EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52021AE5496

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de overbrenging van afvalstoffen en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1257/2013 en (EU) 2020/1056 (COM(2021) 709 final — 2021/0367 (COD))

EESC 2021/05496

PB C 275 van 18.7.2022, p. 95–100 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

18.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 275/95


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de overbrenging van afvalstoffen en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1257/2013 en (EU) 2020/1056

(COM(2021) 709 final — 2021/0367 (COD))

(2022/C 275/15)

Rapporteur:

Anastasis YIAPANIS

Raadpleging

Europees Parlement, 22.11.2021

Raad, 1.12.2021

Rechtsgrondslag

Artikelen 192 en 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

Bevoegde afdeling

Landbouw, Plattelandsontwikkeling en Milieu

Goedkeuring door de afdeling

9.2.2022

Goedkeuring door de voltallige vergadering

23.2.2022

Zitting nr.

567

Stemuitslag

(voor/tegen/onthoudingen)

160/2/0

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1.

Het EESC is ingenomen met het voorstel van de Commissie voor een nieuwe verordening en de begeleidende mededeling en beschouwt de bescherming van de menselijke gezondheid en het milieu als een topprioriteit van de EU. In de Unie geproduceerd afval moet, indien technisch mogelijk, binnen de Unie op milieuhygiënisch, economisch en sociaal verantwoorde wijze worden gerecycled.

1.2.

Het EESC verzoekt de lidstaten om zo snel mogelijk het systeem voor elektronische gegevensuitwisseling (EDI) in te voeren, overeenstemming te bereiken over de vaststelling van geharmoniseerde criteria voor procedures van voorafgaande goedkeuring en de Commissie de bevoegdheid te verlenen om gedelegeerde handelingen voor de gemeenschappelijke indeling van afvalstoffen vast te stellen. Er moeten onmiddellijk financiële middelen en technische bijstand ter beschikking worden gesteld om de operationele capaciteit te vergroten.

1.3.

Er is dringend behoefte aan een overgang naar nieuwe bedrijfsmodellen waarmee bedrijven meer teruggeven aan de aarde dan wat zij gebruiken. Gezondheid, veiligheid en arbeidsomstandigheden moeten goed worden beschermd en gemonitord. Het EESC dringt aan op investeringen in de opleiding van werknemers via een specifieke toewijzing in het kader van het ESF+.

1.4.

Het EESC dringt aan op meer financieringsmogelijkheden voor het oprichten en/of moderniseren van recyclinginrichtingen van de EU en het ontdekken van innovatieve technologieën voor het hergebruik en de recycling van afval. Door de recyclingcapaciteit binnen de grenzen van de EU op te voeren, zal de koolstof- en milieuvoetafdruk worden verkleind en zal de werkgelegenheid in deze sector toenemen.

1.5.

Het EESC is van mening dat een geharmoniseerde berekening van borgsommen uiteraard alle risico’s van afvaltransporten moet omvatten, maar dat bedrijven, met name kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s), hierdoor niet overbelast mogen raken.

1.6.

Het EESC is ingenomen met het voorstel van de Commissie voor controles door derden, onder leiding van een in de EU gevestigde of door aangemelde instanties van de EU erkende auditor, met relevante kwalificaties op zowel faciliteits- als landniveau en is van mening dat de sociale partners en relevante ngo’s op de procedures moeten toezien. Er moet een sterker toezichts-, klachten- en sanctiemechanisme komen.

1.7.

Het EESC pleit voor een overgangsperiode van maximaal twee jaar na de goedkeuring van de verordening. Voorts moet de termijn waarbinnen de bevoegde autoriteiten van doorvoer geldige bezwaren tegen een geplande overbrenging voor nuttige toepassing kenbaar kunnen maken, worden teruggebracht tot tien dagen en mag slechts één keer bezwaar worden gemaakt tegen eenzelfde overbrenging.

1.8.

Het Comité dringt erop aan dat het EDI-systeem wordt uitgebreid tot alle afvaltransporten die bestemd zijn voor uitvoer, invoer en doorvoer. Het systeem moet zo snel mogelijk operationeel zijn, in ieder geval binnen de door de Europese Commissie voorgestelde termijn van twee jaar. Daarvoor zijn voldoende personele en technische middelen nodig.

1.9.

Het EESC is van mening dat de uitvoer van hoogwaardig recycleerbaar afval, en met name de uitvoer van afval met een hoog gehalte aan kritieke grondstoffen, schadelijk is voor de duurzaamheid in de EU en haar mondiale concurrentievermogen ondermijnt. Er moet worden geïnvesteerd in infrastructuur voor afvalbeheer, vooral in landen waar inbreukprocedures worden ingeleid. Er zou een grondige beoordeling van de uitgevoerde hoeveelheden afval moeten worden uitgevoerd om veranderingen in de overbrenging van afvalstoffen op te sporen en aldus de EU te beschermen en de verwezenlijking van de in de Green Deal en het actieplan voor een circulaire economie beschreven EU-doelstellingen te ondersteunen.

1.10.

Alle OESO- en niet-OESO-landen moeten voldoen aan dezelfde, in de EU vastgestelde strenge criteria in verband met milieuverbintenissen en er moet worden aangetoond dat alle ontvangende landen hun eigen binnenlandse afval reeds op een milieuhygiënisch verantwoorde wijze beheren die vergelijkbaar is met de EU-normen, en met inachtneming van de kernverdragen en arbeidsnormen van de IAO.

1.11.

Het EESC steunt de handhaving van de inspectie- en onderzoeksprocedures en dringt aan op volledige samenwerking tussen de lidstaten en met de Unie, alsook op een geharmoniseerde sanctieregeling die doeltreffend is en in verhouding staat tot de inbreuk. Niet-vertrouwelijke gegevens moeten openbaar toegankelijk worden gemaakt voor alle belanghebbende partijen, met inbegrip van de sociale partners, niet-gouvernementele organisaties, gemeenten en burgers.

1.12.

Productiebedrijven moeten worden gestimuleerd om hun producten zo te ontwerpen dat ze geschikt zijn voor hergebruik en recycling. Er is behoefte aan nationale en Europese strategieën waarbij de sociale partners, vertegenwoordigers van kmo’s en maatschappelijke organisaties worden betrokken en die via samenwerkingsplatforms moeten worden bevorderd. Het Europees stakeholdersplatform voor de circulaire economie (1) is in dit verband een uitstekend voorbeeld.

1.13.

Het EESC verzoekt de Europese Commissie na te gaan of het mogelijk is een waarnemingspost voor de markt van secundaire grondstoffen op te richten, die sectoraal ontwikkelingsbeleid en manieren om de bestaande knelpunten weg te nemen kan analyseren en aanbevelen, en die waardevolle secundaire grondstoffen in de EU kan behouden. Daarbij zou een adviserende rol voor de Europese Commissie moeten zijn weggelegd.

1.14.

Tot slot dringt het Comité erop aan dat vijf jaar na de inwerkingtreding van de verordening een grondige effectbeoordeling van de uitvoering ervan wordt gemaakt.

2.   Inleiding en algemene opmerkingen

2.1.

Het verbruik van materialen zoals metalen, mineralen, biomassa en fossiele brandstoffen zal naar verwachting tegen 2060 verdubbelen (2), hetgeen op zijn beurt uiteraard zal leiden tot een toename van de jaarlijkse afvalproductie met 70 % tegen 2050 (3). Landen met een hoog inkomen zijn wereldwijd de grootste exporteurs van afval, terwijl ontwikkelingslanden de grootste importeurs zijn (4).

2.2.

Productiebedrijven besteden ongeveer 40 % van de totale productiekosten aan grondstoffen. Momenteel is slechts 12 % van de materiële middelen die in de EU-industrie worden gebruikt, afkomstig van gerecyclede producten en teruggewonnen materialen (5). De grootste belemmering voor het gebruik van secundaire grondstoffen is hun hoge prijs, vergeleken met nieuwe grondstoffen.

2.3.

Op 17 november 2021 heeft de Europese Commissie het voorstel voor een verordening betreffende de overbrenging van afvalstoffen en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1257/2013 (6) en (EU) 2020/1056 (7) (verordening) gepubliceerd. De verordening vervangt de 15 jaar oude Verordening (EG) nr. 1013/2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen (8), na oproepen van het Europees Parlement (9) en het Europees Economisch en Sociaal Comité (10) om deze te herzien, en bouwt voort op de ambities die zijn aangekondigd in de Europese Green Deal (11) en het actieplan voor de circulaire economie (12).

2.4.

Groeiende hoeveelheden afval en de economische ontwikkeling hebben geleid tot een toename van de uitvoer van afvalstoffen uit de EU naar derde landen, hetgeen op zijn beurt heeft geleid tot een aantal negatieve milieu- en gezondheidseffecten in de landen van bestemming. De verordening is bedoeld om de procedures voor de overbrenging binnen de EU met het oog op hergebruik en recycling gemakkelijker en sneller te maken, een aantal duidelijke regels voor uitvoer, invoer en doorvoer van afvalstoffen in te voeren en het huidige EU-kader voor het tegengaan van illegale overbrenging te handhaven.

2.5.

Het EESC is ingenomen met het voorstel van de Commissie voor een nieuwe verordening en de begeleidende mededeling en beschouwt de bescherming van de menselijke gezondheid en het milieu als een topprioriteit van de EU. Als koploper in de strijd tegen klimaatverandering moet de EU de op haar grondgebied geproduceerde afvalstoffen kunnen verwerken in plaats van het naar andere landen uit te voeren. Er is dringend behoefte aan een overgang naar nieuwe bedrijfsmodellen waarmee bedrijven meer teruggeven aan de aarde dan ze gebruiken, aangevuld met duurzaam gedrag van alle betrokken belanghebbenden. Investeringen in milieuvriendelijke infrastructuur voor afvalbeheer moeten een prioriteit blijven, vooral in landen waar inbreukprocedures worden ingeleid.

2.6.

In economisch opzicht kan afval een belangrijke waarde hebben wat betreft de nuttige toepassing van secundaire grondstoffen, waardoor het bijdraagt aan de circulaire economie van de EU, de afhankelijkheid van bepaalde primaire grondstoffen vermindert en het energieverbruik dat nodig is om in Europa primaire grondstoffen te produceren, wordt teruggedrongen, evenals de CO2-uitstoot. Voorts is het EESC van mening dat de uitvoer van hoogwaardig recycleerbaar afval, en met name de uitvoer van afval met een hoog gehalte aan kritieke grondstoffen, schadelijk is voor de duurzaamheid in de EU en haar mondiale concurrentievermogen ondermijnt. Waardevolle hulpbronnen worden namelijk aan externe concurrenten geleverd.

3.   Afvaltransporten binnen de EU

3.1.

Uit de door de Commissie georganiseerde raadpleging van belanghebbenden is gebleken dat er behoefte is aan:

digitalisering van de kennisgevingsprocedures;

een actualisering van het fasttracksysteem;

gemeenschappelijke en transparante regels voor de indeling van afvalstoffen en de berekening van borgsommen;

afstemming op het nabijheidsbeginsel en de afvalhiërarchie.

3.2.

Een gefragmenteerde uitvoering van de verordening van 2006 in de EU heeft geleid tot langdurige procedures voor afvaltransporten binnen de EU en tot aanhoudende administratieve lasten. Dit brengt vertragingen en financiële verliezen mee voor marktdeelnemers, die worden ontmoedigd om afval voor terugwinning binnen de EU over te brengen.

3.3.

Het EESC is van mening dat in de Unie geproduceerd afval, indien technisch mogelijk, binnen de Unie op milieuhygiënisch, economisch en sociaal verantwoorde wijze moet worden gerecycled, steeds met inachtneming van de milieu-, gezondheids- en veiligheidsnormen. Door een grotere hoeveelheid intern getransporteerd afval en snellere procedures zal de circulaire economie in de Unie worden versterkt, zal worden bijgedragen aan het concurrentievermogen en de strategische autonomie van de EU en zal de basis worden gelegd voor nieuwe banen.

3.4.

Het is van het allergrootste belang de recyclingcapaciteit binnen de grenzen van de EU op te voeren en zo de koolstof- en milieuvoetafdruk te verkleinen. Dit zou ook kunnen leiden tot meer werkgelegenheid in deze sector; de cijfers van de Europese Commissie waaruit blijkt dat er tussen de 9 000 en 23 000 nieuwe banen zullen worden gecreëerd in de recycling- en hergebruiksector zijn veelbelovend, en zouden nog hoger kunnen uitvallen als de recyclingcapaciteit op de juiste manier wordt opgevoerd.

3.5.

Het Comité acht het volstrekt onaanvaardbaar dat sommige lidstaten nog steeds op papieren procedures vertrouwen en dat soms zelfs regio’s van eenzelfde lidstaat de handhavingsprocedures op verschillende manieren interpreteren. Het EESC verzoekt de lidstaten dan ook om zo snel mogelijk de door de Europese Commissie voorgestelde digitale oplossingen te omarmen en te zorgen voor een vlotte overgang naar een geharmoniseerd en transparant Europees kader, overeenstemming te bereiken over de goedkeuring van geharmoniseerde criteria voor procedures van voorafgaande goedkeuring en de Commissie de bevoegdheid te geven om gedelegeerde handelingen vast te stellen voor een gemeenschappelijke indeling van afvalstoffen. Er moeten onmiddellijk financiële middelen en technische bijstand ter beschikking worden gesteld om de operationele capaciteit te vergroten.

3.6.

De Commissie stelt voor de berekeningsprocedure voor de borgsom voor afvaltransporten te harmoniseren. Het EESC is ermee ingenomen dat dit zal leiden tot meer voorspelbaarheid voor bedrijven, maar dringt erop aan dat deze bedragen zodanig evenredig worden berekend dat zij geen extra belasting voor de marktdeelnemers vormen. Het EESC is van mening dat de borgsom uiteraard alle risico’s van afvaltransporten moet dekken, maar de bedrijven niet mag overbelasten, vooral omdat er veel kleine en middelgrote ondernemingen met beperkte liquiditeit bij het proces betrokken zijn.

3.7.

Het EESC dringt aan op meer financieringsmogelijkheden van de Europese Unie en de lidstaten voor het oprichten en/of moderniseren van recyclinginrichtingen van de EU en het ontdekken van innovatieve technologieën voor het hergebruik en de recycling van afval. Er moeten onverwijld eindmarkten voor “grondstoffen uit recycling” worden ontwikkeld teneinde een volledig functionerende markt voor secundaire grondstoffen tot stand te brengen, waarbij afgedankte producten worden omgezet in nieuwe grondstoffen voor productie. De EU dient ook de beschikbaarheid en de kwaliteit van recyclaten te vergroten, waarbij de nadruk wordt gelegd op het vermogen van een materiaal om na recycling zijn inherente eigenschappen te behouden en op zijn vermogen om primaire grondstoffen in toekomstige toepassingen te vervangen. Dit zal leiden tot een toename van de verwerkingscapaciteit in de Unie, tot nieuwe hoogwaardige en groene banen en tot de mogelijkheid om na te gaan welk soort grondstoffen niet nuttig toepasbaar afval oplevert, en dit op lange termijn te verwijderen of te vervangen.

4.   Uitvoer, invoer en doorvoer van afvalstoffen

4.1.

In de afgelopen 17 jaar is de hoeveelheid afval die naar derde landen wordt uitgevoerd met 75 % toegenomen tot ongeveer 33 miljoen ton per jaar (13), waarbij vaak weinig of geen rekening wordt gehouden met de manier waarop de bestemmingsinrichtingen functioneren en het afval verwerken. Het in de EU ingevoerde afval bedraagt 16 miljoen ton per jaar, terwijl binnen de EU 70 miljoen ton afval wordt verhandeld.

4.2.

De EU neemt deel aan meer dan tachtig vrijhandelsovereenkomsten, waarvan er ongeveer veertig in behandeling zijn of waarover nog wordt onderhandeld. Het EESC acht het zeer ongepast dat slechts twee daarvan expliciet gewag maken van circulaire economie (14) en dringt erop aan meer nadruk te leggen op het versterken van de hoofdstukken over duurzame ontwikkeling in alle bestaande en toekomstige vrijhandelsovereenkomsten en ervoor te zorgen dat deze doeltreffend worden uitgevoerd.

4.3.

Door de vrij recente beperkingen voor de handel in kunststofafval die China, India, Thailand, Vietnam en Maleisië hebben opgelegd, is aan het licht gekomen dat de EU al te afhankelijk is van buitenlandse afvalverwerking. De onaanvaardbare afhankelijkheid van de uitvoer van afval maakt de economie van de EU kwetsbaar voor verstoringen van de toeleveringsketens.

4.4.

Bij de uitvoer van afvalstoffen moeten de voorschriften inzake volledige transparantie worden nageleefd en moet openbaar beschikbare informatie worden verstrekt over de normen inzake milieuhygiënisch verantwoord beheer in het land van bestemming. Het EESC is ingenomen met het voorstel van de Commissie om externe afvalvoorzieningen door derden te laten controleren en is van mening dat zij gedetailleerde bepalingen over de ecologische voetafdruk en de arbeidsomstandigheden moeten opnemen. Voor producten die voor hergebruik worden overgebracht, moet het beginsel dat de vervuiler betaalt worden gehandhaafd en moeten de heffingen in verband met de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid aan het product worden gekoppeld, aangezien de consumenten deze hebben betaald om de afvalfase te dekken, ongeacht waar deze plaatsvindt. Voorts moeten de sociale partners en relevante ngo’s bij de auditprocedures worden betrokken, terwijl infrastructuren voor open gegevens moeten worden gefinancierd en beschikbaar moeten worden gesteld. De klachtenregelingen voor ngo’s en andere relevante belanghebbenden moeten worden uitgebreid.

4.5.

Het EESC moedigt in de EU gevestigde of erkende auditors (door aangemelde instanties van de EU, met relevante kwalificaties) aan om auditprocedures uit te voeren op het niveau van de faciliteit en op nationaal niveau, om ervoor te zorgen dat in het land van bestemming van het afval wordt voldaan aan de menselijke gezondheids-, milieu- en sociale normen van het EU-land. Er zijn meer gedetailleerde auditprocedures nodig, evenals criteria voor toezicht, klachten en sancties. Ook moet een beschrijving worden gegeven van de (op volume en risico gebaseerde) criteria die aanleiding kunnen geven tot audits.

4.6.

Het Comité moedigt kmo’s aan om auditprocedures voor inrichtingen in derde landen uit te voeren via organisaties voor producentenverantwoordelijkheid, aangezien de financiële lasten voor dergelijke operaties hierdoor zouden moeten dalen. Gezondheid, veiligheid en arbeidsomstandigheden moeten goed worden beschermd en gemonitord. Investeringen in de opleiding en knowhow van werknemers moeten worden gedekt door een specifieke toewijzing in het kader van het ESF+.

4.7.

Het EESC erkent dat overheden en marktdeelnemers enige aanpassingstijd nodig hebben om de nieuwe regels toe te passen en na te leven. Het EESC is echter van mening dat de voorgestelde termijn van drie jaar na de inwerkingtreding van de verordening weinig ambitieus is en pleit voor een overgangsperiode van maximaal twee jaar.

4.8.

De Europese Commissie heeft een termijn van dertig dagen voorgesteld waarbinnen de bevoegde autoriteiten van doorvoer geldige bezwaren tegen een geplande overbrenging voor nuttige toepassing kenbaar kunnen maken. Het EESC is van mening dat deze termijn moet worden teruggebracht tot tien dagen om de operabiliteit te waarborgen en onnodige vertragingen te voorkomen. Voorts dringt het EESC erop aan dat deze autoriteiten een duidelijke beperking wordt opgelegd om te voorkomen dat zij meer dan eens bezwaar aantekenen tegen eenzelfde overbrenging.

4.9.

Het Comité dringt erop aan dat het EDI-systeem wordt uitgebreid tot alle afvaltransporten die bestemd zijn voor uitvoer, invoer en doorvoer. Het is de enige manier om de traceerbaarheid en transparantie van deze processen te waarborgen, zodat daarvoor dezelfde regels gelden als voor interne overbrengingen. De Commissie en de lidstaten moeten alles in het werk stellen om dit systeem zo spoedig mogelijk in te voeren, in ieder geval binnen de voorgestelde termijn van twee jaar. Het EESC dringt erop aan dat daarvoor voldoende personele en technische middelen worden ingezet.

4.10.

Het feit dat bepaalde landen van bestemming kunnen worden vrijgesteld van de verplichting om aan te tonen in welke mate zij voldoen aan de essentiële voorwaarden op het gebied van menselijke gezondheid en milieu, alleen omdat zij lid zijn van de OESO, is in strijd met de geest van de hervorming en kan het hele systeem ondermijnen. Het EESC vraagt dat de OESO- en niet OESO-landen met het oog op de uitvoer van afvalstoffen aan dezelfde strenge criteria inzake milieuverbintenissen zouden moeten voldoen als de in de EU vastgestelde criteria. Voorts dringt het EESC erop aan dat wordt aangetoond dat alle ontvangende landen hun eigen binnenlandse afval reeds op een milieuhygiënisch verantwoorde wijze beheren die vergelijkbaar is met de EU-praktijk en de kernverdragen en arbeidsnormen van de IAO naleven.

5.   Illegale handel in afval

5.1.

De verschillende handhavingsprocedures van de verordening van 2006 in de lidstaten hebben geleid tot een toename van illegale afvaltransporten. De cijfers zijn moeilijk te kwantificeren, maar aangenomen wordt dat 30 % van alle afvaltransporten in Europa illegaal is en jaarlijks een waarde van ongeveer 9,5 miljard EUR vertegenwoordigt (15).

5.2.

Uit de raadpleging van belanghebbenden is gebleken dat er veel steun is voor de aanscherping van de procedures ter bestrijding van illegale overbrenging van afvalstoffen. Er moet strenger worden gecontroleerd op de uitvoer, invoer en doorvoer van afval om milieucriminaliteit te bestrijden en illegale handel tegen te gaan. Het EESC is ingenomen met en steunt de handhaving van de inspectie- en onderzoeksprocedures en dringt aan op volledige samenwerking tussen de lidstaten en met de Unie, in overeenstemming met de nieuwe EU-strategie voor de aanpak van georganiseerde criminaliteit (2021-2025) (16). Dankzij de betrokkenheid van OLAF kan het tekort aan personele middelen in sommige lidstaten worden opgevangen en kan worden gezorgd voor een doeltreffender samenwerkingskader.

5.3.

Handel in afvalstoffen blijft een van de ernstigste milieudelicten en wordt beschouwd als een activiteit die veel winst oplevert en waaraan weinig risico’s zijn verbonden, met verwoestende gevolgen voor de menselijke gezondheid en het milieu. De Europese Rekenkamer heeft opgemerkt dat er nog steeds weinig illegale gevallen van geïdentificeerde handel in afvalstoffen worden ontdekt en dat het vervolgingspercentage lager ligt dan bij andere soorten misdrijven, terwijl de toegepaste sancties niet evenredig en afschrikkend zijn (17). Dat komt hoofdzakelijk doordat de afvaltransportketens zeer complex zijn en het moeilijk is te bewijzen dat de betrokkenen op de hoogte waren van de illegale activiteit, en temeer daar afval verschillende keren van eigenaar kan wisselen en in een ander land terecht kan komen voordat het illegaal wordt verwijderd.

5.4.

Belanghebbenden in het bedrijfsleven en ngo’s zijn in staat om mogelijke illegale afvaltransporten te volgen en er verslag over uit te brengen, zodra zij toegang hebben tot gegevens. Het EESC dringt er dan ook op aan dat niet-vertrouwelijke gegevens ter beschikking worden gesteld aan alle belanghebbende partijen, met inbegrip van de sociale partners, niet-gouvernementele organisaties, gemeenten en burgers. Het EESC is van mening dat een uitgebreide verzameling van gegevens en meer transparantie zullen leiden tot een betere controle en een vermindering van illegale afvaltransporten.

5.5.

Het EESC is echter van mening dat er een duidelijk onderscheid moet worden gemaakt tussen de geïdentificeerde illegale handelaars en de marktdeelnemers die schuldig zijn bevonden aan een menselijke documentatiefout, met name met betrekking tot bijlage VII (18), zoals in het verleden het geval was. Het EESC dringt aan op een geharmoniseerde sanctieregeling die doeltreffend is en in verhouding staat tot de inbreuk.

6.   Slotopmerkingen

6.1.

Het zou nu voor iedereen duidelijk moeten zijn dat we te veel afval produceren, hetgeen nog eens wordt aangevuld door het gebrek aan nieuwe natuurlijke hulpbronnen. Het EESC dringt aan op een regelgevingskader dat het gebruik van gerecyclede materialen stimuleert, hetgeen op zijn beurt zal bijdragen aan lagere koolstofemissies en zal voorkomen dat kostbaar afval op stortplaatsen terechtkomt. Het gebruik van afval als hulpbron staat centraal in het actieplan voor de circulaire economie en het EESC heeft al verklaard dat “[om] de economische ontwikkeling los te koppelen van het gebruik van natuurlijke hulpbronnen en de milieugevolgen ervan, […] de EU ambitieuzere doelstellingen [moet] vaststellen” (19).

6.2.

In overeenstemming met de beginselen van de circulaire economie dringt het Comité aan op wetgevingsvoorstellen om productiebedrijven te stimuleren hun producten zo te ontwerpen dat ze geschikt zijn voor hergebruik en recycling en om de ontwikkeling van circulaire bedrijfsmodellen te omarmen. Er moeten Europese en nationale strategieën en wetgevingskaders worden uitgewerkt om deze overgang te stimuleren en om vervroegde veroudering van producten tegen te gaan. Daarbij moeten de sociale partners, vertegenwoordigers van kmo’s en maatschappelijke organisaties worden betrokken. De overgang naar een circulaire economie betekent enerzijds dat de waarde van de producten langer in de economie wordt gehouden en anderzijds dat meer gebruik wordt gemaakt van secundaire grondstoffen. Derhalve is het van het allergrootste belang de toegang tot innovatieve oplossingen voor de omzetting van afval in secundaire grondstoffen te vergemakkelijken en moet dit worden bevorderd via onlineplatforms (zoals het Europees stakeholdersplatform voor de circulaire economie) en de uitwisseling van beste praktijken.

6.3.

Het EESC acht de invoering van de EDI volstrekt noodzakelijk en in overeenstemming met de digitale strategie van de EU (20) en dringt aan op een snelle uitvoering ervan, aangezien hierdoor de economische verliezen voor bedrijven kunnen worden beperkt en kan worden gezorgd voor snellere procedures en kwaliteitsbewaking. Het EESC is ook van mening dat dankzij het elektronische systeem de transparantie en efficiëntie zullen toenemen, de gegevens beter traceerbaar zullen zijn, een kader voor intensieve samenwerking tussen de lidstaten zal worden gecreëerd en de ontwikkeling van sterke afvalmarkten zal worden gestimuleerd. Verder stelt het voor om gebruik te maken van moderne technologieën voor monitoring van vervoer (internet der dingen en satellieten) en blockchaintechnologie met het oog op gegevensbeveiliging.

6.4.

Er moet een duidelijk onderscheid worden gemaakt tussen afvaltransporten voor hergebruik en recycling en transporten voor minder nuttige toepassing, zoals verbranding. Het is absoluut noodzakelijk om van meet af aan te beschikken over de juiste onderzoeksinstrumenten en duidelijke criteria om afvaltransporten onder valse voorwendselen te verbieden.

6.5.

Het EESC verzoekt de Europese Commissie na te gaan of het mogelijk is een waarnemingspost voor de markt van secundaire grondstoffen op te richten, die sectoraal ontwikkelingsbeleid en manieren om de bestaande knelpunten weg te nemen kan analyseren en aanbevelen. Bij de waarnemingspost zouden alle relevante Europese belanghebbenden moeten worden betrokken en zou een adviserende rol voor de Commissie moeten zijn weggelegd.

6.6.

Ten slotte is het EESC van mening dat de Europese Commissie vijf jaar na de inwerkingtreding van de verordening een grondige effectbeoordeling van de uitvoering ervan moet maken.

Brussel, 23 februari 2022.

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Christa SCHWENG


(1)  https://circulareconomy.europa.eu/platform/en

(2)  OESO, 2018, Global Material Resources Outlook to 2060.

(3)  World Bank Group: A Global Snapshot of Solid Waste Management to 2050.

(4)  The Institute for European Environmental policy: EU circular economy and trade.

(5)  Eurostat — Circular economy in the EU.

(6)  PB L 330 van 10.12.2013, blz. 1.

(7)  PB L 249 van 31.7.2020, blz. 33.

(8)  PB L 190 van 12.7.2006, blz. 1.

(9)  Europees Parlement: verordening betreffende de overbrenging van afvalstoffen — Herziening van Verordening (EG) nr. 1013/2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen.

(10)  EESC-advies over veerkracht op het gebied van kritieke grondstoffen (PB C 220 van 9.6.2021, blz. 118.

(11)  COM(2019) 640 final.

(12)  COM(2020) 98 final.

(13)  Mededeling: Ons afval, onze verantwoordelijkheid.

(14)  De vrijhandelsovereenkomsten met Mexico en Nieuw-Zeeland.

(15)  Vragen en antwoorden over nieuwe EU-regels voor afvaltransporten.

(16)  EU-strategie voor de aanpak van georganiseerde criminaliteit (2021-2025).

(17)  Analyse nr. 4/2020: EU-maatregelen om de kunststofafvalproblematiek aan te pakken.

(18)  Bijlage VII — Begeleidende informatie bij overbrengingen van afvalstoffen.

(19)  Advies van het EESC over de tenuitvoerlegging van de EU-milieuwetgeving op het gebied van luchtkwaliteit, water en afvalstoffen (PB C 110 van 22.3.2019, blz. 33).

(20)  De Europese digitale strategie — De digitale toekomst van Europa vormgeven.


Top