelijke databank als de andere componenten van Horizon Europa. Het systeem voor verslaglegging en toezicht levert essentiële beheers- en uitvoeringsgegevens (ook microgegevens op het niveau van individuele entiteiten), maakt het mogelijk om de vooruitgang te volgen aan de hand van de belangrijke effecttrajecten (met inbegrip van de vorderingen ten aanzien van EU-prioriteiten) en de partnerschapscriteria. Het partnerschap zal verslag uitbrengen over specifieke indicatoren (die niet onder de belangrijke effecttrajecten vallen) zodat de vorderingen met betrekking tot de verwezenlijking van de visie en de specifieke en operationele doelstellingen van het partnerschap zoals vastgesteld in de verordening tot oprichting van het partnerschap, met inbegrip van de streefcijfers voor 2030, op de korte, middellange en lange termijn kunnen worden gevolgd. De indicatoren, gegevensbronnen en methoden moeten het mogelijk maken om de verwezenlijkingen en de vooruitgang met betrekking tot de effecten, waaronder de verwezenlijking van beleidsdoelen van de EU, in de loop der tijd te beoordelen en na te gaan of er corrigerende maatregelen nodig zijn. Daarbij moet rekening worden gehouden met zowel kwalitatieve als kwantitatieve gegevens, moeten de verantwoordelijkheden voor de gegevensvergaring worden vastgesteld en moeten concrete benaderingen worden opgezet om realistische referentiescenario’s, streefcijfers en/of benchmarks te ontwikkelen om de vooruitgang vast te stellen, indien van toepassing, voor zover dat strookt met de effectbenadering van Horizon Europa. Alle verzamelde informatie wordt nagenoeg in real time verstrekt aan de diensten van de Commissie, op basis van gemeenschappelijke gegevensmodellen, en wordt ingevoerd in een gemeenschappelijke databank zoals gespecificeerd in artikel 45 van de Horizon Europa-verordening.

Daartoe moeten passende verslagleggingssystemen worden ingevoerd om een voortdurende, transparante verslaglegging te ondersteunen, ook over de vastgelegde en daadwerkelijk verstrekte financiële bijdragen en bijdragen in natura, de zichtbaarheid en positionering in de internationale context, het effect op onderzoeks- en innovatiegerelateerde risico’s van investeringen in de particuliere sector. De verslaglegging moet stroken met de standaardverslagleggingsvereisten van Horizon Europa. Bij de ontwikkeling van de verslagleggingssystemen in de context van het strategische coördinatieproces zijn ook de lidstaten en vertegenwoordigers van de partnerschappen betrokken, om ervoor te zorgen dat de inspanningen op het gebied van verslaglegging en monitoring gelijk lopen en worden gecoördineerd, ook wat de taakverdeling op het gebied van gegevensverzameling en verslaglegging betreft. Het verslagleggingssysteem op projectniveau omvat gedetailleerde informatie over de gefinancierde projecten, de resultaten en de verspreiding daarvan en het gebruik ervan door belangrijke doelgroepen en het globale verschil dat de projecten maken voor wetenschap, economie, samenleving en/of milieu, in overeenstemming met de doelstellingen en beoogde effecten van de projecten. Die informatie moet worden aangevuld met relevante gegevens over de toegevoegde waarde en de effecten van de partnerschappen op Europees, nationaal en regionaal niveau. Er moet worden gezorgd voor passende mechanismen voor gegevensuitwisseling, met gemeenschappelijke toezicht- en verslagleggingsdatabanken voor Horizon Europa.

2.2.Europese partnerschappen worden geëvalueerd aan de hand van het evaluatiekader van Horizon Europa, zoals vastgesteld in artikel 47 van de verordening. Beheers- en controlesyste(e)m(en) 

2.2.1.Rechtvaardiging van de voorgestelde beheersvorm(en), uitvoeringsmechanisme(n) voor financiering, betalingsvoorwaarden en controlestrategie

Indirect beheer is gerechtvaardigd omdat de Gemeenschappelijke Onderneming voor de Europese spoorwegen een publiek-privaat partnerschap is waarbij een gedeelte van de financiering wordt aangebracht in de vorm van bijdragen in natura van andere leden dan de Unie.

Elk jaar wordt een besluit over de bijdrage aan de Gemeenschappelijke Onderneming voor de Europese spoorwegen genomen via de EU-begroting voor dat jaar.

In een delegatieovereenkomst tussen de Europese Commissie en de Gemeenschappelijke Onderneming voor de Europese spoorwegen zal worden vermeld dat de Commissie voor de taken die elk jaar moeten worden uitgevoerd een bijdrage zal betalen zodra een overeenkomst voor de overdracht van middelen is ondertekend met de Gemeenschappelijke Onderneming voor de Europese spoorwegen en de Gemeenschappelijke Onderneming de overeenkomstige betalingsverzoeken heeft doen toekomen aan de andere leden dan de Unie.

De Commissie zorgt ervoor dat de regels voor de Gemeenschappelijke Onderneming voor de Europese spoorwegen volledig stroken met de vereisten van het financieel reglement. In overeenstemming met artikel 71 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 zal de Gemeenschappelijke Onderneming de beginselen van goed financieel beheer in acht nemen. De Gemeenschappelijke Onderneming voor de Europese spoorwegen voldoet ook aan de bepalingen van de op de Gemeenschappelijke Onderneming toepasselijke financiële modelregeling. Elke afwijking van die financiële modelregeling die nodig is om in de specifieke behoeften van de Gemeenschappelijke Onderneming te voorzien moet vooraf door de Commissie worden goedgekeurd.

Alle toezichtsregelingen, ook via de Unievertegenwoordiging in de raad van bestuur van de Gemeenschappelijke Onderneming voor de Europese spoorwegen, en verslagleggingsregelingen moeten waarborgen dat de diensten van de Commissie hun verantwoordingsplicht tegenover het college en de begrotingsautoriteit kunnen nakomen.

Het internecontrolekader voor de Gemeenschappelijke Onderneming voor de Europese spoorwegen is gebaseerd op:

·de toepassing van de internecontrolenormen die ten minste even sterke waarborgen bieden als die van de Commissie;

·procedures voor het selecteren van de beste projecten door middel van onafhankelijke evaluatie, en voor de vertaling daarvan naar rechtsinstrumenten;

·project- en contractbeheer gedurende de gehele projectcyclus;

·controles vooraf van alle declaraties (met inbegrip van het opvragen van auditcertificaten) en certificering vooraf van methoden voor de kostenberekening;

·controles achteraf van een steekproef van de declaraties als onderdeel van de controles achteraf van Horizon Europa;

·wetenschappelijke evaluatie van projectresultaten.

2.2.2. Informatie over de geïdentificeerde risico’s en het (de) systeem (systemen) voor interne controle dat is (die zijn) opgezet om die risico’s te beperken

Er zijn diverse maatregelen vastgesteld om het inherente risico op belangenconflicten binnen de Gemeenschappelijke Onderneming voor de Europese spoorwegen te beperken, in het bijzonder:

·een gelijk aantal stemmen voor de Commissie en voor de andere leden dan de Unie in de raad van bestuur, met een vereiste van 70 % van de stemmen voor het nemen van een besluit: er wordt een lagere drempel van 55 % voorgesteld voor de pijler “Systeem” (om de Commissie meer flexibiliteit te bieden bij het nemen van besluiten — dit deel van het programma zal grotendeels door de Commissie worden gefinancierd) en voor onderzoek met een lage TRL;

·keuze van de uitvoerend directeur door de raad van bestuur op voordracht van de Commissie;

·onafhankelijkheid van het personeel;

·evaluaties door onafhankelijke deskundigen op basis van bekendgemaakte selectiecriteria, in combinatie met beroepsmechanismen en volledige belangenverklaringen;

·een verplichting voor de raad van bestuur om regels vast te stellen voor het voorkomen, vermijden en beheren van belangenconflicten in de Gemeenschappelijke Ondernemingen, in overeenstemming met de financiële regeling van de Gemeenschappelijke Ondernemingen en met het statuut voor het personeel.

De bevordering van ethische en organisatorische waarden wordt een van de kerntaken van de Gemeenschappelijke Onderneming en de Commissie zal hierop toezien.

De uitvoerend directeur van de Gemeenschappelijke Onderneming voor de Europese spoorwegen is als ordonnateur verplicht om een kosteneffectief systeem voor interne controle en intern beheer in te voeren. Hij/zij moet verslag doen aan de Commissie over het ingestelde internecontrolekader.

De Commissie zal toezien op het risico van niet-overeenstemming door middel van het rapportagesysteem dat zij gaat ontwikkelen, alsmede door het opvolgen van de resultaten van controles achteraf van de ontvangers van EU-financiering van de Gemeenschappelijke Onderneming voor de Europese spoorwegen, als onderdeel van controles achteraf met betrekking tot Horizon Europa als geheel.

Er bestaat een duidelijke behoefte aan een efficiënt en effectief beheer van de begroting waarbij fraude en verspilling moeten worden voorkomen. In het controlesysteem moet evenwel een goed evenwicht worden gevonden tussen het bereiken van een aanvaardbaar foutenpercentage en de vereiste controlebelasting en moet worden vermeden dat het onderzoeksprogramma van de Unie minder aantrekkelijk wordt gemaakt.

2.2.3.Raming en motivering van de kosteneffectiviteit van de controles (verhouding van de controlekosten tot de waarde van de desbetreffende financiële middelen) en evaluatie van het verwachte foutenrisico (bij betaling en bij afsluiting) 

Aangezien de regels van Horizon Europa voor deelname aan de Gemeenschappelijke Onderneming voor de Europese spoorwegen vergelijkbaar zijn met de regels die de Commissie zal hanteren in haar werkprogramma, met een groep begunstigden met een gelijksoortig risicoprofiel als die van de Commissie, kan worden verwacht dat het foutenpercentage vergelijkbaar zal zijn met het door de Commissie voor Horizon Europa beoogde niveau, d.w.z. dat er een redelijke zekerheid bestaat dat het foutenrisico gedurende de meerjarige uitgavenperiode op jaarbasis tussen de 2 en 5 % beweegt, met als einddoel tot een resterend foutenpercentage te komen dat zo dicht mogelijk bij 2 % ligt bij de sluiting van de meerjarige programma’s, wanneer rekening is gehouden met het financiële effect van alle audits en corrigerende en herstelmaatregelen.

Zie het financieel memorandum voor Horizon Europa voor nadere informatie over het met betrekking tot de deelnemers verwachte foutenpercentage.

2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden 

Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen, bv. in het kader van de fraudebestrijdingsstrategie.

De Commissie draagt er zorg voor dat procedures voor fraudebestrijding in alle stadia van het beheerproces worden toegepast door de Gemeenschappelijke Onderneming voor de Europese spoorwegen.

De voorstellen betreffende de Gemeenschappelijke Ondernemingen in het kader van Horizon Europa zijn onderworpen aan fraudegevoeligheidstests en een beoordeling van hun effect. In het algemeen zouden de voorgestelde maatregelen een positief effect op de fraudebestrijding moeten hebben, met name door de grotere nadruk op risicogebaseerde audits en een uitgebreidere wetenschappelijke evaluatie en controle.

De Commissie zorgt ervoor dat passende maatregelen zijn getroffen om te waarborgen dat bij de uitvoering van uit hoofde van deze verordening gefinancierde acties het financiële belang van de Unie wordt beschermd door de toepassing van preventieve maatregelen tegen fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten, door doeltreffende controles en, indien onregelmatigheden worden ontdekt, door de terugvordering van de ten onrechte betaalde bedragen en, voor zover van toepassing, door doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties.

De EDCTP-vereniging werkt reeds samen met de diensten van de Commissie op het gebied van fraude en onregelmatigheden. De Commissie zorgt ervoor dat die samenwerking wordt voortgezet en versterkt.

De Rekenkamer is bevoegd om bij alle begunstigden van subsidies, contractanten en subcontractanten die uit hoofde van het programma EU-middelen hebben ontvangen, audits uit te voeren op basis van documenten en controles ter plaatse.

Het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) kan overeenkomstig de procedures van Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 controles en verificaties ter plaatse bij de direct of indirect bij de financiering betrokken economische subjecten uitvoeren om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten in verband met een subsidieovereenkomst of -besluit of een contract betreffende financiering door de Unie, waardoor de financiële belangen van de Unie zijn geschaad. De Gemeenschappelijke Ondernemingen moeten eveneens toetreden tot het Interinstitutioneel Akkoord van 25 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Commissie van de Europese Gemeenschappen betreffende de interne onderzoeken verricht door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF).

Het Europees Openbaar Ministerie (EOM) kan overeenkomstig de bepalingen en procedures van Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad onderzoeken uitvoeren om vast te stellen of er sprake is van strafbare feiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad.

3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 

3.1.Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven 

Rubriek van het meerjarige financiële kader

Begrotingsonderdeel

Soort krediet

Bijdrage

Rubriek 1

Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid — Horizon Europa

GK/ NGK 128

van EVA-landen 129

van kandidaat-lidstaten 130

van derde landen

in de zin van artikel [21, lid 2, punt b),] van het Financieel Reglement

1

01 02 02 53 — Gemeenschappelijke Onderneming voor de Europese spoorwegen

GK

JA

JA

JA

JA

* De bijdrage voor dit begrotingsonderdeel zal naar verwachting komen uit:

Vastleggingskredieten (in miljoenen euro’s, tot op drie decimalen)

Begrotingsonderdeel

Jaar 2021

Jaar 2022

Jaar 2023

Jaar 2024

Jaar 2025

Jaar 2026

Jaar 2027

Na 2027

TOTAAL

Uitgaven in verband met ambtenaren en tijdelijke functionarissen die belast zijn met de uitvoering van “Horizon Europa” — Onderzoek door derden

01 01 01 01

Extern personeel dat belast is met de uitvoering van “Horizon Europa” — Onderzoek door derden

01 01 01 02

Overige beheersuitgaven voor “Horizon Europa” — Onderzoek door derden

01 01 01 03

Cluster Klimaat, Energie en Mobiliteit — 01 02 02 50

73,000

93,000

94,000

107,000

94,000

80,000

59,000

600,000

Totaal uitgaven

73,000

93,000

94,000

107,000

94,000

80,000

59,000

600,000


Geraamde gevolgen voor de uitgaven

3.2.Geraamde gevolgen voor de uitgaven 

3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven 

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Rubriek van het meerjarige financiële kader

1

Rubriek Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

Horizon Europa

   

Gemeenschappelijke Onderneming 131 132

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027 133

Na 2027

TOTAAL

Titel 1

Vastleggingen

(1)

0,909

1,816

1,852

1,891

1,928

1,965

7,418

17,779

Betalingen

(2)

0,909

1,816

1,852

1,891

1,928

1,965

2,004

5,414

17,779

Titel 2

Vastleggingen

(1a)

0,259

0,541

0,552

0,574

0,609

0,659

3,027

6,221

Betalingen

(2a)

0,259

0,541

0,552

0,574

0,609

0,659

0,672

2,355

6,221

Titel 3

Vastleggingen

(3a)

71,832

90,643

91,596

104,535

91,463

77,376

48,555

576,000

Betalingen

(3b)

11,832

97,643

71,596

70,535

84,463

78,376

84,324

77,231

576,000

TOTAAL kredieten voor de Gemeenschappelijke Onderneming

Vastleggingen

= 1+1a +3a

73,000

93,000

94,000

107,000

94,000

80,000

59,000

600,000

Betalingen

= 2+2a +3b

13,000

100,000

74,000

73,000

87,000

81,000

87,000

85,000

600,000

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

DG MOVE

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Functie

2027

TOTAAL

Personele middelen 134

0,493

0,503

0,513

0,524

0,534

0,545

0,556

3,668

Andere administratieve uitgaven 135

0,132

0,142

0,145

0,148

0,151

0,154

0,157

1,029

TOTAAL DG

Kredieten

0,625

0,645

0,658

0,672

0,685

0,699

0,713

4,697

 

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Na 2027

TOTAAL

TOTAAL kredieten voor het budget van het programma — Rubriek 1

van het meerjarige financiële kader 

Vastleggingen

73,625

93,645

94,658

107,672

94,685

80,699

59,713

604,697

Betalingen

13,625

100,645

74,658

73,672

87,685

81,699

87,713

85,000

604,697



Rubriek van het meerjarige financiële kader

7

“Administratieve uitgaven”

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Na 2027

TOTAAL

Personele middelen

Andere administratieve uitgaven

TOTALE kredieten voor RUBRIEK 7 van het meerjarige financiële kader

(totaal vastleggingen = totaal betalingen)

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Na 2027

TOTAAL

TOTAAL kredieten voor alle RUBRIEKEN van het meerjarig financieel kader 

Vastleggingen

73,625

93,645

94,658

107,672

94,685

80,699

59,713

604,697

Betalingen

13,625

100,645

74,658

73,672

87,685

81,699

87,713

85,000

604,697



3.2.2.Geraamde gevolgen voor de personele middelen van de Gemeenschappelijke Onderneming 

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig

   Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Aantal personeelsleden (in personen/VTE)

 

Jaar 2021

Jaar 2022

Jaar 2023

Jaar 2024

Jaar 2025

Jaar 2026

Jaar 2027

Na 2027

TOTAAL

Ambtenaren (AD-rangen)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Ambtenaren (AST-rangen)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Arbeidscontractanten

17

17

17

17

17

17

17

11,0

Tijdelijke functionarissen

10

10

10

10

10

10

10

7,0

Gedetacheerde nationale deskundigen

2

2

2

2

2

2

2

0

TOTAAL 136

29

29

29

29

29

29

29

18,0

 

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

 

Jaar 2021

Jaar 2022

Jaar 2023

Jaar 2024

Jaar 2025

Jaar 2026

Jaar 2027

Na 2027

TOTAAL

Ambtenaren (AD-rangen)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Ambtenaren (AST-rangen)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Arbeidscontractanten

0,680

1,360

1,387

1,415

1,443

1,472

1,502

4,056

13,315

Tijdelijke functionarissen

0,819

1,637

1,669

1,703

1,737

1,771

1,807

5,223

16,366

Gedetacheerde nationale deskundigen

0,060

0,120

0,122

0,125

0,127

0,130

0,132

0,027

0,843

TOTAAL

1,559

3,117

3,178

3,243

3,307

3,373

3,441

9,306

30,524

Geraamde gevolgen voor het personeel (aanvullende VTE) — lijst van het aantal ambten

Functiegroep en rang

Jaar 2021

Jaar 2022

Jaar 2023

Jaar 2024

Jaar 2025

Jaar 2026

Jaar 2027

Jaar 2028

Jaar 2029

Jaar 2030

Jaar 2031

Na 2031

AD16

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

AD15

1

1

1

1

1

1

1

0

AD14

1

1

1

1

AD13

AD12

2

2

2

0

AD11

2

2

2

2

1

1

AD10

2

2

2

2

1

1

1

1

0

AD9

1

1

1

1

1

1

1

1

AD8

1

1

1

1

3

2

2

0

AD7

4

4

4

4

0

AD6

4

4

4

4

1

1

1

1

0

AD5

1

1

1

1

Totaal AD

10

10

10

10

10

10

10

10

7

6

5

0

AST11

AST10

AST9

AST8

AST7

AST6

AST5

AST4

AST3

AST2

AST1

Totaal AST

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

AST/SC 6

AST/SC 5

AST/SC 4

AST/SC 3

AST/SC 2

AST/SC 1

Totaal AST/SC

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Geraamde gevolgen voor het personeel (extra) — extern personeel

Arbeidscontractanten

Jaar 2021

Jaar 2022

Jaar 2023

Jaar 2024

Jaar 2025

Jaar 2026

Jaar 2027

Jaar 2028

Jaar 2029

Jaar 2030

Jaar 2031

Na 2031

Functiegroep IV

15

15

15

15

15

15

15

15

10

8

6

Functiegroep III

1

1

1

1

1

1

1

1

Functiegroep II

1

1

1

1

1

1

1

1

1

1

1

Functiegroep I

Totaal

17

17

17

17

17

17

17

17

11

9

7

0

Gedetacheerde nationale deskundigen

Jaar 2021

Jaar 2022

Jaar 2023

Jaar 2024

Jaar 2025

Jaar 2026

Jaar 2027

Jaar 2028

Jaar 2029

Jaar 2030

Jaar 2031

Na 2031

Totaal

2

2

2

2

2

2

2

0

0

0

0

0

3.2.3.Geraamde personeelsbehoeften Commissie

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig.

Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven 137 :

Raming in voltijdequivalenten

Jaren

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

• Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen)

Zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie

Delegaties

Onderzoek

3

3

3

3

3

3

3

Extern personeel (in voltijdequivalenten: VTE) — AC, AL, END, INT en JPD 138

Rubriek 7

Gefinancierd uit RUBRIEK 7 van het meerjarige financiële kader 

- zetel

- delegaties

Gefinancierd uit het budget van het programma  139

- zetel

- delegaties

Onderzoek

2

2

2

2

2

2

2

Andere (gelieve toe te lichten)

TOTAAL

5

5

5

5

5

5

5

Voor de benodigde personele middelen zal een beroep worden gedaan op het personeel van het DG dat reeds voor het beheer van deze actie is toegewezen en/of binnen het DG is herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

Beschrijving van de uit te voeren taken:

Ambtenaren en tijdelijk personeel

Diverse taken met betrekking tot:

·technische follow-up van de voortgang van werkzaamheden van de GO;

·monitoring van de vooruitgang in het onderzoeksprogramma van de GO;

·toezicht op de naleving van de strategische agenda voor onderzoek en innovatie;

·vertegenwoordiging van de Europese Commissie in de raad van bestuur van het partnerschap;

·definitie van de positie van de Commissie in de raad van bestuur (stem-/vetorecht);

·administratieve taken met betrekking tot de governance van het partnerschap, met inbegrip van financiële, juridische, personele of controlegerelateerde kwesties;

·ruggespraak met de groep vertegenwoordigers van de staten en het comité voor het vervoerprogramma;

·waarneming bij oproepen tot het indienen van voorstellen, aanbestedingen en het toelaten van nieuwe leden;

·deelname aan vergaderingen van subgroepen en werkgroepen.

Extern personeel

3.2.4.Bijdragen van derden 

Het voorstel/initiatief:

   voorziet niet in medefinanciering door derden

   voorziet in medefinanciering door derden, zoals hieronder wordt geraamd:

Kredieten in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

 

Jaar 2021

Jaar 2022

Jaar 2023

Jaar 2024

Jaar 2025

Jaar 2026

Jaar 2027

Na 2027

TOTAAL

Financiële bijdrage aan de administratieve kosten van de GO ten laste van andere leden dan de Unie

1,168

2,357

2,404

2,465

2,537

2,624

2,676

7,769

24,000

Financiële bijdragen aan de operationele kosten ten laste van de particuliere leden/geassocieerde partners

Financiële bijdragen van de deelnemende staten aan de operationele kosten

Bijdragen in natura door de particuliere leden/geassocieerde partners 140  

6,000

43,000

80,000

88,000

88,000

88,000

88,000

145,000

626,000

Bijdragen in natura van de deelnemende staten aan operationele activiteiten

TOTAAL medegefinancierde kredieten

7,168

45,357

82,404

90,465

90,537

90,624

90,676

152,769

650,000

3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten 

X    Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten

   Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:

   voor de eigen middelen

   voor overige ontvangsten

Geef aan of de ontvangsten worden toegewezen aan de begrotingsonderdelen voor uitgaven    

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Begrotingsonderdeel voor ontvangsten:

Gevolgen van het voorstel/initiatief 141

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Artikel ….

Vermeld voor de toegewezen ontvangsten het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.

[…]

Andere opmerkingen (bijv. over de methode/formule voor de berekening van de gevolgen voor de ontvangsten of andere informatie). 

[…]

FINANCIEEL MEMORANDUM — EDCTP3

1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 

1.1.Benaming van het voorstel/initiatief 

Gemeenschappelijke Onderneming “Mondiale gezondheid EDCTP3”

1.2.Betrokken beleidsterrein(en) (programmacluster)

Horizon Europa, Cluster 1

1.3.Het voorstel/initiatief betreft: 

een nieuwe actie 

 een nieuwe actie na een proefproject / voorbereidende actie 142  

 de verlenging van een bestaande actie 

X de samenvoeging of ombuiging van een of meer acties naar een andere/een nieuwe actie 

1.4.Motivering van het voorstel/initiatief 

1.4.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien, met een gedetailleerd tijdschema voor de uitrol van het initiatief

Algemene doelstellingen (langetermijndoelstellingen) van het initiatief:

   de sociaal-economische last van infectieziekten in Afrika ten zuiden van de Sahara verminderen door de ontwikkeling en toepassing van nieuwe of verbeterde gezondheidstechnologieën tegen infectieziekten;

   de gezondheidsbeveiliging in Afrika ten zuiden van de Sahara en wereldwijd verbeteren door de op onderzoek en innovatie gebaseerde capaciteiten op het gebied van paraatheid en respons met betrekking tot infectieziekten te versterken.

Specifieke doelstellingen van het initiatief:

1.    De ontwikkeling en het gebruik van nieuwe of verbeterde gezondheidstechnologieën voor de bestrijding van infectieziekten bevorderen door de uitvoering van klinische proeven in Afrika ten zuiden van de Sahara te ondersteunen.

   Doel: aan het einde van het initiatief ten minste twee licenties te hebben verleend voor nieuwe of verbeterde gezondheidstechnologieën gericht op infectieziekten; vooruitgang te boeken met de klinische ontwikkeling van ongeveer 30 potentiële gezondheidstechnologieën.

2.    Een betere afstemming te bevorderen van financiers van O&I op een gemeenschappelijke strategische agenda voor onderzoek en innovatie teneinde de kosteneffectiviteit van Europese overheidsinvesteringen te verhogen.

   Doel: aan het einde van het initiatief gemeenschappelijke acties met andere publieke en private financiers te hebben opgezet en de begroting voor de gemeenschappelijke acties te hebben verhoogd tot ten minste 400 miljoen EUR in vergelijking met 300 miljoen EUR in het kader van EDCTP2.

3.    De onderzoeks- en innovatiecapaciteit en de nationale stelsels voor gezondheidsonderzoek in Afrika ten zuiden van de Sahara versterken om infectieziekten aan te pakken.

   Doel: aan het einde van het initiatief ten minste 50 coördinatie- en ondersteuningsacties en ten minste 250 beurzen te hebben ondersteund om het klimaat voor het uitvoeren van klinische proeven in landen ten zuiden van de Sahara te versterken, en in overeenstemming met de fundamentele ethische beginselen en de relevante wetgeving op nationaal, internationaal en Unieniveau.

4.    De capaciteit in Afrika ten zuiden van de Sahara voor paraatheid bij epidemieën versterken door middel van een doeltreffende en snelle onderzoeksrespons met het oog op de ontwikkeling van essentiële diagnostiek, vaccins en geneesmiddelen voor vroegtijdige opsporing en bestrijding van nieuwe, mogelijk epidemische ziekten.

   Doel: de paraatheid van 100 onderzoeksinstellingen in ten minste 30 landen ten zuiden van de Sahara te hebben versterkt tegen het einde van het initiatief, met het oog op een doeltreffende en snelle onderzoeksrespons teneinde essentiële diagnosemethoden, vaccins en behandelmethoden te ontwikkelen om opnieuw de kop opstekende epidemieën overeenkomstig de internationale gezondheidsvoorschriften aan te pakken.

Het initiatief zal naar verwachting van start gaan in het tweede of derde kwartaal van 2021 (naargelang van de vaststelling van de enkele basishandeling door de Raad). De Gemeenschappelijke Ondernemingen worden zo opgezet dat zij tot 31 december 2027 operationeel zijn, waarbij de laatste oproepen uiterlijk op 31 december 2027 worden geopend. In overeenstemming met de criteria voor Europese partnerschappen in bijlage III bij de Horizon Europa-verordening bevat de enkele basishandeling specifieke bepalingen voor de evaluatie, geleidelijke beëindiging en verlenging ervan. Zo is er onder meer een verplichting voor de raad van bestuur om in het kader van de periodieke toetsingen en evaluaties een plan voor de geleidelijke beëindiging van de Horizon Europa-financiering van de Gemeenschappelijke Onderneming en een beoordeling van de doeltreffendste beleidsmaatregelen voor eventuele toekomstige maatregelen in te dienen.

1.4.2.Toegevoegde waarde van de deelname van de Unie 

Redenen voor maatregelen op Europees niveau (vooraf):

De problemen die met het initiatief worden aangepakt zijn van zodanige aard en omvang dat een gezamenlijk optreden op EU-niveau passender zal zijn dan dat individuele lidstaten hun eigen initiatieven ontwikkelen. Dit zal meer samenhangende, gecoördineerde inspanningen mogelijk maken en overlapping voorkomen.

Een gecoördineerd en samenhangend optreden van de EU zou helpen om de huidige versnippering van het onderzoek tegen te gaan en een kritische massa van organisaties en van de vereiste investeringen te verzamelen om deze belangrijke wereldwijde gezondheidsuitdaging het hoofd te kunnen bieden. Een gecoördineerde optreden zal het effect en de kosteneffectiviteit van Europese activiteiten en investeringen vergroten.

Verwachte gegenereerde toegevoegde waarde van de Unie (achteraf):

Het potentiële initiatief zou ook de samenwerking en strategische respons op bestaande en nieuwe infectieziekten vergemakkelijken door op te treden als verbindingsschakel en kennisleverancier op een manier die moeilijk te verwezenlijken is voor nationale actoren of initiatieven. Bovendien zou het nieuwe initiatief, gezien de sterke rol die het EDCTP al sinds de oprichting ervan in 2003 heeft gespeeld op het wereldtoneel voor gezondheidsonderzoek, een concurrentievoordeel opleveren door voort te bouwen op het succes van het EDCTP.

Afrikaanse landen ten zuiden van de Sahara zijn sterke belanghebbende partijen van het EDCTP en het nieuwe initiatief zou een goed platform bieden voor een betere bundeling van middelen en intensievere contacten tussen de Europese en Afrikaanse landen.

Deze kwesties worden verderop in het bij dit voorstel gevoegde effectbeoordelingsdocument behandeld.

1.4.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

De voorloper van deze GO, EDCTP2, werd uitgevoerd als een geïnstitutionaliseerd partnerschap uit hoofde van artikel 185 ten tijde van Horizon 2020. In de onafhankelijke tussentijdse evaluatie van het EDCTP2-programma werd geconcludeerd dat het EDCTP “belangrijke stappen had gezet bij het versterken van de samenwerking en het partnerschap tussen Europese en Afrikaanse landen ten zuiden van de Sahara en bij de ontwikkeling van capaciteit voor klinische proeven en wetenschappelijke loopbaanontwikkeling in Afrika”. De Gemeenschappelijke Onderneming “Mondiale gezondheid EDCTP3” zal voortbouwen op de tot stand gebrachte capaciteit. Uit een SWOT-analyse van het vorige EDCTP-programma is gebleken dat een breder scala aan partners nodig is, waarbij wordt samengewerkt met particuliere financiers zoals weldoeners en farmaceutische bedrijven voor gezamenlijke financieringsinitiatieven en medefinancieringsregelingen. De oprichting van de GO zal deze op particuliere financiers gerichte financieringsbenaderingen flexibeler maken.

1.4.4.Verenigbaarheid en eventuele synergie met andere passende instrumenten

Volgens de Horizon Europa-verordening moeten alle Europese partnerschappen zorgen voor coördinatie en/of gezamenlijke activiteiten met andere relevante initiatieven voor onderzoek en innovatie, die zorgen voor een optimaal niveau van onderlinge verbanden en doeltreffende synergieën. In overeenstemming daarmee is de enkele basishandeling opgezet rond het kernbeginsel dat een nauwe samenwerking en synergieën tussen Gemeenschappelijke Ondernemingen en relevante initiatieven op EU-, nationaal en regionaal niveau, in het bijzonder met andere Europese partnerschappen, van cruciaal belang zal zijn om meer effect te sorteren en de toepassing van resultaten te waarborgen. In dat verband bevordert de enkele basishandeling (Deel I — Gemeenschappelijke bepalingen voor alle GO’s) de synergieën tussen allerhande operationele bepalingen.

Onder Horizon 2020 vertaalde dit zich in samenwerking met:

het gezamenlijk programmeringsinitiatief inzake antimicrobiële resistentie (JPAMR), het initiatief innovatieve geneesmiddelen (IMI) en het InnovFin-mechanisme van de Europese Investeringsbank.

In het kader van Horizon Europa zal dit zich vertalen in samenwerking met:

het initiatief voor innovatieve gezondheidszorg, het “één gezondheid”-partnerschap tegen antimicrobiële resistentie en EIB-leningen in het kader van het toekomstige EuropeInvest.

Het toezicht op de synergieën en de samenwerking zullen verlopen via het jaarlijks activiteitenverslag

1.5.Duur en financiële gevolgen 

X beperkte geldigheidsduur

van kracht vanaf 01/06/2021 tot en met 31/12/2031

Financiële gevolgen vanaf 2021 tot en met 2027 voor vastleggingskredieten en vanaf 2021 tot het einde van de activiteit (laatste betaling) voor betalingskredieten.

 onbeperkte geldigheidsduur

Uitvoering met een opstartperiode vanaf JJJJ tot en met JJJJ,

gevolgd door een volledige uitvoering.

1.6.Beheersvorm(en) 143   

 Direct beheer door de Commissie

door haar diensten, waaronder het personeel in de delegaties van de Unie;

   door de uitvoerende agentschappen

 Gedeeld beheer met lidstaten

X Indirect beheer door begrotingsuitvoeringstaken te delegeren aan:

derde landen of de door hen aangewezen organen;

internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke);

de EIB en het Europees Investeringsfonds;

X de in de artikelen 70 en 71 van het Financieel Reglement bedoelde organen;

publiekrechtelijke organen;

privaatrechtelijke organen met een openbare dienstverleningstaak, voor zover zij voldoende financiële garanties bieden;

privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die voldoende financiële garanties bieden;

personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling.

Verstrek, indien meer dan een beheersvorm is aangekruist, extra informatie onder “Opmerkingen”.

Opmerkingen

2.BEHEERSMAATREGELEN 

2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen 

Vermeld frequentie en voorwaarden

Overeenkomstig de Horizon Europa-verordening stelt het partnerschap een toezichtsysteem vast dat strookt met de vereisten van artikel 45 van de Horizon Europa-verordening en de bijlagen III en V bij die verordening, en dat input levert voor dezelfde gemeenschappelijke databank als de andere componenten van Horizon Europa. Het systeem voor verslaglegging en toezicht levert essentiële beheers- en uitvoeringsgegevens (ook microgegevens op het niveau van individuele entiteiten), maakt het mogelijk om de vooruitgang te volgen aan de hand van de belangrijke effecttrajecten (met inbegrip van de vorderingen ten aanzien van EU-prioriteiten) en de partnerschapscriteria. Daarnaast zal het partnerschap verslag uitbrengen over specifieke indicatoren (die niet onder de belangrijke effecttrajecten vallen) zodat de vorderingen met betrekking tot de verwezenlijking van de visie en de specifieke en operationele doelstellingen van het partnerschap zoals vastgesteld in de verordening tot oprichting van het partnerschap, met inbegrip van de streefcijfers voor 2030, op de korte, middellange en lange termijn kunnen worden gevolgd. De indicatoren, gegevensbronnen en methoden moeten het mogelijk maken om de verwezenlijkingen en de vooruitgang met betrekking tot de effecten, waaronder de verwezenlijking van beleidsdoelen van de EU, in de loop der tijd te beoordelen en na te gaan of er corrigerende maatregelen nodig zijn. Daarbij moet rekening worden gehouden met zowel kwalitatieve als kwantitatieve gegevens, moeten de verantwoordelijkheden voor de gegevensvergaring worden vastgesteld en moeten concrete benaderingen worden opgezet om realistische referentiescenario’s, streefcijfers en/of benchmarks te ontwikkelen om de vooruitgang vast te stellen, indien van toepassing, voor zover dat strookt met de effectbenadering van Horizon Europa. Alle verzamelde informatie wordt nagenoeg in real time verstrekt aan de diensten van de Commissie, op basis van gemeenschappelijke gegevensmodellen, en wordt ingevoerd in een gemeenschappelijke databank zoals gespecificeerd in artikel 45 van de Horizon Europa-verordening.

Daartoe moeten passende verslagleggingssystemen worden ingevoerd om een voortdurende, transparante verslaglegging te ondersteunen, ook over de vastgelegde en daadwerkelijk verstrekte financiële bijdragen en bijdragen in natura, de zichtbaarheid en positionering in de internationale context, het effect op onderzoeks- en innovatiegerelateerde risico’s van investeringen in de particuliere sector. De verslaglegging moet stroken met de standaardverslagleggingsvereisten van Horizon Europa. Bij de ontwikkeling van de verslagleggingssystemen in de context van het strategische coördinatieproces zijn ook de lidstaten en vertegenwoordigers van de partnerschappen betrokken, om ervoor te zorgen dat de inspanningen op het gebied van verslaglegging en monitoring gelijk lopen en worden gecoördineerd, ook wat de taakverdeling op het gebied van gegevensverzameling en verslaglegging betreft. Het verslagleggingssysteem op projectniveau omvat gedetailleerde informatie over de gefinancierde projecten, de resultaten en de verspreiding daarvan en het gebruik ervan door belangrijke doelgroepen en het globale verschil dat de projecten maken voor wetenschap, economie, samenleving en/of milieu, in overeenstemming met de doelstellingen en beoogde effecten van de projecten. Die informatie moet worden aangevuld met relevante gegevens over de toegevoegde waarde en de effecten van de partnerschappen op Europees, nationaal en regionaal niveau. Er moet worden gezorgd voor passende mechanismen voor gegevensuitwisseling, met gemeenschappelijke toezicht- en verslagleggingsdatabanken voor Horizon Europa.

De Europese partnerschappen worden geëvalueerd overeenkomstig het evaluatiekader van Horizon Europa, zoals uiteengezet in artikel 47 daarvan.

2.2.Beheers- en controlesyste(e)m(en) 

2.2.1.Rechtvaardiging van de voorgestelde beheersvorm(en), uitvoeringsmechanisme(n) voor financiering, betalingsvoorwaarden en controlestrategie

Indirect beheer is gerechtvaardigd omdat de Gemeenschappelijke Onderneming “Mondiale gezondheid EDCTP3” een publiek-privaat partnerschap is waarbij een gedeelte van de financiering wordt aangebracht in de vorm van bijdragen in natura van andere leden dan de Unie.

Elk jaar wordt een besluit over de bijdrage aan de Gemeenschappelijke Onderneming “Mondiale gezondheid EDCTP3” genomen via de EU-begroting voor dat jaar.

In een delegatieovereenkomst tussen de Europese Commissie en de Gemeenschappelijke Onderneming “Mondiale gezondheid EDCTP3” zal worden vermeld dat de Commissie voor de taken die elk jaar moeten worden uitgevoerd een bijdrage zal betalen zodra een overeenkomst voor de overdracht van middelen is ondertekend met de Gemeenschappelijke Onderneming “Mondiale gezondheid EDCTP3” en de Gemeenschappelijke Onderneming de overeenkomstige betalingsverzoeken heeft doen toekomen aan de andere leden dan de Unie.

De Commissie zorgt ervoor dat de regels voor de Gemeenschappelijke Onderneming “Mondiale gezondheid EDCTP3” volledig stroken met de vereisten van het financieel reglement. In overeenstemming met artikel 71 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 zal de Gemeenschappelijke Onderneming de beginselen van goed financieel beheer in acht nemen. De Gemeenschappelijke Onderneming “Mondiale gezondheid EDCTP3” voldoet ook aan de bepalingen van de op de Gemeenschappelijke Onderneming toepasselijke financiële modelregeling. Elke afwijking van die financiële modelregeling die nodig is om in de specifieke behoeften van de Gemeenschappelijke Onderneming te voorzien moet vooraf door de Commissie worden goedgekeurd.

Alle toezichtsregelingen, ook via de Unievertegenwoordiging in de raad van bestuur van de Gemeenschappelijke Onderneming “Mondiale gezondheid EDCTP3” en verslagleggingsregelingen moeten waarborgen dat de diensten van de Commissie hun verantwoordingsplicht tegenover het college en de begrotingsautoriteit kunnen nakomen.

Het internecontrolekader voor de Gemeenschappelijke Onderneming “Mondiale gezondheid EDCTP3” is gebaseerd op:

·de toepassing van de internecontrolenormen die ten minste even sterke waarborgen bieden als die van de Commissie;

·procedures voor het selecteren van de beste projecten door middel van onafhankelijke evaluatie, en voor de vertaling daarvan naar rechtsinstrumenten;

·project- en contractbeheer gedurende de gehele projectcyclus;

·controles vooraf van alle declaraties (met inbegrip van het opvragen van auditcertificaten) en certificering vooraf van methoden voor de kostenberekening;

·controles achteraf van een steekproef van de declaraties als onderdeel van de controles achteraf van Horizon Europa;

·wetenschappelijke evaluatie van projectresultaten.

2.2.2.Informatie over de geïdentificeerde risico’s en het (de) systeem (systemen) voor interne controle dat is (die zijn) opgezet om die risico’s te beperken

Er zijn diverse maatregelen vastgesteld om het inherente risico op belangenconflicten binnen de Gemeenschappelijke Onderneming “Mondiale gezondheid EDCTP3” te beperken, in het bijzonder:

·een gelijk aantal stemmen voor de Commissie en voor andere leden dan de Unie in de raad van bestuur;

·keuze van de uitvoerend directeur door de raad van bestuur op voordracht van de Commissie;

·onafhankelijkheid van het personeel;

·evaluaties door onafhankelijke deskundigen op basis van bekendgemaakte selectiecriteria, in combinatie met beroepsmechanismen en volledige belangenverklaringen;

·een verplichting voor de raad van bestuur om regels vast te stellen voor het voorkomen, vermijden en beheren van belangenconflicten in de Gemeenschappelijke Ondernemingen, in overeenstemming met de financiële regeling van de Gemeenschappelijke Ondernemingen en met het statuut voor het personeel.

De bevordering van ethische en organisatorische waarden wordt een van de kerntaken van de Gemeenschappelijke Onderneming en de Commissie zal hierop toezien.

De uitvoerend directeur van de Gemeenschappelijke Onderneming “Mondiale gezondheid EDCTP3” is als ordonnateur verplicht om een kosteneffectief systeem voor interne controle en intern beheer in te voeren. Hij/zij moet verslag doen aan de Commissie over het ingestelde internecontrolekader.

De Commissie zal toezien op het risico van niet-overeenstemming door middel van het rapportagesysteem dat zij gaat ontwikkelen, alsmede door het opvolgen van de resultaten van controles achteraf van de ontvangers van EU-financiering van de Gemeenschappelijke Onderneming “Mondiale gezondheid EDCTP3”, als onderdeel van controles achteraf met betrekking tot Horizon Europa als geheel.

Er bestaat een duidelijke behoefte aan een efficiënt en effectief beheer van de begroting waarbij fraude en verspilling moeten worden voorkomen. In het controlesysteem moet evenwel een goed evenwicht worden gevonden tussen het bereiken van een aanvaardbaar foutenpercentage en de vereiste controlebelasting en moet worden vermeden dat het onderzoeksprogramma van de Unie minder aantrekkelijk wordt gemaakt.

2.2.3.Raming en motivering van de kosteneffectiviteit van de controles (verhouding van de controlekosten tot de waarde van de desbetreffende financiële middelen) en evaluatie van het verwachte foutenrisico (bij betaling en bij afsluiting) 

Aangezien de regels van Horizon Europa voor deelname aan de Gemeenschappelijke Onderneming “Mondiale gezondheid EDCTP3” vergelijkbaar zijn met de regels die de Commissie zal hanteren in haar werkprogramma, met een groep begunstigden met een gelijksoortig risicoprofiel als die van de Commissie, kan worden verwacht dat het foutenpercentage vergelijkbaar zal zijn met het door de Commissie voor Horizon Europa beoogde niveau, d.w.z. dat er een redelijke zekerheid bestaat dat het foutenrisico gedurende de meerjarige uitgavenperiode op jaarbasis tussen de 2 en 5 % beweegt, met als einddoel tot een resterend foutenpercentage te komen dat zo dicht mogelijk bij 2 % ligt bij de sluiting van de meerjarige programma’s, wanneer rekening is gehouden met het financiële effect van alle audits en corrigerende en herstelmaatregelen.

Zie het financieel memorandum voor Horizon Europa voor nadere informatie over het met betrekking tot de deelnemers verwachte foutenpercentage.

2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden 

Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen, bv. in het kader van de fraudebestrijdingsstrategie.

De Commissie draagt er zorg voor dat procedures voor fraudebestrijding in alle stadia van het beheerproces worden toegepast door de Gemeenschappelijke Onderneming “Mondiale gezondheid EDCTP3”.

De voorstellen betreffende de Gemeenschappelijke Ondernemingen in het kader van Horizon Europa zijn onderworpen aan fraudegevoeligheidstests en een beoordeling van hun effect. In het algemeen zouden de voorgestelde maatregelen een positief effect op de fraudebestrijding moeten hebben, met name door de grotere nadruk op risicogebaseerde audits en een uitgebreidere wetenschappelijke evaluatie en controle.

De Commissie zorgt ervoor dat passende maatregelen zijn getroffen om te waarborgen dat bij de uitvoering van uit hoofde van deze verordening gefinancierde acties het financiële belang van de Unie wordt beschermd door de toepassing van preventieve maatregelen tegen fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten, door doeltreffende controles en, indien onregelmatigheden worden ontdekt, door de terugvordering van de ten onrechte betaalde bedragen en, voor zover van toepassing, door doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties.

De EDCTP-vereniging werkt reeds samen met de diensten van de Commissie op het gebied van fraude en onregelmatigheden. De Commissie zorgt ervoor dat die samenwerking wordt voortgezet en versterkt.

De Rekenkamer is bevoegd om bij alle begunstigden van subsidies, contractanten en subcontractanten die uit hoofde van het programma EU-middelen hebben ontvangen, audits uit te voeren op basis van documenten en controles ter plaatse.

Het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) kan overeenkomstig de procedures van Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 controles en verificaties ter plaatse bij de direct of indirect bij de financiering betrokken economische subjecten uitvoeren om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten in verband met een subsidieovereenkomst of -besluit of een contract betreffende financiering door de Unie, waardoor de financiële belangen van de Unie zijn geschaad. De Gemeenschappelijke Ondernemingen moeten eveneens toetreden tot het Interinstitutioneel Akkoord van 25 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Commissie van de Europese Gemeenschappen betreffende de interne onderzoeken verricht door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF).

Het Europees Openbaar Ministerie (EOM) kan overeenkomstig de bepalingen en procedures van Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad onderzoeken uitvoeren om vast te stellen of er sprake is van strafbare feiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad.

3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 

3.1.Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven 

Rubriek van het meerjarige financiële kader

Begrotingsonderdeel

Soort krediet

Bijdrage

Rubriek 1

Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid — Horizon Europa

GK/ NGK 144

van EVA-landen 145

van kandidaat-lidstaten 146

van derde landen

in de zin van artikel [21, lid 2, punt b),] van het Financieel Reglement

1

01 02 02 12 - Gemeenschappelijke Onderneming “Mondiale gezondheid EDCTP3”

GK

JA

JA

JA

JA

* De bijdrage voor dit begrotingsonderdeel zal naar verwachting komen uit:

Voor de GO EDCTP3 is in de laatste twee jaar van Horizon Europa in een conservatieve begroting voor vastleggingskredieten voorzien (jaren 2026 en 2027) om ervoor te zorgen dat de projecten voor klinische proeven, die vaak zeer lang en veeleisend zijn, binnen de looptijd van het programma kunnen worden afgerond.

Vastleggingskredieten (in miljoenen euro’s, tot op drie decimalen)

Begrotingsonderdeel

Jaar 2021

Jaar 2022

Jaar 2023

Jaar 2024

Jaar 2025

Jaar 2026

Jaar 2027

Na 2027

TOTAAL

Uitgaven in verband met ambtenaren en tijdelijke functionarissen die belast zijn met de uitvoering van “Horizon Europa” — Onderzoek door derden

01 01 01 01

`-

-

-

-

-

-

-

-

-

Extern personeel dat belast is met de uitvoering van “Horizon Europa” — Onderzoek door derden

01 01 01 02

-

-

-

-

-

-

-

-

-

Overige beheersuitgaven voor “Horizon Europa” — Onderzoek door derden

01 01 01 03

-

-

-

-

-

-

-

-

-

Cluster Gezondheid —

01 02 02 10

 33,336 

 68,135 

 133,830 

 168,339 

 168,406 

 149,474 

78,480

-

  800,000

Totaal uitgaven

33,336

68,135

133,830

168,339

168,406

149,474

 78,480 

-

  800,000


Geraamde gevolgen voor de uitgaven

3.2.Geraamde gevolgen voor de uitgaven 

3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven 

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Rubriek van het meerjarige financiële kader

1

Rubriek Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

Horizon Europa

   

Gemeenschappelijke Onderneming 147 148

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027 149

Na 2027

TOTAAL

Titel 1

Vastleggingen

(1)

0,221

1,405

 1,862 

 2,197 

 2,241 

 2,286 

 9,446 

19,658

Betalingen

(2)

 0,221 

1,405

1,862

2,197

2,241

2,286

2,331

7,115

19,658

Titel 2

Vastleggingen

(1a)

 0,115 

 0,730 

 0,968 

 1,142 

 1,165 

 1,188 

 4,912 

10,220

Betalingen

(2a)

0,115

 

0,730

 

0,968

 

1,142

 

1,165

 

1,188

 

1,212

 

3,700

10,220

Titel 3

Vastleggingen

(3a)

33,000

66,000

131,000

165,000

165,000

146,000

64,122

-

770,122

Betalingen

(3b)

0

29,000

43,000

71,800

85,000

85,000

110,000

346,322

770,122

TOTAAL kredieten voor de Gemeenschappelijke Onderneming

Vastleggingen

= 1+1a +3a

33,336

68,135

133,830

168,339

168,406

149,474

78,480

-

800,000

Betalingen

= 2+2a+3b

 

0,336

 

31,135

 

45,830

75,139

 

88,406

 

88,474

 113,543 

 357,137 

800,000

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

DG RTD

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Functie

2027

TOTAAL

Personele middelen 150

(3 ambtenaren + 2 arbeidscontractanten)

0,491

0,503

0,513

0,523

0,533

0,544

0,555

3,662

Andere administratieve uitgaven

0,128

0,130

0,133

0,135

0,138

0,141

0,144

0,949

TOTAAL DG

Kredieten

0,619

0,633

0,646

0,658

0,671

0,685

0,699

-

4,611

 

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Na 2027

TOTAAL

TOTAAL kredieten voor het budget van het programma — Rubriek 1

van het meerjarige financiële kader 

Vastleggingen

33,955

68,768

134,476

168,997

169,077

150,159

79,179

-

804,611

Betalingen

0,955

31,768

46,476

75,797

89,077

89,159

114,242

357,137

804,611



Rubriek van het meerjarige financiële kader

7

“Administratieve uitgaven”

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Na 2027

TOTAAL

Personele middelen

Andere administratieve uitgaven

TOTALE kredieten voor RUBRIEK 7 van het meerjarige financiële kader

(totaal vastleggingen = totaal betalingen)

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Na 2027

TOTAAL

TOTAAL kredieten voor alle RUBRIEKEN van het meerjarig financieel kader 

Vastleggingen

33,955

68,768

134,476

168,997

169,077

150,159

79,179

-

804,611

Betalingen

0,955

31,768

46,476

75,797

89,077

89,159

114,242

357,137

804,611

3.2.2.Geraamde gevolgen voor de personele middelen van de Gemeenschappelijke Onderneming 

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig

   Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Aantal personeelsleden (in personen/VTE)

 

Jaar 2021

Jaar 2022

Jaar 2023

Jaar 2024

Jaar 2025

Jaar 2026

Jaar 2027

Jaar 2028

Jaar 2029

Jaar 2030

Jaar 2031

TOTAAL

Tijdelijke functionarissen (AD-rangen)

2,7

15,0

19,0

23,0

23,0

23,0

23,0

22,0

20,0

16,0

14,0

200,7

Tijdelijke functionarissen (AST-rangen)

0,3

2,0

3,0

3,0

3,0

3,0

3,0

3,0

3,0

1,0

1,0

25,3

Arbeidscontractanten

0,3

6,0

8,0

8,0

8,0

8,0

8,0

6,0

4,0

3,0

1,0

60,3

Gedetacheerde nationale deskundigen

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

TOTAAL 151

3,3

23,0

30,0

34,0

34,0

34,0

34,0

31,0

27,0

20,0

16,0

286,3

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

 

Jaar 2021

Jaar 2022

Jaar 2023

Jaar 2024

Jaar 2025

Jaar 2026

Jaar 2027

Jaar 2028

Jaar 2029

Jaar 2030

Jaar 2031

TOTAAL

Tijdelijke functionarissen (AD-rangen)

0,340

1,951

2,520

3,112

3,174

3,238

3,302

3,222

2,988

2,438

2,176

28,461

Tijdelijke functionarissen (AST-rangen)

0,043

0,260

0,398

0,406

0,414

0,422

0,431

0,439

0,448

0,152

0155

3,569

Arbeidscontractanten

0,019

0,343

0,467

0,476

0,486

0,496

0,505

0,387

0,263

0,201

0,068

3,711

Gedetacheerde nationale deskundigen

0,000

0,000

0,000

0,000

0,000

0,000

0,000

0,000

0,000

0,000

0,000

0,000

TOTAAL

0,401

2,554

3,385

3,994

4,074

4,156

4,239

4,048

3,699

2,791

2,400

35,741

Geraamde gevolgen voor het personeel (aanvullende VTE) — lijst van het aantal ambten

Functiegroep en rang

Jaar 2021

Jaar 2022

Jaar 2023

Jaar 2024

Jaar 2025

Jaar 2026

Jaar 2027

Jaar 2028

Jaar 2029

Jaar 2030

Jaar 2031

Na 2031

AD16

AD15

AD14

0,3

1,0

1,0

1,0

1,0

1,0

1,0

1,0

1,0

1,0

1,0

AD13

AD12

0,0

2,0

2,0

2,0

2,0

2,0

2,0

2,0

2,0

2,0

2,0

AD11

0,0

1,0

1,0

1,0

1,0

1,0

1,0

1,0

1,0

1,0

1,0

AD10

AD9

AD8

0,3

3,0

5,0

7,0

7,0

7,0

7,0

6,0

5,0

3,0

1,0

AD7

1,3

4,0

4,0

4,0

4,0

4,0

4,0

4,0

3,0

3,0

3,0

AD6

0,3

3,0

5,0

7,0

7,0

7,0

7,0

7,0

7,0

5,0

5,0

AD5

0,3

1,0

1,0

1,0

1,0

1,0

1,0

1,0

1,0

1,0

1,0

Totaal AD

2,7

15,0

19,0

23,0

23,0

23,0

23,0

22,0

20,0

16,0

14,0

AST11

AST10

AST9

AST8

AST7

AST6

AST5

0,0

0,0

1,0

1,0

1,0

1,0

1,0

1,0

1,0

0,0

0,0

AST4

0,3

1,0

1,0

1,0

1,0

1,0

1,0

1,0

1,0

0,0

0,0

AST3

0,0

1,0

1,0

1,0

1,0

1,0

1,0

1,0

1,0

1,0

1,0

AST2

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

AST1

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Totaal AST

0,3

2,0

3,0

3,0

3,0

3,0

3,0

3,0

3,0

1,0

1,0

AST/SC 6

AST/SC 5

AST/SC 4

AST/SC 3

AST/SC 2

AST/SC 1

Totaal AST/SC

Geraamde gevolgen voor het personeel (extra) — extern personeel

Arbeidscontractanten

Jaar 2021

Jaar 2022

Jaar 2023

Jaar 2024

Jaar 2025

Jaar 2026

Jaar 2027

Jaar 2028

Jaar 2029

Jaar 2030

Jaar 2031

Na 2031

Functiegroep IV

0,3

3,0

4,0

4,0

4,0

4,0

4,0

3,0

1,0

1,0

0,0

Functiegroep III

0,0

3,0

4,0

4,0

4,0

4,0

4,0

3,0

3,0

2,0

1,0

Functiegroep II

Functiegroep I

Totaal

0,3

6,0

8,0

8,0

8,0

8,0

8,0

6,0

4,0

3,0

1,0

Gedetacheerde nationale deskundigen

Jaar 2021

Jaar 2022

Jaar 2023

Jaar 2024

Jaar 2025

Jaar 2026

Jaar 2027

Jaar 2028

Jaar 2029

Jaar 2030

Jaar 2031

Na 2031

Totaal

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

3.2.3.Geraamde personeelsbehoeften Commissie

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig.

Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven 152 :

Raming in voltijdequivalenten

Jaren

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

• Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen)

Zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie

Delegaties

Onderzoek

3

3

3

3

3

3

3

Extern personeel (in voltijdequivalenten: VTE) — AC, AL, END, INT en JPD 153

Rubriek 7

Gefinancierd uit RUBRIEK 7 van het meerjarige financiële kader 

- zetel

- delegaties

Gefinancierd uit het budget van het programma  154

- zetel

- delegaties

Onderzoek

2

2

2

2

2

2

2

Andere (gelieve toe te lichten)

TOTAAL

5

5

5

5

5

5

5

Voor de benodigde personele middelen zal een beroep worden gedaan op het personeel van het DG dat reeds voor het beheer van deze actie is toegewezen en/of binnen het DG is herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

Beschrijving van de uit te voeren taken:

Ambtenaren en tijdelijk personeel

De taken van de diensten van de Commissie zijn er in samenhang met de uitvoering van de GO voor bedoeld om ervoor te zorgen dat de begroting op de juiste manier wordt uitgevoerd en toezicht wordt uitgeoefend op de werkzaamheden. Hoge functionarissen van de diensten van de Commissie hebben zitting in de raad van bestuur van de GO.

Personeelsleden van de Commissie zullen een bijdrage leveren aan de werkzaamheden van de adviesgroepen van de GO die door de raad van bestuur worden opgericht.

Extern personeel

Extern personeel zal ambtenaren en tijdelijk personeel bijstaan om ervoor te zorgen dat de begroting op de juiste manier wordt uitgevoerd en toezicht wordt uitgeoefend op de werkzaamheden van de GO.

3.2.4.Bijdragen van derden 

Het voorstel/initiatief:

   voorziet niet in medefinanciering door derden

   voorziet in medefinanciering door derden, zoals hieronder wordt geraamd:

Kredieten in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

 

Jaar 2021

Jaar 2022

Jaar 2023

Jaar 2024

Jaar 2025

Jaar 2026

Jaar 2027

Na 2027

TOTAAL

Financiële bijdrage aan de administratieve kosten van de GO ten laste van andere leden dan de Unie

0,336

2,135

2,830

3,339

3,406

3,474

3,543

10,815

 29,878

 

Financiële bijdragen aan de operationele kosten ten laste van de particuliere leden/ geassocieerde partners

Financiële bijdragen van de deelnemende staten aan de operationele kosten

Bijdragen in natura van de geassocieerde partners (weldoeners + bedrijfstak)

20,000

50,000

 

70,000

 

80,000

 

90,000

 

50,000

 

50,000

 

-

 

410,000

Bijdragen in natura aan operationele activiteiten 155 van een particulier lid — de EDCTP-vereniging (waarvan deelnemende staten samenstellende entiteiten zijn)

50,000

50,000

 

60,000

 

70,000

70,000

 

60,000

 

50,000

 

-

 

410,000

TOTAAL medegefinancierde kredieten

70,336

102,135

132,830

153,339

163,406

113,474

114,358

-

849,878

3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten 

X    Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten

   Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:

   voor de eigen middelen

   voor overige ontvangsten

Geef aan of de ontvangsten worden toegewezen aan de begrotingsonderdelen voor uitgaven    

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Begrotingsonderdeel voor ontvangsten:

Gevolgen van het voorstel/initiatief 156

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Artikel ….

Vermeld voor de toegewezen ontvangsten het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.

[…]

Andere opmerkingen (bijv. over de methode/formule voor de berekening van de gevolgen voor de ontvangsten of andere informatie). 

[…]

FINANCIEEL MEMORANDUM — INNOVATIEVE GEZONDHEIDSZORG

1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 

1.1.Benaming van het voorstel/initiatief 

Voorstel voor een verordening van de Raad inzake het Europees partnerschap voor innovatieve gezondheidszorg (IHI — Innovate Health Initiative, initiatief voor innovatieve gezondheidszorg)

1.2.Betrokken beleidsterrein(en) (programmacluster)

Beleidsterrein: de politieke prioriteiten voor 2019‑2024 van de Commissie-Von der Leyen, in het bijzonder “Een economie die werkt voor mensen” en “Een Europa dat klaar is voor het digitale tijdperk”, zijn beide van groot belang voor het initiatief voor innovatieve gezondheidszorg (ook de “Europese Green Deal” is relevant, zij het in mindere mate).

Activiteit: Horizon Europa — Het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, gefinancierd in het kader van pijler II, cluster 1 Gezondheid.

1.3.Het voorstel/initiatief betreft: 

X een nieuwe actie 

 een nieuwe actie na een proefproject / voorbereidende actie 157  

 de verlenging van een bestaande actie 

 de samenvoeging of ombuiging van een of meer acties naar een andere/een nieuwe actie 

1.4.Motivering van het voorstel/initiatief 

1.4.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien, met een gedetailleerd tijdschema voor de uitrol van het initiatief

De algemene doelstellingen van het initiatief voor innovatieve gezondheidszorg (op de lange termijn) zijn:

1.    Een bijdrage leveren aan de totstandbrenging van een EU-breed ecosysteem voor O&I op het gebied van gezondheid dat het gemakkelijker maakt om wetenschappelijke kennis om te zetten in innovaties. Hiermee wordt voornamelijk beoogd de huidige inefficiëntie aan te pakken bij de omzetting van in Europa vergaarde wetenschappelijke kennis in gezondheids- en zorginnovaties, zoals nieuwe preventiestrategieën, diagnosemethoden of geneesmiddelen.

2.    De ontwikkeling van veilige, doeltreffende, mensgerichte en kosteneffectieve innovaties bevorderen waarbij een antwoord wordt geboden op strategische onbevredigde behoeften op het gebied van volksgezondheid die momenteel onvoldoende door de industrie worden vervuld. Hierbij wordt ingespeeld op het feit dat te weinig innovatieve producten gericht op onbevredigde behoeften op het gebied van volksgezondheid de gezondheidszorg bereiken. Het bevorderen van de ontwikkeling van innovaties die niet alleen veilig en doeltreffend, maar ook mensgericht en kosteneffectief zijn, zal de kans vergroten dat mensen en gezondheidszorgstelsels innovaties aanvaarden, en als de gezondheidszorgstelsels efficiënter worden, komt dat de EU-burgers ten goede en wordt de economie versterkt.

3.    Sectoroverschrijdende gezondheidsinnovatie stimuleren voor een mondiaal concurrerende Europese gezondheidsindustrie. Hiermee wordt voornamelijk beoogd het risico voor het mondiale concurrentievermogen van de gezondheidsindustrie in de EU aan te pakken.

De algemene doelstellingen stroken met de doelstellingen van Horizon Europa en met name met de doelstellingen “de wetenschappelijke en technologische grondslagen van de Unie versterken” en “het concurrentievermogen bevorderen”. Zij stroken ook met de strategische prioriteiten van de EU ter bevordering van gezondheid en welzijn voor iedereen, met inbegrip van toegang tot innovatieve, duurzame en hoogwaardige gezondheidszorg, en met duurzameontwikkelingsdoelstelling 3 “verzeker een goede gezondheid en promoot welzijn voor alle leeftijden”.

Het initiatief zal naar verwachting van start gaan in het tweede of derde kwartaal van 2021 (naargelang van de vaststelling van de enkele basishandeling door de Raad). De Gemeenschappelijke Ondernemingen worden zo opgezet dat zij tot 31 december 2027 operationeel zijn, waarbij de laatste oproepen uiterlijk op 31 december 2027 worden geopend. In overeenstemming met de criteria voor Europese partnerschappen in bijlage III bij de Horizon Europa-verordening bevat de enkele basishandeling specifieke bepalingen voor de evaluatie, geleidelijke beëindiging en verlenging ervan. Zo is er onder meer een verplichting voor de raad van bestuur om in het kader van de periodieke toetsingen en evaluaties een plan voor de geleidelijke beëindiging van de Horizon Europa-financiering van de Gemeenschappelijke Onderneming en een beoordeling van de doeltreffendste beleidsmaatregelen voor eventuele toekomstige maatregelen in te dienen.

.

1.4.2.Toegevoegde waarde van de deelname van de Unie 

De problemen die in dit document zijn beschreven, zijn van zodanige aard en omvang dat een gezamenlijk optreden op EU-niveau passender zal zijn dan dat individuele lidstaten hun eigen initiatieven ontwikkelen. Dit zal een meer samenhangende, gecoördineerde inspanning mogelijk maken en overlapping voorkomen.

Redenen voor maatregelen op Europees niveau (vooraf):

   De huidige uitdagingen en bedreigingen voor de gezondheid zijn mondiaal en kennen geen grenzen. Zij vereisen een snelle en gecoördineerde respons, terwijl de capaciteiten en gegevens voor onderzoek op het gebied van gezondheid over heel Europa verspreid zijn. Geen enkele lidstaat zou de brede waaier aan belanghebbenden en bedrijven individueel kunnen mobiliseren en benaderen en de vereiste kritische massa aan deskundigheid en gegevens kunnen verzamelen die nodig is om deze uitdagingen aan te pakken.

   Acties op het niveau van de lidstaten zouden beperkt zijn tot de beschikbare industriële en academische ervaring in een bepaald land. Actie ondernemen op EU-niveau is veel geschikter om meerdere belanghebbenden op doeltreffende wijze te coördineren en de geplande doelstellingen te verwezenlijken en tegelijkertijd overlappingen in het onderzoek te voorkomen.

   De meeste gezondheidsbedrijven die in de lidstaten actief zijn, zijn aanwezig in de hele EU. Hun activiteiten en producten vallen onder EU-brede rechtskaders, bijvoorbeeld wat geneesmiddelen, medische hulpmiddelen en grensoverschrijdende gezondheidszorg betreft. Daarom is het logisch om op EU-niveau een initiatief op te zetten dat gericht is op gezondheidsinnovatie. Bovendien is de EU het beste in staat om gemeenschappelijke normen en kaders met betrekking tot gezondheidsinnovaties te ontwikkelen en uit te voeren en die toe te passen op de gehele interne markt van de EU.

   De lidstaten alleen zouden niet over het juridische en financiële kader beschikken om sectoroverschrijdende samenwerking mogelijk te maken met het beoogde toepassingsgebied en/of op de beoogde schaal.

Verwachte gegenereerde toegevoegde waarde van de Unie (achteraf):

Een EU-initiatief kan helpen om een breed spectrum van belanghebbenden op gezondheidsgebied, zowel particuliere als publieke partijen, bijeen te brengen. Betrokkenheid van het bedrijfsleven zou helpen om de academische onderzoeksinspanningen in de richting van bruikbare gezondheidsinnovaties te sturen, terwijl de EU, vertegenwoordigd door de Europese Commissie, zou garanderen dat projecten belangrijke onvervulde behoeften op het gebied van de volksgezondheid aanpakken en innovaties opleveren die door de gezondheidszorgstelsels kunnen worden ingezet. Een initiatief op EU-niveau kan voor het nodige volume en bereik van investeringen zorgen om extra investeringen aan te trekken of bestaande investeringen te verschuiven in de richting van O&I op het gebied van strategische onbevredigde behoeften op het gebied van volksgezondheid waar het bedrijfsleven op eigen initiatief geen actie zou ondernemen. Bovendien zou een initiatief onder auspiciën van de EU een betrouwbare en neutrale omgeving creëren voor het delen van expertise, middelen en kennis. Deze kwesties worden verderop in het bij dit voorstel gevoegde effectbeoordelingsdocument behandeld.

1.4.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

Op basis van de tussentijdse evaluatie van de GO IMI2 (de voorganger) was “de belangrijkste verwezenlijking van de GO IMI 2 waarover een algemene consensus bestond, dat sinds het begin van de GO samenwerking mogelijk werd tussen verschillende concurrerende ondernemingen op wereldniveau, kmo’s en de academische wereld”. Samen met de beschikbare begroting en de langetermijnstrategie werden deze samenwerkingen als een belangrijke troef voor het Europees farmaceutisch onderzoek beschouwd. Deze samenwerking heeft vertrouwen gecreëerd en een mentaliteitsverschuiving in gang gezet, aangezien partners beter van elkaar begrepen wat zij wilden.

Een les die hieruit is getrokken, is dat “andere industriesectoren actief moeten kunnen samenwerken met de farmaceutische industrie om hun deskundigheid te benutten bij de ontwikkeling van nieuwe interventies in de gezondheidszorg”. Daarom moeten de industriesectoren de sectoren biofarmaceutica, biotechnologie en medische technologie omvatten, met inbegrip van bedrijven die actief zijn op digitaal gebied. Deze actoren zijn (zij het in verschillende mate) noodzakelijk om elk van de specifieke doelstellingen te verwezenlijken. Een beter vroegtijdig overleg met regelgevende instanties zou waarschijnlijk verspilling of inefficiënt onderzoek beperken en de uitrol versnellen en tegelijkertijd een tekortkoming aanpakken die is vastgesteld in de tussentijdse evaluatie van de GO IMI2 en een aanbeveling van het wetenschappelijk comité van de GO IMI2 158 .

1.4.4.Verenigbaarheid en eventuele synergie met andere passende instrumenten

Volgens de Horizon Europa-verordening moeten alle Europese partnerschappen zorgen voor coördinatie en/of gezamenlijke activiteiten met andere relevante initiatieven voor onderzoek en innovatie, die zorgen voor een optimaal niveau van onderlinge verbanden en doeltreffende synergieën. In overeenstemming daarmee is de enkele basishandeling opgezet rond het kernbeginsel dat een nauwe samenwerking en synergieën tussen Gemeenschappelijke Ondernemingen en relevante initiatieven op EU-, nationaal en regionaal niveau, in het bijzonder met andere Europese partnerschappen, van cruciaal belang zal zijn om meer effect te sorteren en de toepassing van resultaten te waarborgen. In dat verband bevordert de enkele basishandeling (Deel I — Gemeenschappelijke bepalingen voor alle GO’s) de synergieën tussen allerhande operationele bepalingen.

Er zijn een aantal andere kandidaat-partnerschappen in het cluster “Gezondheid” die nauw verband houden met innovatieve gezondheidszorg, maar een meer thematische of geografische nadruk kennen: gepersonaliseerde geneeskunde, zeldzame ziekten, “één gezondheid” tegen antimicrobiële resistentie en volksgezondheid EDCTP3. De resultaten van het initiatief voor innovatieve gezondheidszorg zouden kunnen worden toegepast en uitgebreid in een complexe Europese gezondheidsomgeving waarin andere gezondheidsinitiatieven (het potentiële Europese partnerschap voor de transformatie van gezondheid en zorg of EIT Health) complementair kunnen blijken. Tot slot lijkt de omgeving het partnerschap ook te helpen om zijn doelstellingen te verwezenlijken, samen met kandidaat-partnerschappen op het gebied van 1) digitale sleuteltechnologieën; 2) kunstmatige intelligentie, gegevens en robotica; en 3) high-performance computing.

Het toezicht op de synergieën en de samenwerking zullen verlopen via het jaarlijks activiteitenverslag.

1.5.Duur en financiële gevolgen 

X beperkte geldigheidsduur

X    van kracht vanaf 1/6/2021 tot en met 31/12/2031 (voorlopige data)

X    Financiële gevolgen vanaf 2021 tot en met 2027 voor vastleggingskredieten en vanaf 2021 tot het einde van de gefinancierde acties voor betalingskredieten.

 onbeperkte geldigheidsduur

Uitvoering met een opstartperiode vanaf JJJJ tot en met JJJJ,

gevolgd door een volledige uitvoering.

1.6.Beheersvorm(en) 159   

 Direct beheer door de Commissie

door haar diensten, waaronder het personeel in de delegaties van de Unie;

   door de uitvoerende agentschappen

 Gedeeld beheer met lidstaten

X Indirect beheer door begrotingsuitvoeringstaken te delegeren aan:

derde landen of de door hen aangewezen organen;

internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke);

de EIB en het Europees Investeringsfonds;

X de in de artikelen 70 en 71 van het Financieel Reglement bedoelde organen;

publiekrechtelijke organen;

privaatrechtelijke organen met een openbare dienstverleningstaak, voor zover zij voldoende financiële garanties bieden;

privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die voldoende financiële garanties bieden;

personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling.

Verstrek, indien meer dan een beheersvorm is aangekruist, extra informatie onder “Opmerkingen”.

Opmerkingen

Te beheren door het programmabureau van de GO “Initiatief voor innovatieve gezondheidszorg”.

 

2.BEHEERSMAATREGELEN 

2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen 

Vermeld frequentie en voorwaarden

Overeenkomstig de Horizon Europa-verordening stelt het partnerschap een toezichtsysteem vast dat strookt met de vereisten van artikel 45 van de Horizon Europa-verordening en de bijlagen III en V bij die verordening, en dat input levert voor dezelfde gemeenschappelijke databank als de andere componenten van Horizon Europa. Het systeem voor verslaglegging en toezicht levert essentiële beheers- en uitvoeringsgegevens (ook microgegevens op het niveau van individuele entiteiten), maakt het mogelijk om de vooruitgang te volgen aan de hand van de belangrijke effecttrajecten (met inbegrip van de vorderingen ten aanzien van EU-prioriteiten) en de partnerschapscriteria. Daarnaast zal het partnerschap verslag uitbrengen over specifieke indicatoren (die niet onder de belangrijke effecttrajecten vallen) zodat de vorderingen met betrekking tot de verwezenlijking van de visie en de specifieke en operationele doelstellingen van het partnerschap zoals vastgesteld in de verordening tot oprichting van het partnerschap, met inbegrip van de streefcijfers voor 2030, op de korte, middellange en lange termijn kunnen worden gevolgd. De indicatoren, gegevensbronnen en methoden moeten het mogelijk maken om de verwezenlijkingen en de vooruitgang met betrekking tot de effecten, waaronder de verwezenlijking van beleidsdoelen van de EU, in de loop der tijd te beoordelen en na te gaan of er corrigerende maatregelen nodig zijn. Daarbij moet rekening worden gehouden met zowel kwalitatieve als kwantitatieve gegevens, moeten de verantwoordelijkheden voor de gegevensvergaring worden vastgesteld en moeten concrete benaderingen worden opgezet om realistische referentiescenario’s, streefcijfers en/of benchmarks te ontwikkelen om de vooruitgang vast te stellen, indien van toepassing, voor zover dat strookt met de effectbenadering van Horizon Europa. Alle verzamelde informatie wordt nagenoeg in real time verstrekt aan de diensten van de Commissie, op basis van gemeenschappelijke gegevensmodellen, en wordt ingevoerd in een gemeenschappelijke databank zoals gespecificeerd in artikel 45 van de Horizon Europa-verordening.

Daartoe moeten passende verslagleggingssystemen worden ingevoerd om een voortdurende, transparante verslaglegging te ondersteunen, ook over de vastgelegde en daadwerkelijk verstrekte financiële bijdragen en bijdragen in natura, de zichtbaarheid en positionering in de internationale context, het effect op onderzoeks- en innovatiegerelateerde risico’s van investeringen in de particuliere sector. De verslaglegging moet stroken met de standaardverslagleggingsvereisten van Horizon Europa. Bij de ontwikkeling van de verslagleggingssystemen in de context van het strategische coördinatieproces zijn ook de lidstaten en vertegenwoordigers van de partnerschappen betrokken, om ervoor te zorgen dat de inspanningen op het gebied van verslaglegging en monitoring gelijk lopen en worden gecoördineerd, ook wat de taakverdeling op het gebied van gegevensverzameling en verslaglegging betreft. Het verslagleggingssysteem op projectniveau omvat gedetailleerde informatie over de gefinancierde projecten, de resultaten en de verspreiding daarvan en het gebruik ervan door belangrijke doelgroepen en het globale verschil dat de projecten maken voor wetenschap, economie, samenleving en/of milieu, in overeenstemming met de doelstellingen en beoogde effecten van de projecten. Die informatie moet worden aangevuld met relevante gegevens over de toegevoegde waarde en de effecten van de partnerschappen op Europees, nationaal en regionaal niveau. Er moet worden gezorgd voor passende mechanismen voor gegevensuitwisseling, met gemeenschappelijke toezicht- en verslagleggingsdatabanken voor Horizon Europa.

Europese partnerschappen worden geëvalueerd aan de hand van het evaluatiekader van Horizon Europa, zoals vastgesteld in artikel 47 van de verordening.

.

2.2.Beheers- en controlesyste(e)m(en) 

2.2.1.Rechtvaardiging van de voorgestelde beheersvorm(en), uitvoeringsmechanisme(n) voor financiering, betalingsvoorwaarden en controlestrategie

Indirect beheer is gerechtvaardigd omdat de Gemeenschappelijke Onderneming “Initiatief voor innovatieve gezondheidszorg” een publiek-privaat partnerschap is waarbij een gedeelte van de financiering wordt aangebracht in de vorm van bijdragen in natura van andere leden dan de Unie.

Elk jaar wordt een besluit over de bijdrage aan de Gemeenschappelijke Onderneming “Initiatief voor innovatieve gezondheidszorg” genomen via de EU-begroting voor dat jaar.

In een delegatieovereenkomst tussen de Europese Commissie en de Gemeenschappelijke Onderneming “Initiatief voor innovatieve gezondheidszorg” zal worden vermeld dat de Commissie voor de taken die elk jaar moeten worden uitgevoerd een bijdrage zal betalen zodra een overeenkomst voor de overdracht van middelen is ondertekend met de Gemeenschappelijke Onderneming “Initiatief voor innovatieve gezondheidszorg” en de Gemeenschappelijke Onderneming de overeenkomstige betalingsverzoeken heeft doen toekomen aan de andere leden dan de Unie.

De Commissie zorgt ervoor dat de regels voor de Gemeenschappelijke Onderneming “Initiatief voor innovatieve gezondheidszorg” volledig stroken met de vereisten van het financieel reglement. In overeenstemming met artikel 71 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 zal de Gemeenschappelijke Onderneming de beginselen van goed financieel beheer in acht nemen. De Gemeenschappelijke Onderneming “Initiatief voor innovatieve gezondheidszorg” voldoet ook aan de bepalingen van de op de Gemeenschappelijke Onderneming toepasselijke financiële modelregeling. Elke afwijking van die financiële modelregeling die nodig is om in de specifieke behoeften van de Gemeenschappelijke Onderneming te voorzien moet vooraf door de Commissie worden goedgekeurd.

Alle toezichtsregelingen, ook via de Unievertegenwoordiging in de raad van bestuur van de Gemeenschappelijke Onderneming “Initiatief voor innovatieve gezondheidszorg”, en verslagleggingsregelingen moeten waarborgen dat de diensten van de Commissie hun verantwoordingsplicht tegenover het college en de begrotingsautoriteit kunnen nakomen.

Het internecontrolekader voor de Gemeenschappelijke Onderneming “Initiatief voor innovatieve gezondheidszorg” is gebaseerd op:

·de toepassing van de internecontrolenormen die ten minste even sterke waarborgen bieden als die van de Commissie;

·procedures voor het selecteren van de beste projecten door middel van onafhankelijke evaluatie, en voor de vertaling daarvan naar rechtsinstrumenten;

·project- en contractbeheer gedurende de gehele projectcyclus;

·controles vooraf van alle declaraties (met inbegrip van het opvragen van auditcertificaten) en certificering vooraf van methoden voor de kostenberekening;

·controles achteraf van een steekproef van de declaraties als onderdeel van de controles achteraf van Horizon Europa;

·wetenschappelijke evaluatie van projectresultaten.

2.2.2.Informatie over de geïdentificeerde risico’s en het (de) systeem (systemen) voor interne controle dat is (die zijn) opgezet om die risico’s te beperken

Er zijn diverse maatregelen vastgesteld om het inherente risico op belangenconflicten binnen de Gemeenschappelijke Onderneming “Initiatief voor innovatieve gezondheidszorg” te beperken, in het bijzonder:

·een gelijk aantal stemmen voor de Commissie en voor andere leden dan de Unie in de raad van bestuur;

·keuze van de uitvoerend directeur door de raad van bestuur op voordracht van de Commissie;

·onafhankelijkheid van het personeel;

·evaluaties door onafhankelijke deskundigen op basis van bekendgemaakte selectiecriteria, in combinatie met beroepsmechanismen en volledige belangenverklaringen;

·een verplichting voor de raad van bestuur om regels vast te stellen voor het voorkomen, vermijden en beheren van belangenconflicten in de Gemeenschappelijke Ondernemingen, in overeenstemming met de financiële regeling van de Gemeenschappelijke Ondernemingen en met het statuut voor het personeel.

De bevordering van ethische en organisatorische waarden wordt een van de kerntaken van de Gemeenschappelijke Onderneming en de Commissie zal hierop toezien.

De uitvoerend directeur van de Gemeenschappelijke Onderneming “Initiatief voor innovatieve gezondheidszorg” is als ordonnateur verplicht om een kosteneffectief systeem voor interne controle en intern beheer in te voeren. Hij/zij moet verslag doen aan de Commissie over het ingestelde internecontrolekader.

De Commissie zal toezien op het risico van niet-overeenstemming door middel van het rapportagesysteem dat zij gaat ontwikkelen, alsmede door het opvolgen van de resultaten van controles achteraf van de ontvangers van EU-financiering van de Gemeenschappelijke Onderneming “Initiatief voor innovatieve gezondheidszorg”, als onderdeel van controles achteraf met betrekking tot Horizon Europa als geheel.

Er bestaat een duidelijke behoefte aan een efficiënt en effectief beheer van de begroting waarbij fraude en verspilling moeten worden voorkomen. In het controlesysteem moet evenwel een goed evenwicht worden gevonden tussen het bereiken van een aanvaardbaar foutenpercentage en de vereiste controlebelasting en moet worden vermeden dat het onderzoeksprogramma van de Unie minder aantrekkelijk wordt gemaakt.

2.2.3.Raming en motivering van de kosteneffectiviteit van de controles (verhouding van de controlekosten tot de waarde van de desbetreffende financiële middelen) en evaluatie van het verwachte foutenrisico (bij betaling en bij afsluiting) 

Aangezien de regels van Horizon Europa voor deelname aan de Gemeenschappelijke Onderneming “Initiatief voor innovatieve gezondheidszorg” vergelijkbaar zijn met de regels die de Commissie zal hanteren in haar werkprogramma, met een groep begunstigden met een gelijksoortig risicoprofiel als die van de Commissie, kan worden verwacht dat het foutenpercentage vergelijkbaar zal zijn met het door de Commissie voor Horizon Europa beoogde niveau, d.w.z. dat er een redelijke zekerheid bestaat dat het foutenrisico gedurende de meerjarige uitgavenperiode op jaarbasis tussen de 2 en 5 % beweegt, met als einddoel tot een resterend foutenpercentage te komen dat zo dicht mogelijk bij 2 % ligt bij de sluiting van de meerjarige programma’s, wanneer rekening is gehouden met het financiële effect van alle audits en corrigerende en herstelmaatregelen.

Zie het financieel memorandum voor Horizon Europa voor nadere informatie over het met betrekking tot de deelnemers verwachte foutenpercentage.

2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden 

Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen, bv. in het kader van de fraudebestrijdingsstrategie.

De Commissie draagt er zorg voor dat procedures voor fraudebestrijding in alle stadia van het beheerproces worden toegepast door de Gemeenschappelijke Onderneming “Initiatief voor innovatieve gezondheidszorg”.

De voorstellen betreffende de Gemeenschappelijke Ondernemingen in het kader van Horizon Europa zijn onderworpen aan fraudegevoeligheidstests en een beoordeling van hun effect. In het algemeen zouden de voorgestelde maatregelen een positief effect op de fraudebestrijding moeten hebben, met name door de grotere nadruk op risicogebaseerde audits en een uitgebreidere wetenschappelijke evaluatie en controle.

De Commissie zorgt ervoor dat passende maatregelen zijn getroffen om te waarborgen dat bij de uitvoering van uit hoofde van deze verordening gefinancierde acties het financiële belang van de Unie wordt beschermd door de toepassing van preventieve maatregelen tegen fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten, door doeltreffende controles en, indien onregelmatigheden worden ontdekt, door de terugvordering van de ten onrechte betaalde bedragen en, voor zover van toepassing, door doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties.

De GO IMI2 (het voorgaande programma) werkt reeds samen met de diensten van de Commissie op het gebied van fraude en onregelmatigheden. De Commissie zorgt ervoor dat die samenwerking wordt voortgezet en versterkt.

De Rekenkamer is bevoegd om bij alle begunstigden van subsidies, contractanten en subcontractanten die uit hoofde van het programma EU-middelen hebben ontvangen, audits uit te voeren op basis van documenten en controles ter plaatse.

Het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) kan overeenkomstig de procedures van Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 controles en verificaties ter plaatse bij de direct of indirect bij de financiering betrokken economische subjecten uitvoeren om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten in verband met een subsidieovereenkomst of -besluit of een contract betreffende financiering door de Unie, waardoor de financiële belangen van de Unie zijn geschaad. De Gemeenschappelijke Ondernemingen moeten eveneens toetreden tot het Interinstitutioneel Akkoord van 25 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Commissie van de Europese Gemeenschappen betreffende de interne onderzoeken verricht door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF).

Het Europees Openbaar Ministerie (EOM) kan overeenkomstig de bepalingen en procedures van Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad onderzoeken uitvoeren om vast te stellen of er sprake is van strafbare feiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad.

3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 

3.1.Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven 

Rubriek van het meerjarige financiële kader

Begrotingsonderdeel

Soort krediet

Bijdrage

Rubriek 1

Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid — Horizon Europa

GK/ NGK 160

van EVA-landen 161

van kandidaat-lidstaten 162

van derde landen

in de zin van artikel [21, lid 2, punt b),] van het Financieel Reglement

1

01 02 02 11 - Gemeenschappelijke Onderneming “Initiatief voor innovatieve gezondheidszorg”

GK

JA

JA

JA

JA

* De bijdrage voor dit begrotingsonderdeel zal naar verwachting komen uit:

Vastleggingskredieten (in miljoenen euro’s, tot op drie decimalen)

Begrotingsonderdeel

Jaar 2021

Jaar 2022

Jaar 2023

Jaar 2024

Jaar 2025

Jaar 2026

Jaar 2027

Na 2027

TOTAAL

Uitgaven in verband met ambtenaren en tijdelijke functionarissen die belast zijn met de uitvoering van “Horizon Europa” — Onderzoek door derden

01 01 01 01

`-

-

-

-

-

-

-

-

-

Extern personeel dat belast is met de uitvoering van “Horizon Europa” — Onderzoek door derden

01 01 01 02

-

-

-

-

-

-

-

-

-

Overige beheersuitgaven voor “Horizon Europa” — Onderzoek door derden

01 01 01 03

-

-

-

-

-

-

-

-

-

Cluster Gezondheid —

01 02 02 10

100,455

150,928

201,425

201,694

201,976

202,295

141,227

-

1 200,000

Totaal uitgaven

100,455

150,928

201,425

201,694

201,976

202,295

141,227

-

1 200,000


Geraamde gevolgen voor de uitgaven

3.2.Geraamde gevolgen voor de uitgaven 

3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven 

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Rubriek van het meerjarige financiële kader

1

Rubriek Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

Horizon Europa

   

Gemeenschappelijke Onderneming 163 164

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027 165

Na 2027

TOTAAL

Titel 1 (Personeelsuitgaven)

Vastleggingen

(1)

0,300

0,611

0,937

1,115

1,300

1,511

14,100

 

19,874

Betalingen

(2)

0,300

0,611

0,93

1,115

1,3300

1,511

2,397

11,703

19,874

Titel 2 (overige administratieve kosten inclusief infrastructuur, kosten van deskundigenonderzoek enz.)

Vastleggingen

(1a)

0,155

0,317

0,488

0,579

0,676

0,784

7,339

 

10,338

Betalingen

(2a)

0,155

0,317

0,488

0,579

0,676

0,784

1,250

6,089

10,338

Titel 3 (operationeel)

Vastleggingen

(3a)

100,000

150,000

200,000

200,000

200,000

200,000

119,788

 

1 169,788

Betalingen

(3b)

-

30,000

50,000

72,000

115,000

157,000

180,000

565,788

1 169,788

TOTAAL kredieten voor de Gemeenschappelijke Onderneming

Vastleggingen

= 1+1a +3a

100,455

150,928

201,425

201,694

201,976

202,925

141,227

-

1 200,000

Betalingen

= 2+2a+3b

0,455

30,928

51,425

73,694

116,976

159,295

183,647

583,580

1 200,000

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

DG RTD

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Functie

2027

TOTAAL

Personele middelen 166

0,491

0,503

0,513

0,523

0,533

0,544

0,555

-

3,662

Andere administratieve uitgaven

0,128

0,130

0,133

0,135

0,138

0,141

0,144

-

0,949

TOTAAL DG

Kredieten

0,619

0,633

0,646

0,658

0,671

0,685

0,699

-

4,611

 

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Na 2027

TOTAAL

TOTAAL kredieten voor het budget van het programma — Rubriek 1

van het meerjarige financiële kader 

Vastleggingen

101,074

151,561

202,071

202,352

202,647

202,980

141,926

-

1 204,611

Betalingen

1,074

31,561

52,071

74,352

117,647

159,980

184,346

583,580

1 204,611



Rubriek van het meerjarige financiële kader

7

“Administratieve uitgaven”

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Na 2027

TOTAAL

Personele middelen

-

-

-

-

-

-

-

-

Andere administratieve uitgaven

-

-

-

-

-

-

-

-

TOTALE kredieten voor RUBRIEK 7 van het meerjarige financiële kader

(totaal vastleggingen = totaal betalingen)

-

-

-

-

-

-

-

-

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Na 2027

TOTAAL

TOTAAL kredieten voor alle RUBRIEKEN van het meerjarig financieel kader 

Vastleggingen

101,074

151,561

202,071

202,352

202,647

202,980

146,926

-

1 204,611

Betalingen

1,074

31,561

52,071

74,352

117,647

159,980

184,346

583,580

1 204,611

3.2.2.Geraamde gevolgen voor de personele middelen van de Gemeenschappelijke Onderneming 

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig

   Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Aantal personeelsleden (in personen/VTE)

 

Jaar 2021

Jaar 2022

Jaar 2023

Jaar 2024

Jaar 2025

Jaar 2026

Jaar 2027

Na 2027

TOTAAL

Ambtenaren (AD-rangen)

Ambtenaren (AST-rangen)

Arbeidscontractanten

15

15

15

15

15

14

14

40

143

Tijdelijke functionarissen (AD-rangen)

33

33

34

34

34

35

35

120

358

Tijdelijke functionarissen (AST-rangen)

6

6

5

5

5

5

5

20

57

Gedetacheerde nationale deskundigen

1

1

0

0

0

0

0

0

2

TOTAAL 167

55

55

54

54

54

54

54

180

560

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

 

Jaar 2021

Jaar 2022

Jaar 2023

Jaar 2024

Jaar 2025

Jaar 2026

Jaar 2027

Na 2027

TOTAAL

Ambtenaren (AD-rangen)

Ambtenaren (AST-rangen)

Arbeidscontractanten

0,841

0,858

0,875

0,893

0,911

0,867

0,884

2,656

8,787

Tijdelijke functionarissen (AD-rangen)

4,207

4,292

4,510

4,600

4,692

4,927

5,025

18,109

50,364

Tijdelijke functionarissen (AST-rangen)

0,337

0,343

0,292

0,298

0,303

0,310

0,316

1,328

3,527

Gedetacheerde nationale deskundigen

0,061

0,062

0,124

TOTAAL

5,447

5,556

5,677

5,791

5,907

6,104

6,226

22,093

62,801

Na 2027

Aantal personeelsleden (in personen/VTE)

 

Jaar 2028

Jaar 2029

Jaar 2030

Jaar 2031

TOTAAL

Ambtenaren (AD-rangen)

Ambtenaren (AST-rangen)

Arbeidscontractanten

10

10

10

10

40

Tijdelijke functionarissen (AD-rangen)

30

30

30

30

120

Tijdelijke functionarissen (AST-rangen)

5

5

5

5

20

Gedetacheerde nationale deskundigen

0

TOTAAL

45

45

45

45

180

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

 

Jaar 2028

Jaar 2029

Jaar 2030

Jaar 2031

TOTAAL

Ambtenaren (AD-rangen)

Ambtenaren (AST-rangen)

Arbeidscontractanten

0,645

0,657

0,670

0,684

2,656

Tijdelijke functionarissen (AD-rangen)

4,394

4,481

4,571

4,663

18,109

Tijdelijke functionarissen (AST-rangen)

0,322

0,329

0,335

0,342

1,328

Gedetacheerde nationale deskundigen

Totaal

5,361

5,467

5,576

5,689

22,093

Uitsplitsing aantal personeelsleden IMI2/IHI

 

Jaar 2021

Jaar 2022

Jaar 2023

Jaar 2024

Jaar 2025

Jaar 2026

Jaar 2027

Jaar 2028

Jaar 2029

Jaar 2030

Jaar 2031

Aantal personeelsleden IMI2

50

44

38

35

32

30

16

7

0

0

0

Aantal personeelsleden IHI

5

11

16

19

22

24

38

38

45

45

45

Totaal

55

55

54

54

54

54

54

45

45

45

45

Kosten titel 1 en titel 2 uitsplitsing IM2/IHI

Uitsplitsing titel 1

 

Jaar 2021

Jaar 2022

Jaar 2023

Jaar 2024

Jaar 2025

Jaar 2026

Jaar 2027

Jaar 2028

Jaar 2029

Jaar 2030

Jaar 2031

Kosten titel 1 IMI2

2,694

2,422

2,188

2,070

1,950

1,845

1,028

0,448

0

0

0

Kosten titel 1 IHI

0,300

0,611

0,937

1,115

1,300

1,511

2,397

2,500

3,007

3,067

3,129

Totaal titel 1

2,994

3,053

3,124

3,185

3,250

3,356

3,425

2,948

3,007

3,067

3,129

Uitsplitsing titel 2

 

Jaar 2021

Jaar 2022

Jaar 2023

Jaar 2024

Jaar 2025

Jaar 2026

Jaar 2027

Jaar 2028

Jaar 2029

Jaar 2030

Jaar 2031

Kosten titel 2 IMI2

1,401

1,270

1,138

1,076

1,014

0,960

0,535

0,233

0

0

0

Kosten titel 2 IHI

0,155

0,317

0,488

0,579

0,676

0,784

1,250

1,301

1,563

1,595

1,630

Totaal titel 2

1,556

1,587

1,626

1,655

1,690

1,744

1,785

1,534

1,563

1,595

1,630

Totaal titel 1 en titel 2

 

Jaar 2021

Jaar 2022

Jaar 2023

Jaar 2024

Jaar 2025

Jaar 2026

Jaar 2027

Jaar 2028

Jaar 2029

Jaar 2030

Jaar 2031

Kosten titel 1 + titel 2 IMI2

4,095

3,712

3,325

3,146

2,694

2,805

1,563

0,681

0

0

0

Kosten titel 1 + titel 2 IHI

0,455

0,928

1,425

1,694

1,976

2,295

3,647

3,801

4,570

4,662

4,759

Totaal

4,550

4,640

4,750

4,840

4,940

5,100

5,210

4,482

4,570

4,662

4,759

Geraamde gevolgen voor het personeel (aanvullende VTE) — lijst van het aantal ambten

Functiegroep en rang

Jaar 2021

Jaar 2022

Jaar 2023

Jaar 2024

Jaar 2025

Jaar 2026

Jaar 2027

Jaar 2028

Jaar 2029

Jaar 2030

Jaar 2031

Na 2031

AD16

AD15

AD14

1

1

1

1

1

1

1

1

1

1

1

1

AD13

AD12

2

2

2

2

2

2

2

2

2

2

2

2

AD11

2

2

2

2

2

2

2

2

2

2

2

2

AD10

1

1

1

1

1

1

1

1

1

1

1

1

AD9

7

7

7

7

7

7

7

6

6

6

6

6

AD8

6

6

6

6

6

6

6

6

6

6

6

6

AD7

2

2

2

2

2

2

2

2

2

2

2

2

AD6

11

11

11

11

11

12

12

9

9

9

9

9

AD5

1

1

2

2

2

2

2

1

1

1

1

1

Totaal AD

33

33

34

34

34

35

35

30

30

30

30

30

AST11

AST10

AST9

AST8

1

1

1

1

1

1

1

1

1

1

1

1

AST7

AST6

AST5

AST4

4

4

3

3

3

3

3

3

3

3

3

3

AST3

AST2

1

1

1

1

1

1

1

1

1

1

1

1

AST1

Totaal AST

6

6

5

5

5

5

5

5

5

5

5

5

AST/SC 6

AST/SC 5

AST/SC 4

AST/SC 3

AST/SC 2

AST/SC 1

Totaal AST/SC

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Geraamde gevolgen voor het personeel (extra) — extern personeel

Arbeidscontractanten

Jaar 2021

Jaar 2022

Jaar 2023

Jaar 2024

Jaar 2025

Jaar 2026

Jaar 2027

Jaar 2028

Jaar 2029

Jaar 2030

Jaar 2031

Na 2031

Functiegroep IV

3

4

4

4

4

4

4

2

2

2

2

2

Functiegroep III

11

11

11

11

11

11

11

8

8

8

8

8

Functiegroep II

1

1

1

1

1

Functiegroep I

Totaal

15

15

15

15

15

14

14

10

10

10

10

10

Gedetacheerde nationale deskundigen

Jaar 2021

Jaar 2022

Jaar 2023

Jaar 2024

Jaar 2025

Jaar 2026

Jaar 2027

Jaar 2028

Jaar 2029

Jaar 2030

Jaar 2031

Na 2031

Totaal

1

1

0

3.2.3.Geraamde personeelsbehoeften Commissie

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig.

Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven 168 :

Raming in voltijdequivalenten

Jaren

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

• Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen)

Zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie

Delegaties

Onderzoek

3

3

3

3

3

3

3

Extern personeel (in voltijdequivalenten: VTE) — AC, AL, END, INT en JPD 169

Rubriek 7

Gefinancierd uit RUBRIEK 7 van het meerjarige financiële kader 

- zetel

- delegaties

Gefinancierd uit het budget van het programma  170

- zetel

- delegaties

Onderzoek

2

2

2

2

2

2

2

Andere (gelieve toe te lichten)

TOTAAL

5

5

5

5

5

5

5

Voor de benodigde personele middelen zal een beroep worden gedaan op het personeel van het DG dat reeds voor het beheer van deze actie is toegewezen en/of binnen het DG is herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

Beschrijving van de uit te voeren taken:

Ambtenaren en tijdelijk personeel

De taken van de diensten van de Commissie zijn er in samenhang met de uitvoering van de GO “Initiatief voor innovatieve gezondheidszorg” voor bedoeld om ervoor te zorgen dat de begroting op de juiste manier wordt uitgevoerd en toezicht wordt uitgeoefend op de werkzaamheden van de GO “Initiatief voor innovatieve gezondheidszorg”. Ambtenaren van het midden- of hoger kader van de diensten van de Commissie zullen zitting hebben in de raad van bestuur van de GO “Initiatief voor innovatieve gezondheidszorg” en de dagelijkse follow-up van het initiatief door de Europese Commissie wordt verzorgd door AD-/TA-personeel.

Personeelsleden van de Commissie zullen ook een bijdrage leveren aan de werkzaamheden van de adviesgroepen van de Gemeenschappelijke Onderneming “Initiatief voor innovatieve gezondheidszorg” die door de raad van bestuur worden opgericht.

Extern personeel

Extern personeel zal ambtenaren en tijdelijk personeel bijstaan om ervoor te zorgen dat de begroting op de juiste manier wordt uitgevoerd en toezicht wordt uitgeoefend op de werkzaamheden van de GO “Initiatief voor innovatieve gezondheidszorg”.

3.2.4.Bijdragen van derden 

Het voorstel/initiatief:

   voorziet niet in medefinanciering door derden

   voorziet in medefinanciering door derden, zoals hieronder wordt geraamd:

Kredieten in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

 

Jaar 2021

Jaar 2022

Jaar 2023

Jaar 2024

Jaar 2025

Jaar 2026

Jaar 2027

Na 2027

TOTAAL

Financiële bijdrage aan de administratieve kosten van de GO ten laste van andere leden dan de Unie

0,455

0,928

1,425

1,694

1,976

2,295

3,647

17,792

30,212

Financiële bijdragen aan de operationele kosten ten laste van de particuliere leden/geassocieerde partners — deze bedragen zijn momenteel niet gespecificeerd/beschikbaar;

Financiële bijdragen van de deelnemende staten aan de operationele kosten

-

-

Bijdragen in natura door de particuliere leden/geassocieerde partners 171

100,000

150,000

200,000

200,000

200,000

200,000

119,788

-

1 169,788

Bijdragen in natura van de deelnemende staten aan operationele activiteiten

TOTAAL medegefinancierde kredieten

100,455

150,928

201,425

201,694

201,976

202,295

123,435

17,792

1 200,000

3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten 

X    Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten

   Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:

   voor de eigen middelen

   voor overige ontvangsten

Geef aan of de ontvangsten worden toegewezen aan de begrotingsonderdelen voor uitgaven    

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Begrotingsonderdeel voor ontvangsten:

Gevolgen van het voorstel/initiatief 172

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Artikel ….

Vermeld voor de toegewezen ontvangsten het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.

[…]

Andere opmerkingen (bijv. over de methode/formule voor de berekening van de gevolgen voor de ontvangsten of andere informatie). 

[…]

FINANCIEEL MEMORANDUM — DIGITALE SLEUTELTECHNOLOGIEËN

1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 

1.1.Benaming van het voorstel/initiatief 

Verordening van de Raad inzake de Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën”

1.2.Betrokken beleidsterrein(en) (programmacluster)

Beleidsterrein: Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2021-2027)

Activiteit: Horizon Europa: onderzoek en innovatie op het gebied van communicatienetwerken, inhoud en technologie

1.3.Het voorstel/initiatief betreft: 

een nieuwe actie 

 een nieuwe actie na een proefproject / voorbereidende actie 173  

de verlenging van een bestaande actie 

 de samenvoeging of ombuiging van een of meer acties naar een andere/een nieuwe actie 

1.4.Motivering van het voorstel/initiatief 

1.4.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien, met een gedetailleerd tijdschema voor de uitrol van het initiatief

Europa staat wat elektronische componenten en systemen betreft voor diverse uitdagingen:

Het ontwerpen en fabriceren, het testen en verpakken van chips en de assemblage tot systemen.

De steeds sterkere mondiale concurrentie is de afgelopen tijd geïntensiveerd. Dit blijkt ook deels uit het stijgende aantal overnames door bedrijven, teneinde de capaciteit op te bouwen die zij nodig hebben om nieuwe markten te veroveren.

De mondiale handel wordt steeds meer beïnvloed door maatregelen die nationale of regionale beleidsagenda’s dienen. De COVID‑19-pandemie heeft de geopolitieke spanningen nog hoger doen oplopen, doordat de concurrentie tussen regio’s werd aangewakkerd en maatregelen werden genomen om plaatselijke industriële ecosystemen te ondersteunen en de afhankelijkheid van invoer zoveel mogelijk te beperken.

De mondiale vraag naar elektronische componenten en systemen wordt steeds meer vormgegeven door de digitale transformatie, naarmate deze technologieën ingang vinden in meer en meer diverse sectoren van de economie. Hoewel toepassingen in de automobielindustrie, de verwerkende industrie, de gezondheidszorg, de consumentensector, ruimtevaart en defensie tegenwoordig goed zijn voor ongeveer 40 % van de markt voor halfgeleiders, is de prognose dat de groeipercentages hoger zullen liggen dan voor de segmenten computing en communicatie.

Gegevensvolumes en energieverbruik. Energie-efficiëntere elektronische componenten en systemen zullen de digitale sector helpen om de koolstofemissies terug te dringen en zullen bijdragen aan de groene transformatie van de sectoren die er gebruik van maken.

Veiligheid, beveiliging en eerbiediging van de privacy zijn fundamentele doelstellingen in de ontwikkeling van technologieën die worden gebruikt in sectoren als de gezondheidszorg. Men zal verder moeten inzetten op de ontwikkeling van veilige hardware- en softwarecomponenten om te kunnen inspelen op het toenemende gebruik van de digitale identiteit op het internet, om hacking en gegevensmanipulatie te voorkomen en om de naleving van de AVG in toekomstige genetwerkte systemen te verzekeren.

Om die uitdagingen het hoofd te bieden, zijn er twee grote technologische trends:

miniaturisering; en

nieuwe computerparadigma’s, waaronder edgecomputing.

1.4.2.Toegevoegde waarde van de deelname van de Unie 

Ontwikkelingen op het gebied van technologie en innovatie zijn van invloed op de manier waarop belanghebbenden met elkaar omgaan in de waardeketens. In een snel veranderende omgeving zijn gecoördineerde initiatieven vereist om leveranciers en gebruikers bij elkaar te brengen om hardware- en softwaretechnologie te bespreken en de Europese, nationale en sectorale inspanningen op elkaar af te stemmen. Bedrijven of landen alleen kunnen de omvang en de intensiteit van investeringen uit grote concurrerende regio’s (de VS, China, Zuid-Korea, Taiwan en Japan) niet bijhouden. Alleen een Europese mobilisatie en coördinatie van investeringen zou de nodige kritieke massa kunnen waarborgen.

Europa heeft talrijke troeven in diverse delen van de waardeketen voor elektronica, die verspreid zijn over verschillende lidstaten. Een bestendiging zou die troeven en daarmee ook de positie van Europa in de wereld versterken. Gecoördineerde acties op EU-niveau zouden de opzet kunnen stimuleren van ecosystemen, waarbinnen kmo’s en start-ups sneller vooruitgang kunnen boeken en kunnen groeien.

In het geval van de Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën” zal het tripartiete model van deze optie, met betrokkenheid van deelnemende staten, nationale onderzoeksorganisaties aantrekken en de hoogst mogelijke mate van coördinatie met nationale onderzoeksprogramma’s waarborgen. In de veronderstelling dat de financiële bijdrage van de Commissie vergelijkbaar zou zijn met die in andere opties, zouden met het tripartiete model van deze optie aanzienlijk meer middelen worden vrijgemaakt door bijdragen van de Commissie, nationale bijdragen en particuliere bijdragen te combineren, zoals is aangetoond in de bestaande GO Ecsel. Zo kan een gemeenschappelijke agenda worden ontworpen en uitgevoerd in de gehele EU, met de nodige middelen om een dynamisch Europees ecosysteem voor elektronische componenten en systemen op te bouwen.

Redenen voor maatregelen op EU-niveau (ex ante) […]

Verwachte gegenereerde toegevoegde waarde van de Unie (ex post) […]

1.4.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

In de tussentijdse beoordeling van Ecsel 174 zijn gebieden voor verbetering vastgesteld en specifieke aanbevelingen gedaan:

- meer nadruk leggen op een strategische benadering die beter is afgestemd op de EU-prioriteiten. Het huidige partnerschap was te zeer “bottom-up” in zijn aanpak, en de Commissie en de deelnemende staten werden ertoe aangemoedigd om een sterkere rol te spelen in de vaststelling van de prioriteiten;

- een bredere dekking van elektronische waardeketens, met participatie van systeemhuizen 175 . Dit was deels bedoeld om een betere samenwerking van de gemeenschappen voor componenten en voor systemen aan te moedigen, maar ook om ervoor te zorgen dat O&O vanaf het begin goed is afgestemd op de industriële behoeften (op de langere of de kortere termijn). Een beperkte uitbreiding van de werkingssfeer naar hogere softwarelagen zou dit ook in de hand werken;

 - streven naar een betere harmonisering van nationale administratieve praktijken en procedures met het oog op vereenvoudiging. Dit betreft praktijken in verband met de regels en voorwaarden voor deelnemers in alle deelnemende staten, die eenvoudiger kunnen. De aanvraag- en verslagleggingsprocedures mogen met name niet complexer zijn dan voor de gewone oproepen in het kader van Horizon 2020/Europa,

en

- streven naar een verdere integratie van kmo’s en start-ups in het ecosysteem voor innovatie op het gebied van elektronica. Hoewel de participatie van kmo’s wel 30 % bedroeg wat het aantal deelnemers betrof, is er wat het aandeel in de financiering betreft — momenteel 17 % — nog ruimte om kmo’s een actievere rol te laten spelen in het partnerschap en hun volle potentieel te benutten.

In het voorgestelde initiatief voor digitale sleuteltechnologieën wordt rekening gehouden met de geleerde lessen wat de werkingssfeer, doelstellingen en uitvoering van het initiatief betreft. De noodzaak van een nauwere overeenstemming met de EU-prioriteiten, een brede dekking van waardeketens en een betere integratie van kmo’s maakt deel uit van de interventielogica (“probleemfactoren”) van dit initiatief en wordt aangepakt in de specifieke doelstellingen ervan. De harmonisering en vereenvoudiging van nationale praktijken en procedures moet worden aangepakt bij de opzet en uitvoering van een potentieel partnerschap 176 (dat momenteel wordt besproken met de nationale overheden).

1.4.4.Verenigbaarheid en eventuele synergie met andere passende instrumenten

Het initiatief moet synergieën tot stand brengen met complementaire financieringsmechanismen en schept de nodige voorwaarden voor coördinatie en voor het creëren van synergieën met andere interne en externe initiatieven en voor het ontwikkelen van het elektronische ecosysteem. Meer concreet past het voorgestelde initiatief in de context van een aantal Europese beleidslijnen en prioriteiten die recentelijk zijn aangekondigd:

kunstmatige intelligentie;

de gegevensstrategie;

de industriële strategie;

het herstelplan voor Europa;

de Green Deal;

onderzoek en innovatie in het kader van het voorgestelde programma voor Horizon Europa, pijler II, cluster “Digitaal, industrie en ruimte” moeten een concrete bijdrage leveren aan de drie overkoepelende beleidslijnen van de EU: “Een Europa dat klaar is voor het digitale tijdperk”, “Een economie die werkt voor mensen” en “Een Europese Green Deal”.

Voorts behelst het voorgestelde initiatief voor digitale sleuteltechnologieën vooruitgang (op het gebied van ontwerp, vervaardiging, ingebedde systemen) in de onderliggende technologie voor elektronische componenten en systemen die voor betere prestaties of aanvullende functionaliteit op toepassingsniveau kan leiden. De functies voor netwerkvorming (slimme netwerken en diensten), computing (EuroHPC) en geïntegreerde intelligentie (AI, gegevenstechnologieën en robotica) bouwen voort op die vooruitgang en zorgen zo voor de totstandbrenging en instandhouding van strategische banden met deze partnerschappen en hun gemeenschappen van belanghebbenden.

1.5.Duur en financiële gevolgen 

 beperkte geldigheidsduur

   operationeel vanaf [01/01/]2021 tot en met [31/12/]2031

   financiële gevolgen vanaf 2021 tot en met 2027 voor vastleggingskredieten en vanaf 2021 tot en met 2031 voor betalingskredieten.

 onbeperkte geldigheidsduur

Uitvoering met een opstartperiode vanaf JJJJ tot en met JJJJ,

gevolgd door een volledige uitvoering.

1.6.Beheersvorm(en) 177   

 Direct beheer door de Commissie

door haar diensten, waaronder het personeel in de delegaties van de Unie;

   door de uitvoerende agentschappen

 Gedeeld beheer met lidstaten

 Indirect beheer door begrotingsuitvoeringstaken te delegeren aan:

derde landen of de door hen aangewezen organen;

internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke);

de EIB en het Europees Investeringsfonds;

de in de artikelen 70 en 71 van het Financieel Reglement bedoelde organen;

publiekrechtelijke organen;

privaatrechtelijke organen met een openbare dienstverleningstaak, voor zover zij voldoende financiële garanties bieden;

privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die voldoende financiële garanties bieden;

personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling.

Verstrek, indien meer dan een beheersvorm is aangekruist, extra informatie onder “Opmerkingen”.

Opmerkingen

De lidstaten zijn medefinanciers van acties onder contract.

2.BEHEERSMAATREGELEN 

2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen 

Vermeld frequentie en voorwaarden.

Als orgaan van de Unie werkt de Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën” volgens strikte toezichtsregels. Toezicht wordt op de volgende manieren uitgeoefend:

·de eigen internecontrolecapaciteit en de auditdienst van de Commissie;

·toezicht door de raad van bestuur. De uitvoerend directeur zal intern toezien op de activiteiten van de Gemeenschappelijke Onderneming;

·een reeks kwantitatieve en kwalitatieve prestatie-indicatoren die zal worden vastgesteld om toe te zien op de uitvoering van het programma en om de effecten ervan te meten;

·tussentijdse en eindevaluaties van het programma door externe deskundigen, onder toezicht van de Commissie;

·het werkprogramma en jaarlijks activiteitenverslag van de Gemeenschappelijke Onderneming.

2.2.Beheers- en controlesyste(e)m(en) 

2.2.1.Rechtvaardiging van de voorgestelde beheersvorm(en), uitvoeringsmechanisme(n) voor financiering, betalingsvoorwaarden en controlestrategie

Indirect beheer is gerechtvaardigd omdat de Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën” een publiek-privaat partnerschap is waarbij een gedeelte van de financiering wordt aangebracht in de vorm van bijdragen in natura van andere leden dan de Unie.

Elk jaar wordt een besluit over de bijdrage aan de Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën” genomen via de EU-begroting voor dat jaar.

In een delegatieovereenkomst tussen de Europese Commissie en de Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën” zal worden vermeld dat de Commissie voor de taken die elk jaar moeten worden uitgevoerd een bijdrage zal betalen zodra een overeenkomst voor de overdracht van middelen is ondertekend met de Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën” en de Gemeenschappelijke Onderneming de overeenkomstige betalingsverzoeken heeft doen toekomen aan de andere leden dan de Unie.

De Commissie zorgt ervoor dat de regels voor de Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën” volledig stroken met de vereisten van het financieel reglement. In overeenstemming met artikel 71 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 zal de Gemeenschappelijke Onderneming de beginselen van goed financieel beheer in acht nemen. De Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën” voldoet ook aan de bepalingen van de op de Gemeenschappelijke Onderneming toepasselijke financiële modelregeling. Elke afwijking van die financiële modelregeling die nodig is om in de specifieke behoeften van de Gemeenschappelijke Onderneming te voorzien moet vooraf door de Commissie worden goedgekeurd.

Alle toezichtsregelingen, ook via de Unievertegenwoordiging in de raad van bestuur van de Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën” en verslagleggingsregelingen moeten waarborgen dat de diensten van de Commissie hun verantwoordingsplicht tegenover het college en de begrotingsautoriteit kunnen nakomen.

Het internecontrolekader voor de Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën” is gebaseerd op:

·de toepassing van de internecontrolenormen die ten minste even sterke waarborgen bieden als die van de Commissie;

·procedures voor het selecteren van de beste projecten door middel van onafhankelijke evaluatie, en voor de vertaling daarvan naar rechtsinstrumenten;

·project- en contractbeheer gedurende de gehele projectcyclus;

·controles vooraf van alle declaraties (met inbegrip van het opvragen van auditcertificaten) en certificering vooraf van methoden voor de kostenberekening;

·controles achteraf van een steekproef van de declaraties als onderdeel van de controles achteraf van Horizon Europa;

·wetenschappelijke evaluatie van projectresultaten.

2.2.2.Informatie over de geïdentificeerde risico’s en het (de) systeem (systemen) voor interne controle dat is (die zijn) opgezet om die risico’s te beperken

Er zijn diverse maatregelen vastgesteld om het inherente risico op belangenconflicten binnen de Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën” te beperken, in het bijzonder:

·een gelijk aantal stemmen in de raad van bestuur (een derde) voor de Commissie, de deelnemende staten (samen) en de particuliere leden (samen);

·keuze van de uitvoerend directeur door de raad van bestuur op voordracht van de Commissie;

·onafhankelijkheid van het personeel;

·evaluaties door onafhankelijke deskundigen op basis van bekendgemaakte selectiecriteria, in combinatie met beroepsmechanismen en volledige belangenverklaringen;

·een verplichting voor de raad van bestuur om regels vast te stellen voor het voorkomen, vermijden en beheren van belangenconflicten in de Gemeenschappelijke Ondernemingen, in overeenstemming met de financiële regeling van de Gemeenschappelijke Ondernemingen en met het statuut voor het personeel.

De bevordering van ethische en organisatorische waarden wordt een van de kerntaken van de Gemeenschappelijke Onderneming en de Commissie zal hierop toezien.

De uitvoerend directeur van de Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën” is als ordonnateur verplicht om een kosteneffectief systeem voor interne controle en intern beheer in te voeren. Hij/zij moet verslag doen aan de Commissie over het ingestelde internecontrolekader.

De Commissie zal toezien op het risico van niet-overeenstemming door middel van het rapportagesysteem dat zij gaat ontwikkelen, alsmede door het opvolgen van de resultaten van controles achteraf van de ontvangers van EU-financiering van de Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën”, als onderdeel van controles achteraf met betrekking tot Horizon Europa als geheel.

Er bestaat een duidelijke behoefte aan een efficiënt en effectief beheer van de begroting waarbij fraude en verspilling moeten worden voorkomen. In het controlesysteem moet evenwel een goed evenwicht worden gevonden tussen het bereiken van een aanvaardbaar foutenpercentage en de vereiste controlebelasting en moet worden vermeden dat het onderzoeksprogramma van de Unie minder aantrekkelijk wordt gemaakt.

2.2.3.Raming en motivering van de kosteneffectiviteit van de controles (verhouding van de controlekosten tot de waarde van de desbetreffende financiële middelen) en evaluatie van het verwachte foutenrisico (bij betaling en bij afsluiting) 

Aangezien de regels van Horizon Europa voor deelname aan de Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën” vergelijkbaar zijn met de regels die de Commissie zal hanteren in haar werkprogramma, met een groep begunstigden met een gelijksoortig risicoprofiel als die van de Commissie, kan worden verwacht dat het foutenpercentage vergelijkbaar zal zijn met het door de Commissie voor Horizon Europa beoogde niveau, d.w.z. dat er een redelijke zekerheid bestaat dat het foutenrisico gedurende de meerjarige uitgavenperiode op jaarbasis tussen de 2 en 5 % beweegt, met als einddoel tot een resterend foutenpercentage te komen dat zo dicht mogelijk bij 2 % ligt bij de sluiting van de meerjarige programma’s, wanneer rekening is gehouden met het financiële effect van alle audits en corrigerende en herstelmaatregelen.

Zie het financieel memorandum voor Horizon Europa voor nadere informatie over het met betrekking tot de deelnemers verwachte foutenpercentage.

2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden 

Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen, bv. in het kader van de fraudebestrijdingsstrategie.

De Commissie draagt er zorg voor dat procedures voor fraudebestrijding in alle stadia van het beheerproces worden toegepast door de Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën”.

De voorstellen betreffende de Gemeenschappelijke Ondernemingen in het kader van Horizon Europa zijn onderworpen aan fraudegevoeligheidstests en een beoordeling van hun effect. In het algemeen zouden de voorgestelde maatregelen een positief effect op de fraudebestrijding moeten hebben, met name door de grotere nadruk op risicogebaseerde audits en een uitgebreidere wetenschappelijke evaluatie en controle.

De Commissie zorgt ervoor dat passende maatregelen zijn getroffen om te waarborgen dat bij de uitvoering van uit hoofde van deze verordening gefinancierde acties het financiële belang van de Unie wordt beschermd door de toepassing van preventieve maatregelen tegen fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten, door doeltreffende controles en, indien onregelmatigheden worden ontdekt, door de terugvordering van de ten onrechte betaalde bedragen en, voor zover van toepassing, door doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties.

De EDCTP-vereniging werkt reeds samen met de diensten van de Commissie op het gebied van fraude en onregelmatigheden. De Commissie zorgt ervoor dat die samenwerking wordt voortgezet en versterkt.

De Rekenkamer is bevoegd om bij alle begunstigden van subsidies, contractanten en subcontractanten die uit hoofde van het programma EU-middelen hebben ontvangen, audits uit te voeren op basis van documenten en controles ter plaatse.

Het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) kan overeenkomstig de procedures van Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 controles en verificaties ter plaatse bij de direct of indirect bij de financiering betrokken economische subjecten uitvoeren om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten in verband met een subsidieovereenkomst of -besluit of een contract betreffende financiering door de Unie, waardoor de financiële belangen van de Unie zijn geschaad. De Gemeenschappelijke Ondernemingen moeten eveneens toetreden tot het Interinstitutioneel Akkoord van 25 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Commissie van de Europese Gemeenschappen betreffende de interne onderzoeken verricht door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF).

Het Europees Openbaar Ministerie (EOM) kan overeenkomstig de bepalingen en procedures van Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad onderzoeken uitvoeren om vast te stellen of er sprake is van strafbare feiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad.



3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 

3.1.Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven 

Rubriek van het meerjarige financiële kader

Begrotingsonderdeel

Soort krediet

Bijdrage

Rubriek 1

Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid — Horizon Europa

GK/ NGK 178

van EVA-landen 179

van kandidaat-lidstaten 180

van derde landen

in de zin van artikel [21, lid 2, punt b),] van het Financieel Reglement

1

01 02 02 41 — Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën”

GK

JA

JA

JA

JA

* De bijdrage voor dit begrotingsonderdeel zal naar verwachting komen uit:

Vastleggingskredieten (in miljoenen euro’s, tot op drie decimalen)

Begrotingsonderdeel

Jaar 2021

Jaar 2022

Jaar 2023

Jaar 2024

Jaar 2025

Jaar 2026

Jaar 2027

Na 2027

TOTAAL

Cluster Digitalisering, industrie en ruimtevaart — 01 02 02 40

210,000

250,000

290,000

300,000

260,000

245,000

245,000

-

1 800,000

Totaal uitgaven

210,623

250,635

290,648

300,661

260,674

245,687

245,701

-

1 804,628


Geraamde gevolgen voor de uitgaven

3.2.Geraamde gevolgen voor de uitgaven 

3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven 

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Rubriek van het meerjarige financiële kader

1

Rubriek Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

Horizon Europa

   

Gemeenschappelijke Onderneming 181 182

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027 183

Na 2027

TOTAAL

Titel 1

Vastleggingen

(1)

1,425

1,474

1,534

1,567

1,596

1,626

6,292

 

15,514

Betalingen

(2)

1,425

1,474

1,534

1,567

1,596

1,626

1,656

4,636

15,514

Titel 2 184

Vastleggingen

(1a)

0,559

0,649

0,662

0,691

0,691

0,701

2,623

 

6,576

Betalingen

(2a)

0,559

0,649

0,662

0,691

0,691

0,701

0,701

1,922

6,576

Titel 3

Vastleggingen

(3a)

208,016

247,877

287,804

297,742

257,713

242,673

236,085

 

1 777,910

Betalingen

(3b)

52,004

113,973

196,325

241,551

270,794

267,987

255,558

379,718

1 777,910

TOTAAL kredieten voor de Gemeenschappelijke Onderneming

Vastleggingen

= 1+1a +3a

210,000

250,000

290,000

300,000

260,000

245,000

245,000

-

1 800,000

Betalingen

= 2+2a + 3b

53,988

116,096

198,521

243,809

273,081

270,314

257,915

386,276

1 800,000

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

DG CNECT

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Functie

2027

TOTAAL

Personeel (3 VTE ambtenaren, 2 VTE arbeidscontractanten) 185

0,505

0,515

0,525

0,536

0,547

0,557

0,569

3,754

Andere administratieve uitgaven

0,128

0,130

0,133

0,135

0,138

0,141

0,144

0,949

TOTAAL DG

Kredieten

0,633

0,645

0,658

0,671

0,685

0,698

0,713

-

4,703

 

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Na 2027

TOTAAL

TOTAAL kredieten voor het budget van het programma — Rubriek 1

van het meerjarige financiële kader 

Vastleggingen

210,633

250,645

290,658

300,671

260,685

245,698

245,713

-

1 804,703

Betalingen

54,621

116,741

199,179

244,480

273,766

271,012

258,628

386,276

1 804,703



Rubriek van het meerjarige financiële kader

7

“Administratieve uitgaven”

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Na 2027

TOTAAL

Personele middelen

Andere administratieve uitgaven

TOTALE kredieten voor RUBRIEK 7 van het meerjarige financiële kader

(totaal vastleggingen = totaal betalingen)

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Na 2027

TOTAAL

TOTAAL kredieten voor alle RUBRIEKEN van het meerjarig financieel kader 

Vastleggingen

210,633

250,645

290,658

300,671

260,685

245,698

245,713

-

1 804,703

Betalingen

54,621

116,741

199,179

244,480

273,766

271,012

258,628

386,276

1 804,703

3.2.2.Geraamde gevolgen voor de personele middelen van de Gemeenschappelijke Onderneming 186  

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig

   Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Aantal personeelsleden (in personen/VTE)

 

Jaar 2021

Jaar 2022

Jaar 2023

Jaar 2024

Jaar 2025

Jaar 2026

Jaar 2027

Na 2027

TOTAAL

Ambtenaren (AD-rangen)

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Ambtenaren (AST-rangen)

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Arbeidscontractanten

16

16

16

16

16

16

16

58

170

Tijdelijke functionarissen

14

14

14

14

14

14

14

32

130

Gedetacheerde nationale deskundigen

0

0

1

1

1

1

1

1

6

TOTAAL

30

30

31

31

31

31

31

91

306

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

 

Jaar 2021

Jaar 2022

Jaar 2023

Jaar 2024

Jaar 2025

Jaar 2026

Jaar 2027

Na 2027

TOTAAL

Ambtenaren (AD-rangen)

Ambtenaren (AST-rangen)

Arbeidscontractanten

0,897

0,915

0,933

0,952

0,971

0,991

1,011

3,829

10,499

Tijdelijke functionarissen

1,785

1,821

1,857

1,894

1,932

1,971

2,010

4,781

18,051

Gedetacheerde nationale deskundigen

0,065

0,066

0,068

0,069

0,070

0,072

0,410

TOTAAL

2,683

2,736

2,855

2,913

2,971

3,031

3,091

8,682

28,960

Geraamde gevolgen voor het personeel (aanvullende VTE) — lijst van het aantal ambten

Functiegroep en rang

Jaar 2021

Jaar 2022

Jaar 2023

Jaar 2024

Jaar 2025

Jaar 2026

Jaar 2027

Jaar 2028

Jaar 2029

Jaar 2030

Jaar 2031

Na 2031

AD16

AD15

AD14

1

1

1

1

1

1

1

1

1

1

1

1

AD13

1

1

1

1

1

1

1

1

1

1

1

1

AD12

3

3

3

3

3

3

3

3

1

1

0

0

AD11

1

1

1

1

1

1

1

1

1

0

1

1

AD10

2

2

2

2

2

2

2

2

1

1

0

0

AD9

5

5

5

5

5

5

5

5

3

2

1

1

AD8

1

1

1

1

1

1

1

1

0

0

0

0

AD7

AD6

AD5

Totaal AD

14

14

14

14

14

14

14

14

8

6

4

4

AST11

AST10

AST9

AST8

AST7

AST6

AST5

AST4

AST3

AST2

AST1

Totaal AST

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

AST/SC 6

AST/SC 5

AST/SC 4

AST/SC 3

AST/SC 2

AST/SC 1

Totaal AST/SC

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Geraamde gevolgen voor het personeel (extra) — extern personeel

Arbeidscontractanten

Jaar 2021

Jaar 2022

Jaar 2023

Jaar 2024

Jaar 2025

Jaar 2026

Jaar 2027

Jaar 2028

Jaar 2029

Jaar 2030

Jaar 2031

Na 2031

Functiegroep IV

5

5

5

6

6

6

6

6

7

5

2

2

Functiegroep III

10

10

10

9

9

9

9

9

12

10

3

3

Functiegroep II

1

1

1

1

1

1

1

1

1

1

1

1

Functiegroep I

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Totaal

16

16

16

16

16

16

16

16

20

16

6

6

Gedetacheerde nationale deskundigen

Jaar 2021

Jaar 2022

Jaar 2023

Jaar 2024

Jaar 2025

Jaar 2026

Jaar 2027

Jaar 2028

Jaar 2029

Jaar 2030

Jaar 2031

Na 2031

Totaal

0

0

1

1

1

1

1

1

0

0

0

0

3.2.3.Geraamde personeelsbehoeften Commissie

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig.

Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven 187 :

Raming in voltijdequivalenten

Jaren

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

• Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen)

Zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie

Delegaties

Onderzoek

3

3

3

3

3

3

3

Extern personeel (in voltijdequivalenten: VTE) — AC, AL, END, INT en JPD 188

Rubriek 7

Gefinancierd uit RUBRIEK 7 van het meerjarige financiële kader 

- zetel

- delegaties

Gefinancierd uit het budget van het programma  189

- zetel

- delegaties

Onderzoek

2

2

2

2

2

2

2

Andere (gelieve toe te lichten)

TOTAAL

5

5

5

5

5

5

5

Voor de benodigde personele middelen zal een beroep worden gedaan op het personeel van het DG dat reeds voor het beheer van deze actie is toegewezen en/of binnen het DG is herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

Beschrijving van de uit te voeren taken:

Ambtenaren en tijdelijk personeel

- vertegenwoordiging van de Unie in de raad van bestuur van de GO en de raad van openbare instanties;

- samenwerking met sectorale organisaties (particuliere leden) inzake sleutelacties op O&I-niveau;

- follow-up en instandhouding van belangrijke beoogde resultaten van de GO, bv. het werkplan, de strategische agenda’s voor onderzoek en innovatie enz.;

- samenwerking met de deelnemende staten inzake alle kwesties die verband houden met de Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën”, ook inzake synergieën met nationale programma’s;

- juridische ondersteuning met betrekking tot alle kwesties die verband houden met de Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën”;

- administratieve taken, bv. in verband met de voorbereiding van oproepen en de toepassing van resultaten;

- taken in verband met interne en externe verslaglegging, waaronder de kwijting (Europees Parlement en de Rekenkamer);

- ondersteuning voor de organisatie van belangrijke evenementen (conferenties op hoog niveau, internationale samenwerking enz.) en

- communicatie over de activiteiten van de Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën”.

Extern personeel

-

3.2.4.Bijdragen van derden 

Het voorstel/initiatief:

   voorziet niet in medefinanciering door derden

   voorziet in medefinanciering door derden, zoals hieronder wordt geraamd:

(1)Kredieten in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

[Richtsnoeren:]

- Er moet informatie worden opgenomen over de vooraf (in 2020) verstrekte bijdrage aan de lopende kosten door de EU voor 2021+, met vermelding van de bijdragen die moeten worden aangevuld door de partners.

 

Jaar 2021

Jaar 2022

Jaar 2023

Jaar 2024

Jaar 2025

Jaar 2026

Jaar 2027

Na 2027

TOTAAL

Financiële bijdrage aan de administratieve kosten van de GO ten laste van andere leden dan de Unie 190

1,984

2,123

2,196

2,258

2,287

2,327

8,915

-

22,090

Financiële bijdragen aan de operationele kosten ten laste van de particuliere leden/geassocieerde partners

-

-

-

-

-

-

-

-

-

Financiële bijdragen van de deelnemende staten aan de operationele kosten

208,016

247,877

287,804

297,742

257,713

242,673

236,085

-

1 777,910

Bijdragen in natura door de particuliere leden/geassocieerde partners

291,222

347,027

402,926

416,839

360,798

339,743

330,519

2 489,074

Bijdragen in natura van de deelnemende staten aan operationele activiteiten

-

-

-

-

-

-

-

-

-

TOTAAL medegefinancierde kredieten

501,222

597,027

692,926

716,839

620,798

584,743

575,519

-

4 289,074

3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten 

   Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten.

   Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:

voor de eigen middelen

voor overige ontvangsten

Geef aan of de ontvangsten worden toegewezen aan de begrotingsonderdelen voor uitgaven    

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Begrotingsonderdeel voor ontvangsten:

Gevolgen van het voorstel/initiatief 191

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Artikel ….

Vermeld voor de toegewezen ontvangsten het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.

[…]

Andere opmerkingen (bijv. over de methode/formule voor de berekening van de gevolgen voor de ontvangsten of andere informatie). 

[…]

FINANCIEEL MEMORANDUM — ATM-onderzoek in het kader van het gemeenschappelijk Europees luchtruim

1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 

1.1.Benaming van het voorstel/initiatief 

Voorstel voor een verordening van de Raad inzake het Europees Partnerschap voor Derde ATM-onderzoek in het kader van het gemeenschappelijk Europees luchtruim (Sesar).

1.2.Betrokken beleidsterrein(en) (programmacluster)

Activiteit: Horizon Europa, Cluster 5 (Klimaat, energie, mobiliteit)

1.3.Het voorstel/initiatief betreft: 

een nieuwe actie 

 een nieuwe actie na een proefproject / voorbereidende actie 192  

X de verlenging van een bestaande actie 

 de samenvoeging of ombuiging van een of meer acties naar een andere/een nieuwe actie 

1.4.Motivering van het voorstel/initiatief 

1.4.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien, met een gedetailleerd tijdschema voor de uitrol van het initiatief

De belangrijkste doelstellingen van de Gemeenschappelijke Onderneming Sesar 3 zijn de volgende:

a)    de onderzoeks- en innovatiecapaciteit van de EU in de sector van het luchtverkeersbeheer (ATM) versterken en integreren, om zo het Europese luchtverkeersbeheer het digitale tijdperk binnen te brengen om het veerkrachtiger en beter aanpasbaar te maken aan schommelingen in het verkeer en tegelijkertijd de naadloze exploitatie van alle luchtvaartuigen mogelijk te maken;

b)    middels innovatie het concurrentievermogen van het bemande en onbemande luchtvervoer in de EU en de markten voor ATM-diensten versterken om de economische groei in de EU ondersteunen;

c)    de marktintroductie van innovatieve oplossingen ontwikkelen en versnellen om het gemeenschappelijke Europese luchtruim op te zetten als het meest efficiënte en milieuvriendelijke luchtruim ter wereld.

Het initiatief zal naar verwachting van start gaan in het tweede of derde kwartaal van 2021 (naargelang van de vaststelling van de enkele basishandeling door de Raad). De Gemeenschappelijke Ondernemingen worden zo opgezet dat zij tot 31 december 2027 operationeel zijn, waarbij de laatste oproepen uiterlijk op 31 december 2027 worden geopend. In overeenstemming met criteria voor Europese partnerschappen in bijlage III bij de Horizon Europa-verordening bevat de enkele basishandeling specifieke bepalingen voor de evaluatie, geleidelijke beëindiging en verlenging ervan. Zo is er onder meer een verplichting voor de raad van bestuur om in het kader van de periodieke toetsingen en evaluaties een plan voor de geleidelijke beëindiging van de Horizon Europa-financiering van de Gemeenschappelijke Onderneming en een beoordeling van de doeltreffendste beleidsmaatregelen voor eventuele toekomstige maatregelen in te dienen.

1.4.2.Toegevoegde waarde van de deelname van de Unie 

De problemen die met het initiatief worden aangepakt zijn van zodanige aard en omvang dat een gezamenlijk optreden op EU-niveau passender zal zijn dan dat individuele lidstaten hun eigen initiatieven ontwikkelen. Dit zal meer samenhangende, gecoördineerde inspanningen mogelijk maken en overlapping voorkomen.

Redenen voor maatregelen op EU-niveau (vooraf)

De complexiteit van het ATM-systeem in Europa en de uitdagingen waarmee het wordt geconfronteerd, noopten de afgelopen twee decennia tot interventie door de Unie:

- het in 2004 ingestelde gemeenschappelijke Europese luchtruim bepaalt de beleidscontext;

- O&I wordt gecoördineerd door de Gemeenschappelijke Onderneming Sesar; en

- een synchrone uitrol wordt verzekerd via de gemeenschappelijke projecten.

In recente verslagen van de Europese Rekenkamer 193 , 194 is vastgesteld dat de initiatieven voor O&I en uitrol onder het huidige beleid tot een veranderingsproces hebben geleid, maar dat er meer inspanningen nodig zijn om de voordelen van de modernisering van het luchtverkeersbeheer volledig waar te maken: “Het is dan ook nodig om de inspanningen om het Europese ATM-systeem om te vormen in een digitaal, schaalbaar en veerkrachtig netwerk te versnellen en beter toe te spitsen, via een coördinatie op EU-niveau.”

Dit kan alleen worden bereikt door de versnippering van het Europees luchtruim weg te werken, zodat dit luchtruim efficiënter kan worden beheerd, het capaciteitstekort kan worden aangepakt en zo de vertragingen en de daaruit voortvloeiende schadelijke milieueffecten, zoals emissies en lawaai 195 , worden tegengegaan, waarbij van een op maat gemaakt, productgebaseerd systeem wordt afgestapt op een dienstgerichte, op samenwerking gebaseerde en aanpasbare netwerkbenadering. Een interoperabele infrastructuur tot stand brengen is absoluut noodzakelijk om de fysieke infrastructuur los te koppelen van de dienstverlening en een vlotte, beveiligde toegang tot ATM-gegevens te verzekeren. Op die manier kunnen luchtvaartnavigatiediensten worden verleend ongeacht hun fysieke locatie, op eender welk moment en aan eender welk deel van het luchtruim. Hiervoor is aanzienlijke O&I-financiering nodig om transformatieve technologieën te ontwikkelen en te valideren op basis van een ruime consensus tussen de lidstaten en de sector 196 .

Verwachte gegenereerde toegevoegde waarde van de Unie (achteraf)

Een modern, digitaal en efficiënt ATM-systeem zal een duurzame groei van de luchtvaart ondersteunen, in overeenstemming met het beleid van de EU, en met name van de Europese Green Deal 197 en de totstandbrenging van een Europa dat klaar is voor het digitale tijdperk.

Indien het initiatief tijdig en met succes wordt uitgevoerd, zal het de volgende belangrijke effecten hebben: een groter vermogen om vluchten efficiënter af te handelen, de ontwikkeling van een nieuwe markt voor onbemande luchtvaartuigen, een sterkere positie voor de Europese sector op mondiaal niveau, een verbetering van de wetenschappelijke kennis en een versterkte O&I-capaciteit, minder door de luchtvaart veroorzaakte geluidsoverlast en gasemissies en een betere ervaring voor de reizigers, door de vertragingen te verminderen en de kosten te verlagen.

Deze kwesties worden verderop in het bij dit voorstel gevoegde effectbeoordelingsdocument behandeld.

Een geharmoniseerd Europees ATM-systeem zou tegen 2050 in het totaal naar schatting meer dan 1 800 miljard EUR aan voordelen kunnen opleveren voor Europa 198 , die het concurrentievermogen en de innovatiecapaciteit van de EU en de positie van haar sector op de mondiale markt zullen stimuleren.

1.4.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

In de tussentijdse evaluatie van de huidige GO Sesar 199 is reeds een aantal systemische uitdagingen vastgesteld die de reeds geboekte vooruitgang uit koers dreigen te slaan en beter zullen moeten worden aangepakt in een nieuw initiatief voor ATM-onderzoek. Deze uitdagingen zijn onder meer:

i) het vaststellen en handhaven van stabiele doelstellingen op de lange termijn;

ii) het versterken van de verantwoordingsplicht van de GO en het vaststellen van prioriteiten voor de EU-steun voor O&O-oplossingen die het wegnemen van versnippering en een concurrerende omgeving bevorderen;

iii) het verkorten van de lange onderzoeks- en industrialiseringscycli, om een snellere uitrol en ingebruikname van Sesar-oplossingen te verzekeren;

iv) het aanpakken van concentratie van de financiering, en de noodzaak om transparantie en openheid ten aanzien van nieuwe deelnemers te verzekeren, in het bijzonder voor entiteiten uit landen waar de participatie tot nog toe beperkt was;

v) het verbeteren van het kennisbeheer en de kennisoverdracht en van de banden met de academische wereld en met onderzoeksinstellingen, om de wetenschappelijke basis inzake ATM in de EU te verbeteren.

1.4.4.Verenigbaarheid en eventuele synergie met andere passende instrumenten

Volgens de Horizon Europa-verordening moeten alle Europese partnerschappen zorgen voor coördinatie en/of gezamenlijke activiteiten met andere relevante initiatieven voor onderzoek en innovatie, die zorgen voor een optimaal niveau van onderlinge verbanden en doeltreffende synergieën. In overeenstemming daarmee is de enkele basishandeling opgezet rond het kernbeginsel dat een nauwe samenwerking en synergieën tussen Gemeenschappelijke Ondernemingen en relevante initiatieven op EU-, nationaal en regionaal niveau, in het bijzonder met andere Europese partnerschappen, van cruciaal belang zal zijn om meer effect te sorteren en de toepassing van resultaten te waarborgen. In dat verband bevordert de enkele basishandeling (Deel I — Gemeenschappelijke bepalingen voor alle GO’s) de synergieën tussen allerhande operationele bepalingen.

Volgens het Europese ATM-masterplan moet de volgende generatie ATM-systemen sterker geautomatiseerd zijn en digitale technologieën, zoals big data en artificiële intelligentie (AI), beter benutten. O&I op het gebied van ATM moet in de toekomst daarom samenhangen met bredere O&I op het gebied van:

   luchtvervoer (bv. verband met het kandidaat-partnerschap inzake schone luchtvaart). Uit verkeersgegevens van Eurocontrol blijkt dat de CO2-emissies van de luchtvaart sterker gestegen zijn dan de toename van het verkeer. Verbeteringen op het gebied van milieu-efficiëntie van luchtvaartuigen zouden dus tenietgedaan kunnen worden door een versnipperde ATM-infrastructuur. De O&I-routekaarten voor ATM en schone luchtvaart moeten dus worden gecoördineerd en de voordelen moeten optimaal worden benut, met name de milieuvoordelen;

   multimodaal vervoer: ATM-systemen moeten worden gesynchroniseerd en er moeten gegevens worden uitgewisseld met andere vervoerswijzen (bv. het spoor) om de voorspelbaarheid te vergroten en doorgaande tickets en de connectie tussen bagage en passagier mogelijk te maken;

   digitale technologieën (bv. koppeling met digitale sleuteltechnologieën, slimme netwerken en diensten, AI, gegevens en robotica) en klimaatwetenschap, waaronder de meest recente informatie over klimaatverandering en de gevolgen ervan. ATM moet met name op de hoogte zijn van en zich kunnen aanpassen aan de ontwikkeling van technologieën voor gegevensverwerking en -verspreiding, cyberbeveiliging, juridische aspecten (bv. kwesties met betrekking tot gegevenseigendom, verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid), geavanceerde besluitvorming, met inbegrip van big data en artificiële intelligentie, alsook de wetenschappelijke kennis over klimaateffecten.

Het toezicht op de synergieën en de samenwerking zullen verlopen via het jaarlijks activiteitenverslag.

1.5.Duur en financiële gevolgen 

X beperkte geldigheidsduur

X van kracht vanaf 01/01/2021 tot en met 31/12/2031 (startdatum afhankelijk van de inwerkingtreding van deze verordening)

X    financiële gevolgen vanaf 2021 tot en met 2027 voor vastleggingskredieten en vanaf 2021 tot en met 2031 voor betalingskredieten.

 onbeperkte geldigheidsduur

Uitvoering met een opstartperiode vanaf JJJJ tot en met JJJJ,

gevolgd door een volledige uitvoering.

1.6.Beheersvorm(en) 200   

 Direct beheer door de Commissie

door haar diensten, waaronder het personeel in de delegaties van de Unie;

   door de uitvoerende agentschappen

 Gedeeld beheer met lidstaten

X Indirect beheer door begrotingsuitvoeringstaken te delegeren aan:

derde landen of de door hen aangewezen organen;

internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke);

de EIB en het Europees Investeringsfonds;

X de in de artikelen 70 en 71 van het Financieel Reglement bedoelde organen;

publiekrechtelijke organen;

privaatrechtelijke organen met een openbare dienstverleningstaak, voor zover zij voldoende financiële garanties bieden;

privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die voldoende financiële garanties bieden;

personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling.

Verstrek, indien meer dan een beheersvorm is aangekruist, extra informatie onder “Opmerkingen”.

Opmerkingen

In tegenstelling tot de huidige GO Sesar, zal het nieuwe orgaan van de Unie worden opgezet op grond van artikel 71 van het Financieel Reglement.

 

2.BEHEERSMAATREGELEN 

2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen 

Vermeld frequentie en voorwaarden.

Overeenkomstig de Horizon Europa-verordening stelt het partnerschap een toezichtsysteem vast dat strookt met de vereisten van artikel 45 van de Horizon Europa-verordening en de bijlagen III en V bij die verordening, en dat input levert voor dezelfde gemeenschappelijke databank als de andere componenten van Horizon Europa. Het systeem voor verslaglegging en toezicht levert essentiële beheers- en uitvoeringsgegevens (ook microgegevens op het niveau van individuele entiteiten), maakt het mogelijk om de vooruitgang te volgen aan de hand van de belangrijke effecttrajecten (met inbegrip van de vorderingen ten aanzien van EU-prioriteiten) en de partnerschapscriteria. Het partnerschap zal verslag uitbrengen over specifieke indicatoren (die niet onder de belangrijke effecttrajecten vallen) zodat de vorderingen met betrekking tot de verwezenlijking van de visie en de specifieke en operationele doelstellingen van het partnerschap zoals vastgesteld in de verordening tot oprichting van het partnerschap, met inbegrip van de streefcijfers voor 2030, op de korte, middellange en lange termijn kunnen worden gevolgd. De indicatoren, gegevensbronnen en methoden moeten het mogelijk maken om de verwezenlijkingen en de vooruitgang met betrekking tot de effecten, waaronder de verwezenlijking van beleidsdoelen van de EU, in de loop der tijd te beoordelen en na te gaan of er corrigerende maatregelen nodig zijn. Daarbij moet rekening worden gehouden met zowel kwalitatieve als kwantitatieve gegevens, moeten de verantwoordelijkheden voor de gegevensvergaring worden vastgesteld en moeten concrete benaderingen worden opgezet om realistische referentiescenario’s, streefcijfers en/of benchmarks te ontwikkelen om de vooruitgang vast te stellen, indien van toepassing, voor zover dat strookt met de effectbenadering van Horizon Europa. Alle verzamelde informatie wordt nagenoeg in real time verstrekt aan de diensten van de Commissie, op basis van gemeenschappelijke gegevensmodellen, en wordt ingevoerd in een gemeenschappelijke databank zoals gespecificeerd in artikel 45 van de Horizon Europa-verordening.

Daartoe moeten passende verslagleggingssystemen worden ingevoerd om een voortdurende, transparante verslaglegging te ondersteunen, ook over de vastgelegde en daadwerkelijk verstrekte financiële bijdragen en bijdragen in natura, de zichtbaarheid en positionering in de internationale context, het effect op onderzoeks- en innovatiegerelateerde risico’s van investeringen in de particuliere sector. De verslaglegging moet stroken met de standaardverslagleggingsvereisten van Horizon Europa. Bij de ontwikkeling van de verslagleggingssystemen in de context van het strategische coördinatieproces zijn ook de lidstaten en vertegenwoordigers van de partnerschappen betrokken, om ervoor te zorgen dat de inspanningen op het gebied van verslaglegging en monitoring gelijk lopen en worden gecoördineerd, ook wat de taakverdeling op het gebied van gegevensverzameling en verslaglegging betreft. Het verslagleggingssysteem op projectniveau omvat gedetailleerde informatie over de gefinancierde projecten, de resultaten en de verspreiding daarvan en het gebruik ervan door belangrijke doelgroepen en het globale verschil dat de projecten maken voor wetenschap, economie, samenleving en/of milieu, in overeenstemming met de doelstellingen en beoogde effecten van de projecten. Die informatie moet worden aangevuld met relevante gegevens over de toegevoegde waarde en de effecten van de partnerschappen op Europees, nationaal en regionaal niveau. Er moet worden gezorgd voor passende mechanismen voor gegevensuitwisseling, met gemeenschappelijke toezicht- en verslagleggingsdatabanken voor Horizon Europa.

Europese partnerschappen worden geëvalueerd aan de hand van het evaluatiekader van Horizon Europa, zoals vastgesteld in artikel 47 van de verordening.

Toezicht wordt op de volgende manieren uitgeoefend:

·DG MOVE zal een toezichtsstrategie invoeren. MOVE zal meer specifiek toezien op de risico’s met betrekking tot de werking van de GO, het gebruik van middelen, de kosten van controles, de naleving van internecontroleprocedures, fraudebestrijdingsmaatregelen enz.

·Het toezicht op het hoogste niveau wordt verzekerd door de raad van bestuur van de GO, die wordt voorgezeten door de Commissie. De uitvoerend directeur houdt intern toezicht op de werkzaamheden van de Gemeenschappelijke Onderneming.

·Tussentijdse en eindevaluaties zullen worden verricht met de hulp van onafhankelijke deskundigen, op basis van een transparant proces en onder toezicht van de Commissie.

·Er zal een reeks kwantitatieve en kwalitatieve indicatoren worden vastgesteld om toe te zien op de uitvoering van de Gemeenschappelijke Onderneming en om de effecten ervan te meten.

·De beoordeling van het enkelvoudig programmeringsdocument en het geconsolideerd jaarlijks activiteitenverslag.

·Regelmatige coördinatievergaderingen (om de drie maanden) tussen DG MOVE en de directie van de Gemeenschappelijke Onderneming om zowel administratieve als inhoudelijke kwesties te bespreken.

2.2.De auditdienst van de Commissie, de interne controleur, de Europese Rekenkamer en onafhankelijke externe controleurs, in voorkomend geval Beheers- en controlesyste(e)m(en) 

2.2.1.Rechtvaardiging van de voorgestelde beheersvorm(en), uitvoeringsmechanisme(n) voor financiering, betalingsvoorwaarden en controlestrategie

Indirect beheer is gerechtvaardigd omdat de Gemeenschappelijke Onderneming Sesar 3 een publiek-privaat partnerschap is waarbij een gedeelte van de financiering wordt aangebracht in de vorm van bijdragen in natura van andere leden dan de Unie.

Elk jaar wordt een besluit over de bijdrage aan de Gemeenschappelijke Onderneming Sesar 3 genomen via de EU-begroting voor dat jaar.

In een delegatieovereenkomst tussen de Europese Commissie en de Gemeenschappelijke Onderneming Sesar 3 zal worden vermeld dat de Commissie voor de taken die elk jaar moeten worden uitgevoerd een bijdrage zal betalen zodra een overeenkomst voor de overdracht van middelen is ondertekend met de Gemeenschappelijke Onderneming Sesar 3 en de Gemeenschappelijke Onderneming de overeenkomstige betalingsverzoeken heeft doen toekomen aan de andere leden dan de Unie.

De Commissie zorgt ervoor dat de regels voor de Gemeenschappelijke Onderneming Sesar 3 volledig stroken met de vereisten van het financieel reglement. In overeenstemming met artikel 71 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 zal de Gemeenschappelijke Onderneming de beginselen van goed financieel beheer in acht nemen. De Gemeenschappelijke Onderneming Sesar 3 voldoet ook aan de bepalingen van de op de Gemeenschappelijke Onderneming toepasselijke financiële modelregeling. Elke afwijking van die financiële kaderregeling die nodig is om in de specifieke behoeften van de Gemeenschappelijke Onderneming te voorzien moet vooraf door de Commissie worden goedgekeurd.

Alle toezichtsregelingen, ook via de Unievertegenwoordiging in de raad van bestuur van de Gemeenschappelijke Onderneming Sesar 3, en verslagleggingsregelingen moeten waarborgen dat de diensten van de Commissie hun verantwoordingsplicht tegenover het college en de begrotingsautoriteit kunnen nakomen.

Het internecontrolekader voor de Gemeenschappelijke Onderneming Sesar 3 is gebaseerd op:

·de toepassing van de internecontrolenormen die ten minste even sterke waarborgen bieden als die van de Commissie;

·procedures voor het selecteren van de beste projecten door middel van onafhankelijke evaluatie, en voor de vertaling daarvan naar rechtsinstrumenten;

·project- en contractbeheer gedurende de gehele projectcyclus;

·controles vooraf van alle declaraties (met inbegrip van het opvragen van auditcertificaten) en certificering vooraf van methoden voor de kostenberekening;

·controles achteraf van een steekproef van de declaraties als onderdeel van de controles achteraf van Horizon Europa;

·wetenschappelijke evaluatie van projectresultaten.

2.2.2.Informatie over de geïdentificeerde risico’s en het (de) systeem (systemen) voor interne controle dat is (die zijn) opgezet om die risico’s te beperken

Er zijn diverse maatregelen vastgesteld om het inherente risico op belangenconflicten binnen de Gemeenschappelijke Onderneming Sesar 3 te beperken, in het bijzonder:

·het aantal stemmen van de leden van de GO in de raad van bestuur is evenredig met hun bijdrage aan de begroting van de GO, al zullen de Unie en Eurocontrol (internationale organisatie) elk ten minste 25 % van het totale aantal stemmen hebben; bij staking van stemmen is de stem van de vertegenwoordiger van de Unie doorslaggevend;

·keuze van de uitvoerend directeur door de raad van bestuur op voordracht van de Commissie;

·onafhankelijkheid van het personeel;

·evaluaties door onafhankelijke deskundigen op basis van bekendgemaakte selectiecriteria, in combinatie met beroepsmechanismen en volledige belangenverklaringen;

·een verplichting voor de raad van bestuur om regels vast te stellen voor het voorkomen, vermijden en beheren van belangenconflicten in de Gemeenschappelijke Ondernemingen, in overeenstemming met de financiële regeling van de Gemeenschappelijke Ondernemingen en met het statuut voor het personeel.

De bevordering van ethische en organisatorische waarden wordt een van de kerntaken van de Gemeenschappelijke Onderneming en de Commissie zal hierop toezien.

De uitvoerend directeur van de Gemeenschappelijke Onderneming Sesar 3 is als ordonnateur verplicht om een kosteneffectief systeem voor interne controle en intern beheer in te voeren. Hij/zij moet verslag doen aan de Commissie over het ingestelde internecontrolekader.

De Commissie zal toezien op het risico van niet-overeenstemming door middel van het rapportagesysteem dat zij gaat ontwikkelen, alsmede door het opvolgen van de resultaten van controles achteraf van de ontvangers van EU-financiering van de Gemeenschappelijke Onderneming Sesar 3, als onderdeel van controles achteraf met betrekking tot Horizon Europa als geheel.

Er bestaat een duidelijke behoefte aan een efficiënt en effectief beheer van de begroting waarbij fraude en verspilling moeten worden voorkomen. In het controlesysteem moet evenwel een goed evenwicht worden gevonden tussen het bereiken van een aanvaardbaar foutenpercentage en de vereiste controlebelasting en moet worden vermeden dat het onderzoeksprogramma van de Unie minder aantrekkelijk wordt gemaakt.

2.2.3.Raming en motivering van de kosteneffectiviteit van de controles (verhouding van de controlekosten tot de waarde van de desbetreffende financiële middelen) en evaluatie van het verwachte foutenrisico (bij betaling en bij afsluiting) 

Aangezien de regels van Horizon Europa voor deelname aan de Gemeenschappelijke Onderneming Sesar 3 vergelijkbaar zijn met de regels die de Commissie zal hanteren in haar werkprogramma, met een groep begunstigden met een gelijksoortig risicoprofiel als die van de Commissie, kan worden verwacht dat het foutenpercentage vergelijkbaar zal zijn met het door de Commissie voor Horizon Europa beoogde niveau, d.w.z. dat er een redelijke zekerheid bestaat dat het foutenrisico gedurende de meerjarige uitgavenperiode op jaarbasis tussen de 2 en 5 % beweegt, met als einddoel tot een resterend foutenpercentage te komen dat zo dicht mogelijk bij 2 % ligt bij de sluiting van de meerjarige programma’s, wanneer rekening is gehouden met het financiële effect van alle audits en corrigerende en herstelmaatregelen.

Zie het financieel memorandum voor Horizon Europa voor nadere informatie over het met betrekking tot de deelnemers verwachte foutenpercentage.

2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden 

Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen, bv. in het kader van de fraudebestrijdingsstrategie.

De Commissie draagt er zorg voor dat procedures voor fraudebestrijding in alle stadia van het beheerproces worden toegepast door de Gemeenschappelijke Onderneming Sesar 3.

De voorstellen betreffende de Gemeenschappelijke Ondernemingen in het kader van Horizon Europa zijn onderworpen aan fraudegevoeligheidstests en een beoordeling van hun effect. In het algemeen zouden de voorgestelde maatregelen een positief effect op de fraudebestrijding moeten hebben, met name door de grotere nadruk op risicogebaseerde audits en een uitgebreidere wetenschappelijke evaluatie en controle.

De Commissie zorgt ervoor dat passende maatregelen zijn getroffen om te waarborgen dat bij de uitvoering van uit hoofde van deze verordening gefinancierde acties het financiële belang van de Unie wordt beschermd door de toepassing van preventieve maatregelen tegen fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten, door doeltreffende controles en, indien onregelmatigheden worden ontdekt, door de terugvordering van de ten onrechte betaalde bedragen en, voor zover van toepassing, door doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties.

De EDCTP-vereniging werkt reeds samen met de diensten van de Commissie op het gebied van fraude en onregelmatigheden. De Commissie zorgt ervoor dat die samenwerking wordt voortgezet en versterkt.

De Rekenkamer is bevoegd om bij alle begunstigden van subsidies, contractanten en subcontractanten die uit hoofde van het programma EU-middelen hebben ontvangen, audits uit te voeren op basis van documenten en controles ter plaatse.

Het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) kan overeenkomstig de procedures van Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 controles en verificaties ter plaatse bij de direct of indirect bij de financiering betrokken economische subjecten uitvoeren om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten in verband met een subsidieovereenkomst of -besluit of een contract betreffende financiering door de Unie, waardoor de financiële belangen van de Unie zijn geschaad. De Gemeenschappelijke Ondernemingen moeten eveneens toetreden tot het- institutionele Akkoord van 25 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Commissie van de Europese Gemeenschappen betreffende de interne onderzoeken verricht door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF).

Het Europees Openbaar Ministerie (EOM) kan overeenkomstig de bepalingen en procedures van Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad onderzoeken uitvoeren om vast te stellen of er sprake is van strafbare feiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad.

3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 

3.1.Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven 

Rubriek van het meerjarige financiële kader

Begrotingsonderdeel

Soort krediet

Bijdrage

Rubriek 1

Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid — Horizon Europa

GK/ NGK 201

van EVA-landen 202

van kandidaat-lidstaten 203

van derde landen

in de zin van artikel [21, lid 2, punt b),] van het Financieel Reglement

1

01 02 02 51 — Gemeenschappelijke Onderneming “Derde ATM-onderzoek in het kader van het gemeenschappelijk Europees luchtruim”

GK

JA

JA

JA

JA

* De bijdrage voor dit begrotingsonderdeel zal naar verwachting komen uit:

Vastleggingskredieten (in miljoenen euro’s, tot op drie decimalen)

Begrotingsonderdeel

Jaar 2021

Jaar 2022

Jaar 2023

Jaar 2024

Jaar 2025

Jaar 2026

Jaar 2027

Na 2027

TOTAAL

Uitgaven in verband met ambtenaren en tijdelijke functionarissen die belast zijn met de uitvoering van “Horizon Europa” — Onderzoek door derden

01 01 01 01

Extern personeel dat belast is met de uitvoering van “Horizon Europa” — Onderzoek door derden

01 01 01 02

Overige beheersuitgaven voor “Horizon Europa” — Onderzoek door derden

01 01 01 03

Cluster Klimaat, Energie en Mobiliteit 01 02 02 50

40,000

88,576

88,648

93,721

93,794

93,871

101,390

-

600,000

Totaal uitgaven

40,000

88,576

88,648

93,721

93,794

93,871

101,390

-

600,000



3.2.Geraamde gevolgen voor de uitgaven 

3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven 

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Rubriek van het meerjarige financiële kader

1

Rubriek Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

Horizon Europa

   

Gemeenschappelijke Onderneming 204 205

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027 206

Na 2027

TOTAAL

Titel 1

Vastleggingen

(1)

2,392

2,440

2,489

2,538

2,589

7,899

20,347

Betalingen

(2)

2,392

2,440

2,489

2,538

2,589

2,641

5,258

20,347

Titel 2

Vastleggingen

(1a)

1,184

1,208

1,232

1,256

1,282

3,491

 

9,653

Betalingen

(2a)

1,184

1,208

1,232

1,256

1,282

1,307

2,184

9,653

Titel 3

Vastleggingen

(3a)

40,000

85,000

85,000

90,000

90,000

90,000

90,000

 

570,000

Betalingen

(3b)

20,000

60,000

70,000

80,000

90,000

100,000

100,000

50,000

570,000

TOTAAL kredieten voor de Gemeenschappelijke Onderneming

Vastleggingen

= 1+1a +3a

40,000

88,576

88,648

93,721

93,794

93,871

101,390

-

600,000

Betalingen

= 2+2a+3b

20,000

63,576

73,648

83,721

93,794

103,871

103,948

57,442

600,000

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

DG MOVE

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Functie

2027

TOTAAL

Personeel (3 VTE ambtenaren, 2 VTE arbeidscontractanten) 207

0,493

0,503

0,513

0,524

0,534

0,545

0,556

3,368

Andere administratieve uitgaven

0,127

0,129

0,132

0,134

0,137

0,140

0,143

 

0,942

TOTAAL DG

Kredieten

0,620

0,632

0,645

0,658

0,671

0,685

0,699

 

4,610

 

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Na 2027

TOTAAL

TOTAAL kredieten voor het budget van het programma — Rubriek 1

van het meerjarige financiële kader 

Vastleggingen

40,620

89,208

89,293

94,379

94,465

94,556

102,089

-

604,610

Betalingen

20,620

64,208

74,293

84,379

94,465

104,556

104,647

57,442

604,610



Rubriek van het meerjarige financiële kader

7

“Administratieve uitgaven”

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Na 2027

TOTAAL

Personele middelen

Andere administratieve uitgaven

TOTALE kredieten voor RUBRIEK 7 van het meerjarige financiële kader

(totaal vastleggingen = totaal betalingen)

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Na 2027

TOTAAL

TOTAAL kredieten voor alle RUBRIEKEN van het meerjarig financieel kader 

Vastleggingen

40,620

89,208

89,293

94,379

94,465

94,556

102,089

-

604,610

Betalingen

20,620

64,208

74,293

84,379

94,465

104,556

104,647

57,442

604,610

3.2.2.Geraamde gevolgen voor de personele middelen van de Gemeenschappelijke Onderneming 

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig

   Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Aantal personeelsleden (in personen/VTE)

 

Jaar 2021

Jaar 2022

Jaar 2023

Jaar 2024

Jaar 2025

Jaar 2026

Jaar 2027

Na 2027

Ambtenaren (AD-rangen)

Ambtenaren (AST-rangen)

Arbeidscontractanten

1

1

1

1

1

1

1

1

Tijdelijke functionarissen

37

37

37

37

37

37

37

37

Gedetacheerde nationale deskundigen

(2)

(2)

(2)

(2)

(2)

(2)

(2)

(2)

TOTAAL 208

40

40

40

40

40

40

40

40

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

 

Jaar 2021

Jaar 2022

Jaar 2023

Jaar 2024

Jaar 2025

Jaar 2026

Jaar 2027

Na 2027

TOTAAL

Ambtenaren (AD-rangen)

Ambtenaren (AST-rangen)

Arbeidscontractanten

0,082

0,084

0,085

0,087

0,089

0,091

0,092

0,388

0,998

Tijdelijke functionarissen

5,624

5,736

5,851

5,968

6,088

6,209

6,334

26,626

68,437

Gedetacheerde nationale deskundigen

0,172

0,175

0,179

0,183

0,186

0,190

0,194

0,814

2,093

TOTAAL

5,878

5,996

6,115

6,238

6,363

6,490

6,620

27,829

71,528

Geraamde gevolgen voor het personeel (aanvullende VTE) — lijst van het aantal ambten

Functiegroep en rang

Jaar 2021

Jaar 2022

Jaar 2023

Jaar 2024

Jaar 2025

Jaar 2026

Jaar 2027

Jaar 2028

Jaar 2029

Jaar 2030

Jaar 2031

Na 2031

AD16

AD15

1

1

1

1

1

1

1

1

1

AD14

1

1

1

AD13

1

2

2

2

2

2

2

2

3

3

3

3

AD12

4

4

4

4

4

4

4

4

6

6

6

6

AD11

3

4

4

4

4

3

4

5

2

3

3

5

AD10

2

2

3

4

5

7

8

7

7

8

8

7

AD9

6

7

7

8

7

6

6

6

6

7

6

5

AD8

7

7

7

6

6

6

5

5

5

4

4

4

AD7

4

5

5

4

4

4

3

3

3

2

2

2

AD6

3

1

AD5

Totaal AD

31

31

31

31

31

31

31

31

31

31

31

31

AST11

1

1

AST10

1

1

1

1

1

AST9

1

1

1

1

1

1

1

1

1

AST8

1

1

1

1

AST7

1

1

1

1

1

1

1

1

2

AST6

1

1

1

1

1

1

1

1

1

AST5

4

3

3

3

2

2

2

2

1

AST4

2

3

4

AST3

1

1

AST2

1

AST1

Totaal AST

6

6

6

6

6

6

6

6

6

6

6

6

AST/SC 6

AST/SC 5

AST/SC 4

AST/SC 3

AST/SC 2

AST/SC 1

Totaal AST/SC

Geraamde gevolgen voor het personeel (extra) — extern personeel

Arbeidscontractanten

Jaar 2021

Jaar 2022

Jaar 2023

Jaar 2024

Jaar 2025

Jaar 2026

Jaar 2027

Jaar 2028

Jaar 2029

Jaar 2030

Jaar 2031

Na 2031

Functiegroep IV

1

1

1

1

1

1

1

1

1

1

1

Functiegroep III

Functiegroep II

Functiegroep I

Totaal

1

1

1

1

1

1

1

1

1

1

1

Gedetacheerde nationale deskundigen

Jaar 2021

Jaar 2022

Jaar 2023

Jaar 2024

Jaar 2025

Jaar 2026

Jaar 2027

Jaar 2028

Jaar 2029

Jaar 2030

Jaar 2031

Na 2031

Totaal

2

2

2

2

2

2

2

2

2

2

2

3.2.3.Geraamde personeelsbehoeften Commissie

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig.

Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven 209 :

Raming in voltijdequivalenten

Jaren

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

• Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen)

Zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie

Delegaties

Onderzoek

3

3

3

3

3

3

3

Extern personeel (in voltijdequivalenten: VTE) — AC, AL, END, INT en JPD 210

Rubriek 7

Gefinancierd uit RUBRIEK 7 van het meerjarige financiële kader 

- zetel

- delegaties

Gefinancierd uit het budget van het programma  211

- zetel

- delegaties

Onderzoek

2

2

2

2

2

2

2

Andere (gelieve toe te lichten)

TOTAAL

5

5

5

5

5

5

5

Voor de benodigde personele middelen zal een beroep worden gedaan op het personeel van het DG dat reeds voor het beheer van deze actie is toegewezen en/of binnen het DG is herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

Beschrijving van de uit te voeren taken:

Ambtenaren en tijdelijk personeel

Diverse taken met betrekking tot:

·Technische follow-up van de voortgang van werkzaamheden van de GO

·Monitoring van de vooruitgang in het onderzoeksprogramma van de GO

·Toezicht op de naleving van de strategische agenda voor onderzoek en innovatie

·Vertegenwoordiging van de Europese Commissie in de raad van bestuur van het partnerschap

·Definitie van de positie van de Commissie in de raad van bestuur (stem-/vetorecht)

·Administratieve taken met betrekking tot de governance van het partnerschap, met inbegrip van financiële, juridische, personele of controlegerelateerde kwesties.

·Ruggespraak met de groep vertegenwoordigers van de staten en het comité voor het vervoerprogramma

·Waarneming bij oproepen tot het indienen van voorstellen, aanbestedingen en het toelaten van nieuwe leden

·Deelname aan vergaderingen van subgroepen en werkgroepen

·Organisatie van tussentijdse evaluaties en eindevaluatie

Extern personeel

Diverse taken met betrekking tot:

·Technische follow-up van de voortgang van werkzaamheden van de GO

·Monitoring van de vooruitgang in het onderzoeksprogramma van de GO

·Toezicht op de naleving van de strategische agenda voor onderzoek en innovatie

·Vertegenwoordiging van de Europese Commissie in de raad van bestuur van het partnerschap

·Definitie van de positie van de Commissie in de raad van bestuur (stem-/vetorecht)

·Administratieve taken met betrekking tot de governance van het partnerschap, met inbegrip van financiële, juridische, personele of controlegerelateerde kwesties.

·Ruggespraak met de groep vertegenwoordigers van de staten en het comité voor het vervoerprogramma

·Waarneming bij oproepen tot het indienen van voorstellen, aanbestedingen en het toelaten van nieuwe leden

·Deelname aan vergaderingen van subgroepen en werkgroepen

Organisatie van tussentijdse evaluaties en eindevaluatie

3.2.4.Bijdragen van derden 

Het voorstel/initiatief:

   voorziet niet in medefinanciering door derden

   voorziet in medefinanciering door derden, zoals hieronder wordt geraamd:

Kredieten in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

 

Jaar 2021

Jaar 2022

Jaar 2023

Jaar 2024

Jaar 2025

Jaar 2026

Jaar 2027

Na 2027

TOTAAL

Financiële bijdrage aan de administratieve kosten van de GO ten laste van andere leden dan de Unie

6.000 212

6,113

6,235

6,360

6,487

6,617

6,749

11,489

50,000

Financiële bijdragen aan de operationele kosten ten laste van de particuliere leden/geassocieerde partners

Financiële bijdragen van de deelnemende staten aan de operationele kosten

Bijdragen in natura door de particuliere leden/geassocieerde partners 213

50,000

100,000

120,000

130,000

150,000

150,000

150,000

100,000

950,000

Bijdragen in natura van de deelnemende staten aan operationele activiteiten

TOTAAL medegefinancierde kredieten

50,000

106,113

126,235

136,360

156,487

156,617

156,749

111,439

1 000,000

3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten 

X    Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten

   Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:

   voor de eigen middelen

   voor overige ontvangsten

Geef aan of de ontvangsten worden toegewezen aan de begrotingsonderdelen voor uitgaven    

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Begrotingsonderdeel voor ontvangsten:

Gevolgen van het voorstel/initiatief 214

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Artikel ….

Vermeld voor de toegewezen ontvangsten het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.

[…]

Andere opmerkingen (bijv. over de methode/formule voor de berekening van de gevolgen voor de ontvangsten of andere informatie). 

[…]

FINANCIEEL MEMORANDUM — SLIMME NETWERKEN EN DIENSTEN

1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 

1.1.Benaming van het voorstel/initiatief 

Europees Institutioneel Partnerschap voor slimme netwerken en diensten

1.2.Betrokken beleidsterrein(en) (programmacluster)

Beleidsterrein: Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2021-2027)

Activiteit: Horizon Europa, Cluster 4 — Digitaal, industrie en ruimte

Beleidsterrein: Connecting Europe Facility (CEF2)

Activiteit: digitaal programma van CEF2.

1.3.Het voorstel/initiatief betreft: 

een nieuwe actie 

 een nieuwe actie na een proefproject / voorbereidende actie 215  

 de verlenging van een bestaande actie 

 de samenvoeging of ombuiging van een of meer acties naar een andere/een nieuwe actie 

1.4.Motivering van het voorstel/initiatief 

1.4.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien, met een gedetailleerd tijdschema voor de uitrol van het initiatief

Met het voorstel wordt de Europese autonomie aangepakt op een technologisch gebied waarvan het strategische belang voor Europa is erkend, met name in de mededeling van de Commissie van 29 januari in verband met een toolbox voor de cyberbeveiliging van 5G-netwerken. De COVID-19-crisis heeft nogmaals duidelijk gemaakt dat infrastructuur voor connectiviteit (slimme netwerken en diensten met het oog op 6G) van strategisch belang is. Zo is duidelijk gebleken hoe sterk onze economieën en samenlevingen afhankelijk zijn van connectiviteit en dienstenplatforms. In die context heeft het initiatief onder meer de volgende doelstellingen:

- de bestendiging van Europese industriële capaciteiten op het gebied van connectiviteit en met het oog op een toekomstige generatie van systemen (6G) tegen een achtergrond van hevige concurrentie vanuit Azië en de VS;

- ondersteuning voor de opkomst van alternatieve leveranciers, zoals gevraagd in de mededeling over de toolbox voor cyberbeveiliging;

- de ontwikkeling van Europese technologische capaciteiten op aanverwante gebieden (geconnecteerde toestellen en dienstenplatforms) waarop de Europese sector minder prominent aanwezig is, maar die van cruciaal belang zijn om een veilige en autonome Europese toeleveringsketen te waarborgen;

- ondersteuning voor het initiatief van de Green Deal, via innovatieve technologieën die bijzonder energiezuinige connectiviteitsplatforms mogelijk maken, alsmede bijzonder energiezuinige digitale toepassingen die op die platforms draaien;

- de uitrol van connectiviteitsplatforms voor strategische praktijkvoorbeelden (in de automobielindustrie) die het pad effenen voor toekomstige 6G-systemen.

Ter verwezenlijking van deze doelstelling is in de volgende werkzaamheden voorzien:

- een samenwerkingskader voor heel Europa bieden dat alle segmenten van de wetenschappelijke en industriële waardeketen bestrijkt (communicatie, IdD-toestellen, dienstenclouds, componenten, gebruikers in de verticale industrie) om technologieën voor connectiviteits- en dienstenplatforms van de volgende generatie te onderzoeken, te ontwikkelen en te testen;

- een samenwerkingskader voor heel Europa bieden om connectiviteitsinfrastructuur uit te rollen langs grensoverschrijdende corridors voor automobieltoepassingen;

- een kader voor samenwerking met de lidstaten bieden om initiatieven op EU-niveau en op nationaal niveau op elkaar af te stemmen, om de additionaliteit en het richtingseffect te maximaliseren;

- voorbereidingen treffen voor acties stroomafwaarts, in verband met de uitrol, en na het partnerschap, om de resultaten te benutten, in het bijzonder op het gebied van regelgeving, normalisatie en spectrum.

Het uiteindelijke doel is de Europese spelers in staat te stellen om de onderzoeks- en innovatiecapaciteit voor 6G-technologie te ontwikkelen als basis voor toekomstige digitale diensten tot 2030. Het initiatief moet ook de ontwikkeling ondersteunen van leidende markten voor 5G-infrastructuur en diensten in Europa tegen 2025. Beide activiteitenreeksen voor de uitrol van 5G-infrastructuur en O&I op het gebied van 6G in het kader van Horizon Europa tussen 2021 en 2027 zullen de afstemming bevorderen van toekomstige slimme netwerken en diensten op het EU-beleid en op de behoeften van de samenleving, onder meer op het gebied van energie-efficiëntie, privacy, ethiek en cyberbeveiliging.

1.4.2.Toegevoegde waarde van de deelname van de Unie 

Redenen voor maatregelen op Europees niveau (vooraf): Slimme netwerken en diensten spelen een kritieke rol voor het concurrentievermogen van de Europese bedrijfstakken. In Europa genereren alleen de sectoren voor mobiele communicatie al een output van 550 miljard EUR (cijfers van 2017), en bieden zij werkgelegenheid aan 2,5 miljoen mensen. De sector is een stimulans voor het concurrentievermogen van talrijke verticale bedrijfstakken (geconnecteerde auto’s, slimme fabrieken) en is cruciaal geworden voor het sociale leven.

De sector staat voor enorme uitdagingen: de massale, risicovolle investeringen die nodig zijn om een nieuwe generatie van infrastructuur voor slimme netwerken en diensten te ontwikkelen, de massale concurrentie van niet-Europese spelers op een gebied dat van strategisch belang wordt geacht, de opkomst van nieuwe actoren in het bedrijfsleven en nieuwe ondernemingsmodellen, de grotere behoefte van publieke actoren om mee te werken aan de opzet van toekomstige systemen die steeds meer gebieden van algemeen belang zullen ondersteunen (geconnecteerde gezondheidszorg, slimme energienetwerken, geconnecteerde auto’s), wat maatschappelijke bezorgdheid opwekt bij de Europese burgers. Deze uitdagingen komen bovenop de klassieke kwesties die EU-optreden op het terrein rechtvaardigen, zoals een mondiale consensus over toekomstige normen, het spectrum en uitrolscenario’s voor de hele EU.

Deze kwesties maken een snelle en gecoördineerde respons van de EU noodzakelijk om haar concurrentiepositie op het gebied van technologieën voor slimme netwerken en diensten en aanverwante bedrijfstakken te vrijwaren en verder te verbeteren. De positieve ervaringen met het contractuele 5G-PPP in het kader van Horizon 2020 volstaan niet om het bredere scala van de nodige belanghebbenden te mobiliseren en tegelijkertijd versnippering en overlappingen bij de besteding van middelen op nationaal niveau te voorkomen.

Verwachte gegenereerde toegevoegde waarde van de Unie (achteraf): het EU-niveau kan Europese actoren duidelijk in de richting sturen van gemeenschappelijke visies en gemeenschappelijke technologische routekaarten die uiteindelijk leiden tot mondiale normen. Dat is van essentieel belang om schaalvoordelen en toepassingsvoordelen tot stand te brengen, om versnippering van de inspanningen en nationale oplossingen binnen de EU te beperken of zelfs te voorkomen. Op het gebied van slimme netwerken en diensten is de afgelopen 40 jaar (bij gsm, 3G, 4G en 5G) gebleken dat een Europese benadering de enige logische benadering is om in te spelen op duidelijke behoeften van de burgers, bijvoorbeeld aan interoperabiliteit of overdraagbaarheid van diensten tussen verschillende aanbieders.

Met de stap naar industriële domeinen en verticale toepassingservaringen schuilt de waarde van gemeenschappelijke, gestandaardiseerde technologieën in de kostenbesparingen en optimalisering van de kapitaaluitgaven die zij met zich meebrengen.

Op dit gebied, dat bijzonder veel O&I en kapitaaluitgaven vereist, is het Europese niveau het meest geschikt om gelijke tred te houden met de investeringen in andere regio’s, met name in Azië. Dit is ook noodzakelijk als Europa een sterke bedrijfstak wil behouden op dit gebied, gelet op de Amerikaanse inspanningen om eigen alternatieve oplossingen uit te werken en industriële kampioenen tot ontwikkeling te brengen.

In het partnerschap zal aandacht worden geschonken aan grensoverschrijdende/transnationale uitdagingen, het bundelen van middelen, strategische routekaarten, de noodzaak een kritieke massa te bereiken om de beleidsdoelstellingen te halen, de noodzaak verschillende soorten actoren uit verschillende sectoren van de digitale economie te coördineren, wat niet in dezelfde mate kan worden verwezenlijkt door de lidstaten alleen, in het bijzonder wat onderzoek en innovatie (O&I) met het oog op 6G-systemen betreft.

1.4.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

Eerdere partnerschappen, zoals het contractuele 5G-PPP in het kader van Horizon 2020, waren hoofdzakelijk toegespitst op de ontwikkeling van technologische bouwstenen voor de mondiale 5G-norm en de validering ervan voor een breed scala van beoogde toepassingservaringen. Uit de toetsing daarvan bleek dat er een antwoord nodig is op nieuwe strategische uitdagingen. Naarmate slimme netwerken en diensten steeds belangrijker worden voor de werking van alle delen van de economie en de samenleving, worden het beheersen van de technologieën voor slimme netwerken en diensten en het beschikken over Europese spelers met een sterke positie op mondiaal niveau cruciale kwesties van overheidsbeleid, zoals technologische soevereiniteit, cyberbeveiliging en lage koolstofemissies.

Dergelijke beleidskwesties krijgen niet noodzakelijk dezelfde prioriteit van het bedrijfsleven en kunnen zeker niet door het bedrijfsleven alleen worden aangepakt. Van een gezamenlijk geprogrammeerde structuur, zoals het 5G-PPP, kan dan ook niet worden verwacht dat die de brede waaier van steeds crucialere beleidsdoelstellingen kan verwezenlijken. Om deze kwesties vanuit een holistisch, gecoördineerd perspectief te benaderen, is met name een nauwer institutioneel partnerschap nodig, met de strategische betrokkenheid van de lidstaten.

Tot slot was het 5G-PPP niet opgezet om uitrolprogramma’s voor te bereiden en te coördineren.

[…]

1.4.4.Verenigbaarheid en eventuele synergie met andere passende instrumenten

Synergie met het digitale programma van CEF2 is gepland via de bijdrage van het initiatief aan de Europese routekaart voor de uitrol van 5G voor verbonden en geautomatiseerde mobiliteit. Er zijn ook synergieën met InvestEU en het programma Digitaal Europa vastgesteld.

Gelet op de complementariteit van de behandelde kwesties worden synergieën tussen partnerschappen belangrijk geacht, met name met de Europese partnerschappen: digitale sleuteltechnologieën, cyberbeveiliging, fotonica, AI.

Door de lidstaten als strategisch adviesorgaan bij het initiatief te betrekken, kunnen de complementariteit en additionaliteit van op EU-niveau en op nationaal niveau geleide programma’s voorts worden geoptimaliseerd.

1.5.Duur en financiële gevolgen 

 beperkte geldigheidsduur

   operationeel vanaf [01/01/]2021 tot en met [31/12/]2027

   financiële gevolgen vanaf 2021 tot en met 2027 voor vastleggingskredieten en vanaf 2021 tot en met 2030 voor betalingskredieten.

 onbeperkte geldigheidsduur

Uitvoering met een opstartperiode vanaf JJJJ tot en met JJJJ,

gevolgd door een volledige uitvoering.

1.6.Beheersvorm(en) 216   

 Direct beheer door de Commissie

door haar diensten, waaronder het personeel in de delegaties van de Unie;

   door de uitvoerende agentschappen

 Gedeeld beheer met lidstaten

 Indirect beheer door begrotingsuitvoeringstaken te delegeren aan:

derde landen of de door hen aangewezen organen;

internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke);

de EIB en het Europees Investeringsfonds;

de in de artikelen 70 en 71 van het Financieel Reglement bedoelde organen;

publiekrechtelijke organen;

privaatrechtelijke organen met een openbare dienstverleningstaak, voor zover zij voldoende financiële garanties bieden;

privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die voldoende financiële garanties bieden;

personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling.

Verstrek, indien meer dan een beheersvorm is aangekruist, extra informatie onder “Opmerkingen”.

Opmerkingen

Geen financiering van de lidstaten, maar zij krijgen de rol van strategisch adviseur, via passende governancemechanismen, om zo de samenhang en de wederzijdse versterking van EU- en nationale financiering op dit gebied te verzekeren.

De CEF2-begroting wordt uitgevoerd via de opvolger van Easme, de rol van het partnerschap houdt verband met de strategische coördinatie van belanghebbenden om de routekaart en de daarop volgende werkprogramma’s vast te stellen.

 

2.BEHEERSMAATREGELEN 

2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen 

Vermeld frequentie en voorwaarden.

Als orgaan van de Unie werkt de Gemeenschappelijke Onderneming “Slimme netwerken en diensten” volgens strikte toezichtsregels. Toezicht wordt op de volgende manieren uitgeoefend:

·de eigen internecontrolecapaciteit en de auditdienst van de Commissie;

·toezicht door de raad van bestuur. De uitvoerend directeur zal intern toezien op de activiteiten van de Gemeenschappelijke Onderneming;

·een reeks kwantitatieve en kwalitatieve prestatie-indicatoren die zal worden vastgesteld om toe te zien op de uitvoering van het programma en om de effecten ervan te meten;

·tussentijdse en eindevaluaties van het programma door externe deskundigen, onder toezicht van de Commissie;

·het werkprogramma en jaarlijks activiteitenverslag van de Gemeenschappelijke Onderneming.

2.2.Beheers- en controlesyste(e)m(en) 

2.2.1.Rechtvaardiging van de voorgestelde beheersvorm(en), uitvoeringsmechanisme(n) voor financiering, betalingsvoorwaarden en controlestrategie

Indirect beheer is gerechtvaardigd omdat de Gemeenschappelijke Onderneming “Slimme netwerken en diensten” een publiek-privaat partnerschap is waarbij een gedeelte van de financiering wordt aangebracht in de vorm van bijdragen in natura van andere leden dan de Unie.

Elk jaar wordt een besluit over de bijdrage aan de Gemeenschappelijke Onderneming “Sl0imme netwerken en diensten” genomen via de EU-begroting voor dat jaar.

In een delegatieovereenkomst tussen de Europese Commissie en de Gemeenschappelijke Onderneming “Slimme netwerken en diensten” zal worden vermeld dat de Commissie voor de taken die elk jaar moeten worden uitgevoerd een bijdrage zal betalen zodra een overeenkomst voor de overdracht van middelen is ondertekend met de Gemeenschappelijke Onderneming “Slimme netwerken en diensten” en de Gemeenschappelijke Onderneming de overeenkomstige betalingsverzoeken heeft doen toekomen aan de andere leden dan de Unie.

De Commissie zorgt ervoor dat de regels voor de Gemeenschappelijke Onderneming “Slimme netwerken en diensten” volledig stroken met de vereisten van het financieel reglement. In overeenstemming met artikel 71 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 zal de Gemeenschappelijke Onderneming de beginselen van goed financieel beheer in acht nemen. De Gemeenschappelijke Onderneming “Slimme netwerken en diensten” voldoet ook aan de bepalingen van de op de Gemeenschappelijke Onderneming toepasselijke financiële modelregeling. Elke afwijking van die financiële modelregeling die nodig is om in de specifieke behoeften van de Gemeenschappelijke Onderneming te voorzien moet vooraf door de Commissie worden goedgekeurd.

Alle toezichtsregelingen, ook via de Unievertegenwoordiging in de raad van bestuur van de Gemeenschappelijke Onderneming “Slimme netwerken en diensten” en verslagleggingsregelingen moeten waarborgen dat de diensten van de Commissie hun verantwoordingsplicht tegenover het college en de begrotingsautoriteit kunnen nakomen.

Het internecontrolekader voor de Gemeenschappelijke Onderneming “Slimme netwerken en diensten” is gebaseerd op:

·de toepassing van de internecontrolenormen die ten minste even sterke waarborgen bieden als die van de Commissie;

·procedures voor het selecteren van de beste projecten door middel van onafhankelijke evaluatie, en voor de vertaling daarvan naar rechtsinstrumenten;

·project- en contractbeheer gedurende de gehele projectcyclus;

·controles vooraf van alle declaraties (met inbegrip van het opvragen van auditcertificaten) en certificering vooraf van methoden voor de kostenberekening;

·controles achteraf van een steekproef van de declaraties als onderdeel van de controles achteraf van Horizon Europa;

·wetenschappelijke evaluatie van projectresultaten.

2.2.2.Informatie over de geïdentificeerde risico’s en het (de) systeem (systemen) voor interne controle dat is (die zijn) opgezet om die risico’s te beperken

Er zijn diverse maatregelen vastgesteld om het inherente risico op belangenconflicten binnen de Gemeenschappelijke Onderneming “Slimme netwerken en diensten” te beperken, in het bijzonder:

·een gelijk aantal stemmen voor de Commissie en voor andere leden dan de Unie in de raad van bestuur;

·keuze van de uitvoerend directeur door de raad van bestuur op voordracht van de Commissie;

·onafhankelijkheid van het personeel;

·evaluaties door onafhankelijke deskundigen op basis van bekendgemaakte selectiecriteria, in combinatie met beroepsmechanismen en volledige belangenverklaringen;

·een verplichting voor de raad van bestuur om regels vast te stellen voor het voorkomen, vermijden en beheren van belangenconflicten in de Gemeenschappelijke Ondernemingen, in overeenstemming met de financiële regeling van de Gemeenschappelijke Ondernemingen en met het statuut voor het personeel.

De bevordering van ethische en organisatorische waarden wordt een van de kerntaken van de Gemeenschappelijke Onderneming en de Commissie zal hierop toezien.

De uitvoerend directeur van de Gemeenschappelijke Onderneming “Slimme netwerken en diensten” is als ordonnateur verplicht om een kosteneffectief systeem voor interne controle en intern beheer in te voeren. Hij/zij moet verslag doen aan de Commissie over het ingestelde internecontrolekader.

De Commissie zal toezien op het risico van niet-overeenstemming door middel van het rapportagesysteem dat zij gaat ontwikkelen, alsmede door het opvolgen van de resultaten van controles achteraf van de ontvangers van EU-financiering van de Gemeenschappelijke Onderneming “Slimme netwerken en diensten”, als onderdeel van controles achteraf met betrekking tot Horizon Europa als geheel.

Er bestaat een duidelijke behoefte aan een efficiënt en effectief beheer van de begroting waarbij fraude en verspilling moeten worden voorkomen. In het controlesysteem moet evenwel een goed evenwicht worden gevonden tussen het bereiken van een aanvaardbaar foutenpercentage en de vereiste controlebelasting en moet worden vermeden dat het onderzoeksprogramma van de Unie minder aantrekkelijk wordt gemaakt.

2.2.3.Raming en motivering van de kosteneffectiviteit van de controles (verhouding van de controlekosten tot de waarde van de desbetreffende financiële middelen) en evaluatie van het verwachte foutenrisico (bij betaling en bij afsluiting) 

Aangezien de regels van Horizon Europa voor deelname aan de Gemeenschappelijke Onderneming “Slimme netwerken en diensten” vergelijkbaar zijn met de regels die de Commissie zal hanteren in haar werkprogramma, met een groep begunstigden met een gelijksoortig risicoprofiel als die van de Commissie, kan worden verwacht dat het foutenpercentage vergelijkbaar zal zijn met het door de Commissie voor Horizon Europa beoogde niveau, d.w.z. dat er een redelijke zekerheid bestaat dat het foutenrisico gedurende de meerjarige uitgavenperiode op jaarbasis tussen de 2 en 5 % beweegt, met als einddoel tot een resterend foutenpercentage te komen dat zo dicht mogelijk bij 2 % ligt bij de sluiting van de meerjarige programma’s, wanneer rekening is gehouden met het financiële effect van alle audits en corrigerende en herstelmaatregelen.

Zie het financieel memorandum voor Horizon Europa voor nadere informatie over het met betrekking tot de deelnemers verwachte foutenpercentage.

2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden 

Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen, bv. in het kader van de fraudebestrijdingsstrategie.

De Commissie draagt er zorg voor dat procedures voor fraudebestrijding in alle stadia van het beheerproces worden toegepast door de Gemeenschappelijke Onderneming “Slimme netwerken en diensten”.

De voorstellen betreffende de Gemeenschappelijke Ondernemingen in het kader van Horizon Europa zijn onderworpen aan fraudegevoeligheidstests en een beoordeling van hun effect. In het algemeen zouden de voorgestelde maatregelen een positief effect op de fraudebestrijding moeten hebben, met name door de grotere nadruk op risicogebaseerde audits en een uitgebreidere wetenschappelijke evaluatie en controle.

De Commissie zorgt ervoor dat passende maatregelen zijn getroffen om te waarborgen dat bij de uitvoering van uit hoofde van deze verordening gefinancierde acties het financiële belang van de Unie wordt beschermd door de toepassing van preventieve maatregelen tegen fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten, door doeltreffende controles en, indien onregelmatigheden worden ontdekt, door de terugvordering van de ten onrechte betaalde bedragen en, voor zover van toepassing, door doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties.

De 5G-infrastructuurvereniging werkt reeds samen met de diensten van de Commissie op het gebied van fraude en onregelmatigheden. De Commissie zorgt ervoor dat die samenwerking wordt voortgezet en versterkt.

De Rekenkamer is bevoegd om bij alle begunstigden van subsidies, contractanten en subcontractanten die uit hoofde van het programma EU-middelen hebben ontvangen, audits uit te voeren op basis van documenten en controles ter plaatse.

Het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) kan overeenkomstig de procedures van Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 controles en verificaties ter plaatse bij de direct of indirect bij de financiering betrokken economische subjecten uitvoeren om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten in verband met een subsidieovereenkomst of -besluit of een contract betreffende financiering door de Unie, waardoor de financiële belangen van de Unie zijn geschaad. De Gemeenschappelijke Ondernemingen moeten eveneens toetreden tot het Interinstitutioneel Akkoord van 25 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Commissie van de Europese Gemeenschappen betreffende de interne onderzoeken verricht door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF).

Het Europees Openbaar Ministerie (EOM) kan overeenkomstig de bepalingen en procedures van Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad onderzoeken uitvoeren om vast te stellen of er sprake is van strafbare feiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad.

3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 

3.1.Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven 

Rubriek van het meerjarige financiële kader

Begrotingsonderdeel

Soort krediet

Bijdrage

Rubriek 1

Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid — Horizon Europa

GK/ NGK 217

van EVA-landen 218

van kandidaat-lidstaten 219

van derde landen

in de zin van artikel [21, lid 2, punt b),] van het Financieel Reglement

1 – Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

01 02 02 43 — Gemeenschappelijke Onderneming “Slimme netwerken en diensten”

GK

JA

JA

JA

JA

* De bijdrage voor dit begrotingsonderdeel zal naar verwachting komen uit:

Vastleggingskredieten (in miljoenen euro’s, tot op drie decimalen)

Begrotingsonderdeel

Jaar 2021

Jaar 2022

Jaar 2023

Jaar 2024

Jaar 2025

Jaar 2026

Jaar 2027

Na 2027

TOTAAL

Uitgaven in verband met ambtenaren en tijdelijke functionarissen die belast zijn met de uitvoering van “Horizon Europa” — Onderzoek door derden

01 01 01 01

Extern personeel dat belast is met de uitvoering van “Horizon Europa” — Onderzoek door derden

01 01 01 02

Overige beheersuitgaven voor “Horizon Europa” — Onderzoek door derden

01 01 01 03

01 02 02 40 — Digitalisering, industrie en ruimtevaart

121,128

121,929

134,445

131,015

130,15

130,9

130,433

-

900,000

Totaal uitgaven

121,128

121,929

134,445

131,015

130,15

130,9

130,433

-

900,000



Geraamde gevolgen voor de uitgaven

3.2.Geraamde gevolgen voor de uitgaven 

3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven 

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Rubriek van het meerjarige financiële kader

1

Rubriek Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

Horizon Europa

   

Gemeenschappelijke Onderneming 220 221

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027 222

Na 2027

TOTAAL

Titel 1

Vastleggingen

(1)

1,030

1,143

1,192

1,129

1,063

0,994

2,797

9,348

Betalingen

(2)

1,030

1,143

1,192

1,129

1,063

0,994

0,922

1,875

9,348

Titel 2

Vastleggingen

(1a)

0,505

0,560

0,584

0,553

0,521

0,487

1,371

4,581

Betalingen

(2a)

0,505

0,560

0,584

0,553

0,521

0,487

0,452

0,919

4,581

Titel 3 223

Vastleggingen

(3a)

119,593

120,226

132,669

129,333

128,566

129,419

126,265

886,071

Betalingen

(3b)

163,001

134,99

123,841

140,101

133,343

126,802

63,993

886,071

TOTAAL kredieten voor de Gemeenschappelijke Onderneming

Vastleggingen

= 1+1a +3a

121,128

121,929

134,445

131,015

130,15

130,9

130,433

900,000

Betalingen

= 2+2a + 3b

1,535

164,704

136,766

125,523

141,685

134,824

128,176

66,787

900,000

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

DG CNECT

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Functie

2027

TOTAAL

Personele middelen 224

0,491

0,503

0,513

0,523

0,533

0,544

0,555

-

3,662

Andere administratieve uitgaven

0,128

0,130

0,133

0,135

0,138

0,141

0,144

0,949

TOTAAL DG

0,619

0,633

0,646

0,658

0,671

0,685

0,699

-

4,611

 

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Na 2027

TOTAAL

TOTAAL kredieten voor het budget van het programma — Rubriek 1

van het meerjarige financiële kader 

Vastleggingen

121,747

122,562

135,091

131,673

130,821

131,585

131,132

904,611

Betalingen

2,154

165,337

137,412

126,181

142,356

135,509

128,875

66,787

904,611



Rubriek van het meerjarige financiële kader

7

“Administratieve uitgaven”

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

DG CNECT

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Na 2027

TOTAAL

Personele middelen 225

Andere administratieve uitgaven

TOTALE kredieten voor RUBRIEK 7 van het meerjarige financiële kader

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Na 2027

TOTAAL

TOTAAL kredieten voor alle RUBRIEKEN van het meerjarig financieel kader 

Vastleggingen

121,747

122,562

135,091

131,673

130,821

131,585

131,132

904,611

Betalingen

2,154

165,337

137,412

126,181

142,356

135,509

128,875

66,787

904,611



3.2.2.Geraamde gevolgen voor de personele middelen van de Gemeenschappelijke Onderneming 

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig

   Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Aantal personeelsleden (in personen/VTE)

 

Jaar 2021

Jaar 2022

Jaar 2023

Jaar 2024

Jaar 2025

Jaar 2026

Jaar 2027

Na 2027

TOTAAL

Ambtenaren (AD-rangen)

Ambtenaren (AST-rangen)

Arbeidscontractanten

9

10

10

10

10

10

10

23

Tijdelijke functionarissen

5

6

7

7

7

7

7

12

Gedetacheerde nationale deskundigen

TOTAAL

14

16

17

17

17

17

17

35

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

 

Jaar 2021

Jaar 2022

Jaar 2023

Jaar 2024

Jaar 2025

Jaar 2026

Jaar 2027

Na 2027

TOTAAL

Ambtenaren (AD-rangen)

Ambtenaren (AST-rangen)

Arbeidscontractanten

0,523

0,593

0,605

0,617

0,629

0,642

0,655

1,570

5,834

Tijdelijke functionarissen

0,648

0,793

0,943

0,962

0,982

1,001

1,021

1,840

8,19

Gedetacheerde nationale deskundigen

TOTAAL

1,171

1,386

1,548

1,579

1,611

1,643

1,676

3,41

14,024

Geraamde gevolgen voor het personeel (aanvullende VTE) — lijst van het aantal ambten

Functiegroep en rang

Jaar 2021

Jaar 2022

Jaar 2023

Jaar 2024

Jaar 2025

Jaar 2026

Jaar 2027

Jaar 2028

Jaar 2029

Jaar 2030

Jaar 2031

Na 2031

AD16

AD15

AD14

AD13

1

1

1

1

1

1

1

1

1

1

1

AD12

AD11

1

1

2

2

2

2

2

1

1

1

1

AD10

1

2

2

2

2

2

2

1

1

1

1

AD9

2

2

2

2

2

2

2

AD8

AD7

AD6

AD5

Totaal AD

5

6

7

7

7

7

7

3

3

3

3

AST11

AST10

AST9

AST8

AST7

AST6

AST5

AST4

AST3

AST2

AST1

Totaal AST

AST/SC 6

AST/SC 5

AST/SC 4

AST/SC 3

AST/SC 2

AST/SC 1

Totaal AST/SC

Geraamde gevolgen voor het personeel (extra) — extern personeel

Arbeidscontractanten

Jaar 2021

Jaar 2022

Jaar 2023

Jaar 2024

Jaar 2025

Jaar 2026

Jaar 2027

Jaar 2028

Jaar 2029

Jaar 2030

Jaar 2031

Na 2031

Functiegroep IV

4

5

5

5

5

5

5

5

3

2

2

Functiegroep III

4

4

4

4

4

4

4

4

1

1

1

Functiegroep II

1

1

1

1

1

1

1

1

1

1

1

Functiegroep I

Totaal

9

10

10

10

10

10

10

10

5

4

4

Gedetacheerde nationale deskundigen

Jaar 2021

Jaar 2022

Jaar 2023

Jaar 2024

Jaar 2025

Jaar 2026

Jaar 2027

Jaar 2028

Jaar 2029

Jaar 2030

Jaar 2031

Na 2031

Totaal

3.2.3.Geraamde personeelsbehoeften Commissie

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig.

Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven 226 :

Raming in voltijdequivalenten

Jaren

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen)

Zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie

Delegaties

Onderzoek

3

3

3

3

3

3

3

Extern personeel (in voltijdequivalenten: VTE) — AC, AL, END, INT en JPD 227

Rubriek 7

Gefinancierd uit RUBRIEK 7 van het meerjarige financiële kader 

- zetel

- delegaties

Gefinancierd uit het budget van het programma  228

- zetel

- delegaties

Onderzoek

2

2

2

2

2

2

2

Andere (gelieve toe te lichten)

TOTAAL

5

5

5

5

5

5

5

Voor de benodigde personele middelen zal een beroep worden gedaan op het personeel van het DG dat reeds voor het beheer van deze actie is toegewezen en/of binnen het DG is herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

Beschrijving van de uit te voeren taken:

Ambtenaren en tijdelijk personeel

— vertegenwoordiging van de Unie in de organen van de GO (raad van bestuur, groep vertegenwoordigers van staten), desk van de Europese Commissie die de GO vertegenwoordigt;

— samenwerking met sectorale organisatie (particulier lid) inzake sleutelacties op O&I- en -uitrolniveau;

— follow-up en instandhouding van belangrijke beoogde resultaten van de GO, met inbegrip van bv. het werkplan, de strategische agenda’s voor onderzoek en innovatie, de strategische agenda’s voor de uitrol enz.;

— juridische ondersteuning met betrekking tot alle kwesties die verband houden met de Gemeenschappelijke Onderneming “Slimme netwerken en diensten”;

— aansturing van het particuliere lid voor spin-offacties naast O&I, valorisatie en uitrol;

— wisselwerking met de lidstaten en onderhandelingen over synergieën met nationale programma’s;

— administratieve taken, bv. in verband met de voorbereidingen voor oproepen en de toepassing van resultaten;

— taken in verband met interne en externe verslaglegging, waaronder de kwijting (Europees Parlement en de Rekenkamer);

— ondersteuning voor de organisatie van belangrijke evenementen (conferenties op hoog niveau, internationale samenwerking);

— communicatie over de activiteiten van de GO “Slimme netwerken en diensten”.

Extern personeel

3.2.4.Bijdragen van derden 

Het voorstel/initiatief:

   voorziet niet in medefinanciering door derden

   voorziet in medefinanciering door derden, zoals hieronder wordt geraamd:

Kredieten in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

 

Jaar 2021

Jaar 2022

Jaar 2023

Jaar 2024

Jaar 2025

Jaar 2026

Jaar 2027

Na 2027

TOTAAL

Financiële bijdrage aan de administratieve kosten van de GO ten laste van de particuliere leden

0,383

0,568

0,761

0,906

1,056

1,212

1,373

2,794

9,053

Financiële bijdragen aan de operationele kosten ten laste van de particuliere leden/geassocieerde partners

Financiële bijdragen van de deelnemende staten aan de operationele kosten

Bijdragen in natura door de particuliere leden/geassocieerde partners

53,95

46,363

95,837

146,662

131,159

130,422

286,554

890,947

Bijdragen in natura van de deelnemende staten aan operationele activiteiten

TOTAAL medegefinancierde kredieten

0,383

54,518

47,124

96,743

147,718

132,371

131,795

289,348

900,000

3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten 

   Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten.

   Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:

   voor de eigen middelen

   voor overige ontvangsten

Geef aan of de ontvangsten worden toegewezen aan de begrotingsonderdelen voor uitgaven    

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Begrotingsonderdeel voor ontvangsten:

Gevolgen van het voorstel/initiatief 229

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Artikel ….

Vermeld voor de toegewezen ontvangsten het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.

[…]

Andere opmerkingen (bijv. over de methode/formule voor de berekening van de gevolgen voor de ontvangsten of andere informatie). 

[…]

(1)

   De gecoördineerde effectbeoordeling had betrekking op slechts twaalf initiatieven, aangezien één initiatief op het gebied van high-performance computing was opgenomen in een effectbeoordeling van 2017 (SEC(2018) 47).

(2)

   Europese Commissie (2018), Een moderne begroting voor een Unie die ons beschermt, sterker maakt en verdedigt. Het meerjarig financieel kader 2021‑2027. Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s, COM(2018) 321 final.

(3)    Artikel 3, Gemeenschappelijk inzicht in het voorstel voor een kaderprogramma Horizon Europa.
(4)    https://ec.europa.eu/info/law/better-regulation/have-your-say/initiatives/12154-Europe-s-Beating-Cancer-Plan
(5)    COM(2020) 102.
(6)    COM(2020) 761.
(7)    Indicatief bedrag in lopende prijzen.
(8)    PB … [advies van het EP].
(9)    PB … [advies van het EESC].
(10)    PB [….].
(11)    Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2020 betreffende de totstandbrenging van een kader ter bevordering van duurzame beleggingen en tot wijziging van Verordening (EU) 2019/2088 (PB L 198 van 22.6.2020, blz. 13).
(12)    Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).
(13)    https://ec.europa.eu/info/strategy/priorities-2019-2024/european-green-deal_nl
(14)    COM(2018) 673 final.
(15)    COM(2020) 380 final.
(16)    https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/PDF/?uri=CELEX:52018DC0773&from=NL
(17)    COM(2020) 98 final.
(18)    COM(2020) 381 final.
(19)    https://ec.europa.eu/info/news/new-call-ideas-clean-aviation-partnerships-2020-aug-26_en
(20)    PB L 212 van 22.8.2018, blz. 1.
(21)     http://cer.be/topics/economic-footprint (2019).
(22)     https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?qid=1593086905382&uri=CELEX:52020DC0102  
(23)    Gezamenlijke mededeling aan het Europees Parlement en de Raad: Naar een brede strategie met Afrika, Brussel, 9.3.2020, JOIN(2020) 4 final.
(24)    https://ec.europa.eu/info/law/better-regulation/have-your-say/initiatives/12154-Europe-s-Beating-Cancer-Plan
(25)    https://ec.europa.eu/health/sites/health/files/antimicrobial_resistance/docs/amr_2017_action-plan.pdf
(26)    COM(2020) 102.
(27)    COM(2020) 761.
(28)    COM(2020) 103.
(29)    De tussentijdse evaluatie van de Gemeenschappelijke Onderneming IMI2 (2014‑2016) in het kader van Horizon 2020 (ISBN 978-92-79-69299-4).
(30)    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Europees Comité van de Regio’s — De digitale toekomst van Europa vormgeven (COM(2020) 67 final).
(31)    Verordening (EG) nr. 549/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 tot vaststelling van het kader voor de totstandbrenging van het gemeenschappelijke Europese luchtruim (PB L 96 van 31.3.2004, blz. 1).
(32)    Verordening (EG) nr. 219/2007 van de Raad van 27 februari 2007 betreffende de oprichting van een Gemeenschappelijke Onderneming voor de realisering van het Europese nieuwe generatie luchtverkeersbeveiligingssysteem (Sesar) (PB L 64 van 2.3.2007, blz. 1).
(33)    Besluit 2009/320/EG van de Raad houdende goedkeuring van het Europees masterplan inzake luchtverkeersbeveiliging in het kader van het ATM-onderzoeksproject voor het gemeenschappelijk Europees luchtruim (PB L 95 van 9.4.2009, blz. 41).
(34)    Verordening (EG) nr. 219/2007 van de Raad van 27 februari 2007 betreffende de oprichting van een Gemeenschappelijke Onderneming voor de realisering van het Europese nieuwe generatie luchtverkeersbeveiligingssysteem (Sesar) (PB L 64 van 2.3.2007, blz. 1).
(35)    COM(2020) 579, gewijzigd voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk Europees luchtruim (herschikking).
(36)    De 5G‑infrastructuurvereniging (5G IA) is voornemens haar naam te wijzigen vóór de oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming “Slimme netwerken en diensten”, teneinde beter rekening te houden met de nieuwe gemeenschappen van belanghebbenden en het toepassingsgebied van de Gemeenschappelijke Onderneming “Slimme netwerken en diensten”, in vergelijking met het 5G‑PPP van Horizon 2020.
(37)    COM(2020) 50 van 29 januari 2020.
(38)    Gelieve de volledige titel + PB-referentie in te voegen.
(39)    Besluit (EU, Euratom) 2015/443 van de Commissie van 13 maart 2015 betreffende veiligheid binnen de Commissie (PB L 72 van 17.3.2015, blz. 41).
(40)    Besluit (EU, Euratom) 2015/444 van de Commissie van 13 maart 2015 betreffende de veiligheidsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (PB L 72 van 17.3.2015, blz. 53).
(41)    Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2).
(42)    Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).
(43)    PB L 283 van 31.10.2017, blz. 1.
(44)    PB L 136 van 31.5.1999, blz. 15.
(45)    Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43).
(46)    Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).
(47)    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s, COM(2019) 640 final.
(48)    Verordening (EU) 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2018 inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart.
(49)     https://ec.europa.eu/info/news/new-call-ideas-clean-aviation-partnerships-2020-aug-26_en
(50)    https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX%3A32018R1139
(51)    COM(2020) 562 final.
(52)    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s, COM(2019) 640 final.
(53)    COM(2020) 301 final: Een waterstofstrategie voor een klimaatneutraal Europa.
(54)     https://ec.europa.eu/growth/industry/policy/european-clean-hydrogen-alliance_nl
(55)     http://mission-innovation.net/our-work/innovation-challenges/renewable-and-clean-hydrogen/
(56)     https://ec.europa.eu/clima/policies/innovation-fund_nl
(57)     https://s3platform.jrc.ec.europa.eu/hydrogen-valleys
(58)    Richtlijn (EU) 2016/797 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Europese Unie (PB L 138 van 26.5.2016, blz. 44).
(59)    Verordening (EU) 2016/796 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende het Spoorwegbureau van de Europese Unie en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 881/2004 (PB L 138 van 26.5.2016, blz. 1).
(60)    Onder “U-spaceluchtruim” wordt verstaan een door de lidstaten aangewezen geografische zone voor het onbemande luchtvaartsysteem (UAS), waar onbemande vluchtoperaties alleen mogen plaatsvinden met ondersteuning van U-spacediensten die worden verleend door een aanbieder van U-spacediensten.
(61)    “Digitaal Europees luchtruim” verwijst naar de visie van het Europees ATM-masterplan om de Europese luchtvaartinfrastructuur te transformeren om de toekomstige groei en diversiteit van het luchtverkeer veilig en efficiënt aan te kunnen en tegelijkertijd de milieueffecten tot een minimum te beperken.
(62)    “De architectuur van het digitale Europese luchtruim” verwijst naar de visie van het Europees ATM-masterplan, die erop gericht is de huidige inefficiënte luchtruimarchitectuur op de middellange tot lange termijn aan te pakken door de configuratie en het ontwerp van het luchtruim te combineren met technologieën om de dienstverlening los te koppelen van de lokale infrastructuur en de samenwerkingsniveaus en automatiseringsondersteuning geleidelijk te verhogen.
(63)    De definitiefase van Sesar betekent de fase die bestaat uit de vaststelling en actualisering van de langetermijnvisie van het Sesar-project, van het bijbehorende werkingsconcept dat verbeteringen in elke vluchtfase mogelijk maakt, van de vereiste essentiële operationele wijzigingen in het EATMN en van de vereiste ontwikkelings- en uitrolprioriteiten.
(64)    Goedgekeurd bij Beschikking 2009/320/EG van de Raad, PB L 300 van 14.11.2009, blz. 34.
(65)    Verordening (EU) 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2018 inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart, en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 2111/2005, (EG) nr. 1008/2008, (EU) nr. 996/2010, (EU) nr. 376/2014 en de Richtlijnen 2014/30/EU en 2014/53/EU van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 552/2004 en (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EEG) nr. 3922/91 van de Raad (PB L 212 van 22.8.2018).
(66)    “Uitrolfase van SESAR”: de opeenvolgende industrialiserings- en uitvoeringsfasen tijdens dewelke de volgende activiteiten worden verricht: standaardisering, productie en certificering van grond- en boordapparatuur en van de processen die nodig zijn om SESAR-oplossingen toe te passen (industrialisering); en aanbesteding, installatie en ingebruikname van apparatuur en systemen op basis van SESAR-oplossingen, met inbegrip van de bijbehorende operationele procedures (uitvoering).
(67)    PB L 123 van 4.5.2013, blz. 1.
(68)    Verordening (EG) nr. 549/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 tot vaststelling van het kader voor de totstandbrenging van het gemeenschappelijke Europese luchtruim (“de kaderverordening”) (Voor de EER relevante tekst) — Verklaring van de lidstaten over militaire kwesties die verband houden met het gemeenschappelijke Europese luchtruim (PB L 96 van 31.3.2004, blz. 1).
(69)    Verwijzing invoegen zodra de Horizon Europa-verordening is vastgesteld.
(70)    Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren. PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13.
(71)    Verordening (EU) 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2018 inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart, en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 2111/2005, (EG) nr. 1008/2008, (EU) nr. 996/2010, (EU) nr. 376/2014 en de Richtlijnen 2014/30/EU en 2014/53/EU van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 552/2004 en (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EEG) nr. 3922/91 van de Raad (PB L 212 van 22.8.2018, blz. 1), https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX%3A32018R1139
(72)    Verordening (EU) nr. 560/2014 van de Raad van 6 mei 2014 tot oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming biogebaseerde industrieën Voor de EER relevante tekst (PB L 169 van 7.6.2014, blz. 130).
(73)    Verordening (EU) nr. 558/2014 van de Raad van 6 mei 2014 tot oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming Clean Sky 2 Voor de EER relevante tekst (PB L 169 van 7.6.2014, blz. 77).
(74)    Verordening (EU) nr. 559/2014 van de Raad van 6 mei 2014 betreffende de oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof 2 Voor de EER relevante tekst (PB L 169 van 7.6.2014, blz. 108).
(75)    Verordening (EU) nr. 557/2014 van de Raad van 6 mei 2014 tot oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming voor het initiatief innovatieve geneesmiddelen 2 (PB L 169 van 5.6.2014, blz. 54).
(76)    Verordening (EG) nr. 219/2007 van de Raad van 27 februari 2007 betreffende de oprichting van een Gemeenschappelijke Onderneming voor de realisering van het Europese nieuwe generatie luchtverkeersbeveiligingssysteem (Sesar) (PB L 64 van 2.3.2007, blz. 1).
(77)    Verordening (EU) nr. 561/2014 van de Raad van 6 mei 2014 tot oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming Ecsel Voor de EER relevante tekst (PB L 169 van 7.6.2014, blz. 152).
(78)    Verordening (EU) nr. 642/2014 van de Raad van 16 juni 2014 tot oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming Shift2Rail (PB L 177 van 17.6.2014, blz. 9).
(79)    In de zin van artikel 58, lid 2, punt a) of b), van het Financieel Reglement.
(80)    Nadere gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BudgWeb: https://myintracomm.ec.europa.eu/budgweb/NL/man/budgmanag/Pages/budgmanag.aspx  
(81)    GK = gesplitste kredieten/NGK = niet-gesplitste kredieten.
(82)    Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, aspirant-kandidaten van de Westelijke Balkan.
(83)    De bedragen in de titels 1 en 2 vertegenwoordigen de bijdrage van de EU (tot 23,5 miljoen EUR) aan de administratiekosten van de Gemeenschappelijke Onderneming. Het resterende deel is afkomstig uit bijdragen van de andere leden van de Gemeenschappelijke Onderneming die in punt 3.2.4 zijn vermeld.
(84)    Voor de betalingskredieten voor de titels 1 en 2 wordt ervan uitgegaan dat jaarlijks alle overeenkomende vastleggingskredieten worden opgebruikt, terwijl de betalingskredieten voor titel 3 worden vastgesteld door rekening te houden met de aard van de acties onder contract en het bijbehorende betalingsschema (voorfinanciering, tussentijdse betalingen en betaling van het saldo).
(85)    De titels 1 en 2 bevatten, wat 2027 betreft, de vastleggingen voor dat jaar en de vervroegde vastleggingen voor de overige jaren van de Gemeenschappelijke Onderneming in de periode 2027‑2031.
(86)    Voor het beheer van de acties in het kader van Horizon Europa. De kosten per VTE worden bepaald aan de hand van de gemiddelde jaarlijkse kosten vanaf januari 2021 van de salarissen van vaste medewerkers (0,127 EUR), arbeidscontractanten (0,057 EUR) en andere beheerskosten (0,0255 EUR) in verband met gebouwen en IT-kosten voor medewerkers aan onderzoek door derden. Voor de periode 2022‑27 is een jaarlijkse indexering van 2 % toegepast. De vermelde personeelsbehoeften in de DG’s van de Commissie zijn indicatief en niet bindend.
(87)    Het totale aantal VTE’s van alle bij de verordening van de Raad in het kader van Horizon Europa opgerichte Gemeenschappelijke Ondernemingen zal tussen 2024 en 2027 worden verlaagd met 10 VTE’s na een beoordeling van de doeltreffendheid van de activiteiten van de GO’s, rekening houdend met efficiëntiewinsten ten gevolge van de opzet van het gemeenschappelijke backoffice. Daartoe zullen tegen eind 2023 herziene financiële memoranda voor de periode 2024‑2027 worden verspreid.
(88)    De vermelde personeelsbehoeften in de DG’s van de Commissie zijn eveneens indicatief en niet bindend.
(89)    AC= Agent Contractuel (arbeidscontractant); AL= Agent Local (plaatselijk functionaris); END= Expert National Détaché (gedetacheerd nationaal deskundige); INT= Intérimaire (uitzendkracht); JPD = Junior Professionals in Delegations (jonge deskundige in delegaties).
(90)    Subplafond voor extern personeel uit beleidskredieten (vroegere “BA”-onderdelen).
(91)    Deze aannamen (administratieve en operationele bijdragen) zijn gemaakt voor een (publieke) begroting van 1 000 miljoen EUR, als volgt verdeeld over een periode van 7 jaar: 20 % voor RIA; 45 % voor demo; 35 % voor vlaggenschepen en CBE-beheerskosten van 47,4 miljoen EUR (50 % te betalen door BIC).
(92)    Bijdragen in natura moeten in de tabel worden opgenomen bij de jaren waarin zij naar verwachting zullen worden geleverd.
(93)    Voor de bijdragen in natura van de particuliere leden/geassocieerde partners aan operationele activiteiten — artikel 22.3 d van de enkele basishandeling: aangezien de eerste projecten pas in 2022 van start zullen gaan en een normaal project vier jaar duurt, zullen de eerste bijdragen in natura van de particuliere leden/geassocieerde partners aan operationele activiteiten pas in 2026 worden gerapporteerd/gecertificeerd. Wij verwachten een werkprogramma met een kleinere begroting in 2021, wat betekent dat de eerste bijdragen in natura van de particuliere leden/geassocieerde partners aan operationele activiteiten in 2026 kleiner zullen zijn dan de jaren daarna. Om een preciezere voorspelling te kunnen doen, moeten de regels voor de verslaglegging worden besproken en overeengekomen.
(94)    Voor de bijdragen in natura van de particuliere leden/geassocieerde partners aan operationele activiteiten — artikel 22.3 d van de enkele basishandeling: dit is evenredig aan de verwachte bijdrage ten laste van BIC-leden, uit de operationele begroting. Het precieze cijfer zal afhangen van de financieringspercentages (nog niet bekend), de voorwaarden voor deelname van BIC-leden (nog niet bekend) en de mogelijkheden om aanvullende leden te verwelkomen (evenmin bekend). Naargelang van de uiteindelijke overeenkomst kunnen deze cijfers voor de bijdragen in natura van de particuliere leden/geassocieerde partners aan operationele activiteiten dus worden aangepast.
(95)    Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en suikerheffingen) moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 20 % aan inningskosten.
(96)    In de zin van artikel 58, lid 2, punt a) of b), van het Financieel Reglement.
(97)    Nadere gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BudgWeb: https://myintracomm.ec.europa.eu/budgweb/NL/man/budgmanag/Pages/budgmanag.aspx  
(98)    GK gesplitste kredieten/NGK = niet-gesplitste kredieten.
(99)    EVA: Europese Vrijhandelsassociatie.
(100)    Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, aspirant-kandidaten van de Westelijke Balkan.
(101)    De bedragen in de titels 1 en 2 vertegenwoordigen de bijdrage van de EU (tot 39,223 miljoen EUR) aan de administratiekosten van de Gemeenschappelijke Onderneming. Het resterende deel is afkomstig uit bijdragen van de andere leden van de Gemeenschappelijke Onderneming die in punt 3.2.4 zijn vermeld.
(102)    Voor de betalingskredieten voor de titels 1 en 2 wordt ervan uitgegaan dat jaarlijks alle overeenkomende vastleggingskredieten worden opgebruikt, terwijl de betalingskredieten voor titel 3 worden vastgesteld door rekening te houden met de aard van de acties onder contract en het bijbehorende betalingsschema (voorfinanciering, tussentijdse betalingen en betaling van het saldo).
(103)    De titels 1 en 2 bevatten, wat 2027 betreft, de vastleggingen voor dat jaar en de vervroegde vastleggingen voor de overige jaren van de Gemeenschappelijke Onderneming in de periode 2027-2031.
(104)    Voor het beheer van de acties in het kader van Horizon Europa. De kosten per VTE worden bepaald aan de hand van de gemiddelde jaarlijkse kosten vanaf januari 2021 van de salarissen van vaste medewerkers (0.127 EUR), arbeidscontractanten (0.057 EUR) en andere beheerskosten (0,0255 EUR) in verband met gebouwen en IT-kosten voor medewerkers aan onderzoek door derden. Voor de periode 2022-27 is een jaarlijkse indexering van 2 % toegepast. De vermelde personeelsbehoeften in de DG’s van de Commissie zijn indicatief en niet bindend.
(105)    Het totale aantal VTE’s van alle bij de verordening van de Raad in het kader van Horizon Europa opgerichte Gemeenschappelijke Ondernemingen zal tussen 2024 en 2027 worden verlaagd met 10 VTE’s na een beoordeling van de doeltreffendheid van de activiteiten van de GO’s, rekening houdend met efficiëntiewinsten ten gevolge van de opzet van het gemeenschappelijke backoffice. Daartoe zullen tegen eind 2023 herziene financiële memoranda voor de periode 2024-2027 worden verspreid.
(106)    De vermelde personeelsbehoeften in de DG’s van de Commissie zijn eveneens indicatief en niet bindend.
(107)    AC= Agent Contractuel (arbeidscontractant); AL= Agent Local (plaatselijk functionaris); END= Expert National Détaché (gedetacheerd nationaal deskundige); INT= Intérimaire (uitzendkracht); JPD = Junior Professionals in Delegations (jonge deskundige in delegaties).
(108)    Subplafond voor extern personeel uit beleidskredieten (vroegere “BA”-onderdelen).
(109)    Bijdragen in natura moeten in de tabel worden opgenomen bij de jaren waarin zij naar verwachting zullen worden geleverd.
(110)    Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en suikerheffingen) moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 20 % aan inningskosten.
(111)    In de zin van artikel 58, lid 2, punt a) of b), van het Financieel Reglement.
(112)    Nadere gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BudgWeb: https://myintracomm.ec.europa.eu/budgweb/NL/man/budgmanag/Pages/budgmanag.aspx  
(113)    GK gesplitste kredieten/NGK = niet-gesplitste kredieten.
(114)    EVA: Europese Vrijhandelsassociatie.
(115)    Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, aspirant-kandidaten van de Westelijke Balkan.
(116)    De bedragen in de titels 1 en 2 vertegenwoordigen de bijdrage van de EU (tot 30 193 EUR) aan de administratiekosten van de Gemeenschappelijke Onderneming. Het resterende deel is afkomstig uit bijdragen van de andere leden van de Gemeenschappelijke Onderneming die in punt 3.2.4 zijn vermeld.
(117)    Voor de betalingskredieten voor de titels 1 en 2 wordt ervan uitgegaan dat jaarlijks alle overeenkomende vastleggingskredieten worden opgebruikt, terwijl de betalingskredieten voor titel 3 worden vastgesteld door rekening te houden met de aard van de acties onder contract en het bijbehorende betalingsschema (voorfinanciering, tussentijdse betalingen en betaling van het saldo).
(118)    De titels 1 en 2 bevatten, wat 2027 betreft, de vastleggingen voor dat jaar en de vervroegde vastleggingen voor de overige jaren van de Gemeenschappelijke Onderneming in de periode 2027-2031.
(119)    Voor het beheer van de acties in het kader van Horizon Europa. De kosten per VTE worden bepaald aan de hand van de gemiddelde jaarlijkse kosten vanaf januari 2021 van de salarissen van vaste medewerkers (0,127 EUR), arbeidscontractanten (0,057 EUR) en andere beheerskosten (0,0255 EUR) in verband met gebouwen en IT-kosten voor medewerkers aan onderzoek door derden. Voor de periode 2022-27 is een jaarlijkse indexering van 2 % toegepast. De vermelde personeelsbehoeften in de DG’s van de Commissie zijn indicatief en niet bindend.
(120)    Het totale aantal VTE’s van alle bij de verordening van de Raad in het kader van Horizon Europa opgerichte Gemeenschappelijke Ondernemingen zal tussen 2024 en 2027 worden verlaagd met 10 VTE’s na een beoordeling van de doeltreffendheid van de activiteiten van de GO’s, rekening houdend met efficiëntiewinsten ten gevolge van de opzet van het gemeenschappelijke backoffice. Daartoe zullen tegen eind 2023 herziene financiële memoranda voor de periode 2024-2027 worden verspreid.
(121)    De vermelde personeelsbehoeften in de DG’s van de Commissie zijn eveneens indicatief en niet bindend.
(122)    AC= Agent Contractuel (arbeidscontractant); AL= Agent Local (plaatselijk functionaris); END= Expert National Détaché (gedetacheerd nationaal deskundige); INT= Intérimaire (uitzendkracht); JPD = Junior Professionals in Delegations (jonge deskundige in delegaties).
(123)    Subplafond voor extern personeel uit beleidskredieten (vroegere “BA”-onderdelen).
(124)    Bijdragen in natura moeten in de tabel worden opgenomen bij de jaren waarin zij naar verwachting zullen worden geleverd.
(125)    Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en suikerheffingen) moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 20 % aan inningskosten.
(126)    In de zin van artikel 58, lid 2, punt a) of b), van het Financieel Reglement.
(127)    Nadere gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BudgWeb: https://myintracomm.ec.europa.eu/budgweb/NL/man/budgmanag/Pages/budgmanag.aspx  
(128)    GK gesplitste kredieten/NGK = niet-gesplitste kredieten.
(129)    EVA: Europese Vrijhandelsassociatie.
(130)    Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, aspirant-kandidaten van de Westelijke Balkan.
(131)    De bedragen in de titels 1 en 2 vertegenwoordigen de bijdrage van de EU (tot XX EUR) aan de administratiekosten van de Gemeenschappelijke Onderneming. Het resterende deel is afkomstig uit bijdragen van de andere leden van de Gemeenschappelijke Onderneming die in punt 3.2.4 zijn vermeld.
(132)    Voor de betalingskredieten voor de titels 1 en 2 wordt ervan uitgegaan dat jaarlijks alle overeenkomende vastleggingskredieten worden opgebruikt, terwijl de betalingskredieten voor titel 3 worden vastgesteld door rekening te houden met de aard van de acties onder contract en het bijbehorende betalingsschema (voorfinanciering, tussentijdse betalingen en betaling van het saldo).
(133)    De titels 1 en 2 bevatten, wat 2027 betreft, de vastleggingen voor dat jaar en de vervroegde vastleggingen voor de overige jaren van de Gemeenschappelijke Onderneming in de periode 2027-20XX.
(134)    Voor het beheer van de acties in het kader van Horizon Europa. De kosten per VTE worden bepaald aan de hand van de gemiddelde jaarlijkse kosten van ambtenaren/tijdelijke functionarissen (152 000 EUR) en arbeidscontractanten (86 000 EUR). De vermelde personeelsbehoeften in de DG’s van de Commissie zijn eveneens indicatief en niet bindend.
(135)    De andere administratieve uitgaven omvatten zowel infrastructuurkosten als kosten in verband met missies.
(136)    Het totale aantal VTE’s van alle bij de verordening van de Raad in het kader van Horizon Europa opgerichte Gemeenschappelijke Ondernemingen zal tussen 2024 en 2027 worden verlaagd met 10 VTE’s na een beoordeling van de doeltreffendheid van de activiteiten van de GO’s, rekening houdend met efficiëntiewinsten ten gevolge van de opzet van het gemeenschappelijke backoffice. Daartoe zullen tegen eind 2023 herziene financiële memoranda voor de periode 2024-2027 worden verspreid.
(137)    De vermelde personeelsbehoeften in de DG’s van de Commissie zijn eveneens indicatief en niet bindend.
(138)    AC= Agent Contractuel (arbeidscontractant); AL= Agent Local (plaatselijk functionaris); END= Expert National Détaché (gedetacheerd nationaal deskundige); INT= Intérimaire (uitzendkracht); JPD = Junior Professionals in Delegations (jonge deskundige in delegaties).
(139)    Subplafond voor extern personeel uit beleidskredieten (vroegere “BA”-onderdelen).
(140)    Bijdragen in natura moeten in de tabel worden opgenomen bij de jaren waarin zij naar verwachting zullen worden geleverd.
(141)    Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en suikerheffingen) moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 20 % aan inningskosten.
(142)    In de zin van artikel 58, lid 2, punt a) of b), van het Financieel Reglement.
(143)    Nadere gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BudgWeb: https://myintracomm.ec.europa.eu/budgweb/NL/man/budgmanag/Pages/budgmanag.aspx  
(144)    GK gesplitste kredieten/NGK = niet-gesplitste kredieten.
(145)    EVA: Europese Vrijhandelsassociatie.
(146)    Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, aspirant-kandidaten van de Westelijke Balkan.
(147)    De bedragen in de titels 1 en 2 vertegenwoordigen de bijdrage van de EU (tot 29,878 miljoen EUR) aan de administratiekosten van de Gemeenschappelijke Onderneming. Het resterende deel is afkomstig uit bijdragen van de andere leden van de Gemeenschappelijke Onderneming die in punt 3.2.4 zijn vermeld.
(148)    Voor de betalingskredieten voor de titels 1 en 2 wordt ervan uitgegaan dat jaarlijks alle overeenkomende vastleggingskredieten worden opgebruikt, terwijl de betalingskredieten voor titel 3 worden vastgesteld door rekening te houden met de aard van de acties onder contract en het bijbehorende betalingsschema (voorfinanciering, tussentijdse betalingen en betaling van het saldo).
(149)    De titels 1 en 2 bevatten, wat 2027 betreft, de vastleggingen voor dat jaar en de vervroegde vastleggingen voor de overige jaren van de Gemeenschappelijke Onderneming in de periode 2027-2031.
(150)    Voor het beheer van de acties in het kader van Horizon Europa. De kosten per VTE worden bepaald aan de hand van de gemiddelde jaarlijkse kosten vanaf januari 2021 van de salarissen van vaste medewerkers (0,127 EUR), arbeidscontractanten (0,057 EUR) en andere beheerskosten (0,0255 EUR) in verband met gebouwen en IT-kosten voor medewerkers aan onderzoek door derden. Voor de periode 2022-27 is een jaarlijkse indexering van 2 % toegepast. De vermelde personeelsbehoeften in de DG’s van de Commissie zijn indicatief en niet bindend.
(151)    Het totale aantal VTE’s van alle bij de verordening van de Raad in het kader van Horizon Europa opgerichte Gemeenschappelijke Ondernemingen zal tussen 2024 en 2027 worden verlaagd met 10 VTE’s na een beoordeling van de doeltreffendheid van de activiteiten van de GO’s, rekening houdend met efficiëntiewinsten ten gevolge van de opzet van het gemeenschappelijke backoffice. Daartoe zullen tegen eind 2023 herziene financiële memoranda voor de periode 2024-2027 worden verspreid.
(152)    De vermelde personeelsbehoeften in de DG’s van de Commissie zijn eveneens indicatief en niet bindend.
(153)    AC= Agent Contractuel (arbeidscontractant); AL= Agent Local (plaatselijk functionaris); END= Expert National Détaché (gedetacheerd nationaal deskundige); INT= Intérimaire (uitzendkracht); JPD = Junior Professionals in Delegations (jonge deskundige in delegaties).
(154)    Subplafond voor extern personeel uit beleidskredieten (vroegere “BA”-onderdelen).
(155)    Bijdragen in natura moeten in de tabel worden opgenomen bij de jaren waarin zij naar verwachting zullen worden geleverd.
(156)    Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en suikerheffingen) moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 20 % aan inningskosten.
(157)    In de zin van artikel 58, lid 2, punt a) of b), van het Financieel Reglement.
(158)    Vroegtijdig overleg met de regelgevers werd door het wetenschappelijk comité van de GO IMI2 als wenselijk beschouwd voor een geslaagde publiek-private samenwerking. Aanbevelingen van het wetenschappelijk comité van de GO IMI2 met betrekking tot de financiering van het publiek-private partnerschap — wat maakt een onderwerp uiteindelijk geschikt voor een dergelijk financieringsmodel, https://www.imi.europa.eu/sites/default/files/uploads/documents/About-IMI/Governance/sc/SCrecommendations_PPPfunding.pdf
(159)    Nadere gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BudgWeb: https://myintracomm.ec.europa.eu/budgweb/NL/man/budgmanag/Pages/budgmanag.aspx  
(160)    GK gesplitste kredieten/NGK = niet-gesplitste kredieten.
(161)    EVA: Europese Vrijhandelsassociatie.
(162)    Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, aspirant-kandidaten van de Westelijke Balkan.
(163)    De bedragen in de titels 1 en 2 vertegenwoordigen de bijdrage van de EU (tot 30.212 miljoen EUR) aan de administratiekosten van de Gemeenschappelijke Onderneming. Het resterende deel is afkomstig uit bijdragen van de andere leden van de Gemeenschappelijke Onderneming die in punt 3.2.4 zijn vermeld.
(164)    Voor de betalingskredieten voor de titels 1 en 2 wordt ervan uitgegaan dat jaarlijks alle overeenkomende vastleggingskredieten worden opgebruikt, terwijl de betalingskredieten voor titel 3 worden vastgesteld door rekening te houden met de aard van de acties onder contract en het bijbehorende betalingsschema (voorfinanciering, tussentijdse betalingen en betaling van het saldo).
(165)    De titels 1 en 2 bevatten, wat 2027 betreft, de vastleggingen voor dat jaar en de vervroegde vastleggingen voor de overige jaren van de Gemeenschappelijke Onderneming in de periode 2027-2031.
(166)    Voor het beheer van de acties in het kader van Horizon Europa. De kosten per VTE worden bepaald aan de hand van de gemiddelde jaarlijkse kosten vanaf januari 2021 van de salarissen van vaste medewerkers (0,127 EUR), arbeidscontractanten (0,057 EUR) en andere beheerskosten (0,0255 EUR) in verband met gebouwen en IT-kosten voor medewerkers aan onderzoek door derden. Voor de periode 2022-27 is een jaarlijkse indexering van 2 % toegepast. De vermelde personeelsbehoeften in de DG’s van de Commissie zijn indicatief en niet bindend.
(167)    Het totale aantal VTE’s van alle bij de verordening van de Raad in het kader van Horizon Europa opgerichte Gemeenschappelijke Ondernemingen zal tussen 2024 en 2027 worden verlaagd met 10 VTE’s na een beoordeling van de doeltreffendheid van de activiteiten van de GO’s, rekening houdend met efficiëntiewinsten ten gevolge van de opzet van het gemeenschappelijke backoffice. Daartoe zullen tegen eind 2023 herziene financiële memoranda voor de periode 2024-2027 worden verspreid.
(168)    De vermelde personeelsbehoeften in de DG’s van de Commissie zijn eveneens indicatief en niet bindend.
(169)    AC= Agent Contractuel (arbeidscontractant); AL= Agent Local (plaatselijk functionaris); END= Expert National Détaché (gedetacheerd nationaal deskundige); INT= Intérimaire (uitzendkracht); JPD = Junior Professionals in Delegations (jonge deskundige in delegaties).
(170)    Subplafond voor extern personeel uit beleidskredieten (vroegere “BA”-onderdelen).
(171)    Bijdragen in natura moeten in de tabel worden opgenomen bij de jaren waarin zij naar verwachting zullen worden geleverd.
(172)    Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en suikerheffingen) moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 20 % aan inningskosten.
(173)    In de zin van artikel 58, lid 2, punt a) of b), van het Financieel Reglement.
(174)    Europese Commissie (2018). Interim Evaluation of the ECSEL Joint Undertaking (2014-2016) Operating under Horizon 2020. Eindverslag.
(175)    Eindgebruikersectoren die systemen kunnen ontwerpen en produceren.
(176)    Er loopt ook een dialoog tussen de Europese Commissie en de lidstaten over harmonisering en vereenvoudiging.
(177)    Nadere gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BudgWeb: https://myintracomm.ec.europa.eu/budgweb/NL/man/budgmanag/Pages/budgmanag.aspx  
(178)    GK gesplitste kredieten/NGK = niet-gesplitste kredieten.
(179)    EVA: Europese Vrijhandelsassociatie.
(180)    Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, aspirant-kandidaten van de Westelijke Balkan.
(181)

   De bedragen in de titels 1 en 2 vertegenwoordigen de bijdrage van de EU (tot 22 090 000 EUR) aan de administratiekosten van de Gemeenschappelijke Onderneming. Het resterende deel is afkomstig uit bijdragen van de andere leden van de Gemeenschappelijke Onderneming die in punt 3.2.4 zijn vermeld.

(182)

   Voor de betalingskredieten voor de titels 1 en 2 wordt ervan uitgegaan dat jaarlijks alle overeenkomende vastleggingskredieten worden opgebruikt, terwijl de betalingskredieten voor titel 3 worden vastgesteld door rekening te houden met de aard van de acties onder contract en het bijbehorende betalingsschema (voorfinanciering, tussentijdse betalingen en betaling van het saldo).

(183)

   De titels 1 en 2 bevatten, wat 2027 betreft, de vastleggingen voor dat jaar en de vervroegde vastleggingen voor de overige jaren van de Gemeenschappelijke Onderneming in de periode 2027-2031.

(184)

   De kosten voor de evaluatie van projectvoorstellen of voor toetsingen van projecten vallen niet onder titel 2, maar worden geacht onder titel 3 te vallen.

(185)

   Voor het beheer van de acties in het kader van Horizon Europa. De kosten per VTE worden bepaald aan de hand van de gemiddelde jaarlijkse kosten vanaf januari 2021 van de salarissen van vaste medewerkers (0,127 EUR), arbeidscontractanten (0,057 EUR) en andere beheerskosten (0,0255 EUR) in verband met gebouwen en IT-kosten voor medewerkers aan onderzoek door derden. Voor de periode 2022-27 is een jaarlijkse indexering van 2 % toegepast. De vermelde personeelsbehoeften in de DG’s van de Commissie zijn indicatief en niet bindend.

(186)    In de vermelde personeelsaantallen is geen rekening gehouden met de mogelijke invoering van centraal beheer van alle financiële bijdragen. Indien een dergelijk systeem wordt toegepast, moet mogelijk een verhoging van het aantal medewerkers worden overwogen.
(187)    De vermelde personeelsbehoeften in de DG’s van de Commissie zijn eveneens indicatief en niet bindend.
(188)    AC= Agent Contractuel (arbeidscontractant); AL= Agent Local (plaatselijk functionaris); END= Expert National Détaché (gedetacheerd nationaal deskundige); INT= Intérimaire (uitzendkracht); JPD = Junior Professionals in Delegations (jonge deskundige in delegaties).
(189)    Subplafond voor extern personeel uit beleidskredieten (vroegere “BA”-onderdelen).
(190)

   In het geval van de Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën” zullen naast de Commissie alleen de particuliere leden, en niet de deelnemende staten bijdragen aan de administratieve kosten.

(191)    Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en suikerheffingen) moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 20 % aan inningskosten.
(192)    In de zin van artikel 58, lid 2, punt a) of b), van het Financieel Reglement.
(193)    Gemeenschappelijk Europees luchtruim: een andere cultuur, maar geen gemeenschappelijk luchtruim, Speciaal verslag nr. 18/2018, Europese Rekenkamer.
(194)    De EU-regelgeving voor de modernisering van het luchtverkeersbeheer heeft een toegevoegde waarde — maar de financiering was grotendeels overbodig, Speciaal verslag nr. 11/2019, Europese Rekenkamer.
(195)    Door de Commissie gewijzigd voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk Europees luchtruim, COM(2020) 579.
(196)    Nadere informatie over de nodige transformatieve technologieën is te vinden in bijlage 6.
(197)    COM(2019) 640 final.
(198)    Op basis van de economische analyse en voorspellingen die zijn opgesteld ter ondersteuning van het recente Europese ATM-masterplan, in de versie van 2020. 
(199)    Werkdocument van de diensten van de Commissie — Tussentijdse evaluatie van de Gemeenschappelijke Ondernemingen in het kader van Horizon 2020, {SWD(2017) 339 final}.
(200)    Nadere gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BudgWeb: https://myintracomm.ec.europa.eu/budgweb/NL/man/budgmanag/Pages/budgmanag.aspx  
(201)    GK gesplitste kredieten/NGK = niet-gesplitste kredieten.
(202)    EVA: Europese Vrijhandelsassociatie.
(203)    Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, aspirant-kandidaten van de Westelijke Balkan.
(204)    De bedragen in de titels 1 en 2 vertegenwoordigen de bijdrage van de EU (tot 30 miljoen EUR) aan de administratiekosten van de Gemeenschappelijke Onderneming. Het resterende deel is afkomstig uit bijdragen van de andere leden van de Gemeenschappelijke Onderneming die in punt 3.2.4 zijn vermeld.
(205)    Voor de betalingskredieten voor de titels 1 en 2 wordt ervan uitgegaan dat jaarlijks alle overeenkomende vastleggingskredieten worden opgebruikt, terwijl de betalingskredieten voor titel 3 worden vastgesteld door rekening te houden met de aard van de acties onder contract en het bijbehorende betalingsschema (voorfinanciering, tussentijdse betalingen en betaling van het saldo).
(206)    De titels 1 en 2 bevatten, wat 2027 betreft, de vastleggingen voor dat jaar en de vervroegde vastleggingen voor de overige jaren van de Gemeenschappelijke Onderneming in de periode 2027-2031.
(207)    Voor het beheer van de acties in het kader van Horizon Europa. De kosten per VTE worden bepaald aan de hand van de gemiddelde jaarlijkse kosten van personeel van de categorie AD (152 000 EUR) en CA (82 000 EUR). De vermelde personeelsbehoeften in de DG’s van de Commissie zijn eveneens indicatief en niet bindend.
(208)    Het totale aantal VTE’s van alle bij de verordening van de Raad in het kader van Horizon Europa opgerichte Gemeenschappelijke Ondernemingen zal tussen 2024 en 2027 worden verlaagd met 10 VTE’s na een beoordeling van de doeltreffendheid van de activiteiten van de GO’s, rekening houdend met efficiëntiewinsten ten gevolge van de opzet van het gemeenschappelijke backoffice. Daartoe zullen tegen eind 2023 herziene financiële memoranda voor de periode 2024-2027 worden verspreid.
(209)    De vermelde personeelsbehoeften in de DG’s van de Commissie zijn eveneens indicatief en niet bindend.
(210)    AC= Agent Contractuel (arbeidscontractant); AL= Agent Local (plaatselijk functionaris); END= Expert National Détaché (gedetacheerd nationaal deskundige); INT= Intérimaire (uitzendkracht); JPD = Junior Professionals in Delegations (jonge deskundige in delegaties).
(211)    Subplafond voor extern personeel uit beleidskredieten (vroegere “BA”-onderdelen).
(212)    De administratieve kosten in 2021 worden gedekt door de bijdragen in het kader van het huidige H2020-programma. Dit cijfer draagt dus niet bij aan de berekeningen in het kader van de begroting van Horizon Europa.
(213)    Bijdragen in natura moeten in de tabel worden opgenomen bij de jaren waarin zij naar verwachting zullen worden geleverd.
(214)    Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en suikerheffingen) moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 20 % aan inningskosten.
(215)    In de zin van artikel 58, lid 2, punt a) of b), van het Financieel Reglement.
(216)    Nadere gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BudgWeb: https://myintracomm.ec.europa.eu/budgweb/NL/man/budgmanag/Pages/budgmanag.aspx  
(217)    GK gesplitste kredieten/NGK = niet-gesplitste kredieten.
(218)    EVA: Europese Vrijhandelsassociatie.
(219)    Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, aspirant-kandidaten van de Westelijke Balkan.
(220)    De bedragen in de titels 1 en 2 vertegenwoordigen de bijdrage van de EU (tot 13 929 000 EUR) aan de administratiekosten van de Gemeenschappelijke Onderneming. Het resterende deel is afkomstig uit bijdragen van de andere leden van de Gemeenschappelijke Onderneming die in punt 3.2.4 zijn vermeld.
(221)    Voor de betalingskredieten voor de titels 1 en 2 wordt ervan uitgegaan dat jaarlijks alle overeenkomende vastleggingskredieten worden opgebruikt, terwijl de betalingskredieten voor titel 3 worden vastgesteld door rekening te houden met de aard van de acties onder contract en het bijbehorende betalingsschema (voorfinanciering, tussentijdse betalingen en betaling van het saldo).
(222)    De titels 1 en 2 bevatten, wat 2027 betreft, de vastleggingen voor dat jaar en de vervroegde vastleggingen voor de overige jaren van de Gemeenschappelijke Onderneming in de periode 2027-2031.
(223)    De kosten voor de evaluatie van projectvoorstellen of voor toetsingen van projecten vallen niet onder titel 2, maar worden geacht onder titel 3 te vallen.
(224)    Voor het beheer van de acties in het kader van Horizon Europa. De kosten per VTE worden bepaald aan de hand van de gemiddelde jaarlijkse kosten vanaf januari 2021 van de salarissen van vaste medewerkers (0,127 EUR), arbeidscontractanten (0,057 EUR) en andere beheerskosten (0,0255 EUR) in verband met gebouwen en IT-kosten voor medewerkers aan onderzoek door derden. Voor de periode 2022-27 is een jaarlijkse indexering van 2 % toegepast. De vermelde personeelsbehoeften in de DG’s van de Commissie zijn eveneens indicatief en niet bindend.
(225)    De kosten per VTE worden bepaald aan de hand van de gemiddelde jaarlijkse kosten vanaf januari 2021 van de salarissen van vaste medewerkers (0,127 EUR), arbeidscontractanten (0,057 EUR) en andere beheerskosten (0,0255 EUR) in verband met gebouwen en IT-kosten voor medewerkers aan onderzoek door derden. Voor de periode 2022-27 is een jaarlijkse indexering van 2 % toegepast.
(226)    De vermelde personeelsbehoeften in de DG’s van de Commissie zijn eveneens indicatief en niet bindend.
(227)    AC= Agent Contractuel (arbeidscontractant); AL= Agent Local (plaatselijk functionaris); END= Expert National Détaché (gedetacheerd nationaal deskundige); INT= Intérimaire (uitzendkracht); JPD = Junior Professionals in Delegations (jonge deskundige in delegaties).
(228)    Subplafond voor extern personeel uit beleidskredieten (vroegere “BA”-onderdelen).
(229)    Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en suikerheffingen) moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 20 % aan inningskosten.
Top

Brussel, 23.2.2021

COM(2021) 87 final

BIJLAGEN

bij het

voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD

tot oprichting van de Gemeenschappelijke Ondernemingen in het kader van Horizon Europa

{SEC(2021) 100 final} - {SWD(2021) 37 final} - {SWD(2021) 38 final}


BIJLAGE I

Stichtende leden van de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone luchtvaart”

1)Aciturri Aeronáutica S.L.U., een vennootschap naar Spaans recht (registratienummer: BU12351) met zetel in P.I. Bayas, calle Ayuelas 22, 09200, Miranda de Ebro (Burgos), Spanje

2)Aernnova Aerospace SAU, een vennootschap naar Spaans recht (registratienummer: VI6749) met zetel in Parque Tecnológico de Álava, C/ Leonardo da Vinci 13, Miñano (Álava), Spanje

3)Airbus SE, een vennootschap naar Frans recht (registratienummer: 383 474 814) met zetel in Rond-Point Maurice Bellonte 1, 31707 Blagnac, Frankrijk

4)Centro Italiano Ricerche Aerospaziali (CIRA) SCpA, een vennootschap naar Italiaans recht (registratienummer: 128446) met zetel in Via Maiorise 1, 81043 Capua-Caserta, Italië

5)Dassault Aviation SA, een vennootschap naar Frans recht (registratienummer: 712042456) met zetel in Rond-Point des Champs-Elysées Marcel-Dassault 9, 78008 Parijs, Frankrijk

6)Deutsches Zentrum für Luft- und Raumfahrt e.V. (DLR), een vereniging naar Duits recht (registratienummer: VR2780) met zetel in Linder Höhe, 51147 Keulen, Duitsland

7)Fraunhofer-Gesellschaft zur Förderung der Angewandten Forschung e.V., een vereniging naar Duits recht (registratienummer: VR4461) met zetel in Hansastrasse 27C, 80686 München, Duitsland

8)Fokker Technologies Holding BV, een vennootschap naar Nederlands recht (registratienummer: 50010964) met zetel in Industrieweg 4, 3351 LB Papendrecht, Nederland

9)GE Avio S.r.l., een vennootschap naar Italiaans recht (registratienummer: 1170622CF10898340012) met zetel in Rivalta di Torino (TO), Via I Maggio nr. 99, Italië

10)GKN Aerospace, Sweden AB, een vennootschap naar Zweeds recht (registratienummer: 5560290347) met zetel in Flygmotorvägen 1, SE-461 81 Trollhättan, Zweden

11)Honeywell International s.r.o., een vennootschap naar Tsjechisch recht (registratienummer: 27617793) met zetel in V Parku 2325/18, 148 00 Praha 4 — Chodov, Praag, Tsjechië

12)Industria de Turbo Propulsores S.A.U., een vennootschap naar Spaans recht (registratienummer: BI5062) met zetel in Parque Tecnológico, Edificio 300, 48170 Zamudio, Spanje

13)Leonardo SpA, een vennootschap naar Italiaans recht (registratienummer: 7031) met zetel in Piazza Monte Grappa 4, 00195 Rome, Italië

14)Liebherr-Aerospace & Transportation SAS, een vennootschap naar Frans recht (registratienummer: 552016834) met zetel in avenue des États-Unis 408, 31016 Toulouse Cedex 2, Frankrijk

15)Lufthansa Technik AG, een vennootschap naar Duits recht (registratienummer: HRB 56865) met zetel in Weg beim Jäger 193, 22335 Hamburg, Duitsland

16)MTU Aero Engines AG, een vennootschap naar Duits recht (registratienummer: HRB 157206) met zetel in Dachauer Str. 665, 80995 München, Duitsland

17)National Institute for Aerospace Research (INCAS), een vennootschap naar Roemeens recht (registratienummer: J40649215071991) met zetel in B-dul Iuliu Maniu nr. 220, sect 6, 061126 Boekarest, Roemenië

18)Office National d’Etudes et de Recherches Aérospatiales (ONERA), een vennootschap naar Frans recht (registratienummer: 775722879) met zetel in BP 80100 — 91123 Palaiseau, Frankrijk

19)Piaggio Aero Industries*, een vennootschap naar Italiaans recht (registratienummer: 903062) met zetel in Viale Generale Disegna 1, 17038 Villanova d’Albenga, Savona, Italië

20)Pipistrel Vertical Solutions d.o.o., een vennootschap naar Sloveens recht (registratienummer: 7254466000) met zetel in Vipavska cesta 2, SI-5270 Ajdovščina, Slovenië

21)Rolls-Royce Deutschland Ltd & Co KG, een vennootschap naar Duits recht (registratienummer: HRA 2731P) met zetel in Eschenweg 11, Dahlewitz, 15827 Blankenfelde-Mahlow, Duitsland

22)Safran, een vennootschap naar Frans recht (registratienummer: 562 082 909) met zetel in Bvd. du General Martial-Valin 2, 75015 Parijs, Frankrijk

23)Stichting Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium, een stichting naar Nederlands recht (registratienummer: 41150373) met zetel in Anthony Fokkerweg 2, 1059 CM Amsterdam, Nederland

24)Thales AVS France SAS, een vennootschap naar Frans recht (registratienummer: 612039495) met zetel in Avenue Marcel Dassault 75–77, 33700 Mérignac, Frankrijk

25)United Technologies Research Centre Ireland, Ltd, een vennootschap naar Iers recht (registratienummer: 472601) met zetel in Fourth Floor, Penrose Business Centre, Penrose Wharf, Cork T23 XN53, Ierland

26)Universiteit van Patras, instelling naar Grieks recht (registratienummer: EL998219694 (btw-nr.)) met zetel in University Campus, 26504  Rio Achaia, Griekenland

BIJLAGE II

Stichtende leden van de Gemeenschappelijke Onderneming “Europese spoorwegen”

1)Administrador de Infraestructuras Ferroviarias (ADIF), Entidad Pública Empresarial, een openbare onderneming naar Spaans recht (registratienummer: Q2801660H) met zetel in Calle Sor Ángela de la Cruz 3, 28020 Madrid, Spanje

2)Alstom Transport SA, een vennootschap naar Frans recht (registratienummer 389 191 982) met zetel in rue Albert Dhalenne 48, 93482 Saint-Ouen, Frankrijk

3)ANGELRAIL consortium onder leiding van MER MEC S.p.A., een vennootschap naar Italiaans recht (registratienummer: 05033050963) met zetel in Monopoli (BA), 70043 Via Oberdan 70, Italië

4)AŽD Praha s.r.o., een vennootschap naar Tsjechisch recht (registratienummer: 48029483) met zetel in Žirovnická 3146/2, Záběhlice, 106 00, Praag 10, Tsjechië

5)Construcciones y Auxiliar de Ferrocarriles, S.A. (CAF), een vennootschap naar Spaans recht (registratienummer: deel 983, blad 144, paginanummer SS329, inschrijving 239ª) met zetel in calle José Miguel Iturrioz nr. 26, 20200, Beasain (Gipuzkoa), Spanje

6)Asociación Centro Tecnológico CEIT, een vereniging naar Spaans recht (registratienummer: 28/1986 Register van verenigingen van de regering van de autonome gemeenschap Baskenland), met zetel in Paseo Manuel Lardizabal nr. 15, Donostia-San Sebastián, Spanje

7)České dráhy, a.s., een vennootschap naar Tsjechisch recht (registratienummer: 70994226, ingeschreven in het handelsregister bij de rechtbank van Praag, deel B, inlegvel 8039) met zetel in Praag 1, Nábřeží L. Svobody 1222, postcode 110 15, Tsjechië

8)Deutsche Bahn AG, Duitsland

9)Deutsches Zentrum für Luft- und Raumfahrt e.V. (DLR), vereniging naar Duits recht (registratienummer: VR 2780 bij Amtsgericht Bonn) met zetel in Linder Höhe, 51147 Keulen, Duitsland

10)European Smart Green Rail Joint Venture (eSGR JV), vertegenwoordigd door het Centro de Estudios de Materiales y Control de Obra S.A. (CEMOSA), een vennootschap naar Spaans recht (registratienummer: A-29021334) met zetel in Benaque 9, 29004 Málaga, Spanje

11)Faiveley Transport SAS, een vennootschap naar Frans recht (registratienummer 323 288 563 RCS Nanterre) met zetel in 3, rue du 19 mars 1962, 92230 Gennevilliers, Frankrijk

12)Ferrovie dello Stato Italiane S.p.A. (FSI), een vennootschap naar Italiaans recht (registratienummer: R.E.A. 962805) met zetel in piazza della Croce Rossa 1, 00161 Rome, Italië

13)Hitachi Rail STS S.p.A., een vennootschap naar Italiaans recht (registratienummer R.E.A. GE421689) met zetel in Genua, Italië

14)INDRA SISTEMAS S.A., een vennnootschap naar Spaans recht (registratienummer: A-28599033) met zetel in Avenida de Bruselas nr. 35, 28108 Alcobendas, Madrid, Spanje

15)PATENTES TALGO S.L.U., een vennootschap naar Spaans recht (registratienummer: B-84528553) met zetel in Paseo del tren Talgo, nr. 2, 28290 Las Rozas de Madrid, Madrid, Spanje

16)Jernbanedirektorate (Norwegian Rail Directorate), Oslo, Norwegen

17)Knorr-Bremse Systems für Schienenfahrzeuge GmbH, een vennootschap naar Duits recht (registratienummer: HRB91181) met zetel in Moosacher Str. 8, 80809 München, Duitsland

18)Österreichische Bundesbahnen-Holding Aktiengesellschaft (ÖBB-Holding AG), een vennootschap naar Oostenrijks recht (registratienummer: FN 247642f) met zetel in Am Hauptbahnhof 2, 1100 Wenen, Oostenrijk

19)Polskie Koleje Państwowe Spółka Akcyjna (PKP), een staatsbedrijf naar Pools recht (registratienummer: 0000019193) met zetel in Al. Jerozolimskie 142A, 02-305 Warschau, Polen

20)ProRail B.V. & NS Groep N.V. 

ProRail B.V., een vennootschap naar Nederlands recht (registratienummer: 30124359) met zetel in Utrecht (PIC-nr.: 998208668), Nederland

NS Groep N.V., een vennootschap naar Nederlands recht (registratienummer: 30124358) met zetel in Utrecht (PIC-nr.: 892354217), Nederland

21)Siemens Mobility GmbH, een vennootschap naar Duits recht (registratienummer: HRB 237219), met zetel in Otto-Hahn-Ring 6, München, Duitsland

22)Société nationale des chemins de fer français SNCF, een naamloze vennootschap naar Frans recht (registratienummer: 552 049 447) met zetel in Place aux Étoiles 2, 93200 Saint-Denis, Frankrijk

23)Strukton Rail Nederland B.V., een vennootschap naar Nederlands recht (registratienummer: 30139439, Kamer van Koophandel van Utrecht), Nederland

24)THALES SIX GTS France SAS, een vennootschap naar Frans recht (registratienummer: 383 470 937) met zetel in Avenue des Louvresses 4 – 92230 Gennevilliers, Frankrijk

25)Trafikverket, een overheidsorgaan naar Zweeds recht (registratienummer: 202100-6297) met zetel in 781 89 Borlänge, Zweden

26)voestalpine Railway Systems GmbH, een vennootschap naar Oostenrijks recht (registratienummer: FN 126714w) met zetel in Kerpelystrasse 199, 8700 Leoben, Oostenrijk

BIJLAGE III

Stichtende leden van de Gemeenschappelijke Onderneming “Derde ATM-onderzoek in het kader van het gemeenschappelijk Europees luchtruim”

1)AEROPORTS DE PARIS, een vennootschap naar Frans recht (officieel registratienummer 552 016 628 RCS Bobigny) met zetel in rue de France 1, 93290 Tremblay en France, Frankrijk.

2)Air Navigation Services of the Czech Republic (ANS CR), staatsbedrijf naar Tsjechisch recht met zetel in Navigační 787, 252 61 Jeneč, Tsjechië, ondernemingsnummer: 497 10 371, btw-nummer: CZ699004742, ingeschreven in het handelsregister bij de rechtbank van Praag onder deel A, inlegvel 10771.

3)Air traffic services authority (BULATSA), staatsbedrijf naar Bulgaars recht (registratienummer: 000697179) met zetel in Brussels blvd 1, 1540 Sofia, Bulgarije

4)Airbus SAS, een vennootschap naar Frans recht (registratienummer: 383 474 814 R.C.S. Toulouse) met zetel in Rond-Point Émile Dewoitine 2, 31700 Blagnac, Frankrijk

5)AT-One Consortium, bestaande uit:
 
a) Deutsches Zentrum fur Luft- und Raumfahrt e.V. (DLR), een vereniging naar Duits recht (met registratienummer in het register van verenigingen: VR 2780) met zetel in Keulen, Duitsland en adres in Linder Hoehe, 51147 Keulen, Duitsland

b) Stichting Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium (NLR), een stichting naar Nederlands recht (registratienummer van de Kamer van Koophandel: 41150373), met zetel in Amsterdam, Nederland, en adres in Anthony Fokkerweg 2, 1059 CM Amsterdam, Nederland

6)Avinor AS, een vennootschap naar Noors recht (registratienummer: 985 198 292) met zetel in Oslo, Noorwegen

7)Boeing Aerospace Spain, SL, een vennootschap naar Spaans recht, btw-nummer: B83053835, met zetel in Avenida Sur del Aeropuerto de Barajas 38, Madrid, 28042, Spanje

8)Centro Italiano Ricerche Aerospaziali  (CIRA) SCpA, een vennootschap naar Italiaans recht (registratienummer: CE-128446), met zetel in Via Maiorise, 81043 Capua (CE), Italië

9)DFS Deutsche Flugsicherung GmbH, privaatrechtelijk geregistreerd (registratienummer: HRB 34977), met zetel in Langen (Hessen), Duitsland.

10)Drone Alliance Europe, een non-profitorganisatie (“Association sans but lucrative/Vereniging zonder winstoogmerk”) naar Belgisch recht (registratienummer: 0693.860.794) met zetel in Breydelstraat 34–36, 1040 Brussel, België

11)Ecole Nationale de l’Aviation Civile (ENAC), instelling naar Frans recht (registratienummer: 193 112 562 00015) met zetel in avenue Edouard Belin 7, CS 54005 – 31055 Toulouse, Cedex 4, Frankrijk

12)ENAV S.p.A., een vennootschap naar Italiaans recht (registratienummer: R.E.A. 965162) met zetel in Via Salaria 716, 00138 Rome, Italië

13)ENTIDAD PUBLICA EMPRESARIAL ENAIRE, openbare onderneming overeenkomstig wet 4/1990 van 29 juni 1990 inzake algemene rijksbegrotingen (AENA-stichting overeenkomstig artikel 82) en wet 18/2014 van 15 oktober 2014, waarbij urgente maatregelen voor groei, concurrentievermogen en efficiëntie worden goedgekeurd (naamsverandering in ENAIRE overeenkomstig artikel 18), btw-nummer: Q2822001J, met zetel in Parque Empresarial las Mercedes, Edificio nr. 2 Avda. de Aragón 330, 28022 Madrid, Spanje

14)Frequentis AG, een vennootschap naar Oostenrijks recht (registratienummer: FN 72115 b) met zetel in Innovationsstraße 1, 1100 Wenen, Oostenrijk

15)Flughafen München GmbH, een vennootschap naar Duits recht (registratienummer: HRB 5448, rechtbank van München) met zetel in Nordallee 25, 85356 München-Flughafen, Duitsland

16)Hamburg Aviation e.V., een vereniging naar Duits recht (registratienummer: VR 21026) met zetel in 20355 Hamburg, Duitsland

17)Honeywell International s.r.o., een vennootschap naar Tsjechisch recht (identificatienummer: 276 17 793) met zetel in V Parku 2325/16, 148 00 Praag 4, Tsjechië

18)HungaroControl Hungarian Air Navigation Services Private Limited Company, een vennootschap naar Hongaars recht (registratienummer: 01-10-045570) met zetel in Igló utca 33-35, 1185 Boedapest, Hongarije

19)Indra Sistemas, S.A., een vennootschap naar Spaans recht met fiscale identificatiecode A-28599033, geregistreerd in het handelsregister van Madrid in algemeen deel 5465, 4554 van sectie 3 van het register van ondernemingen, blad 80, paginanummer 43677, 1e inschrijving, met zetel in Avenida de Bruselas nr. 35, 28108 Alcobendas, Madrid, Spanje

20)Lennuliiklusteeninduse Aktsiaselts (EANS — Estonian Air Navigation Services), naamloze vennootschap naar Ests recht (registratienummer 10341618), met zetel in Harju maakond, rae vald, Rae küla, Kanali põik 3, 10112, Estland

21)Leonardo Società per azioni; korte naam: Leonardo S.p.A., een vennootschap naar Italiaans recht (fiscale code en registratienummer: 00401990585) met zetel in Piazza Monte Grappa nr. 4, 00195 Rome, Italië

22)Lilium GmbH, een vennootschap geregistreerd in het handelsregister bij de rechtbank van München, Duitsland (registratienummer: HRB 216921) met zetel in München, Duitsland

23)L’OFFICE NATIONAL D’ÉTUDES ET DE RECHERCHES AÉROSPATIALES (ONERA), een Frans agentschap naar Frans recht (Établissement public à caractère industriel et commercial), geregistreerd in het handelsregister van Évry (registratienummer: 775 722 879), met hoofdkantoor in BP 80100, FR-91123 Palaiseau Cedex, Frankrijk

24)Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL), een overheidsorgaan opgericht bij de Nederlandse Luchtvaartwet, geregistreerd naar Nederlands recht (registratienummer: 34367959) met zetel in Schiphol, Nederland

25)NATMIG consortium, bestaande uit de volgende juridische entiteiten:

a)SINTEF AS, een non-profitorganisatie op het gebied van onderzoek en technologie naar Noors recht (registratienummer: 919 303 808) met zetel in Strindvegen 4, 7034 Trondheim, Noorwegen

b)Saab AB (publ), een vennootschap naar Zweeds recht (registratienummer: 556036-0793) met zetel in 581 88 Linköping, Zweden

c)Airtel ATN Limited, een vennootschap naar Iers recht (registratienummer: 287698) met zetel in Harbour Square 2, Crofton Road, Dun Laoghaire, County Dublin, A96 D6RO, Ierland

26)PANSA, een rechtspersoon van de staat, georganiseerd en werkzaam overeenkomstig de wet van 8 december 2006 betreffende het Poolse Agentschap voor luchtvaartnavigatiediensten, handelsregisternummer: 140886771, fiscaal identificatienummer: 5222838321, gevestigd in Wieżowa 8 street, 02-147 Warschau, Polen

27)Pipistrel Vertical Solutions d.o.o., een vennootschap naar Sloveens recht (registratienummer: 7254466000) met zetel in Ajdovščina, Slovenië

28)SAFRAN, een vennootschap naar Frans recht (registratienummer: 562 082 909 R.C.S. Paris) met zetel in Parijs, Frankrijk

29)SCHIPHOL NEDERLAND BV, een vennootschap naar Nederlands recht (registratienummer Kamer van Koophandel: 34166584) met zetel in SHG, Evert van de Beekstraat 202, 1118 CP Schiphol, Nederland

30)THALES AVS SAS FRANCE, Société simplifiée par actions, een vennootschap naar Frans recht (registratienummer: RCS Bordeaux 612 039 495) met zetel in Avenue Marcel Dassault 73–75, 33700 Mérignac, Frankrijk

31)THALES LAS FRANCE SAS, vennootschap naar Frans recht (registratienummer: 319 159 877) met zetel in Avenue Gay Lussac 2, 78990 Élancourt, Frankrijk

32)The Alliance for New Mobility Europe (AME) [consortium], bestaande uit de volgende leden:

a)Droniq GmbH, een vennootschap naar Duits recht (registratienummer: HRB 115576) met zetel in Ginnheimer Stadtweg 88, 60431 Frankfurt am Main, Duitsland

b)Unifly, een vennootschap naar Belgisch recht (registratienummer: BE0635520937) met zetel in Luchthavenlei 7a, 2100 Antwerpen, België

c)Unisphere, een vennootschap naar Duits recht (registratienummer: HRB 720337) met zetel in Turmstr 5, 78467 Konstanz, Duitsland

d)Dragonflypads, een vennootschap naar Frans recht (registratienummer: 399 439 835) met zetel in rue de la Boétie 128, 75008 Parijs, Frankrijk

33)The Borealis Alliance, bestaande uit de volgende negen verleners van luchtvaartdiensten:

a)Fintraffic Air Navigation Services Ltd, een vennootschap naar Fins recht (registratienummer: 2767840-1) met zetel in Lentäjäntie 3, PL 157, 01531 Vantaa, Finland

b)Avinor Flysikring AS, een vennootschap naar Noors recht (registratienummer: NO 913 074 270 MVA) met zetel in Pb 150, 2061 Gardermoen, Noorwegen

c)Irish Aviation Authority, geregistreerd overeenkomstig het recht van de Republiek Ierland en met zetel in The Times Building, D’Olier Street 11–12, Dublin 2, Ierland

d)Isavia ANS ehf, vennootschap naar IJslands recht (registratienummer: 591219-1460) met zetel in Reykjavíkurflugvöllur 102, Reykjavík, IJsland

e)SJSC “Latvijas gaisa satiksme” (“LGS”), een openbare vennootschap op aandelen naar Lets recht (registratienummer: 40003038621) met zetel in Riga International Airport, Muzeju street 3, gemeente Mārupe, Letland

f)Lennuliiklusteeninduse Aktsiaselts (EANS — Estonian Air Navigation Services), een vennootschap naar Ests recht (registratienummer: 10341618) met zetel in Harju maakond, rae vald, Rae küla, Kanali põik 3, 10112 Estland

g)Luftfartsverket (“LFV”), een staatsbedrijf naar Zweeds recht (registratienummer 202195-0795) met zetel in Hospitalsgatan 30, S-601 79 Norrköping, Zweden

h)Naviair, een staatsbedrijf naar Deens rechts met zetel in Naviair Allé 1, DK 2770 Kastrup, Denemarken

34)COOPANS consortium, bestaande uit de volgende juridische entiteiten:

a)Austro Control Österreichische Gesellschaft für Zivilluftfahrt mit beschränkter Haftung, (ACG), een vennootschap naar Oostenrijks recht (registratienummer: 71000m) met zetel in Wagramer Strasse 19, A-1220 Wenen, Oostenrijk

b)Croatia Control Ltd, (CCL), een vennootschap naar Kroatisch recht (registratienummer 080328617) met zetel in Rudolfa Fizira 2, Velika Gorica, Kroatië

c)Irish Aviation Authority (IAA), geregistreerd overeenkomstig het recht van de Republiek Ierland (registratienummer 211082) met zetel in The Times Building, D’Olier Street 11–12, Dublin 2, Ierland

d)Luftfartsverket, een staatsbedrijf naar Zweeds recht (registratienummer: 202100-0795) met zetel in Norrköping, Zweden

e)NAVEGAÇÃO AÉREA DE PORTUGAL — NAV Portugal E.P.E, openbare onderneming naar Portugees recht (registratienummer 504448064) met zetel in Rua D, Edifício 121, Aeroporto de Lisboa, 1700-008 Lissabon, Portugal

f)Naviair, staatsbedrijf naar Deens recht, ook overeenkomstig de wet inzake Naviair van 26 mei 2010 (registratienummer 26059763) met zetel in Naviair Allé 1 2770 Kastrup, Denemarken

35)THE EUROPEAN ORGANIZATION FOR THE SAFETY OF AIR NAVIGATION (EUROCONTROL), een intergouvernementele organisatie naar international publiekrecht, ingeschreven in de Kruispuntbank voor Ondernemingen onder nummer 0923.980.032, met zetel in Raketstraat 96, 1130 Brussel, België

36)Het Europees Ruimteagentschap, een intergouvernementele organisatie opgericht bij het verdrag dat op 30 mei 1975 in Parijs voor ondertekening is opengesteld en op 30 oktober 1980 in werking is getreden, 24 rue du Général Bertrand, CS 30798, 75345 Parijs CEDEX 7, Frankrijk

37)De Franse Staat — Ministère de la Transition écologique, DGAC (Direction générale de l’aviation civile), DSNA (Direction des services de la navigation aérienne) naar Frans recht (registratienummer: SIREN 120 064 019 00074) met zetel in Rue Henry Farman 50, 75720 Parijs Cedex 15, Frankrijk

38)United Technologies Research Centre Ireland Limited, een vennootschap naar Iers recht (registratienummer: 472601) met zetel in Penrose Business Centre, Penrose Wharf, Cork, Ierland

39)Volocopter GmbH, een vennootschap naar Duits recht (registratienummer HRB 702987) met zetel in Zeiloch 20, 76646 Bruchsal, Duitsland

40)VTT Technical Research Centre of Finland Ltd, een vennootschap naar Fins recht (registratienummer: 26473754) met zetel in Espoo, Finland

Top