Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52021AE1861

    Advies van het Europees Economisch en Sociaal comité over het Voorstel voor een verordening van de Raad tot oprichting van de Gemeenschappelijke Ondernemingen in het kader van Horizon Europa (COM(2021) 87 final — 2021/0048-(NLE))

    EESC 2021/01861

    PB C 341 van 24.8.2021, p. 29–33 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    24.8.2021   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 341/29


    Advies van het Europees Economisch en Sociaal comité over het Voorstel voor een verordening van de Raad tot oprichting van de Gemeenschappelijke Ondernemingen in het kader van Horizon Europa

    (COM(2021) 87 final — 2021/0048-(NLE))

    (2021/C 341/04)

    Algemeen rapporteur:

    Anastasis YIAPANIS

    Raadpleging

    Raad van de Europese Unie, 6.5.2021

    Rechtsgrondslag

    Artikelen 187 en 188 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

    Bevoegde afdeling

    Interne Markt, Productie en Consumptie

    Besluit van het bureau

    23.3.2021

    Goedkeuring door de voltallige vergadering

    9.6.2021

    Zitting nr.

    561

    Stemuitslag

    (voor/tegen/onthoudingen)

    160/0/3

    1.   Conclusies en aanbevelingen

    1.1

    Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) is van mening dat de eindresultaten van de activiteiten van Gemeenschappelijke Ondernemingen van het grootste belang zijn voor de toekomst van de Europese economie. Nu is het goede moment om alle mogelijke middelen aan te wenden en onze economie te hervormen en een impuls te geven aan baanbrekende technologieën en duurzame economische modellen.

    1.2

    De interactie en samenwerking met andere Europese partnerschappen moeten gericht zijn op strategische resultaten, waarbij impact het uitgangspunt is. Synergieën tussen de verschillende financieringsprogramma’s en beleidsterreinen van de Unie en tussen EU- en nationale financiering op het niveau van de lidstaten zijn van essentieel belang om ervoor te zorgen dat O&O-projecten de grootst mogelijke impact hebben.

    1.3

    Het is niet helemaal duidelijk of de Europese partnerschappen open zullen staan voor zo veel mogelijk belanghebbenden en hoe dit in zijn werk zal gaan. Het EESC is van mening dat de beginselen van open deelname en transparantie in acht moeten worden genomen bij de activiteiten van alle Gemeenschappelijke Ondernemingen.

    1.4

    Het succes van de Gemeenschappelijke Ondernemingen staat of valt met de betrokkenheid van sociale partners en maatschappelijke organisaties, die niet alleen deskundige input kunnen leveren, maar ook kunnen fungeren als communicatiekanalen. Het EESC roept op tot een permanente dialoog met het maatschappelijk middenveld in de adviesgroepen van de Gemeenschappelijke Onderneming en pleit voor de betrokkenheid van relevante sociale partners en maatschappelijke organisaties in de groepen van belanghebbenden van de Gemeenschappelijke Ondernemingen.

    1.5

    Heterogene regels voor de verschillende Gemeenschappelijke Ondernemingen zorgen voor onduidelijkheid en het EESC zou graag zien dat er voor een zo homogeen mogelijke benadering wordt gekozen, met inachtneming van de specifieke eigenschappen van iedere Gemeenschappelijke Onderneming.

    1.6

    Het EESC maakt zich zorgen over het feit dat bij meerdere ondernemingen slechts een beperkt aantal organisaties in aanmerking komt als particulier stichtend lid. Het vraagt ook om openheid en transparantie bij de selectie van de geassocieerde leden. De Gemeenschappelijke Ondernemingen zouden moeten streven naar het lidmaatschap van zo veel mogelijk lidstaten. Gezien het beginsel van een openbare oproep voor financiering levert het maar beperkte voordelen op om lid te worden. Daarom zou het aantal zetels voor particulieren in de raad van bestuur moeten worden verhoogd, zoals in de Gemeenschappelijke Onderneming “schone luchtvaart”.

    1.7

    Artikel 26, lid 4, onder b), moet worden gewijzigd naar “de financiële bijdragen van leden en bijdragende partners aan de operationele kosten van de Gemeenschappelijke Onderneming”. Het is niet duidelijk in hoeverre bijdragende partners deelnemen aan de activiteiten en betrokken worden bij governance, welke voordelen een financiële bijdrage biedt enz.

    1.8

    Het hefboomeffect van de EU-financiering moet zo veel mogelijk worden gewaarborgd en er moeten particuliere bijdragen worden aangemoedigd die de capaciteit van de bijdrager weerspiegelen. Het EESC is tevreden met het voorstel om de jaarlijkse kosten voor kleine en middelgrote ondernemingen aanzienlijk terug te dringen en is er voorstander van een deel van de begroting van Gemeenschappelijke Ondernemingen aan te wenden voor activiteiten in verband met kleine en middelgrote ondernemingen.

    1.9

    Het EESC vraagt om gedetailleerde instructies voor het opstellen van een werkprogramma voor iedere Gemeenschappelijke Onderneming en deze op te nemen in deel I van de verordening. Alle EU-belanghebbenden moeten volledige toegang hebben tot de definitieve onderzoeksresultaten.

    1.10

    Het EESC is zeer tevreden met het voorstel dat partners niet langer verslag zouden hoeven uit te brengen over niet-subsidiabele kosten, alsook met de intentie om dubbele auditing te voorkomen.

    1.11

    Het eigenbelang van de EU moet worden verdedigd en de Europese ruimte van onderzoek en de Europese capaciteit voor innovatie moeten worden versterkt. Het EESC benadrukt met klem dat de resultaten van onderzoek dat door de Gemeenschappelijke Ondernemingen is verricht, door het bedrijfsleven in de EU met behulp van Europese technologie goed moeten worden benut.

    1.12

    Europese innovatie en octrooien moeten goed worden beschermd tegen vijandige intenties en economische spionage. Het wordt tijd dat het Europese eenheidsoctrooi in werking treedt, en intellectuele eigendom en octrooien zijn een belangrijk thema, maar komen in het wetgevingsvoorstel van de Commissie niet aan bod.

    1.13

    Het EESC is tevreden met de monitoringverplichtingen in verband met de deelname van kleine en middelgrote ondernemingen, geografische samenstelling en het medefinancieringspercentage. Er moeten ook kwalitatieve indicatoren worden ingevoerd, bijvoorbeeld over het soort innovatie dat tot stand is gebracht, de voordelen voor het maatschappelijk middenveld en het aantal nieuwe banen dat wordt gecreëerd.

    2.   Inleiding

    2.1

    De Europese herstelstrategie is zeer duidelijk en richt zich op een dubbele transitie, nl. de groene en de digitale transitie, en op het aanpakken van strategische afhankelijkheden. In dat opzicht spelen de Gemeenschappelijke Ondernemingen een zeer belangrijke rol in het bijeenbrengen van Europese expertise uit verschillende economische sectoren en het versterken van het concurrentievermogen, de vaardigheden en de industriële basis.

    2.2

    De Europese Commissie stelt voor negen Gemeenschappelijke Ondernemingen op te richten in het kader van pijler II van Horizon Europa, “Wereldwijde uitdagingen en Europees industrieel concurrentievermogen”: circulair biogebaseerd Europa, schone luchtvaart, schone waterstof, Europese spoorwegen, mondiale gezondheid EDCTP3, initiatief voor innovatieve gezondheidszorg, digitale sleuteltechnologieën, ATM-onderzoek in het kader van het gemeenschappelijk Europees luchtruim, en slimme netwerken en diensten.

    2.3

    De agenda’s van alle Gemeenschappelijke Ondernemingen moeten steunen op de Europese Green Deal (1), de Europese digitale strategie (2) en de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties (3), en moeten concrete invulling geven aan de doelstellingen van de geactualiseerde “industriestrategie 2020: naar een sterkere eengemaakte markt voor het herstel van Europa” (4). Ook moet rekening worden gehouden met de sociale partners van de EU en maatschappelijke organisaties, kleine en middelgrote ondernemingen, overheidsdiensten en andere belanghebbenden. Dit is tot dusver niet het geval.

    2.4

    De Gemeenschappelijke Ondernemingen hebben als belangrijkste doel onderzoek en innovatie in de Unie te bevorderen en de economische, sociale, digitale en ecologische transities te versnellen. Het is zeer duidelijk dat de Gemeenschappelijke Ondernemingen sterke publiek-private partnerschappen tot stand kunnen brengen die het leiderschap van de EU en het concurrentievermogen en de groei kunnen versterken en ervoor kunnen zorgen dat kennis, expertise en wetenschappelijke excellentie van over de hele Unie en uit derde landen wordt bijeengebracht. Kennis over verschillende gebieden verspreiden en met burgers en bedrijven delen is van zeer groot belang.

    2.5

    Onderzoek en innovatie zijn ook buitengewoon belangrijk voor het duurzame herstel in Europa na de pandemie, om het concurrentievermogen van de economie, het scheppen van banen, de duurzame groei en de Europese autonomie te bevorderen. Om een prominente plaats te behouden op het wereldtoneel is het absoluut noodzakelijk dat de EU investeert in onderzoek en innovatie. Nu is het goede moment om alle mogelijke middelen aan te wenden en onze economie te hervormen en een impuls te geven aan baanbrekende technologieën en duurzame economische modellen.

    2.6

    Op het gebied van onderzoek en innovatie loopt de EU achterop in vergelijking met andere delen van de wereld, en met name de VS en Azië. Hetzelfde geldt voor de capaciteit om resultaten van onderzoek en innovatie in innovatieve producten en diensten te integreren en de snelheid waarmee dat gebeurt. Dit is een onaanvaardbare situatie op de lange termijn en Europa kan alleen een wereldleider worden als het gebruikmaakt van het momentum dat door Horizon 2020 is gecreëerd. Het EESC waarschuwde hier reeds voor: “Uit in Europa ontwikkelde technologieën wordt veel te vaak elders commerciële munt geslagen. De EU heeft geen techreuzen kunnen creëren. Te weinig jonge toonaangevende bedrijven groeien uit tot grote O&O-intensieve bedrijven” (5).

    3.   Algemene opmerkingen

    3.1

    Gemeenschappelijke Ondernemingen mobiliseren Europese, nationale en particuliere middelen om de belangrijkste belanghebbenden uit de Europese onderzoekswereld, met inbegrip van geassocieerde landen, bijeen te brengen. Het EESC is van mening dat de eindresultaten van hun activiteiten van het grootste belang zijn voor de toekomst van de Europese economie.

    3.2

    Volledige transparantie en ambitieuze doelgerichte activiteiten moeten kenmerkend zijn voor de activiteiten van elke Gemeenschappelijke Onderneming. De interactie en samenwerking met andere Europese partnerschappen, en met name met de andere ongeveer 120 partnerschapsinitiatieven in het kader van Horizon 2020, moet gericht zijn op strategische en resultaatgerichte resultaten. Tot slot is het zo dat “synergieën tussen de verschillende EU-financieringsprogramma's en -beleidsmaatregelen, vooral met structuurfondsen via compatibele regelgeving, (…) essentieel [zijn] voor een zo groot mogelijke impact van O&I-projecten” (6).

    3.3

    Het EESC waardeert het voornemen van de Commissie om de Europese partnerschappen open te stellen voor zoveel mogelijk belanghebbenden, al is niet erg duidelijk of en hoe dat daadwerkelijk zal gebeuren. Er is een beperkt aantal particuliere stichtende leden, terwijl de geassocieerde leden door een beperkte raad van bestuur geselecteerd moeten worden. Het is ook niet duidelijk hoe de bijdragende partners zullen worden gestimuleerd om zich bij de Gemeenschappelijke Ondernemingen aan te sluiten. Het EESC is van mening dat de beginselen van open deelname en transparantie in acht moeten worden genomen bij de activiteiten van alle Gemeenschappelijke Ondernemingen.

    3.4

    Het EESC wijst erop dat deel II van de verordening soms verschillende benaderingen en organisatorische regels voor Gemeenschappelijke Ondernemingen met zich meebrengt. Het hefboomeffect van de EU-financiering moet zo veel mogelijk worden gewaarborgd en er moeten particuliere bijdragen worden aangemoedigd die de capaciteit van de bijdrager weerspiegelen.

    3.5

    Wat geografisch evenwichtige vertegenwoordiging betreft, heeft alleen de Gemeenschappelijke Onderneming “Europese spoorwegen” een dergelijke organisatorische regel ingevoerd. Voorts wordt alleen bij de Gemeenschappelijke Ondernemingen “Schone luchtvaart” en “Sesar” melding gemaakt van samenwerking tussen de Gemeenschappelijke Ondernemingen, terwijl dit toch uiterst belangrijk is.

    3.6

    Bij de Gemeenschappelijke Ondernemingen “Schone waterstof”, “EDCTP 3”, “Slimme netwerken en diensten” en “Digitale sleuteltechnologieën” wordt geen melding gemaakt van de selectie van geassocieerde leden. Bovendien moeten deze in sommige gevallen door de Commissie worden goedgekeurd, terwijl zij in andere gevallen eenvoudigweg door de raad van bestuur worden geselecteerd. Het EESC is van mening dat homogene regels meer duidelijkheid zouden scheppen.

    3.7

    Het EESC maakt zich zorgen over het feit dat bij meerdere ondernemingen slechts een beperkt aantal organisaties in aanmerking komt als particulier stichtend lid. Het is uiterst belangrijk dat Gemeenschappelijke Ondernemingen zo breed mogelijk beschikbaar en toegankelijk zijn. Het EESC dringt aan op een grondige analyse waarbij de aandacht uitgaat naar verruiming, bij alle Gemeenschappelijke Ondernemingen, van de organisaties die stichtend lid kunnen worden en naar openheid en transparantie bij de selectie van de geassocieerde leden. Om de samenhang met het nationale en regionale beleid te waarborgen, moeten de Gemeenschappelijke Ondernemingen er voorts naar streven zoveel mogelijk lidstaten aan te trekken als lid. Gezien het beginsel van een openbare oproep voor financiering levert het maar beperkte voordelen op om lid te worden. Daarom vindt het EESC dat het aantal zetels voor particulieren in de raad van bestuur verhoogd moet worden, bv. bij de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone luchtvaart”.

    4.   Specifieke opmerkingen

    4.1

    De lidstaten hebben verschillende structurele innovatie-ecosystemen, en succesvol onderzoek en innovatie gedijen niet op dezelfde manier. Het EESC pleit ervoor dat alle lidstaten, met name de lidstaten die minder ver vooroplopen, investeren en worden betrokken. De activiteiten van de Gemeenschappelijke Ondernemingen moeten worden gesynchroniseerd met andere onderzoeks- en innovatieprogramma’s van de EU, waaronder de herstel- en veerkrachtfaciliteit (7). De lidstaten moet worden aanbevolen om gestructureerde koppelingen te leggen tussen hun nationale herstelplannen enerzijds en de strategische agenda’s voor onderzoek en innovatie van de Gemeenschappelijke Ondernemingen anderzijds, en om synergieën tot stand te brengen, ook met de financieringsprogramma’s op nationaal niveau.

    4.2

    Het EESC waardeert dat de EU-begroting een bijdrage van bijna 10 miljard EUR levert. In enkele cruciale sectoren zou dit bedrag nog kunnen worden verhoogd om fors extra middelen uit de particuliere sector en de lidstaten aan te trekken. De 5 miljard EUR die in het in december 2020 overeengekomen meerjarig financieel kader wordt overgeheveld van NextGenerationEU naar Horizon Europa moet worden gebruikt als aanvullende financiering voor de Gemeenschappelijke Ondernemingen in sectoren die zwaar door de COVID-19-pandemie zijn getroffen en voor de Gemeenschappelijke Ondernemingen die de strategische afhankelijkheid willen aanpakken. Wel zou de formulering van artikel 26, lid 4, onder b), moeten worden gewijzigd in “de financiële bijdragen van leden en bijdragende partners aan de operationele kosten van de Gemeenschappelijke Onderneming”.

    4.3

    Er moet meer duidelijkheid en transparantie komen rond het voorstel om een gemeenschappelijk backoffice voor alle Gemeenschappelijke Ondernemingen op te richten, alsook een voorafgaande kosten-batenanalyse om na te gaan of dat werkelijk een meerwaarde oplevert en efficiënter is. Ook verwacht het EESC dat het beheer van het backoffice volledig transparant zal zijn voor burgers en bedrijven en dat gebruik zal worden gemaakt van de beste beschikbare technologie, zoals blockchain en analyse van big data.

    4.4

    Het succes van de Gemeenschappelijke Ondernemingen staat of valt met de betrokkenheid van sociale partners en maatschappelijke organisaties. Zij moeten nauw worden betrokken, niet alleen om deskundige input te leveren, maar ook om te fungeren als communicatiekanalen, zodat de vorderingen en eindresultaten het hele Europese bedrijfsleven, alsook werknemers, consumenten en burgers bereiken. Het EESC roept op tot een permanente dialoog met het maatschappelijk middenveld in de adviesgroepen van de Gemeenschappelijke Onderneming en pleit voor de betrokkenheid van relevante sociale partners en maatschappelijke organisaties in de groepen van belanghebbenden van de Gemeenschappelijke Ondernemingen.

    4.5

    Het EESC is van mening dat de organisatie van de Gemeenschappelijke Ondernemingen divers moet zijn, aangezien de ondernemingen betrekking hebben op verschillende sectoren met specifieke kenmerken. Het beginsel dat deelname openstaat voor alle belanghebbenden en het beginsel dat kmo’s ook toegang hebben, moeten echter bij alle Gemeenschappelijke Ondernemingen duidelijk worden aangegeven. Momenteel is dat niet het geval. Het EESC heeft eerder het volgende gesteld: “Ondanks de inspanningen die in de kaderprogramma's zijn geleverd, nemen kleine en middelgrote ondernemingen nog altijd onvoldoende deel aan activiteiten op basis van O&I. Horizon Europa is de beste kans om hen ‘aan boord’ te krijgen” (8).

    4.6

    Kmo’s staan voor dezelfde problemen en hebben ondersteuning nodig om op te schalen en internationale markten te bereiken. Het EESC waardeert dat de jaarlijkse administratieve kosten voor kmo’s aanzienlijk lager zouden moeten uitvallen dan voor grote ondernemingen. Het is echter niet duidelijk waarom in sommige raden van bestuur (bv. van de Gemeenschappelijke Ondernemingen “Een circulair biogebaseerd Europa” en “Schone luchtvaart”) wel vertegenwoordigers van kmo's zetelen en in andere niet.

    4.7

    Het EESC is van mening dat een deel van de begroting van de Gemeenschappelijke Ondernemingen bestemd moet worden voor activiteiten van kmo’s. Een dergelijk budget moet zo spoedig mogelijk na de oprichting van de Gemeenschappelijke Ondernemingen beschikbaar worden gesteld en moet duidelijk op de officiële website van elke gemeenschappelijke onderneming worden aangegeven.

    4.8

    De Commissie moet ervoor zorgen dat de beschikbare middelen toegankelijk zijn voor alle bereidwillige deelnemers, die reageren op de oproepen in alle Gemeenschappelijke Ondernemingen, en dat de acceptatie van projecten transparant en billijk verloopt. Het EESC waarschuwt voor de mogelijkheid dat sommige organisaties die door de stichtende leden van de Gemeenschappelijke Ondernemingen worden ondersteund, op een of andere manier preferentiële toegang krijgen. Daarmee zou het programma in feite een omvangrijke subsidieregeling worden, hetgeen volstrekt onaanvaardbaar zou zijn.

    4.9

    Het EESC vraagt om gedetailleerde instructies voor het opstellen van een werkprogramma voor iedere Gemeenschappelijke Onderneming en deze op te nemen in deel I van de verordening. Een situatie waarin Gemeenschappelijke Ondernemingen onderzoeksprogramma’s financieren die bedrijven sowieso uitgevoerd zouden hebben, moet uiteraard worden voorkomen. Tot slot dringt het EESC erop aan dat de definitieve onderzoeksresultaten beschikbaar zijn voor alle belanghebbenden in de EU.

    4.10

    Wat vereenvoudiging betreft, is het EESC zeer tevreden met het voorstel dat partners niet langer verslag zouden hoeven uit te brengen over niet-subsidiabele kosten, alsook met de intentie om dubbele auditing te voorkomen. Het is ook verheugd dat de kosten van aanvullende activiteiten niet meer aan een audit van de Gemeenschappelijke Onderneming of enig andere autoriteit van de EU onderworpen hoeven te worden .

    4.11

    Voor het welslagen van de Gemeenschappelijke Ondernemingen is het van belang dat zoveel mogelijk internationale belanghebbenden bijeenkomen. Het is echter zaak het eigenbelang van de EU te verdedigen en de Europese onderzoeksruimte en innovatiecapaciteit te versterken. Het EESC benadrukt met klem dat de resultaten van onderzoek dat door de Gemeenschappelijke Ondernemingen is verricht, door het bedrijfsleven in de EU met behulp van Europese technologie geëxploiteerd moeten worden.

    4.12

    Het EESC heeft eerder al het volgende gesteld: “Zonder beleid voor slimme intellectuele-eigendomsrechten kan de EU haar innovatievoorsprong niet behouden. We moeten ervoor zorgen dat Europese innovatie en octrooien goed worden beschermd tegen vijandige intenties en economische spionage. Het Europese eenheidsoctrooi moet er dus zonder meer komen.” (9) Zo kwam in 2019 65 % van de mondiale octrooiaanvragen uit Azië. Europa staat op 11,3 % (10). Intellectuele eigendom en octrooien zijn een belangrijk thema, dat helaas niet aan bod komt in het voorstel van de Commissie.

    4.13

    Het EESC is te spreken over artikel 171, dat gewijd is aan het toezicht op en de evaluatie van de activiteiten van de Gemeenschappelijke Ondernemingen. Het EESC is in het bijzonder tevreden met de monitoringverplichtingen in verband met de deelname van kmo’s, geografische samenstelling en het medefinancieringspercentage. Wel stelt het voor om “periodiek” te vervangen door “jaarlijks” of “tweejaarlijks”, om onduidelijkheid hierover weg te nemen. Om dezelfde reden moet de Commissie duidelijk maken welke dienst verantwoordelijk is voor het toezicht op de activiteiten.

    4.14

    Het EESC blijft bij het standpunt dat het al eerder heeft ingenomen: “De ‘slimheid’ van een sociaaleconomisch systeem kan niet worden gemeten op basis van louter kwantitatieve gegevens zoals de uitgaven voor onderzoek en innovatie. Er dient ook rekening te worden gehouden met kwalitatieve indicatoren zoals het type innovaties, de maatschappelijke baten en het aantal nieuw gecreëerde banen” (11).

    Brussel, 9 juni 2021.

    De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

    Christa SCHWENG


    (1)  COM(2019) 640 final.

    (2)  COM(2020) 67 final.

    (3)  Doelstellingen voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties.

    (4)  https://ec.europa.eu/commission/presscorner/detail/nl/ip_21_1884.

    (5)  PB C 364 van 28.10.2020, blz. 108.

    (6)  PB C 62 van 15.2.2019, blz. 33.

    (7)  Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2021 tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (PB L 57 van 18.2.2021, blz. 17).

    (8)  PB C 62 van 15.2.2019, blz. 33.

    (9)  PB C 364 van 28.10.2020, blz. 108.

    (10)  World Intellectual Property Indicators 2020.

    (11)  PB C 440 van 6.12.2018, blz. 73.


    Top