This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52021AE3275
Opinion of the European Economic and Social Committee on the communication from the Commission to the European Parliament, the Council, the European Economic and Social Committee and the Committee of the Regions – EU strategic framework on health and safety at work 2021 2027 – Occupational safety and health in a changing world of work (COM(2021) 323 final)
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s — Strategisch EU-kader voor gezondheid en veiligheid op het werk 2021-2027 — Gezondheid en veiligheid op het werk in een veranderende arbeidswereld (COM(2021) 323 final)
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s — Strategisch EU-kader voor gezondheid en veiligheid op het werk 2021-2027 — Gezondheid en veiligheid op het werk in een veranderende arbeidswereld (COM(2021) 323 final)
EESC 2021/03275
PB C 105 van 4.3.2022, p. 114–127
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
4.3.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 105/114 |
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s — Strategisch EU-kader voor gezondheid en veiligheid op het werk 2021-2027 — Gezondheid en veiligheid op het werk in een veranderende arbeidswereld
(COM(2021) 323 final)
(2022/C 105/18)
Rapporteur: |
Carlos Manuel TRINDADE |
Raadpleging |
Commissie, 10.8.2021 |
Rechtsgrond |
Artikel 153, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie |
Bevoegde afdeling |
Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Burgerschap |
Goedkeuring door de afdeling |
6.10.2021 |
Goedkeuring door de voltallige vergadering |
20.10.2021 |
Zitting nr. |
564 |
Stemuitslag (voor/tegen/onthoudingen) |
153/25/41 |
1. Conclusies en aanbevelingen
1.1. |
De bescherming van werknemers tegen gezondheids- en veiligheidsrisico’s op het werk is de sleutel tot fatsoenlijke en duurzame arbeidsomstandigheden en is verankerd in de Verdragen en het Handvest van de grondrechten. Het gaat om een recht dat is vastgelegd in beginsel 10 van de Europese pijler van sociale rechten en dat van fundamenteel belang is voor de verwezenlijking van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties (1). |
1.2. |
Het EESC is het volmondig met de Commissie eens dat “gezonde en veilige arbeidsomstandigheden […] een voorwaarde (zijn) voor gezonde en productieve arbeidskrachten. Niemand zou mogen lijden aan werkgerelateerde ziekten of het slachtoffer worden van ongevallen op het werk. Ze vormen ook een belangrijk aspect van de duurzaamheid en het concurrentievermogen van de economie van de EU” (2). Tevens is het een feit dat “veilige en gezonde werkplekken […] de kosten van gezondheidszorg en andere maatschappelijke lasten (verlagen). Gebrekkige veiligheid en gezondheid op het werk veroorzaakt hoge kosten voor individuen, bedrijven en de samenleving” (3). |
1.3. |
Het EESC staat in grote lijnen achter de in het strategisch kader uiteengezette visie en acties, maar formuleert in dit advies wel een aantal opmerkingen, voorstellen en aanbevelingen. Met name de volgende punten kunnen zijn goedkeuring wegdragen: |
1.3.1. |
Het EESC wijst met name op de verklaring van de Commissie dat zij “eind 2021, tenzij de sociale partners bereid zijn onderling te onderhandelen, een initiatief (zal) voorstellen om de arbeidsomstandigheden van mensen die via digitale platforms werken, te verbeteren […] (en zo) te zorgen voor adequate arbeidsomstandigheden, ook op het gebied van gezondheid en veiligheid” (4). |
1.3.2. |
Het staat voorts achter: i) de “Vision Zero”-benadering van werkgerelateerde sterfgevallen; ii) de maatregelen ter bestrijding van kanker; iii) de ratificatie van het IAO-verdrag van 2019 (nr. 190); iv) het voor eind 2021 voor te stellen wetgevingsinitiatief over het voorkomen en bestrijden van gendergerelateerd geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld, en v) het feit dat de Commissie psychosociale en ergonomische risico’s wil opnemen in de campagne voor gezonde werkplekken. |
1.3.3. |
Het EESC is het er in grote lijnen mee eens dat: i) “het van essentieel belang [is] lering te trekken uit de COVID-19-pandemie en de paraatheid voor mogelijke toekomstige gezondheidscrises te vergroten” en dat “synergieën tussen veiligheid en gezondheid op het werk en volksgezondheid […] verder [moeten] worden ontwikkeld”; ii) COVID-19 wordt opgenomen in de aanbeveling betreffende de Europese lijst van beroepsziekten (5). |
1.3.4. |
In het algemeen vindt het EESC het met name een goede zaak dat: i) de lidstaten initiatieven moeten nemen om “de neerwaartse trend in het aantal arbeidsinspecties […] aan te pakken”; ii) in 2023 een topontmoeting over gezondheid en veiligheid op het werk moet worden gehouden, met bijzondere aandacht voor de vooruitgang die is geboekt met de “Vision Zero”-benadering van werkgerelateerde sterfgevallen; iii) er een nieuwe indicator is gekomen voor dodelijke arbeidsongevallen, die al was voorgesteld in het actieplan voor de Europese pijler van sociale rechten; iv) het werk van arbeidsinspecteurs wordt verbeterd door middel van begeleiding en opleiding op Europees en lidstaatniveau; v) de samenwerking op EU- en lidstaatniveau wordt bevorderd om te zorgen voor een consistente handhaving; vi) ondernemingen, met name micro- en kleine ondernemingen, begeleid en ondersteund worden bij de naleving van de wetgeving inzake gezondheid en veiligheid op het werk (6). |
1.3.5. |
In grote lijnen vindt het EESC het met name positief dat: i) de EU, de IAO en de WHO samenwerken op het gebied van gegevens en kennis; ii) de EU, in samenwerking met de lidstaten, een nieuwe indicator zal helpen ontwikkelen inzake sterfte door ziekten die worden toegeschreven aan risicofactoren op het werk (in het kader van de VN-doelstellingen voor duurzame ontwikkeling); iii) de EU er voorstander van is dat het recht op veilige en gezonde arbeidsomstandigheden wordt opgenomen in het IAO-kader van fundamentele beginselen en rechten op het werk; iv) de EU zich sterk wil maken voor veiligheid en gezondheid in mondiale toeleveringsketens; v) de EU ervoor wil zorgen dat veiligheid en gezondheid naar behoren in aanmerking worden genomen in bindende toezeggingen inzake arbeids- en sociale normen en in toekomstige handelsovereenkomsten van de EU fatsoenlijk werk wil bevorderen; vi) aan kandidaat-lidstaten steun wordt verleend om het EU-acquis inzake veiligheid en gezondheid op het werk in hun wetgeving op te nemen (7). |
1.4. |
In het bijzonder zou het Comité graag zien dat de Commissie de volgende maatregelen en initiatieven opneemt in het strategisch EU-kader voor 2021-2027: |
1.4.1. |
Over paragraaf 2.1: i) volgens het strategisch kader zijn de regels inzake veiligheid en gezondheid op het werk niet van toepassing op zelfstandigen. Het Comité verzoekt de Commissie om samen met deskundigen en de sociale partners tijdig na te gaan wat in dit verband de beste oplossing is, met de nodige aandacht voor zelfstandigen, die ook recht hebben op een veilige en gezonde werkomgeving. De bevindingen van deze studie zouden tijdens de top over veiligheid en gezondheid op het werk van 2023 moeten worden gepresenteerd; ii) daarnaast dringt het EESC erop aan dat de Commissie haar geplande niet-wetgevend EU-initiatief inzake geestelijke gezondheid op het werk omzet in een wetgevend initiatief; hiervoor worden in het strategisch kader immers een aantal gegronde redenen genoemd. |
1.4.2. |
Over paragraaf 2.2: i) het EESC verzoekt de Commissie beroepsgerelateerde kankers op te nemen in het toekomstige Europees plan voor kankerbestrijding en de richtlijn carcinogene en mutagene agentia uit te breiden tot reprotoxische stoffen en gevaarlijke geneesmiddelen; tevens dient de gezondheidstoestand van werknemers die aan carcinogene agentia zijn blootgesteld over een langere periode te worden gevolgd, ook al werken zij niet meer in dezelfde omstandigheden; ii) ook pleit het ervoor dat de bepaling dat “de Commissie beoordeelt op welke manier de richtlijn inzake sancties tegen werkgevers (2009/52/EG) doeltreffender kan worden gemaakt”, wordt aangewend om zwaardere sancties in te voeren voor werkgevers die de richtlijn niet naleven; iii) het EESC wijst erop dat de recente COVID-19-pandemie heeft aangetoond dat een wetgevingsinitiatief inzake de preventie van psychosociale risico’s dringend geboden is; iv) het wijst erop dat de ervaring en het onderzoek naar spier- en skeletaandoeningen leren dat ook in dit verband een wetgevingsinitiatief noodzakelijk is. |
1.4.3. |
Over paragraaf 2.3: i) het EESC stelt voor de aanbeveling betreffende de Europese lijst van beroepsziekten om te zetten in een richtlijn; ii) het wijst erop dat lering moet worden getrokken uit recente ervaringen om de richtlijn biologische agentia te verbeteren; iii) wat de nationale arbeidsinspecties betreft, wijst het EESC erop dat tegen het einde van de looptijd van het strategisch kader de IAO-doelstelling van één arbeidsinspecteur per 10 000 werknemers moet worden gehaald. Lukt dat niet, dan zou de Commissie een wetgevingsinitiatief in die zin moeten indienen. |
1.4.4. |
Over hoofdstuk 3: het EESC merkt op dat in het strategisch kader naar behoren recht moet worden gedaan aan de werkzaamheden van de Europese Arbeidsautoriteit (ELA), die immers een belangrijke rol speelt bij de coördinatie van grensoverschrijdende inspecties. |
1.5. |
De vooruitgang van de afgelopen jaren ten spijt is er nog steeds een schrijnend gebrek aan informatie over en kennis van de stand van zaken met betrekking tot gezondheid en veiligheid op het werk in de EU en de lidstaten. Het EESC is ervan overtuigd dat deze kennis onontbeerlijk is om de problemen nauwkeurig in kaart te brengen en om risico’s te voorkomen, passend beleid vast te stellen, en de uitvoering en resultaten daarvan in de EU en de afzonderlijke lidstaten te monitoren, met name waar het gaat om de in het strategisch kader voor gezondheid en veiligheid op het werk voor de periode 2021-2027 vastgelegde doelstellingen en acties. |
1.6. |
Bij de herziening van de bestaande nationale en EU-wetgeving op het gebied van veiligheid en gezondheid op het werk moet rekening worden gehouden met de ecologische, digitale, demografische en sociale veranderingen van de Europese economie, met name op het vlak van werk, teneinde werknemers en zelfstandigen te beschermen, conform paragraaf 1.4.1, punt i). |
1.7. |
Het zijn met name de lidstaten die verantwoordelijk zijn voor de naleving van de wetgeving inzake gezondheid en veiligheid op het werk en die moeten zorgen voor gezonde en veilige arbeidsomstandigheden voor alle Europese werknemers, met name seizoenarbeiders en de meest kwetsbare groepen zoals jongeren, ouderen, vrouwen, mensen met een handicap, migranten en mensen met een onzekere baan. De arbeidsinspectie, die de afgelopen jaren in veel lidstaten de broekriem heeft moeten aanhalen, moet meer technische en personele middelen krijgen, maar daarnaast zijn meer coördinatie, samenwerking en opleiding op Europees niveau van cruciaal belang om de handhaving van de wetgeving inzake gezondheid en veiligheid op het werk verregaand te verbeteren. Voorts moeten de lidstaten als eerste inzetten op begeleiding en ondersteuning van kmo’s, met name micro-ondernemingen, zodat zij de wetgeving inzake gezondheid en veiligheid op het werk kunnen naleven. Als hoedster van de Verdragen is het aan de Europese Commissie erop toe zien dat de lidstaten de wetgeving inzake gezondheid en veiligheid op het werk naar behoren naleven. |
1.8. |
Het Comité zou graag zien dat de Commissie en de lidstaten in het kader van de actualisering van de nationale strategieën op het gebied van veiligheid en gezondheid op het werk, een permanente sociale dialoog tussen de sociale partners op gang brengen over gezonde en veilige arbeidsomstandigheden in de verschillende sectoren, in bedrijven en op de werkplek. Participatie van vakbonden en werknemersvertegenwoordigers en voortdurend overleg over risicobeoordeling en preventie zijn fundamenteel om een veilige en gezonde werkomgeving tot stand te brengen, wat dan weer rechtstreeks van invloed is op de gezondheid van werknemers, de productiviteit van bedrijven en de gezondheidszorg. |
1.9. |
In het licht van de uitdagingen van de globalisering en het Europese streven “om de normen voor veiligheid en gezondheid op het werk wereldwijd te verhogen” beveelt het EESC de Commissie en de lidstaten aan om nauw samen te werken met de IAO en de WHO om het recht op veilige en gezonde arbeidsomstandigheden te bevorderen in het kader van de fundamentele principes en rechten op het werk van de IAO en met het oog op de naleving van deze beginselen door mondiale toeleveringsketens. |
2. Algemene achtergrond
2.1. |
Het EESC neemt nota van het volgende: “Al bijna twintig jaar spelen de strategische kaders van de EU op het gebied van veiligheid en gezondheid op het werk een centrale rol in de manier waarop nationale autoriteiten en sociale partners besluiten nemen over doelstellingen op het gebied van veiligheid en gezondheid op het werk” (8). Hoewel het belang van deze strategische kaders voor de nationale plannen buiten kijf staat, wil het EESC er toch op wijzen dat ze onvoldoende zichtbaar zijn en dat de vakbonden en werkgeversorganisaties in verschillende lidstaten te weinig worden betrokken bij de uitwerking en monitoring ervan. |
2.2. |
In de evaluatie van het strategisch EU-kader voor gezondheid en veiligheid op het werk 2014-2020 worden met name de volgende punten belicht: i) de beperkte middelen van de lidstaten; ii) de noodzaak om meer aandacht te besteden aan beroepsziekten, demografische veranderingen, psychosociale risico’s en spier- en skeletaandoeningen, en iii) de noodzaak om zowel arbeidsinspecties als bedrijven te helpen hun normen op het gebied van veiligheid en gezondheid op het werk te verbeteren (9). |
2.3. |
Dankzij de Europese wetgeving zijn deze risico’s teruggedrongen en zijn de normen voor gezondheid en veiligheid op het werk in alle economische sectoren en in alle lidstaten verbeterd. Toch is er nog werk aan de winkel, en door de COVID-19-pandemie zijn de nog bestaande risico’s ernstiger geworden. |
2.4. |
De laatste jaren is aanzienlijke vooruitgang geboekt op het gebied van veiligheid en gezondheid op het werk: het aantal dodelijke arbeidsongevallen in de EU is tussen 1994 en 2018 met ongeveer 70 % gedaald. Hoewel factoren als de Europese de-industrialisering en betere medische zorg tot die daling hebben bijgedragen, hebben ook de EU-bepalingen inzake veiligheid en gezondheid op het werk een belangrijke rol gespeeld (10). |
2.5. |
Deze vooruitgang ten spijt werden er in 2018 in de EU-27 nog steeds meer dan 3 300 dodelijke en 3,1 miljoen niet-dodelijke ongevallen geteld. Jaarlijks sterven meer dan 200 000 werknemers aan werkgerelateerde ziekten. Dit alles brengt heel wat menselijk leed met zich mee; er moet dan ook voortdurend worden gestreefd naar het handhaven en verbeteren van de beschermingsnormen voor werknemers (11). |
2.6. |
Werkgerelateerde ongevallen en ziekten kosten de EU-economie jaarlijks meer dan 3,3 % van het bbp (ca. 460 miljard EUR in 2019). Uit ramingen blijkt dat elke euro die in veiligheid en gezondheid op het werk wordt geïnvesteerd, de werkgever bijna twee keer zo veel oplevert (12). |
2.7. |
De COVID-19-pandemie heeft aangetoond dat veiligheid en gezondheid op het werk cruciaal zijn voor de bescherming van de gezondheid van werknemers, het functioneren van onze samenleving en de continuïteit van kritieke economische activiteiten. Het EESC sluit zich aan bij de vaststelling dat uit de pandemie ook is gebleken dat het streven naar veiligheid en gezondheid op het werk als een rode draad door het volksgezondheidsbeleid moet lopen en dat tussen beide dimensies synergieën tot stand moeten worden gebracht die rechtstreeks van invloed zijn op “het functioneren van onze samenleving en […] de continuïteit van kritieke economische en sociale activiteiten” (13). |
3. Het strategisch EU-kader voor gezondheid en veiligheid op het werk (2021-2027)
3.1. |
Het is tegen deze achtergrond dat de Commissie het nieuwe strategisch EU-kader voor gezondheid en veiligheid op het werk voor de periode 2021-2027 (14) (hierna “het strategisch kader”) presenteert; de drie hoofddoelstellingen van dit kader, dat werd aangekondigd in de Europese pijler van sociale rechten, luiden als volgt:
|
3.2. |
Het EESC is het met de Commissie eens dat om deze doelstellingen te verwezenlijken, moet worden ingezet op:
|
3.3. |
Tijdens de looptijd van het strategisch kader zouden 36 acties ten uitvoer moeten worden gelegd; 17 daarvan vallen rechtstreeks onder de verantwoordelijkheid van de Commissie, 16 onder de verantwoordelijkheid van de lidstaten en 3 onder de verantwoordelijkheid van de sociale partners. |
4. Opmerkingen over het strategisch kader
4.1. Over paragraaf 2.1 — Veranderingen: anticiperen en beheren
4.1.1. |
Met de ecologische en de digitale transitie verandert ook de aard van functies, arbeidspatronen en werkplekken; het is voor de lidstaten en het bedrijfsleven dan ook geen sinecure om de gezondheid en het welzijn van de werknemers te waarborgen. |
4.1.2. |
De vergrijzing van de beroepsbevolking houdt in dat de werkomgeving en het werk moeten worden aangepast aan de specifieke behoeften van oudere werknemers, om zo de risico's tot een minimum te beperken. Om adequaat te kunnen inspelen op de demografische veranderingen, zijn veiligheid en gezondheid op het werk van cruciaal belang. |
4.1.3. |
Digitale technologieën kunnen de werknemers — waaronder ook werknemers met een handicap en oudere werknemers — nieuwe mogelijkheden bieden om het evenwicht tussen werk en privéleven voor zowel vrouwen als mannen te verbeteren, en de veiligheid en gezondheid op het werk verbeteren door middel van toegankelijke instrumenten, bewustmaking en efficiëntere inspectie. |
4.1.4. |
Het EESC meent dat robotisering en het gebruik van artificiële intelligentie gevaarlijke taken, bijvoorbeeld in sterk verontreinigde gebieden — men denke aan afvalwatersystemen, stortplaatsen of landbouw-fumigatiegebieden — minder risicovol kunnen maken en nieuwe perspectieven kunnen openen voor zowel werknemers als bedrijven. Toch hebben nieuwe technologieën ook een keerzijde: het werk wordt namelijk op onregelmatige tijdstippen en wisselende plaatsen uitgevoerd, de werknemers kunnen worden gecontroleerd, en de nieuwe instrumenten en machines brengen risico’s mee, waardoor de mentale belasting toeneemt, met een stijging van het aantal psychosomatische ziekten tot gevolg; adequate maatregelen zijn dan ook geboden. |
4.1.5. |
Hoewel al veel van de risico’s die voortvloeien uit de veranderingen in de industrie, de apparatuur en de werkplekken onder de EU-wetgeving inzake veiligheid en gezondheid op het werk vallen, is het EESC het met de Europese Commissie eens dat de technologische vooruitgang, de vergrijzing van de beroepsbevolking en de veranderende vormen van werk nieuwe wetgevingsvoorstellen vereisen. |
4.1.6. |
In dit verband beveelt het EESC de Commissie aan om de kaderrichtlijn inzake veiligheid en gezondheid op het werk aan te passen aan de nieuwe situatie op het gebied van werk en de nieuwe risico’s en uitdagingen in verband met de klimaatverandering (zoals werk in de buitenlucht bij hoge temperaturen), de demografische veranderingen en de digitalisering. |
4.1.7. |
De psychosociale risico’s, die ook vóór de pandemie al zeer groot waren, zijn nog toegenomen als gevolg van COVID-19, de massale en niet geplande invoering van gedwongen telewerk en de bijzondere omstandigheden die daarmee gepaard gaan, zoals het verdwijnen van de grens tussen werk en privéleven, het voortdurend online zijn, het gebrek aan sociale interactie en het toegenomen gebruik van ICT. |
4.2. Over paragraaf 2.2: betere preventie van werkgerelateerde ziekten en arbeidsongevallen
4.2.1. |
Het EESC is het eens met de Commissie, en dan vooral met haar Vision Zero-benadering van werkgerelateerde sterfgevallen en de versterking van de preventiecultuur, zaken die alleen mogelijk zijn door: “i) grondig onderzoek naar ongevallen en sterfgevallen op de werkplek; ii) het in kaart brengen en aanpakken van de oorzaken van die ongevallen en sterfgevallen; iii) vergroten van het bewustzijn omtrent de risico’s in verband met werkgerelateerde ongevallen, letsels en beroepsziekten, en iv) het opvoeren van de handhaving van bestaande voorschriften en richtsnoeren.” |
4.2.2. |
Het EESC vindt de naar schatting 100 000 sterfgevallen als gevolg van beroepsgerelateerde kanker onaanvaardbaar en roept de lidstaten op tot een snelle uitvoering van de strategie van de routekaart voor kankerverwekkende stoffen, die als doel heeft om op EU-niveau de grenswaarden te respecteren en andere vastgestelde bepalingen uit te voeren, de blootstelling aan 26 gevaarlijke stoffen te beperken en de arbeidsomstandigheden voor ongeveer 40 miljoen werknemers te verbeteren. Het EESC is van mening dat de lijst van gevaarlijke stoffen moet worden herzien en aangevuld, met name met nanomaterialen en de carcinogene effecten daarvan, en beveelt aan het aantal kankerverwekkende stoffen waarvoor blootstellingslimieten gelden, op te trekken tot 50. |
4.2.3. |
Het EESC roept de Commissie en de lidstaten op de gezondheid op het werk te bevorderen en prioriteit te geven aan onderzoek en gegevensverzameling, zowel op EU- als op nationaal niveau. Daarbij moeten zij zich met name richten op werkgerelateerde hart- en vaatziekten, spier- en skeletaandoeningen en psychosociale risico’s. |
4.2.4. |
Het EESC staat achter het voorstel om de methodologie voor de behandeling van gevaarlijke stoffen voortdurend bij te werken en na te gaan hoe de vaststelling van grenswaarden voor gezondheid en veiligheid op het werk efficiënter kan verlopen. Het EESC is overtuigd voorstander van de behandeling van gevaarlijke stoffen op basis van wetenschappelijke beoordeling, in overeenstemming met het beginsel “één stof, één beoordeling”. Het overleg met het tripartiete Raadgevend Comité voor veiligheid en gezondheid op de arbeidsplaats en de nauwe betrokkenheid van alle belanghebbenden hebben vruchten afgeworpen. |
4.2.5. |
In de wetenschap dat gezondheidswerkers die worden blootgesteld aan gevaarlijke geneesmiddelen en andere risico’s volgens het Europees Parlement en de belanghebbenden moeten worden beschermd, is het EESC van mening dat in dit verband actie nodig is, niet alleen door middel van opleiding, onderwijs en begeleiding, maar ook door middel van bindende wetgeving. |
4.2.6. |
Erkenning van diversiteit, waaronder verschillen en ongelijkheden tussen mannen en vrouwen, en bestrijding van discriminatie op de arbeidsmarkt zijn van essentieel belang om de veiligheid en gezondheid van werknemers te waarborgen, met name bij het beoordelen van risico’s. Daarbij moet sterker worden ingezet op het voorkomen van gendervooroordelen. Hoe dan ook mag niet uit het oog worden verloren dat de biologische gesteldheid (borstvoeding, zwangerschap) van invloed kan zijn op het vermogen om te werken. |
4.2.7. |
Personen met een handicap moeten betere kansen op de arbeidsmarkt krijgen, onder meer door de concrete uitvoering van programma’s voor gezondheid en veiligheid op het werk en voor beroepsrevalidatie voor mensen met chronische ziekten of slachtoffers van ongevallen. |
4.2.8. |
Bijzonder kwetsbare groepen werknemers moeten beter worden beschermd. In dit verband moeten arbeidsinspecties en de ratificatie van het Verdrag van 2019 inzake geweld en intimidatie speciale aandacht krijgen van alle lidstaten. Het EESC dringt er bij alle lidstaten op aan dit verdrag te ratificeren tijdens de uitvoeringsperiode van de strategie. |
4.3. Over paragraaf 2.3: Paraatheid vergroten — snel reageren op bedreigingen
4.3.1. |
Tijdens de COVID-19-crisis bleek hoe belangrijk veiligheid en gezondheid op het werk waren om werknemers, bedrijven en lidstaten te helpen levens te beschermen en goed om te gaan met risico’s, teneinde het welzijn, de bedrijfscontinuïteit en duurzaamheid te waarborgen. |
4.3.2. |
Dankzij synergieën tussen gezondheid en veiligheid op het werk en volksgezondheid kon er tijdens de crisis doeltreffend worden opgetreden, wat een les voor de toekomst is. Deze interactie moet in alle lidstaten worden versterkt, zodat de EU voorbereid kan zijn op toekomstige gezondheidscrises. |
4.3.3. |
EU-OSHA heeft belangrijk werk verricht: het heeft samen met de lidstaten en de sociale partners richtsnoeren ontwikkeld met behulp waarvan bedrijven, met name kleine en middelgrote bedrijven, adequaat hebben kunnen reageren op de verschillende fasen van de pandemie. |
4.3.4. |
Dankzij de indeling van het SARS-CoV-2-virus onder de richtlijn biologische agentia kon de bescherming van werknemers die rechtstreeks in contact komen met het virus, zoals centra voor de productie, distributie en toediening van vaccins, worden gewaarborgd. |
4.3.5. |
Tijdens de pandemie is gebleken dat mobiele en grensarbeiders, onder wie seizoenarbeiders, migranten en mensen met een onzekere baan, in sterkere mate worden blootgesteld aan ongezonde of onveilige werkomstandigheden, zoals slechte of overbevolkte huisvesting of een gebrek aan informatie over hun rechten. Het EESC dringt er bij de lidstaten op aan hun verplichtingen op het gebied van veiligheid en gezondheid op het werk na te komen en meer voorlichting te geven over de noodzaak om voor rechtvaardige en veilige arbeids- en leefomstandigheden voor seizoenarbeiders en mobiele en grensarbeiders te zorgen. |
4.3.6. |
De Commissie benadrukt dat het belangrijk is steun te verlenen aan werknemers die besmet zijn met COVID-19 en aan gezinnen die gezinsleden hebben verloren door blootstelling aan SARS-CoV-2 op hun werk, en wijst erop dat 25 lidstaten al stappen in die richting hebben gezet, onder meer door COVID-19 als beroepsziekte te erkennen (15). |
4.4. Over hoofdstuk 3: Het geactualiseerde strategische kader uitvoeren
4.4.1. |
De Commissie wijst er terecht op dat “de sociale partners […] een bijzonder goede positie [hebben] om oplossingen te vinden die zijn aangepast aan de omstandigheden van een specifieke activiteit of sector” (16). |
4.4.2. |
Tijdens de pandemie is gebleken dat ook in bedrijven en op de werkvloer veel besmettingen plaatsvinden. Daarom is het des te belangrijker dat er maatregelen voor veiligheid en gezondheid op het werk komen die goed zijn toegesneden op elke afzonderlijke economische eenheid. |
4.4.3. |
In dit verband zouden binnen het strategische kader initiatieven moeten worden genomen voor een permanente sociale dialoog tussen de sociale partners over de voorwaarden voor gezondheid en veiligheid op het werk in de verschillende sectoren, en dan met name in de bedrijfssector. Als vakbonden en werknemersvertegenwoordigers hieraan deelnemen en voortdurend worden geraadpleegd over de stand van zaken, in nauwe coördinatie met collectieve onderhandelingen — waarbij risico’s beoordeeld, voorkomen en beheerd worden, kansen worden gecreëerd en voor veilige en gezonde werkomgevingen wordt gezorgd — heeft dat een rechtstreeks effect op de gezondheid van werknemers, op de productiviteit en het concurrentievermogen van bedrijven en op de samenleving zelf, met name wat de gezondheidszorg betreft. |
4.4.4. |
Het EESC is het met de Commissie eens dat alleen nauwkeurige en tijdige kennis van de stand van zaken met betrekking tot gezondheid en veiligheid op het werk, zowel in de EU als in de afzonderlijke lidstaten, het mogelijk maakt problemen in kaart te brengen, risico’s te voorkomen, passend beleid vast te stellen, de uitvoering ervan te monitoren en de resultaten ervan te analyseren. Ook de kennis van wetenschappelijke en technologische innovaties en de voortdurende integratie hiervan in de politieke besluitvorming maken het mogelijk het beleid voortdurend te ontwikkelen. |
4.4.5. |
Het EESC onderschrijft de behoefte aan actuele en realistische databanken voor gezondheid en veiligheid op het werk op EU- en lidstaatniveau, met nieuwe sociale indicatoren, die onderzoek en rapportages, analyses en studies naar alle facetten van dit onderwerp mogelijk maken (17). |
4.4.6. |
Het EESC neemt er nota van dat “het succes van dit strategisch kader […] grotendeels af[hangt] van de uitvoering ervan op nationaal en lokaal niveau” (18). Dit betekent dat de lidstaten een grotere verantwoordelijkheid hebben om de wetgeving na te leven en te handhaven en om de sociale dialoog te bevorderen en belemmeringen hiervoor weg te nemen. Tot de basisvoorwaarden voor het welslagen van het strategisch kader behoren namelijk de inzet van arbeidsinspecties in de lidstaten, de activiteiten van technici en artsen op het gebied van de arbeidsgeneeskunde en de participatie van vakbonden en vertegenwoordigers van werknemers voor wat betreft gezondheid en veiligheid op het werk. |
4.4.7. |
Om de doelstellingen van het strategisch kader te kunnen verwezenlijken mag niet vergeten worden dat bedrijven op het gebied van veiligheid en gezondheid op het werk een alomvattende verantwoordelijkheid hebben, zowel voor werknemers op de werkplek als voor werknemers die telewerken. Er kunnen echter problemen opduiken wanneer werknemers vanuit huis werken of op een andere plaats die voor de werkgever niet controleerbaar of toegankelijk is. |
4.4.8. |
Voor de verwezenlijking van de doelstellingen van het strategisch kader, en dan vooral wat de Vision Zero-benadering van werkgerelateerde sterfgevallen betreft, moet er inderdaad, zoals de Commissie schrijft, meer bewustzijn komen omtrent de risico’s in verband met werkgerelateerde ongevallen, letsels en beroepsziekten. Hoewel bewustmaking een van de belangrijkste maatregelen is voor de tenuitvoerlegging van de wetgeving, ligt de sleutel van een eventueel succes in bestaande wetgeving en, a posteriori, in participatie en monitoring. Om de doelstellingen van de strategie te verwezenlijken, is het van cruciaal belang dat de klemtoon wordt gelegd op preventie en de naleving van de richtlijnen inzake veiligheid en gezondheid op het werk. |
4.4.9. |
Vooral de actieve participatie van de sociale partners en alle andere belanghebbenden is hierbij van belang. In dit verband zou de Commissie meer nadruk moeten leggen op de rol van het Raadgevend Comité voor veiligheid en gezondheid op de arbeidsplaats. |
4.4.10. |
Hoewel de verwezenlijking van deze doelstellingen een zaak is van alle belanghebbenden — lidstaten, bedrijven, arbeidsinspecties en werknemers — is niet iedereen in dezelfde mate verantwoordelijk. Aangezien werknemers het kwetsbaarst zijn en de minste macht hebben, moeten zij ook de meeste bescherming krijgen. |
4.4.11. |
Indien werknemers van mening zijn dat er op hun werkplek een risico op ongevallen of ernstige ziekte bestaat, en dan met name ongevallen met dodelijke afloop of levensbedreigende ziekte, dan moeten zij kunnen weigeren om daar te werken. Als hun leven in gevaar is doordat het bedrijf de regels inzake veiligheid en gezondheid op het werk niet naleeft, dienen zij bovendien in ultimo recht op beëindiging van hun arbeidscontract en op een schadeloosstelling te hebben. |
4.4.12. |
Er zijn elf Europese fondsen en financiële mechanismen waaruit maatregelen voor de verschillende aspecten van veiligheid en gezondheid op het werk gefinancierd kunnen worden (19). Financiële steunverlening voor acties op het gebied van gezondheid en veiligheid op het werk is een van de belangrijkste maatregelen voor het welslagen van het strategisch kader. Het EESC beveelt de Commissie aan om de lidstaten en met name de sociale partners meer gedetailleerde informatie te verstrekken, zodat deze beter toegang krijgen tot (de uitvoering van) projecten op het gebied van veiligheid en gezondheid op het werk. |
4.5. Over hoofdstuk 4: Wereldwijd doeltreffende normen voor veiligheid en gezondheid op het werk bevorderen
4.5.1. |
Het EESC onderschrijft de stelling dat “in een geglobaliseerde wereld […] bedreigingen voor veiligheid en gezondheid niet [stoppen] bij de grens” en dat het strategisch kader als doel heeft om “de normen voor veiligheid en gezondheid op het werk wereldwijd te verhogen” (20). |
4.5.2. |
Ook is het EESC ingenomen met het voornemen van de Commissie om samen te werken met de IAO bij de uitvoering en monitoring van de eeuwfeestverklaring van 2019 over de toekomst van werk, en ervoor te ijveren dat het recht op veilige en gezonde arbeidsomstandigheden wordt opgenomen in het IAO-kader van fundamentele beginselen en rechten op het werk. |
Brussel, 20 oktober 2021.
De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité
Christa SCHWENG
(1) Mededeling van de Commissie (COM(2021) 323 final).
(2) Ibidem.
(3) Ibidem.
(4) Ibidem.
(5) Ibidem.
(6) Ibidem.
(7) Ibidem.
(8) Ibidem.
(9) Ibidem.
(10) Mededeling van de Commissie (COM(2021) 323 final).
(11) Ibidem.
(12) Ibidem.
(13) Mededeling van de Commissie (COM(2021) 323 final).
(14) Ibidem.
(15) Ibidem.
(16) Ibidem.
(17) Ibidem.
(18) Ibidem.
(19) Ibidem.
(20) Ibidem.
BIJLAGE
De volgende wijzigingsvoorstellen, die meer dan een kwart van het aantal uitgebrachte stemmen kregen, werden tijdens de beraadslagingen verworpen (artikel 43, lid 2, rvo):
WIJZIGINGSVOORSTEL 1
Ingediend door:
LE BRETON Marie-Pierre
MINCHEVA Mariya
PILAWSKI Lech
VADÁSZ Borbála
VERNICOS George
SOC/698 — Strategisch EU-kader voor gezondheid en veiligheid op het werk 2021-2027
Paragraaf 4.1.5
Wijzigen:
Afdelingsadvies |
Wijzigingsvoorstel |
Hoewel al veel van de risico’s die voortvloeien uit de veranderingen in de industrie, de apparatuur en de werkplekken onder de EU-wetgeving inzake veiligheid en gezondheid op het werk vallen, is het EESC het met de Europese Commissie eens dat de technologische vooruitgang, de vergrijzing van de beroepsbevolking en de veranderende vormen van werk nieuwe wetgevingsvoorstellen vereisen. |
Hoewel al veel van de risico’s die voortvloeien uit de veranderingen in de industrie, de apparatuur en de werkplekken onder de EU-wetgeving inzake veiligheid en gezondheid op het werk vallen, is het EESC het met de Europese Commissie eens dat de technologische vooruitgang, de vergrijzing van de beroepsbevolking en de veranderende vormen van werk mogelijk nieuwe wetgevingsvoorstellen vereisen. |
Stemuitslag:
Voor: |
70 |
Tegen: |
118 |
Onthoudingen: |
11 |
WIJZIGINGSVOORSTEL 2
Ingediend door:
LE BRETON Marie-Pierre
MINCHEVA Mariya
PILAWSKI Lech
VADÁSZ Borbála
VERNICOS George
SOC/698 — Strategisch EU-kader voor gezondheid en veiligheid op het werk 2021-2027
Paragraaf 4.1.6
Wijzigen:
Afdelingsadvies |
Wijzigingsvoorstel |
In dit verband beveelt het EESC de Commissie aan om de kaderrichtlijn inzake veiligheid en gezondheid op het werk aan te passen aan de nieuwe situatie op het gebied van werk en de nieuwe risico’s en uitdagingen in verband met de klimaatverandering (zoals werk in de buitenlucht bij hoge temperaturen), de demografische veranderingen en de digitalisering. |
In dit verband beveelt het EESC de Commissie aan om nauwlettend te blijven toezien op de uitvoering van de kaderrichtlijn inzake veiligheid en gezondheid op het werk en deze eventueel te herzien, om ervoor te zorgen dat de richtlijn ook betrekking heeft op de nieuwe risico’s en uitdagingen in verband met de klimaatverandering (zoals werk in de buitenlucht bij hoge temperaturen), de demografische veranderingen en de digitalisering. |
Stemuitslag:
Voor: |
68 |
Tegen: |
124 |
Onthoudingen: |
12 |
WIJZIGINGSVOORSTEL 3
Ingediend door:
LE BRETON Marie-Pierre
MINCHEVA Mariya
PILAWSKI Lech
VADÁSZ Borbála
VERNICOS George
SOC/698 — Strategisch EU-kader voor gezondheid en veiligheid op het werk 2021-2027
Paragraaf 4.2.2
Wijzigen:
Afdelingsadvies |
Wijzigingsvoorstel |
Het EESC vindt de naar schatting 100 000 sterfgevallen als gevolg van beroepsgerelateerde kanker onaanvaardbaar en roept de lidstaten op tot een snelle uitvoering van de strategie van de routekaart voor kankerverwekkende stoffen, die als doel heeft om op EU-niveau de grenswaarden te respecteren en andere vastgestelde bepalingen uit te voeren, de blootstelling aan 26 gevaarlijke stoffen te beperken en de arbeidsomstandigheden voor ongeveer 40 miljoen werknemers te verbeteren. Het EESC is van mening dat de lijst van gevaarlijke stoffen moet worden herzien en aangevuld, met name met nanomaterialen en de carcinogene effecten daarvan , en beveelt aan het aantal kankerverwekkende stoffen waarvoor blootstellingslimieten gelden, op te trekken tot 50 . |
Het EESC vindt de naar schatting 100 000 sterfgevallen als gevolg van beroepsgerelateerde kanker onaanvaardbaar en roept de lidstaten op tot een snelle uitvoering van de strategie van de routekaart voor kankerverwekkende stoffen, die als doel heeft om op EU-niveau de grenswaarden te respecteren en andere vastgestelde bepalingen uit te voeren, de blootstelling aan 26 gevaarlijke stoffen te beperken en de arbeidsomstandigheden voor ongeveer 40 miljoen werknemers te verbeteren. Het EESC is van mening dat de lijst van gevaarlijke stoffen moet worden herzien en aangevuld, met name met specifieke nanomaterialen met bewezen carcinogene effecten, en beveelt aan al het mogelijk te doen om het aantal kankerverwekkende stoffen waarvoor blootstellingslimieten gelden, op te trekken. |
Stemuitslag:
Voor: |
68 |
Tegen: |
135 |
Onthoudingen: |
6 |
WIJZIGINGSVOORSTEL 4
Ingediend door:
LE BRETON Marie-Pierre
MINCHEVA Mariya
PILAWSKI Lech
VADÁSZ Borbála
VERNICOS George
SOC/698 — Strategisch EU-kader voor gezondheid en veiligheid op het werk 2021-2027
Paragraaf 4.2.5
Wijzigen:
Afdelingsadvies |
Wijzigingsvoorstel |
In de wetenschap dat gezondheidswerkers die worden blootgesteld aan gevaarlijke geneesmiddelen en andere risico’s volgens het Europees Parlement en de belanghebbenden moeten worden beschermd, is het EESC van mening dat in dit verband actie nodig is, niet alleen door middel van opleiding, onderwijs en begeleiding, maar ook door middel van bindende wetgeving . |
In de wetenschap dat gezondheidswerkers die worden blootgesteld aan gevaarlijke geneesmiddelen en andere risico’s volgens het Europees Parlement en de belanghebbenden moeten worden beschermd, is het EESC van mening dat in dit verband niet alleen opleiding, onderwijs en begeleiding nodig zijn, maar dat de bestaande wetgeving ook efficiënt moet worden uitgevoerd . |
Stemuitslag:
Voor: |
71 |
Tegen: |
133 |
Onthoudingen: |
9 |
WIJZIGINGSVOORSTEL 5
Ingediend door:
LE BRETON Marie-Pierre
MINCHEVA Mariya
PILAWSKI Lech
VADÁSZ Borbála
VERNICOS George
SOC/698 — Strategisch EU-kader voor gezondheid en veiligheid op het werk 2021-2027
Paragraaf 4.3.5
Wijzigen:
Afdelingsadvies |
Wijzigingsvoorstel |
Tijdens de pandemie is gebleken dat mobiele en grensarbeiders, onder wie seizoenarbeiders , migranten en mensen met een onzekere baan, in sterkere mate worden blootgesteld aan ongezonde of onveilige werkomstandigheden, zoals slechte of overbevolkte huisvesting of een gebrek aan informatie over hun rechten. Het EESC dringt er bij de lidstaten op aan hun verplichtingen op het gebied van veiligheid en gezondheid op het werk na te komen en meer voorlichting te geven over de noodzaak om voor rechtvaardige en veilige arbeids- en leefomstandigheden voor seizoenarbeiders en mobiele en grensarbeiders te zorgen. |
Tijdens de pandemie is gebleken dat mobiele en grensarbeiders, onder wie seizoenarbeiders en arbeidsmigranten met een onzekere baan, in sterkere mate zouden kunnen worden blootgesteld aan ongezonde of onveilige werkomstandigheden, zoals slechte of overbevolkte huisvesting of een gebrek aan informatie over hun rechten. Het EESC dringt er bij de lidstaten op aan hun verplichtingen op het gebied van veiligheid en gezondheid op het werk na te komen en meer voorlichting te geven over de noodzaak om voor rechtvaardige en veilige arbeids- en leefomstandigheden voor seizoenarbeiders en mobiele en grensarbeiders te zorgen. |
Stemuitslag:
Voor: |
72 |
Tegen: |
125 |
Onthoudingen: |
11 |
WIJZIGINGSVOORSTEL 6
Ingediend door:
LE BRETON Marie-Pierre
MINCHEVA Mariya
PILAWSKI Lech
VADÁSZ Borbála
VERNICOS George
SOC/698 — Strategisch EU-kader voor gezondheid en veiligheid op het werk 2021-2027
Paragraaf 4.4.11
Paragraaf schrappen:
Afdelingsadvies |
Wijzigingsvoorstel |
Indien werknemers van mening zijn dat er op hun werkplek een risico op ongevallen of ernstige ziekte bestaat, en dan met name ongevallen met dodelijke afloop of levensbedreigende ziekte, dan moeten zij kunnen weigeren om daar te werken. Als hun leven in gevaar is doordat het bedrijf de regels inzake veiligheid en gezondheid op het werk niet naleeft, dienen zij bovendien in ultimo recht op beëindiging van hun arbeidscontract en op een schadeloosstelling te hebben. |
|
Stemuitslag:
Voor: |
69 |
Tegen: |
135 |
Onthoudingen: |
8 |
WIJZIGINGSVOORSTEL 7
Ingediend door:
LE BRETON Marie-Pierre
MINCHEVA Mariya
PILAWSKI Lech
VADÁSZ Borbála
VERNICOS George
SOC/698 — Strategisch EU-kader voor gezondheid en veiligheid op het werk 2021-2027
Paragraaf 1.4.1
Wijzigen:
Afdelingsadvies |
Wijzigingsvoorstel |
Over paragraaf 2.1: i) volgens het strategisch kader zijn de regels inzake veiligheid en gezondheid op het werk niet van toepassing op zelfstandigen. Het Comité verzoekt de Commissie om samen met deskundigen en de sociale partners tijdig na te gaan wat in dit verband de beste oplossing is, met de nodige aandacht voor zelfstandigen, die ook recht hebben op een veilige en gezonde werkomgeving. De bevindingen van deze studie zouden tijdens de top over veiligheid en gezondheid op het werk van 2023 moeten worden gepresenteerd; ii) daarnaast dringt het EESC erop aan dat de Commissie haar geplande niet-wetgevend EU-initiatief inzake geestelijke gezondheid op het werk omzet in een wetgevend initiatief; hiervoor worden in het strategisch kader immers een aantal gegronde redenen genoemd. |
Over paragraaf 2.1: i) volgens het strategisch kader zijn de regels inzake veiligheid en gezondheid op het werk niet van toepassing op zelfstandigen. Het Comité verzoekt de Commissie om samen met deskundigen en de sociale partners tijdig na te gaan wat in dit verband de beste oplossing is, met de nodige aandacht voor zelfstandigen, die ook recht hebben op een veilige en gezonde werkomgeving. De bevindingen van deze studie zouden tijdens de top over veiligheid en gezondheid op het werk van 2023 moeten worden gepresenteerd; ii) daarnaast is het EESC ingenomen met de aanpak van de Commissie, die een niet-wetgevend EU-initiatief inzake geestelijke gezondheid op het werk plant. |
Stemuitslag:
Voor: |
66 |
Tegen: |
135 |
Onthoudingen: |
8 |
WIJZIGINGSVOORSTEL 8
Ingediend door:
LE BRETON Marie-Pierre
MINCHEVA Mariya
PILAWSKI Lech
VADÁSZ Borbála
VERNICOS George
SOC/698 — Strategisch EU-kader voor gezondheid en veiligheid op het werk 2021-2027
Paragraaf 1.4.2
Wijzigen:
Afdelingsadvies |
Wijzigingsvoorstel |
Over paragraaf 2.2: i) het EESC verzoekt de Commissie beroepsgerelateerde kankers op te nemen in het toekomstige Europees plan voor kankerbestrijding en de richtlijn carcinogene en mutagene agentia uit te breiden tot reprotoxische stoffen en gevaarlijke geneesmiddelen; tevens dient de gezondheidstoestand van werknemers die aan carcinogene agentia zijn blootgesteld over een langere periode te worden gevolgd, ook al werken zij niet meer in dezelfde omstandigheden ; ii) ook pleit het ervoor dat de bepaling dat “de Commissie beoordeelt op welke manier de richtlijn inzake sancties tegen werkgevers (2009/52/EG) doeltreffender kan worden gemaakt”, wordt aangewend om zwaardere sancties in te voeren voor werkgevers die de richtlijn niet naleven ; iii) het EESC wijst erop dat de recente COVID-19-pandemie heeft aangetoond dat een wetgevingsinitiatief inzake de preventie van psychosociale risico’s dringend geboden is ; iv) het wijst erop dat de ervaring en het onderzoek naar spier- en skeletaandoeningen leren dat ook in dit verband een wetgevingsinitiatief noodzakelijk is . |
Over paragraaf 2.2: i) het EESC steunt het voorstel in het strategisch kader voor gezondheid en veiligheid op het werk om een prioriteitenlijst op te stellen van reprotoxische stoffen die moeten worden aangepakt, op basis van het advies van het Raadgevend Comité voor veiligheid en gezondheid op de arbeidsplaats om een lijst van prioritaire stoffen vast te stellen waarvoor grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling van toepassing moeten zijn, en verzoekt de Commissie beroepsgerelateerde kankers op te nemen in het toekomstige Europees plan voor kankerbestrijding; ii) ook pleit het ervoor dat de bepaling dat “de Commissie beoordeelt op welke manier de richtlijn inzake sancties tegen werkgevers (2009/52/EG) doeltreffender kan worden gemaakt”, leidt tot een doeltreffende uitvoering en handhaving ; iii) stemt in met de aanpak van de Commissie om, in samenwerking met de lidstaten en sociale partners, een niet-wetgevingsinitiatief op EU-niveau met betrekking tot de geestelijke gezondheid op het werk voor te bereiden, waarin nieuwe kwesties in verband met de geestelijke gezondheid van werknemers worden geëvalueerd; iv) steunt de doelstelling van de Commissie om psychosociale en ergonomische risico’s onderdeel te maken van de campagne voor gezonde werkplekken . |
Stemuitslag:
Voor: |
70 |
Tegen: |
140 |
Onthoudingen: |
7 |
WIJZIGINGSVOORSTEL 9
Ingediend door:
LE BRETON Marie-Pierre
MINCHEVA Mariya
PILAWSKI Lech
VADÁSZ Borbála
VERNICOS George
SOC/698 — Strategisch EU-kader voor gezondheid en veiligheid op het werk 2021-2027
Paragraaf 1.4.3
Wijzigen:
Afdelingsadvies |
Wijzigingsvoorstel |
Over paragraaf 2.3: i) het EESC stelt voor de aanbeveling betreffende de Europese lijst van beroepsziekten om te zetten in een richtlijn ; ii) het wijst erop dat lering moet worden getrokken uit recente ervaringen om de richtlijn biologische agentia te verbeteren; iii) wat de nationale arbeidsinspecties betreft, wijst het EESC erop dat tegen het einde van de looptijd van het strategisch kader de IAO-doelstelling van één arbeidsinspecteur per 10 000 werknemers moet worden gehaald . Lukt dat niet, dan zou de Commissie een wetgevingsinitiatief in die zin moeten indienen. |
Over paragraaf 2.3: i) het EESC wijst erop dat de aanbeveling betreffende de Europese lijst van beroepsziekten een gepaste follow-up moet krijgen in de lidstaten ; ii) het wijst erop dat lering is getrokken uit recente ervaringen om de richtlijn biologische agentia te verbeteren. |
Stemuitslag:
Voor: |
70 |
Tegen: |
133 |
Onthoudingen: |
7 |