EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52021AP0004

P9_TA(2021)0004 Uitoefening van de rechten van de Unie voor de toepassing en handhaving van internationale handelsregels ***I Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 19 januari 2021 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) nr. 654/2014 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de uitoefening van de rechten van de Unie voor de toepassing en handhaving van de internationale handelsregels (COM(2019)0623 — C9-0197/2019 — 2019/0273(COD)) P9_TC1-COD(2019)0273 Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 19 januari 2021 met het oog op de vaststelling van Verordening (EU) 2021/… van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) nr. 654/2014 betreffende de uitoefening van de rechten van de Unie voor de toepassing en handhaving van de internationale handelsregels

PB C 456 van 10.11.2021, p. 259–262 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

10.11.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 456/259


P9_TA(2021)0004

Uitoefening van de rechten van de Unie voor de toepassing en handhaving van internationale handelsregels ***I

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 19 januari 2021 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) nr. 654/2014 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de uitoefening van de rechten van de Unie voor de toepassing en handhaving van de internationale handelsregels (COM(2019)0623 — C9-0197/2019 — 2019/0273(COD))

(Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing)

(2021/C 456/27)

Het Europees Parlement,

gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2019)0623),

gezien artikel 294, lid 2, en artikel 207 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C9-0197/2019),

gezien artikel 294, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

gezien advies 2/15 van het Europees Hof van Justitie (1),

gezien zijn resolutie over de crisis van de WTO-Beroepsinstantie van 28 november 2019 (2),

gezien het overeenkomstig artikel 74, lid 4, van zijn Reglement door de bevoegde commissie goedgekeurde voorlopig akkoord en de door de vertegenwoordiger van de Raad bij brief van 4 november 2020 gedane toezegging om het standpunt van het Europees Parlement overeenkomstig artikel 294, lid 4, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie goed te keuren,

gezien artikel 59 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie internationale handel (A9-0133/2020),

1.

stelt onderstaand standpunt in eerste lezing vast;

2.

hecht zijn goedkeuring aan de gemeenschappelijke verklaringen van het Parlement, de Raad en de Commissie die als bijlage bij onderhavige resolutie zijn gevoegd;

3.

neemt kennis van de verklaringen van de Commissie die als bijlage bij onderhavige resolutie zijn gevoegd;

4.

verzoekt de Commissie om hernieuwde voorlegging aan het Parlement indien zij haar voorstel vervangt, ingrijpend wijzigt of voornemens is het ingrijpend te wijzigen;

5.

verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen.

(1)  ECLI:EU:C:2017:376.

(2)  Aangenomen teksten, P9_TA(2019)0083.


P9_TC1-COD(2019)0273

Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 19 januari 2021 met het oog op de vaststelling van Verordening (EU) 2021/… van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) nr. 654/2014 betreffende de uitoefening van de rechten van de Unie voor de toepassing en handhaving van de internationale handelsregels

(Aangezien het Parlement en de Raad tot overeenstemming zijn geraakt, komt het standpunt van het Parlement overeen met de definitieve rechtshandeling: Verordening (EU) 2021/167.)


BIJLAGE BIJ DE WETGEVINGSRESOLUTIE

Gemeenschappelijke verklaring van de Commissie, de Raad en het Europees Parlement over een instrument om dwingend optreden van derde landen te voorkomen en tegen te gaan

De Commissie neemt nota van de bezorgdheid van het Parlement en de lidstaten over de praktijken van bepaalde derde landen om te trachten de Unie en/of haar lidstaten te dwingen bepaalde beleidsmaatregelen te nemen dan wel in te trekken. De Commissie deelt de mening dat dergelijke praktijken aanleiding geven tot ernstige bezorgdheid. De Commissie bevestigt haar voornemen om nader te onderzoeken of een instrument zou kunnen worden ingevoerd dat ertoe strekt dwingend optreden van derde landen te ontmoedigen of te compenseren en dat het mogelijk zou maken snel tegenmaatregelen naar aanleiding van dergelijk optreden te treffen. De Commissie is voornemens haar beoordeling voort te zetten en op basis van die beoordeling, rekening houdend met alle relevante omstandigheden, met een wetgevingsvoorstel te komen dat voorziet in een mechanisme waarmee dergelijk optreden kan worden ontmoedigd of gecompenseerd op een wijze die in overeenstemming is met het internationaal recht. Zoals aangekondigd in de intentieverklaring van de voorzitter van de Europese Commissie van 16 september 2020 aan de voorzitter van het Europees Parlement en de fungerend voorzitter van de Raad, zal de Commissie het voorstel uiterlijk eind 2021 goedkeuren, dan wel op een eerder tijdstip indien dit nodig mocht blijken als gevolg van het dwingend optreden van een derde land.

De Raad en het Europees Parlement nemen nota van het voornemen van de Commissie om een voorstel in te dienen voor een instrument dat ertoe strekt dwingend optreden van derde landen te voorkomen en tegen te gaan. Beide instellingen zijn vastbesloten hun institutionele rol als medewetgever te vervullen en het voorstel tijdig in behandeling te nemen, rekening houdend met de verplichtingen van de Unie op grond van het internationaal publiekrecht en het WTO-recht alsmede met relevante ontwikkelingen in de internationale handel.

Gemeenschappelijke verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie

De Unie blijft zich inzetten voor een multilaterale benadering van internationale geschillenbeslechting, voor op regels gebaseerde handel en voor internationale samenwerking om de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties te verwezenlijken. De Unie zal meewerken aan alle inspanningen voor hervorming van het geschillenbeslechtingsmechanisme van de WTO waarmee de doeltreffende werking van de WTO-Beroepsinstantie kan worden gewaarborgd.

Verklaringen van de Commissie

1.   Verklaring van de Commissie over de naleving van het internationaal recht

Wanneer de Unie in het kader van het Memorandum inzake Geschillenbeslechting (Dispute Settlement Understanding — DSU) een procedure tegen een ander lid van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) inleidt, zal de Commissie alle redelijke inspanningen leveren om zo spoedig mogelijk de instemming van dat lid te verkrijgen om over te gaan tot arbitrage uit hoofde van artikel 25 van het DSU, als een voorlopige beroepsprocedure die de essentiële kenmerken behoudt van een beroep bij de Beroepsinstantie (de “procedure voor beroep tegen arbitrale uitspraken”), zolang de Beroepsinstantie niet in staat is haar werkzaamheden als bedoeld in artikel 17 van het DSU volledig te hervatten.

Bij het vaststellen van uitvoeringshandelingen overeenkomstig artikel 3, punt a bis), van de verordening zal de Commissie handelen in overeenstemming met de regels van het internationaal recht inzake tegenmaatregelen, zoals gecodificeerd in de door de International Law Commission opgestelde Articles on the Responsibility of States for Internationally Wrongful Acts (“artikelen inzake de aansprakelijkheid van staten voor een internationaal onrechtmatige daad”).

Met name zal de Commissie, alvorens uitvoeringshandelingen overeenkomstig artikel 3, punt a bis), vast te stellen, het betrokken WTO-lid verzoeken de conclusies en aanbevelingen van het WTO-panel uit te voeren, dat WTO-lid in kennis stellen van het voornemen van de Unie om tegenmaatregelen te nemen en zich opnieuw bereid verklaren te onderhandelen over een onderling overeen te komen oplossing in overeenstemming met de regels van het DSU.

Wanneer reeds uitvoeringshandelingen overeenkomstig artikel 3, punt a bis), zijn vastgesteld, zal de Commissie de uitvoering ervan opschorten wanneer de Beroepsinstantie haar werkzaamheden als bedoeld in artikel 17 van het DSU met betrekking tot de betrokken zaak hervat, of wanneer een voorlopige beroepsprocedure wordt ingeleid, op voorwaarde dat die procedure te goeder trouw wordt voortgezet.

2.   Verklaring van de Commissie

De Commissie is ingenomen met de aanneming van de verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) nr. 654/2014.

De Commissie herinnert aan de verklaring die zij bij de aanneming van de oorspronkelijke verordening heeft afgelegd, onder meer dat de uitvoeringshandelingen die zij bevoegd is vast te stellen, zouden worden gebaseerd op objectieve criteria en zouden worden onderworpen aan controle door de lidstaten. De Commissie is bij de uitoefening van die bevoegdheid voornemens te handelen in overeenstemming met de bij de aanneming van de oorspronkelijke verordening afgelegde verklaring alsmede met de onderhavige verklaring.

Zij wijst op haar verplichtingen uit hoofde van artikel 9, lid 1 bis, bij het opstellen van ontwerpuitvoeringshandelingen die gevolgen hebben voor de handel in diensten of handelsgerelateerde aspecten van intellectuele-eigendomsrechten, en bevestigt dat zij intensief voorafgaand overleg zal plegen om ervoor te zorgen dat alle betrokken belangen en relevante implicaties onder de aandacht van de Commissie kunnen worden gebracht, met de lidstaten kunnen worden gedeeld en naar behoren in aanmerking kunnen worden genomen bij de eventuele vaststelling van maatregelen. In het kader van dat overleg zal de Commissie om input verzoeken, en verwacht zij input te ontvangen, van particuliere belanghebbenden die worden geraakt door eventuele door de Unie op die gebieden vast te stellen handelspolitieke maatregelen. Evenzo zal zij om input verzoeken, en verwacht zij input te ontvangen, van overheidsinstanties die betrokken kunnen zijn bij of de gevolgen kunnen ondervinden van de uitvoering van eventuele door de Unie vastgestelde handelspolitieke maatregelen.

In het geval van maatregelen op de gebieden handel in diensten en handelsgerelateerde aspecten van intellectuele-eigendomsrechten zal bij het opstellen van ontwerpuitvoeringshandelingen in het bijzonder terdege rekening worden gehouden met de input van overheidsinstanties van de lidstaten die betrokken zijn bij de formulering of de uitvoering van wettelijke voorschriften tot regulering van de betrokken gebieden, onder meer over de wisselwerking tussen eventuele handelspolitieke maatregelen en Unie- en nationale wetgeving. Evenzo zullen andere belanghebbenden die door dergelijke handelspolitieke maatregelen worden geraakt, in de gelegenheid worden gesteld hun aanbevelingen en bezwaren te formuleren met betrekking tot de keuze en de vormgeving van de vast te stellen maatregelen. De opmerkingen zullen met de lidstaten worden gedeeld wanneer maatregelen worden vastgesteld op grond van artikel 8 van de verordening. Bij de regelmatige evaluatie van dergelijke maatregelen die tijdens of na de geldigheidsduur ervan vereist is, zal ook rekening worden gehouden met de input van instanties van de lidstaten en van particuliere belanghebbenden met betrekking tot de werking van dergelijke maatregelen; op basis van die evaluatie zal het ook mogelijk zijn aanpassingen aan te brengen indien zich problemen hebben voorgedaan.

Tot slot benadrukt de Commissie opnieuw dat zij er groot belang aan hecht ervoor te zorgen dat de verordening een doeltreffend en efficiënt instrument vormt voor de handhaving van de rechten die de Unie aan internationale handelsovereenkomsten ontleent, ook op het gebied van de handel in diensten en de handelsgerelateerde aspecten van intellectuele-eigendomsrechten. Daarom moeten de op deze gebieden te nemen maatregelen ook een zodanig doeltreffende handhaving in overeenstemming met de rechten van de Unie waarborgen dat het betrokken derde land tot naleving wordt aangezet en die maatregelen in overeenstemming zijn met de toepasselijke internationale regels inzake het soort handhavingsmaatregelen dat is toegestaan.

Verklaring van de Commissie

Bij de aanneming van de verordening in 2014 heeft de Commissie zich verbonden tot een doeltreffende communicatie en gedachtewisseling met het Europees Parlement en de Raad over handelsgeschillen die kunnen leiden tot de vaststelling van maatregelen in het kader van de verordening, en over handhavingsmaatregelen in het algemeen. Gezien de overkoepelende doelstelling van doeltreffende en efficiënte handhaving van de rechten die de Unie aan haar internationale handelsovereenkomsten ontleent, zal de Commissie haar interacties met het Europees Parlement en de Raad blijven bevorderen en stroomlijnen op voor alle drie de instellingen nuttige wijze.

Met name verbindt de Commissie zich ertoe om, als onderdeel van haar systeem voor versterkte handhaving, onderzoek te doen naar vermeende schendingen van de internationale handelsovereenkomsten van de Unie wanneer deze door het Parlement, zijn leden of zijn commissies, of door de Raad aan de orde worden gesteld, met dien verstande dat dergelijke verzoeken vergezeld gaan van bewijsstukken. De Commissie zal het Parlement en de Raad op de hoogte houden van de resultaten van haar werkzaamheden voor versterkte handhaving.

Bij de invoering van het systeem voor versterkte handhaving zal de Commissie aan vermeende inbreuken op de bepalingen inzake handel en duurzame ontwikkeling in de EU-handelsovereenkomsten evenveel aandacht besteden als aan vermeende inbreuken op systemen voor markttoegang. De behandeling van vermeende inbreuken op bepalingen inzake handel en duurzame ontwikkeling zal volledig in het systeem worden geïntegreerd. De Commissie zal voorrang geven aan zaken die wat de gevolgen ervan voor de werknemers of het milieu in een handelscontext bijzonder ernstig zijn, die systeemrelevant zijn en die op duidelijke rechtsgrondslagen zijn gebaseerd.

De Commissie zal zich in speciale bijeenkomsten met de bevoegde parlementaire commissie ten volle blijven inzetten om van gedachten te wisselen over handelsgeschillen en handhavingsactiviteiten, onder meer wat de gevolgen voor de bedrijfstakken van de Unie betreft. In dit verband zal de Commissie haar verslagleggingspraktijk voortzetten door op gezette tijden de stand van zaken op te maken met betrekking tot alle aanhangige geschillen en prompte informatie te verstrekken over belangrijke ontwikkelingen in verband met geschillen, waarbij die informatie tegelijkertijd met de lidstaten wordt gedeeld. Deze verslaglegging en uitwisseling van informatie vinden plaats via de bevoegde commissies van de Raad en van het Parlement.

Tegelijkertijd zal de Commissie het Parlement en de Raad regelmatig blijven informeren over internationale ontwikkelingen die kunnen leiden tot situaties waarin maatregelen op grond van de verordening moeten worden vastgesteld.

Tot slot bevestigt de Commissie haar toezeggingen in het kader van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad om ontwerpuitvoeringshandelingen die zij aan het comité van de lidstaten voorlegt alsmede definitieve ontwerpuitvoeringshandelingen na het uitbrengen van advies in het comité onverwijld aan het Parlement en de Raad toe te zenden. Dit geschiedt via het comitologieregister.


Top