Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52021DC0791

    VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD over de voortgang bij de ontwikkeling van de elektronische systemen waarin het douanewetboek van de Unie voorziet, overeenkomstig artikel 278 bis van dat wetboek

    COM/2021/791 final

    Brussel, 14.12.2021

    COM(2021) 791 final

    VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    over de voortgang bij de ontwikkeling van de elektronische systemen waarin het douanewetboek van de Unie voorziet, overeenkomstig artikel 278 bis van dat wetboek

    {SWD(2021) 382 final}


    Inhoudsopgave

    1.    Inleiding    

    2.    Achtergrond    

    3.    Projectmethode voor de elektronische systemen van het DWU    

    4.    Algemeen overzicht van de voortgang met de elektronische systemen van het DWU    

    4.1    Projecten voltooid vóór 2021    

    4.2    Lopende projecten    

    4.2.1    Trans-Europese projecten    

    4.2.2    Nationale projecten    

    4.3    Risico’s op vertraging    

    4.4    Ondersteunende maatregelen    

    5.    Samenvatting en conclusies    



    1.Inleiding

    Het eerste en het tweede jaarlijkse voortgangsverslag 1 van de Commissie over de uitvoering van de elektronische systemen van het douanewetboek van de Unie (DWU) en de bijbehorende werkdocumenten van de diensten van de Commissie 2 zijn respectievelijk op 13 december 2019 en 14 december 2020 gepubliceerd. In het jaarverslag van dit jaar wordt dieper ingegaan op de verdere vooruitgang die de Commissie en de lidstaten 3 hebben geboekt met de ontwikkeling van de elektronische systemen en wordt de evolutie beschreven naar een volledig digitale omgeving die sinds de inwerkingtreding van het DWU heeft plaatsgevonden. Daartoe wordt voortgebouwd op het werkprogramma van het DWU (DWU/WP) 4 , dat als uitgangspunt voor de voortgangsrapportage dient.

    Bij de projecten die in het DWU/WP zijn opgenomen, kunnen drie categorieën van systemen worden onderscheiden:

    I)elf centrale trans-Europese systemen die door de Commissie moeten worden ontwikkeld of geüpgraded (en waarbij ook de lidstaten vaak hun nationale systemen moeten ontwikkelen of upgraden, afhankelijk van de systeemarchitectuur);

    II)drie gedecentraliseerde trans-Europese systemen die door de Commissie moeten worden ontwikkeld of geüpgraded maar een belangrijke nationale component hebben die door de lidstaten moet worden uitgevoerd; en

    III)drie nationale systemen die alleen door de lidstaten moeten worden ontwikkeld of geüpgraded.

    Dit verslag analyseert de tastbare voortgang die met de drie soorten systemen is geboekt, en beschrijft de doelstellingen van elk project, de projectarchitectuur en de planningsaanpak. Op basis daarvan wordt gewezen op mogelijke vertragingen en voorgenomen ondersteunende maatregelen. Het algemene oordeel over de voortgang bij de uitvoering van het DWU/WP is samengevat in de conclusie van dit verslag (deel 5) en geeft aan dat de resterende projecten grotendeels op schema liggen en zullen worden voltooid in overeenstemming met de projectplanning, maar benadrukt dat bepaalde risico’s dringend moeten worden aangepakt. Nadere informatie over de planning en de status van elk project is opgenomen in een werkdocument van de diensten van de Commissie 5 dat samen met dit verslag is gepubliceerd.

    2.Achtergrond

    Het DWU is op 1 mei 2016 in werking getreden. Na de wijziging in 2019 6 , werden 2020, 2022 en 2025 vastgesteld als de uiterste termijnen voor de stapsgewijze voltooiing van de projecten voor de
    IT-omschakeling en -uitvoering. In artikel 278 DWU is bepaald dat verder gebruik mag worden gemaakt van de bestaande elektronische en papieren systemen om douaneformaliteiten te vervullen (de zogenaamde “overgangsmaatregelen”) totdat de nieuwe, desbetreffende of geüpgradede elektronische systemen waarin het DWU voorziet, operationeel zijn. De overgangsmaatregelen moeten worden stopgezet zodra de desbetreffende elektronische systemen klaar zijn.

    Ter ondersteuning van dit complexe elektronische overgangsproces naar een volledig digitale omgeving voor de douane stelt het DWU/WP uiterste termijnen vast voor elk elektronisch systeem (en de mogelijke fasen ervan) in de periode 2020 tot 2025.

    Krachtens artikel 278 bis moet de Commissie een jaarverslag indienen over de voortgang die is geboekt met de uitrol van de elektronische systemen die nog niet voltooid zijn. Daartoe heeft de Commissie informatie over de voortgang verzameld op basis van 1) de nationale plannen die de lidstaten tweemaal per jaar (in januari en in juni) moeten indienen en 2) een enquête bij haar diensten en de lidstaten. 

    In dit jaarverslag wordt een beeld gegeven van de stand van zaken op 30 juni 2021, met inbegrip van een overzicht van de verwachte vooruitgang tegen december 2021 om een volledig beeld te krijgen van de vooruitgang die in 2021 is geboekt.

    Dit verslag bevat ook een analyse op basis van meer gedetailleerde informatie die door de lidstaten is verstrekt in het kader van de nationale coördinatieprogramma’s die sinds 2020 van kracht zijn voor de cruciale gedecentraliseerde trans-Europese systemen op het gebied van douanevervoer en uitvoer.

    De verzamelde gegevens werden ook vergeleken met de gegevens uit 2020 om belangrijke veranderingen op te sporen. In de enquête werd aan de projectbeheerders gevraagd of zij kennis hadden van vertragingen in de planning voor hun elektronische systemen, en om de redenen voor die vertragingen en de genomen ondersteunende maatregelen te vermelden. De enquête leverde zowel kwantitatieve gegevens (behaalde of gemiste termijnen en mijlpalen) als kwalitatieve gegevens (nauwkeurige beschrijving van de uitdagingen, verwachte risico’s en inschattingen van de complexiteit van projecten) op.

    3.Projectmethode voor de elektronische systemen van het DWU

    De ontwikkeling van elektronische systemen omvat verschillende stappen:

    -Eerst wordt er een businesscase voorbereid, waarin het project wordt gemotiveerd en de vereiste budgettaire middelen worden vastgesteld. De businesscase bevat doorgaans een schets van de bedrijfscontext, een probleemomschrijving, een omschrijving van het project en de reikwijdte ervan, alternatieve oplossingen, kosten en een tijdschema.

    -Daarna wordt er een visiedocument opgesteld, dat nadere informatie verstrekt over de contouren van het project wat architectuur, kosten, tijdpad en risico’s betreft, en ook informatie zoals mijlpalen, op te leveren resultaten en projectorganisatie.

    -Vervolgens wordt er gebruikgemaakt van bedrijfsprocesmodellering, de praktijk waarbij de bedrijfsprocessen van wetgeving visueel worden weergegeven in processtromen of procesmodellen, om de functionele specificaties van de systemen te helpen ontwikkelen. De visuele weergave van procesmodellen heeft als voordeel dat processen op dezelfde wijze worden begrepen en geanalyseerd.

    -In dit verband worden de technische specificaties ontwikkeld, die nadere informatie bevatten over de inrichting van het systeem, de architectuur die zal worden gebruikt, de berichten die marktdeelnemers en douanekantoren zullen moeten indienen, de interfaces met andere systemen, testplannen enz.

    -De projecten worden vervolgens in verschillende fasen uitgevoerd, van de voorbereiding en de ontwikkeling tot de bouw, het organiseren van conformiteitstests, de migratie en de inbedrijfstelling.

    Tijdens de recente ontwikkelingen van DWU-projecten werd de projectmethode geoptimaliseerd. De bedrijfsprocesmodellering, datamodellering en technische specificaties werden gelijklopend ontwikkeld en er werd van meet af aan nauw samengewerkt tussen juridische, bedrijfs- en
    IT-deskundigen, zowel bij de Commissie als bij de nationale overheden, en er werd overlegd met vertegenwoordigers uit de bedrijfswereld. De Commissie neemt flexibelere processen aan voor de ontwikkeling van elektronische systemen van het DWU, die voorzien in een incrementele gebruikersfunctionaliteit door middel van snellere en beter beheersbare softwarereleases.

    De Commissie en de lidstaten komen regelmatig samen om deze projectdocumenten voor elk
    trans-Europees systeem vast te stellen en goed te keuren (in de Electronic Customs Coordination Group (ECCG)). Daarnaast pleegt de Commissie stelselmatig overleg met het bedrijfsleven via de Trade Contact Group. Een grote uitdaging bestaat erin dat de bestaande systemen vlot moeten blijven functioneren terwijl de ontwikkeling van de nieuwe systemen volop aan de gang is. Zodra de nieuwe systemen klaar zijn, is het van essentieel belang dat de overgang van de bestaande naar de geüpgradede systemen vlot verloopt. Dit is van wezenlijk belang om nadelige gevolgen voor het handelsverkeer en de douaneprocessen te voorkomen.

    4.Algemeen overzicht van de voortgang met de elektronische systemen van het DWU

    Het DWU/WP omvat zeventien projecten die leiden tot de uitrol van de vereiste elektronische systemen, waaronder veertien trans-Europese systemen waarvoor de Commissie en de lidstaten verantwoordelijk zijn, en drie systemen die uitsluitend onder de verantwoordelijkheid van de lidstaten vallen.

    4.1Projecten voltooid vóór 2021

    Eind 2021 kan de Commissie melden dat acht van de zeventien systemen met succes zijn geüpgraded of uitgerold.

    De acht voltooide trans-Europese systemen (nieuwe systemen of upgrades) zijn:

    ·DWU Systeem van geregistreerde exporteurs – REX (nieuw): uitgerold in 2017.

    ·DWU Douanebeschikkingen – CDS (nieuw): uitgerold in 2017.

    ·DWU Directe toegang voor ondernemers tot de Europese informatiesystemen – UUM&DS (uniform gebruikersbeheer & digitale handtekening) (nieuw): uitgerold in 2017.

    ·DWU Systeem voor de registratie en identificatie van marktdeelnemers – EORI2 (upgrade): uitgerold in 2018.

    ·DWU Surveillance 3SURV3 (upgrade): uitgerold in 2018.

    ·DWU Bindende tariefinlichtingen – BTI (upgrade): uitgerold in 2019.

    ·DWU Geautoriseerde marktdeelnemers – AEO (upgrade): uitgerold in 2019.

    ·DWU Inlichtingenbladen voor bijzondere regelingen – INF (nieuw): uitgerold in 2020.

    Van de negen andere projecten hebben er zes betrekking op trans-Europese systemen, waarvan er in 2021 drie voor het eerst zijn uitgerold (zie 4.2.1), hoewel de projecten nog niet volledig waren afgerond. Hetzelfde geldt voor de drie projecten die betrekking hebben op de nationale systemen waarvoor sommige lidstaten hun activiteiten hebben opgestart (zie 4.2.2), hoewel de projecten nog niet volledig (door alle lidstaten) waren afgerond.

    4.2Lopende projecten

    Voor de negen nog lopende projecten wordt in dit verslag gewezen op de resultaten die in 2021 werden behaald en de voortgang die aan het einde van datzelfde jaar werd geboekt, waarmee wordt aangetoond dat de Commissie en de lidstaten uitgebreid hebben samengewerkt.

    4.2.1Trans-Europese projecten

    Wat de zes trans-Europese projecten betreft, werd in 2021 een reeks IT-projectdocumenten opgesteld en goedgekeurd als basis voor de systeemontwikkelingswerkzaamheden – hieronder vindt u meer informatie over de vooruitgang per project.

    Deze trans-Europese projecten met hun specifieke architectuur, die in sommige gevallen zowel centrale als nationale componenten vereisen en een of meer projectfasen omvatten, en die overeenkomstig artikel 278, lid 3, DWU uiterlijk 31 december 2025 operationeel moeten zijn, worden hieronder beschreven, samen met de geboekte vooruitgang:

    1)DWU Beheer van de zekerheidstellingGUM (nieuw): zorgt overal in de EU voor realtimetoewijzing en -beheer van de verschillende soorten zekerheden. De verbeterde verwerkingssnelheid, traceerbaarheid en elektronische monitoring van zekerheden tussen douanekantoren zal naar verwachting leiden tot een snellere identificatie van gevallen waarin zekerheden ongeldig of ontoereikend worden geacht om de opgelopen of potentiële schuld te dekken.

    Vooruitgang: de businesscase voor het trans-Europese GUM over het hergebruik van een bestaand systeem, met de toevoeging van specifieke vereisten voor het GUM, werd goedgekeurd in september 2020. De procesmodellen en functionele specificaties evenals het visiedocument werden in 2021 afgerond.

    Met het oog op de wettelijke mijlpalen in het DWU/WP moeten de technische specificaties tegen 30 september 2022 voltooid zijn voor component 1, die betrekking heeft op het
    trans-Europese GUM, en tegen 30 november 2024 voor component 2, die betrekking heeft op het nationale systeem voor het beheer van zekerheden.

    Wat het nationale systeem voor het beheer van zekerheden betreft, hebben zeven lidstaten de uitrol van een nationaal systeem gemeld en boeken twee andere lidstaten vooruitgang met de technische specificaties. Dit blijkt uit tabel 25 van het werkdocument van de diensten van de Commissie.

    2)DWU Invoercontrolesysteem 2ICS2 (upgrade): versterkt de veiligheid van de toeleveringsketen door de kwaliteit, invoer, beschikbaarheid en uitwisseling van gegevens met betrekking tot kennisgevingen vóór aankomst (“summiere aangiften bij binnenbrengen”) en daarmee samenhangende risico- en controle-informatie te verbeteren. Dit project zal met name de samenwerking tussen de lidstaten bij het risicoanalyseproces vergemakkelijken. Het project zal worden opgeleverd in drie stappen met het oog op een vlotte omschakeling per vervoerswijze.

    (1)Release 1 omvat de verplichting voor de desbetreffende marktdeelnemers (postaanbieders en koeriersdiensten in het vervoer door de lucht) om minimale gegevens te verstrekken, te weten een ENS-gegevensset (Entry Summary Declaration (summiere aangifte bij binnenbrengen)) vóór het laden. De douane richt zich in deze eerste release in de eerste plaats op het beoordelen, opsporen en beperken van het risico dat geïmproviseerde explosieven of brandgevaarlijke apparaten (“bomb-in-a-box”) in de luchtvracht en luchtpostzendingen worden binnengebracht voordat goederen in een derde land in een vliegtuig worden geladen. De douane voorziet aldus via ICS2 in een aanvulling op de bestaande beveiligingsregeling voor de burgerluchtvaart die van toepassing is op het vervoer van vracht en post naar de EU.

    (2)Release 2 omvat de uitvoering van nieuwe ENS-verplichtingen, gerelateerde bedrijfsprocessen en risicobeheerprocessen voor alle goederen die de EU binnenkomen via het vervoer door de lucht (toevoeging van nieuwe soorten marktdeelnemers en
    ENS-aangiften, koppelingen voor meerdere aangiften en kennisgevingen van aankomst) en de capaciteit voor veiligheids- en beveiligingsanalyse.

    (3)In release 3 wordt dit uitgebreid naar alle goederen die de EU binnenkomen via het vervoer over zee, de binnenwateren en het weg- en spoorvervoer (inclusief de goederen die in postzendingen via deze vervoermiddelen worden vervoerd). Met release 3 worden alle vervoerswijzen ondersteund.

    Vooruitgang: de geslaagde uitrol door de Commissie van de centraal ontwikkelde componenten van ICS2 – release 1, d.w.z. de Shared Trader Interface, Common Repository en Business Statistics & Monitoring tool, op 15 maart 2021 is een belangrijke verwezenlijking.

    Wat de paraatheid betreft van de op nationaal niveau ontwikkelde componenten van ICS2 – release 1, d.w.z. de nationale invoersystemen, kan worden gemeld dat alle 27 lidstaten zoals gepland in oktober 2021 zijn gestart met de werkzaamheden (punt 3.1.1 van het werkdocument van de diensten van de Commissie) met de koeriers en de postaanbieders.

    De eerste release is het grootste bedrijfs- en IT-project dat DG TAXUD ooit heeft ondernomen, dat 24/7 beschikbaar is voor marktdeelnemers en de lidstaten en dat het grootste aantal zakelijke berichten verwerkt met een reactietijd van slechts enkele seconden. Bovendien is het de eerste keer dat DG TAXUD digitale certificaten gebruikt voor communicatie tussen systemen. ICS2 – release 1 levert ook geavanceerde monitoring- en bedrijfsstatistieken voor de lidstaten.

    De Commissie werkt samen met de lidstaten en de Wereldpostunie (UPU) om de gevolgen te beheren van het gebrek aan elektronische gegevens van exploitanten uit derde landen voor de formaliteiten bij binnenkomst die postaanbieders uit de EU moeten vervullen. Een tijdelijke en gerichte afwijking op grond van artikel 6, lid 4, van het douanewetboek van de Unie kan daartoe passend zijn.

    Verdere releases:

    De ontwikkeling van release 2, voortbouwend op release 1, is van start gegaan. De lidstaten bereiden de nationale functionele en technische specificaties voor op basis van de door de Commissie verstrekte gemeenschappelijke EU-specificaties. De Commissie heeft coördinatievergaderingen opgezet om te zorgen voor een vlotte ontwikkeling van release 2 en heeft de nationale douanediensten verzocht de nationale projectplannen te verstrekken die informatie bevatten over zowel de nationale invoersystemen als de systemen van de betrokken marktdeelnemer.

    Voor release 3 zijn de functionele specificaties in het tweede kwartaal van 2021 gepubliceerd. Met deze release zullen alle vervoerswijzen worden ondersteund en zal fase 1 van het ICS worden uitgefaseerd.

    3)DWU Bewijs van UniestatusPoUS (nieuw): in dit systeem zullen alle bewijzen die bedrijven voorleggen om de Uniestatus van hun goederen te bewijzen, worden opgeslagen, beheerd en opgevraagd. Dit project kan zowel centraal als nationaal worden uitgerold, maar veel lidstaten hebben uitdrukkelijk te kennen gegeven dat zij gebruik willen maken van het door de Europese Commissie ontwikkelde centrale systeem. Aangezien de uitvoering van het DWU-douanemanifest als bewijs van Uniestatus en het Europees maritiem éénloketsysteem van elkaar afhankelijk zijn, zal het project in twee fasen worden afgerond om inconsistentie te voorkomen en risico’s te beperken.

    Vooruitgang: de visie- en architectuuroverzichtsdocumenten van fase 1 (T2L/F) zijn op 30 september 2020 goedgekeurd. In 2021 zijn drie afzonderlijke externe herzieningspakketten met technische documentatie uitgebracht. Zodra de technische documentatie is goedgekeurd (naar verwachting rond februari 2022), kunnen de lidstaten beginnen met de ontwikkeling van de verbinding met het centrale systeem. De functionele specificaties van fase 2 (CGM) zijn op 21 juni 2021 aanvaard.

    Voor het project wordt een wendbare aanpak gehanteerd in verband met de ontwikkeling. Het project vordert volgens de planning van het werkpogramma van het DWU. Zoals vermeld in het verslag van vorig jaar, hebben de lidstaten die er de voorkeur aan geven een nationale systeemcomponent uit te rollen, aangegeven dat zij moeilijk kunnen voorspellen of hun uitvoering het tijdschema in het werkprogramma zal volgen omdat het project zich nog in een vroeg stadium bevindt.

    4)DWU Gecentraliseerde inklaringCCI (nieuw): moet het mogelijk maken dat goederen via een gecentraliseerd systeem onder een douaneregeling kunnen worden geplaatst, zodat marktdeelnemers hun douaneactiviteiten kunnen centraliseren. De verwerking van de douaneaangifte en de fysieke vrijgave van de goederen zullen door de desbetreffende douanekantoren worden gecoördineerd. Het systeem zal gebaseerd zijn op de nieuwe nationale invoersystemen en ervoor zorgen dat het gecentraliseerde inklaringsproces op Europees niveau automatisch kan verlopen.

    Vooruitgang: wat CCI – fase 1 betreft, zijn de businesscase, het visiedocument, de L4 BPM’s, de functionele specificaties en de technische specificaties goedgekeurd en in overeenstemming met MASP-C 2019 en het DWU/WP. Een geactualiseerd pakket van de technische documentatie is in 2021 goedgekeurd in het kader van de procedure voor het beheren van wijzigingen. De ontwikkeling van het systeem is van start gegaan, met een geplande uitroldatum in 2022 voor de vooroplopende lidstaten. Acht lidstaten hebben gemeld dat hun technische specificaties voor fase 1 hebben afgerond, terwijl elf andere lidstaten daar nog aan werken.

    De businesscase voor CCI – fase 2 is in oktober 2019 voltooid. De bedrijfsprocessen en functionele specificaties voor fase 2 zijn in 2020 voltooid. Een aantal technische documenten is intern goedgekeurd in DG TAXUD ter voorbereiding van de publicatie van een pakket met technische specificaties tegen 30 juni 2022, vóór de geplande uitroldatum voor de start van de uitroltermijn in oktober 2023.

    5)DWU Nieuw geautomatiseerd systeem voor douanevervoerNCTS (upgrade): het nieuwe geautomatiseerde systeem voor douanevervoer brengt het bestaande systeem voor Unie- en gemeenschappelijk douanevervoer in overeenstemming met de nieuwe wettelijke bepalingen van het DWU, onder meer de aanpassing van de informatie-uitwisseling aan de DWU-gegevensvereisten en de upgrade en ontwikkeling van interfaces met andere systemen. Het is van cruciaal belang de bedrijfscontinuïteit van de NCTS-exploitatie te waarborgen tijdens de upgrade van het NCTS.

    Vooruitgang: het project NCTS – fase 5 ligt momenteel op schema met de geslaagde uitrol door de eerste lidstaat in maart 2021. De lidstaten hebben ook een nieuwe reeks specificaties goedgekeurd die betrekking hebben op de kwaliteit, de technische ondersteuning, de bedrijfscontinuïteit, de veiligheid en de capaciteit van de toekomstige NCTS –
    fase 5-werkzaamheden (dienstbeheer, dienstenniveauovereenkomsten, mandaat, crisisbeheer, capaciteitsplan, veiligheidsplan). Dit is een belangrijk geheel van werkzaamheden dat de goede werking en de beschikbaarheid van dit trans-Europees systeem ondersteunt. Tegelijkertijd bevestigen intensieve tests met de lidstaten in het hele systeem de gebruiksgeschiktheid en de veerkracht van de specificaties en het centrale systeem. Dit vermindert de risico’s voor de technische aspecten van de transitie op een flexibele manier.

    Alle lidstaten hebben bevestigd dat zij voornemens zijn hun werkzaamheden voor NCTS – fase 5 te starten tijdens de uitroltermijn van het eerste kwartaal van 2021 tot en met het vierde kwartaal van 2023, wat volledig strookt met het DWU/WP. Dit wordt weergegeven in Figure 1. De gele staaf geeft de aanbevolen tijdslimiet aan voor de voorbereiding van de afsluiting van het bestaande douanevervoersysteem van de lidstaten en het tijdstip waarop de nieuwe systemen operationeel moeten zijn volgens de wettelijke termijn die is weergegeven met de rode staaf.

    Veertien 7 lidstaten hebben gemeld dat zij de technische specificaties voor NCTS – fase 5 hebben voltooid terwijl de werkzaamheden daarvoor in acht andere lidstaten aan de gang zijn.

    Figuur 1 – NCTS – fase 5 operationeel gemaakt door nationale overheden

    Voor NCTS – fase 6 zijn de businesscase en het visiedocument eind 2021 gelijktijdig afgerond. Aangezien de lidstaten meer informatie nodig hadden om een weloverwogen besluit te nemen, is ook een technische studie verricht.

    6)DWU Geautomatiseerd uitvoersysteemAES (upgrade van zowel het bestaande trans-Europese systeem (projectcomponent 1) als de bestaande nationale uitvoersystemen (projectcomponent 2)): voert de DWU-vereisten voor de uitvoer en het uitgaan van goederen uit. Het project dat betrekking heeft op het trans-Europese AES voorziet in de uitvoering van de DWU-vereenvoudigingen die de uitvoer van goederen voor Europese ondernemingen moeten faciliteren, zoals gecentraliseerde vrijmaking voor uitvoer, en van de
    DWU-verplichtingen inzake een beter toezicht op de goederen die het EU-douanegebied verlaten, teneinde fraude te voorkomen. Het is van cruciaal belang de bedrijfscontinuïteit van de uitvoeractiviteiten te waarborgen tijdens de upgrade van het AES.

    Vooruitgang: het trans-Europese AES – component 1 ligt momenteel op schema met de geslaagde uitrol door de eerste lidstaat in maart 2021. De lidstaten hebben ook een nieuwe reeks specificaties goedgekeurd die betrekking hebben op de kwaliteit, de technische ondersteuning, de bedrijfscontinuïteit, de veiligheid en de capaciteit van de toekomstige AES-werkzaamheden (dienstbeheer, dienstenniveauovereenkomsten, mandaat, crisisbeheer, capaciteitsplan, veiligheidsplan). Dit is een belangrijk geheel van werkzaamheden dat de goede werking en de beschikbaarheid van dit trans-Europees systeem ondersteunt. Er wordt ook gewerkt aan richtsnoeren voor bedrijven en e-learningmateriaal. Tegelijkertijd bevestigen intensieve tests met de lidstaten in het hele systeem de gebruiksgeschiktheid en de veerkracht van de specificaties en het centrale systeem. Dit vermindert de risico’s voor de technische aspecten van de transitie op een flexibele manier.

    Alle lidstaten hebben bevestigd dat zij voornemens zijn hun werkzaamheden voor AES te starten tijdens de uitroltermijn van het eerste kwartaal van 2021 tot en met het vierde kwartaal van 2023, wat volledig strookt met het DWU/WP. Dit wordt weergegeven in figuur 2. De gele staaf geeft de aanbevolen tijdslimiet aan voor de voorbereiding van de afsluiting van het bestaande uitvoersysteem van de lidstaten en het tijdstip waarop de nieuwe systemen operationeel moeten zijn volgens de wettelijke termijn die is weergegeven met de rode staaf.

    Figuur 2 – AES – fase 1 operationeel gemaakt door nationale overheden

    Om de status van de zes resterende trans-Europese projecten samen te vatten: de werkzaamheden van de Commissie liggen op schema volgens de wettelijke termijnen die zijn vastgesteld in het kader van het DWU en het DWU/WP, en volgens de projectmijlpalen die zijn uiteengezet in het strategische meerjarenplan voor de douane (MASP-C) van 2019. De lidstaten liggen ook grotendeels op schema, maar vijf lidstaten hebben aangegeven dat sommige systemen vertraging hebben opgelopen, variërend van één maand tot meer dan twee jaar in één geval 8 . Twee lidstaten hebben te kennen gegeven dat zij hun bedrijven na de uitrol een langere overgangsperiode zullen toestaan om verbinding te maken met hun systemen dan wat wettelijk is gedefinieerd – één met een maand en de andere met een jaar 9 . Aangezien de betrokken systemen gepland zijn voor 2023, 2024 en 2025, is er nog tijd om ondersteunende maatregelen te nemen om de momenteel voorziene vertragingen aan te pakken. De Commissie werkt hiervoor nauw samen met de EU-lidstaten.

    Tot slot dient te worden beklemtoond dat met het oog op de uitvoering van het DWU/WP, de Commissie in december 2021 ongeveer 84 % van haar activiteiten zal hebben verricht. Dat is een stijging ten opzichte van de vorig jaar aangegeven 79 % van al haar ontwikkelingswerkzaamheden die in 2025 rond moeten zijn. Dit percentage is gebaseerd op kernprestatie-indicatoren voor de activiteiten die uitsluitend aan de Commissie zijn toegewezen en is geen weergave van de activiteiten die de lidstaten hebben verricht. In het onderstaande overzicht vindt u de prognose in verband met de voortgang en planning die door DG TAXUD is verstrekt.

    Figuur 3 – Percentage van door de Commissie voltooide taken (bij benadering)

    4.2.2Nationale projecten

    De lidstaten moeten tegen 2022 de upgrade van hun drie nationale systemen voltooien. Dit geldt niet voor de exportcomponent van het nationale systeem voor bijzondere regelingen, waarvoor de activiteiten en planning nauw samenhangen met het geautomatiseerd uitvoersysteem (AES) en de nationale zekerheidstellingscomponent als onderdeel van het GUM-project.

    De drie systemen van de lidstaten die uiterlijk 31 december 2022 klaar moeten zijn overeenkomstig artikel 278, lid 2, DWU, zijn:

    1)DWU Kennisgeving van aankomst, kennisgeving van aanbrengen en tijdelijke opslag (NA, PN en TS) – (upgrade): met dit project wordt beoogd de processen voor de kennisgeving van de aankomst van het vervoermiddel, het aanbrengen van de goederen (kennisgeving van aanbrengen) en de aangifte tot tijdelijke opslag op nationaal niveau te automatiseren, zoals in het DWU beschreven. Het project ondersteunt de harmonisatie van de uitwisseling van gegevens tussen bedrijven en douane in alle lidstaten.

    Vooruitgang: BE heeft met twaalf andere belangstellende lidstaten een samenwerkingsinitiatief opgezet om de specificaties voor te bereiden. Een team van deskundigen, dat gefinancierd wordt uit het Douaneprogramma, zal blijven samenwerken om de nodige functionele en technische documentatie en testpakketten te verstrekken. NA, PN en TS zijn door respectievelijk een, zes en vier lidstaten voltooid. Vanwege de aard van de ontwikkeling hebben enkele lidstaten ervoor gekozen ICS2 – release 2 te gebruiken om de vereisten voor de kennisgeving van aankomst uit te voeren, wat er uiteindelijk toe heeft geleid dat enkele geplande data na de uiterste termijn in het DWU/WP vallen.

    2)DWU Nationale invoersystemenNIS (upgrade): uitvoering van alle uit het douanewetboek voortvloeiende processen en gegevensvereisten die verband houden met invoer. De lidstaten moeten op hun niveau technische specificaties ontwikkelen als een eerste stap naar de voltooiing van de systemen.

    Vooruitgang: vijftien lidstaten hebben de technische specificaties voltooid. Twee lidstaten zijn nog niet begonnen en een andere lidstaat heeft geen informatie verstrekt. De werkzaamheden van alle lidstaten, met uitzondering van twee, liggen op schema om de mijlpaal in 2022 te halen.

    3)DWU Bijzondere regelingenSP (upgrade): zal de bijzondere regelingen harmoniseren en vergemakkelijken (douane-entrepot, bijzondere bestemming, tijdelijke invoer en actieve en passieve veredeling). De lidstaten zullen alle DWU-wijzigingen die voor deze bijzondere regelingen noodzakelijk zijn, in hun nationale systemen moeten implementeren. De eerste component (uitvoer) van dit systeem zal worden uitgevoerd in samenhang met en als onderdeel van het nationale project DWU Geautomatiseerd uitvoersysteem (AES) (uiterste uitroltermijn 2025), terwijl de tweede component (invoer) deel zal uitmaken van de upgrade van het project DWU nationale invoersystemen (uiterste uitroltermijn 2022).

    Vooruitgang: negen lidstaten hebben hun technische specificaties voor SP component 1 voltooid en veertien lidstaten hebben hun technische specificaties voor component 2 voltooid. Het AES en de upgrade van de nationale invoersystemen zijn onderling afhankelijk. Tot dusver hebben de lidstaten geen vertragingen gemeld en alle lidstaten zijn op schema voor de eerste deadline, namelijk 2022.

    Om samen te vatten: voor de nationale systemen leveren de lidstaten grote inspanningen, soms met intensieve samenwerking, om vooruitgang te boeken met de uitvoering van de vereisten voor NA/PN/TS, de aanpassingen aan de nationale invoersystemen, en de daarmee samenhangende bijzondere regelingen. Nu de uiterste uitroltermijnen naderen (31 december 2022 voor de drie systemen) moeten de lidstaten hier bijzondere aandacht aan schenken, met name de zes lidstaten die geen tijdige uitrol voor NA konden bevestigen, de vier lidstaten die dat niet konden doen voor PN, de drie lidstaten die geen tijdige uitrol voor TS konden bevestigen en de twee lidstaten die dat niet konden doen voor NIS, zoals weergegeven in de tabellen 14, 15, 16 en 18 van het werkdocument van de diensten van de Commissie bij dit verslag.

    4.3Risico’s op vertraging

    De ontwikkelingen waarvoor de Commissie verantwoordelijk is, vorderen goed en er zijn geen vertragingen geïdentificeerd of opgetreden ten aanzien van de wettelijke deadlines. Bovendien werden er geen belangrijke risico’s gemeld die zouden leiden tot een laattijdige uitrol. 

    Ook de lidstaten boeken grote vooruitgang met de ontwikkelingen waarvoor zij verantwoordelijk zijn. Zoals vermeld in punt 4.2.2 hebben enkele lidstaten een vertraging tot na de wettelijke deadline gemeld. De door de lidstaten gemelde vertragingen zijn weergegeven in de tabellen van het werkdocument van de diensten van de Commissie bij dit verslag en worden hieronder voor elk project beschreven.

    ·Voor de uitvoering van de Kennisgeving van aankomst hebben de volgende lidstaten een datum van ingebruikneming gepland die later valt dan de uiterste termijn in het werkprogramma van het DWU: BE, BG, EE, ES, NL en SE (tabel 14). Drie lidstaten (BG, EE en ES) hebben meer bepaald gemeld dat zij de NA zullen integreren in ICS2 – release 2 (geplande uitrol 1 maart 2023). Voor BE en NL blijft de vertraging beperkt tot twee maanden. DE en IE hebben hiervoor “niet van toepassing” aangegeven en DK, MT en SK hebben geen geplande datum verstrekt.

    ·Voor de uitvoering van de Kennisgeving van aanbrengen hebben de volgende lidstaten een datum van ingebruikneming voor PN gepland die later valt dan de uiterste termijn in het werkprogramma van het DWU: BE, EE, NL en SE (tabel 15). Voor BE en NL blijft de vertraging naar schatting meer bepaald beperkt tot twee maanden. EE en SE zijn voornemens hun nationale systeem tijdig uit te rollen, maar de migratie van alle marktdeelnemers zou geleidelijk verlopen en eindigen na de uiterste datum van 31 december 2022. PL, RO en SK hebben geen geplande datum verstrekt.

    ·Voor de uitvoering van de Tijdelijke opslag hebben de volgende lidstaten een datum van ingebruikneming gepland die twee maanden later valt dan de uiterste termijn in het werkprogramma van het DWU: BE, EE en NL (tabel 16). BE en NL hebben een vertraging van één kwartaal gemeld; EE zou zijn nationale systeem tijdig uitrollen, maar de migratie van alle marktdeelnemers zou geleidelijk verlopen en eindigen na de uiterste datum van 31 december 2022. DK, PL, RO en SK hebben geen geplande datum verstrekt.

    ·Voor de uitvoering van de upgrade van de nationale invoersystemen hebben de volgende lidstaten een datum van ingebruikneming gepland die later valt dan de uiterste termijn in het werkprogramma van het DWU: BE (beperkt tot enkele dagen) en MT (twee kwartalen) (tabel 18). DK, PL, RO en SK hebben geen geplande datum verstrekt. Voorts hebben GR en LT gemeld dat zij nog niet begonnen zijn met de technische specificaties, wat ook problematisch zou kunnen zijn wat betreft de geboekte vooruitgang met het oog op de uiterste datum van 31 december 2022.

    ·Voor de uitvoering van de ICS2 – release 2 heeft de volgende lidstaat een uitroldatum gepland die later valt dan de uiterste termijn in het werkprogramma van het DWU: MT (tabel 28). BE, GR, IT en RO hebben geen geplande datum verstrekt.

    ·Voor de uitvoering van de PoUS – fase 1 hebben de volgende lidstaten een uitroldatum gepland die later valt dan de uiterste termijn in het werkprogramma van het DWU: CZ en HU (tabel 32). BE, DK, GR, IT, LT, MT en PL hebben geen geplande datum verstrekt.

    ·Voor de uitvoering van de CCI – fase 1 heeft de volgende lidstaat een uitroldatum en een datum van ingebruikneming gepland die later valt dan de uiterste termijn in het werkprogramma van het DWU: DE (tabel 36). Deze planning is later dan in het verslag van 2020. DE heeft aangegeven dat de huidige architectuur en infrastructuur van het nationale invoersysteem ontoereikend zijn en een fundamentele vernieuwing en modernisering vereisen om aan de vereisten van de CCI van het DWU te voldoen, zie punt 4.7 van het werkdocument van de diensten van de Commissie. SE heeft geen geplande datum verstrekt.

    ·Voor de uitvoering van de CCI – fase 2 heeft de volgende lidstaat een datum van ingebruikneming gepland die later valt dan de uiterste termijn in het werkprogramma van het DWU: DE (tabel 37). De geplande uitroldatum van DE in die tabel is één maand later dan de in het werkprogramma vastgestelde streefdatum en het land zal voorzien in een migratieperiode die loopt tot 30 juni 2026. Na de verzameling van de gegevens in tabel 37 heeft DE echter te kennen gegeven dat het land voornemens is fase 2 uit te rollen binnen de uitroltermijn in het DWU-WP. DE legde uit dat dit project zal worden uitgevoerd in het kader van de grootschalige release van hun nationale IT-systeem ATLAS (release 10.3), waarvoor de voorbereidende activiteiten nog niet van start zijn gegaan. BE en SE hebben geen geplande datum verstrekt.

    ·Wat de uitvoering van de NCTS – fase 5 en AES– fase 1 betreft, maken de lidstaten goede vorderingen en hebben alle lidstaten bevestigd dat zij uiterlijk op 1 december 2023 klaar zullen zijn, maar er zijn steeds meer aanwijzingen dat verscheidene lidstaten aanzienlijke moeilijkheden kunnen ondervinden om hun verbintenissen na te komen als gevolg van laattijdige start, aanbestedingsproblemen, vertragingen bij de uitvoering, onvoldoende middelen, COVID-19 en handelsovergang.

    De lidstaten hebben samen 26 % van de overgangsmijlpalen bereikt, ten opzichte van 18 % eind 2020, waaruit blijkt dat er aanzienlijke vooruitgang is geboekt. Het percentage ligt echter lager dan de verwachte 36 %. Een aanzienlijk aantal lidstaten ondervindt moeilijkheden om aan de wettelijke verplichtingen te voldoen. De overgang van de lidstaten is sinds eind 2020 al met meer dan een kwartaal verschoven en dat kan nog verder oplopen, aangezien 40 % van de lidstaten momenteel bezig is hun nationale plannen te herzien en andere lidstaten aanzienlijke moeilijkheden ondervinden om de nodige middelen te verkrijgen. De Commissie is van mening dat de helft van de plannen van de lidstaten ernstige risico’s met zich meebrengt voor de ordelijke en tijdige uitrol van AES – fase 1 en NCTS – fase 5 vóór de uiterste datum van 1 december 2023. Deze situatie kan de termijn in gevaar brengen als er geen dynamische en krachtige reactie komt van de lidstaten. Het is van cruciaal belang dat alle lidstaten tijdig klaar zijn om op 1 december 2023 volledig operationeel te worden.

    ·Wat de uitvoering van NCTS – fase 6 betreft, hebben de lidstaten enige bezorgdheid geuit over de planning, aangezien de onjuiste afstemming van de uitroldatums van NCTS – fase 6 en ICS2 – release 3, zoals weergegeven in het MASP-C en het werkprogramma van het DWU, aanleiding geeft tot uitvoeringsproblemen. De Commissie heeft de nodige maatregelen genomen om het probleem op te lossen, met behoud van de in het DWU vastgestelde termijnen.

    ·Voor de uitvoering van nationale component 2 van het GUM plannen de meeste lidstaten een tijdige uitrol en ingebruikneming, met uitzondering van FI en FR (ongeveer 1 maand vertraging) (tabel 25). Aangezien dit een van de systemen is die pas in 2025 moeten worden uitgevoerd en de gemelde vertragingen beperkt zijn, is er nog tijd om dit risico aan te pakken.

    Aan de kant van de lidstaten blijven een aantal algemene risico’s zich jaar na jaar herhalen. Een blijvende oorzaak van moeilijkheden is hun gebrek aan middelen en de noodzaak om de DWU-projecten verder te integreren. Zij hebben ook ondersteunende maatregelen getroffen om een vertraging bij de start van de ingebruikneming te voorkomen. Op te merken valt dat het risico door de lidstaten werd bekeken in combinatie met andere externe factoren (zie tabellen 12, 13, 17, 34, 35 en 38 van het werkdocument van de diensten van de Commissie bij dit verslag). In het jaarlijkse voortgangsverslag van 2020 hebben de lidstaten bovendien reeds gewezen op problemen bij de nakoming van de verplichtingen voor douanesystemen die door het op 5 december 2017 vastgestelde pakket voor btw en e-handel worden opgelegd 10 . Door de invoering van de nieuwe regels met zes maanden uit te stellen (van 1 januari 2021 naar 1 juli 2021) kregen de lidstaten meer tijd om de wettelijke deadlines voor de nationale ontwikkelingen te halen. Enkele lidstaten hebben evenwel melding gemaakt van de indirecte gevolgen van het initiatief betreffende btw en e-handel voor de uitvoering van het DWU. Vijf lidstaten lieten weten dat zij enkele DWU-activiteiten opnieuw moeten plannen en platforms en ondersteunende IT-systemen moeten opschalen.

    Wat de uitdagingen betreft die de COVID-19-pandemie met zich meebrengt, heeft de Commissie opnieuw gemeld dat de pandemie geen gevolgen heeft voor haar eigen activiteiten. De lidstaten hebben gerapporteerd dat er bijkomende druk wordt gelegd op hun nationale planning en op het aantal intern en extern beschikbare personele middelen (IT-contractanten en marktdeelnemers).

    Tot besluit is uit de beoordeling van de belangrijkste risico’s voor de tijdige uitvoering van de
    DWU-systemen gebleken dat de risico’s voornamelijk aan de kant van de lidstaten bestaan en gekoppeld zijn aan beperkte middelen, de complexiteit en de integratie van de projecten, kwesties in verband met overheidsopdrachten en contracten, en enkele externe factoren zoals de COVID-19-pandemie. De Commissie zal de lidstaten blijven bijstaan om te voorkomen dat de risico’s leiden tot een laattijdige uitrol van de elektronische systemen zoals beschreven in punt 4.4 hieronder.

    4.4Ondersteunende maatregelen

    Naar aanleiding van de ondersteunende maatregelen die in 2020 zijn uitgebracht om het risico op de onstabiliteit van gegevens te beperken, heeft de Commissie op respectievelijk 7 december 2020 en 8 februari 2021 de nodige wijzigingen van de GV/DWU 11 en de UV/DWU 12 vastgesteld en bekendgemaakt in het Publicatieblad (PB). De maatregelen zijn op 15 maart 2021 in werking getreden. Met deze wijzigingen worden de gegevensvereisten van bijlage B gestabiliseerd voor verdere uitvoering in de elektronische systemen. In de loop van 2021 is een jaarlijkse wijzigingsbeheerprocedure ingevoerd in bijlage B om eventuele verdere correcties aan te pakken.

    Om de tijdige IT-uitvoering van het DWU en het MASP-C mogelijk te maken, heeft de Commissie in 2021 een nieuwe raamovereenkomst gesloten voor de externe uitbesteding van haar
    IT-ontwikkelingsactiviteiten, met daarin een IT-moderniseringstraject op basis van innovatie en wendbaarheid. Het IT-moderniseringsproces dat in DG TAXUD aan de gang is, maakt snellere oplossingen en parallelle werkzaamheden mogelijk en zorgt voor een evenwichtiger werklast door opsplitsing in beter beheersbare werkpakketten en iteraties. Het mechanisme voor betere samenwerking tussen alle belanghebbenden vanaf het begin van de projecten blijft behouden, om de kwaliteit van de voorbereidende activiteiten te verhogen en moeilijkheden bij de besluitvorming en aanvullende vereisten in latere projectstadia te voorkomen.

    Wat het toezicht op de voortgang van de uitvoering van het DWU/WP betreft, heeft de Commissie verschillende instrumenten gebruikt.

    Ten eerste wordt het dashboard van het strategische meerjarenplan voor de douane (MASP-C) nog steeds gebruikt om de voortgang van alle lopende projecten te volgen, zodat de Commissie potentiële vertragingen in een vroeg stadium kan vaststellen. Het MASP-C 2019 en het DWU/WP 2019 dienen als basis voor de mijlpalen op het dashboard. Het dashboard wordt elk kwartaal ter informatie en sturing aan de lidstaten (Electronic Customs Coordination Group) en het bedrijfsleven (Trade Contact Group) gepresenteerd.

    Ten tweede heeft de Commissie coördinatie- en monitoringprogramma’s vastgesteld voor de gedecentraliseerde trans-Europese systemen.

    Voor de uitvoering van het ICS2-programma heeft de Commissie de “trans-Europese coördinatieactiviteiten” 13 voortgezet met de bedoeling de geslaagde uitrol van ICS2 – release 1 te waarborgen. De focus werd vervolgens verlegd van ICS2 – release 1 naar releases 2 en 3. De Commissie heeft de lidstaten en de marktdeelnemers ondersteuning geboden bij hun ontwikkelingsactiviteiten, via een reeks activiteiten waaronder:

    ·organisatie van webinars, met deelname van de lidstaten, marktdeelnemers en internationale organisaties, naast het verstrekken van richtsnoeren;

    ·nauwgezette en voortdurende monitoring, ondersteuning voor de coördinatie van conformiteitstestactiviteiten en het aansporen van nationale overheden en marktdeelnemers tot coördinatie van hun individuele projecten;

    ·online opleidingssessies en opleidingsmateriaal, communicatiecampagnes, onder meer de creatie van inhoud over het ICS2-programma op de Europese website, een socialmediacampagne en rechtstreekse communicatie met belanghebbenden;

    ·bilaterale bijeenkomsten met de lidstaten die vertraging hadden opgelopen en de verwachte datum voor de start van de werkzaamheden op 15 maart 2021 hadden gemist, in overeenstemming met het DWU/WP. De Commissie en de getroffen lidstaten hebben de nodige ondersteunende maatregelen besproken om ervoor te zorgen dat release 1 zo snel mogelijk en vóór het einde van de in het DWU/WP vastgestelde uitroltermijn (1 oktober 2021) wordt uitgevoerd. De uitroltermijn van 15 maart 2021 tot en met 1 oktober 2021 kan worden toegewezen aan de marktdeelnemers om verbinding te maken met ICS2 en te beginnen met de indiening van ENS in ICS2.

    Ook voor de trans-Europese systemen NCTS – fase 5 en AES heeft de Commissie het “programma voor de coördinatie en monitoring van nationale overheden” voortgezet met behulp van kernprestatie-indicatoren zodat de vooruitgang regelmatig kan worden gemeten en voor eventuele problemen wordt gewaarschuwd. De kwartaalmonitoring omvat het vastleggen van tussentijdse mijlpalen per project (bv. mijlpalen voor de voltooiing van de conformiteitstests door alle lidstaten). Dit strakke toezicht is noodzakelijk om de uitrol van de gedecentraliseerde trans-Europese systemen beheersbaar te houden en extra kosten te vermijden voor de exploitatie van oude en nieuwe systemen in het geval van een verlengde uitroltermijn.

    Om de lidstaten te ondersteunen bij de ontwikkeling en de uitrol van hun nationale componenten voor de trans-Europese NCTS – fase 5- en AES-systemen, heeft de Commissie dit coördinatieprogramma in 2021 uitgebreid met individuele ondersteuning en coaching voor elk van de lidstaten, om hen te helpen de risico’s van de nationale projecten weg te nemen en hen een naadloze testervaring te bieden, hun paraatheid te versnellen en de technische risico’s te beperken bij de uitrol van hun nationale systemen in de trans-Europese systemen. De Commissie heeft een ambitieus opleidingsprogramma opgezet. Het coördinatieprogramma is nuttig gebleken om een hoge mate van transparantie over de vorderingen van de lidstaten te handhaven en verslag uit te brengen over de collectieve vooruitgang van de lidstaten. De resultaten die in de jaren 2020 en 2021 zijn behaald, zijn te vinden in het werkdocument van de diensten van de Commissie, onder punt 4.8.1. De resultaten van deze programma’s leveren waardevolle informatie op over de vooruitgang en zullen verder worden gebruikt voor de toekomstige jaarlijkse voortgangsverslagen.

    In haar coördinerende rol heeft de Commissie gewezen op de vooruitgang en de risico’s voor de lidstaten en heeft zij er bij de directeuren-generaal van de overheidsdiensten van de lidstaten op aangedrongen de nodige maatregelen te nemen om deze kwesties aan te pakken. De lidstaten die voornemens zijn in de laatste twee kwartalen van 2023 operationeel te worden, werd verzocht alle nodige stappen te zetten om hun plannen vooruit te helpen en het risico ervan weg te nemen om te voorkomen dat zij het einde van de voor 1 december 2023 geplande overgang uiteindelijk inhouden ten koste van de lidstaten die hebben geïnvesteerd om vanaf die datum ten volle te profiteren van het DWU.

    In 2021 steunde de Commissie ook de lidstaten die hun bezorgdheid uitten over de tijdige uitvoering van hun nationale projecten. De Commissie heeft bilaterale bijeenkomsten gehouden om de zorgen en behoeften van de afzonderlijke lidstaten te bespreken, onder meer door juridische kwesties te verduidelijken die relevant zijn voor hun nationale ontwikkelingen, en om ondersteuning te bieden bij het beantwoorden van vragen die tijdens de bedrijfs- en IT-analyse en de door de lidstaten uitgevoerde ontwikkelingen zijn gesteld. Sommige lidstaten konden hun planning vervroegen en het risico op vertragingen beperken. Andere lidstaten hebben hun intensieve samenwerking voor de uitvoering van de AN/PN/TS van het project voortgezet en hun krachten gebundeld in het deskundigenteam. De Commissie blijft financiering uit het douaneprogramma geven aan het deskundigenteam voor nieuwe benaderingen om de IT-douanesystemen (ETCIT) te ontwikkelen en te exploiteren.

    Voorts hebben de lidstaten de volgende soorten ondersteunende maatregelen genoemd: het gebruik van een wendbare ontwikkelingsaanpak, het uitbesteden van meer ontwikkelingsactiviteiten, het mobiliseren van extra middelen, het opsplitsen van de projecten in verschillende fasen, het geven van prioriteit aan een belangrijk toepassingsgebied en het mogelijk veranderen van de organisatiestructuur met hun leveranciers om een efficiënter ontwikkelingsproces te realiseren.

    De Commissie heeft de situatie regelmatig opgevolgd en zal dat blijven doen door middel van bilaterale contacten om inzicht te krijgen in de problemen, waar mogelijk bijstand te verlenen en de betrokken lidstaten te wijzen op de noodzaak om het risico van vertragingen te beperken.

    De directeuren-generaal van de nationale overheidsdiensten zijn binnen de douanebeleidsgroep op de hoogte gebracht van de behoefte aan kwartaalmonitoring voor alle IT-systemen, niet alleen de trans-Europese. Dit zal de huidige tweejaarlijkse verslaglegging van nationale planningsinformatie uit hoofde van artikel 278 bis, lid 4, DWU versterken in de aanloop naar de kritieke periode voor de uitvoering van deze wijzigingen in de nationale systemen. De tijdige uitvoering van de nationale componenten blijft uiteindelijk de verantwoordelijkheid van de lidstaten.

    5.Samenvatting en conclusies

    Er wordt tastbare vooruitgang geboekt bij de uitvoering van het DWU/WP. Een toenemend aantal elektronische systemen werd uitgerold en is nu volledig operationeel.

    Meer details over de planning en de status van elk project zijn te vinden in het werkdocument van de diensten van de Commissie dat samen met dit verslag is gepubliceerd. Figuur 4 hieronder bevat een beknopt overzicht van de planning en de voortgang.

    Figuur 4 – Planning van DWU/WP-projecten

    In 2021 werden de volgende belangrijke elementen voor vooruitgang en risico’s gemeld:

    ICS2 – release 1 werd in 2021 met succes uitgerold door de Commissie, alle lidstaten en alle betrokken postaanbieders en koeriersdiensten. Het systeem verwerkt grote hoeveelheden gegevens met ongeveer 10 miljoen ENS per maand.

    NCTS – fase 5 en AES werden dit jaar ook met succes in productie genomen en werden operationeel in de eerste lidstaat. Intensieve collaboratieve tests nemen de risico’s van de technische aspecten van de overgang weg. Collectieve intelligentie en wendbaarheid met de lidstaten en de bedrijven zijn de belangrijkste troeven die deze projecten in de richting van hun doelstellingen leiden. De projecten liggen op schema en de lidstaten zijn begonnen met de publicatie van hun specificaties voor de bedrijven.

    De Commissie was echter van mening dat de helft van de nationale plannen ernstige risico’s met zich meebrengt voor de ordelijke en tijdige uitrol van het NCTS – fase 5 en het AES binnen de wettelijke termijn, en verzocht de lidstaten alle nodige stappen te ondernemen om hun planning te vervroegen en de risico’s weg te nemen om te voorkomen dat de einddatum van de uitroltermijn in gevaar wordt gebracht, waarbij het einde van de overgangsregelingen wordt vastgesteld.

    Een soortgelijke waarschuwing is er voor de nationale projecten waar risico’s voor vertragingen werden gemeld door sommige lidstaten, met name op het gebied van het binnenbrengen van goederen in de EU. De uitroldatum, de uitrol en de volledige exploitatie met alle marktdeelnemers moeten binnen de door het DWU/WP vastgestelde uitroltermijnen vallen.

    Marktdeelnemers noemden het trans-Europees systeem voor gecentraliseerde inklaring een van de belangrijkste projecten die bijdragen aan de handelsfaciliteringsdoelstelling van het DWU. Dit systeem wordt in 2022 voor het eerst uitgerold. Alle lidstaten, met uitzondering van één, hebben gemeld dat zij dit systeem binnen de uitroltermijn van het DWU/WP kunnen uitvoeren. Indien zich echter ernstige vertragingen voordoen bij de nationale projecten, kan dit ook gevolgen hebben voor dit vlaggenschipproject van het DWU. De voortgang van de nationale activiteiten zal de komende jaren nauwlettend worden opgevolgd.

    Uit de beoordeling van de voortgang en de risico’s blijkt nog steeds dat de uitdagingen met betrekking tot het behalen van de wettelijke termijnen voornamelijk bij de lidstaten te vinden zijn. De lidstaten verwijzen naar problemen met middelen, de gevolgen van de COVID-19-pandemie, vele andere verplichtingen die via douanesystemen moeten worden uitgevoerd en naar de complexiteit en interconnectiviteit van systemen. Zoals in het verslag wordt benadrukt, hebben alle lidstaten zich bereid verklaard ondersteunende maatregelen vast te stellen en te treffen om ervoor te zorgen dat zij de in het DWU/WP vastgestelde planningstermijnen in acht nemen.

    Tot slot blijven de projecten grotendeels op schema en haalbaar voor voltooiing in overeenstemming met de planning van de in het DWU/WP gedefinieerde projecten, voor zover prioriteit wordt gegeven aan het aanpakken van de risico’s door middel van een sterke betrokkenheid bij dringende en concrete acties. De Commissie verbindt zich ertoe de vooruitgang van de lidstaten de komende jaren te blijven ondersteunen, te coördineren en zorgvuldig te monitoren en een aantal specifieke maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat de nationale en de trans-Europese systemen tijdig worden uitgevoerd.

    (1)

    Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad: 

    2019: https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX% 3 A 52019 DC 0629

    2020: https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/ALL/?uri=CELEX%3A52020DC0806  

    (2)

    Werkdocumenten van de diensten van de Commissie: 

    2019: https://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/?qid=1589134753023&uri=CELEX:52019SC0434

    2020: https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/ALL/?uri=CELEX: 52020 SC 0339

    (3)

    Wanneer in dit verslag naar de “lidstaten” wordt verwezen, worden hiermee de nationale douanediensten van de lidstaten bedoeld.

    (4)

     Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/2151 van de Commissie van 13 december 2019 tot vaststelling van het werkprogramma voor de ontwikkeling en de uitrol van de elektronische systemen waarin het douanewetboek van de Unie voorziet (PB L 325 van 16.12.2019, blz. 168).

    (5)

    Werkdocument van de diensten van de Commissie bij het Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de voortgang bij de ontwikkeling van de elektronische systemen waarin het douanewetboek van de Unie voorziet, overeenkomstig artikel 278 bis van dat wetboek (SWD(2021) XXX final) (enkel beschikbaar in het Engels).

    (6)

    Verordening (EU) 2019/632 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 952/2013 houdende verlenging van het tijdelijke gebruik van andere middelen dan de elektronische gegevensverwerkingstechnieken waarin het douanewetboek van de Unie voorziet (PB L 111 van 25.4.2019, blz. 54).

    (7)

    Situatie op 30 september 2021. (Volgens tabel 41 van het werkdocument van de diensten van de Commissie waren het er eind juni twaalf).

    (8)

    Tabellen 25, 28, 32, 36 en 37 van het werkdocument van de diensten van de Commissie.

    (9)

     Tabellen 25, 36 en 37 van het werkdocument van de diensten van de Commissie.

    (10)

      Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2459 van de Raad van 5 december 2017 (PB L 348 van 29.12.2017, blz. 32)

    (11)

    Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 van de Commissie van 28 juli 2015 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad met nadere regels betreffende een aantal bepalingen van het douanewetboek van de Unie (PB L 343 van 29.12.2015, blz. 1).

    (12)

    Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie van 24 november 2015 houdende nadere uitvoeringsvoorschriften voor enkele bepalingen van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB L 343 van 29.12.2015, blz. 1).

    (13)

    Het onderdeel trans-Europese coördinatieactiviteiten van ICS2, een integraal element van het ICS2-programma, ging van start in 2018.

    Top