Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52021IP0489

    Resolutie van het Europees Parlement van 14 december 2021 met aanbevelingen aan de Commissie inzake het bestrijden van gendergerelateerd geweld: cybergeweld (2020/2035(INL))

    PB C 251 van 30.6.2022, p. 2–22 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    30.6.2022   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 251/2


    P9_TA(2021)0489

    Bestrijding van gendergerelateerd geweld: cybergeweld

    Resolutie van het Europees Parlement van 14 december 2021 met aanbevelingen aan de Commissie inzake het bestrijden van gendergerelateerd geweld: cybergeweld (2020/2035(INL))

    (2022/C 251/01)

    Het Europees Parlement,

    gezien artikel 2 en artikel 3, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie,

    gezien artikel 8, artikel 83, lid 1, en de artikelen 84 en 225 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

    gezien het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en met name de artikelen 7, 8, 10, 11, 12, 21, 23, 24, 25, 26 en 47,

    gezien de mededeling van de Commissie van 5 maart 2020, getiteld “Een Unie van gelijkheid: strategie voor gendergelijkheid 2020-2025”, en met name de daarin vastgestelde doelstelling om vrouwen en meisjes te vrijwaren van geweld en stereotypen,

    gezien de mededeling van de Commissie van 14 april 2021 over de EU-strategie voor de bestrijding van mensenhandel 2021-2025,

    gezien de mededeling van de Commissie van 28 september 2017, getiteld “De bestrijding van illegale online-inhoud: Naar een grotere verantwoordelijkheid voor onlineplatforms”,

    gezien de mededeling van de Commissie van 24 juni 2020, getiteld “EU-strategie inzake de rechten van slachtoffers (2020-2025)”,

    gezien de mededeling van de Commissie van 12 november 2020, getiteld “Een Unie van gelijkheid: strategie voor gelijkheid van lhbtiq’ers 2020-2025”,

    gezien het voorstel van de Commissie voor een besluit van de Raad over de sluiting, door de Europese Unie, van het Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld,

    gezien het voorstel van de Commissie voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende een eengemaakte markt voor digitale diensten (wet inzake digitale diensten) en tot wijziging van Richtlijn 2000/31/EG,

    gezien de gedragscode van de Commissie voor de bestrijding van illegale haatzaaiende uitlatingen op internet, die in mei 2016 werd gepubliceerd, en de vijfde beoordelingsronde in het kader daarvan, die heeft geleid tot de opstelling van het informatieblad “Countering illegal hate speech online — 5th evaluation of the Code of Conduct”,

    gezien het Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld, dat op 11 mei 2011 in Istanbul voor ondertekening werd opengesteld (het “Verdrag van Istanbul”),

    gezien het Verdrag van de Raad van Europa van 23 november 2001 inzake cybercriminaliteit,

    gezien zijn resolutie van 21 januari 2021 over de EU-strategie inzake gendergelijkheid (1),

    gezien zijn resolutie van 10 juni 2021 over de bevordering van gendergelijkheid in onderwijs en loopbanen op het gebied van wetenschap, technologie, engineering en wiskunde (STEM) (2),

    gezien zijn resolutie van 11 maart 2021 over het uitroepen van de EU tot vrijheidszone voor LGBTIQ-personen (3),

    gezien zijn resolutie van 10 februari 2021 over de uitvoering van Richtlijn 2011/36/EU inzake de voorkoming en bestrijding van mensenhandel en de bescherming van slachtoffers daarvan (4),

    gezien zijn resolutie van 11 februari 2021 over de uitdagingen met betrekking tot vrouwenrechten in Europa: meer dan 25 jaar na de verklaring en het actieprogramma van Peking (5),

    gezien zijn resolutie van 21 januari 2021 over het genderperspectief in de COVID-19-crisis en de periode na de crisis (6),

    gezien zijn resolutie van 21 januari 2021 over de digitale kloof tussen vrouwen en mannen dichten: de deelname van vrouwen aan de digitale economie (7),

    gezien zijn resolutie van 25 november 2020 over het versterken van de mediavrijheid: bescherming van journalisten in Europa, haatzaaiende taal, desinformatie en de rol van platforms (8),

    gezien zijn resolutie van 17 april 2020 over gecoördineerde EU-maatregelen om de COVID-19-pandemie en de gevolgen ervan te bestrijden (9),

    gezien zijn resolutie van 28 november 2019 over de toetreding van de EU tot het Verdrag van Istanbul en andere maatregelen ter bestrijding van gendergerelateerd geweld (10),

    gezien zijn resolutie van 13 februari 2019 over verslechteringen op het gebied van de rechten van de vrouw en gendergelijkheid in de EU (11),

    gezien zijn resolutie van 11 september 2018 over maatregelen ter voorkoming en bestrijding van pesterijen en seksuele intimidatie op het werk, in openbare ruimten en in het politieke leven in de EU (12),

    gezien zijn resolutie van 17 april 2018 over het versterken van de positie van vrouwen en meisjes via de digitale sector (13),

    gezien zijn resolutie van 26 oktober 2017 over de bestrijding van seksuele intimidatie en seksueel misbruik in de EU (14),

    gezien zijn resolutie van 3 oktober 2017 over de strijd tegen cybercriminaliteit (15),

    gezien zijn resolutie van 12 september 2017 over het voorstel voor een besluit van de Raad over de sluiting, door de Europese Unie, van het Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld (16),

    gezien de bepalingen van de rechtsinstrumenten van de Verenigde Naties op het gebied van de mensenrechten, met name die betreffende vrouwen- en kinderrechten, en van andere instrumenten van de Verenigde Naties inzake geweld tegen vrouwen en kinderen,

    gezien de resoluties van 16 december 2020 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties getiteld “Intensification of efforts to prevent and eliminate all forms of violence against women and girls” (A/RES/75/161) en “The right to privacy in the digital age” (A/RES/75/176),

    gezien de resolutie van 5 juli 2018 van de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties getiteld “Accelerating efforts to eliminate violence against women and girls: preventing and responding to violence against women and girls in digital contexts” (A/HRC/RES/38/5),

    gezien de verslagen van de speciale VN-rapporteur inzake geweld tegen vrouwen, en met name het verslag van 18 juni 2018 over onlinegeweld tegen vrouwen en meisjes vanuit het oogpunt van de mensenrechten (A/HRC/38/47), het verslag van 6 mei 2020 over het tegengaan van geweld tegen vrouwelijke journalisten (A/HRC/44/52) en het verslag van 24 juli 2020 over het raakvlak tussen de COVID-19-pandemie en de pandemie van gendergerelateerd geweld tegen vrouwen, met de nadruk op huiselijk geweld en het initiatief “vrede in huis”,

    gezien de Verklaring van de Verenigde Naties inzake de uitbanning van geweld tegen vrouwen van 20 december 1993,

    gezien het Verdrag van de Verenigde Naties tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing van 10 december 1984,

    gezien het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen van 18 december 1979,

    gezien algemene aanbeveling nr. 35 van het Comité voor de uitbanning van discriminatie van vrouwen van 14 juli 2017 over gendergerelateerd geweld tegen vrouwen, houdende een actualisering van algemene aanbeveling nr. 19,

    gezien het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van het kind van 20 november 1989,

    gezien algemene opmerking nr. 13 (2011) van het Comité voor de Rechten van het Kind van 18 april 2011 over het recht van kinderen op vrijwaring van alle vormen van geweld,

    gezien de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling, en met name de duurzameontwikkelingsdoelstelling 5 inzake gendergelijkheid,

    gezien het verslag van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa over de veiligheid van vrouwelijke journalisten online (17),

    gezien de studie van de Onderzoeksdienst van het Europees Parlement getiteld “Combating gender-based violence: Cyber violence — European added value assessment”,

    gezien de studie van de Onderzoeksdienst van het Europees Parlement getiteld “Cyber violence and hate speech online against women”,

    gezien de gendergelijkheidsindex van het Europees Instituut voor gendergelijkheid,

    gezien Richtlijn 2011/93/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 ter bestrijding van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie, en ter vervanging van Kaderbesluit 2004/68/JBZ van de Raad (18),

    gezien Richtlijn 2012/29/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten, en ter vervanging van Kaderbesluit van de Raad 2001/220/JBZ (19),

    gezien Verordening (EU) 2021/1232 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juli 2021 betreffende een tijdelijke afwijking van sommige bepalingen van Richtlijn 2002/58/EG ten aanzien van het gebruik van technologieën door aanbieders van nummeronafhankelijke interpersoonlijke communicatiediensten voor de verwerking van persoonsgegevens en andere gegevens ten behoeve van de bestrijding van online seksueel misbruik van kinderen (20),

    gezien het verslag van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten van 3 maart 2014, getiteld “Violence against women: an EU-wide survey”,

    gezien het verslag van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten van 14 mei 2020, getiteld “EU LGBTI II: A long way to go for LGBTI equality” (21),

    gezien de conclusie van de advocaat-generaal van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 11 maart 2021 over het Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld, waarmee de advocaat-generaal beoogt de rechtsonzekerheid te verminderen en duidelijkheid te scheppen omtrent de vraag of en hoe de Unie dit verdrag kan sluiten en bekrachtigen (22),

    gezien de werkzaamheden van het Agentschap van de Europese Unie voor justitiële samenwerking in strafzaken (Eurojust) en het Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving (Europol), waaronder het Europees Centrum voor de bestrijding van cybercriminaliteit en de dreigingsevaluatie van de georganiseerde internetcriminaliteit van Europol,

    gezien de artikelen 47 en 54 van zijn Reglement,

    gezien het gezamenlijk overleg van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken en de Commissie vrouwenrechten en gendergelijkheid overeenkomstig artikel 58 van het Reglement,

    gezien het verslag van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken en de Commissie vrouwenrechten en gendergelijkheid (A9-0338/2021),

    A.

    overwegende dat gendergelijkheid een fundamentele waarde en een kerndoelstelling van de EU is en in al het EU-beleid tot uiting moet komen; overwegende dat het recht op gelijke behandeling en niet-discriminatie een grondrecht is dat is verankerd in artikel 2 en artikel 3, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU), de artikelen 8, 10, 19 en 157 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) en de artikelen 21 en 23 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (“het Handvest”); overwegende dat de uitbanning van gendergerelateerd geweld het eerste doel is van de EU-strategie voor gendergelijkheid 2020-2025 en wordt beschreven als “een van de grootste uitdagingen van onze samenlevingen”, aangezien gendergerelateerd geweld vrouwen in alle lagen van de samenleving treft, ongeacht leeftijd, opleiding, inkomen, sociale achtergrond of land van herkomst of verblijf, en een van de ernstigste belemmeringen vormt voor de verwezenlijking van gendergelijkheid;

    B.

    overwegende dat geweld tegen vrouwen en meisjes en andere vormen van gendergerelateerd geweld wijdverbreid zijn in de Unie en moeten worden beschouwd als een extreme vorm van discriminatie die verstrekkende gevolgen heeft voor slachtoffers, hun familie en gemeenschap, en als een schending van de mensenrechten die diepgeworteld is in genderongelijkheid, die door deze vormen van geweld verder wordt bestendigd en versterkt; overwegende dat gendergerelateerd geweld zijn oorsprong vindt in de ongelijke machtsverdeling tussen vrouwen en mannen en in gevestigde patriarchale structuren en praktijken, gendernormen, seksisme, schadelijke genderstereotypen en vooroordelen, die ertoe hebben geleid dat vrouwen en meisjes in al hun diversiteit, met inbegrip van lhbtiq’ers, worden gedomineerd en gediscrimineerd door mannen;

    C.

    overwegende dat onder geweld tegen vrouwen alle vormen van gendergerelateerd geweld moeten worden verstaan die leiden of waarschijnlijk zullen leiden tot lichamelijk, seksueel of geestelijk letsel of leed of economische schade voor vrouwen, met inbegrip van bedreiging met dit soort geweld, dwang of willekeurige vrijheidsberoving, ongeacht of dit in het openbaar of in de privésfeer geschiedt, of online of offline;

    D.

    overwegende dat vrouwen en meisjes in al hun diversiteit en lhbtiq’ers het doelwit kunnen zijn van gendergerelateerd cybergeweld op grond van hun gender, genderidentiteit, genderexpressie of geslachtskenmerken; overwegende dat de gevolgen van gendergerelateerd cybergeweld erger kunnen worden door intersectionele vormen van discriminatie, waaronder discriminatie op grond van ras, taal, godsdienst, overtuiging, nationale of sociale afkomst, het behoren tot een nationale of etnische minderheid, geboorte, seksuele gerichtheid, leeftijd, gezondheidstoestand, beperking, burgerlijke staat en migratie- of vluchtelingenstatus; overwegende dat er in de EU-strategie voor gelijkheid van lhbtiq’ers aan wordt herinnerd dat iedereen recht heeft op veiligheid, of het nu thuis, in het openbaar of online is;

    E.

    overwegende dat uit de tweede lhbtiq-enquête van het FRA blijkt dat 10 % van de ondervraagde lhbti’ers het voorgaande jaar in aanraking was gekomen met cyberpesten, onder meer op sociale media, omdat zij tot de lhbtiq-gemeenschap behoorden; overwegende dat interseksuelen en transseksuelen onevenredig zwaar werden getroffen (16 %); overwegende dat tieners tussen de 15 en 17 jaar in vergelijking met andere leeftijdsgroepen het vaakst het slachtoffer werden van cyberpesten omdat zij lhbtiq’ers waren (15 %) (7-12 %);

    F.

    overwegende dat geweld tegen vrouwen en meisjes in al hun diversiteit en gendergerelateerd geweld verschillende vormen aannemen en op verschillende manieren tot uiting komen, maar dat die verschillende manifestaties elkaar niet uitsluiten; overwegende dat onlinegeweld vaak verweven en onlosmakelijk verbonden is met offlinegeweld, omdat het eraan voorafgaat, ermee gepaard gaat of eruit voortvloeit; overwegende dat gendergerelateerd cybergeweld daarom moet worden opgevat als een voortzetting van offline gendergerelateerd geweld in de onlineomgeving;

    G.

    overwegende dat in de studie van de Onderzoeksdienst van het Europees Parlement (EPRS) over gendergerelateerd cybergeweld getiteld “Combating gender-based violence: Cyber violence — European added value assessment” is geschat dat gedurende de afgelopen twaalf maanden tussen 4 en 7 % van de vrouwen in de Unie het slachtoffer is geworden van cyberpesten en tussen 1 en 3 % van cyberstalking; overwegende dat cyberstalking verschillende vormen kan aannemen en de meest voorkomende vorm van afzonderlijke of gecombineerde haatzaaiende uitlatingen is, en al te lang niet is erkend of aangepakt; overwegende dat uit de enquête van de World Wide Web Foundation van 2020, waarbij mensen uit 180 landen werden ondervraagd, is gebleken dat 52 % van de jonge vrouwen en meisjes ooit in aanraking is geweest met onlinemisbruik, zoals het delen van privébeelden, -video’s of -berichten zonder toestemming, gemene en vernederende berichten, beledigende en bedreigende taal, seksuele intimidatie en valse inhoud, en dat 64 % van de ondervraagden iemand kende die hiermee in aanraking is geweest;

    H.

    overwegende dat jonge vrouwen en meisjes een groter risico lopen om met cybergeweld, en met name cyberintimidatie en cyberpesten, te worden geconfronteerd; overwegende dat ten minste 12,5 % van de schoolpesterijen online plaatsvindt (23); overwegende dat jongeren tegenwoordig op steeds jongere leeftijd gebruik beginnen te maken van sociale netwerken; overwegende dat deze vormen van geweld het gewicht van sociale ongelijkheden versterken, omdat het vaak de kansarmste jongeren zijn die het doelwit zijn; overwegende dat meisjes volgens Unicef twee keer zo vaak worden lastiggevallen als jongens (24); overwegende dat vrouwen volgens die enquête sceptischer staan tegenover het verantwoorde gebruik van hun gegevens door technologiebedrijven;

    I.

    overwegende dat uit het verslag van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten (FRA) van 3 maart 2014 getiteld “Violence against women: an EU-wide survey” blijkt dat 11 % van de vrouwen in de EU ooit het slachtoffer is geworden van cyberpesten en dat 14 % van de vrouwen in de EU sinds de leeftijd van vijftien jaar in aanraking is geweest met stalken;

    J.

    overwegende dat internetconnectiviteit en toegang tot de digitale openbare ruimte steeds noodzakelijker worden voor de ontwikkeling van onze samenlevingen en economieën; overwegende dat bij banen steeds vaker digitale oplossingen komen kijken en dat veel banen steeds afhankelijker worden van dergelijke oplossingen, wat leidt tot een toenemend risico voor vrouwen om in aanraking te komen met gendergerelateerd cybergeweld wanneer zij aan de arbeidsmarkt en aan economische activiteiten deelnemen;

    K.

    overwegende dat het steeds groter wordende bereik van het internet, de snelle verspreiding van mobiele informatie en het gebruik van sociale media, in combinatie met een continuüm van meervoudige, terugkerende en onderling samenhangende vormen van gendergerelateerd geweld, tot een toename van gendergerelateerd cybergeweld hebben geleid; overwegende dat vrouwen en meisjes die toegang hebben tot het internet vaker te maken krijgen met onlinegeweld dan mannen; overwegende dat de speciale VN-rapporteur inzake geweld tegen vrouwen heeft opgemerkt dat nieuwe technologieën onvermijdelijk zullen leiden tot andere, nieuwe uitingen van onlinegeweld tegen vrouwen; overwegende dat innovatie plaatsvindt in een tempo waarin vaak geen rekening kan worden gehouden met de langetermijneffecten ervan en dat de prevalentie van gendergerelateerd cybergeweld in de komende jaren waarschijnlijk zal blijven stijgen; overwegende dat het nodig is de gevolgen van gendergerelateerd cybergeweld voor slachtoffers naar behoren te beoordelen en inzicht te krijgen in de mechanismen die daders in staat stellen deze vorm van gendergerelateerd geweld te plegen, om te zorgen voor verhaalmogelijkheden, verantwoording en voorkoming;

    L.

    overwegende dat volgens de WHO (25) wereldwijd een op de drie vrouwen in aanraking komt met lichamelijk of seksueel geweld, dat doorgaans door een intieme partner wordt gepleegd; overwegende dat gendergerelateerd geweld tijdens de COVID-19-pandemie is toegenomen en dat het risico op huiselijk geweld en misbruik door de lockdowns is vergroot; overwegende dat het intensievere internetgebruik tijdens de COVID-19-pandemie het online- en door ICT vergemakkelijkt gendergerelateerd geweld heeft doen toenemen, aangezien gewelddadige partners of exen hun slachtoffers ook monitoren, volgen en bedreigen en geweld plegen met digitale instrumenten; overwegende dat cybergeweld gepaard kan gaan met en escaleren tot lichamelijk geweld indien het niet in een vroeg stadium wordt aangepakt; overwegende dat de Commissie in de EU-strategie inzake de rechten van slachtoffers voor 2020-2025 beaamt dat de huidige situatie omtrent de COVID-19-pandemie heeft geleid tot een toename van de cybercriminaliteit, zoals seksuele strafbare feiten en haatcriminaliteit op het internet;

    M.

    overwegende dat strafbare feiten zoals cyberpesten, cyberstalking, ICT-gerelateerde schending van de privacy, waaronder het verkrijgen van toegang tot en het opnemen, delen, creëren en manipuleren van (intieme) gegevens of beelden zonder toestemming, alsmede identiteitsdiefstal en haatzaaiende uitlatingen op het internet, dwang door middel van digitale monitoring, controle van de communicatie via stalkerware- en spyware-apps en het gebruik van technologische middelen voor mensenhandel de vaakst voorkomende vormen van gendergerelateerd cybergeweld zijn;

    N.

    overwegende dat gendergerelateerd cybergeweld kan worden gepleegd met behulp van een reeks onlinecommunicatiekanalen en -instrumenten, waaronder sociale media, webinhoud, discussiefora, datingwebsites, commentaarsecties en chatrooms voor gamers; overwegende dat veel vormen van gendergerelateerd cybergeweld veel gemakkelijker en op veel grotere schaal kunnen worden gepleegd dan fysieke vormen van gendergerelateerd geweld;

    O.

    overwegende dat sommige lidstaten enkel voor sommige specifieke vormen van gendergerelateerd cybergeweld wetgeving hebben vastgesteld en dat er dus nog altijd grote lacunes bestaan; overwegende dat er momenteel geen gemeenschappelijke definitie of doeltreffende beleidsaanpak bestaat voor de bestrijding van gendergerelateerd cybergeweld op EU-niveau; overwegende dat het gebrek aan een geharmoniseerde definitie op EU-niveau tot aanzienlijke verschillen leidt in de mate waarin de lidstaten gendergerelateerd cybergeweld bestrijden en voorkomen, waardoor ondanks de grensoverschrijdende aard van het strafbare feit nog altijd sprake is van grote verschillen en versnippering tussen de lidstaten op het gebied van bescherming; overwegende dat er daarom behoefte is aan een geharmoniseerde juridische definitie van “gendergerelateerd cybergeweld” om zowel op Europees als op nationaal niveau te zorgen voor convergentie;

    P.

    overwegende dat de definitie van “onlinegeweld tegen vrouwen” volgens de speciale VN-rapporteur inzake geweld tegen vrouwen betrekking heeft op elke daad van gendergerelateerd geweld tegen vrouwen die in zijn geheel of gedeeltelijk wordt gepleegd, ondersteund of verergerd door middel van het gebruik van ICT, zoals mobiele telefoons en smartphones, internet, socialemediaplatforms of e-mail, en gericht is tegen een vrouw, puur omdat zij een vrouw is, of die vrouwen naar verhouding zwaarder treft (26);

    Q.

    overwegende dat het strafbaar stellen van gendergerelateerd cybergeweld een afschrikkend effect kan hebben op daders vanwege de vrees voor straffen of het besef dat zij een strafbaar feit plegen;

    R.

    overwegende dat er nieuwe vormen ontstaan als gevolg van de snelle ontwikkeling en het gebruik van digitale technologieën en toepassingen; overwegende dat die verschillende vormen van gendergerelateerd geweld en online-intimidatie gericht zijn op alle leeftijdsgroepen, van kinderen en schoolgangers tot werkenden en ouderen; overwegende dat ook de mogelijke gevolgen van geweld in de cyberomgeving voor de geestelijke gezondheid niet mogen worden onderschat;

    S.

    overwegende dat zeven van de tien vrouwen volgens het Europees Instituut voor gendergelijkheid (EIGE) ooit in aanraking zijn gekomen met cyberstalking; overwegende dat stalkerware software is die misbruik vergemakkelijkt door het mogelijk te maken iemands toestel te monitoren zonder diens toestemming en zonder de monitoringactiviteiten aan de eigenaar van het toestel bekend te maken, terwijl de software verborgen blijft; overwegende dat stalkerware doorgaans wordt verkocht als software voor ouderlijk toezicht en daarom legaal beschikbaar is voor aanschaf en gebruik in de Europese Unie;

    T.

    overwegende dat seksueel misbruik op basis van beeldmateriaal vaak wordt ingezet om slachtoffers te intimideren en te vernederen; overwegende dat “deepfakes” een relatief nieuwe manier zijn om gendergerelateerd geweld in te zetten, waarbij artificiële intelligentie wordt gebruikt om vrouwen uit te buiten, te vernederen en te intimideren;

    U.

    overwegende dat seksueel misbruik op basis van beeldmateriaal en websites waarop dergelijk misbruik wordt verspreid een steeds grotere vorm van partnergeweld zijn; overwegende dat seksueel misbruik op basis van beeldmateriaal niet alleen seksuele gevolgen kan hebben (aangezien het geslachtsverkeer zonder toestemming is opgenomen of verspreid), maar ook geestelijke (aangezien het privéleven van slachtoffers openbaar wordt gemaakt) en economische (aangezien seksueel misbruik op basis van beeldmateriaal het huidige en toekomstige beroepsleven van slachtoffers in gevaar kan brengen);

    V.

    overwegende dat er een groter risico bestaat dat intieme en seksuele video’s van vrouwen zonder hun toestemming worden verspreid op pornografische websites voor geldelijk gewin; overwegende dat de onlineverspreiding van privé-inhoud, en met name van seksueel misbruik, zonder toestemming van het slachtoffer een extra traumatisch element toevoegt aan het geweld en vaak dramatische gevolgen heeft, waaronder zelfmoord;

    W.

    overwegende dat jonge vrouwen en met name meisjes het slachtoffer worden van gendergerelateerd cybergeweld waarbij gebruik wordt gemaakt van nieuwe technologieën, zoals cyberpesten en cyberstalking door middel van bedreiging met verkrachting, doodsbedreigingen, ICT-gerelateerde schendingen van de privacy en openbaarmaking van privé-informatie en -foto’s;

    X.

    overwegende dat er momenteel 15 lidstaten zijn die genderidentiteit niet in de wetgeving inzake haatzaaiende uitlatingen hebben opgenomen; overwegende dat de Commissie zich er in de EU-strategie voor gendergelijkheid 2020-2025 en de strategie voor gelijkheid van lhbtiq’ers 2020-2025 toe heeft verbonden met een initiatief te komen om de vormen van criminaliteit waarvoor harmonisatie mogelijk is, uit te breiden tot specifieke vormen van gendergerelateerd geweld, overeenkomstig artikel 83, lid 1, VWEU;

    Y.

    overwegende dat uit de in deze resolutie opgenomen statistieken blijkt dat haatzaaiende uitlatingen ten aanzien van lhbtiq’ers een wijdverbreid verschijnsel zijn en zeker op het internet vaak voorkomen, en dat er in bepaalde lidstaten geen wetgeving bestaat voor het voorkomen, aanpakken en bestraffen van dergelijke vormen van onlinemisbruik;

    Z.

    overwegende dat de EU in 2017 het Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld (Verdrag van Istanbul) heeft ondertekend, dat nog altijd het ijkpunt is voor internationale normen op het gebied van de uitbanning van gendergerelateerd geweld, en dat de afronding van de toetreding van de EU tot het verdrag voor de Commissie een belangrijke prioriteit is;

    AA.

    overwegende dat, om gendergerelateerd geweld, met inbegrip van gendergerelateerd cybergeweld, uit te bannen, moet worden uitgegaan van consistente, concrete, representatieve en vergelijkbare administratieve gegevens die gebaseerd zijn op een robuust en gecoördineerd kader voor gegevensverzameling; overwegende dat er onvoldoende alomvattende en vergelijkbare uitgesplitste gegevens beschikbaar zijn met betrekking tot alle vormen van gendergerelateerd geweld en de oorzaken ervan; overwegende dat het gebrek aan gegevens met betrekking tot alle vormen van gendergebaseerd geweld een accurate beoordeling van de prevalentie ervan in de weg staat, ondanks de toenemende bewustwording van het fenomeen; overwegende dat het gebrek aan beschikbare gegevens verband houdt met de onderrapportage van gevallen van gendergerelateerd cybergeweld; overwegende dat de lidstaten uit hoofde van het Verdrag van Istanbul en Richtlijn 2012/29/EU statistische gegevens moeten doorgeven en naar gender uitgesplitste gegevens moeten kunnen overleggen;

    AB.

    overwegende dat de strafrechtelijke respons op slachtoffers van gendergerelateerd cybergeweld in veel lidstaten nog altijd achterloopt, wat wijst op een gebrek aan begrip en bewustzijn van de ernst van deze strafbare feiten, waardoor aangiften worden ontmoedigd; overwegende dat het om de onderrapportage en revictimisatie aan te pakken, kan helpen om politieagenten de sociale vaardigheden aan te leren die nodig zijn om goed te luisteren naar en begrip en respect te tonen voor alle slachtoffers van gendergerelateerd geweld, in welke vorm dan ook; overwegende dat de waarborging van toegankelijke aangifteprocedures en -mechanismen, evenals rechtsmiddelen, onontbeerlijk is voor de bevordering van een veiligere omgeving voor alle slachtoffers van gendergerelateerd geweld; overwegende dat slachtoffers van cybergeweld toegang moeten hebben tot informatie over hoe en met wie zij contact kunnen opnemen binnen de wetshandhavingsdiensten en welke rechtsmiddelen beschikbaar zijn om hen te helpen in moeilijke situaties;

    AC.

    overwegende dat het Europees Centrum voor de bestrijding van cybercriminaliteit van Europol, Eurojust en het Agentschap van de Europese Unie voor cyberbeveiliging (Enisa) onderzoek hebben verricht naar onlinecybercriminaliteit; overwegende dat sommige vrouwen en lhbtiq-personen, zoals feministen, lhbtiq-activisten, artiesten, politica’s, vrouwen in openbare functies, journalisten, bloggers, mensenrechtenactivisten en andere prominente figuren, bijzonder hard worden getroffen door gendergerelateerd cybergeweld, en overwegende dat zij hierdoor niet alleen reputatieschade, psychologische schade en leed ondervinden, maar dat dit tevens kan leiden tot de verstoring van hun woonsituatie, de schending van hun privacy en schade aan hun persoonlijke relaties en gezinsleven en hen kan afschrikken om digitaal deel te nemen aan het politieke, sociale, economische en culturele leven;

    AD.

    overwegende dat gendergerelateerd cybergeweld vaak tot zelfcensuur leidt, wat nadelige gevolgen kan hebben voor het beroepsleven en de reputatie van slachtoffers van gendergerelateerd cybergeweld; overwegende dat de gewelddadige en genderspecifieke aard van de bedreigingen slachtoffers er vaak toe dwingt gebruik te maken van pseudoniemen, zich gedeisd te houden op het internet, hun onlineaccounts op te schorten, te deactiveren of permanent te verwijderen, of zelfs hun beroep volledig te verlaten; overwegende dat hierdoor vrouwelijke stemmen en meningen verloren kunnen gaan en de reeds bestaande genderongelijkheid in het politieke, sociale en culturele leven kan worden verscherpt; overwegende dat gendergerelateerd cybergeweld, waarmee vrouwen steeds vaker te maken krijgen, vrouwen ervan kan weerhouden verder deel te nemen aan de digitale sector zelf, waardoor de vertekende vormgeving, ontwikkeling en toepassing van nieuwe technologieën wordt bestendigd en bestaande discriminerende praktijken en stereotypen die bijdragen aan de normalisatie van gendergerelateerd cybergeweld, blijven voortbestaan;

    AE.

    overwegende dat gendergerelateerd cybergeweld rechtstreeks van invloed is op de seksuele, geestelijke en psychologische gezondheid en het welzijn van vrouwen en een negatieve sociale en economische impact heeft; overwegende dat gendergerelateerd cybergeweld negatieve gevolgen heeft voor het vermogen van slachtoffers om hun grondrechten ten volle uit te oefenen, hetgeen verwoestende gevolgen heeft voor de samenleving en de democratie als geheel;

    AF.

    merkt op dat de nadelige economische gevolgen van gendergerelateerd geweld en de daaruit voortvloeiende geestelijke gezondheidsproblemen een ernstige economische impact kunnen hebben op slachtoffers, zoals hun vermogen om werk te zoeken, en financiële lasten met zich mee kunnen brengen; overwegende dat de economische gevolgen van gendergerelateerd geweld gevolgen voor de werkgelegenheid kunnen omvatten, zoals een lagere aanwezigheid op het werk, een risico dat de arbeidsstatus in het gedrang komt, met inbegrip van een risico op baanverlies of een lagere productiviteit; overwegende dat gendergerelateerd cybergeweld complexe en langdurige gevolgen kan hebben voor de geestelijke gezondheid; overwegende dat de gevolgen van gendergerelateerd cybergeweld voor de geestelijke gezondheid — zoals angst, depressie en aanhoudende symptomen van posttrauma — schadelijke interpersoonlijke, sociale, juridische, economische en politieke effecten hebben op jonge vrouwen en uiteindelijk ook van invloed zijn op het levensonderhoud en de identiteit van jongeren; overwegende dat enkele van deze gevolgen andere vormen van discriminatie samenbrengen en bestaande discriminatie en ongelijkheden verergeren;

    AG.

    overwegende dat de totale kosten van cyberpesten en cyberstalking in de studie van de EPRS getiteld “Combating gender-based violence: Cyber violence — European added value assessment” worden geraamd op 49 tot 89,3 miljard EUR, waarbij de verminderde levenskwaliteit, met meer dan de helft van de totale kosten (ongeveer 60 % voor cyberpesten en ongeveer 50 % voor cyberstalking), de grootste kostencategorie is;

    AH.

    overwegende dat preventie, in het bijzonder met behulp van onderwijs, waaronder op het gebied van digitale geletterdheid en digitale vaardigheden zoals cyberhygiëne en nettiquette, een essentieel onderdeel moet uitmaken van elk overheidsbeleid dat gericht is op de bestrijding van gendergerelateerd cybergeweld;

    1.

    benadrukt dat gendergerelateerd cybergeweld een continuüm vormt met gendergerelateerd offlinegeweld en dat een beleidsalternatief pas doeltreffend kan zijn als daarmee rekening wordt gehouden; beklemtoont dat de bestaande EU-wetgeving niet voorziet in de mechanismen die nodig zijn om gendergerelateerd cybergeweld naar behoren aan te pakken; roept de lidstaten en de Commissie op om wetgevings- en niet-wetgevingsmaatregelen uit te werken en uit te voeren om gendergerelateerd cybergeweld aan te pakken en te luisteren naar de stem van slachtoffers van gendergerelateerd cybergeweld in de strategieën ter bestrijding van het verschijnsel, waarbij die worden gekoppeld aan initiatieven om genderstereotypen, seksistische houdingen en discriminatie van vrouwen uit te bannen; benadrukt dat die toekomstige voorstellen moeten worden afgestemd op bestaande voorstellen, zoals het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende een eengemaakte markt voor digitale diensten (wet inzake digitale diensten) en tot wijziging van Richtlijn 2000/31/EG, alsmede op reeds van kracht zijnde rechtshandelingen, zoals Richtlijn 2011/36/EU van het Europees Parlement en de Raad (27) en Richtlijn 2012/29/EU;

    2.

    herinnert eraan dat er geen gemeenschappelijke definitie van gendergerelateerd cybergeweld is, hetgeen tot aanzienlijke verschillen leidt in de mate waarin de lidstaten gendergerelateerd cybergeweld aanpakken en voorkomen, waardoor er nog altijd sprake is van grote verschillen tussen de lidstaten op het gebied van de bescherming, ondersteuning en schadeloosstelling van slachtoffers; roept de Commissie en de lidstaten daarom op om een gemeenschappelijke definitie van gendergerelateerd cybergeweld vast te stellen en aan te nemen, waardoor het gemakkelijker zou worden om de verschillende vormen van gendergerelateerd cybergeweld te analyseren en tegen te gaan, en zou worden gewaarborgd dat slachtoffers van gendergerelateerd cybergeweld in de lidstaten daadwerkelijk toegang hebben tot de rechter en tot gespecialiseerde steun;

    3.

    benadrukt dat het begrip “gendergerelateerd cybergeweld” niet mag worden beperkt tot het gebruik van computersystemen, maar breed moet blijven en het gebruik van ICT voor het veroorzaken en vergemakkelijken van of het dreigen met geweld tegen personen moet omvatten;

    4.

    is ingenomen met de EU-strategie voor gendergelijkheid 2020-2025, die door de Commissie is voorgesteld als instrument om geweld tegen vrouwen in al hun diversiteit en gendergerelateerd geweld te bestrijden en de onderliggende oorzaken ervan aan te pakken; benadrukt dat gendergerelateerd cybergeweld diepgeworteld is in machtsdynamiek, economische onevenwichtigheden en gendernormen; verzoekt de lidstaten en de Commissie de onderliggende oorzaken van gendergerelateerd cybergeweld aan te pakken en genderrollen en -stereotypen te bestrijden die geweld tegen vrouwen aanvaardbaar maken;

    5.

    verzoekt de lidstaten passende personele en financiële middelen toe te wijzen aan nationale, regionale en lokale bestuursorganen, alsook aan rechtsbijstands- en zorginstellingen, en met name aan psychiatrische instellingen, en instellingen voor sociale bescherming, waaronder vrouwenorganisaties, om gendergerelateerd cybergeweld doeltreffend te voorkomen en vrouwen ertegen te beschermen;

    6.

    verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat cybergeweld ook wordt aangepakt, ook in de vormen die het in de seksindustrie aanneemt; verzoekt de Commissie en de lidstaten een einde te maken aan de pornografische industrie die gestoeld is op mensenhandel, verkrachting en andere vormen van aanranding en misbruik van vrouwen en kinderen; verzoekt de Commissie en de lidstaten misogynie op te nemen als een vorm van haatzaaiende uitlatingen, en misogyne aanvallen als een haatmisdrijf;

    7.

    onderstreept dat systemische en sociale discriminatie, met inbegrip van discriminatie op grond van gender, ras en economische situatie, op het internet in versterkte vorm wordt voortgezet; herinnert eraan dat die vormen van discriminatie elkaar overlappen, wat nog extremere gevolgen heeft voor mensen in kwetsbare situaties, zoals vrouwen met een migratieachtergrond, vrouwen uit etnische of religieuze gemeenschappen, vrouwen met een functionele beperking, lhbti’ers en tieners;

    8.

    is ingenomen met de toezeggingen die de Commissie in het kader van de strategie voor gelijkheid van lhbtiq’ers 2020-2025 heeft gedaan om de lijst van EU-misdrijven krachtens artikel 83, lid 1, VWEU uit te breiden tot haatmisdrijven en haatzaaiende uitlatingen, ook ten aanzien van lhbtiq’ers;

    9.

    onderstreept dat de onderliggende oorzaken van gendergerelateerd geweld dringend moeten worden aangepakt, en verzoekt de Commissie in haar toekomstige voorstel rekening te houden met deze benadering;

    10.

    wijst erop dat de COVID-19-pandemie heeft geleid tot een dramatische toename van huiselijk geweld en misbruik door een intieme partner, de zogenaamde “schaduwpandemie”, die geestelijk, psychologisch, seksueel en economisch geweld en de onlinedimensie daarvan omvat, aangezien het sociale leven van mensen zich nog meer online afspeelt en slachtoffers worden gedwongen meer tijd door te brengen met daders en doorgaans meer zijn afgesloten van steunnetwerken; benadrukt tevens dat veel lhbtiq’ers tijdens de COVID-19-lockdowns werden blootgesteld aan intimidatie, misbruik of geweld, onder meer door familieleden, wettelijke voogden of huisgenoten;

    11.

    benadrukt dat de “schaduwpandemie” het voor vrouwen moeilijk heeft gemaakt om toegang te krijgen tot doeltreffende bescherming, steundiensten en de rechter, en aan het licht heeft gebracht dat er onvoldoende steunmiddelen en -structuren zijn, waardoor veel vrouwen zich niet op behoorlijke, tijdige bescherming hebben kunnen beroepen; verzoekt de lidstaten om de bijstand die zij verlenen via gespecialiseerde toevluchtsoorden, hulplijnen en ondersteunende diensten, te verhogen om zo slachtoffers te beschermen, herstel te vergemakkelijken en de aangifte en vervolging van gendergerelateerd geweld te faciliteren;

    12.

    is bezorgd over de gevallen van haatmisdrijven en haatzaaiende uitlatingen die aanzetten tot discriminatie of geweld die hebben plaatsgevonden tijdens de COVID-19-pandemie en hebben geleid tot de stigmatisering van personen uit kwetsbare groepen;

    13.

    verzoekt de Commissie een grondigere analyse te verrichten van de effecten van de COVID-19-pandemie op alle vormen van gendergerelateerd cybergeweld en verzoekt de lidstaten doeltreffende maatregelen te nemen met steun van maatschappelijke organisaties en EU-organen en -instanties zoals het FRA en Europol (28); verzoekt de Commissie tevens met een EU-protocol te komen inzake gendergerelateerd geweld in tijden van crisis en noodsituaties, en daarin beschermingsdiensten voor slachtoffers op te nemen als “essentiële diensten” in de lidstaten;

    14.

    verzoekt de Commissie en de lidstaten de reikwijdte van haatzaaiende uitlatingen uit te breiden en er seksistische haatzaaiende uitlatingen in op te nemen;

    15.

    benadrukt dat gendergerelateerd cybergeweld transnationaal van aard is; beklemtoont dat gendergerelateerd cybergeweld bijkomende transnationale gevolgen heeft, aangezien het gebruik van ICT een grensoverschrijdende dimensie heeft; benadrukt dat daders gebruikmaken van onlineplatforms of mobiele telefoons die worden gehost door een ander land dan dat waarin de slachtoffers van gendergerelateerd cybergeweld zich bevinden; benadrukt dat snelle technologische ontwikkelingen en digitalisering kunnen leiden tot nieuwe vormen van gendergerelateerd cybergeweld, hetgeen ertoe kan leiden dat daders niet verantwoordelijk worden gesteld, waardoor de cultuur van straffeloosheid wordt versterkt;

    16.

    dringt er bij de EU-instellingen, -organen en -instanties, en bij de lidstaten en hun rechtshandhavingsinstanties, op aan om samen te werken en concrete stappen te zetten om hun acties te coördineren om gendergerelateerd cybergeweld tegen te gaan;

    17.

    benadrukt dat het belangrijk is rekening te houden met de overlapping tussen gendergerelateerd cybergeweld en mensenhandel op basis van seksuele uitbuiting van vrouwen en meisjes, met name in de context van de COVID-19-pandemie; onderstreept dat de vergroting van het bewustzijn over onlinemensenhandel op sociale media van essentieel belang is om te voorkomen dat er nieuwe slachtoffers in de netwerken van mensenhandelaren belanden; onderstreept voorts dat seksueel misbruik op basis van beeldmateriaal een extreme schending van de privacy is en tevens een vorm van gendergerelateerd geweld vormt, zoals het geval van Ierland in november 2020, waarbij tienduizenden seksueel expliciete beelden van vrouwen en meisjes zonder hun toestemming openbaar werden gemaakt; spoort de lidstaten er daarom met klem toe aan hun nationale wetgeving te actualiseren om seksueel misbruik op basis van beeldmateriaal en het delen van expliciet intiem materiaal zonder toestemming op te nemen in de lijst van seksuele strafbare feiten, los van gevallen waarbij het gaat om seksueel misbruik van kinderen;

    18.

    spoort de lidstaten aan om naar behoren en op doeltreffende wijze passende nationale wetgeving aan te nemen en uit te voeren, met inbegrip van strafwetgeving, evenals specifiek beleid om de bewustmaking te bevorderen en campagnes, opleidings- en onderwijsprogramma’s op te zetten, onder meer over digitaal onderwijs, digitale geletterdheid en digitale vaardigheden, die ook gericht zijn op jongere generaties; dringt er bij de Commissie op aan de lidstaten in dit verband te ondersteunen;

    19.

    wijst op het belang van gendergelijkheid in onderwijsprogramma’s om de onderliggende oorzaken van gendergerelateerd geweld aan te pakken door genderstereotypen weg te nemen en de sociale en culturele houdingen die leiden tot schadelijke sociale en gendernormen te veranderen; wijst op de rol van gekwalificeerde opleiders zoals onderwijspersoneel om studenten te ondersteunen in kwesties die verband houden met gendergerelateerd cybergeweld, en benadrukt dat het belangrijk is daarin te investeren; merkt op dat bijzondere aandacht moet worden besteed aan de voorlichting van jongens en mannen;

    20.

    roept de lidstaten op beleid en programma’s uit te werken ter ondersteuning en ter waarborging van de schadeloosstelling van slachtoffers, en passende maatregelen te nemen tegen de straffeloosheid van daders van dergelijke handelingen, onder meer door te overwegen de nationale wetgeving inzake rechterlijke bevelen te herzien en te wijzigen, teneinde cybergeweld op te nemen als een van de manieren waarop een rechterlijk bevel kan worden geschonden;

    21.

    verzoekt de lidstaten netwerken van nationale contactpunten op te zetten en met initiatieven te komen om regels beter op elkaar af te stemmen en de handhaving van de bestaande regels te verbeteren, teneinde gendergerelateerd cybergeweld aan te pakken; herinnert eraan dat het Verdrag van de Raad van Europa inzake cybercriminaliteit, het Verdrag van de Raad van Europa inzake de bescherming van kinderen tegen seksuele uitbuiting en seksueel misbruik en het Verdrag van Istanbul vereisen dat specifiek gedrag dat geweld tegen vrouwen en kinderen omvat of inhoudt, zoals gendergerelateerd cybergeweld, strafbaar wordt gesteld;

    22.

    roept de Commissie en de lidstaten op te voorzien in toereikende financiering van belangenbehartigingsorganisaties en slachtofferhulporganisaties; wijst op het belang van onderzoek naar het fenomeen gendergerelateerd cybergeweld; verzoekt de Commissie en de lidstaten meer middelen uit te trekken voor onder meer bewustmakingscampagnes en de bestrijding van genderstereotypen;

    23.

    verzoekt de lidstaten te zorgen voor verplichte en voortdurende capaciteitsopbouw, onderwijs en opleiding voor alle relevante professionals, met name voor justitiële en rechtshandhavingsautoriteiten bij de bestrijding van gendergerelateerd cybergeweld in alle stadia, om hen te voorzien van kennis over gendergerelateerd cybergeweld en over hoe slachtoffers beter kunnen worden begrepen en verzorgd, met name slachtoffers die besluiten een klacht in te dienen, teneinde secundaire victimisatie of hertraumatisering van het slachtoffer te voorkomen; benadrukt bovendien dat het nodig is te voorzien in opleiding op het gebied van onderzoek naar en vervolging van gendergerelateerd cybergeweld;

    24.

    herinnert aan de noodzaak om te voorzien in ondersteunende diensten, hulplijnen, toegankelijke meldingsmechanismen en rechtsmiddelen om slachtoffers van gendergerelateerd cybergeweld te beschermen en te ondersteunen; verzoekt de lidstaten om met de steun van de EU een geharmoniseerd, gebruiksvriendelijk, toegankelijk en regelmatig bijgewerkt register op te stellen van ondersteunende diensten, hulplijnen en meldingsmechanismen die beschikbaar zijn in individuele gevallen van cybergeweld tegen vrouwen en die beschikbaar zouden kunnen worden gesteld op een enkel platform, dat ook informatie zou kunnen bevatten over de steun die beschikbaar is bij andere vormen van geweld tegen vrouwen; merkt op dat het probleem van gendergerelateerd cybergeweld waarschijnlijk groter is dan uit de huidige gegevens blijkt, wat te maken heeft met de onderrapportage en normalisatie van gendergerelateerd cybergeweld;

    25.

    wijst op het belang van het gebruik van media en sociale media om het bewustzijn over het voorkomen en bestrijden van gendergerelateerd cybergeweld te vergroten;

    26.

    verzoekt de Commissie bewustmakings-, informatie- en voorlichtingscampagnes te bevorderen om gendergerelateerd cybergeweld in al zijn vormen aan te pakken en te helpen zorgen voor een veilige digitale openbare ruimte voor iedereen; is van mening dat een EU-brede bewustmakingscampagne over gendergerelateerd cybergeweld onder meer informatie moet omvatten die gericht is op het voorlichten van jongere EU-burgers over de wijze waarop vormen van cybergeweld kunnen worden herkend en gemeld, en over digitale rechten; merkt op dat met name jonge vrouwen het doelwit zijn van gendergerelateerd cybergeweld, en roept in dat verband op tot de ontwikkeling van specifieke preventie- en bewustmakingsinitiatieven (29);

    27.

    dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan een betrouwbaar systeem tot stand te brengen voor de regelmatige verzameling van EU-brede uitgesplitste, vergelijkbare en relevante statistische gegevens over gendergerelateerd geweld, met inbegrip van cybergeweld en de prevalentie, dynamiek en gevolgen ervan, en indicatoren te ontwikkelen om de vorderingen te meten; bevestigt nogmaals dat er alomvattende, uitgesplitste en vergelijkbare gegevens moeten worden verzameld, met inbegrip van wetenschappelijke gegevens, om de omvang van gendergerelateerd geweld te meten, oplossingen te vinden en de vooruitgang te meten; verzoekt de lidstaten om relevante gegevens te verzamelen en te verstrekken; beveelt aan dat de Commissie en de lidstaten gebruikmaken van de capaciteit en deskundigheid van het EIGE, Eurostat, het FRA, Europol, Eurojust en Enisa; is ingenomen met de toezegging van de Commissie om een EU-brede enquête over gendergerelateerd geweld uit te voeren, waarvan de resultaten in 2023 zullen worden gepresenteerd;

    28.

    wijst erop dat gendergerelateerd cybergeweld allerlei ernstige en levenslange gevolgen kan hebben voor de slachtoffers ervan, zoals fysiologische gevolgen en gevolgen voor de geestelijke gezondheid, en dat zij bijvoorbeeld stress kunnen ervaren, concentratieproblemen kunnen krijgen, angstig kunnen worden, paniekaanvallen kunnen krijgen, een minderwaardigheidsgevoel, depressie of posttraumatische stressstoornis kunnen ontwikkelen, in een sociaal isolement kunnen raken, hun vertrouwen en hun gevoel van controle kunnen verliezen, bang kunnen worden, aan zelfbeschadiging kunnen doen of zelfs suïcidale gedachten kunnen krijgen;

    29.

    wijst erop dat de gevolgen van gendergerelateerd cybergeweld voor slachtoffers kunnen leiden tot reputatieschade, fysieke en medische problemen, verstoringen van de woonsituatie van het slachtoffer, schendingen van het recht op privacy of terugtrekking uit de online- en offlineomgeving; onderstreept dat gendergerelateerd cybergeweld ook schadelijke economische gevolgen kan hebben in de vorm van een geringere aanwezigheid op het werk, het risico op banenverlies, verminderde kansen om werk te vinden en een verminderde levenskwaliteit, en benadrukt dat sommige van deze effecten andere vormen van discriminatie van vrouwen en lhbtiq-personen op de arbeidsmarkt in de hand werken;

    30.

    is bezorgd over wat deze gevolgen voor de geestelijke gezondheid kunnen betekenen voor met name jongeren, aangezien ze niet alleen kunnen leiden tot een aanzienlijke achteruitgang van hun scholing, maar ook tot het terugtrekken uit het sociale en openbare leven, met inbegrip van een isolement van hun familie;

    31.

    benadrukt dat gendergerelateerd cybergeweld negatieve psychologische, sociale en economische gevolgen heeft voor vrouwen en meisjes, zowel online als offline; merkt op dat gendergerelateerd cybergeweld vrouwen en meisjes op verschillende manieren treft als gevolg van elkaar overlappende vormen van discriminatie, niet alleen op grond van gender, maar ook op grond van onder meer hun seksuele gerichtheid, leeftijd, ras, godsdienst of handicap enz., en herinnert eraan dat een intersectionele benadering cruciaal is om deze specifieke vormen van discriminatie te begrijpen;

    32.

    verzoekt de Commissie en de lidstaten bijzondere aandacht te besteden aan intersectionele vormen van gendergerelateerd cybergeweld die gevolgen kunnen hebben voor vrouwen en meisjes die deel uitmaken van kwetsbare groepen, zoals etnische minderheden, personen met een handicap en lhbtiq’ers; herinnert eraan dat de etikettering van lhbtiq’ers als “ideologie” zich in online- en offlinecommunicatie verspreidt, alsook in campagnes tegen zogenaamde “genderideologie”; benadrukt dat feministen en lhbtiq-activisten vaak het doelwit zijn van lastercampagnes, haatzaaiende uitlatingen op het internet en cyberpesten;

    33.

    verzoekt de lidstaten specifieke kosteloze en toegankelijke ondersteuningsdiensten te ontwikkelen voor kwetsbare groepen, met inbegrip van noodhulp en langetermijnondersteuning, zoals psychologische, medische, juridische, praktische en sociaal-economische ondersteuning, en programma’s, met name op het gebied van digitaal onderwijs, digitale geletterdheid en digitale vaardigheden; vraagt de Europese Commissie om de lidstaten hierbij te ondersteunen;

    34.

    betreurt het dat gendergerelateerd cybergeweld steeds frequenter voorkomt en dat als gevolg daarvan de participatie van vrouwen en lhbtiq’ers aan het openbare leven en debat afneemt, hetgeen de democratie en de beginselen van de Unie ondermijnt en vrouwen en lhbtiq’ers belet ten volle gebruik te maken van hun grondrechten en fundamentele vrijheden, in het bijzonder de vrijheid van meningsuiting; betreurt voorts dat gendergerelateerd cybergeweld ook tot censuur leidt; betreurt dat acties om personen “de mond te snoeren” vooral gericht zijn tegen vrouwelijke activisten, waaronder feministische vrouwen en meisjes, lhbtiq+-activisten, kunstenaars, vrouwen in bedrijfstakken waarin mannen de dienst uitmaken, journalisten, politici, mensenrechtenverdedigers en bloggers, waardoor de aanwezigheid van vrouwen in het openbare leven, waaronder de politiek en de besluitvorming, wordt ontmoedigd; is bezorgd over het feit dat gendergerelateerd cybergeweld een afschrikkend effect heeft dat vaak ook de offlinewerkelijkheid aantast, en dat de normalisering van onlinegeweld ten aanzien van vrouwen die deelnemen aan het openbare debat actief bijdraagt aan de onderrapportage van deze misdrijven, hetgeen de betrokkenheid van met name jonge vrouwen beperkt;

    35.

    wijst op de toename van misogyne, antigender- en antifeministische bewegingen en hun aanvallen op de vrouwenrechten;

    36.

    herinnert eraan dat gendernormen en -stereotypen de kern vormen van genderdiscriminatie; benadrukt de impact die genderstereotypen in de media en via reclame hebben op gendergelijkheid; verzoekt mediakanalen en bedrijven zelfregulerende mechanismen en gedragscodes te versterken om seksistische reclame- en media-inhoud, zoals seksistische beelden, taal, praktijken en genderstereotypen te veroordelen en te bestrijden;

    37.

    merkt op dat de meeste plegers van gendergerelateerd geweld mannen zijn; onderstreept dat het onderwijs van essentieel belang is om van jongs af aan te stimuleren en te bewerkstelligen dat vrouwen en mannen en jongens en meisjes dezelfde status en evenveel macht behoren te hebben, en om vooroordelen en genderstereotiepe opvattingen die leiden tot schadelijke sociale normen ten aanzien van gender uit te bannen; is voorts bezorgd over het feit dat geweld van mannen tegen vrouwen vaak begint bij geweld van jongens tegen meisjes; herinnert eraan dat de taal, curricula en boeken die in scholen worden gebruikt genderstereotypen kunnen versterken, en herinnert voorts aan het belang van onderwijs op het gebied van digitale vaardigheden, zoals cyberhygiëne en nettiquette, alsook op het gebied van respectvol gebruik van technologie door mannen en jongens, en in hoe zij online moeten omgaan met vrouwen en meisjes; wijst bovendien op het belang van onderwijs om de vrijheid van meningsuiting van vrouwen en een betekenisvolle deelname aan het openbare debat te waarborgen; verzoekt de lidstaten in dit verband strategieën te ontwikkelen om genderstereotypen in het onderwijs te bestrijden door middel van pedagogische opleiding en een herziening van curricula, materialen en pedagogische praktijken;

    38.

    wijst erop dat vrouwen, meisjes en lhbtiq’ers te maken hebben met vele belemmeringen voor de toegang tot de ICT- en digitale sector; betreurt het feit dat deze genderkloof bestaat op alle gebieden van de digitale technologie, met inbegrip van nieuwe technologieën zoals AI, en maakt zich in het bijzonder zorgen over de genderkloof op het gebied van technologische innovatie en onderzoek; benadrukt dat een van de meest kritieke zwakke punten van AI verband houdt met bepaalde vormen van vooroordelen, zoals geslacht, leeftijd, handicap, godsdienst, ras of etnische afkomst, sociale achtergrond of seksuele geaardheid; verzoekt de Commissie en de lidstaten meer maatregelen te nemen om dergelijke vooroordelen te bestrijden, met name door de genderkloof in de sector aan te pakken en de volledige bescherming van de grondrechten te waarborgen;

    39.

    moedigt de lidstaten aan de interesse van vrouwen in de ICT-sector en loopbanen voor vrouwen in die sector te bevorderen door in nationale, regionale en lokale actieplannen of beleidsmaatregelen op het gebied van gender voldoende stimulansen te bieden; dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan de genderkloof in de ICT- en de STEM-sector (wetenschap, technologie, engineering en wiskunde) aan te pakken door middel van onderwijs, bewustmakingscampagnes, beroepsopleiding, passende financiering, de bevordering van de vertegenwoordiging van vrouwen in deze sectoren, met name in besluitvormingsfuncties, een beter evenwicht tussen werk en privéleven, gelijke kansen, en veilige en stimulerende werkomgevingen, met inbegrip van een nultolerantiebeleid inzake seksuele en morele intimidatie;

    40.

    verzoekt de Commissie en de lidstaten te zorgen voor een correcte toepassing van Richtlijn 2011/93/EU, teneinde het bewustzijn te vergroten en het risico te verkleinen dat kinderen het slachtoffer worden van online seksueel misbruik of uitbuiting;

    41.

    is ingenomen met de aankondiging van de Commissie in haar recente strategie voor de rechten van slachtoffers om een EU-netwerk op te zetten voor de preventie van gendergerelateerd geweld en huiselijk geweld en maatregelen te nemen teneinde de veiligheid van slachtoffers van gendergerelateerde cybercriminaliteit te beschermen door de ontwikkeling van een kader voor samenwerking tussen internetplatforms en andere belanghebbenden mogelijk te maken;

    42.

    neemt kennis van de oproep van het Raadgevend Comité voor gelijke kansen van mannen en vrouwen van de Europese Commissie tot wetgeving op niveau van de Unie ter bestrijding van onlinegeweld tegen vrouwen;

    43.

    benadrukt dat slachtoffers van gendergerelateerd cybergeweld beschermd, mondiger gemaakt, gesteund en schadeloosgesteld moeten worden, en dat moet voorzien worden in gelijke toegang tot de rechter, met name wat betreft essentiële psychologische en juridische begeleiding, voor alle slachtoffers van gendergerelateerd cybergeweld;

    44.

    verzoekt de lidstaten te zorgen voor kwalitatief hoogwaardige opleidingen met een genderbewuste aanpak voor beroepsbeoefenaars en andere professionals, met inbegrip van personeel van sociale diensten, rechtshandhavers, justitieel personeel en onderwijzend personeel, in samenwerking met maatschappelijke organisaties;

    45.

    herinnert er in dit verband aan hoe belangrijk het is om onafhankelijke maatschappelijke organisaties te voorzien van de financiële en personele middelen om ondersteunende diensten te verlenen, zoals juridisch advies en psychologische ondersteuning, en begeleiding;

    46.

    verzoekt de lidstaten hulpdiensten, met inbegrip van juridische en psychologische begeleiding, toegankelijk te maken voor alle slachtoffers, een duidelijk protocol op te stellen om slachtoffers van gendergerelateerd cybergeweld te helpen, verdere schade en revictimisatie te voorkomen en ervoor te zorgen dat slachtoffers onmiddellijk toegang hebben tot de rechter; benadrukt dat slachtoffers bewuster moeten worden gemaakt van de bestaande hulpdiensten in dit verband; verzoekt de lidstaten daarnaast toegankelijke informatie te ontwikkelen en te verspreiden over de legale wegen en ondersteunende diensten die beschikbaar zijn voor slachtoffers van gendergerelateerd cybergeweld, en klachtenmechanismen op te zetten die gemakkelijk en onmiddellijk toegankelijk zijn voor slachtoffers, ook langs digitale weg;

    47.

    is bezorgd over het feit dat er technologie op te markt wordt gebracht die misbruik kan vergemakkelijken, met name stalkerware; verwerpt het idee dat stalkerwaretoepassingen kunnen worden beschouwd als toepassingen voor ouderlijk toezicht;

    48.

    onderstreept de belangrijke rol die onlineplatforms moeten spelen bij het aanpakken en bestrijden van gendergerelateerd cybergeweld; moedigt de lidstaten aan om in samenwerking met onlineplatforms maatregelen te nemen met het oog op tijdige en toegankelijke meldingsmechanismen in de strijd tegen cybergeweld, om de onlineveiligheid, de onlineprivacy van vrouwen en passende verhaalmechanismen te verzekeren;

    49.

    dringt aan op een doeltreffende samenwerking tussen rechtshandhavingsinstanties, technologiebedrijven en dienstverleners, met volledige inachtneming van de grondrechten en fundamentele vrijheden en de regels inzake gegevensbescherming, om ervoor te zorgen dat de rechten van slachtoffers worden gewaarborgd en dat slachtoffers worden beschermd;

    50.

    is in dit verband ingenomen met het voorstel van de Commissie voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende een eengemaakte markt voor digitale diensten (wet inzake digitale diensten) en tot wijziging van Richtlijn 2000/31/EG, die tot doel heeft doel een veiligere digitale ruimte tot stand te brengen, in overeenstemming met de desbetreffende rechtshandelingen van de Unie, waarin de grondrechten en fundamentele vrijheden worden beschermd;

    51.

    dringt er bij de Raad op aan de ratificatie van het Verdrag van Istanbul door de Unie zo snel mogelijk af te ronden op basis van een brede toetreding zonder enige beperkingen, en te pleiten voor de ratificatie, de snelle en goede tenuitvoerlegging en de handhaving van het verdrag door alle lidstaten; betreurt dat tot nu toe slechts 21 lidstaten het verdrag hebben geratificeerd en vraagt Bulgarije, Tsjechië, Hongarije, Letland, Litouwen en Slowakije het verdrag te ratificeren;

    52.

    beklemtoont dat het Verdrag van Istanbul het meest alomvattende internationale verdrag is dat de onderliggende oorzaken van gendergerelateerd geweld in al zijn vormen aanpakt en dat zorgt voor wetgevende maatregelen inzake gendergerelateerd geweld, zowel offline als online; onderstreept dat dit verdrag als een minimumnorm moet worden gezien; veroordeelt ten stelligste de pogingen van bepaalde lidstaten om het Verdrag van Istanbul in diskrediet te brengen en de geboekte vooruitgang in de strijd tegen gendergerelateerd geweld teniet te doen; benadrukt het belang van een effectieve tenuitvoerlegging van het verdrag in de hele Unie en herinnert eraan dat het uitblijven van de ratificatie van het verdrag de geloofwaardigheid van de Unie ondermijnt; benadrukt dat deze oproep geen afbreuk doet aan, maar aansluit bij het verzoek om een rechtshandeling van de Unie ter bestrijding van gendergerelateerd geweld vast te stellen; herinnert eraan dat nieuwe wetgevingsmaatregelen in ieder geval in overeenstemming moeten zijn met de rechten en verplichtingen zoals bepaald in het Verdrag van Istanbul en een aanvulling moeten vormen op de ratificatie van het verdrag; dringt er bijgevolg bij de lidstaten en de Unie op aan verdere maatregelen te nemen, waaronder bindende wetgevingsmaatregelen, om deze vormen van geweld te bestrijden in de nieuwe richtlijn betreffende de preventie en bestrijding van alle vormen van gendergerelateerd geweld;

    53.

    herhaalt met klem dat het zich, zoals reeds eerder gezegd, zal blijven inzetten voor de bestrijding van gendergerelateerd geweld, en herhaalt zijn oproep tot een alomvattende richtlijn die alle vormen van gendergerelateerd geweld afdekt, met inbegrip van schendingen van de seksuele en reproductieve gezondheid en rechten, cybergeweld en seksuele uitbuiting en misbruik, alsook de verplichting tot preventie, tot onderzoek en tot vervolging van daders, tot bescherming van slachtoffers en getuigen, en tot verzameling van gegevens, als de beste manier om een einde te maken aan gendergerelateerd geweld;

    54.

    dringt er bij de Commissie op aan de nieuwe richtlijn te gebruiken om gendergerelateerd cybergeweld strafbaar te stellen, als hoeksteen voor de harmonisatie van bestaande en toekomstige rechtshandelingen;

    55.

    verzoekt de Raad de overbruggingsclausule te activeren door een besluit vast te stellen waarin gendergerelateerd geweld wordt aangemerkt als een vorm van bijzonder zware criminaliteit met een grensoverschrijdende dimensie overeenkomstig artikel 83, lid 1, derde alinea, van het VWEU;

    56.

    vraagt dat de Commissie onverwijld, in het kader van haar komende wetgevingsvoorstel en op grond van artikel 83, lid 1, eerste alinea, VWEU, een voorstel doet voor een handeling tot invoering van maatregelen om gendergerelateerd cybergeweld te bestrijden, overeenkomstig de aanbevelingen in de bijlage; merkt op dat dit voorstel geen afbreuk mag doen aan de inspanningen om gendergerelateerd geweld aan te merken als een nieuwe vorm van bijzonder zware criminaliteit met een grensoverschrijdende dimensie overeenkomstig artikel 83, lid 1, derde alinea, VWEU of enige andere daaruit voortvloeiende rechtshandeling inzake gendergerelateerd geweld waar het Parlement reeds eerder om heeft verzocht;

    57.

    verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie en bijgaande aanbevelingen te doen toekomen aan de Commissie en de Raad.

    (1)  PB C 456 van 10.11.2021, blz. 208.

    (2)  Aangenomen teksten, P9_TA(2021)0296.

    (3)  PB C 474 van 24.11.2021, blz. 140.

    (4)  PB C 465 van 17.11.2021, blz. 30.

    (5)  PB C 465 van 17.11.2021, blz. 160.

    (6)  PB C 456 van 10.11.2021, blz. 191.

    (7)  PB C 456 van 10.11.2021, blz. 232.

    (8)  PB C 425 van 20.10.2021, blz. 28.

    (9)  PB C 316 van 6.8.2021, blz. 2.

    (10)  PB C 232 van 16.6.2021, blz. 48.

    (11)  PB C 449 van 23.12.2020, blz. 102.

    (12)  PB C 433 van 23.12.2019, blz. 31.

    (13)  PB C 390 van 18.11.2019, blz. 28.

    (14)  PB C 346 van 27.9.2018, blz. 192.

    (15)  PB C 346 van 27.9.2018, blz. 29.

    (16)  PB C 337 van 20.9.2018, blz. 167.

    (17)  https://www.osce.org/files/f/documents/2/9/468861_0.pdf

    (18)  PB L 335 van 17.12.2011, blz. 1.

    (19)  PB L 315 van 14.11.2012, blz. 57.

    (20)  PB L 274 van 30.7.2021, blz. 41.

    (21)  https://fra.europa.eu/sites/default/files/fra_uploads/fra-2020-lgbti-equality-1_en.pdf

    (22)  https://curia.europa.eu/juris/document/document.jsf?docid=238745&doclang=en

    (23)  https://www.ohchr.org/EN/Issues/Women/SRWomen/Pages/OnlineViolence.aspx

    (24)  https://www.coe.int/en/web/campaign-free-to-speak-safe-to-learn/-/bullying-perspectives-practices-and-insights-2017-

    (25)  https://www.who.int/publications/i/item/9789240022256

    (26)  Verslag van de speciale VN-rapporteur inzake geweld tegen vrouwen van 18 juni 2018 over onlinegeweld tegen vrouwen en meisjes vanuit het oogpunt van de mensenrechten (A/HRC/38/47).

    (27)  Richtlijn 2011/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2011 inzake de voorkoming en bestrijding van mensenhandel en de bescherming van slachtoffers daarvan, en ter vervanging van Kaderbesluit 2002/629/JBZ van de Raad (PB L 101 van 15.4.2011, blz. 1).

    (28)  https://www.europol.europa.eu/publications-documents/pandemic-profiteering-how-criminals-exploit-covid-19-crisis

    (29)  Verslag van het FRA van 3 maart 2014 getiteld “Violence against women: an EU-wide survey”.


    BIJLAGE BIJ DE RESOLUTIE:

    AANBEVELINGEN AAN DE COMMISSIE BETREFFENDE DE INHOUD VAN HET VERLANGDE VOORSTEL INZAKE DE BESTRIJDING VAN GENDERGERELATEERD GEWELD: CYBERGEWELD

    Aanbeveling 1 inzake het doel van het wetgevingsvoorstel

    De nieuwe richtlijn betreffende de bestrijding van alle vormen van gendergerelateerd geweld moet minimumvoorschriften omvatten, als een geharmoniseerde beleidsrespons, betreffende de definitie van het strafbare feit gendergerelateerd cybergeweld en de bijbehorende sancties in de komende richtlijn ter voorkoming en bestrijding van alle vormen van gendergerelateerd geweld. Eveneens wordt beoogd maatregelen vast te stellen ter bevordering en ondersteuning van de acties van de lidstaten om dergelijke strafbare feiten te voorkomen, en maatregelen met het oog op de bescherming, ondersteuning en schadeloosstelling van slachtoffers.

    Bovendien wordt overeenkomstig de strategie voor gelijkheid van lhbtiq’ers 2020-2025 beoogd om in het nieuwe voorstel een definitie op te nemen van online haatmisdrijven en haatzaaiende uitlatingen ten aanzien van lhbtiq’ers.

    Dit voorstel mag geen afbreuk doen aan de inspanningen om alle vormen van gendergerelateerd geweld aan te merken als een nieuwe vorm van bijzonder zware criminaliteit.

    Aanbeveling 2 inzake het toepassingsgebied en de definities

    De definitie van gendergerelateerd cybergeweld moet de reikwijdte, de omvang, en de gendergerelateerde en intersectionele aard van cybergeweld omvatten, en benadrukken dat gendergerelateerd cybergeweld een onderdeel is van het continuüm van gendergerelateerd geweld.

    Het voorstel moet een definitie bevatten die gebaseerd is op de definities in bestaande instrumenten, zoals het Verdrag van de Raad van Europa inzake cybercriminaliteit of het Verdrag van Istanbul, de definities die zijn opgesteld door het Comité van het Verdrag inzake cybercriminaliteit, het Raadgevend Comité voor gelijke kansen voor vrouwen en mannen van de Commissie en de speciale rapporteur van de Verenigde Naties voor geweld tegen vrouwen, de oorzaken en gevolgen daarvan, en de definities die zijn opgesteld in de context van cybercriminaliteit of cybergeweld tegen kinderen, of geweld tegen vrouwen.

    Op basis van de bestaande instrumenten zou dit een mogelijke definitie kunnen zijn: “Gendergerelateerd cybergeweld is een vorm van gendergerelateerd geweld en omvat elke daad van gendergerelateerd geweld die ten dele of volledig wordt gepleegd, ondersteund of verergerd door het gebruik van ICT, zoals mobiele telefoons en smartphones, internet, socialemediaplatforms of e-mail, die gericht is tegen een vrouw omdat zij een vrouw is of die vrouwen onevenredig treft, of die gericht is tegen lhbtiq’ers vanwege hun genderidentiteit, genderexpressie of geslachtskenmerken, en die resulteert in of waarschijnlijk zal leiden tot fysieke, seksuele, psychologische of economische schade, met inbegrip van bedreigingen om deze daden te verrichten, dwang uit te oefenen of willekeurig de vrijheid te benemen, in het openbaar of in de particuliere levenssfeer”.

    —   welke strafbare feiten?

    De term “computercriminaliteit” in artikel 83, lid 1, VWEU kan eveneens betrekking hebben op strafbare feiten die gericht zijn tegen of waarvoor gebruik wordt gemaakt van elektronische communicatienetwerken of informatiesystemen, en zware vormen van online gendergerelateerd geweld met een grensoverschrijdende dimensie kunnen vallen onder het toepassingsgebied van “computercriminaliteit” in de zin van artikel 83, lid 1, VWEU.

    Bovendien kunnen maatregelen die bedoeld zijn om gendergerelateerd cybergeweld te voorkomen en slachtoffers bij te staan, worden genomen op grond van artikel 83, lid 1, VWEU, omdat ze een aanvulling vormen op het hoofddoel van het wetgevingsvoorstel.

    Het wetgevingsvoorstel moet elke vorm van gendergerelateerd geweld omvatten die deels of volledig door het gebruik van ICT, zoals mobiele telefoons en smartphones, het internet, socialemediaplatforms of e-mail, wordt gepleegd, mogelijk gemaakt of verergerd, en die gericht is tegen een vrouw omdat zij een vrouw is of die vrouwen onevenredig hard treft, of die gericht is tegen lhbtiq’ers op grond van genderidentiteit, genderexpressie of geslachtskenmerken.

    Omdat gendergerelateerd cybergeweld voortdurend evolueert en er steeds nieuwe vormen opduiken, is het niet mogelijk een typologie op te stellen die alle vormen van gendergerelateerd cybergeweld omvat. Desalniettemin moeten de onderstaande typen worden vermeld en gedefinieerd:

    cyberintimidatie, met inbegrip van cyberpesten, online seksuele intimidatie, ongevraagd ontvangen van expliciet seksueel materiaal, pesterijen, het gebruik van deadnames;

    cyberstalking;

    ICT-gerelateerde schendingen van de privacy, met inbegrip van het raadplegen, opnemen, delen, creëren en manipuleren van privégegevens of -beelden, waaronder met name op beeldmateriaal gebaseerd seksueel misbruik, het creëren en/of het vrijgeven zonder toestemming van seksuele beelden in de privésfeer, doxing en identiteitsdiefstal;

    opnames maken en delen van beelden van verkrachtingen of andere vormen van seksueel geweld;

    controle of bewaking op afstand, onder meer door middel van spionageapps op mobiele toestellen;

    bedreigingen, met inbegrip van rechtstreekse bedreigingen en bedreigingen met of oproepen tot geweld, zoals bedreiging met verkrachting, afpersing, seksuele afpersing of chantage, gericht tegen slachtoffers, hun kinderen of familieleden of andere personen die het slachtoffer ondersteunen en indirect worden getroffen;

    seksistische haatzaaiende uitlatingen, met inbegrip van het posten en delen van inhoud, het aanzetten tot geweld of haat tegen vrouwen of lhbtiq’ers op grond van hun genderidentiteit, genderexpressie of geslachtskenmerken;

    het aanzetten van personen tot geweld jegens zichzelf, zoals het aanzetten tot zelfmoord of anorexia en psychische verwondingen;

    computerbeschadiging, meer bepaald van bestanden, programma’s, toestellen, aanvallen op websites en andere digitale communicatiekanalen;

    onrechtmatige toegang tot mobiele telefoons, e-mail, instant messaging-berichten of accounts voor sociale media;

    schending van communicatiebeperkingen die bij rechterlijk bevel zijn opgelegd;

    het gebruik van technologische middelen voor mensenhandel, onder meer voor seksuele uitbuiting van vrouwen en meisjes.

    —   welke slachtoffers?

    Het voorstel moet van toepassing zijn op alle slachtoffers van gendergerelateerd cybergeweld, waarbij intersectionele vormen van discriminatie specifieke erkenning moeten krijgen, evenals slachtoffers die deelnemen aan het openbare leven. Dit omvat:

    vrouwen en meisjes in al hun diversiteit alsmede

    lhbtiq’ers op grond van genderidentiteit, genderexpressie of geslachtskenmerken.

    Aanbeveling 3 inzake preventieve maatregelen

    De lidstaten moeten een reeks maatregelen nemen om gendergerelateerd cybergeweld te voorkomen; al deze maatregelen moeten hertraumatisering en stigmatisering van slachtoffers van gendergerelateerd cybergeweld voorkomen, het slachtoffer centraal stellen en een intersectionele aanpak hanteren. Deze maatregelen moeten onder meer bestaan uit:

    bewustmakings- en onderwijsprogramma’s, met inbegrip van programma’s gericht op jongens en mannen, alsook campagnes waarbij alle relevante actoren en belanghebbenden worden betrokken, om de onderliggende oorzaken van gendergerelateerd cybergeweld aan te pakken binnen de algemene context van gendergerelateerd geweld, teneinde zo veranderingen teweeg te brengen in sociale en culturele attitudes, en gendernormen en -stereotypen uit te bannen, en tegelijkertijd de eerbiediging van fundamentele rechten in onlineomgevingen te stimuleren, met bijzondere nadruk op socialemediaplatforms en het vergroten van de kennis over veilig internetgebruik;

    onderzoek naar gendergerelateerd cybergeweld (onder meer met betrekking tot oorzaken, prevalentie, gevolgen; slachtoffers, daders, uitingen, kanalen en behoefte aan ondersteunende diensten); dergelijk onderzoek omvat studies en de aanpassing van criminaliteitsstatistieken over gendergerelateerd cybergeweld om de wetgevings- en niet-wetgevingsbehoeften in kaart te brengen; dergelijk onderzoek moet worden ondersteund door het verzamelen van uitgesplitste, intersectionele en uitgebreide gegevens;

    de mainstreaming van digitaal onderwijs en digitale geletterdheid en vaardigheden, zoals cyberhygiëne en nettiquette, onder meer als onderdeel van de onderwijsprogramma’s, teneinde een beter begrip van digitale technologieën te bevorderen, in het bijzonder om misbruik van sociale media te voorkomen, communicatievaardigheden en empowerment van gebruikers te bewerkstelligen, digitale inclusie te verbeteren, de eerbiediging van de grondrechten te waarborgen, een einde te maken aan genderongelijkheid en vooroordelen bij de toegang tot technologie en genderdiversiteit in de technologiesector te garanderen, met name bij de ontwikkeling van nieuwe technologieën, met inbegrip van opleiding van leerkrachten;

    het faciliteren van de toegang van vrouwen tot onderwijs en de academische wereld op het gebied van digitale technologie, teneinde de genderkloof, met inbegrip van de digitale genderkloof, te dichten en te zorgen voor genderdiversiteit in technologiesectoren, zoals ICT en STEM, met name bij de ontwikkeling van nieuwe technologieën, waaronder KI, en in het bijzonder in besluitvormingsposities;

    de bevordering en uitwisseling van beste praktijken op het gebied van toegang tot de rechter, vonnissen en rechtsmiddelen die blijk geven van een genderbewuste aanpak;

    de bevordering van geïntegreerde en alomvattende onderwijs- en behandelingsprogramma’s die gericht zijn op het voorkomen van recidive en het aanpakken van gewelddadig gedrag en een gewelddadige mentaliteit, in samenwerking met de relevante instellingen en maatschappelijke organisaties, rekening houdend met op de gemeenschap gebaseerde praktijken en transformatieve benaderingen van justitie, die van cruciaal belang zijn om de vicieuze cirkel van geweld een halt toe te roepen;

    de totstandbrenging van samenwerking tussen de lidstaten om informatie, expertise en beste praktijken uit te wisselen, in het bijzonder via het Europees netwerk inzake criminaliteitspreventie, in coördinatie met het Europees Centrum voor de bestrijding van cybercriminaliteit van Europol en andere verwante instellingen, organen en agentschappen zoals Eurojust, in overeenstemming met de grondrechten;

    voor onlineplatforms die in de eerste plaats worden gebruikt voor de verspreiding van door gebruikers gegenereerde pornografische inhoud, ervoor zorgen dat de platforms de nodige technische en organisatorische maatregelen nemen om te garanderen dat voor gebruikers die inhoud willen verspreiden een verificatie vereist is door middel van een dubbele opt-inregistratie via e-mail en mobiele telefoon;

    erkenning en ondersteuning van, en informatieverstrekking over maatschappelijke organisaties die actief zijn op het gebied van gendergerelateerd geweld en preventie, onder meer door ervoor te zorgen dat zij financiële steun krijgen;

    de bevordering van gerichte en permanente opleidingen voor beroepsbeoefenaars en andere professionals, onder meer in sociale diensten en rechtshandhavingsinstanties, justitieel personeel en andere relevante actoren, om ervoor te zorgen dat de oorzaken en gevolgen van gendergerelateerd cybergeweld worden begrepen en slachtoffers op passende wijze worden behandeld, en ervoor te zorgen dat de opleiding voor alle beroepsbeoefenaars genderresponsief is;

    in overweging nemen de softwareontwikkeling van monitoringsapplicaties te reguleren, teneinde te anticiperen op mogelijk foutief gebruik of misbruik van dergelijke toepassingen en te voorzien in passende waarborgen ter bescherming van de grondrechten en ter waarborging van de naleving van de toepasselijke wetgeving inzake gegevensbescherming; een verbod van de Commissie op het in de handel brengen van monitoringsoftware die toezicht kan uitoefenen zonder toestemming van de gebruiker en zonder dat duidelijk wordt aangegeven dat de software actief is;

    in overweging nemen een praktijkcode voor onlineplatforms in te voeren, rekening houdend met de mogelijke gevolgen of rol ervan in de context van gendergerelateerd cybergeweld, en ervoor zorgen dat maatschappelijke organisaties kunnen deelnemen aan de evaluatie en herziening van de gedragscode inzake illegale haatuitingen op internet; de vaststelling van maatregelen om IT-bedrijven te verplichten de feedback te verbeteren die zij via kennisgevingen aan gebruikers verstrekken, zodat zij snel en doeltreffend kunnen reageren op als illegaal aangemerkte inhoud;

    erkenning van de digitale dimensie van gendergerelateerd geweld in nationale strategieën, programma’s en actieplannen, als onderdeel van een holistische respons op alle vormen van gendergerelateerd geweld;

    bevordering van de samenwerking tussen de lidstaten, internettussenpersonen en ngo’s die zich met dit onderwerp bezighouden, bijvoorbeeld door middel van symposia van beroepsbeoefenaren en openbare conferenties;

    multidisciplinaire samenwerking en samenwerking met belanghebbenden, onder meer met technologiebedrijven, aanbieders van hostingdiensten en bevoegde autoriteiten, om te komen tot beste praktijken om gendergerelateerd geweld aan te pakken, met eerbiediging van de grondrechten.

    Aanbeveling 4 inzake de bescherming, ondersteuning en schadeloosstelling van slachtoffers

    De Commissie en de lidstaten moeten de volgende maatregelen treffen en moeten daarbij steeds het slachtoffer centraal stellen en een intersectionele benadering volgen:

    bevordering van verplichte gerichte en permanente opleidingen voor beroepsbeoefenaren en professionals die in contact komen met slachtoffers van gendergerelateerd cybergeweld, onder meer rechtshandhavingsinstanties, maatschappelijk werkers, personen die werken in de kinderopvang of gezondheidszorg, actoren in de strafrechtketen, en leden van de rechterlijke macht; Uniebrede opleidingsprogramma’s kunnen worden uitgevoerd in het kader van het programma Justitie en het programma Burgers, gelijkheid, rechten en waarden, en samen met het Agentschap van de Europese Unie voor opleiding op het gebied van rechtshandhaving (Cepol) en het Europees netwerk voor justitiële opleiding; daarbij moet in het bijzonder aandacht worden besteed aan secundaire victimisatie en hoe die kan worden vermeden, de duale dimensie van gendergerelateerd geweld (online/offline) en intersectionele discriminatie, alsook de bijstand aan slachtoffers met bijzondere behoeften;

    ervoor zorgen dat alle opleidingen voor beroepsbeoefenaars genderresponsief zijn en dat het programma maatregelen omvat die waarborgen dat het slachtoffer niet nogmaals slachtoffer wordt tijdens de strafprocedure (revictimisatie en stigmatisering);

    voor onlineplatforms die in de eerste plaats worden gebruikt voor de verspreiding van door gebruikers gegenereerde pornografische inhoud, ervoor zorgen dat de platforms de nodige technische en organisatorische maatregelen nemen om de toegankelijkheid te waarborgen van een gekwalificeerde kennisgevingsprocedure die zodanig is ingericht dat personen het platform in kennis kunnen stellen van de claim dat beeldmateriaal dat hen (vermoedelijk) weergeeft, zonder hun toestemming wordt verspreid, en zij voorlopig bewijs van hun fysieke identiteit kunnen leveren, en dat de via deze procedure meegedeelde inhoud binnen 48 uur moet worden opgeschort;

    wat onlineplatforms betreft die in de eerste plaats worden gebruikt voor de verspreiding van door gebruikers gegenereerde pornografische inhoud, ervoor zorgen dat de platforms de nodige technische en organisatorische maatregelen nemen die een professionele, door de mens aangestuurde moderatie van inhoud garandeert, waarbij inhoud die waarschijnlijk onrechtmatig is, zoals beeldinhoud van voyeuristische aard of met verkrachtingsscènes, wordt gecontroleerd;

    nationale contactpunten opzetten in sociale diensten en rechtshandhavingsinstanties, met speciaal personeel dat is opgeleid op het gebied van gendergerelateerd cybergeweld, waar slachtoffers gendergerelateerd cybergeweld kunnen melden in een veilige omgeving; de contactpunten moeten worden gecoördineerd binnen een netwerk; deze maatregelen zullen bijdragen tot het aanpakken van onderrapportage, revictimisatie en een veiliger omgeving voor slachtoffers van gendergerelateerd cybergeweld;

    het faciliteren van toegang tot informatie in een voor slachtoffers heldere, toegankelijke en begrijpelijke taal, met name over juridische bijstand en juridische stappen, alsook over ondersteunende diensten, en de ontwikkeling van specifieke diensten voor slachtoffers van cybergeweld (hulplijnen, toevluchtsoorden, juridische en psychologische bijstand); het faciliteren van aangiften door slachtoffers, zodat zij een beschermingsbevel kunnen verkrijgen, en de ontwikkeling van verhaalmechanismen met maatregelen voor adequate schadeloosstelling;

    nationale telefonische hulplijnen voorzien van de nodige middelen en deskundigheid om te reageren op de digitale dimensie van gendergerelateerd geweld;

    in de hele Unie een telefonische hulplijn opzetten als contactpunt voor slachtoffers en ervoor zorgen dat slachtoffers deze gemakkelijk en vrij kunnen gebruiken; een lijst van ondersteunende diensten ontwikkelen, met inbegrip van hulplijnen en meldingsmechanismen die beschikbaar zijn in individuele gevallen van cybergeweld;

    ervoor zorgen dat slachtoffers van gendergerelateerd cybergeweld in de lidstaten toegang hebben tot gespecialiseerde ondersteunende diensten en tot de rechter, rechtsmiddelen en veilige en toegankelijke meldingsprocedures en -mechanismen, onafhankelijk van de indiening van een klacht; het wegnemen van alle belemmeringen voor slachtoffers die besluiten een klacht in te dienen, en de opzet van klachtenmechanismen die gemakkelijk en onmiddellijk toegankelijk zijn voor slachtoffers, onder meer op digitale wijze;

    de ontwikkeling van samenwerkingsmechanismen tussen de lidstaten, internettussenpersonen en ngo’s die zich met deze kwestie bezighouden, alsook tussen relevante actoren, zoals de rechterlijke macht, openbare aanklagers, rechtshandhavingsinstanties, lokale en regionale autoriteiten en maatschappelijke organisaties;

    ondersteuning van maatschappelijke organisaties, met name organisaties die slachtofferhulp bieden, onder meer door het verstrekken van financiële steun;

    bevordering van de ethische ontwikkeling en het gebruik van technologische oplossingen ter ondersteuning van slachtoffers en ter identificatie van daders, in overeenstemming met de grondrechten.

    De Commissie moet richtsnoeren ontwikkelen voor rechtshandhavingsambtenaren bij de omgang met slachtoffers die gendergerelateerd cybergeweld melden, zodat zij over de nodige zachte vaardigheden beschikken om zorgvuldig te luisteren naar alle slachtoffers van gendergerelateerd cybergeweld en begrip en respect voor hen te tonen; de leidende beginselen moeten uitgaan van een genderresponsieve aanpak.

    De lidstaten moeten beschermings- en ondersteuningsdiensten ontwikkelen die kosteloos toegankelijk zijn voor alle slachtoffers, met inbegrip van noodhulp en langdurige ondersteuning, zoals psychologische, medische, juridische, praktische en sociaaleconomische ondersteuning, rekening houdend met de specifieke behoeften van de slachtoffers, en met name aandacht besteden aan slachtoffers die behoren tot groepen die in het bijzonder blootgesteld worden of er in het bijzonder behoefte aan hebben. De Commissie moet de lidstaten in dit verband ondersteunen.

    Aanbeveling 5 inzake vervolging en strafbaarstelling van gendergerelateerd cybergeweld

    Op basis van de definitie in aanbeveling 2 en gezien het feit dat de strafbaarstelling van gendergerelateerd cybergeweld een afschrikkend effect kan hebben op daders, moet bij de strafbaarstelling van gendergerelateerd cybergeweld rekening worden gehouden met de volgende criteria:

    de vormen van gendergerelateerd cybergeweld die de lidstaten strafbaar moeten stellen (met inbegrip van vroegere fasen van cybercriminaliteit — aanzetten tot, medeplichtigheid aan en poging tot);

    minimum- en maximumstraffen (gevangenisstraf en boetes);

    grensoverschrijdend onderzoek en grensoverschrijdende vervolging;

    specifieke bepalingen met betrekking tot de richtsnoeren voor onderzoek en vervolging die voornamelijk gericht zijn op rechtshandhaving en openbare aanklagers, die ook specifieke aanwijzingen voor rechtshandhaving moeten bevatten met betrekking tot het verzamelen van bewijsmateriaal;

    doeltreffende samenwerking tussen rechtshandhavingsinstanties en technologiebedrijven en dienstverleners, met name wat betreft de identificatie van daders en het verzamelen van bewijsmateriaal, waarbij de grondrechten en fundamentele vrijheden en de regels inzake gegevensbescherming volledig in acht moeten worden genomen;

    bewijsmateriaal moet zodanig worden verzameld dat het niet leidt tot secundaire victimisatie of hertraumatisering van het slachtoffer;

    verzwarende omstandigheden, afhankelijk van het profiel van de vrouwen, meisjes en lhbtiq’ers die het slachtoffer zijn, bijvoorbeeld uitbuiting van specifieke eigenschappen, kwetsbaarheden van vrouwen, meisjes en lhbtiq’ers online;

    risicobeoordelingen moeten gedragspatronen en genderaspecten van het incident omvatten en in aanmerking nemen, zoals stereotypen, discriminatie, geseksualiseerde bedreigingen en intimidatie; deze informatie moet worden gebruikt om vervolgacties vast te stellen en de verzameling van gegevens over de verschillende uitingen van gendergerelateerd cybergeweld te verbeteren;

    het verstrekken van bewijsmateriaal mag geen last vormen voor slachtoffers, of bijdragen tot verdere victimisatie.

    Alle maatregelen moeten gericht zijn op slachtoffers en een intersectionele aanpak hebben.

    Aanbeveling 6 inzake gegevensverzameling en rapportage

    De Commissie en de lidstaten moeten stelselmatig alomvattende, uitgesplitste en vergelijkbare gegevens over de verschillende vormen van gendergerelateerd cybergeweld verzamelen en publiceren, niet alleen op basis van verslagen inzake rechtshandhaving of maatschappelijke organisaties, maar ook op basis van de ervaringen van slachtoffers. Deze gegevens kunnen worden gevolgd door uitgebreide studies. De gegevens van de lidstaten over gendergerelateerd cybergeweld moeten worden verzameld en beschikbaar worden gesteld via de statistische databanken van het EIGE, het FRA en Eurostat, en de lidstaten moeten optimaal gebruikmaken van de capaciteit en middelen van het EIGE. Het FRA moet nieuw uitgebreid onderzoek doen naar alle vormen van gendergerelateerd cybergeweld op basis van de meest recente EU-gegevens om een accuraat antwoord te bieden.

    De Commissie moet op regelmatige basis een verslag voorleggen aan het Europees Parlement en de Raad waarin wordt beoordeeld in welke mate de lidstaten maatregelen hebben getroffen in overeenstemming met deze aanbeveling. De Commissie moet ook de naar gender uitgesplitste gegevens over de prevalentie en schade van gendergerelateerd cybergeweld op niveau van de Unie verbeteren.

    De Commissie en de lidstaten moeten indicatoren ontwikkelen om de doeltreffendheid te meten van hun interventies in het kader van de bestrijding van gendergerelateerd cybergeweld.

    Aanvullende aanbevelingen kunnen betrekking hebben op:

    de productie van statistieken over de prevalentie en vormen van cybergeweld, waarbij tegelijkertijd de uniformiteit en vergelijkbaarheid van de door de lidstaten verzamelde gegevens worden bevorderd;

    een gegevensverzamelingsprogramma voor de hele Unie;

    het stelselmatig verzamelen van gegevens voor kennis om gelijke tred te houden met de voortdurende ontwikkeling van instrumenten en technologieën die kunnen worden gebruikt om cybergeweld te plegen;

    een aanbeveling om gebruik te maken van de capaciteit en deskundigheid van het EIGE, Eurostat, het FRA, Europol, Eurojust en Enisa.


    Top