Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52020BP0166

    Resolutie van het Europees Parlement van 19 juni 2020 over de algemene richtsnoeren voor de voorbereiding van de begroting 2021, afdeling III — Commissie (2019/2213(BUD))

    PB C 362 van 8.9.2021, p. 195–204 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    8.9.2021   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 362/195


    P9_TA(2020)0166

    Richtsnoeren voor de begroting 2021 — afdeling III

    Resolutie van het Europees Parlement van 19 juni 2020 over de algemene richtsnoeren voor de voorbereiding van de begroting 2021, afdeling III — Commissie (2019/2213(BUD))

    (2021/C 362/44)

    Het Europees Parlement,

    gezien het speciaal verslag van de Intergouvernementele Werkgroep inzake klimaatverandering (IPCC) van 8 oktober 2018 over de opwarming van de aarde met 1,5 o(1),

    gezien artikel 314 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU),

    gezien artikel 106 bis van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie,

    gezien Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (2),

    gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020 (3),

    gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer (4),

    gezien Besluit 2014/335/EU, Euratom van de Raad van 26 mei 2014 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie (5),

    gezien de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2020 (6) en de daaraan gehechte gemeenschappelijke verklaringen van het Parlement, de Raad en de Commissie,

    gezien zijn tussentijds verslag van 14 november 2018 over het meerjarig financieel kader 2021-2027 — Standpunt van het Parlement met betrekking tot een akkoord (7) en zijn resolutie van 10 oktober 2019 over het meerjarig financieel kader 2021-2027 en eigen middelen: tijd om de verwachtingen van de burger in te lossen (8),

    gezien zijn resolutie van 17 april 2020 over gecoördineerde EU-maatregelen om de COVID-19-pandemie en de gevolgen ervan te bestrijden (9),

    gezien zijn resolutie van 13 mei 2020 over Een vangnet ter bescherming van de begunstigden van EU-programma’s: opstelling van een noodplan voor het MFK (10),

    gezien zijn resolutie van 15 mei 2020 over het nieuwe meerjarig financieel kader, eigen middelen en het herstelplan (11),

    gezien zijn resolutie van 16 januari 2020 over de 15e bijeenkomst van de Conferentie van de partijen bij het Verdrag inzake biologische diversiteit (COP15) (12),

    gezien de Europese pijler van sociale rechten en zijn resolutie over dat onderwerp van 19 januari 2017 (13),

    gezien zijn resolutie van 15 januari 2020 over de Europese Green Deal (14),

    gezien de conclusies van de Raad van 18 februari 2020 betreffende de begrotingsrichtsnoeren voor 2021 (06092/2020),

    gezien de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling van de VN,

    gezien artikel 93 van zijn Reglement,

    gezien het advies van de Commissie buitenlandse zaken,

    gezien het standpunt in de vorm van amendementen van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken,

    gezien de brieven van de Commissie ontwikkelingssamenwerking; de Commissie begrotingscontrole; de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid; de Commissie industrie, onderzoek en energie; de Commissie interne markt en consumentenbescherming; de Commissie vervoer en toerisme; de Commissie regionale ontwikkeling; de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling; de Commissie cultuur en onderwijs; de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken; de Commissie constitutionele zaken en de Commissie vrouwenrechten en gendergelijkheid,

    gezien het verslag van de Begrotingscommissie (A9-0110/2020),

    A.

    overwegende dat de Europese Unie te maken heeft met een onverwachte en ongekende gezondheids-, economische, sociale en milieucrisis als gevolg van de COVID-19-pandemie;

    B.

    overwegende dat een begroting die bedoeld is voor normale omstandigheden niet toereikend is voor deze uitzonderlijke situatie;

    C.

    overwegende dat overeenkomstig artikel 311 VWEU de Unie zich voorziet van de middelen die nodig zijn om haar beleidsdoelstellingen te verwezenlijken en dat de begroting volledig uit eigen middelen wordt gefinancierd;

    D.

    overwegende dat overeenkomstig artikel 312 VWEU het meerjarig financieel kader (MFK) door de Raad met eenparigheid van stemmen wordt vastgesteld, na goedkeuring door het Europees Parlement, dat zich uitspreekt bij meerderheid van zijn leden;

    E.

    overwegende dat het huidige MFK eind 2020 afloopt en dat 2021 het eerste jaar van de uitvoering van het volgende MFK in herziene en omgewerkte vorm moet zijn;

    F.

    overwegende dat het Parlement al sinds november 2018 bereid is om te onderhandelen over het MFK, maar dat de Raad tot nu toe met het Parlement geen zinvolle gesprekken heeft gevoerd die verder gaan dan het minimale contact in de marge van de Raad Algemene Zaken; overwegende dat de termijn om in de Europese Raad een akkoord te bereiken herhaaldelijk is verlengd;

    G.

    overwegende dat de Commissie op 27 mei 2020 een geactualiseerd voorstel voor het volgende MFK heeft gepresenteerd;

    H.

    overwegende dat de wetenschappers van het IPCC in hun nieuwste rapport oproepen tot radicale maatregelen om de ecologische transitie mogelijk te maken, in het licht van hun waarschuwing dat de CO2-concentratie in de jaren 2018-2019 drie keer zo snel is gestegen als in de jaren ‘60, en wijzend op het feit dat er nog maar een paar jaar resteert om te voorkomen dat de klimaatverandering en de gevolgen voor het milieu daarvan volledig uit de hand lopen;

    I.

    overwegende dat als gevolg van de COVID-19-pandemie slachtoffers van gendergebaseerd geweld langdurig het slachtoffer kunnen zijn van mishandeling zonder dat zij toegang hebben tot sociale en professionele ondersteuning, zoals blijkt uit gegevens van verschillende lidstaten, en overwegende dat vrouwen oververtegenwoordigd zijn in beroepen die een groter risico op besmetting lopen;

    De COVID-19-pandemie tegemoet treden: een begroting om te beschermen en te innoveren…

    1.

    benadrukt dat de begroting van de EU van vitaal belang is om het hoofd te kunnen bieden aan de uitdagingen waarmee de Unie wordt geconfronteerd en die nog zichtbaarder en dringender zijn geworden als gevolg van de COVID-19-pandemie, en dat zij het ambitieniveau van de lidstaten en de instellingen moet weerspiegelen; benadrukt daarom dat de nadruk van de begroting 2021 moet liggen op het beperken van de gevolgen van de COVID-19-pandemie en het ondersteunen van het herstel, op basis van de Europese Green Deal en de digitale transformatie;

    2.

    benadrukt dat de Unie en al haar lidstaten zich volledig solidair moeten verklaren met diegenen bij wie de nood het hoogst is, als gemeenschap moeten handelen en ervoor moeten zorgen dat geen enkel land de strijd tegen het virus en de nasleep ervan alleen moet voeren, onder meer door een begroting 2021 vast te stellen die passend is voor deze historische uitdaging;

    3.

    benadrukt in dit verband dat de begroting 2021 de eerste moet zijn van een geactualiseerd, op nieuwe leest geschoeid en zeer ambitieus MFK 2021-2027;

    4.

    herhaalt, overeenkomstig zijn resolutie van 13 mei 2020, zijn verzoek aan de Commissie om uiterlijk 15 juni 2020 een noodplan voor het MFK vast te stellen, uitgaande van een automatische verlenging van de plafonds voor 2020, teneinde de begunstigden van de EU-programma’s te beschermen en de continuïteit van de financiering te waarborgen; benadrukt dat dit noodplan voor het MFK het mogelijk moet maken om de bestaande EU-programma’s voort te zetten en meer te richten op het aanpakken van de gevolgen van de crisis, en tevens om de noodzakelijkste nieuwe instrumenten en initiatieven in te voeren; benadrukt dat ernaar gestreefd moet worden het gevaar van onderbrekingen of een chaotische verlenging van het huidige MKF en de programma’s in 2021 te voorkomen, te waarborgen dat de Unie in staat zal worden gesteld haar activiteiten voort te zetten en te zorgen voor een ambitieuze crisisrespons en een deugdelijke herstelstrategie;

    5.

    benadrukt dat lidstaten in hun eentje niet in staat zullen zijn een omvangrijk herstelplan te financieren om de COVID-19-crisis zo lang als het nodig is aan te pakken, en dat nationale herstelplannen zeer beperkt in omvang en duur zullen zijn als ze uitsluitend met schulden worden gefinancierd; is ervan overtuigd dat het herstelplan met ingang van 2021 gefinancierd moet worden met substantiële investeringen van de Uniebegroting en is daarom van mening dat de begroting 2021 een belangrijke bijdrage aan het herstelplan moet leveren;

    6.

    is van mening dat het herstelplan gebaseerd moet zijn op de Europese Green Deal en de digitale transformatie van onze maatschappij, en gericht moet zijn op de wederopbouw van onze economie, het waarborgen van veerkracht en inclusie, en het eerbiedigen van de grenzen van wat de planeet aankan, het beschermen van ieders welzijn en gezondheid tegen nieuwe risico’s en de aantasting van het milieu, het creëren van kwaliteitsbanen en het waarborgen van sociale, economische en territoriale samenhang en convergentie, met name door middel van investeringen in kmo’s in de sectoren die het zwaarst getroffen zijn door de crisis, zoals het toerisme, en in de ontwikkeling van duurzame openbare infrastructuur en diensten en van de strategische sectoren, zoals de zorgsector, die de frontlijn vormen van de strijd tegen de pandemie; verzoekt de Commissie een ontwerpbegroting 2021 te presenteren die deze prioriteiten weerspiegelt;

    7.

    is van mening dat de inkomstenzijde van de EU-begroting moet worden beschouwd als een instrument om het EU-beleid te verwezenlijken; benadrukt dat, teneinde de bijkomende kosten te dekken die de crisis met zich meebrengt en het grote aandeel van de bni-bijdragen aan de EU-begroting te verlagen, nieuwe bijkomende eigen middelen die als algemene ontvangsten rechtstreeks naar de EU-begroting vloeien een centrale rol moeten spelen met ingang van 2021; is van mening dat het niet invoeren van nieuwe eigen middelen negatieve politieke gevolgen zal hebben voor de begroting van de Unie voor 2021 en de nieuwe politieke agenda van de Commissie in het gedrang zal brengen; is in dit verband van mening dat de voorstellen van de Commissie inzake nieuwe eigen middelen van mei 2018 een goed uitgangspunt vormen dat verder moet worden uitgewerkt met het oog op de huidige crisis en andere uitdagingen; herinnert aan zijn standpunt zoals weergegeven in zijn tussentijds verslag van 14 november 2018 en zijn resolutie van 10 oktober 2019 dat het Europees Parlement niet zal instemmen met het MFK 2021-2027 als er geen overeenstemming wordt bereikt over de hervorming van het stelsel van eigen middelen van de EU, onder meer door middel van de invoering van een nieuw pakket eigen middelen;

    8.

    is ervan overtuigd dat de huidige crisis geen bedreiging mag vormen voor het streven naar het bereiken van klimaatneutraliteit tegen 2050, waarvoor de uitstoot van broeikasgassen tegen 2030 met 55 % verlaagd moet worden ten opzichte van 1990; herinnert eraan dat in het 2019 Emissions Gap Report van het milieuprogramma van de VN (UNEP) wordt opgeroepen tot een wereldwijde verlaging van de uitstoot van broeikasgassen met 7,6 % per jaar, om de temperatuurstijging onder de 1,5 oC te houden, wat voor de EU een verlaging met circa 6,8 % per jaar betekent; benadrukt wat voor enorme uitdaging dit is, vooral voor het verwezenlijken van de broodnodige duurzame, sociaal rechtvaardige transitie, waarbij rekening moet worden gehouden met de uiteenlopende situaties in de lidstaten en regio’s van de EU, en waarbij gezorgd moet worden voor een grootschalige toename van de werkgelegenheid; benadrukt dat, om in slechts tien jaar in deze ongekende uitdaging te slagen, dringend actie moet worden ondernomen en dat deze moet worden ondersteund door een sterke EU-begroting vanaf 2021;

    9.

    is bezorgd over verdere economische, sociale en politieke gevolgen van de crisis indien de EU niet snel zorgt voor nieuwe en doeltreffende instrumenten om de sociale samenhang te beschermen, banen te behouden en ontslagen op grote schaal te voorkomen; verwelkomt in dit verband het voorstel voor een programma voor steun om het risico op werkloosheid in noodsituaties te beperken (SURE) en de toezegging van de voorzitter van de Commissie om een wetgevingsvoorstel te presenteren voor een Europees herverzekeringsstelsel voor werkloosheid, met als doel om het zo snel mogelijk in te voeren;

    … en oplossingen te vinden voor de erger wordende sociale, milieu-, economische en financiële uitdagingen

    10.

    verwelkomt de voorstellen van de Commissie voor de Europese Green Deal en het investeringsplan voor een duurzaam Europa;

    11.

    wijst er evenwel op dat, om de doelstelling van een vermindering van de broeikasgasemissies met 40 % tegen 2030, dan wel de komende verhoogde doelstelling, te halen, volgens de raming van de Commissie jaarlijks een financieringstekort van ten minste 260 miljard EUR, plus bijkomende kosten voor milieubescherming, beheer van hulpbronnen en maatregelen voor sociale aanpassing, zal moeten worden opgevangen; is van mening dat, om de uitstoot van broeikasgassen en de totale koolstofvoetafdruk van de EU te verminderen, een grote sprong voorwaarts wat betreft politieke en financiële inspanningen gemaakt kan worden met behulp van een mechanisme voor koolstofcorrectie aan de grens (CBAM), het EU-emissiehandelssysteem (ETS) en de EU-klimaatwet; is van mening dat er afdoende middelen toegewezen moeten worden aan een eerlijke transitie, die ook moet bijdragen aan de aanpak van de gevolgen van de crisis;

    12.

    herhaalt dat het mandaat van het Parlement voor het MFK is vastgesteld in zijn tussentijds verslag van 14 november 2018 en dat dit betrekking heeft op de bepalingen inzake maxima, toewijzingen voor programma’s, eigen middelen en flexibiliteit, de tussentijdse herziening en horizontale beginselen zoals het mainstreamen van de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling, klimaat en gendergelijkheid; wijst erop dat het resultaat van de MFK-onderhandelingen grotendeels bepalend zal zijn voor de financiering van de EU-programma’s voor de volgende periode en herhaalt zijn standpunt dat de vastleggingskredieten voor de periode 2021-2027 moeten worden vastgesteld op 1 324,1 miljard EUR in prijzen van 2018, wat overeenkomt met 1,3 % van het bruto nationaal inkomen (bni) van de EU-27; is vastbesloten dit standpunt door te zetten en bijgevolg een begroting 2021 te verdedigen van 192,1 miljard EUR aan vastleggingskredieten in lopende prijzen; benadrukt dat er omvangrijke bijkomende kredieten nodig zijn bovenop de voorgestelde bedragen, om de huidige crisis het hoofd te bieden;

    13.

    onderstreept zijn standpunt dat de doelstellingen van het MFK voor de periode 2021-2027 inzake klimaat- en biodiversiteitsmainstreaming verder moeten gaan dan de niveaus van de beoogde uitgavenpercentages die zijn vastgesteld in het tussentijds verslag; streeft daarom voor 2021 naar een uitgavenniveau voor biodiversiteit van 10 % en voor klimaatmainstreaming van 30 %; herhaalt zijn verzoek aan de Commissie om duidelijke subsidiabiliteitscriteria vast te stellen voor een nieuwe strenge en alomvattende methodologie, vast te leggen in een kaderverordening, voor het definiëren en volgen van de relevante klimaat- en biodiversiteitsuitgaven overeenkomstig het beginsel “geen schade berokkenen”, samen met de overeenkomstige correctiemaatregelen, indien van toepassing, en het bewijsmechanisme om potentiële schadelijke gevolgen van EU-maatregelen voor de biodiversiteit en het klimaat vast te stellen, overeenkomstig zijn verbintenissen in het kader van het Akkoord van Parijs en zijn verzoek om de directe en indirecte subsidies voor fossiele brandstoffen geleidelijk af te schaffen;

    14.

    ondersteunt de mobilisatie van middelen en de flexibiliteit om middelen voor onderzoek en ontwikkeling (O&O) te mobiliseren voor maatregelen in verband met COVID-19, zoals de ontwikkeling van vaccins, nieuwe behandelingen, diagnostische tests en medische systemen om de verspreiding van het coronavirus te voorkomen en mensenlevens te redden;

    15.

    benadrukt dat de klimaatdoelstellingen van de Unie duurzame langetermijnoplossingen vereisen; benadrukt de cruciale rol van O&O bij het vinden van doeltreffende, realistische en uitvoerbare oplossingen ten behoeve van burgers, bedrijven en de maatschappij; onderstreept dat Horizon Europa het belangrijkste programma zal zijn voor de ontwikkeling van nieuwe oplossingen voor het klimaat; verzoekt om meer middelen voor alle deelnemende O&O-programma’s, teneinde de Unie te positioneren als wereldleider op het gebied van groene technologieën en haar mondiale concurrentievermogen op grotere schaal te versterken, haar afhankelijkheid van buitenlandse sleuteltechnologieën te verminderen, leider te worden op het gebied van informatie- en communicatietechnologieën (ICT), kunstmatige intelligentie (AI) en cyberveiligheid, nieuwe behandelingen voor ernstige ziekten zoals kanker te ontwikkelen en capaciteiten voor supercomputers en gegevensverwerking op te bouwen;

    16.

    merkt met grote bezorgdheid op dat veel buitengewoon goede onderzoeksvoorstellen niet kunnen worden uitgevoerd, niet vanwege een gebrek aan kwaliteit, maar wegens een ernstige gebrek aan financiering voor de programma’s; benadrukt dat onderzoek en innovatie zeer competitieve markten zijn en dat onderzoekers vaak in andere regio’s in de wereld gaan werken omdat er in Europa geen financiering beschikbaar is; onderstreept dat het VK de belangrijkste begunstigde van veel O&O-programma’s van de Unie was, maar in de toekomst een sterke concurrent zal zijn; verzoekt de Raad rekening te houden met het feit dat elke ontbrekende 10 miljard EUR in Horizon Europa zal leiden tot een bbp-verlies van 110 miljard EUR in de loop van de volgende 25 jaar; komt tot de conclusie dat lage begrotingsambities voor O&O in tegenspraak zouden zijn met de belofte om het concurrentievermogen of de bestrijding van de klimaatverandering te stimuleren, met name wat betreft de inspanningen die nog moeten worden geleverd om de Europa 2020-doelstelling van 3 % van het bbp te halen;

    17.

    benadrukt dat investeringen in vervoersinfrastructuur kunnen bijdragen tot de ondersteuning van de economie van de EU in de huidige context en de inspanningen om de klimaatverandering te bestrijden, en tot een verschuiving naar duurzame mobiliteit, met name door de voltooiing van het trans-Europees vervoersnetwerk (TEN-T), Shift2Rail en het beleid inzake de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen (CEF); verzoekt de Commissie alle CEF-projecten in overeenstemming te brengen met de doelstellingen van het Akkoord van Parijs;

    18.

    herhaalt dat een concurrerende ruimtevaartindustrie vitaal is voor het zakelijke klimaat in Europa, omdat deze zorgt voor kwalitatief hoogwaardige banen en een aanzienlijke hoeveelheid O&O-activiteiten en de autonomie van de Europese satellietinfrastructuur kan garanderen; benadrukt dat gegevens die worden gegenereerd in de ruimte als essentiële input kunnen dienen voor grond- en milieumonitoring;

    19.

    benadrukt dat kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) 99 % van alle bedrijven in de lidstaten uitmaken en een aanzienlijke bijdrage leveren aan het scheppen van werkgelegenheid, economische stabiliteit en, in toenemende mate, aan de inspanningen op het gebied van duurzaamheid, en dat deze bedrijven waarschijnlijk het meest te lijden hebben onder de economische neergang als gevolg van de COVID-19-uitbraak; benadrukt dat kmo’s moeilijkheden ondervinden bij het vinden van financieringsmogelijkheden en herinnert aan de rol van het EU-programma voor het concurrentievermogen van ondernemingen en kmo’s (COSME) in dit verband; herinnert aan het standpunt van het Parlement over de verdubbeling van de financiële middelen voor de opvolger ervan binnen het programma voor de interne markt voor het volgende MFK, die naar verwachting een succespercentage van kwalitatief hoogstaande voorstellen van ten minste 80 % mogelijk zal maken; benadrukt dat financiële steun voor kmo’s ook verleend moet worden via het voor kmo’s bedoelde onderdeel van InvestEU, om producten en diensten marktklaar te maken en ervoor te zorgen dat ze snel kunnen worden opgeschaald op internationale markten; herhaalt dat de mogelijkheden voor het opzetten en opschalen van startende ondernemingen verder moeten worden uitgebreid en dat bijzondere nadruk moet worden gelegd op de digitale transformatie van het mkb, ook gesteund door de “Single Market Gateway” als facilitator van het bedrijfsleven op het gebied van e-overheid, in overeenstemming met een ambitieus beleid inzake consumentenbescherming en de ecologische transitie van deze bedrijven; verwelkomt in dit verband bovendien de verschillende initiatieven van de Europese Investeringsbank (EIB), te weten de beschikbaarstelling van 40 miljard EUR voor de getroffen kmo’s, de 5 miljard EUR die beschikbaar is voor bedrijven in de gezondheidssector en het garantiefonds van 25 miljard EUR dat door de aandeelhouders moet worden gefinancierd;

    20.

    benadrukt dat de huidige crisis veel regio’s en sectoren zwaar zal treffen; is er in dit verband van overtuigd dat het cohesiebeleid een sleutelrol zal spelen en meer dan ooit van essentieel belang zal zijn om het economisch herstel in alle EU-gebieden te stimuleren, de economische, sociale en territoriale cohesie van de Unie te versterken en extra financiering en meer flexibiliteit zal vereisen om de complexe ecologische, sociale, economische en demografische uitdagingen die voor ons liggen, aan te gaan; benadrukt dat, als de goedkeuring van het MFK voor 2021-2027 en de bijbehorende rechtsgrondslag wordt uitgesteld, een overgangsperiode tussen de twee programmeringsperioden onontbeerlijk zal zijn;

    21.

    is van mening dat voor het toerisme, als een van de sectoren die het zwaarst getroffen is door de crisis, een omvattende strategie opgesteld moet worden, die gepaard moet gaan met een specifieke toewijzing, te besteden via een nieuw EU-programma in het kader van het volgende MFK; dringt erop aan dat specifieke aandacht en steun moet worden gegeven aan familie- en kleine bedrijven, vooral in het agritoerisme en de kleinschalige horeca, voor wie het moeilijker zal worden te voldoen aan de nieuwe veiligheidsnormen, alsmede aan eiland- en ultraperifere regio’s;

    22.

    onderstreept, in het licht van de onmiddellijke en langdurige ernstige sociale gevolgen van de huidige situatie, het belang van de volledige tenuitvoerlegging van de Europese pijler van de sociale rechten in de EU-begroting voor 2021 en de cruciale rol van versterkte sociale acties van de EU, met name het Europees Sociaal Fonds+, in het economisch herstel, en in het bijzonder het aanpakken van de werkloosheid onder jongeren en ouderen, kinderarmoede, het risico van armoede en sociale uitsluiting, discriminatie, het waarborgen van een versterkte sociale dialoog, het aanpakken van de structurele demografische veranderingen op lange termijn en het garanderen van toegang voor iedereen, en met name voor de vergrijzende bevolking, tot vitale en essentiële diensten zoals gezondheidszorg, mobiliteit, adequate voeding en fatsoenlijke huisvesting;

    23.

    dringt erop aan dat in de begroting 2021 bijzondere aandacht wordt besteed aan de behoeften van en de betrekkingen met de landen en gebieden overzee, aangezien deze sterk te lijden kunnen hebben van de negatieve gevolgen van de klimaatverandering; benadrukt bovendien dat de toegang tot fondsen voor de landen en gebieden overzee, die vanwege hun bijzondere status en omvang over beperkte administratieve middelen en deskundigheid beschikken, moet worden verbeterd;

    24.

    benadrukt dat binnenlandse veiligheid een grote speelt bij de verwachtingen van de EU-burgers omtrent een Unie die hen beschermt; onderstreept dat veiligheidsrisico’s, zoals terroristische aanslagen, grensoverschrijdende georganiseerde misdaad en nieuwe soorten misdaad, zoals cybercriminaliteit, een constante dreiging vormen voor de cohesie in de Europese Unie en een sterke, gecoördineerde Europese respons vereisen; is van mening dat dit een intensievere grensoverschrijdende samenwerking vereist tussen de bevoegde autoriteiten; benadrukt dat het versterken en moderniseren van IT-systemen met bijzondere aandacht voor een hogere interoperabiliteit van systemen en een betere toegang tot en leesbaarheid van gegevens, onontbeerlijk is voor een doeltreffende en snelle samenwerking tussen politie, justitie en andere bevoegde autoriteiten; neemt kennis van het feit dat de Commissie in 2021 naar verwachting een nieuwe veiligheidsstrategie voor de Unie zal lanceren, die zal bestaan uit een reeks initiatieven op belangrijke terreinen in verband met deze bedreigingen;

    25.

    verzoekt de Commissie de financiële middelen toe te kennen die nodig zijn om een uitbreiding van de capaciteit van het EU-mechanisme voor civiele bescherming te waarborgen zodat de EU beter voorbereid is en kan reageren op allerlei soorten natuurrampen, pandemieën en noodsituaties, zoals chemische, biologische, stralinggerelateerde en nucleaire noodsituaties; herhaalt hoe belangrijk het EU-mechanisme voor civiele bescherming is om burgers beter te kunnen beschermen tegen rampen;

    26.

    benadrukt het succes van het programma Erasmus+ voor het stimuleren van de mobiliteit, training en vaardigheden van jongeren; wijst erop dat het programma adequaat moet worden gefinancierd, onder meer om het toegankelijk te maken voor mensen van alle achtergronden en leeftijdsgroepen;

    27.

    herinnert eraan dat de bevordering van Europese waarden en culturen een actieve rol speelt bij de ondersteuning van democratie, non-discriminatie en gendergelijkheid, alsmede bij de aanpak van desinformatie en nepnieuws; benadrukt in dit verband dat er voldoende middelen moeten worden uitgetrokken voor programma’s op het gebied van justitie, rechten en waarden en dat de middelen voor de ondersteuning van slachtoffers van gendergerelateerd geweld in het kader van dit programma moeten worden versterkt; onderstreept dat de culturele en creatieve sectoren, evenals het toerisme, tot de sectoren behoren die het zwaarst getroffen zijn door de crisis die de EU doormaakt, en dat dit ook in de toekomst het geval zal zijn; roept op tot noodmaatregelen voor deze sectoren en tot een versterking van het programma Creatief Europa;

    28.

    verwacht dat er in 2021 een sterk EU-mechanisme voor democratie, rechtsstaat en grondrechten zal zijn ingevoerd; benadrukt dat het toekomstige MFK voor 2021-2027 een voorwaardelijkheidsclausule moet omvatten voor de bescherming van de democratie, de rechtsstaat en de grondrechten, die moet waarborgen dat de lidstaten, om gebruik te kunnen maken van EU-financiering, artikel 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie volledig moeten naleven;

    29.

    is van mening dat het Europees Solidariteitskorps een zeer belangrijk instrument is voor het bevorderen van de betrokkenheid van de burgers in de hele Unie en voor het versterken van het burgerschap van de Unie; benadrukt dat de begroting voor 2021 voor het Europees Solidariteitskorps aan moet sluiten bij de hoge verwachtingen die bij jongeren in heel Europa zijn gewekt, vooral in het onderdeel vrijwilligerswerk; roept op tot het toewijzen van afdoende middelen om te kunnen voldoen aan de hoge vraag naar vrijwilligerswerk;

    30.

    dringt erop aan voorrang te verlenen aan het toewijzen van toereikende middelen ter ondersteuning van de activiteiten van maatschappelijke organisaties en andere belanghebbenden die zich bezighouden met de bevordering van rechten en de versterking en bevordering van de waarden van de Unie en de rechtsstaat, onder meer via het toekomstige programma Burgers, gelijkheid, rechten en waarden, in een tijd waarin in sommige lidstaten de rol van het maatschappelijk middenveld kleiner wordt;

    31.

    wijst op het verontrustende en toenemende verzet tegen gendergelijkheid en vrouwenrechten en het belang van EU-instrumenten zoals het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking (NDICI) om deze situatie tegen te gaan; betreurt het dat de Commissie geen specifiek programma inzake gendergelijkheid heeft opgenomen in haar voorstel, en pleit voor ambitieuze en specifieke begrotingstoewijzingen ter ondersteuning van vrouwelijke mensenrechtenverdedigers en de bescherming en bevordering van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten; onderstreept daarom de noodzaak om de begrotingstoewijzingen ter ondersteuning van de universele eerbiediging van en toegang tot seksuele en reproductieve gezondheid en rechten te versterken;

    32.

    wijst erop dat het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) en het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) hoekstenen zijn van de Europese integratie, die tot doel hebben een veilige en hoogwaardige voedselvoorziening en voedselsoevereiniteit voor alle Europeanen, de goede werking van de voedselmarkten, de duurzame ontwikkeling van de plattelandsgebieden, de generatievernieuwing en het duurzame beheer van de natuurlijke hulpbronnen en het behoud van de biodiversiteit te waarborgen; herinnert aan de sleutelrol die dit beleid speelt bij het leveren van een bijdrage aan een stabiel en aanvaardbaar inkomen voor boeren en vissers, met name in de huidige moeilijke context; herinnert aan zijn standpunt voor de onderhandelingen voor het MFK 2021-2027 dat de begrotingen voor het GLB en het GVB op hetzelfde niveau moeten blijven; vraagt om dit beleid te versterken en om bijzondere aandacht te besteden aan kleinschalige landbouw en visserij; merkt op dat het GLB, samen met andere beleidsmaatregelen van de Unie, een belangrijke rol zal moeten spelen bij het verwezenlijken van de doelstellingen van de Europese Green Deal;

    33.

    verzoekt de Commissie om in haar voorstel en het latere wijzigingsbesluit voor de ontwerpbegroting 2021 rekening te houden met het resultaat van het politieke akkoord dat moet worden bereikt over de overgangsmaatregelen voor het jaar 2021 (toegelicht in het voorstel van de Commissie van 31 oktober 2019 (COM(2019)0581)); verzoekt de lidstaten voorts te waarborgen dat tijdig voldoende middelen worden toegewezen aan de voortdurende verbetering van de kwaliteit van de aan de Unie gerapporteerde gegevens en indicatoren, teneinde volledig te voldoen aan de doelstellingen van het initiatief voor een resultaatgerichte EU-begroting; dringt aan op de noodzaak van kwalitatief hoogstaande gegevens en indicatoren om het GLB naar behoren te kunnen beoordelen;

    34.

    neemt nota van de meest recente ontwikkelingen met betrekking tot de migratiesituatie aan de buitengrens van de EU met Turkije, die hebben geleid tot de recente goedkeuring van een gewijzigde begroting 1/2020 als reactie op de toegenomen migratiedruk; benadrukt dat er in de begroting voor 2021 voldoende middelen moeten worden uitgetrokken om te anticiperen op het mogelijke aanhouden of zelfs verslechteren van deze situatie; herinnert aan de noodzaak van solidariteit en samenwerking tussen alle lidstaten op dit gebied en bij het verwezenlijken van een gemeenschappelijk asielbeleid; benadrukt de extra noodzaak als gevolg van de uitbraak van COVID-19 om specifieke maatregelen te nemen voor migranten als bijzonder kwetsbare personen, met inbegrip van preventieve evacuatie en herhuisvesting; herinnert eraan dat het in de voorgaande periode regelmatig nodig is geweest meer middelen vrij te maken voor het Fonds voor asiel, migratie en integratie om de lidstaten te helpen de vluchtelingencrisis in goede banen te leiden, en dat voor dat doel speciale instrumenten moesten worden gemobiliseerd of gewijzigde begrotingen moesten worden vastgesteld wegens een te laag plafond in rubriek 3; verwacht dat lidstaten begrijpen wat in hun eigen belang is en dat zij het effect van de vertraging in de goedkeuring van de Dublin IV-verordening zullen compenseren door de noodzakelijke kredieten beschikbaar te stellen en zich onderling solidair te tonen op dit terrein; wijst erop dat er voldoende financiële middelen nodig zijn om de levensomstandigheden van migranten en vluchtelingen in de vluchtelingenkampen in de EU te verbeteren, voor wetshandhaving, opleiding voor grens- en kustwachtpersoneel, en voor doeltreffende maatregelen voor de integratie van migranten en vluchtelingen;

    35.

    wijst erop dat goed beheerde legale migratie belangrijk is om te zorgen voor een adequate reactie op de evoluerende arbeidsmarkt;

    36.

    wijst erop dat Turkije de grootste vluchtelingenpopulatie ter wereld blijft herbergen en dat thans discussies plaatsvinden over de wijze waarop de EU steun aan Turkije moet blijven verlenen na afloop van haar verbintenissen in het kader van de EU-faciliteit voor vluchtelingen in Turkije;

    37.

    onderstreept dat onmiddellijke solidariteitsmaatregelen, in het bijzonder een herplaatsingsprogramma, moeten worden ingevoerd in afwachting van een zinvolle hervorming van de asielregels van de EU; dringt er voorts op aan dat in de begroting van de EU middelen beschikbaar blijven voor de ondersteuning van vluchtelingen in Turkije;

    38.

    dringt aan op een ambitieuze begroting voor 2021 die de EU in staat stelt de uitdagingen op het gebied van buitenlands beleid aan te gaan; herinnert eraan dat vrede en solidariteit kernwaarden zijn die consequent moeten worden bevorderd vanuit de EU-begroting; benadrukt de behoefte aan meer middelen voor de landen van de Westelijke Balkan en de landen van het Oostelijk en Zuidelijk Nabuurschap om de politieke en economische hervormingen te ondersteunen, alsmede voor andere regio’s die behoefte hebben aan financiële steun voor hun ontwikkeling;

    39.

    meent dat de financiering uit het instrument voor pretoetredingssteun (IPA III) vooral moet worden gericht op de werking van de democratische instellingen, de rechtsstaat, goed bestuur en openbaar bestuur; verwelkomt het feit dat het groene licht is gegeven voor het openen van de toetredingsonderhandelingen met Albanië en Noord-Macedonië en dringt aan op passende financiële maatregelen om de politieke hervormingen en de aanpassing aan het acquis te ondersteunen;

    40.

    benadrukt dat de financiële steun uit hoofde van IPA III afhankelijk moet worden gesteld van de eerbiediging van de Europese waarden zoals de rechtsstaat, de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht, de democratie, de eerbiediging van de fundamentele waarden en goede nabuurschapsbetrekkingen; verzoekt de Commissie toezicht te houden op de naleving van deze voorwaarden; vraagt de Commissie om de middelen die momenteel in het kader van IPA III beschikbaar zijn, via rechtstreeks beheer door de EU te gebruiken om het maatschappelijk middenveld van Turkije, mensenrechtenverdedigers en journalisten te ondersteunen en om meer mogelijkheden te creëren voor interpersoonlijke contacten, academische dialoog, toegang voor Turkse studenten tot Europese universiteiten en mediaplatforms voor journalisten, met het doel om de democratische waarden en beginselen, de mensenrechten en de rechtsstaat te beschermen en te bevorderen;

    41.

    onderstreept dat het standpunt van het Parlement in eerste lezing over het NDICI op 4 maart 2019 werd aangenomen en dat zijn mandaat inzake het NDICI op 8 oktober 2019 werd bekrachtigd; wijst op zijn standpunt dat het voorstander is van een bijdrage van 45 % van de totale financiële middelen van het NDICI aan klimaatdoelstellingen, milieubeheer en -bescherming, biodiversiteit en het bestrijden van woestijnvorming, en over de aanpak van de onderliggende oorzaken van migratie en gedwongen ontheemding, en legt sterk de nadruk op de bevordering van de democratie, de rechtsstaat en de mensenrechten, waaronder de rechten van vrouwen, kinderen, vluchtelingen, ontheemden, LGBTI-personen, mensen met een handicap, inheemse volkeren en etnische en religieuze minderheden;

    42.

    herinnert eraan dat de langdurige oplossing voor het huidige migratieverschijnsel te vinden is in de politieke, economische en sociale ontwikkeling van de landen waaruit de migratiestromen afkomstig zijn; dringt erop aan dat de respectieve programma’s op het gebied van het buitenlands beleid voldoende financiële middelen krijgen om eerlijke en wederzijds voordelige partnerschappen tussen de EU en de landen van herkomst en doorvoer, met inbegrip van de landen op het Afrikaanse continent, te ondersteunen; roept de EU, in dit kader en met het oog op de moeilijke financiële situatie waarin de Organisatie van de Verenigde Naties voor hulpverlening aan Palestijnse vluchtelingen in het Nabije Oosten (UNRWA) zich bevindt, op in 2021 meer financiële ondersteuning toe te kennen aan het agentschap zodat de verlening van vitale diensten aan miljoenen Palestijnse vluchtelingen niet wordt onderbroken;

    43.

    is bezorgd over de snelle wereldwijde verspreiding van de COVID-19-pandemie en de gevolgen daarvan voor de getroffen landen; is ervan overtuigd dat internationale samenwerking van cruciaal belang is om deze mondiale crisis te boven te komen; is van mening dat de EU het voortouw moet nemen bij de wereldwijde inspanningen om de pandemie in te dammen en de gevolgen ervan te beperken; roept de Unie op om solidariteit te tonen met de getroffen derde landen, onder meer door extra middelen vrij te maken om de getroffen landen te helpen hun economie weer op te bouwen, de sociaaleconomische gevolgen van deze crisis te verzachten en de capaciteit van de volksgezondheidsstelsels in de hele wereld te versterken;

    44.

    herinnert eraan dat mensenrechten een integrerend deel uitmaken van het EU-beleid voor extern optreden; benadrukt opnieuw dat meer financiering nodig is om de mensenrechten wereldwijd te ondersteunen, met bijzondere aandacht voor de bescherming van mensenrechtenverdedigers, vooral wanneer deze gevaar lopen; benadrukt in dit verband de noodzaak om de steun voor het EU-mechanisme ter verdediging van de mensenrechten (Protectdefenders.eu) te handhaven en de toewijzing voor dit mechanisme te verhogen; meent dat de EU zich volledig moet onthouden van bijstand via begrotingssteun in landen die schromelijk tekortschieten bij het naleven van de internationale normen op het gebied van mensenrechten en democratie en die onvoldoende bereidheid tonen om corruptie te bestrijden; wijst op het belang van verkiezingswaarnemingsmissies, met name door plaatselijke maatschappelijke organisaties, en dringt aan op een passend financieringsniveau hiervoor;

    45.

    dringt aan op meer financiële steun voor strategische communicatie om desinformatiecampagnes tegen te gaan, die steeds vaker worden gebruikt om de democratische orde in de Unie en de nabuurschapslanden van de Unie te ondermijnen; benadrukt het belang van “EUvsDisinfo”, het vlaggenschipproject van de taskforce East StratCom van de Europese Dienst voor extern optreden, in de strijd tegen desinformatie, propaganda en buitenlandse invloed;

    46.

    wijst op de noodzaak van het leveren van passende financiële steun om een kader te creëren voor een echte Europese defensie-unie, strategische autonomie te bevorderen en de rol van de EU op wereldniveau te ondersteunen; benadrukt in het bijzonder dat moet worden vastgehouden aan het standpunt van het Parlement over de bedragen voor het Europees Defensiefonds (EDF) en voor militaire mobiliteit; benadrukt dat in het kader van het Europees Defensieagentschap (EDA), de permanente gestructureerde samenwerking (PESCO), het EDF en andere initiatieven moet worden gezorgd voor voortdurende ondersteuning en betere coördinatie van het beleid en optreden op defensiegebied; dringt er bij de Commissie op aan ervoor te zorgen dat de administratieve en operationele uitgaven van EDA en PESCO uit de begroting van de Unie worden gefinancierd, zodat het EP zijn begrotingstaken weer kan uitvoeren, overeenkomstig artikel 41 VEU;

    47.

    herhaalt dat de nieuwe architectuur van de externe financieringsinstrumenten (EFI) moet zorgen voor meer samenhang, verantwoording, efficiëntie en democratisch toezicht; benadrukt dat het Parlement een grotere rol moet spelen in de strategische sturing van de nieuwe instrumenten; verwacht reeds in een vroeg stadium betrokken te worden bij de (pre)programmering van de nieuwe instrumenten;

    48.

    dringt er bij de Commissie op aan alle mogelijke scenario’s te evalueren en hierop te anticiperen om een gedegen financieel beheer van de Uniebegroting te waarborgen door duidelijke toezeggingen te formuleren, mechanismen vorm te geven en de EU-begroting te beschermen; roept de Commissie op te garanderen dat bij de toekomstige deelname van het VK aan de programma’s van de EU wordt gezorgd voor een eerlijk evenwicht wat bijdragen en baten betreft;

    49.

    uit zijn voornemen het Verenigd Koninkrijk voor zo veel mogelijk EU-programma’s als een zo hecht mogelijke partner te behandelen, met name in het kader van Erasmus+ en Horizon Europa;

    50.

    herinnert aan de cruciale rol die EU-agentschappen spelen bij de verwezenlijking van de beleidsdoelstellingen van de EU en bevestigt wederom hoe belangrijk het is dat deze organen beschikken over voldoende en voorspelbare financiële en personele middelen om hun mandaat op efficiënte wijze te kunnen uitvoeren, en verwerpt ongerechtvaardigde en willekeurige bezuinigingen op hun begroting in reële termen; onderstreept de belangrijke rol die is weggelegd voor het Europees Milieuagentschap bij het creëren van bewustzijn omtrent klimaatverandering, voor de Europese Arbeidsautoriteit bij de bevordering van de arbeidsmobiliteit en voor het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken en het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten bij het ondersteunen van asielzoekers die in Europa bescherming zoeken;

    51.

    benadrukt tegelijkertijd dat het strikt noodzakelijk is mensenhandel en -smokkel te bestrijden en de EU-agentschappen voor justitie en binnenlandse zaken, die lidstaten bijstaan aan hun buitengrenzen, zoals het Europees Grens- en kustwachtagentschap (Frontex), te ondersteunen; neemt nota van de rol die Frontex moet spelen in de context van de huidige migratiecrisis aan de buitengrenzen van de EU met Turkije; roept op tot de toewijzing van toereikende middelen voor het grensbeheer op de begroting 2021;

    52.

    wijst erop dat de agentschappen die zich bezighouden met samenwerking op het gebied van veiligheid, rechtshandhaving en strafrecht steeds meer taken krijgen; vraagt om meer financiële middelen en personeel voor deze agentschappen, met name voor het Agentschap van de Europese Unie voor justitiële samenwerking in strafzaken (Eurojust), Europol, de Europese Politieacademie (CEPOL), het Agentschap van de Europese Unie voor cyberbeveiliging (ENISA) en het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving (EWDD), alsmede om voldoende financiering en personeel voor agentschappen die zich bezighouden met de bestrijding van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme;

    53.

    maakt zich zorgen over de ontoereikende financiering die in de begrotingsprocedure voor 2020 werd toegekend aan het Europees Openbaar Ministerie (EOM) en verzoekt de Commissie voor 2021 het aantal posten en financiële middelen voor dit institutionele orgaan te verhogen en de budgettaire autonomie van het EOM te waarborgen; benadrukt dat de oprichting van het EOM niet mag leiden tot een beperking van de capaciteit van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) om goed te functioneren;

    54.

    dringt er wegens de recente uitbraak van COVID-19 in Europa en de noodzaak van een snelle, gecoördineerde en samenhangende EU-respons bij de Commissie op aan te zorgen voor toereikende en hoognodige financiering voor de relevante EU-agentschappen die zullen deelnemen aan en de Commissie en lidstaten zullen ondersteunen bij de inspanningen om deze pandemie te bestrijden, in het bijzonder voor het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (ECDC) en het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA); dringt er bij de Commissie en de Raad op aan zich te onthouden van het verlagen van de middelen voor het Europees Agentschap voor chemische stoffen (ECHA) en de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA);

    55.

    benadrukt in het bijzonder de noodzaak om het Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators (ACER) aanzienlijk te versterken, rekening houdend met de bijkomende taken die het op grond van recente wetgeving, waaronder het “pakket schone energie”, toegewezen heeft gekregen; herinnert er verder aan dat het Bureau voor ondersteuning van Berec (Berec-Bureau) aanvullende middelen nodig heeft om uitvoering te kunnen geven aan zijn taken, die zijn vastgelegd in de Berec-verordening en het Europees wetboek voor elektronische communicatie;

    56.

    herinnert eraan dat geen enkel beleid van de Unie, of het nu gaat om het aanpakken van de COVID-19-crisis of om de uitvoering van de Europese Green Deal, naar behoren kan worden uitgevoerd zonder de steun van een toegewijd EU-ambtenarenapparaat en voldoende financiële middelen;

    57.

    is van mening dat de conferentie over de toekomst van Europa, in de huidige politieke en economische context, naar behoren moet worden gesteund, ook in financieel opzicht, en dat de Commissie, naast andere instellingen die bij dit project betrokken zijn, over de middelen moet beschikken die noodzakelijk zijn om er een succes van te maken;

    58.

    verzoekt de Commissie het goede voorbeeld te geven door te garanderen dat aanbestedingen kwalitatief hoogwaardig en sociaal verantwoord zijn, zodat contracten worden gegund aan bedrijven die de milieu- en belangrijkste arbeidsnormen eerbiedigen, en door betere en strengere criteria te hanteren ter voorkoming van belangenconflicten;

    59.

    verzoekt om een evaluatie vanuit genderperspectief van de vorige begrotingsperiode en de toepassing van genderbudgettering op de begroting 2021; vraagt de Commissie in dit verband om in de ontwerpbegroting een bijlage op te nemen waarin genderspecifieke informatie wordt gecompileerd met betrekking tot doelstellingen, inputs, outputs en resultaten, alsmede een overzicht van financiële toezeggingen voor gendergelijkheid en bijbehorende maatregelen voor het controleren van de effectiviteit;

    Toereikende en realistische betalingsniveaus

    60.

    is vastbesloten een nieuwe betalingscrisis te voorkomen, in het bijzonder tegen de achtergrond van de COVID-19-pandemie; herhaalt dat bij het totale maximum voor de betalingskredieten rekening moet worden gehouden met het ongekende volume van eind 2020 nog te betalen vastleggingen, dat onder het volgende MFK moet worden afgewikkeld; wijst er verder op dat de aandacht bij de betalingskredieten in 2021 vooral gericht zal zijn op de voltooiing van de programma’s voor de periode 2014-2020; benadrukt evenwel dat dit de start van nieuwe programma’s niet in de weg mag staan;

    61.

    benadrukt daarom, in overeenstemming met de maatregelen voor 2020, dat het noodzakelijk is om in het kader van de aanpak van de COVID-19-pandemie een hoog liquiditeitsniveau voor de lidstaten te blijven waarborgen;

    62.

    onderstreept dat samenwerking tussen de lidstaten op het gebied van de heffing van inkomstenbelasting veel meer zou opleveren voor hun nationale begrotingen dan een willekeurige bezuiniging op de jaarlijkse uitgaven van de EU-begroting;

    63.

    verzoekt de Commissie te garanderen dat er geen EU-financiering wordt toegekend aan partijen waarvoor beperkende EU-maatregelen gelden (met inbegrip van contractanten of subcontractanten, deelnemers aan workshops en/of trainingen en ontvangers van financiële steun aan derden);

    64.

    is stellig van oordeel dat het alle rechtspersonen die begunstigden zijn van juridische entiteiten die financiële middelen ontvangen uit de EU-begroting op grond van de voorschriften van deze verordening betreffende het meerjarig financieel kader voor 2021-2027 moet worden verboden financiële middelen te ontvangen uit de bestaande en de toekomstige Europese begroting, met inbegrip van rechtstreekse landbouwbetalingen en uitkeringen, uitgaven, garanties of andere baten in dit kader, als er sprake is van een duidelijk belangenconflict in de zin van artikel 61 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 tot vaststelling van de financiële regels;

    65.

    herhaalt zijn reeds lang gehuldigde standpunt dat de nieuwe politieke prioriteiten en de toekomstige uitdagingen voor de EU moeten worden gefinancierd met nieuwe kredieten en niet door verlaging van de kredieten voor bestaande programma’s; is van mening dat dit beginsel ook moet worden toegepast bij gewijzigde begrotingen;

    66.

    merkt op dat voor de begroting voor 2021, de eerste begroting van het volgende MFK, waarover nog overeenstemming moet worden bereikt, een nieuwe begrotingsnomenclatuur zal worden gebruikt; verzoekt de Commissie de begrotingsautoriteit naar behoren bij de voorbereiding te betrekken; is van mening dat de nieuwe nomenclatuur niet alleen beter moet worden afgestemd op de beleidsprioriteiten, maar ook gedetailleerd genoeg moet zijn zodat de begrotingsautoriteit zijn rol op het gebied van besluitvorming doeltreffend kan vervullen en het Parlement met name zijn taken met betrekking tot democratisch toezicht en controle kan uitoefenen;

    67.

    merkt op dat het Parlement, als tak van de begrotingsautoriteit die rechtstreeks door de burgers is gekozen, zijn politieke rol zal vervullen en voorstellen zal doen voor proefprojecten en voorbereidende acties waarin zijn politieke visie voor de toekomst tot uiting zal komen; verbindt er zich in deze context toe een pakket proefprojecten en voorbereidende acties voor te stellen dat is uitgewerkt in nauwe samenwerking met elk van zijn commissies, om de juiste balans te vinden tussen politieke wil en de door de Commissie beoordeelde technische haalbaarheid;

    o

    o o

    68.

    verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de Rekenkamer.

    (1)  https://www.ipcc.ch/sr15/

    (2)  PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1.

    (3)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 884.

    (4)  PB C 373 van 20.12.2013, blz. 1.

    (5)  PB L 168 van 7.6.2014, blz. 105.

    (6)  PB L 57 van 27.2.2020, blz. 1.

    (7)  Aangenomen teksten, P8_TA(2018)0449.

    (8)  Aangenomen teksten, P9_TA(2019)0032.

    (9)  Aangenomen teksten, P9_TA(2020)0054.

    (10)  Aangenomen teksten, P9_TA(2020)0065.

    (11)  Aangenomen teksten, P9_TA(2020)0124.

    (12)  Aangenomen teksten, P9_TA(2020)0015.

    (13)  PB C 242 van 10.7.2018, blz. 24.

    (14)  Aangenomen teksten, P9_TA(2020)0005.


    Top