EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52020AR1360

Advies van het Europees Comité van de Regio’s over het Europees klimaatpact

COR 2020/01360

PB C 440 van 18.12.2020, p. 99–106 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

18.12.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 440/99


Advies van het Europees Comité van de Regio’s over het Europees klimaatpact

(2020/C 440/17)

Rapporteur:

Rafał Kazimierz TRZASKOWSKI (PL/EVP), burgemeester van Warschau

Referentiedocument:

brief van Maroš Šefčovič van 11 maart 2020, vicevoorzitter Europese Commissie

BELEIDSAANBEVELINGEN

HET EUROPEES COMITÉ VAN DE REGIO’S

Verwezenlijking van de doelstellingen van de Europese Green Deal na COVID-19

1.

is ingenomen met het voorstel van de Commissie tot instelling van een Europees klimaatpact dat erop gericht is de burgers en hun gemeenschappen te betrekken bij het ontwerpen van klimaat- en milieumaatregelen door middel van concrete acties in het veld, het stimuleren van een open dialoog met alle actoren, het creëren van synergieën, het opbouwen van capaciteit en het aanzwengelen van klimaatacties. Het pact moet worden ontwikkeld als een innovatief bestuursinstrument dat communicatie, samenwerking en informatie-uitwisseling in twee richtingen tussen niveaus, sectoren en gebieden mogelijk maakt teneinde de doeltreffendheid en legitimiteit van het klimaatbeleid van de EU te vergroten.

2.

Een “pact” verwijst gewoonlijk naar een verbintenis tussen gelijkwaardige partners tot gemeenschappelijk of wederzijds voordeel en tot verwezenlijking van gemeenschappelijke doelstellingen. Lokale en regionale overheden zijn dan ook bereid om in het kader van het klimaatpact samen te werken met EU-instellingen, lidstaten en alle relevante belanghebbenden om gezamenlijk de doelstellingen van klimaatneutraliteit en de verwezenlijking van de VN-doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling na te streven. De gemeenschappelijke aanpak van het pact mag echter niet voorbijgaan aan de uiteenlopende problemen die de klimaatverandering in de verschillende gebieden van de EU veroorzaakt; de gemeenschappelijke doelstellingen moeten dan ook een afspiegeling zijn van de specifieke geografische behoeften, mede op basis van een systematische beoordeling van deze behoeften en kenmerken.

3.

De COVID-19-pandemie en de economische crisis die erdoor wordt veroorzaakt, zullen ons er waarschijnlijk toe dwingen de oorspronkelijke opzet van het klimaatpact te vervolledigen. De Europese Commissie en de lidstaten moeten er evenwel voor zorgen dat de huidige crisis de noodzakelijke transitie van de Europese Unie naar klimaatneutraliteit niet vertraagt maar veeleer wordt aangegrepen als een kans om deze transitie te versnellen. Daarbij moet o.m. een doelstelling van ten minste 55 % CO2-reductie in 2030 worden vastgesteld.

4.

Het Europees Comité van de Regio’s (CvdR) wijst er nogmaals op dat de 17 doelstellingen voor duurzame ontwikkeling (SDG’s) van de Verenigde Naties als integrerend onderdeel van de Green Deal moeten worden beschouwd, en is het dan ook met de Verenigde Naties eens dat naast maatregelen voor klimaat- en natuurbescherming ook de sociale dimensie als een onlosmakelijk element van duurzaamheid moet worden opgevat. De kansen op sociale participatie moeten voor de gehele Europese bevolking worden gegarandeerd. Hierbij moet niet alleen gedacht worden aan sociale zekerheid, maar in het bijzonder ook aan gelijke behandeling van mannen en vrouwen, toegang tot hoogwaardig onderwijs en bescherming van de gezondheid voor alle mensen van alle leeftijden. Voorts zij erop gewezen dat inzet voor de 17 SDG’s ook samenwerking met partners buiten de EU op basis van dezelfde waarden omvat.

5.

Het klimaatpact moet in de eerste plaats een katalysator zijn voor samenwerking tussen de lokale en regionale overheden en de Europese instellingen. Het moet dienen als een innovatief governance-instrument om ideeën te ontwikkelen, veldinformatie naar het EU-besluitvormingsproces door te sluizen, de tenuitvoerlegging van EU-beleid te verbeteren, maatregelen ter bestrijding van de klimaatverandering te coördineren en tegelijkertijd de economische crisis als gevolg van de COVID-19-pandemie aan te pakken. Economische stimuleringsmaatregelen moeten zowel de veerkracht van de samenleving als het koolstofarm maken van de economie ten goede komen, met als doel uiterlijk in 2050 klimaatneutraliteit te bereiken. Nagegaan moet worden wat de milieu- en klimaatimpact van al het geplande beleid is.

6.

Het klimaatpact moet een impuls geven aan de verbintenissen die op lokaal niveau al zijn aangegaan door lokale actoren (kmo’s, scholen, lokale autoriteiten, universiteiten enz.) en nieuwe verbintenissen genereren om van Europa in 2050 het eerste klimaatneutrale continent te maken.

7.

Het klimaatpact moet dan ook fungeren als een “overkoepelend” initiatief met een eigen naam voor de bestaande en toekomstige lokale klimaatpacten (1) of lokale partnerschappen, waarbij samen met het middenveld, het bedrijfsleven en andere relevante belanghebbenden wordt gewerkt aan duidelijke klimaatdoelstellingen. Het moet bij de burgers een draagvlak voor klimaatmaatregelen helpen creëren, uitwisseling van goede praktijken en de navolging en opschaling van de meest succesvolle Europese initiatieven vergemakkelijken en de totstandkoming van lokale klimaatpacten in de hele EU stimuleren.

8.

Het Comité is ingenomen met de expliciete toezegging van de Commissie dat zij in het kader van de Europese Green Deal bijzondere aandacht zal besteden aan de ultraperifere gebieden, met inachtneming van hun kwetsbaarheid voor klimaatverandering en natuurrampen en hun buitengewone troeven, zoals hun biodiversiteit en bronnen van hernieuwbare energie, en kijkt uit naar specifieke maatregelen in dit verband.

9.

Het CvdR herhaalt zijn toezegging om de Commissie en de lokale en regionale overheden te steunen bij de succesvolle uitvoering van de Green Deal en met name om van het klimaatpact een krachtig instrument te maken om lokale en regionale overheden bij dit ambitieuze project bij te staan en hun een proactieve rol toe te kennen. Deze innovatieve transversale benadering van de Green Deal en het economisch herstel vergen een gloednieuwe aanpak van de capaciteitsopbouw bij lokale en regionale overheden, met aandacht voor alle sectoren en een meer geïntegreerd beheer. Het klimaatpact moet de gelegenheid bieden om een Green Deal-cultuur in alle lokale en regionale overheden tot stand te brengen en burgers bewust te maken van en te betrekken bij alle relevante beleidsgebieden.

10.

De huidige noodsituatie op gezondheidsgebied in verband met de COVID-19-pandemie laat eens te meer zien dat lokale en regionale overheden overal in Europa een rol spelen als cruciale besluitvormers en aanbieders van openbare diensten door het verzekeren van een eerstelijnsreactie op lokale behoeften en uitdagingen, vooral bij een wereldwijde noodsituatie. Lokale gemeenschappen en hun burgers zouden hun rol, die door een toenemende globalisering en industrialisering die al te vaak gestoeld is op overmatig gebruik van beperkte hulpbronnen, in het gedrang is gekomen, weer op zich moeten nemen en belangrijke partners moeten worden om klimaatmaatregelen uit te stippelen en hun omgeving te beschermen en te herstellen.

11.

Navolgenswaardige praktijkvoorbeelden van de bestrijding van de klimaatverandering op lokaal en regionaal niveau, zoals de “Under2 Coalition” (een groep subnationale overheden die meer dan 220 deelstaten, gewesten, regio’s en gemeenten uit de hele wereld omvat), zouden moeten worden gebruikt om nuttige ervaringen toe te passen bij de ontwikkeling van klimaatbeschermingsstrategieën voor de lange termijn. Daarnaast zou de uitwisseling van ervaringen met geslaagde methoden, innovatieve benaderingen en lering die uit dergelijke initiatieven is getrokken onlosmakelijk deel moeten uitmaken van het klimaatpact.

12.

Het Comité is ingenomen met de mededelingen van de Commissie over “De EU-begroting als drijvende kracht achter het herstelplan voor Europa”, en “Het moment van Europa: herstel en voorbereiding voor de volgende generatie”, en herhaalt zijn steun voor het Europese beleid inzake klimaatneutraliteit, dat als een onmisbaar en toonaangevend beleid wordt beschouwd in het streven naar een duurzame toekomst voor Europa. In de context van de huidige pandemie moet het beleid inzake klimaatneutraliteit en territoriale veerkracht de ruggengraat worden van een klimaatneutrale herstelstrategie, waarbij ervoor wordt gezorgd dat alle middelen die in het herstel van de Europese economieën worden geïnvesteerd, ook in sterke mate bijdragen aan het versnellen van de transitie naar klimaatneutraliteit, de bescherming van de biodiversiteit en het vergroten van de territoriale veerkracht binnen de voorziene kaders.

13.

Goed ontworpen beleid ter bestrijding van de klimaatverandering kan economische kansen scheppen. Volgens de Commissie kan klimaatneutraliteit leiden tot een stijging van het bbp van de EU met 2 % in 2050, tot besparingen van ongeveer 200 miljard EUR per jaar in termen van vermeden gezondheidskosten, en tot het scheppen van een miljoen banen in de groene economie. Deze mogelijkheden zullen waarschijnlijk nog relevanter worden naarmate het verband duidelijk wordt tussen enerzijds de huidige pandemie en het risico op andere in de toekomst, en anderzijds de achteruitgang van het milieu, het verlies aan biodiversiteit en de gevolgen van de klimaatverandering. Het is dan ook een goede zaak dat in het kader van het klimaatpact de aanplant van bomen, het herstel van de natuur en de vergroening van stedelijke gebieden bij de prioritaire acties zullen horen. Ook groene infrastructuur en acties gericht op waterbesparing en een circulair watergebruik zouden daar deel van moeten uitmaken.

14.

Gelet op de buitengewone omstandigheden waarin we ons ten gevolge van de pandemie bevinden, mag geen enkele burger aan zijn lot worden overgelaten. Nu, meer dan ooit, moeten zowel de klimaatmaatregelen als de instrumenten voor herstel zowel steden als plattelandsgebieden, alsook alle economische sectoren bereiken, met bijzondere aandacht voor de traditionele productiesectoren, die het zwaarst hebben geleden onder de maatregelen die in de strijd tegen de COVID-19-pandemie zijn genomen. Het CvdR is in dit verband ingenomen met het aangekondigde renovatiegolf-initiatief, dat tot doel heeft de energie-efficiëntie van openbare en particuliere gebouwen te verbeteren en tegelijkertijd banen te scheppen en de bouwsector een impuls te geven.

15.

Lokale en regionale overheden moeten rechtstreeks toegang hebben tot Europese middelen (uit de Europese begroting alsook van andere Europese financiële instellingen zoals de EIB) voor zowel het herstel van de economische crisis die door de COVID-19-pandemie is veroorzaakt als de bestrijding van de klimaatcrisis. Meer in het bijzonder moeten aanvullende instrumenten worden opgezet, met name voor de Green Deal-projecten, die rechtstreeks toegang geven tot de EU-fondsen, zoals de EU-City Facility in het kader van het Horizon 2020-programma, de stedelijke innovatieve acties in het kader van het EFRO (artikel 8) of het toekomstige Stedelijk Europa-initiatief voor de periode na 2020 in het kader van de EFRO/CF-Verordening (artikel 10).

16.

Het klimaatpact moet er in deze context voor zorgen dat lokale en regionale overheden voor hun duurzame acties in het kader van het nieuwe meerjarig financieel kader rechtstreeks toegang tot de EU-fondsen krijgen, in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel. Het Comité pleit specifiek voor rechtstreekse toegang tot de middelen die in het CEF-kader zijn toegewezen. In dit verband zou ook 10 % van het nieuwe EFRO moeten worden bestemd voor duurzame stedelijke ontwikkeling. Het beleid voor klimaatneutraliteit zou moeten worden ontwikkeld met een eigen begroting binnen het toekomstige MFK, vergelijkbaar met het landbouw- of regionaal beleid, en steden en regio’s die voor groen herstel kiezen zouden rechtstreeks toegang tot de middelen moeten krijgen.

17.

De missieraad van “klimaatneutrale en slimme steden” in het kader van Horizon Europa concludeert terecht dat 100 Europese steden verder moeten worden ondersteund en aangemoedigd bij hun systemische transformatie naar klimaatneutraliteit in 2030, door gebruik te maken van middelen van zowel Horizon Europa, de Europese structuur- en investeringsfondsen, het Fonds voor een rechtvaardige transitie, de belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang, InvestEU als andere EU-instrumenten.

18.

Het CvdR en de EIB moeten daarbij hechte partners van leden van het klimaatpact zijn en de Commissie steunen om het platform geschikt en toegankelijk te maken voor alle lokale en regionale overheden, ongeacht hun omvang, geografische situatie of sociaal-economische context.

19.

De Commissie wordt verzocht de aandachtsgebieden te heroverwegen om het klimaatpact en de klimaatneutrale herstelstrategie op elkaar af te stemmen. Het klimaatpact moet gericht zijn op een breder scala aan acties, afhankelijk van de projecten die klaar zijn voor uitvoering en de specifieke behoeften van de verschillende lokale gemeenschappen.

20.

De ondertekenaars van het Burgemeestersconvenant hebben in hun actieplannen voor duurzame energie en klimaat een indrukwekkende reeks acties opgenomen die onmiddellijk kunnen worden gefinancierd en uitgevoerd. Tal van andere klimaat- en milieu-gerelateerde samenwerkingsverbanden van lokale en regionale overheden en individuele lokale en regionale overheden hebben soortgelijke plannen die voor hetzelfde doel in overweging kunnen worden genomen. Het CvdR is bereid om de ontwikkeling van dit initiatief verder te ondersteunen en samen met de Europese Commissie en het bureau van het Burgemeestersconvenant te werken aan een krachtige politieke ondersteuning en een sterkere verankering van het convenant in de nationale energie- en klimaatkaders.

21.

Lokale en regionale overheden zijn voorstander van een ambitieuze overgang naar schone, betaalbare en continu geleverde energie. Het CvdR stelt dan ook voor om in het kader en met de instrumenten van het klimaatpact een permanente Green Deal-dialoog op meerdere niveaus met lokale en regionale overheden en andere belanghebbenden te bevorderen.

22.

Met toegankelijkheid van schone energie wordt ingespeeld op twee cruciale uitdagingen: de energie moet concurrerend zijn in prijs en gemakkelijk beschikbaar zijn; en terwijl de technische ontwikkeling de kostenkloof met andere energiebronnen verkleint, zijn lokale en regionale overheden van cruciaal belang om een vlotte toegang tot de juiste infrastructuur te faciliteren. Er is dan ook behoefte aan versnelde toegang tot financiële steun voor lokale en regionale overheden die zich inzetten voor maatregelen tot beperking van en aanpassing aan de klimaatverandering; het klimaatpact zou moeten helpen inzicht te krijgen in de belangrijkste behoeften van lokale en regionale overheden in verschillende omstandigheden en op basis van hun ervaring de juiste instrumenten moeten ontwikkelen voor ondersteuning door de EU. In dit verband is het CvdR bereid samen te werken met de Commissie en de lokale en regionale overheden aan concrete acties en initiatieven om de toegang tot schone energie in de hele EU te verbeteren.

23.

Voorgesteld wordt om het klimaatpact o.a. vooral te richten op het renovatiegolf-initiatief, dat een van de sleutelelementen voor een duurzaam herstel kan zijn, zoals aangekondigd in de Commissiemededeling over “Het moment van Europa: herstel en voorbereiding voor de volgende generatie”. Op dit gebied is het met name van belang gezamenlijke initiatieven van de openbare en de particuliere sector te ontplooien. Lokale en regionale overheden bevinden zich in een sleutelpositie om de burgers te informeren over de voordelen en bestaande steuninstrumenten voor de renovatie van hun huizen. Zij kunnen het goede voorbeeld geven, lokale bedrijven met de nodige expertise op verschillende niveaus met elkaar in contact brengen en ondersteunen, en instrumenten ontwikkelen om toegang te krijgen tot nationale of Europese financiële steun. Voorts hebben lokale en regionale overheden een voorbeeldfunctie bij de renovatie van openbare gebouwen en met name de bevordering van de energierenovatie van sociale woningen en andere woningen die eigendom zijn van de overheid.

24.

Aangezien lokale en regionale niveaus aan het begin (regio’s met een biogebaseerde economie) en aan het einde van een duurzame en circulaire economie (afvalbeheer, recycling) staan, moeten zij worden betrokken bij de ontwikkeling van het desbetreffende beleid en de uitvoering ervan. Om deze reden, en vanwege het bijzondere belang van deze kwesties voor burgers en bedrijven, kan het klimaatpact worden gebruikt om de aandacht te vestigen op de concrete gebieden die steun behoeven.

25.

Voorts moet er een permanent mechanisme voor dialoog tussen de Europese Commissie en het Europees Comité van de Regio’s over het renovatiegolf-initiatief komen.

26.

De Europese instellingen moeten lokale en regionale overheden bij de verwezenlijking van de doelstelling van klimaatneutraliteit en ook met het oog op de bestrijding van de economische crisis helpen om het openbaar vervoer in 2030 geëlektrificeerd of op een andere manier duurzaam gemaakt te hebben.

27.

Gezien de reikwijdte van de bevoegdheden van lokale en regionale overheden zijn, naast duurzame mobiliteit, ook energie-efficiëntie in gebouwen, hernieuwbare energie, circulaire economie (waaronder de circulariteit van water en afval), stimulering van verantwoorde en duurzame consumptie, herstel van de natuur en de biodiversiteit, ontwikkeling van groene en blauwe infrastructuur in met name stedelijke gebieden en de bevordering van duurzaam, gastvrij en inclusief toerisme de belangrijkste beleidsterreinen die in het kader van het EU-klimaatpact aan bod moeten komen. Samen met hun potentieel om de uitstoot van broeikasgassen terug te dringen, zullen zij mogelijkheden bieden voor het scheppen van nieuwe, hoogwaardige banen, RDI-ontwikkeling en verbetering van de gezondheid en het welzijn van de burgers, en impliciet ook een verlaging van de gezondheidskosten in de EU. Daarnaast moet rekening worden gehouden met uitdagingen in verband met de verbetering van de waterretentie, minder waterverbruik en de ontwikkeling van gebieden ter bescherming van de biodiversiteit.

28.

De toepassing van groene criteria bij overheidsopdrachten en de koppeling van de beschikbare financiering aan de reductie van broeikasgassen zullen belangrijke stimulansen zijn en bijdragen aan de noodzakelijke verschuiving van het economische model dat de doelstellingen van de Green Deal moet bevorderen. In die zin moet het klimaatpact voorzien in specifieke acties ter ontwikkeling van de relevante criteria en metingen, alsook in ondersteuning van lokale en regionale overheden (ook kleinere, waar de complexiteit van de aanbestedingswetgeving vaak een ernstige belemmering vormt voor investeringen) bij de toepassing ervan, waarbij er bij de EU en de nationale overheden op moet worden aangedrongen om de regels te vereenvoudigen, waar nodig technische assistentie te verlenen, en relevante criteria en eisen inzake ecologisch ontwerp te ontwikkelen. De EU, de lidstaten en de regio’s/gemeenten worden ertoe aangespoord om op hun respectieve overheidsniveau vrijwillige afspraken ter vermindering van de uitstoot van broeikasgassen te maken en verder te ontwikkelen. Het Europees klimaatpact zou hiervoor een ondersteunend kader kunnen bieden.

29.

Uit een toenemend aantal studies blijkt dat er een verband bestaat tussen gezondheid en milieubescherming (2), waaronder vermindering van luchtvervuiling. De Commissie zou dan ook de gezondheidsdimensie in het Green Deal-kader moeten opnemen, te beginnen met de ontwikkeling van een Europese strategie voor gezondheid, milieu en klimaatverandering die vergelijkbaar is met de strategie van de Wereldgezondheidsorganisatie (3). Het klimaatpact moet in het kader van de contacten met burgers en het maatschappelijk middenveld een belangrijk instrument zijn om hen bewuster te maken van dit verband en een draagvlak te creëren om deze dimensies in de betreffende beleidsvorming op alle niveaus mee te nemen.

30.

In het kader van de EU-waterstofstrategie voor een klimaatneutraal Europa (COM(2020) 301 final) stelt het CvdR voor dat het klimaatpact ook de ontwikkeling van een waterstofeconomie in regio’s en steden ondersteunt, waarbij gebruik wordt gemaakt van groene waterstof op basis van hernieuwbare energie (zie CvdR 2020/549).

31.

Het Comité dringt er bij alle EU-instellingen en lidstaten op aan om te blijven werken aan een ambitieuze reeks nieuwe, op nationaal niveau vastgestelde bijdragen. Het wijst er ook nogmaals op dat het belangrijk is om lokale en regionale overheden van de EU bij dit proces te betrekken door een systeem van lokaal bepaalde bijdragen ter aanvulling van de NDC’s in het leven te roepen, en een sterker verband te creëren tussen de lokale/regionale, nationale en Europese ambitie, op basis van de werkzaamheden die in het kader van het mondiale Burgemeestersconvenant worden verricht. Het klimaatpact zou in dit opzicht een krachtig instrument kunnen zijn.

32.

Digitale technologieën spelen een cruciale rol bij de opbouw van een veerkrachtigere samenleving en houden mogelijkheden in voor een algemene positieve impact op de emissiereductie en het economisch herstel. De overgang naar klimaatneutraliteit en een duurzame digitale transitie zouden dan ook sterker moeten worden geïntegreerd en het klimaatpact kan een instrument zijn om de mogelijke synergieën tussen beide te bekijken en verder te onderzoeken, mede op basis van de recente ervaringen van lokale en regionale overheden in het kader van de noodsituatie op gezondheidsgebied.

Bewustmaking en capaciteitsopbouw

33.

Aanpassing aan de klimaatverandering is essentieel voor de opbouw van veerkrachtige gebieden en de vermindering van de jaarlijkse verliezen ten gevolge van de klimaatverandering. Er moeten in dit verband dan ook een aantal krachtige maatregelen worden genomen ter verbetering van de capaciteit van lokale en regionale overheden om het aanpassingsbeleid uit te voeren, te beginnen met duurzame financieringsstrategieën en acties voor versterkte capaciteitsopbouw. Essentieel is verder dat de vooruitgang kan worden gemeten die klimaatinvesteringen op stedelijk en regionaal niveau opleveren. Hierover zijn momenteel weinig gegevens voorhanden. Bij de Commissie wordt erop aangedrongen om met deze aspecten rekening te houden bij het opstellen van de nieuwe EU-aanpassingsstrategie en om deze te koppelen aan het klimaatpact.

34.

Lokale en regionale overheden spelen een sleutelrol bij de aanpak van de voedselproductie en het grondbeheer. Betere voedingstrends kunnen worden aangemoedigd door middel van onderwijs, catering en overheidsopdrachten. Bij een duurzamere voedselproductie moet ook rekening worden gehouden met de aldus gegenereerde werkgelegenheid alsook het vervoer en de verpakking van goederen. De opname van de landbouwsector in de regeling voor de handel in emissierechten moet de bijdrage van deze sector als koolstofput beter weerspiegelen.

35.

Met betrekking tot duurzaamheid als concept moet rekening worden gehouden met het belang van grondgebruik en -beheer. Landbouwers en vissers spelen in dat verband een belangrijke rol in dunbevolkte, afgelegen en geïsoleerde gebieden. Lokale en regionale overheden moeten de vestiging van nieuwe burgers in plattelandsgemeenschappen vergemakkelijken. Een en ander kan een instrument zijn om demografische druk op steden te voorkomen, openbare diensten en de kosten ervan te rationaliseren, duurzaam gebruik van grond te bevorderen en vervoersgerelateerde emissies te beperken; dit vereist bijstand en gerichte financiering voor het creëren van de infrastructuur die nodig is voor werken op afstand, alsook voor mobiliteit, digitalisering (toegang tot lokale consumenten en voor het op de markt brengen van producten), sociale en gezondheidsdiensten.

36.

Beleid voor rampenrisicovermindering in verband met de klimaatverandering zal een steeds relevantere rol spelen. Er moet steun komen voor lokale en regionale overheden om een beter inzicht te krijgen in dit beleid en het te koppelen aan een versterking van de algemene veerkracht van hun gebieden en hun vermogen om noodsituaties het hoofd te bieden.

37.

Lokale en regionale overheden krijgen moeilijk toegang tot financiering, wat het absorptiepercentage van de EU-fondsen ondermijnt. Het klimaatpact moet deze kloof overbruggen door alle bestaande steun te bundelen om lokale en regionale overheden te helpen hun weg te vinden in de EU-fondsen, en moet voor hen de ontbrekende informatie aanvullen. Al deze informatie moet in alle EU-talen worden verstrekt en gebruikersvriendelijk zijn.

38.

Onderwijs moet een centrale rol spelen bij de totstandbrenging van een nieuwe cultuur op het gebied van milieu- en klimaatbescherming, die gepaard zal gaan met aanzienlijke maatschappelijke veranderingen. Het klimaatpact zou in dit verband in samenwerking met lokale en regionale overheden initiatieven kunnen bevorderen die gericht zijn op openbare, gemeentelijke en particuliere onderwijsinstellingen en informatieverstrekkers, met name scholen en de Europe Direct-informatiecentra (EDIC’s), om hen in staat te stellen deze nieuwe cultuur tot stand te brengen. Deze initiatieven moeten worden gekoppeld aan een sterke impuls tot digitalisering, die in deze tijd een cruciaal onderwijsinstrument blijkt te zijn.

39.

Het Comité erkent de uitmuntendheid van Europese universiteiten en onderzoekscentra en verzoekt de Commissie deze te betrekken bij het klimaatpact als relevante bronnen van kennis en als potentiële sterke bondgenoten bij het creëren van een doeltreffend platform voor capaciteitsopbouw, en hen aan te moedigen om in coördinatie met lokale en regionale overheden gezamenlijke proefprojecten op te zetten die bevorderlijk zijn voor de besluitvorming en de uitwisseling van goede praktijken.

Aanzwengelen van maatregelen en versterken van multilaterale samenwerking

40.

Het initiatief van het Burgemeestersconvenant en andere vormen van samenwerking op het gebied van klimaat en energie waarbij lokale en regionale overheden zijn betrokken moeten worden verfijnd en verder worden versterkt, zodat het de belangrijkste instrumenten van het klimaatpact worden om lokale actie op gang te brengen. Grotere betrokkenheid van burgers, relevante ngo’s, bedrijven, onderzoeksinstellingen en universiteiten moet daarbij worden ondersteund, in een streven naar een viervoudige-helixbenadering.

41.

Het is van strategisch belang om de nationale en regionale duale beroepsopleidingsstelsels te koppelen aan de verwezenlijking van de doelstellingen van de Europese Green Deal, in nauwe samenwerking met de actoren van het basisonderwijs, het hoger onderwijs en de onderzoekswereld, als beste manier om de vaardigheden van werknemers te actualiseren en af te stemmen op de behoeften van ondernemingen die zich inzetten voor de strijd tegen de klimaatverandering.

42.

Hoewel tal van op steden en regio’s gerichte EU-initiatieven in het kader van de Green Deal relevant zijn, is het CvdR niettemin van mening dat lokale en regionale overheden er onvoldoende gebruik van maken omdat een duidelijk overzicht van alle bestaande mogelijkheden, alsook van de kenmerken en belangrijkste doelstellingen ervan ontbreekt. Het klimaatpactplatform zou voor een dergelijk overzicht moeten zorgen, lokale en regionale overheden moeten ondersteunen bij de keuze van de initiatieven die het best bij hen passen en een geleidelijk stappenplan in de richting van klimaatneutraliteit moeten voorstellen, met een zo toegankelijk mogelijk communicatie- en informatieaanbod voor lokale en regionale overheden, zodat de maatregelen in de gemeenten en regio’s snel kunnen worden geïmplementeerd; het Burgemeestersconvenant en andere vormen van samenwerking op het gebied van klimaat en energie waarbij lokale en regionale overheden zijn betrokken zouden de spil van dit systeem kunnen zijn.

43.

Er zij gewezen op de eerder door het CvdR geformuleerde standpunten, met name de invoering van het concept “digitale cohesie” als drijvende kracht achter een betere integratie van alle EU-burgers, in combinatie met specifieke en gerichte programma’s om de digitale vaardigheden te vergroten en het beleid te monitoren en aan te passen. Slimme stadsprojecten moeten een goede basis vormen voor grootschaligere projecten inzake capaciteitsopbouw die flexibel genoeg zijn om zich aan te passen aan verschillende situaties.

44.

Peer-to-peer-leren speelt een centrale rol in een doeltreffende en pragmatische aanpak van de uitvoering van de Green Deal: partnerschappen en inventarissen van goede praktijken, bijv. via initiatieven zoals het Burgemeestersconvenant, kunnen een krachtig instrument zijn om lokale en regionale overheden te helpen hun klimaatneutrale beleid een nieuwe impuls te geven zonder van nul af aan te hoeven beginnen.

45.

Lokaal bestaat er een schat aan ervaring met het gezamenlijk creëren van beleidsoplossingen, het opzetten van burgervergaderingen, het stimuleren van burgerdialogen en het bevorderen van participatieve budgettering. Deze ervaringen vormen een solide bron van inspiratie over hoe mensen direct betrokken kunnen worden bij het formuleren en verwezenlijken van ambitieuze klimaatdoelstellingen. Het klimaatpact moet voortbouwen op lokale inzichten door lokale en regionale overheden in te zetten als facilitators voor een brede waaier van lokale belanghebbenden en burgers.

46.

De meeste lokale projecten voor energietransitie en klimaatbescherming hebben niet de omvang die door grote financiële instellingen als optimaal wordt beschouwd. Het klimaatpact zou een instrument kunnen creëren waarmee lokale en regionale overheden partners kunnen vinden en deze projecten kunnen bundelen om aldus toegang te krijgen tot alle financieringsmogelijkheden.

47.

Publiek-private samenwerking biedt aanzienlijke mogelijkheden om de klimaatneutrale transitie te financieren maar deze aanpak vormt voor veel lokale en regionale overheden nog steeds een uitdaging. Er moet meer begeleiding en steun in die zin worden geboden om ervoor te zorgen dat alle overheden deze kans optimaal kunnen benutten.

48.

De aanpak van de klimaatcrisis vergt een drastische verandering van onze gewoonten als burgers en consumenten. In deze context moet de rol van alle burgers als actieve belanghebbenden ten volle worden erkend en moeten zij meer zeggenschap krijgen via een participatieve aanpak, zoals bijv. in de “living lab”-experimenten of met microsubsidies voor de uitvoering van kleinschalige projecten dicht bij huis samen met lokale gemeenschappen en ngo’s. Het streven om van consumenten prosumenten te maken moet worden aangemoedigd en op alle niveaus met passende financiële middelen worden ondersteund. Voorts moet de betrokkenheid van burgers worden bevorderd door gebruik te maken van innovatieve technologie, zoals slimme meters of gespecialiseerde smartphoneapplicaties. De rol van lokale en regionale overheden zal in dit verband essentieel zijn.

De rol van het CvdR

49.

Het CvdR verbindt zich ertoe om via zijn werkgroep Green Deal Going Local de inspanningen van lokale en regionale overheden bij de uitvoering van de Green Deal te bevorderen en op elkaar af te stemmen, ervaringen uit te wisselen en te zorgen voor een vlotte coördinatie van de activiteiten op het gebied van de Green Deal en de Green Recovery met de Europese Commissie en andere partners.

50.

De nationale verenigingen van lokale en regionale overheden worden uitgenodigd een actieve rol te spelen als partners van het CvdR en de Commissie bij de activiteiten in het kader van de Green Deal. Met het oog daarop kunnen informatiepunten voor het klimaatpact op het passende niveau worden opgericht om de informatie en de initiatieven rond de Green Deal bekend te maken en ervoor te zorgen dat deze alle belanghebbenden bereiken.

51.

Het CvdR is van plan het CoR4Climate Pact te lanceren om dit belangrijke initiatief verder te ondersteunen. Dit project omvat onder meer de aanwijzing van Green Deal-ambassadeurs. Mede gelet op de rol van de Green Deal als katalysator van het sociaal en economisch herstel na de COVID-19-crisis zijn zij bedoeld als aanspreekpunten voor informatie en verspreiding van goede praktijken in verband met de Green Deal. Het project zou ook een impuls moeten geven aan de communicatie over de Green Deal, zowel naar het grote publiek, via de CvdR-website, als intern naar de CvdR-leden toe: deze communicatie zou de meest relevante informatie moeten bevatten die de lokale en regionale overheden nodig hebben om hun lokale Green Deal te lanceren, met inbegrip van de financieringsmogelijkheden. Tot slot zal het CoR4Climate Pact een gelegenheid zijn om de balans op te maken van de toezeggingen die CvdR-leden in het kader van de Green Deal hebben gedaan, en om peer-to-peer-leermogelijkheden te bevorderen.

52.

Voorgesteld wordt een forum voor groen herstel op te richten waar de Europese Commissie, lokale en regionale overheden en andere belanghebbenden samen kunnen werken aan klimaatmaatregelen. Dit forum zou kunnen worden geïntegreerd in een door de Commissie en het CvdR gezamenlijk te beheren digitaal klimaatpactplatform.

53.

Het Comité steunt de tenuitvoerlegging en integratie van de “groene eed” om geen schade te berokkenen in de agenda en de richtsnoeren van de Commissie voor betere regelgeving. Beleidssamenhang en betere regelgeving zijn essentieel voor efficiënte en tijdige wetgeving die een echte meerwaarde voor de burgers oplevert. Het is dan ook van belang dat burgers, belanghebbenden en alle bestuursniveaus kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van de juiste wetgeving voor het juiste doel. De toolbox en de richtsnoeren voor betere regelgeving moeten worden ingezet met het oog op de doelstelling van klimaatneutraliteit.

54.

Het klimaatpact biedt een uitstekende gelegenheid om het beginsel van actieve subsidiariteit ten uitvoer te leggen, aangezien de doelstellingen van het pact grotendeels samenvallen met het belangrijkste doel van de actieve subsidiariteitsbenadering: het ontwikkelen van een inclusieve en constructieve manier van werken waarbij het potentieel van het meerlagige democratische governancekader van de Unie ten volle wordt benut.

55.

De EU moet wereldwijd het voortouw nemen in de strijd tegen de klimaatverandering en moet haar buurlanden en andere grote vervuilers aanzetten tot ambitieuze normen en doelstellingen. In dit verband zij gewezen op de initiatieven van het CvdR, zoals de Conferentie van regionale en lokale overheden van het Oostelijk Partnerschap (Corleap), de Euromediterrane vergadering van regionale en lokale overheden (Arlem) en decentrale samenwerking waaronder het Nicosia-initiatief inzake samenwerking met Libische burgemeesters, die gebruik zouden kunnen maken van de instrumenten en methoden die in het kader van het klimaatpact moeten worden ontwikkeld om lokale en regionale overheden van de buurlanden te ondersteunen bij de uitwisseling, goedkeuring en toepassing van goede praktijken voor een duurzamere en groenere economie.

56.

Gezien de cruciale rol van de ESI-fondsen voor de tenuitvoerlegging van de Green Deal is het Comité van mening dat via het klimaatpact een dialoog met de beheersautoriteiten op gang moet worden gebracht om ervoor te zorgen dat zij zich ten volle bewust worden van de bestaande mogelijkheden in die zin. Het CvdR is bereid met de Commissie samen te werken om het bewustzijn en de capaciteiten van de beheersautoriteiten voor de planning en de besteding van deze middelen te vergroten, teneinde via een groene en rechtvaardige transitie tot klimaatneutraliteit te komen.

Brussel, 14 oktober 2020.

De voorzitter van het Europees Comité van de Regio's

Apostolos TZITZIKOSTAS


(1)  Zie bijvoorbeeld lokale klimaatpacten in steden als Stockholm, Rotterdam, Amsterdam en Nantes.

(2)  https://www.eea.europa.eu/themes/human

(3)  https://www.who.int/phe/publications/global-strategy/en/


Top