Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52021IP0387

    Resolutie van het Europees Parlement van 16 september 2021 over plannen en acties om de overgang naar innovatie te versnellen zonder dieren te gebruiken voor onderzoek, voorgeschreven proeven en onderwijs (2021/2784(RSP))

    PB C 117 van 11.3.2022, p. 84–87 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    11.3.2022   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 117/84


    P9_TA(2021)0387

    Plannen en acties om de overgang naar innovatie te versnellen zonder dieren te gebruiken voor onderzoek, voorgeschreven proeven en onderwijs

    Resolutie van het Europees Parlement van 16 september 2021 over plannen en acties om de overgang naar innovatie te versnellen zonder dieren te gebruiken voor onderzoek, voorgeschreven proeven en onderwijs (2021/2784(RSP))

    (2022/C 117/08)

    Het Europees Parlement,

    gezien de artikelen 13 en 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

    gezien Richtlijn 2010/63/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2010 betreffende de bescherming van dieren die voor wetenschappelijke doeleinden worden gebruikt (1),

    gezien Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (Reach), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen (de “Reach-verordening”) (2),

    gezien Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (3),

    gezien Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (4),

    gezien Verordening (EG) nr. 1223/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 betreffende cosmetische producten (5),

    gezien zijn resolutie van 3 mei 2018 over een algemeen verbod op dierproeven voor cosmetica (6),

    gezien de conclusies van de Raad van 15 maart 2021, getiteld “EU-strategie voor duurzame chemische stoffen: tijd voor resultaten” (6941/21),

    gezien het verslag van de Commissie van 5 februari 2020 “Verslag uit 2019 inzake de statistische gegevens over het gebruik van dieren voor wetenschappelijke doeleinden in de lidstaten van de Europese Unie tijdens de jaren 2015-2017 (COM(2020)0016),

    gezien de mededeling van de Commissie van 30 september 2020 over een nieuwe Europese Onderzoeksruimte (EOR) voor onderzoek en innovatie (COM(2020)0628),

    gezien de mededeling van de Commissie van 25 november 2020 over een farmaceutische strategie voor Europa (COM(2020)0761),

    gezien de mededeling van de Commissie van 11 december 2019, getiteld “De Europese Green Deal”(COM(2019)0640),

    gezien de mededeling van de Commissie van 27 mei 2020, getiteld “Het moment van Europa: herstel en voorbereiding voor de volgende generatie” (COM(2020)0456),

    gezien zijn resolutie van 10 juli 2020 over de strategie voor duurzaam gebruik van chemische stoffen (7),

    gezien Speciale Eurobarometer nr. 340 over wetenschap en technologie,

    gezien het tweede tussentijdse verslag inzake de onlineraadpleging over de toekomst van Europa, en de belangrijkste conclusies van de burgerdialogen en burgerraadplegingen,

    gezien de mededeling van de Commissie van 3 juni 2015 over het Europees burgerinitiatief “Stop Vivisectie” (C(2015)3773),

    gezien artikel 132, leden 2 en 4, van zijn Reglement,

    A.

    overwegende dat in Richtlijn 2010/63/EU betreffende de bescherming van dieren die voor wetenschappelijke doeleinden worden gebruikt, het einddoel is vastgesteld om “de tests op levende dieren […] volledig door andere procedures te vervangen zodra dit wetenschappelijk mogelijk zal blijken”, en overwegende dat erin wordt onderstreept dat het gebruik van dieren voor dergelijke doeleinden alleen mag worden overwogen als een alternatief voor dierproeven niet voorhanden is; overwegende dat het totale aantal dieren dat sinds de inwerkingtreding van deze richtlijn voor wetenschappelijke doeleinden is gebruikt, volgens de meest recente gegevens van 2018 echter nauwelijks is gedaald;

    B.

    overwegende dat in de richtlijn staat dat voor transparantie moet worden gezorgd wat het gebruik van dieren voor wetenschappelijke doeleinden betreft en dat de richtlijn geldt voor het gebruik van dieren in alle disciplines, uiteenlopend van fundamenteel onderzoek tot toegepaste wetenschap, de ontwikkeling van geneesmiddelen en het testen van de veiligheid van chemische stoffen; overwegende dat er nog steeds sprake is van een gebrek aan transparantie; overwegende dat alle lidstaten de richtlijn in nationale wetgeving hebben omgezet, en overwegende dat alle sectorspecifieke wetten, zoals die betreffende geneesmiddelen, levensmiddelen en chemische stoffen, in overeenstemming moeten zijn met de doelstellingen van de richtlijn, hetgeen betekent dat het gebruik van levende dieren alleen is toegestaan indien er geen passende alternatieven voorhanden zijn; overwegende dat die overeenstemming noodzakelijk is om momenteel de gezondheid van mens en dier en het milieu te beschermen;

    C.

    overwegende dat eerdere dierproeven hebben bijgedragen tot vooruitgang in de ontwikkeling van behandelingen voor de menselijke gezondheid, alsook medische hulpmiddelen, verdovingsmiddelen en veilige vaccins, waaronder COVID-19-vaccins, en ook een rol hebben gespeeld in de diergezondheid;

    D.

    overwegende dat er in 2017 9,58 miljoen meldingen zijn gemaakt van het gebruik van dieren voor wetenschappelijke doeleinden; overwegende dat het voornaamste doel onderzoek was (69 %), gevolgd door gebruik op grond van regelgeving (23 %) en routineproductie (5 %); overwegende dat de meeste op grond van regelgeving uitgevoerde proeven betrekking hadden op geneesmiddelen voor mensen (61 %), gevolgd door geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik (15 %) en industriële chemische stoffen (11 %) (8); overwegende dat in sommige delen van de EU voor deze proeven niet-menselijke primaten zijn gebruikt en dat er elk jaar veel andere diersoorten voor wetenschappelijke doeleinden zijn gebruikt; overwegende dat in een enkel jaar tot 12 miljoen (9) dieren worden gefokt en gedood met het oog op dierproeven, zonder daadwerkelijk te worden gebruikt voor proeven;

    E.

    overwegende dat het instrumentarium van niet-dierlijke testmodellen groter wordt en het potentieel aantoont om ons begrip van ziekten te vergroten en de ontdekking van doeltreffende behandelingen te versnellen; overwegende dat dit instrumentarium bijvoorbeeld nieuwe orgaanchiptechnologie, geavanceerde computersimulaties, 3D-culturen van menselijke cellen voor het testen van geneesmiddelen en andere moderne modellen en technologieën omvat;

    F.

    overwegende dat het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek (JRC) van de Commissie een reeks verslagen heeft opgesteld waarin geavanceerde dierproefvrije modellen op zeven ziektegebieden worden opgesomd en beschreven om de ontwikkeling van deze technologieën te versnellen; overwegende dat de onderzoeks-, innovatie- en onderwijsinitiatieven van de EU echter volledig moeten worden afgestemd op de prioriteiten die in deze evaluaties zijn vastgesteld;

    G.

    overwegende dat de formele aanmoediging van diervrije methoden weliswaar uniek is voor de EU, maar dat er bureaucratische belemmeringen zijn voor de aanvaarding ervan, het gebruik ervan niet naar behoren wordt afgedwongen, en de financiering voor de ontwikkeling ervan ontoereikend blijft;

    H.

    overwegende dat de Europese burgers consequent hun steun hebben uitgesproken voor de stopzetting van het gebruik van dieren voor wetenschappelijke doeleinden;

    I.

    overwegende dat binnen de Commissie de directoraten-generaal Milieu, Gezondheid en Voedselveiligheid, Interne Markt, Industrie, Ondernemerschap en Midden- en Kleinbedrijf, Onderzoek en Innovatie, en het JRC allemaal verantwoordelijk zijn voor verschillende aspecten van dieronderzoek en dierproeven, en overwegende dat er geen formeel coördinatiemechanisme bestaat dat voor een actieve, coherente en op synergie stoelende aanpak zorgt gericht op de volledige vervanging van dieren;

    J.

    overwegende dat de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) en het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA) strategieën hebben ontwikkeld om dierproeven actief te verminderen en te vervangen, maar dat het Europees Agentschap voor chemische stoffen (ECHA) nog steeds een reductie- en vervangingsstrategie moet invoeren en heeft verklaard dat onmiddellijke gerichte investeringen nodig zijn om doeltreffende voorspellende toxicologische methoden zonder dieren te ontwikkelen en de regelgevingsdoelstellingen rechtstreeks te ondersteunen;

    K.

    overwegende dat het baanbrekende verbod op dierproeven voor cosmetica een positief effect heeft gehad op het dierenwelzijn in de EU en dat hiermee met succes is aangetoond dat de geleidelijke afschaffing van dierproeven mogelijk is zonder de ontwikkeling van de cosmeticasector op het spel te zetten; overwegende dat er echter nog steeds regelgevingsvoorschriften zijn om dierproeven te blijven uitvoeren om na te gaan welke gevolgen uitsluitend in cosmetica gebruikte chemische ingrediënten hebben voor werknemers die daarmee omgaan, en voor het milieu; overwegende dat de vaststelling van duidelijke termijnen voor de geleidelijke afschaffing van dergelijke proeven in de EU de innovatie in EU-bedrijven heeft aangewakkerd en overheidssteun heeft gekregen;

    L.

    overwegende dat de vervanging van dierproeven door geavanceerde diervrije methoden noodzakelijk zal zijn voor het verwezenlijken van de ambitieuze gezondheids- en milieudoelen die de Commissie uiteen heeft gezet in het herstelplan NextGenerationEU en de Europese Green Deal, en dat gevalideerde diervrije alternatieven voorrang moeten krijgen als die reeds beschikbaar zijn;

    M.

    overwegende dat sommige lidstaten nationale uitvoeringsmaatregelen hebben aangenomen die een hoog niveau van bescherming waarborgen voor dieren die voor wetenschappelijke doeleinden worden gebruikt, terwijl andere lidstaten slechts de minimumeisen van Richtlijn 2010/63/EU toepassen;

    1.   

    verzoekt de Commissie de coördinatie te verbeteren met het oog op de verwezenlijking van de doelstelling van Richtlijn 2010/63/EU door een interdepartementale taskforce op hoog niveau op te richten, waarbij alle belangrijke directoraten-generaal en agentschappen worden betrokken, om met de lidstaten en relevante belanghebbenden samen te werken aan de opstelling van een actieplan voor de hele EU, teneinde de actieve uitfasering te stimuleren door proeven met levende dieren voor wetenschappelijke en regelgevingsdoeleinden zo snel als wetenschappelijk mogelijk te verminderen, te verfijnen en te vervangen, zonder het niveau van bescherming van de menselijke gezondheid en het milieu te verlagen, en tegelijkertijd de ontwikkeling van alternatieve diervrije methoden, technologieën en instrumenten die voor verandering nodig zijn, te versnellen; onderstreept dat een duidelijk en ambitieus tijdschema en een lijst met mijlpalen moeten worden opgesteld om voortgang te stimuleren;

    2.   

    stipt aan dat het gebruik van dierlijk onderzoek in het verleden in aanzienlijke mate heeft bijgedragen tot vooruitgang bij de behandeling van vele menselijke aandoeningen en een rol heeft gespeeld in de diergezondheid, en benadrukt dat het uitfaseren van het gebruik van dieren voor wetenschappelijke doeleinden wel het uiteindelijke doel is, maar dat nog niet op alle gebieden van wetenschappelijk onderzoek diervrije methoden beschikbaar zijn; onderstreept tevens dat dierproeven in bepaalde gevallen nog steeds noodzakelijk zijn om wetenschappelijk inzicht te krijgen in de lange zoektocht naar een doeltreffend middel tegen bepaalde ziekten omdat er momenteel geen diervrije methoden beschikbaar zijn; wijst erop dat het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek heeft aangegeven dat een sterke afhankelijkheid van dierproeven op bepaalde gebieden van onderzoek naar ziekten (10) de vooruitgang kan belemmeren, omdat diermodellen in die gevallen tekortschieten als het gaat om het in kaart brengen van belangrijke aspecten van menselijke ziekten, en is van mening dat een overschakeling op alternatieve modellen wellicht doorbraken zou kunnen opleveren; erkent voorts dat proeven die op dieren worden uitgevoerd omdat er geen diervrije methoden voorhanden zijn, alleen mogen plaatsvinden in optimale omstandigheden waarbij pijn, stress en leed tot een minimum worden beperkt en het welzijn van de betrokken dieren wordt beschermd;

    3.   

    onderstreept dat het actieplan ambitieuze en haalbare doelstellingen, reductiedoelstellingen en tijdschema’s moet bevatten die in het kader van de overkoepelende reductie- en vervangingsdoelstelling moeten worden vastgesteld om verandering te stimuleren, met concrete en gecoördineerde acties in combinatie met indicatoren, zoals toegepast op andere beleidsterreinen van de EU, en dat het de statistische EU-databank ALURES als referentiepunt moet gebruiken, wat moet leiden tot een absolute en aanhoudende vermindering van het aantal dieren dat in de hele EU voor wetenschappelijke doeleinden wordt gebruikt;

    4.   

    beklemtoont dat het plan onder meer voorstellen moet bevatten voor een betere tenuitvoerlegging en handhaving van bestaande initiatieven, met inbegrip van een goed functionerend controlesysteem;

    5.   

    benadrukt dat de Europese Onderzoeksruimte moet worden verdiept en dat in het plan moet worden voortgebouwd op onderzoek dat tot dusver in de EU is verricht, en mechanismen moeten worden opgenomen voor de preferentiële financiering van diervrije methoden in alle onderzoeks- en innovatie-initiatieven van de EU, aangezien dergelijke alternatieve methoden extra kosten en investeringsbehoeften met zich meebrengen; wijst daarom op de behoefte aan meer en gerichte financiering in het kader van Horizon Europa voor geavanceerde modellen zonder dieren; verzoekt de Commissie, de Raad en de lidstaten om voldoende middellange- en langetermijnfinanciering beschikbaar te stellen voor de snelle ontwikkeling, validering en invoering van alternatieve testmethoden, ter vervanging van dierproefmethoden, met name voor belangrijke toxicologische eindpunten; verzoekt de Commissie haar toezegging inzake de groepering van stoffen en de aanwending van algemene risicobeoordelingen volledig na te komen als belangrijke middelen om de menselijke gezondheid beter te beschermen en dierproeven terug te dringen;

    6.   

    verzoekt de Commissie reductiestreefcijfers vast te stellen in overleg met de relevante agentschappen, met name het ECHA en de EFSA, door middel van een proactievere tenuitvoerlegging van de huidige regelgeving inzake de veiligheid van chemische stoffen en andere producten, en de reductiedoelstellingen te ondersteunen door gebruik te maken van een volledig verbonden en interoperabele EU-databank voor chemische veiligheid; herinnert eraan dat overeenkomstig artikel 13 van de Reach-verordening de voorschriften inzake de testmethoden moeten worden geactualiseerd zodra dierproefvrije methoden beschikbaar worden;

    7.   

    benadrukt dat de particuliere sector actief bij het plan kan worden betrokken, met name bedrijven die op diervrije modellen willen overschakelen, alsook startups die deze modellen ontwikkelen en perfectioneren, in de vorm van participatie in collaboratieve benaderingen van de geleidelijke afschaffing van dierproeven; meent dat overheidsorganen een coördinerende rol op zich moeten nemen en een positieve en constructieve dialoog moeten aangaan met de sector, zodat bottom-upoplossingen mogelijk worden; pleit voor een beter gecoördineerde en sectoroverschrijdende aanpak voor de gehele EU in alle lidstaten en EU-agentschappen, onder meer via het sectoroverschrijdende “European Partnership for Alternative Approaches to Animal Testing”;

    Onderwijs en opleiding

    8.

    dringt er bij de Commissie op aan met de lidstaten samen te werken om prioriteit te geven aan acties om wetenschappers, onderzoekers en technici bekend te maken met en op te leiden en bij te scholen in het gebruik van geavanceerde dierproefvrije modellen en de uitwisseling van goede praktijken, en het bewustzijn omtrent gevalideerde, dierproefvrije modellen te verbeteren onder deskundigen in veiligheidsbeoordeling en onder degenen die betrokken zijn bij de beoordeling van projectvoorstellen en de toewijzing van financiële middelen;

    9.

    benadrukt dat er veel aandacht moet worden besteed aan opleiding en onderwijs, om ervoor te zorgen dat in laboratoria en bij de bevoegde instanties zo veel mogelijk kennis aanwezig is over alternatieve methoden en processen;

    10.

    wijst erop dat academische instellingen een cruciale rol moeten spelen bij de bevordering van alternatieven voor dierproeven binnen wetenschappelijke disciplines en bij het verspreiden van nieuwe kennis en werkmethoden die wel beschikbaar zijn, maar nog niet altijd op grote schaal worden gebruikt;

    11.

    benadrukt dat het belangrijk is dat er in internationaal verband gewerkt wordt aan een snellere validatie en erkenning van alternatieve methoden, dat er gezorgd wordt voor de overdracht van kennis, en dat derde landen waar wetenschappers onvoldoende op de hoogte zijn van alternatieve methoden en waar de testfaciliteiten niet over de nodige onderzoeksinfrastructuur beschikken, financiële ondersteuning krijgen;

    o

    o o

    12.

    verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

    (1)  PB L 276 van 20.10.2010, blz. 33.

    (2)  PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1.

    (3)  PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1.

    (4)  PB L 167 van 27.6.2012, blz. 1.

    (5)  PB L 342 van 22.12.2009, blz. 59.

    (6)  PB C 41 van 6.2.2020, blz. 45.

    (7)  Aangenomen teksten, P9_TA(2020)0201.

    (8)  Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad: verslag uit 2019 inzake de statistische gegevens over het gebruik van dieren voor wetenschappelijke doeleinden in de lidstaten van de Europese Unie tijdens de jaren 2015-2017, blz. 16 (COM(2020)0016), https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/PDF/?uri=CELEX:52020DC0016&from=NL

    (9)  Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de uitvoering van Richtlijn 2010/63/EU betreffende de bescherming van dieren die voor wetenschappelijke doeleinden worden gebruikt in de lidstaten van de Europese Unie, blz. 7 (SWD(2020)0015), https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/PDF/?uri=CELEX:52020DC0015&from=NL

    (10)  Dura, Adelaide; Gribaldo, Laura; Deceuninck, Pierre (2021): EURL ECVAM Review of non-animal models in biomedical research — Neurodegenerative Diseases. Europese Commissie, Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek (JRC) [Dataset] PID: http://data.europa.eu/89h/a8fd26ef-b113-47ab-92ba-fd2be449c7eb


    Top