Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52021IE2922

    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het combineren van ambitieuze duurzaamheids- en sociale doelstellingen met een gunstig klimaat voor micro-, kleine en middelgrote ondernemingen (initiatiefadvies)

    EESC 2021/02922

    PB C 105 van 4.3.2022, p. 1–5 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    4.3.2022   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 105/1


    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het combineren van ambitieuze duurzaamheids- en sociale doelstellingen met een gunstig klimaat voor micro-, kleine en middelgrote ondernemingen

    (initiatiefadvies)

    (2022/C 105/01)

    Rapporteur:

    Bruno CHOIX

    Besluit van de voltallige vergadering

    25.3.2021

    Rechtsgrondslag

    Artikel 32, lid 2, van het reglement van orde

     

    Initiatiefadvies

    Bevoegde afdeling

    Interne Markt, Productie en Consumptie

    Goedkeuring door de afdeling

    30.9.2021

    Goedkeuring door de voltallige vergadering

    20.10.2021

    Zitting nr.

    564

    Stemuitslag

    (voor/tegen/onthoudingen)

    227/0/9

    1.   Conclusies en aanbevelingen

    1.1.

    Micro-, kleine en middelgrote ondernemingen maken 99,8 % uit van alle Europese ondernemingen en bieden werk aan 82,4 miljoen mensen. Zij zijn van uitermate groot belang voor het economische herstel en om de sociale en milieudoelstellingen van de EU te halen. Dankzij hun kleinschaligheid en lokale aanwezigheid zijn micro-, kleine en middelgrote ondernemingen bij uitstek geschikt om deze uitdagingen aan te gaan; zij behalen dan ook goede resultaten, ook in tijden van crisis.

    1.2.

    In het licht van het bovenstaande hebben micro-, kleine en middelgrote ondernemingen behoefte aan een regelgevingsklimaat dat is aangepast aan hun specifieke eigenschappen. Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) vraagt dat de “Small Business Act”, het beginsel “denk eerst klein” en de strategie voor kleine en middelgrote ondernemingen daadwerkelijk worden toegepast. Administratieve lasten, in het bijzonder in verband met transparantie en rapportage, moeten strikt worden beperkt, aangezien iedere verplichting kosten met zich meebrengt.

    1.3.

    Het EESC steunt het voornemen van beter wetgeven en beveelt aan sociale partners, beroepsgroepen en kamers van koophandel systematisch bij alle wetgevingsfasen (de uitwerking van openbare raadplegingen, effectbeoordelingen en amendementen) te betrekken. Het verzoekt de Commissie terdege rekening te houden met de resultaten van effectbeoordelingen. Het “one in, one out”-beginsel moet spoedig, daadwerkelijk en op evenwichtige wijze worden toegepast, om tot ambitieuze sociale en milieuwetgeving te komen. Tot slot beveelt het EESC aan de coördinatie tussen kmo-gezanten te versterken, zowel op nationaal als Europees niveau.

    1.4.

    Het EESC verzoekt de Europese instellingen om systematisch te kijken naar alternatieven voor transparantie- en rapportageverplichtingen die tot buitensporige lasten leiden.

    1.5.

    Nationale en regionale initiatieven voor de sociale dialoog in micro-ondernemingen, de ambachtelijke sector en de sector van vrije beroepen bevorderen het sociaal engagement, de dialoog tussen bedrijfsleiders en werknemers en conflictpreventie, en verdienen dan ook aanmoediging.

    1.6.

    Het EESC stelt vast dat het potentieel van beroepsgroepen en -verenigingen en kamers van koophandel beter moet worden benut om de innovatie op sociaal, milieu- en governancegebied te bevorderen; ook moeten micro-, kleine en middelgrote ondernemingen beter worden begeleid. Het beveelt de Commissie en de lidstaten aan gebruik te maken van de expertise en het netwerk van deze groepen en organisaties, in plaats van nieuwe zwaarwegende en bindende bepalingen vast te stellen.

    1.7.

    Het EESC zou graag zien dat de toegang van bedrijfsleiders tot een leven lang leren wordt gewaarborgd, vanaf het moment dat zij hun functie opnemen of een bedrijf overnemen, zodat zij de vaardigheden kunnen verwerven die noodzakelijk zijn voor goed bedrijfsbeheer, de sociale dialoog en de groene en de digitale transitie.

    2.   Achtergrond en algemene opmerkingen

    2.1.

    Micro-, kleine en middelgrote ondernemingen staan centraal in de Europese economie en zijn door hun aanwezigheid op het gehele grondgebied van essentieel belang om lokale gemeenschappen met een kwetsbare economie te ondersteunen en de veerkracht van het hele systeem te bevorderen.

    2.2.

    Herstel maakt het mogelijk de arbeidsparticipatie en de verdeling van rijkdom te vrijwaren en is dan ook de enige manier om ontvolking te vermijden, te meer daar het herstel in Europa op duurzaamheidsdoelstellingen is gebaseerd.

    2.3.

    Micro-, kleine en middelgrote ondernemingen worden gemobiliseerd voor de groene en digitale economie. De circulaire economie, duurzame ontwikkeling en de sociale dialoog zitten in het DNA van micro-, kleine en middelgrote ondernemingen, ambachtelijke ondernemingen en vrije beroepen. Het EESC roept de Europese instellingen op vertrouwen te hebben in het ontwikkelingspotentieel van deze ondernemingen en hun leidende rol bij de dubbele transitie te ondersteunen (gerichte programma’s op het gebied van financiering, techniek en engineering en op maat gesneden beleid), en er met name op toe te zien dat zij geen belemmeringen ondervinden.

    2.4.

    Het EESC merkt op dat tal van ondernemingen en overheidsinstanties innoveren om micro-, kleine en middelgrote ondernemingen te helpen de circulaire economie in hun bedrijfsmodel te integreren (voorkomen van afval en onverkochte producten en bevorderen van reparatie, hergebruik en recyclage), overeenkomstig de doelstellingen van de EU.

    2.5.

    Ondanks de “Small Business Act” van 2008 hebben de wetgevers in de afgelopen 13 jaar er meestal voor gekozen regels vast te stellen die voor alle ondernemingen gelden, in plaats van wetgeving aan te nemen die rekening houdt met de administratieve en financiële capaciteit van micro-, kleine en middelgrote ondernemingen. Deze regels worden vervolgens aangepast aan kleinere ondernemingen, waardoor deze met nieuwe lasten worden geconfronteerd en hun concurrentie-, innovatie- en banenscheppend vermogen wordt aangetast. De manier waarop rekening wordt gehouden met de resultaten van de kmo-toets is voor verbetering vatbaar. Het toenemend aantal transparantie- en openbaarmakingsmaatregelen zou nadelig kunnen zijn. Zo zijn met de algemene verordening gegevensbescherming (1) weinig duidelijke procedures ingevoerd die micro-, kleine en middelgrote ondernemingen ertoe verplichten naar richtsnoeren te verwijzen of een beroep te doen op externe deskundigen, hetgeen kosten meebrengt. In de machineverordening zijn soortgelijke verplichtingen vastgelegd; zo worden evaluatieprocedures via certificering door externe entiteiten opgelegd. Bij de richtlijn inzake het witwassen van geld (2) is voor alle ondernemingen een verplichting ingevoerd om melding te maken van de uiteindelijke begunstigden, hetgeen in verschillende lidstaten kosten met zich meebrengt.

    2.6.

    Uit het verslag van de Raad voor regelgevingstoetsing van 2020 blijkt dat de impact van wetgevingsvoorstellen op kleine en middelgrote ondernemingen onvoldoende wordt geanalyseerd.

    2.7.

    Het EESC is tevreden met de kmo-strategie die de Commissie in 2020 heeft gepubliceerd. Het steunt de resolutie van het Europees Parlement (3) waarin staat dat de juiste administratieve en technische voorwaarden en een goed regelgevingskader aanwezig moeten zijn om micro-, kleine en middelgrote ondernemingen te helpen hun prestaties, en met name milieuprestaties, te verbeteren, en dat buitensporige administratieve en regeldruk het vermogen van kmo’s om optimaal te presteren kan belemmeren.

    2.8.

    Het EESC heeft positief gereageerd op de mededeling over beter wetgeven, waarin wordt benadrukt dat betere wetgeving cruciaal is met het oog op duurzame ontwikkeling. Zo mag de wetgeving niet enkel gericht zijn op economische groei, maar moet worden gestreefd naar een evenwicht tussen economische, duurzame en maatschappelijke aspecten.

    2.9.

    Desondanks is er in verschillende wetgevingsvoorstellen en debatten sprake van nieuwe rapportageverplichtingen voor micro-, kleine en middelgrote ondernemingen (duurzaamheidsrapportage door ondernemingen (4), beloningstransparantie (5) en zorgvuldigheidsplicht). Deze verplichtingen kunnen een directe of indirecte — in verband met eisen van grote ondernemingen in de waardeketen — impact hebben op micro-, kleine en middelgrote ondernemingen, en kosten met zich meebrengen, terwijl deze ondernemingen niet beschikken over de daarvoor noodzakelijke personele en financiële middelen, waardoor hun activiteiten, hun bedrijfsmodel en bijgevolg hun voortbestaan in gevaar komen, zeker in tijden van crisis.

    2.10.

    Toch slagen micro-, kleine en middelgrote ondernemingen erin bemoedigende resultaten te behalen, die soms zelfs beter zijn dan de nationale gemiddelden, en dit zonder dat verplichtingen werden opgelegd. Het EESC zou graag zien dat de wetgeving wordt toegesneden op de 21 miljoen Europese micro-, kleine en middelgrote ondernemingen, in plaats van dat zij wordt afgestemd op de 0,2 % grotere ondernemingen en vervolgens ook op de andere ondernemingen wordt toegepast. Er moet naar worden gestreefd om zowel aan de behoeften van bedrijfsleiders als aan de behoeften van hun grote aantal werknemers te voldoen. Het EESC verzoekt voorts dat systematisch alternatieven voor rapportage worden voorgesteld.

    3.   Kosten en baten van rapportagemaatregelen

    3.1.

    Een schatting van de kosten en administratieve lasten door de Commissie is vaak weinig transparant en nadelig voor de micro-, kleine en middelgrote ondernemingen. Daarbij komen nog de indirecte gevolgen van verplichtingen met betrekking tot de waardeketen, die voor de Commissie moeilijk te becijferen zijn. Zoals aangegeven in de mededeling over beter wetgeven worden amendementen van het Parlement en de Raad zelden aan een effectbeoordeling of kmo-toets onderworpen. Tot slot gaat de omzetting van maatregelen in nationaal recht soms gepaard met aanvullende kosten.

    3.2.

    Om aan de toenemende verplichtingen te voldoen, kunnen bedrijfsleiders niet anders dan zelf actie te ondernemen, waardoor tijd verloren gaat die zij aan hun activiteit zouden moeten spenderen, of moeten zij een beroep doen op externe expertise. Beide methoden hebben een impact op de activiteiten van de ondernemingen en brengen extra kosten met zich mee. Deze zijn verhoudingsgewijs hoger in micro-ondernemingen dan in grote ondernemingen. Het EESC wijst er bovendien op dat de nieuwe rapportagemaatregelen afzonderlijk beschouwd misschien miniem lijken, maar samen wel een aanzienlijke impact hebben.

    3.3.

    Op terreinen zonder rapportageplicht kunnen goede resultaten worden waargenomen: veel micro-, kleine en middelgrote ondernemingen investeren onder impuls van hun beroepsgroep of kamers van koophandel in de circulaire economie, omdat zij dat als gunstig beschouwen voor hun ontwikkeling en imago (6). De kleinschaligheid van micro-, kleine en middelgrote ondernemingen vergemakkelijkt de uitwisselingen tussen werkgever en werknemer, waardoor de loonkloof tussen mannen en vrouwen er vaak kleiner is dan op nationaal niveau enz. (7) De landen die voor kleine en middelgrote ondernemingen drempels hebben vastgesteld voor bepaalde sociale-wetgevingsmaatregelen, melden dat er weinig beroepsprocedures zijn, hetgeen aantoont dat deze ondernemingen een voorbeeldfunctie kunnen vervullen zonder dat hun zware maatregelen worden opgelegd. Het EESC heeft er in diverse adviezen voor gepleit (8) om na te denken over de definitie van kleine en middelgrote ondernemingen.

    3.4.

    Micro-, kleine en middelgrote ondernemingen, waaronder ook sociale ondernemingen, zijn volwaardige actoren van de circulaire economie, aangezien zij met hun lokale diensten de sociale samenhang bevorderen, banen scheppen die niet naar derde landen kunnen worden verplaatst en rijkdom genereren in gebieden waar de industrie en bepaalde openbare diensten niet aanwezig zijn, en zakelijke en werkgelegenheidskansen bieden aan kwetsbare maatschappelijke groepen. Van de personen die een duale opleiding volgen, doet meer dan de helft dat in micro-, kleine en middelgrote ondernemingen, die op deze manier actief kunnen bijdragen aan de werkgelegenheid voor jongeren. Hun bedrijfsmodel en kleinschaligheid bevorderen de uitvoering van artificiële intelligentie waarbij de mens de controle houdt, en brengen de kwaliteit van het arbeidsleven en participatieve governance onder de aandacht.

    3.5.

    Extra rapportagemaatregelen worden vaak als een oneerlijke last beschouwd die een negatieve impact heeft op de activiteiten van ondernemingen en het risico met zich meebrengt dat zij geen toegang krijgen tot overheidsopdrachten of financiering, zonder dat er aanzienlijke vorderingen worden geboekt met betrekking tot het beleid dat zij vaak zelf hebben geïnitieerd. Dit alles wakkert het gevoel aan dat Europa te bureaucratisch is en geen voeling heeft met de situatie in de praktijk.

    3.6.

    Bovendien is het EESC van mening dat de sociale en milieudoelstellingen alleen kunnen worden bereikt door de oorzaken van onevenwichtigheden weg te nemen en niet door de bindende vereisten uit te breiden.

    3.7.

    Om een klimaat te bevorderen dat kleine en middelgrote ondernemingen ten goede komt, moet bijzondere aandacht worden besteed aan demografische veranderingen, die als gevolg hebben dat er aanzienlijk minder gekwalificeerde werknemers beschikbaar zijn en de productiviteit van kleine en middelgrote ondernemingen dus daalt. Beroepsonderwijs en -opleiding, het leren en de ontwikkeling van vaardigheden, inclusief groene en digitale vaardigheden, moeten een prioriteit blijven.

    4.   Beter wetgeven

    4.1.

    Beter wetgeven houdt in dat een goed evenwicht wordt gezocht tussen economische, duurzame en sociale factoren. Het EESC beveelt de Commissie aan om zich bij effectbeoordelingen meer te verlaten op sociale partners, beroepsgroepen en kamers van koophandel op Europees, nationaal, regionaal en lokaal niveau.

    4.2.

    Iedere transparantiemaatregel brengt kosten met zich mee. Het EESC herinnert de Commissie eraan dat de “Small Business Act” en het beginsel “denk eerst klein” moeten worden uitgevoerd, overeenkomstig haar verbintenissen. Naar aanleiding van de mededeling over beter wetgeven verzoekt het EESC om nieuwe directe en indirecte administratieve lasten tot het minimum te beperken.

    4.3.

    Het EESC vraagt dat de Commissie met het EESC van gedachten wisselt bij het opstellen van raadplegingen, zodat de specifieke eigenschappen van kleine en middelgrote ondernemingen op een meer gerichte wijze in aanmerking kunnen worden genomen, via objectieve vragen die zijn aangepast aan alle ondernemingsvormen. Het benadrukt tevens dat de voorkeur moet worden gegeven aan korte raadplegingen in alle talen van de EU, om het de respondenten gemakkelijker te maken.

    4.4.

    Het EESC vraagt dat de Commissie het netwerk van kmo-gezanten en de coördinatie tussen deze gezanten versterkt, op nationaal niveau en in de uitwisselingen met de Commissie.

    4.5.

    Het EESC neemt nota van het “one in, one out”-beginsel dat de Commissie heeft beloofd te zullen toepassen. Het terugdringen van de administratieve lasten moet samen met de sociale partners worden bestudeerd, zodat de lasten worden verminderd zonder de strategische doelstellingen in gevaar te brengen en de hoge EU-normen op economisch, sociaal en milieugebied te verlagen. Te dien einde vraagt het EESC dat de Commissie de operationele en methodologische gegevens verstrekt die nodig zijn om de onnodige lasten te identificeren. De termijn voor de uitvoering van dit beginsel lijkt niet te zijn aangepast aan het werkprogramma van de Commissie, dat voorziet in de publicatie van verschillende belangrijke documenten in de komende maanden. Het EESC verzoekt de Commissie zo snel mogelijk na te gaan welke administratieve lasten kunnen worden weggenomen. Voorts verzoekt het de Commissie om, iedere keer dat lasten worden weggenomen, vervolgens ook de vermindering van de lasten in de nationale wetgeving te controleren, om de efficiëntie van het beginsel en een gelijke behandeling te waarborgen.

    4.6.

    Het EESC vraagt dat ieder nieuw voorstel, zeker wanneer het directe of indirecte transparantie- en rapportagemaatregelen omvat, aan een echte effectbeoordeling wordt onderworpen. De kmo-toets zou door alle instellingen moeten worden toegepast. De toets moet een economische en juridische analyse behelzen, en de gebruikte bronnen moeten openbaar worden gemaakt. Voorts moet de toets bij iedere nieuwe versie van een tekst worden uitgevoerd, in de fase van het voorstel en tijdens de onderhandelingen. Het EESC beveelt aan om bij iedere effectbeoordeling de sociale partners, in het bijzonder werkgeversorganisaties, te raadplegen, ten behoeve van de analyse van bepalingen met betrekking tot micro-, kleine en middelgrote ondernemingen. De resultaten van effectbeoordelingen moeten door de Commissie naar behoren in aanmerking worden genomen bij het vaststellen van de beleidsoptie waarnaar de voorkeur uitgaat. Overeenkomstig de voorstellen in de mededeling over beter wetgeven vraagt het EESC dat het Parlement en de Raad de impact van hun amendementen op micro-, kleine en middelgrote ondernemingen documenteren.

    4.7.

    Uit het verslag van de Raad voor regelgevingstoetsing blijkt dat het aantal voorstellen dat bepalingen omvat die aan kleine en middelgrote ondernemingen zijn aangepast, aanzienlijk is gedaald (van 22 % in de periode 2017-2019 tot 15 % in 2020). Het EESC vraagt dat indien er transparantiemaatregelen worden goedgekeurd, de instellingen in een drempel voorzien, om de lasten voor micro-, kleine en middelgrote ondernemingen te beperken. In 2023 zou één digitale toegangspoort worden ingevoerd; het EESC zou graag zien dat dit proces wordt versneld.

    5.   Alternatieven voor de openbaarmaking van informatie

    5.1.

    Om de algemene uitrol van maatregelen die als bestraffend kunnen worden beschouwd, te voorkomen, beveelt het EESC de Commissie aan om in ieder voorstel alternatieven voor rapportageverplichtingen op te nemen.

    5.2.

    In veel lidstaten bestaan er specifieke adviesorganen waar sociale partners overleg kunnen plegen over sociale en economische maatregelen en hun concrete toepassing. Veel nationale organisaties van kleine en middelgrote ondernemingen kunnen hun belangen behartigen. Het EESC beveelt de Commissie aan om meer te steunen op verenigingen van kleine en middelgrote ondernemingen, sociale partners, beroepsgroepen en kamers van koophandel op Europees, nationaal, regionaal en lokaal niveau. Hun ervaring, expertise en actief netwerk zorgen ervoor dat zij zich in de beste positie bevinden om micro-, kleine en middelgrote ondernemingen te ondersteunen en te stimuleren en instrumenten te ontwikkelen die in overeenstemming zijn met de sociale en milieudoelstellingen. Het is belangrijk dat hun de financiële en personele middelen ter beschikking worden gesteld die noodzakelijk zijn om ondersteunende acties op te zetten.

    5.3.

    Het EESC merkt op dat de Commissie een aantal instrumenten heeft ontwikkeld die van belang kunnen zijn voor micro-, kleine en middelgrote ondernemingen, maar dat deze het doelpubliek niet bereiken. Het EESC beveelt een versterkte mobilisering van kmo-gezanten aan, zodat deze instrumenten kunnen worden aangepast aan de behoeften van micro-, kleine en middelgrote ondernemingen en de bekendheid en het gebruik ervan worden bevorderd.

    5.4.

    Het EESC stelt voor in te zetten op het bevorderen en het benutten van nationale en regionale maatregelen die de sociale dialoog in micro-ondernemingen, de ambachtelijke sector en de sector van vrije beroepen (9) bevorderen, door werknemers en werkgevers informatie/advies te verstrekken over de wettelijke of contractuele bepalingen die op hen van toepassing zijn, door overleg te plegen over kwesties die specifiek ondernemingen en hun werknemers betreffen en hierover adviezen uit te brengen en door bij te dragen aan het voorkomen van conflicten door informatie en aanbevelingen voor werknemers en werkgevers.

    5.5.

    Het EESC roept de lidstaten op beroepsorganisaties te ondersteunen bij hun inspanningen op het gebied van opleiding, advies en ondersteuning ten behoeve van micro-, kleine en middelgrote ondernemingen, teneinde aan de sociale en milieuvereisten te voldoen. Dergelijke inspanningen moeten voorrang krijgen op bindende bepalingen.

    5.6.

    In lijn met zijn advies “Naar circulaire overheidsopdrachten” (10) vraagt het EESC dat overheidsdiensten micro-, kleine en middelgrote ondernemingen zouden ondersteunen om ervoor te zorgen dat zij een goed begrip hebben van duurzamere overheidsopdrachten, in het bijzonder op lokaal niveau, en om erop toe te zien dat er in de aanbestedingsspecificaties een evenwicht is tussen kwalitatieve en kwantitatieve criteria.

    5.7.

    Bedrijfsleiders in micro-, kleine en middelgrote ondernemingen moeten een leven lang toegang hebben tot opleiding, op dezelfde wijze als werknemers, ook wanneer een nieuw bedrijf wordt opgericht of een bedrijf wordt overgenomen. Om tot een pool te komen van bedrijfsleiders en overnemers van bestaande activiteiten die in staat zijn sociale, milieu- en economische uitdagingen aan te pakken, acht het EESC het noodzakelijk deelname aan op nieuwe vaardigheden afgestemde opleidingscycli voor te stellen en aan te moedigen.

    5.8.

    Het EESC stelt voor maatregelen ter verbetering van de koolstofbalans van micro-, kleine en middelgrote ondernemingen financieel te ondersteunen, zonder dat dit de ontwikkeling van ondernemingen belemmert of extra lasten met zich meebrengt.

    5.9.

    Het EESC beveelt aan systemen voor certificering van ondernemingen aan te moedigen, die op vrijwillige basis werken, kosteloos zijn en waarbij een derde partij betrokken is ten behoeve van de geloofwaardigheid (11). Daarbij moet erop worden toegezien dat deze systemen de toegang tot de markt niet belemmeren en het aantal systemen beperkt blijft teneinde een verwarrende situatie voor de consumenten te vermijden.

    Brussel, 20 oktober 2021.

    De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

    Christa SCHWENG


    (1)  Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).

    (2)  Richtlijn (EU) 2018/843 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 tot wijziging van Richtlijn (EU) 2015/849 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, en tot wijziging van de Richtlijnen 2009/138/EG en 2013/36/EU (PB L 156 van 19.6.2018, blz. 43).

    (3)  Resolutie van het Europees Parlement van 16 december 2020 over een nieuwe strategie voor Europese kmo’s [2020/2131(INI)].

    (4)  Voorstel voor een richtlijn betreffende duurzaamheidsrapportage door ondernemingen [2021/0104(COD)].

    (5)  Voorstel voor een richtlijn ter versterking van de toepassing van het beginsel van gelijke beloning van mannen en vrouwen voor gelijke of gelijkwaardige arbeid door middel van beloningstransparantie en handhavingsmechanismen [2021/0050(COD)].

    (6)  In Nederland heeft bijvoorbeeld een ambachtelijk bedrijf maatregelen ter bevordering van de circulaire economie genomen, zonder dat het aan transparantieplicht onderworpen was: https://www.deb.nl/ondernemersverhalen/slagerij-van-koppen-dacht-na-over-duurzaamheid/.

    (7)  “Les entreprises de proximité au féminin” (maart 2019):

    https://u2p-france.fr/sites/default/files/etude_les_entreprises_de_proximite_au_feminin.pdf.

    (8)  PB C 345 van 13.10.2017, blz. 15 en PB C 81 van 2.3.2018, blz. 1.

    (9)  “Commissions paritaires régionales interprofessionnelles de l’artisanat” (CPRIA: https://cpria.proximeo-france.fr/) en “commissions paritaires régionales pour les professions libérales” (CPR-PL).

    (10)  PB C 341 van 24.8.2021, blz. 16.

    (11)  Bv. Répar’acteurs: https://www.artisanat.fr/reparacteurs#:~:text=Le%20label%20%C2%AB%20R%C3%A9par’acteurs%20%C2%BB,de%20la%20r%C3%A9duction%20des%20d%C3%A9chets.


    Top