This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52021AT40608(05)
Summary of Commission Decision of 16 October 2019 relating to a proceeding under Article 102 of the Treaty on the Functioning of the European Union, Article 54 of the EEA Agreement and Article 8 of Council Regulation (EC) No 1/2003 of 16 December 2002 on the implementation of the rules on competition laid down in Articles 81 and 82 of the Treaty (Case AT.40608 – Broadcom) (notified under document C(2019) 7406) (Only the English text is authentic) (Text with EEA relevance) 2021/C 81/12
Samenvatting van het besluit van de Commissie van 16 oktober 2019 inzake een procedure op grond van artikel 102 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, artikel 54 van de EER-Overeenkomst, en artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (Zaak AT.40608 — Broadcom) (Kennisgeving geschied onder nummer C(2019) 7406) (Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek) (Voor de EER relevante tekst) 2021/C 81/12
Samenvatting van het besluit van de Commissie van 16 oktober 2019 inzake een procedure op grond van artikel 102 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, artikel 54 van de EER-Overeenkomst, en artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (Zaak AT.40608 — Broadcom) (Kennisgeving geschied onder nummer C(2019) 7406) (Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek) (Voor de EER relevante tekst) 2021/C 81/12
C/2019/7406
PB C 81 van 10.3.2021, p. 23–26
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
10.3.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 81/23 |
Samenvatting van het besluit van de Commissie
van 16 oktober 2019
inzake een procedure op grond van artikel 102 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, artikel 54 van de EER-Overeenkomst, en artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag
(Zaak AT.40608 — Broadcom)
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2019) 7406)
(Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)
(Voor de EER relevante tekst)
(2021/C 81/12)
Op 16 oktober 2019 heeft de Commissie een besluit vastgesteld inzake een procedure op grond van artikel 102 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 54 van de EER-Overeenkomst. Overeenkomstig de bepalingen van artikel 30 van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad (1) maakt de Commissie hierbij de namen van de partijen en de belangrijkste punten van het besluit (waaronder de eventuele sancties) bekend, rekening houdende met het rechtmatige belang van ondernemingen inzake de bescherming van hun bedrijfsgeheimen.
1. INLEIDING
(1) |
In dit besluit wordt de vaststelling van de Europese Commissie (“de Commissie”) uiteengezet dat de gedraging van Broadcom Inc. op het eerste gezicht een inbreuk vormt op artikel 102 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (“VWEU”) en artikel 54 van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (“EER-Overeenkomst”) en dat de waarschijnlijke schade ten gevolge van die inbreuk van dien aard is dat er sprake is van een dringende situatie die de vaststelling van voorlopige maatregelen op grond van artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (“Verordening (EG) nr. 1/2003”) rechtvaardigt. |
2. BEPALING VAN DE MARKT
(2) |
Het besluit heeft betrekking op bepaalde soorten geïntegreerde schakelingen (“chips”) die worden ingebouwd in apparatuur voor netwerktoegang die bij de klant wordt geïnstalleerd (zogeheten in-huis apparatuur), met name set-top boxen (“STB’s”) en residential gateways (“RG’s”). Uit de feitelijke en juridische analyse in dit besluit blijkt dat er op het eerste gezicht afzonderlijke markten bestaan voor:
|
(3) |
In het besluit wordt geconcludeerd dat de geografische markt voor alle markten op het eerste gezicht wereldwijd is. |
3. MACHTSPOSITIE
(4) |
In het besluit wordt geconcludeerd dat Broadcom op het eerste gezicht in een machtspositie verkeert op alle volgende wereldwijde markten:
|
(5) |
De vaststelling van een machtspositie in het besluit wordt gestaafd met de volgende elementen, die gebaseerd zijn op een voorlopige beoordeling: i) de grote marktaandelen van Broadcom op alle relevante markten (meer dan 50 % op alle markten); ii) het gebrek aan afnemersmacht bij de klanten van Broadcom om hier tegenin te gaan, en iii) de aanwezigheid van toetredingsbelemmeringen in de relevante markten. |
4. MISBRUIK VAN EEN MACHTSPOSITIE
(6) |
In het besluit is vastgesteld dat de gedraging van Broadcom op het eerste gezicht een inbreuk vormt op artikel 102 VWEU en artikel 54 van de EER-Overeenkomst en dus op het eerste gezicht ernstige twijfels doet rijzen over de verenigbaarheid van die gedraging met de genoemde bepalingen. |
(7) |
In het besluit wordt vastgesteld dat Broadcom zes overeenkomsten (“de overeenkomsten”) heeft gesloten met zes fabrikanten van originele onderdelen (original equipment manufacturers of “OEM’s”). De overeenkomsten regelen de levering door Broadcom van SoC’s die door de OEM’s in STB’s en residential gateways zullen worden ingebouwd. |
(8) |
In het besluit wordt geconcludeerd dat de overeenkomsten op het eerste gezicht exclusiviteitinducerende bepalingen omvatten, die in twee verschillende soorten mededingingsbeperkingen kunnen worden gegroepeerd. |
(9) |
In het besluit wordt eerst gekeken naar exclusiviteits- en quasi-exclusiviteitsregelingen in de vorm van verplichtingen of beloften om producten waarvoor Broadcom in een machtspositie verkeert, uitsluitend of vrijwel uitsluitend bij Broadcom aan te kopen, of bepalingen waarbij voor de toekenning van bepaalde voordelen als voorwaarde wordt gesteld dat de klant de producten waarvoor Broadcom in een machtspositie verkeert, uitsluitend of vrijwel uitsluitend bij Broadcom aankoopt. De Commissie heeft op het eerste gezicht geoordeeld dat alle overeenkomsten neerkomen op een systeem van exclusiviteits- en quasi-exclusiviteitsregelingen die de mededinging kunnen beperken. |
(10) |
Ten tweede wordt in het besluit gekeken naar hefboompraktijken op basis van bepalingen in vijf van de zes overeenkomsten waardoor Broadcom marktmacht van een of meer productmarkten kan benutten voor een of meer verwante maar afzonderlijke productmarkten. Met betrekking tot die bepalingen is in het besluit op het eerste gezicht vastgesteld dat een dergelijke hefboomwerking in sommige gevallen tot stand is gebracht door voordelen die worden toegekend op markten waar Broadcom op het eerste gezicht een machtspositie heeft en waarvoor als voorwaarde wordt gesteld dat klanten producten van Broadcom op markten waar Broadcom op het eerste gezicht niet in een machtspositie verkeert, uitsluitend of vrijwel uitsluitend bij Broadcom aankopen. In het besluit wordt geoordeeld dat die gedraging waarschijnlijk tot gevolg heeft dat de machtspositie van Broadcom op een of meer markten (de markten voor SoC’s voor STB’s, SoC’s voor glasvezel-RG’s en SoC’s voor xDSL-RG’s) wordt uitgebreid naar een andere markt (de markt voor SoC’s voor kabel-RG’s). In andere gevallen maakt Broadcom zich schuldig aan kruiselingse hefboompraktijken door voordelen toe te kennen op markten waar Broadcom op het eerste gezicht een machtspositie heeft en daarvoor als voorwaarde te stellen dat klanten producten van Broadcom op markten waar Broadcom op het eerste gezicht eveneens in een machtspositie verkeert, uitsluitend of vrijwel uitsluitend bij Broadcom aankopen. In het besluit wordt geoordeeld dat die gedraging waarschijnlijk tot gevolg heeft dat de machtspositie van Broadcom op de markten waar Broadcom op het eerste gezicht in een machtspositie verkeert (de markten voor SoC’s voor STB’s, SoC’s voor glasvezel-RG’s en SoC’s voor xDSL-RG’s), wordt versterkt. |
(11) |
In het besluit wordt geconcludeerd dat de exclusiviteitinducerende bepalingen van Broadcom op het eerste gezicht de mededinging kunnen aantasten en dat de gedraging van Broadcom op het eerste gezicht niet objectief gerechtvaardigd is. |
5. BEVOEGDHEID
(12) |
De Commissie concludeert dat zij bevoegd is om artikel 102 VWEU en artikel 54 van de EER-Overeenkomst toe te passen op de gedraging van Broadcom zoals beschreven in dit besluit. |
6. BEÏNVLOEDING VAN HET HANDELSVERKEER
(13) |
De Commissie concludeert dat de gedraging van Broadcom op het eerste gezicht de handelsstromen van goederen tussen de lidstaten kan beïnvloeden. |
7. DRINGENDHEID OMDAT DE MEDEDINGING OP ERNSTIGE EN ONHERSTELBARE WIJZE DREIGT TE WORDEN GESCHAAD
(14) |
In het besluit wordt geconcludeerd dat, als de op het eerste gezicht onrechtmatige gedraging van Broadcom zou worden voortgezet, dit zou kunnen leiden tot ernstige en onherstelbare schade aan de mededinging op elk van de relevante markten binnen het tijdsbestek dat de Commissie nodig heeft om een eindbesluit over de grond van de zaak te kunnen nemen. |
(15) |
Het is in het bijzonder waarschijnlijk dat de concurrenten van Broadcom in toenemende mate zouden worden gemarginaliseerd of de markt zouden verlaten als zij niet snel in een positie zouden worden gebracht om daadwerkelijk met Broadcom te kunnen concurreren om de vraag downstream. Indien de Commissie niet snel zou ingrijpen door voorlopige maatregelen op te leggen, zou de toepassing van de exclusiviteitinducerende voorwaarden van Broadcom uiteindelijk een langere periode beslaan dan het gebruikelijke interval tussen twee aanbestedingen van dienstaanbieders. |
(16) |
Gelet op de nadelige neveneffecten van het feit dat een leverancier van chips een bepaalde aanbesteding niet kon winnen op het vermogen van die leverancier om aanbestedingen te winnen bij volgende generaties van een bepaald product, zou het vermogen van concurrenten van Broadcom om met Broadcom te concurreren, ernstig worden aangetast. |
(17) |
De Commissie is van oordeel dat de waarschijnlijke schade voor de mededinging in dit geval als ernstig moet worden aangemerkt, aangezien zij langdurige effecten zou kunnen hebben op de structuur van de desbetreffende markten, de innovatie en het welzijn van de consumenten. |
(18) |
Bovendien zou dergelijke schade niet langer kunnen worden verholpen met een eindbesluit waarmee de administratieve procedure van de Commissie wordt afgesloten, aangezien het bijzonder onwaarschijnlijk is dat een bedrijf dat een bepaalde markt heeft verlaten, daarna zou beslissen of in staat zou zijn om die markt opnieuw te betreden. |
8. OPGELEGDE VOORLOPIGE MAATREGELEN
(19) |
Gelet op de vaststelling dat Broadcom op het eerste gezicht inbreuk heeft gepleegd op artikel 102 VWEU en artikel 54 van de EER-Overeenkomst en gelet op de dringende noodzaak ernstige en onherstelbare schade aan de mededinging te voorkomen, is de Commissie van oordeel dat voorlopige maatregelen vereist zijn om de daadwerkelijke uitoefening van haar handhavingsbevoegdheden op het gebied van het mededingingsrecht te verzekeren, en in het bijzonder de doeltreffendheid te waarborgen van een eindbesluit dat zij mogelijk vaststelt inzake de verenigbaarheid van de gedragingen van Broadcom met de mededingingsregels van artikel 102 VWEU en artikel 54 van de EER-Overeenkomst. |
(20) |
In het besluit wordt Broadcom gelast de exclusiviteitinducerende bepalingen in de overeenkomsten met de zes OEM’s inzake de aankoop bij Broadcom van SoC's voor STB’s en SoC's voor kabel-RG’s, glasvezel-RG’s of xDSL-RG’s eenzijdig met onmiddellijke ingang niet langer toe te passen. |
(21) |
Voorts moet Broadcom ervan afzien dezelfde exclusiviteitinducerende bepalingen of bepalingen met een gelijkwaardig doel of gevolg als deze bepalingen overeen te komen in eventuele toekomstige contracten of overeenkomsten met de OEM’s, en wordt Broadcom gelast geen praktijken toe te passen die een gelijkwaardig doel of gevolg hebben. |
(22) |
In het besluit wordt geconcludeerd dat de opgelegde voorlopige maatregelen evenredig zijn, aangezien zij noodzakelijk zijn om de doeltreffende uitoefening van de handhavingsbevoegdheden van de Commissie te waarborgen. De maatregelen vormen evenmin een buitensporige last voor Broadcom, aangezien ze strikt beperkt zijn tot wat nodig is om ernstige en onherstelbare schade aan de mededinging te voorkomen, niet vereisen dat Broadcom actieve gedragingen stelt die zij nu niet stelt en Broadcom toelaten om de desbetreffende producten aan haar klanten te blijven leveren onder dezelfde voorwaarden als voordien, zij het dan zonder de exclusiviteitinducerende bepalingen. |
(23) |
De voorlopige maatregelen gelden i) voor een periode van drie jaar vanaf de datum waarop Broadcom de Commissie in kennis stelt van de maatregelen die zij heeft getroffen of ii) tot de datum waarop de Commissie een eindbesluit neemt over de grond van de zaak inzake de gedraging van Broadcom die in dit besluit aan de orde is of haar onderzoek naar die gedraging afsluit, indien een van beide gebeurtenissen zich zou voordoen vóór het verstrijken van voornoemde periode van drie jaar. |
(24) |
In het besluit is bepaald dat Broadcom een dagelijkse boete van maximaal 2 % van de gemiddelde dagomzet van Broadcom moet betalen indien zij de voorlopige maatregelen niet naleeft. |
(1) Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1).
(2) “SoC” staat voor system-on-a-chip.