Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52020XG0609(01)

    Conclusies van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, over meer kansen voor jongeren in landelijke en afgelegen gebieden 2020/C 193/03

    ST/8265/2020/INIT

    PB C 193 van 9.6.2020, p. 3–10 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    9.6.2020   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 193/3


    Conclusies van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, over meer kansen voor jongeren in landelijke en afgelegen gebieden

    (2020/C 193/03)

    DE RAAD EN DE VERTEGENWOORDIGERS VAN DE REGERINGEN DER LIDSTATEN, IN HET KADER VAN DE RAAD BIJEEN,

    CONSTATEREND HETGEEN VOLGT:

    1.

    Alle jongeren moeten gelijke kansen krijgen in het kader van hun persoonlijke en professionele ontwikkeling, ongeacht belemmeringen, waaronder geografische uitdagingen. Deze uitdagingen worden groter tijdens mondiale crises zoals die van het nieuwe coronavirus (COVID‐19), die maatschappelijke verstoringen en economische gevolgen met zich meebrengen, en die jongeren extra kunnen verzwakken en isoleren.

    2.

    In de strategische agenda 2019-2024 voor de EU (1) wordt onderkend dat ongelijkheden, waarmee met name jongeren worden geconfronteerd, een groot politiek, sociaal en economisch risico vormen; dat er zich generatie-, territoriale en onderwijskloven vormen en dat er nieuwe vormen van uitsluiting ontstaan.

    3.

    Tot voor kort woonde bijna een derde van de EU-bevolking in een plattelandsgebied, waaronder een aanzienlijk aantal jongeren (2). Het is duidelijk dat er verschillen tussen de lidstaten zijn wat betreft bevolkingsdichtheid en de demografische structuur, zowel in landelijke als in afgelegen gebieden. Daarnaast wordt verstedelijking, als een van de belangrijkste aanjagers van verandering, geacht een aanzienlijk effect te hebben op toekomstig EU-beleid (3).

    4.

    De bevolking van de Europese Unie vergrijst. Dit proces is meer uitgesproken in landelijke en afgelegen gebieden, en bijgevolg is het aandeel ouderen in deze gebieden groter in verschillende lidstaten (4). Deze intergenerationele en geografische onevenwichtigheden, vooral in combinatie met slechtere sociaal-economische omstandigheden, vormen uitdagingen voor het opzetten en handhaven van omvattende ondersteunende diensten en duurzame diensteninfrastructuren waarmee op ieders behoefte kan worden ingespeeld en die vervolgens een langetermijneffect kunnen hebben op de sociale cohesie en solidariteit in landelijke en afgelegen gebieden.

    5.

    Gelijkheid en non-discriminatie, inclusie en de participatie van jongeren zijn leidende beginselen van de EU-strategie voor jongeren voor 2019-2027, waarin rekening wordt gehouden met de standpunten van jongeren die tot uitdrukking zijn gebracht in de Europese jeugddoelstellingen en de EU-jongerendialoog. Met name Europese jeugddoelstelling nr. 6 (Plattelandsjongeren vooruithelpen) is bedoeld om voorwaarden te scheppen die jongeren in staat stellen hun rechten uit te oefenen en zich te ontplooien in plattelandsgebieden.

    6.

    Milieu- en klimaatvraagstukken vormen volgens jongeren een van de gebieden die de EU als topprioriteit moet aanpakken (5). Het bestrijden van klimaatverandering is een van de belangrijkste factoren bij het uitstippelen van toekomstig beleid (6). Aangezien plattelandsontwikkeling en de structuurfondsen van de EU een belangrijke rol spelen bij de verwezenlijking van de milieudoelstellingen van de EU en bij de bestrijding van klimaatverandering, moet worden nagedacht over extra kansen in verband met sectoren als landbouw, bosbouw, visserij of toerisme voor jongeren in landelijke en afgelegen gebieden.

    REKENING HOUDEND MET:

    7.

    de opportuniteiten van landelijke en afgelegen gebieden (7), zoals de nabijheid tot de natuur, lagere huisvestingskosten (8) en een groter gevoel van verbondenheid met een gemeenschap (9);

    8.

    de beperkingen als gevolg van de moeilijke bereikbaarheid van de meeste landelijke en afgelegen gebieden, waaronder een aantal eilanden (10) in de hele EU, evenals de ultraperifere gebieden van de Unie (11) en de landen en gebieden overzee (LGO’s) (12);

    9.

    het verstedelijkingsproces en de mogelijke effecten daarvan op landelijke en afgelegen gebieden, vooral met betrekking tot de bevolkingsratio (jongeren/ouderen, vrouwen/mannen (13), jongeren met een diploma/jongeren zonder diploma) en de noodzaak om te zorgen voor de beschikbaarheid en toegankelijkheid van openbare en commerciële diensten, vrijetijdsbesteding, kwaliteitsvolle banen en opleidingen, digitale en fysieke infrastructuren, openbaar vervoer, huisvesting, sociale voorzieningen en gezondheidszorg en de duurzaamheid van natuurlijke hulpbronnen;

    10.

    het belang om de ideeën, opinies en creativiteit van jongeren ook in de lidstaten in aanmerking te nemen, onder meer de ideeën en opinies die werden verzameld tijdens de 7e cyclus van de EU-jongerendialoog, evenals bijdragen aan de EU-jongerenconferentie van Zagreb van maart 2020 (14) in het kader van het specifieke subthema “Kansen voor jongeren in landelijke gebieden”;

    11.

    jongeren zonder scholing, werk of stage (NEET (15)-jongeren) in landelijke en afgelegen gebieden en de noodzaak om bijzondere aandacht te besteden aan hun vooruitzichten inzake opleiding, scholing en werk, omdat zij een groter gevaar lopen minder kansen (16) te krijgen en meer te lijden te hebben van de economische situatie (17) dan NEET-jongeren in stedelijke gebieden;

    12.

    het engagement van de Europese Unie en haar lidstaten om de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling en de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties uit te voeren, met name wat betreft menselijke nederzettingen en jongerengerelateerde doelstellingen;

    13.

    jeugdwerk als waardevol instrument voor het aanpakken van ongelijkheden tussen landelijke en stedelijke omgevingen, vanwege het potentieel ervan om jongeren (uit een brede leeftijdsgroep en met diverse achtergronden), ook degene die het risico lopen aan hun lot te worden overgelaten, binnen hun respectieve lokale gemeenschappen bij verschillende soorten activiteiten te betrekken;

    14.

    arbeidskansen via ondernemersactiviteiten, waaronder tewerkstelling in sociale ondernemingen (18). Dit laatste instrument stelt jongeren in staat maatschappelijke en werkgelegenheidsgerelateerde uitdagingen terdege aan te gaan en biedt de gelegenheid om daadwerkelijk duurzaam gebruik te maken van bestaande natuurlijke en menselijke hulpbronnen;

    15.

    in dit verband, activiteiten in de sociale en solidaire economie (SSE) (19), die kunnen bijdragen tot de verbetering van de economische en sociale situatie van landelijke en afgelegen gebieden, en het bijgevolg mogelijk kunnen maken in te spelen op de behoeften en aspiraties van jongeren die in landelijke en afgelegen gebieden wonen;

    16.

    vrijwilligerswerk, als een van de uitingen van actief burgerschap die kunnen helpen de sociale inclusie van jongeren in landelijke en afgelegen gebieden te waarborgen en solidariteit tussen de generaties in landelijke en afgelegen gebieden te bevorderen, met name om bij te dragen tot de veerkracht van gemeenschappen om het hoofd te bieden aan tegenspoed en crises zoals COVID‐19;

    17.

    grensoverschrijdende samenwerking tussen afgelegen en landelijke gebieden in grensgebieden van de lidstaten die de ontwikkeling ervan zouden kunnen ondersteunen, waardoor jongeren extra kansen zouden worden geboden op het gebied van opleiding en scholing, werk, gezondheid, sociale activiteiten en vrijetijdsbesteding,

    VERZOEKEN DE LIDSTATEN, OVEREENKOMSTIG HET SUBSIDIARITEITSBEGINSEL, OM OP DE PASSENDE NIVEAUS:

    18.

    sectoroverschrijdende benaderingen te bevorderen bij de ontwikkeling van jeugdbeleid en de daarmee verband houdende strategieën die erop gericht zijn de ongelijkheid tussen stedelijke en landelijke/afgelegen gebieden te verminderen;

    19.

    In relevante strategieën en beleidslijnen zo nodig actieplannen of maatregelen op te nemen die het perspectief en de standpunten van jongeren in landelijke en afgelegen gebieden weerspiegelen. Die actieplannen en maatregelen moeten worden ontwikkeld op basis van kennis, bewijzen, beste praktijken, overleg met jongeren zelf evenals verzamelde en uitgesplitste gegevens — onder meer naar geslacht, handicap en andere relevante kenmerken — met name wanneer relevante diensten en/of infrastructuur niet voorhanden zijn of voor verbetering vatbaar;

    20.

    doeltreffende modellen voor intergemeentelijke samenwerking betreffende jeugdzaken in landelijke en afgelegen gebieden te bevorderen, teneinde het bewustzijn te vergroten en beste praktijken en bewijzen uit te wisselen tussen verschillende dienstverleners;

    21.

    actief burgerschap en zinvolle participatie van jongeren met diverse achtergronden in landelijke en afgelegen gebieden te stimuleren en faciliteren in besluitvorming betreffende kwesties die voor hen van belang zijn, via passende instrumenten zoals lokale jeugdraden en innovatieve/alternatieve participatie; samenwerking tussen de betrokken instanties op alle niveaus waar nodig te bevorderen en tegelijkertijd openbare raadplegingen (analoog of digitaal) te houden als instrument om met jongeren in dialoog te gaan; overheidsdiensten aan te moedigen het werk van door jongeren geleide organisaties te faciliteren; actoren te ondersteunen die jeugdwerk op alle niveaus aanbieden, waaronder ambulant jongerenwerk;

    22.

    intergenerationeel begrip, dialoog en solidariteit verder te bevorderen en verbeteren om wederzijds voordelige uitwisselingen tussen de generaties te ondersteunen en jongeren aan te moedigen actief deel te nemen aan en betrokken te blijven bij het lokale gemeenschapsleven in landelijke en afgelegen gebieden, onder meer in agrarische familiebedrijven;

    23.

    toegankelijke vrijwilligers- en solidariteitsactiviteiten verder te bevorderen als instrument voor de sociale inclusie van alle jongeren, met name die in landelijke en afgelegen gebieden;

    24.

    inspanningen op te voeren om te zorgen voor regelmatige, duurzame en betaalbare vormen van openbaar vervoer teneinde de stedelijke gebieden en de landelijke en afgelegen gebieden beter met elkaar te verbinden;

    25.

    waar nodig, de infrastructuur voor informatietechnologie (IT) te verbeteren, onder meer de hogesnelheidsbreedbandconnectiviteit, met het oog op vlottere toegang tot digitale technologieën en diensten;

    26.

    waar passend, de totstandbrenging van ruimten voor jongeren (20) te bevorderen of, in voorkomend geval, de bestaande ruimten te moderniseren, evenals de toegang op afstand voor jongeren die in landelijke en afgelegen gebieden wonen tot verschillende soorten diensten, waaronder jeugdwerk, zoals digitaal en slim jeugdwerk; tevens de totstandbrenging van verschillende mobiele diensten aan te moedigen, zoals diensten voor vrije tijd en counseling, alsmede van multifunctionele dienstencentra;

    VERZOEKEN DE LIDSTATEN EN DE EUROPESE COMMISSIE OM BINNEN HUN RESPECTIEVE BEVOEGDHEDEN:

    27.

    de synergie te bevorderen tussen verschillende EU-initiatieven en ‐instrumenten op het gebied van jeugdzaken en daarbuiten, zoals Erasmus+, de Jongerengarantie, het Europees Solidariteitskorps, het Europees Sociaal Fonds en EU-Interreg (21), met als doel meer outreach naar jongeren in landelijke en afgelegen gebieden, vlottere toegang tot deze programma’s en administratieve vereenvoudiging, als middelen voor het aanpakken van de uitdagingen waarmee zij worden geconfronteerd;

    28.

    de uitwisseling van beste praktijken aan te moedigen bij het benutten van de mogelijkheden die worden geboden door programma’s en beleidsmaatregelen voor de jeugd, zoals Erasmus+, de Jongerengarantie en het Europees Solidariteitskorps, evenals andere relevante EU-instrumenten zoals het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, met het oog op betere inzetbaarheid op de arbeidsmarkt, mobiliteit en participatie en de bevordering van de EU-waarden (22); praktijken op het gebied van solidariteit en gemeenschapsontwikkeling uit te wisselen, met name in tijden van crisis; de sociale cohesie in landelijke en afgelegen gemeenschappen te vergroten;

    29.

    activiteiten inzake wederzijds leren te organiseren, zoals seminars, peer-learningactiviteiten en andere relevante vormen van formele en niet-formele samenwerking waarbij belanghebbenden uit verschillende beleidsgebieden kunnen worden betrokken, waaronder jongeren met verschillende geografische en culturele achtergronden, teneinde sectoroverschrijdende en intraregionale samenwerking bij de toegang tot diensten te onderzoeken;

    30.

    de aantrekkelijkheid van landelijke en afgelegen gebieden verder te bevorderen, met bijzondere nadruk op de voordelen en mogelijkheden ervan wat betreft beschikbare natuurlijke rijkdommen, in voorkomend geval, en het duurzame gebruik daarvan, voor een groter bewustzijn van het potentieel voor activiteiten van ondernemers en van de sociale en solidaire economie (SSE) (23), er rekening mee houdend dat bestaande landbouwactiviteiten waar nodig zo veel mogelijk moeten worden behouden en gepromoot;

    31.

    meer inspanningen te leveren voor het bevorderen van de kennis, de vaardigheden, de competenties en het vertrouwen van jongeren wat betreft zakendoen, zo nodig met de nadruk op jonge vrouwen (24), met betrekking tot het potentieel voor ondernemerschap en SSE-activiteiten in landelijke en afgelegen gebieden;

    32.

    rekening te houden met het milieu en de klimaatverandering — en met name de meest recente wetenschappelijke verslagen hierover — bij het formuleren van toekomstig beleid en maatregelen betreffende jeugdzaken voor landelijke en afgelegen gebieden, en zo nodig te voorzien in passend(e) opleiding, scholing en toegang tot informatie met het oog op een groter bewustzijn omtrent en een grotere deelname aan milieu- en klimaatvraagstukken bij jongeren die in landelijke en afgelegen gebieden wonen;

    33.

    waar nodig, meer moeite te doen om jongeren aan te moedigen tot het ondernemen van landbouwactiviteiten (25) en andere economische activiteiten in landelijke en afgelegen gebieden, via verschillende middelen zoals starterspremies, stimuleringsmaatregelen voor inkomen, eigen initiatieven van jongeren, en gerichte opleiding en scholing;

    34.

    samenwerking tussen relevante belanghebbenden aan te moedigen met als algemeen doel de verwezenlijking van het recht op kwaliteitsvolle en inclusieve vormen van opleiding alsmede scholing en een leven lang leren voor jongeren in landelijke en afgelegen gebieden, met bijzondere nadruk op het terugdringen van voortijdig schoolverlaten en het vergroten van de kansen op gelijke toegang tot onderwijs en werk;

    35.

    digitaal onderwijs en digitale opleiding te bevorderen, alsmede niet-formeel leren en arbeidsmogelijkheden voor jongeren, om het algemene niveau van digitale vaardigheden en competenties te verhogen, en tevens om isolement van jongeren in landelijke en afgelegen gebieden tegen te gaan en de effecten van crises zoals COVID‐19 te beperken, bijvoorbeeld via vlottere toegang tot het internet en ICT (26)-apparatuur waar nodig, in landelijke en afgelegen gebieden;

    36.

    de samenwerking te stimuleren tussen landelijke en afgelegen grensgebieden in de EU, waarbij relevante programma’s zoals EU-Interreg worden benut, teneinde de mogelijkheden voor de lokale jeugd te bevorderen;

    37.

    verder te gaan met het overwegen van en nadenken over kwesties die van belang zijn voor jongeren in landelijke en afgelegen gebieden bij het uitvoeren van de huidige — en het ontwikkelen van nieuwe — initiatieven, zoals een langetermijnvisie voor plattelandsgebieden, en zo nodig in het kader van activiteiten in verband met de conferentie over de toekomst van Europa; de Europese onderwijsruimte tegen 2025, het bijgewerkte actieplan voor digitaal onderwijs, het klimaatpact, en een versterkte jongerengarantie,

    VERZOEKEN DE EUROPESE COMMISSIE OM:

    38.

    onderzoek en analyse te overwegen, met gebruikmaking van bestaande instrumenten zoals Youth Wiki, en het verzamelen van uitgesplitste gegevens (onder meer naar geslacht, handicap en andere relevante kenmerken) met betrekking tot kwesties in verband met jongeren en hun welzijn in landelijke en afgelegen gebieden, teneinde bij te dragen tot betere kennis, bewijzen en gegevens als input voor beleid op alle niveaus, er tevens rekening mee houdend dat monitoringmechanismen nodig kunnen zijn;

    39.

    de synergie te bevorderen tussen EU-jeugdbeleid en ander relevante EU-beleidsmaatregelen en ‐programma’s, bijvoorbeeld op het gebied van plattelandsontwikkeling, landbouw en sociale cohesie, onder meer door te stimuleren dat de resultaten van de EU-jongerendialoog in dit verband worden benut;

    40.

    ervoor te zorgen, bij de activiteiten in het kader van het jeugdpartnerschap tussen de Europese Unie en de Raad van Europa (27), dat de nodige aandacht uitgaat naar de uitdagingen waarmee jongeren in landelijke en afgelegen gebieden worden geconfronteerd,

    VERZOEKT DE EU-JONGERENSECTOR (28) OM:

    41.

    te helpen jongeren en de algemene bevolking in landelijke en afgelegen gebieden bewuster te maken van de mogelijkheden binnen hun lokale gemeenschappen, om enerzijds arbeids- en professionele kansen te promoten, en anderzijds de beschikbare maatregelen in de sector te benutten om stereotypen over plattelandsjongeren te ontkrachten en op proactieve wijze een positief beeld van jongeren in landelijke en afgelegen gebieden te bevorderen;

    42.

    maximaal gebruik te maken van de mogelijkheden van Erasmus+, het Europees Solidariteitskorps en andere relevante EU-programma’s om het potentieel van jonge mannen en vrouwen in landelijke en afgelegen gebieden te benutten.

    (1)  Op 20 juni 2019 aangenomen door de Europese Raad.

    (2)  Volgens de databank van Eurostat woonde in 2018 49,2 % van de jongeren in de leeftijdscategorie 15‐24 jaar in plattelandsgebieden (EU‐28-bevolking volgens opleidingsniveau, geslacht, leeftijd en verstedelijkingsgraad (%)).

    (3)  https://espas.secure.europarl.europa.eu/orbis/sites/default/files/generated/document/en/ESPAS_Report2019.pdf

    (Global trends to 2030 — Challenges and Choices for Europe (Mondiale tendenzen tot 2030 — Uitdagingen en keuzes voor Europa), ESPAS, april 2019).

    (4)  https://www.unece.org/fileadmin/DAM/pau/age/Policy_briefs/ECE-WG1-25.pdf (UNECE Policy Brief on Ageing No. 18 (2017)).

    (5)  https://ec.europa.eu/commfrontoffice/publicopinion/index.cfm/Survey/getSurveyDetail/instruments/FLASH/surveyKy/2224 (Eurobarometer 478).

    (6)  Ibidem, voetnoot 3.

    (7)  Zie de definities van “landelijke gebieden/plattelandsgebieden” en “afgelegen gebieden” in de bijlage.

    (8)  Het aandeel van de bevolking dat gebukt gaat onder huisvestingskosten is kleiner in de plattelandsgebieden van de EU (Europese statistieken over regio’s en steden, 2018).

    (9)  Eurofound (2019), Is rural Europe being left behind?, European Quality of Life Survey 2016 (Wordt landelijk Europa aan zijn lot overgelaten? Europese enquête naar de kwaliteit van het bestaan 2016), Publicatiebureau van de Europese Unie, Luxemburg.

    (10)  Bewoonde kleine eilanden die geen ultraperifere gebieden of LGO’s zijn, maar die moeilijk bereikbaar zijn door het ontbreken van verbindingsbruggen, schaars vervoer door de lucht of over zee of andere vergelijkbare factoren (zie de definitie van “afgelegen gebieden” in de bijlage).

    (11)  Als genoemd in artikel 349 VWEU.

    (12)  Als genoemd in bijlage II bij het VWEU.

    (13)  Vrouwen in plattelandsgebieden van de EU maken minder dan 50 % uit van de totale plattelandsbevolking en vertegenwoordigen 45 % van de actieve bevolking. Volgens de analyse is de werkgelegenheid van vrouwen in de plattelandsgebieden van de EU (leeftijdsgroep 15‐64 jaar) in de periode 2013‐2017 met bijna 2 % toegenomen (The professional status of rural women in the EU (De arbeidssituatie van plattelandsvrouwen in de EU), Europees Parlement, 2019).

    (14)  https://mdomsp.gov.hr/UserDocsImages/Vijesti2020/Creating%20Opportunities%20for%20Youth%20-%20outcomes%20report%2027%20mar%202020.pdf

    (15)  Not in Education, Employment or Training.

    (16)  https://ec.europa.eu/eurostat/statistics-explained/index.php/Statistics_on_young_people_neither_in_employment_nor_in_education_or_training#NEETs:_analysis_by_degree_of_urbanisation

    (17)  https://ec.europa.eu/eurostat/statistics-explained/index.php/Archive:Impact_of_the_economic_crisis_on_unemployment

    (18)  Zie de definitie in de bijlage.

    (19)  Zie de definitie in de bijlage.

    (20)  Zie de definitie in de bijlage.

    (21)  https://interreg.eu/

    (22)  Zoals vervat in artikel 2 van het VEU.

    (23)  Zie de definitie in de bijlage.

    (24)  Ibidem, voetnoot 13.

    (25)  Zo wordt slechts 6 % van alle landbouwbedrijven in de Europese Unie gerund door landbouwers jonger dan 35 jaar en het is niet gemakkelijk om meer jongeren te overtuigen om in het landbouwvak te stappen (https://ec.europa.eu/info/food-farming-fisheries/key-policies/common-agricultural-policy/income-support/young-farmers_nl).

    (26)  Informatie- en communicatietechnologie.

    (27)  https://pjp-eu.coe.int/en/web/youth-partnership

    (28)  Zie de definitie in de bijlage.


    BIJLAGE

    A.   Referenties

    Bij de aanneming van deze conclusies nemen de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, nota van de volgende documenten:

    Strategische agenda 2019-2024 voor de EU (1)

    Resolutie van de Raad van de Europese Unie en van de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, over een kader voor Europese samenwerking in jeugdzaken: De EU-strategie voor jongeren 2019-2027 (2018/C 456/01) (2)

    Aanbeveling van het Comité van ministers aan de lidstaten over de toegang van jongeren uit achterstandswijken tot sociale rechten (CM/Rec(2015)3) — Raad van Europa (3)

    Conclusies van de Raad over digitaal jeugdwerk (4)

    Conclusies van de Raad over jongeren en de toekomst van werk (5)

    Conclusies van de Raad over onderwijs en opleiding aan jeugdwerkers (6)

    Conclusies van de Raad over de rol van de jeugd bij het aanpakken van de demografische uitdagingen in de Europese Unie (7)

    Conclusies van de Raad over het stimuleren van ondernemerschap bij jongeren om de sociale inclusie van jongeren te bevorderen (8)

    Conclusies van de Raad over slim jeugdwerk (9)

    De 7e cyclus van de EU-jongerendialoog: Bevindingen van de activiteiten in het kader van de EU-jongerendialoog in de lidstaten en in heel Europa — Kansen creëren voor jongeren (10)

    Europees Handvest over lokaal jeugdwerk (EGL) (11)

    Inclusie- en diversiteitsstrategie op het gebied van jeugd (2014) in het kader van Erasmus+ (12)

    Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling (13)

    Aanbeveling van de Raad van 22 april 2013 tot invoering van een jongerengarantie (14)

    Aanbeveling van de Raad van 22 mei 2018 inzake sleutelcompetenties voor een leven lang leren (15)

    B.   Definities

    Ten behoeve van deze conclusies wordt verstaan onder

    “landelijke gebieden/plattelandsgebieden”:

    lokale administratieve gemeenschappen buiten stedelijke clusters, die meestal worden gekenmerkt door een vrij lage bevolkingsdichtheid, een specifiek sociaal-geografisch en cultureel imago, de nabijheid tot natuurlijke hulpbronnen en bijgevolg verschillende economische vooruitzichten, en die tegelijkertijd vastgestelde behoeften vertonen aan verdere verbetering van specifieke diensten voor de jeugd en voor de bevolking in het algemeen;

    “afgelegen gebieden”:

    lokale en regionale administratieve gemeenschappen, waarvan de meeste zich buiten stedelijke clusters bevinden en worden gekenmerkt door een moeilijke fysieke toegang, die vooral te wijten is aan een geografische/natuurlijke scheiding (waaronder bijvoorbeeld eilanden en/of bergen) in combinatie met beperkt of minder frequent openbaar vervoer en/of een moeilijke digitale connectiviteit. Deze gebieden kunnen dezelfde kenmerken hebben als die welke hierboven zijn genoemd voor “landelijke gebieden/plattelandsgebieden”. De ultraperifere gebieden van de EU die worden genoemd in artikel 349 VWEU, worden ook als afgelegen gebieden beschouwd;

    “sociale onderneming”:

    een marktdeelnemer in de sociale economie die als hoofddoel heeft een sociaal, maatschappelijk of milieu-effect te sorteren ten behoeve van het algemeen belang, eerder dan winst te maken voor zijn eigenaren of aandeelhouders. Een sociale onderneming produceert goederen en diensten voor de markt op een bedrijfsmatige en innoverende wijze en gebruikt haar winsten hoofdzakelijk voor het verwezenlijken van maatschappelijke doelen. De onderneming wordt gerund op een open en verantwoordelijke wijze waarbij name de werknemers, consumenten en stakeholders bij de zakelijke activiteiten worden betrokken (16).

    “sociale en solidaire economie (SSE)”:

    ondernemingen en organisaties (coöperaties, onderlinge maatschappijen, verenigingen, stichtingen en sociale ondernemingen) die goederen, diensten en kennis produceren welke beantwoorden aan de behoeften van de gemeenschap die zij dienen, door het nastreven van specifieke sociale en milieudoelstellingen en het bevorderen van solidariteit (17);

    “ruimte voor jongeren”:

    door jongeren geleide fysieke faciliteiten en infrastructuur die autonoom, open en veilig, en toegankelijk voor iedereen zijn en professionele ondersteuning bieden voor de ontwikkeling en het waarborgen van kansen voor jongerenparticipatie (18);

    “EU-jongerensector”:

    Deze term slaat doorgaans op het geheel van organisaties, jongerenwerkers, wetenschappers, het maatschappelijk middenveld in de jeugdsector of andere deskundigen die bij de ontwikkeling van jeugdbeleid betrokken zijn en die voor jongeren relevante activiteiten en projecten in de EU verwezenlijken (19).


    (1)  https://www.consilium.europa.eu/media/39933/a-new-strategic-agenda-2019-2024-nl.pdf

    (2)  PB C 456 van 18.12.2018, blz. 1.

    (3)  https://www.coe.int/en/web/youth/-/recommendation-on-the-access-of-young-people-from-disadvantaged-neighbourhoods-to-social-rights

    (4)  PB C 414 van 10.12.2019, blz. 2.

    (5)  PB C 189 van 5.6.2019, blz. 28.

    (6)  PB C 412 van 9.12.2019, blz. 12.

    (7)  PB C 196 van 8.6.2018, blz. 16.

    (8)  PB C 183 van 14.6.2014, blz. 18.

    (9)  PB C 418 van 7.12.2017, blz. 2

    (10)  https://europa.eu/youth/sites/default/files/euyd_youth_dialogue_findings_-_version_for_general_release_24th_feb_2020_1.pdf

    (11)  https://www.europegoeslocal.eu/wp-content/uploads/2019/10/20191002-egl-charter_ENG_online.pdf

    (12)  https://ec.europa.eu/assets/eac/youth/library/reports/inclusion-diversity-strategy_en.pdf

    (13)  Resolutie A/RES/70 van de AVVN van 25 september 2015.

    (14)  PB C 120 van 26.4.2013, blz. 1.

    (15)  PB C 189 van 4.6.2018, blz. 1.

    (16)  Social Business Initiative — SEC(2011) 1278 final.

    (17)  Definitie van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO).

    (18)  De EU-strategie voor jongeren 2019-2027, bijlage 3 over Europese jeugddoelstellingen, doelstelling 9, streefdoel 4 (PB C 456 van 18.12.2018, blz. 16).

    (19)  Conclusies van de Raad over jongeren en de toekomst van werk (zie voetnoot 33).


    Top